W E R K D O C U M E N T
ENKELE VERANDERINGEN IN HET GRONDGEBRUIK ROND DE STATIONS VAN HILVERSUM, GOUDA EN AMERSFOORT door D. van der Harst
maar t
-
-
7
., " 9 I E N S T
5210
V O O R
D E
I J S S E L M E E R P O L D E R S
S M E D - I N G H U I S -
L E L Y S T A D
INHOUD
Blz.
HET KADER EN DE VERANTWOORDING VAN DE KEUZE VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP
5
1.
INLEIDING
7
1.1.
Inleiding
7
1.2.
Almere
8
-Inleiding - - - - - -in- -hef s w g r p - Z t ~ t y g L -a n-Almere Doelstellingen -Tl?j7&-betreffende_he -------t - v e r k n vervoersys -teem ---mede in-verbandIhi-eke---de Io2aLig van - be= -en v i g h ~ i < , - v g o ~ z L e n i n g e n - e~ogngebi+n c -dDer ~uTtwerking van de-dgeis+lingen z i ket ~ st%--tuurplan - - - -voor ie-orngeving 3 een 5tatLo~:de
-Hilversum ---Amers - - -f ~ -Gouda -
-
theoretische noties
t
Eindconclusie DE ROL VAN DE GEMEENTELIJKE OVERHEID Inleiding Inleiding Doelstellingen van de gemeentelijke overheid met betrekking tot het onderzoeksgebied
De ingezette instrumsnten De effectiviteit van de ingezette instrumenten: de relatie tussen de gemeentelijke doeleinden en de in de periode 1970-80 opgetreden functionele en artefaktiele veranderingen in het stationsgebied
-Amersfoort ---Inleiding Doelstellingen van de gemeente Amersfoort met betrekking tot het onderzoeksgebied De ingezette instrumenten de effectiviteit van de ingezette instrumenten: de relatie tussen de gemeentelijke doeleinden en de veranderingen in het stationsgebied
-Gouda -Inleiding Doelstellingen van de gemeente Gouda met betrekking tot het stationsgebied De ingezette instrumenten De effectiviteit van de ingezette instrumenten: de relatie tussen de gemeentelijke doeleinden en de veranderingen in het stationsgebied Conclusie DE UITKOMSTEN VAN HET ONDERZOEK IN HET PERSPECTIEF VAN DE PLANNINGSITUATIE IN ALMERE Inleiding Cmtrent het belang van de stationslocatie voor in de nabijheid van het station gevestigde bedrijven 5.3.
Implicaties voor de ruimtelijke planning van de stationsomgevingen in Almere
5.4.
Verder onderzoek
Bijlagen: 1. Literatuuropgave 2. Fonnulier bedrijvenenquete Lijst van geenqusteerde bedrijven
HET KADER EN DE VERANTWOORDING VAN DE KEUZE VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP Het voor u liggende rapport is een'scriptie in het kader van de planologie-opleiding aan de V.U. Deze scriptie is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd bij het Projectbureau Almere (P.B.A.) van de Rijksdienst IJsselmeerpolders (R.IJ.P.1, als stage-verlenende instantie. De probleemstelling zoals geformuleerd door het P.B.A. richtte zich op It recente - en in de toekomst te verwachten - veranderingen in het grondgebruik in de binnensteden (van middelgrote steden)." Deze studie zou bouwstenen moeten aandragen voor de nu en in de toekomst aan te brengen flexibiliteit in de plannen voor de centra van de (5) kernen van Almere, om zodoende in zowel programmatische als stedebouwkundige opzet in te kunnen spelen op onvoorziene en pas in latere termijn verwachte ontwikkelingen. 'A1 spoedig bleek dat het onderwerp te complex zou zijn, en derhalve te veelomvattend om in een stage-onderzoek van 2 4 maanden te behandelen. Na een beoordeling van het P.B.A. van de belangrijkheid van en de kennis over de verschillende deelgebieden in en nabij de (geplande) centra van Almere werd besloten tot een ruimtelijke inperking van het onderzoek tot het gebied rondom de (in 1987 in werking tredende) N.S. stations in Almere. De analyse van ruimtelijke en functionele veranderingen bleef de invalshoek van waaruit de studie van het stationsgebied aangepakt werd; het aandragen van bouwstenen voor het voeren van een verantwoord faserings- en ruimtelijke ordeningsbeleid bleef de opdracht. Als methode van onderzoek werd gekozen de "case-study9',waarbij in een aantal middelgrote stedeneenzoveel mogelijk gekwantificeerd beeld gegeven wordt van: 1. recentelijke veranderingen in: a. de functionele samenstelling van de stationsomgeving en b. de ruimtelijke vormen en inrichting van het stationsgebied; 2, de invloed van het station (sec) op deze ontwikkelingen; 3, de rol die de gemeenten hebben gespeeld bij de veranderingen.
,
1. INLEIDING 1.I. Inleiding
.
Tegelijk met het toenemend gebruik dat (sinds 2 1978) van de trein wordt gemaakt, zien we de laatste jaren dater z w e l in het stationsgebouw als in de omgeving van het station grootscheepse veranderingen aangebracht worden. Het meest spectaculaire voorbeeld van veranderingen in station en stationsomgeving is in Nederland het overdekte winkel- en werkcentrum Hoog Catharijne, dat vastgebouwd is aan het C.S. Utrecht. Een voorbeeld van een stationsgebouw "nieuwe stijl" is Den Haag C.S., dat naast (of. liever gezegd boven) de specifieke N.S. functies ook kantoren en winkels in zich bergt. De kwestie van ontwikkelingen in en nabij het station is echter niet alleen actueel in de grote steden, ook in veel middelgrote steden treden(alhoewe1 op kleinere schaal) veranderingen op in station'en stationsomgeving of dienen deze zich aan. Als voorbeelden kunnen genoemd worden: Maastricht, Tilburg, Groningen, Helmond, Zaandam en Nijmegen (N. Berkers e.a., 1980, p 261). Behalve de visueel waarneembare veranderingen in de ruimtelijke omgeving, zoals nieuwbouw en sloop van gebouwen en woningen, tre'den er ook in de samenstelling van de functies die in het gebied gevestigd zijn veranderingen op. ' In een groot aantal steden zijn het vooral de kantoorfunctie en/of de .winkel- en horecafunctie die in het stationsgebied toenemen (N. Berkers e.a., p 271). Gnvoldoende is evenwel onderzocht in hoeverre de in vele Nederlandse steden geconstateerde (maar nauwelijks diepgaand geanalyseerde) veranderingen rondom stations te koppelen zijn aan de nabijheid van het station, als zijnde een belangrijk knooppunt van openbaar vervoer. Berkers e.a. (1980, p 271) verklaren de ontwikkelingen die zich rondom stations voordoen uit de (beperkte) mogelijkheden die er in de binnensteden zijn om nieuwbouw te realiseren. Vlakbij de binnenstad gelegen gebieden die een aantal gunstige vestigingsfactoren hebben (zoals de bereikbaarheid per openbaar vervoer in stationsgebieden) -enwaar de bouw niet belemmerd wordt door vigerende of in ontwikkeling zijnde bestemmingsplannen (zoals de situatie is i n ~ e e 1 s t a t i o n s ~ e b i e d e n ) ' w o r d e dan n interessant voor bedrijven, beleggers , projectontwikkelaars e.d. Het voor u liggende onderzoek probeert naast het geven van een zoveel mogelijk gekwantificeerd beeld van recent optreden veranderingen (20we1 wat betreft vorm als functie) in een aantal middelgrote steden, de aanwezigheid van het station als verklarende factor bij de geconstateerde veranderingerte belichten. Daarnaast zal ook de rol die de gemeenten spelen bij het stimuleren, sturen of inperken van veranderingen zo veel mogelijk aandacht krijgen. Belangrijk in dit verband is de vraag of de geconstateerde veranderingen een gevolg zijn van een doelgericht beleid van de gemeente t.0.v. het stationsgebeuren; en zo ja welke instrumenten heeft de gemeente ingezet om de gestelde doelen te bereiken. De uitkomsten van dit onderzoek zullen er hopelijk toe bijdragen dat de ruimtelijke en functionele inrichting van de stationsgebieden in Almere (nu en in de toekomst) realistisch en net het oog op het functioneren van het station zal geschieden.
1.2. Almere Dit stage-onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke planning van Almere, in het bijzonder aan de vormgeving en inrichting van de gebieden rondom de stations in Almere-Stad en in Almere-Buiten. De doelstellingen in de plannen van Almere betreffende het openbaar vervoer en de stedebouwkundige inrichting van de gebieden rondom knooppunten van openbaar vervoer hebben deze studie, qua keuze van de cases en van de variabelen in het ruimtelijk onderzoek, in sterke mate vormgegeven. In deze paragraaf staan de doelstellingen (zoals vermeld in het Ontwerp Structuurplan Almere) dan ook centraal. Naast een korte inleiding over de opzet van Almere is tevens een voorbeeld van de (voorlopige) uitwerking van de doelstellingen in een ruimtelijk plan - te weten de aankleding van de omgeving van het C.S. Almere (in Almerestad) - opgenomen. .
.
1.2.1 Inleiding --December 1980 wonen er 2 11.000 mensen i n Almere, 2 10.000 in AlmereHaven, de eerste en reeds half afgebouwde woonkern, en + 1.000 in ; Almere-Stad, de toekomstig grootste kern met in 2000 2 y0.000 inwoners. In 1981 zullen de eerste woningen in de derde kern, Almere-Buiten, gebouwd gaan worden. Nadat ook de vierde en vijfde kern gerealiseerd zijn, zal Almere rond 2000 een stad van 150'- 250 inwoners zijn. ~tedebouwkundi~ is Almere opgezet als een samenhangend (en niet: ruimtelijk aaneengesloten) stedelijk gebied, dat bestaat uit meerdere woon-. kernen van ongelijke grootte, met daartussen een continue groene ruimt'e. De bedrijvigheid is in Almere zoveel mogelijk geilntegreerd met de woonfunctie. Spreiding van de bedrijvigheid over de kernen is een belangrijke doelstelling. Een belangrijk uitgangspunt voor de ruimtelijke' structuur tenslotte is de spoorlijn van ~msterdamlBussumnaar Lelystad, de Flevolijn. In Almere zijn 5 stations gepland: 3 in Almere-Stad en 2 in Almere-Buiten (zie fig. 1). 1.2.2. z l s t ellingen-iz --&et OnLwerp-st~uct~plan - - -~ l ~ e - ( G / 8 1beef: fende het verkgers: en-vgrvo~rssys4eem-ez mege-ifl verband higr: mee - de locgtie-~ a n - b e d ~ i i v ~ g h e ~ d ~ ~ r ~en-woo~ggbie~ ieninge~ den --
-- -- -- -- -
=
1. Prioriteit aan het zich te voet, per fiets enper openbaar vervoer. '(o.v.) verplaatsen, i.e. binnen en tussen de kernen van Almere . prioriteit aan respectievelijk de voetganger en de fietser, en het busvervoer; voor het verkeer van en naar Almere de hoogste prioriteit aan het railverkeer. 2. De grootst mogelijke aandacht aan de bereikbaarheid van de arbeids--. plaatsen (door beroepspersonen) en bedrijven (door goederentransport en zakenrelaties): 2.1. bedrijven in Almere moeten (indien zij daar behoefte aan hebben) uit een regionaal arbeidspotentieel kunnen putten; 2.2. regionale keuzevrijheid m.b.t. arbeidsplaatsbezetting door Almerenaren; 2.3. het minimaliseren van de woon - werkafstand; 2.4. optimale benutting van de verkeersinfrastructuur, transportmiddelen en ruimte; 2.5. bedrijven met specifieke locatie-eisen in verband brengen met rijkswegen, kanalen, spoorlijn.
Uitgangspunten voortvloeiend uit de bovenstaande doelstellingen: ad 1. Orientatie van zowel woongeb.ieden als werkplaatsen op het o.v.: 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen dienen binnen 400 meter van een locale O.V. halte te liggen; in de invloedsgebieden van spoorweghaltes moeten hoge dichtheden worden gerealiseerd (ten einde het gebruik dat van de trein gemaakt zal worden zo groot mogelijk te doen zijn); ad 2. Bedrijven met een groot rekruteringsgebied, en/of met werkrelaties die de nabijheid van een knooppunt van lokaal en interlokaal O.V. wenselijk maken (zoals een verzorgingsfunctie voor geheel Almere of voor een groter gebied; veel zakelijke contacten), en/ of met een groot aantal werknemers gecombineerd met een klein ruimtegebruik per werknemer, zo veel mogelijk localiseren in de nabijheid van een station. Randvoorwaarde: een zodanige locatie van bedrijven bevorderen, dat de doelstellingen van het bedrijfsleven, noch die van andere functies worden gesuboptimaliseerd of bij realisering elkaar nadelig beinvloeden. 1.2.3. ge-uit~erking vag ie-dgelsrellingen xiL.@ s - t ~ u ~ t ~ u pin-een. ~ag cJe-ozgeving eeg ~ t ~ t i o ~ : -direct2 de gmz -ruimteliikql~n-v~o~ --geving-van - -het-Centraal - - - - Station innA1rnere-ztadl In de R. 1J.P. nota Centrumontwikkeling Almere-Stad (1979) worden de centrumprojecten voor de periode 1982-87 opgesomd. Enkele van deze projecten krijgen nadrukkelijk een locatie in de nabiiheid van het C.S. In het R.1J.P. werkdocument "Het C.S. van Almere-Stad- haar directe omgeving" (1979) worden deze projecten nader gespecificeerd en gekwantificeerd. T.a.v. de functies die binnen de directe invloedssfeer van het station" een plaats dienen te krijgen, wordt in deze "programmatische notitie" een onderscheid gemaakt tussen de functies die: a. de verkeersfunctie van het station (incl. het naastgelegen regionale en locale busstation) ondersteunen en uitbouwen; b. een duidelijke inleiding vormen tot het nabijgelegen hoofdcentrum van Almere. De volgende functies worden in dit verband genoemd: 1. verzorgingsfuncties:-winkels (in totaal + 10.000 m2 bruto vloeroppervlak daarvan dienen voor voedselaankopen 1.500 m3 en voor overige routine-aankopen 1.000 m 2' direct aan het station gekoppeld te zijn); - een vergader-/congrescentrum (+ 5.000 m2 vloeropperv1ak):de locatie van deze functie is zowel uit oogpunt van de bereikbaarheid middels O.V. als de nabijheid van het hoofdcentrum, gekozen; - een hotel ( + 10.000 m2 vl~ero~pervlak):de locatie van deze functie is in sterke mate bepaald door de situering van het vergadercentrum in de nabijheid); - overige horeca-voorzieningen (+ 1.500 m2 vloeroppervlak): functies,ad a; : - wooncomplex (100 eenheden: 5000 m2 vloeropper2. woonfunctie vlak) voor kleine huishoudens. appartementencomplex (60 eenheden: 5.000 m5 vloeroppervlak);
--
x
een gebied met een straal van
+
150 meter rondom het station.
3. werkgelegenheidsfunctie: - kantoren (in totaal 40.000 m2 vloeroppervlak; - een functionele relatie met het stationsof vervoersgebeuren; -een hoge arbeidsintensiteit per oppervlak. . te-ee'nheid; -grote afhankelijkheid van representatie en reclame : - de stationshal (ca. 2.000 m2 waarvan 1.000 4. openbare ruimten m2 voor N.S. functies en een aantal winkels/kiosken, en 1.000 m2 voor circulatie) ; - het stationsplein (ca. 5.000 m2 grondoppervlak) ; - een stationspark (minrnaal 10.000 m 2 ; ten noorden van het station, dus niet in de overgangszone tussen station en centrum); -parkeren (ca. 1.200 parkeerplaatsen: 30.000 m2 vl~ero~pervlak). Bovenstaande projecten (met uitzondering van de openbareruimten) nemen + 76.500 m 2 vloeroppervlakte in beslag. Schatten we het betreffende gebied op 50 3 60.000 m2', dan kunnen we stellen dat in de directe omgeving van het C.S. in vergelijking met het totale hoofdcentrum van Almere-Stad een hoge dichtheid zal worden gerealiseerdx. Opvallend in de nota Centrumontwikkeling Almere-Stad zijn tenslotte enkele zogenaamde reservegebieden: het (voorlopig) niet invullen van deze gebieden dient om het in kunnen spelen op niet voorziene vestigingsaanvragen mogelijk te maken. Ook in de directe omgeving van het C.S. is (aan de noordzijde) een reservegebied geprojecteerd. 1.3. De probleemstelling Als in 1987 de N.S. stations in Almere in werking treden zullen de directe omgevingen van de stations reeds in grote trekken ingevuld dienen te zijn. Zowel uit stedebouwkundig oogpunt,als met het oog op het gehruik dat van de stations gemaakt dient te wordenxs, is het veelvuldig voorkomen van open gaten in de directe omgeving van het station ongewens t. Van groot belang bij de stedebouwkundige invulling van de stationsgebieden is, dat de functies die nabij stations gelokaliseerd worden, alsmede de schaal en dichtheid van de bebouwing het gebruik dat van de stations gemaakt wordt, stimuleren of ondersteunen. Kennis van recentelijke trends in de functionele samenstelling en in het artefaktifel milieu van stationsgebieden en van de mate van betrokkenheid van in de nabijheid van stations gelokaliseerde bedrijven en instellingen op de stations is in dit verband van groot belang. Eveneens belangrijk is kennis omtrent de rol van gemeentelijke overheden: zijn geconstateerde trends een uitvloeisel van een doelbewust gemeentelijk beleid t.a.v. het stationsgebied of is er sprake van natuurlijke trends in de samenleving van de functies en in de ruimtelijke vormen en inrichting. X
Voor het totale hoofdcentrum van Almere-Stad wordt in de nota Centrumontwikkeling Almere-Stad uitgegaan van een "floor-space-index" van 0,8-1,2; voor de directe omgeving van het station zou deze 76.5001 50.000 a 60.000 = 1,3 1,5 zijn.
XX
De bereidheid om met de trein te reizen te reizen neemt sterk af met toenemende afstand van het station (H.J.M. Ridder, 1977, pp 27 e.v.).
Bovenstaande overwegingen hebben geleid tot de volgende probleemstellingen: 1. welke ontwikkelingen in functionele en artifaktisle zin hebben zich recentelijk in de omgeving van stations in middelgrote steden voor. gedaan, welke ontwikkelingen zullen zich in de nabije toekomst voordoen; 2. in hoeverre zijn de geconstateerde ontwikkleingen in verband te brengen met de aanwezigheid van het station; 3. in hoeverre zijn de veranderingen een gevolg van gemeentelijk beleid inzake de omgeving van het station, welke ruimtelijke ordeningsinstrumenten zijn door de gemeente in de stationsomgeving ingezet. 1.4. ,Het onderzoek 1.4.1. Methode van onderzoek -----Over recente artefaktisle en functionele veranderingen in de omgeving van stations, over de rol die de gemeentelijke overheid hierbij gespeeld heeft, en met name over de invloed van de nabijheid van het station (en eventuele andere faktoren) op deze veranderingen, is weinigonderzoek voorhanden. Gekozen is daarom voor een exploratief'beschrijvende opzet van deze studie. Hierbij wordt de basis van het onderzoek gevormd door een analyse van functionele en artefaktizle veranderingen in de stationsomgeving van enkele middelgrote Nederlandse steden. As1 onderzoeksperiode is daarbij gekozen voor een periode van 10 jaar: de periode 1971-1980. ' , Als methode van onderzoek werd gekozen voor de "case-study". De selektie van de cases vond plaats op basis van de volgende kriteria: - de aanwezigheid van een N.S. station; - het inwonertal van de stad (+ 50 - 150.000 inwoners); - de ligging van het stadscentrum (of een nevencentrum) in de nabijheid van het station; - de beschikbaarheid van data-materiaal. Bij de selektie van bovenstaande kriteria heeft de overweging dat de situatie in de cases niet-a1te zeer dient af te wijken van de doelstellingen met, en de plannen voor de stationsgebieden in Almere centraal ges taan. :In de eerste instantie werd derhalver gedacht aan (eveneens) nieuwe steden als: Zoetermeer, Purmerend en (het grotendeels nieuwe) Alphen aan de Rijn: alle steden met 66n of meer N.S. stations, een inwonertal rond de 50 - 60.000 inwoners, en centrumvorming in de nabijheid van de stations. Door het (vrijwel) ontbreken van data-materiaal vielen deze steden echter a£. Ook een (in het:nabije verleden) sterk groeiende voorstad als Rijswijk viel om deze reden af. Uiteindelijk viel de keus op de groeisteden Amersfoort en Gouda; alsmede op Hilversum, een stad waar zich in de periode 1970-80 grootscheepse veranderingen in het stationsgebied hebben voorgedaan. In a1 deze steden is sprake van stationsgebieden die dateren uit het eind van de 19e/begin 20e eeuw, en die bovendien zeer verschillend zijn, zowel qua artefaktisel milieu als qua functionele samenstelling. De aard van de veranderingen die zich in de ~eiode1971-80 in de cases hebben voorgedaan is voor een deel te herleiden tot de bestaande ruimtelijke structuur, in deze zin kunnen geconstateerde "trends" zoals een toename van het aantal onderwijsvoorzieningen (~ouda) of een sterke schaalvergroting (Amersfoort, ~ilversum)dan ook maar gedeeltelijk worden "doorgetrokkenn naar de situatie in Almere.
1.4.2. Korte --
-inho~d-vsn-bet-onderzoek ----
In hoofdstuk twee staat de beschrijving van de functionele en artefaktisle veranderingen in de omgeving van de stations in de drie steden centraal. In de eerste paragraaf wordt aan d e hand van de doelstellingen in Almere t.a.v. station en stationsomgeving, en aan de hand van het beschikbare data-materiaal de keuze van de onderzoeken facetten van de omgeving van de stations gemaakt. Daarna wordt ingegaan op de problematiek van de ruimtelijke afgrenzing van de stationsomgeving, en wordt ae afgrenzing van het onderzoeksgebied in deze studie uit de doeken gedaan. In een volgende paragraaf wordt kort ingegaan op een aantal recent verschenen onderzoeken die aandacht besteden aan stationsomgevingen (i.c. "stationsbuurten" of "stationsinvloedssferen") , en in het bijzonder aan de artefaktizle en/of functionele veranderingen in deze gebieden. Tenslotte wordt per case de ontwikkelingen in ruimtelijke en functionele zin in de periode 1971-80 en in de nabije toekomst beschreven. Bij deze analyse is bovenal gebruik gemaakt van bestaand (gemeentelijk) data-niateriaal. Voor een deel was dit materiaal direct bruikbaar (voornamelijk gegevens uit jaarboeken e.d.) voor een deel diende eerst een bewerking plaats te vinden (bijvoorbeeld ten aanzien van gegevens uit het bedrijvenregister en uit dossiers van de dienst Bouw- en Woningtoezicht). In hoofdstuk drie staat centraal de vaststelling van de mate van invloed die de stations uitoefen(d)en op de geconstateerde veranderingsprocessen. De nadruk zal daarbij gelegd worden op veranderingen van enige omvang (i.e. bedrijven of instellingen met eenrelatief groot ruimtegebrek). Via de bestudering van literatuur en via vraaggesprekken met bedrijven en instellingen die in het ~nderzoeks~ebied gevestigd zijn, wordt ge~robeerdde mate vanbelangrijkheid van de aanwezigheid van een station 10s te koppelen van de andere locatiefactoren zoals de nabijheid van het centrum of de ontsluiting door verkeerswegen. De rol van de gemeente bij de geconstateerde ontwikkelingen vormt het thema van het vierde hoofdstuk. Ook in dit hoofdstuk gaat het vooral om de grootschalige veranderingen; gekozenis opnieuw voor de werkwijze van vraaggesprekken (in dit geval met terzake deskundige gemeente-ambtenaren) . In het bijzonder zal aandacht besteed worden aan de instrumenten die door de gemeenten zijn ingezet of worden ingezet, en de procedures die worden gevolgd om ontwikkelingen te sturen, stimuleren, mogelijk te ma-' ken of.juist tegen te gaan. Te denken valt aan het a1 dan niet nemen van een voorbereidingsbesluit voor een gebied, het a1 dan niet vaststellen van een bestemmingsplan, het grondbeleid enz. In hoofdstuk vijf worden de in hoofdstuk twee beschreven hoofdlijnen in de ruimtelijke en functionele veranderingsprocessen in de cases geconfronteerd met de doelstellingen en uitgangspunten voor de omgeving van d e stations in Almere (zie 1.2.). Daarnaast worden, gelet op de aard en mate van de stationsbetrokkenheid van de in het stationsgebied gevestigde bedrijven en instellingen, een aantal aanbevelingen voor de stedebouwkundige inrichting van de stationsgebieden in Almere gedaan. ..
2. FUNCTIONELE EN ARTEFAKTIELE VERANDERINGEN RONDOM STATIONS 2.1. Inleiding In dit hoofdstuk staat de bestudering van ~ e r a n d e r i n ~ s ~ r o c e s s e n d i e . zich'in de afgelopen 10 jaar in de omgeving van de N.S. stations in Amersfoort, Gouda en Hilversum hebben voorgedaan, centraal. Viaeen analyse van in voorbereiding zijnde projecten in de stationsgebieden komen ook de functionele en.artefakti'6le ontwikkelingen die zich in de nabije toekomst (wellicht) zullen voordoen, aan bod. In een periode van 10 jaar.kunnen zich in een gebied veel (grote'en kleine) verandeingen voordoen, veranderingen kunnen ook van een geheel verschillende aard zijn. In dit onderzoek is de keuze van de te bestuderen facetten van de gebouw.deomgeving en,van de functies in het onderzoeksgebied in grote lijnen bepaald door twee factoren: - de in het structuurplan vermelde doelstellingen en uitgangspunten met betrekking tot de functionele en artefaktisle inrichting van de gebieden rondom knooppunten van openbaar vervoer (in het bijzonder het streven naar een hoge bebouwingsdichtheid rondom stations, en het lokaliseren van bedrijven met een regionaal arbeidspotentieel, enlof met een bovenlokale verzorgingsfunctie en/of met een hoge arbeidsintensiviteit, in de nabijheid van hetstation): ten aanzien van de artefaktisle ontwikkelingen zal derhalve ruime aandacht worden besteed aan de dichtheid van de bebouwing, ten aanzien van de functionele veranderingen zal behalve de ontwikkelingen in de woonfunctie de aandacht vooral richten op de bedrijven en voorzieningen met een bovenlokale functie; - het beschikbare data-materiaal op vele pknten.was zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de beschikbare gegevens mager. Zo was bijvoorbee1d:door het ontbreken van voldoende gegevens omtrent de situatie in de stationsomgeving rond 1970 een directe vergelijking van de toestand.van de onderzoeksgebieden in 1970 met die in 1980 niet mogelijk. Een analyse van componenten van verandering, i.c. vestiginglvertrek . van functies: nieuwbouw/sloop/uitbreiding van gebouwen, werd daardoor noodzakelijk. Facetten van de functionele en artefaktiiile veranderingen in het onderzoek: a..de functionele ~eranderin~en': -ontwikkelingen in de woonfunctie, dat wil zeggen het aantal inwoners, woningen, en de woningdichtheid in 1971 en 80; -0ntwikkelingen in het aantal bedrijfsvestigingen, uitgespIitst naar bedrijfsklasse, aantal arbeidsplaatsen per vestiging, en (in Amersfoort) het vloeroppervlak per vestiging. b. de artefaktisle veranderingen: -nieuwbouw, verbouw, uitbreiding en sloop van gebouwen en woningen in de periode 1971 en 80"; . -veranderingen in de bouwdichtheid en
,
in infrastructurele voorzieningen tussen 1971 en 80. '1n het bijzonder zal hierbij stilgestaan worden bij de grotere nieuwbouw en sloop projecten; de kleinere artefaktisle veranderingen, zoals uitbreiding en verbouw van gebouwen of de individuele nieuwbouw van woningen, zullen slechts kort worden aangestipt.
c. de in de nabije toekomst te vewachten functionele en artefaktigle veranderingen: in het kader van dit onderzoek zal slechts aandacht besteed worden aan de nieuwboucrplannen die de procedure voor een bouwvergunning doorlopen of momenteel in de realisatie-(=bouw)fase zijn. Van deze plannen zullen de volgende facetten steeds belicht worden: de bestemming(en); het terreinoppervlak; het vloeroppervlak; alsmede de verhouding vloeroppervlakte : terreinoppervlakte ("floorspace-index"). Ten einde een beeld te scheppen van de stationsgebieden in Arnersfoort, Hilversum en Gouda beginnen alle cases met een inventarisatie van het ruimtegebruik anno 1980. Daarbij worden steeds de volgende aspecten belicht: bevolkinglwonen; bedrijvigheid; verkeersvoorzieningen en openbare ruimten; overige functies.
2.2 Station en stationsomgeving: de problematiek van de ruimtelijke afgrenzing van het gebied rondorn het station In een onderzoek waar de analyse van veranderingen rondom stations centraal staat, en daarnaast de bepaling van de invloed van de nabijheid van het station op deze veranderingen een belangrijke probleemstelling is, is de afgrenzing van het onderzoeksgebied een belangrijke zaak. Het onderzoeksgebied dient zo afgegrensd te worden dat de geconstateerde veranderingen redelijkerwijs in relatie gebracht kunnenwordenmet het station. Daarbij kunnen we denken aan een situatie dat de aanwezigheid van het station een belangrijke vestigingsplaatsfactor is geweest voor een bedrijf dat zich in de-periode 1971-80 in het stationsgebied gevestigd heeft. Een belangrijk criterium bij'de afgrenzing van de stationsomgeving is de omvang van het treingebruik bij toenemende afstand (van woning.en besteming) tot het station. Uit onderzoeken inzake het treingebruik (zie 0.a. H.J.M. Ridder, 1977) blijkt namelijk weer dat het gebruik dat van de trein gemaakt wordt, afneemt naarmate de afstand van woning enlof bestemming tot een station toeneemt. Het aanwezig zijn van een station opeenredelijke afstand van z m e l woning als bestemming van de reiziger is een voorwaarde waaraan voldaan moet zijn wil men de trein gebruiken. Het probleem is nu: wat is een redelijke afstand? Ridder (1977, p 28) noemt als factoren die bij deze -beoordeling een rol spelen 0.a. de lengte van de totale verplaatsing, de beschikbaarheid van bepaalde voor- of natransportmiddelen, en persoonskenmerken van de reiziger. Wat is bekend omtrent het reisgedrag van treinreizigers? Uit gegevens voor 1972 van de reizigers die de trein voor het woon-werkverkeer gebruiken (~idder,1977, pp 28-30), blijkt dat 75% van de treinforenzen niet verder van een station woont dan + 2500 meter, terwijl slechts 10% van verder dan 4300 meter naar het station komt. Aan deze uitkomsten is niet vreemd dat + 80% van de forenzen lopend of fietsend naar het station komt. De werkadressen (of bestemmingen) van de treinforenzen lagen in 1972 nog dichter bij het station, namelijk 75% binnen de 1300 meter en 90% binnen de 3000 meter. Deze uitkomst is te verklaren uit het feit dat 0.a. door het vrijwel ontbreken van de mogelijkheid om per fiets de reis te vervolgen, 63% van de treinforenzen te voet van het station naar hun werk gingen. Gaat het in een onderzoek voornamelijk om bedrijven en voorzieningen, en de mate van betrokkenheid van deze op het station, dan is met name de
afstand van het station tot de werkadressen van belang. Het lijkt (mede gezien de 63% die deze afstand te voet aflegt) dan ook zinvol om in dit onderzoek de maximale loopafstand als belangrijkste criterium bij de . . afgrenzing te gebruiken. Alhoewel hetgeen in het bovenstaande is gezegd over "redelijke" afstand ook gezegd kan worden over "redelijke" loopafstand o'f "maximale" loopafstand, kan deze grofweg tussen de 500 en 1000 meter (hemelsbreed) gelegd worden. Mede gezien de omvang van een gebied met een straal van 1000 meter rond + 500 meter het station, is de maximale loopafstand in dit onderzoek op esteld. Andere criteria bij de afgrenzing van destationsomgeving in het onderzoek zijn: - de ligging van de historische binnenstad (Gouda, @ersfoort).of het stadswinkelcentrum (Hilversum) ten opzichte van het station: gezien de verwachte zwakte van de relatie tussen ontwikkelingen in deze gebieden en de aanwezigheid vanhet station op enige afstand, z.ijn.binninstad of stadswinkelcentrum indien (voor een deel) gelegen op minder d& 5.0.0meter van het station (Gouda, Hilversum) buiten het onderzoeksgebied gelaten. - natuurlijke barrisres: een voorbeeld ishet ontbreken in Amersfoort van een op redelijke afstand van het station gelegen tunnel onder de (verhoogde) spoorweg door, waardoor de aan de overzijde van het spoor gelegen wijk Soesterkwartier slechts via een m e g te bereiken is;. -.de administratieve indeling van de gemeenten in buurten: aangezien het merendeel van de statistische gegevens slechts beschikbaar is per buurt, is in het onderzoek zoveel mogelijk aangesloten bij de gegeven administratieve indeling; - overige karakteristieken van het gebied rondom de stations: i r i de drie cases was met name het gebied tussen station en binnenstad '(winkelcentrum onderhevig (geweest) aan veranderingen, terwijl het gebied aan de andere kant van de spoorlijn 6f bestond uit weinig aan (ruimtelijke en/of functionele) veranderingen onderhevige woongebieden (Amersfoort, Hilversum, Gouda) 6f uit industrieterreinen (Amersfoort) die vanwege hun geheel eigen problematiek niet in het onderzoek zijn opgenomen. Deze globale, niet door kwantitatief onderzoek gesteunde, kennis van de bkale omstandigheden heeft ertoe geleid-datin alle cases slechts een halve cirkel (met een straal van + 500 meter) om het station is getrokken. Een cirkel die qua vorm bovendien sterk is beinvloed door de bestaande buurtindeling (~ilversum)en de nabijgelegen binnenstad (~ouda). 2.3. Literatuur omtrent veranderingen in de omgeving van stations
Tot aan het begin van de jaren zeventig is met betrekking tot (ontwikkelingen in) stationsgebieden nauwelijks enig onderzoek gedaan. Onderzoeken en artikelen die gepubliceerd werden, beperkten zich tot het stationsgebouw of in het uiterste geval tot het station en het stationsgebouw, de zogenaamde onmiddellijke omgeving van het station. De iets ruimere omgeving van het station kwam pas expliciet naar voren in 1972 in een sociaal geografische studie van P. Nijhof over de stationswijken in een drietal middelgrote steden (Haarlem, Leiden en Zwolle). In dit onderzoek worden voor een drietal tijdsperioden veranderingen in functionele en artefakti~el-morfologische zin bestudeerd. Nijhof verricht deze studie om te komen tot een toetsing van een aantal sociaal-ecologische theorieEn en van de daaruit door Nijhof afgeleide hypothesen betreffende het historische karakter van de stationswijk en
de veranderingen in dit karakter in de loop van de tijd. In 1980 verschijnt in Nijmegen het onderzoek "Station en binnenstad, op het goede spoor?" In dit onderzo& (een stageverslag van een aantal studenten van de vakgroep rurale en urbane sociologie aan de K.U. Nijmegen) wordt onderzocht welke veranderingen in de functies en in de ruimtelijke vormen zich in de afgelopen 15 jaar in de gebieden tussen station en binnenstad hebben voorgedaan. Tevens wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag welke factoren in dit proces een belangrijke rol spelen. In zowel de studie van Nijhof als van Berkers c.s. is opvallend hoe gebrekkig de geconstateerde ontwikkelingen zijn gekwantificeerd. Veel verder dan een analyse van bestaand statistisch materiaal en een functiekaart (waarop per pand de functie) komen beide studies niet, met name de mogelijkheid tot het vergelijken van aard en omvang van de ontwikkelingen rondom de stations in de onderzochte gemeenten ontbreekt ten ene male. Desondanks komen zowel Nijhof als Berkers c.s. tot het aangeven van enige hoofdlijnen in de door hen geconstateerde ontulkkelingen. a. P. Nijhof - Stationswijken in Nederland In dit "sociaal-geografisch onderzoek van de stationswijken in een drietal middelgrote Nederlandse steden" worden de volgende vragen gesteld: - wat zijn stationswijken, wat was hun oorspronkelijke karakter? - welke processen leiden tot veranderingen in het oorspronkelijk 'karakter van deze stationswijken? - zijn bovengenoemde,processen in te passen in de bestaande stadsgeografische theorieen?.. De theoriegn (van Griffin & Preston; Hoyt) die Nijhof in zijn onder-. zoek toetst zijn modellen die een verklaring geven voor (veranderingen in) de ruimtelijke structuur van de steden. Omdat in deze modellen sprake is van een zekere gefaseerde ontwikkeling, onderscheidt Nijhof een drietal fasen in de ontwikkeling van, en in veranderingen binnen stationswijken: - de periode van opbouw (tot 1900); - de periode van "piecemeal conversion" van functies (1900-1945); - de periode van drastische functionele en ruimtelijke veranderingen (1945-heden). Op basis van de criteria "omvang van de stad" (75-175.000.~inwoners) en "eisen, voortvloeiend uit de gehanteerde ecologische theoriesn" (w.0. I, aanwezigheid van een oude, historische binnenstad met een expansieve city door groeiende centrumfuncties vooreen grote regio") komt Nijhof tot de keuze van de stationswijken van Haarlem, Leiden en Zwolle als onderzoeksgebieden. Met name voor de bestudering van de veranderingen binnen de stadswijken in de na-oorlogse periode heeft Nijhof een groot aantal bronnen geraadpleegd (0.a. . de ~olkstellin~ van 1960, de Woningtelling van 1956, adresboeken, gemeentelijke archieven en kaartemnateriaal). Ondanks de overstelpende hoeveelheid materiaal moet Nijhof echter tegelijk constateren dat de vergelijkbaarheid van het materiaal zowel tussen de onderzochte steden, als voor &en stationswijk tussen de verschillende tijdsperioden nogal gering is. T.a.v. de ontwikkelingen in de stationswijken na 1945 concludeert Nijhof dat: - de woonfunctie (verder) teruggedrongen wordt door de toenemende nietwoonfuncties: de afname van de woonfunctie blijkt uit de continue da-
-
l i n g van h e t a a n t a l woningen s i n d s 1947 ( a l l e e n i n ~ e i d e nneemt h e t a a n t a l woningen na 1960 weer t o e ) ; binnen de woonfunctie veranderingen optreden: de g r o t e r e en - b e t e r e woningen worden aan de woonbestemming onttrokken ( t . b . v . k a n t o r e n e.d.1; de k l e i n e r e , goedkopere woningen z i j n t e n d e l e (of ~ o r d e n ) ~ e s l o o p t ; nieuwbouw van woningen h e e f t u i t s l u i t e n d plaatsgevonden i n de . . vorm van luxe a p p a r t e m e n t e n f l a t s ; t e g e l i j k e r t i j d ook de bevolking van s a m e n s t e l l i n g v e r a n d e r t : i n verg e l i j k i n g met de t o t a l e s t e d e l i j k e bevolking neemt h e t a a n t a l ouderen en h e t a a n t a l a l l e e n s t a a n d e n s n e l l e r t o e . Tussen 1947 en 1970 neeint h e t a a n t a l inwoners gemiddeld met tot af; - rond 1970 de k a n t o r e n s e c t o r de meest overheersende niet-woonfunctie is geworden: i n de g r o t e r e gebouwen en woningen, maar ook s t e e d s weer i n nieuwe g r o o t s c h a l i g e kantoorcomplexen v e s t i g e n z i c h de (hoofd) kantoren van o v e r h e i d s i n s t e l l i n g e n , bank- e n verzekeringswezen; ' i n de k l e i n e r e gebouwen e n woningen v e s t i g e n z i c h de kantoren van i n s t e l - . l i n g e n i n de maatschappelijke en z a k e l i j k e d i e n s t v e r l e n i n g ; i~ de l o k a t i e van d e t a i l h a n d e l p e n h o r e c a v e s t i g i n g e n s i n d s 1900 wein i g v e r a n d e r i n g gekomen i s : i n Haarlem e n Leiden i s door a f b r a a k van h e t a a n t a l v e s t i g i n g e n i n deze branche e n i g s z i n s teruggelopen, t e r - . w i j l i n Zwolle deze f u n c t i e s nagenoeg ontbreken i n de s t a d s w i j k ; i n h e t t o t a l e ruimtebeslag van industrii3'le-, handels-, opslag- e n tran~~ortbedrijfsvestigingen s i n d s 1945 weinig veranderd is: 'deze f u n c t i e s b l i j v e n g e v e s t i g d i n meer laagwaardige, a c h t e r a f g e l e g e n gemengde woon-werkstraten; de v e r s c h i l l e n d e niet-woonfuncties een d u i d e l i j k e tendends v e r t o n e n t o t r u i m t e l i j k e c o n c e n t r a t i e , waardoor "functie-dusters" o n t s t a a n . Als b e l a n g r i j k s e v e r k l a r i n g voor de g e c o n s t a t e e r d e veranderingen noemt Nijhof ( i n navolging van G r i f f i n & P r e s t o n ; Hyot) de c e n t r i f u g a l e druk van c i t y f u n c t i e s v a n u i t de n a b i j g e l e g e n b i m e n s t a d . Een druk d i e volgens Nijhof met name h e t gevolg i s van h e t gebrek aan ruimte voor u i t b r e i d i n g , nieuwbouw of parkeren i n de binnenstad.
-
-
-
b . N. Berkers, P. N i e v e l s t e i n en D. Wijen: S t a t i o n en binnenstad op h e t goede spoor (1979) I n d i t ' r a p p o r t (waarvan i n 1 9 8 0 i n h e t t i j d s c h r i f t Stedebouw e n Volksh u i s v e s t i n g een samenvatting i s verschenen) wordt i n de e e r s t e p l a a t s g e t r a c h t e e n b e e l d t e g e v e n van de ontwikkelingen d i e z i c h i n de periode 1960-75 i n h e t gebied t u s s e n s t a t i o n e n binnenstad hebben voorgedaan. Daarnaast wordt v a n u i t e e n s p e c i f i e k s o c i o l o g i s c h p e r s p e c t i e f g e t r a c h t aan t e geven welke f a c t o r e n ( i . c . w e l k e - p a r t i j e n ) i n d i t proces een r o l spelen. I n hun onderzoek onderscheiden Berkers c . s . een d i i e t a l deelgebieden binnen h e t onderzoeksgebied. Deze deelgebieden ( d i e z i c h kenmerken door h e t e i g e n k a r a k t e r van de r u i m t e l i j k e en f u n c t i o n e l e veranderingen) z i jn: 1. h e t s t a t i o n e n de d i r e c t e stationsomgeving; 2 . de randzone van de b i n n e n s t a d ; 3. de c o r r i d o r ( t u s s e n s t a t i o n en b i n n e n s t a d ) . Ook i n d i t onderzoek h e e f t men gekozen voor de aanpak van de case-study. A l s voornaamste s e l e c t i e c r i t e r i u m ' h a n t e e r d e n Berkers c . s . de aanwezigh e i d van een - geheel of g e d e e l t e l i j k beschemde h i s t o r i s c h e binnens t a d (waardoor nieuwe v e s t i g i n g e n z i c h minder gemakkelijk i n de binnens t a d kunnen v e s t i g e n , en z i c h - w e l l i c h t z u l l e n v e s t i g e n i n een s t e d e bouwkundig "luwte-gebied", z o a l s h e t gebied t u s s e n s t a t i o n en binnenstad).
-
-
Als onderzoeksgebieden kozen Berkers c.s. Den Bosch,' Sittard en Nijmegen. Naast enkele interviews met sleutelfiguren bestaat het onderzoek voornamelijk uit de vergelijking van een actuele - door de onderzoekers samengestelde - functiekaart met een functiekaart van de situatie rond 1965. De conclusies omtrent aarde en omvang van de ruimtelijke en functionele veranderingen geven Berkers c.s afzonderlijk voor de drie deelgebieden. Ten aanzien van de directe stationsomgeving merken zij op dat in alle cases de parkeerterreinen bij het station zijn uitgebreid, de stations zijn verbouwd, en het voorzieningenpakket in het stationsgebouw (met een aantal kiosken en automaten) is uitgebreid. In de randzone is het aantal kantoorvestigingen toegenomen, het aantal industriele en ambachtelijke bedrijven veminderd, terwijl binnen de woonfunctie de afname van het aantal inwoners en de toename van het aantal alleenstaanden opvallend zijn. In alle cases is een duidelijke "profilering" van de verbinding tussen stad en binnenstad merkbaar. Kenmerkt de corridor van Nijmegen zich bovenal door een ontwikkeling in de richting van de grootschalige kantoor- en wooncomplexen, in Den Bosch en Sittard blijft de ontwikkeling beperkt tot veranderingen in de.functionele samenstelling van de gebouwde omgeving (respectievelijk.tenfaveure van de kantoor- en de detailhandelsfunctie). Bovengenoemde ontwikkelingen worden verklaard via de beleidsvisie en de instrumenten van de gemeenten, doelstellingen van bouwondernemers c.s., en de relatieve ma~hts~ositievan bewoners (organisaties), bouw-. ondernemers en gemeente in het "onderhandelingsproces" over het onderzoeksgebied enerzijds, en de expansie van city-functies vanuit de binnenstad anderzijds.
.
Conclusie Alhoewel met name Berkers,c;s.constateren dat zowel de functieveranderingen als de veranderingen in de ruimtelijke vormen varieren per gemeente, worden door Nijhof en Berkers de volgende hoofdlijnen in de functionele en artefaktiele ontwikkelingen onderscheiden: - een sterke toename van de kantoorfunctie middels onttrekking van grotere woningen aan de woningvoorraad en nieuwbouw van kantoorcomplexen ; - afname (of in het gunstigste geval stabilisering) van de woonfunctie; - schaalvergroting, zowel in horizontale als in verticale zin. De veranderingen in de detailhandels- en horecabranche varisren van een sterke toename in Sittard, via een lichte teruggang in Haarlem en Leiden, tot een vrijwel ontbreken in Zwolle. Zowel Nijhof als Berkers c.s. zoeken de verklaring voor de geconstateerde ontwikkelingen in de stationsgebieden in de relatieve ligging van de stationsomgeving ten opzicht van de binnenstad. Door de beperkte mogelijkheden voor nieuw- of verbouw in de binnensteden wijken zowel aanbieders van kantoorruimten als de city-functies zelf uit naar vlakbij de binnenstad gelegen gebieden die een aantal gunstige vestigingsplaatsfactoren hebben en waar de bouw niet wordt belemmerd door bestemmingsplannen of vwrbereidingsbesturen. Een van deze gebieden is het stationsgebied. Of vestigers bn blijvers in het stationsgebied zich juist in de omgeving van het station vestigen vanwege dat station en in welke mate deze functies betrokken zijn op het station wordt door zowel Nijhof als Berkers c.s. niet in oveweging genomen.
2.4.. Hilversum In totaal zijn binnen de bebouwde kom yan Hilversum drie N. S. stations gelegen: naast het hoofdstation ook de "voorstadstations" HilversumN.O. S. en Hilversum-Sportpark. , In dit onderzoek beperken we ons tot de analyse van de omgeving van het hoofdstation. De beide andere stations zijn door de stedebouwkundige inrichting-vande omgeving van de stations, respectievelijk het uitgestrekte N.O.S. Omroepkwartier en het gemeentelijk sportpark, minder geschikt voor een onderzoek naar recentelijke veranderingen in stationsomgevingen. I
Aan de westzijde van het station is de hoofdingang, via de Leeuwenstraat bereikt men vanuit deze ingang het stadswinkelcentrum. Ten behoeve van de uitgestrekte "wijk over 't spoor" is aan de oostzijde van de spoorlijn een ingang aanwezig. Naast dit gebouw ligt een reeds voor 1970 aangelegd parkeerterrein waarin ook een fietsenstalling is gevestigd. In het gebied tussen station en stadswinkelcentrum hebben zich ook in Hilversum in de afgelopen 10 B 15 jaar grote veranderingen in de gebouwde omgeving voorgedaan. In Hilversum is de aard en schaal van de veranderingen vooral bepaald door de in de jaren zestig genomen politieke beslissing om in het stationsgebied een deel van een verdeelweg rond het centrum te realiseren. In de periode tussen 1971 en 1974 zijn ten behoeve van deze "ringweg" een groot aantal woningen en bedrijfsgebouwen gesloopt. Toen medio 1974 met het verschijnen van een "Evaluatienota" een beleidswijziging werd doorgevoerd was het gedeelte ringweg tussen Stationsstraat en Groest net voltooid (zie fig. 2.2.). Tegelijkertijd had de a1 sinds het begin van de jaren zestig gehoorde roep om sanering en reconstructie van het stationsgebied tot gevolg gehad dat door verwaarlozing van de panden deze nu voor een groot deel of gesloopt of slooprijp zijn. Tenslotte is door de maat van de ringweg (2x2 rijstroken) de stationsbuurt niet alleen in sterke mate verbrokkeld, ook is een barriere opgeworpen tussen station en centrum. De afgrenzing van het stationsgebied In totaal beslaat het onderzoeksgebied een oppervlakte van 1: 35 ha en wordt het afgegrensd door de spoorlijn Hilversum-Utrecht, Stationsstraat, Groest, Emmastraat, Kerklaan en Diamantstraat. Behalve de buurt Kernplan (00) bestaat het onderzoeksgebied uit de buurt St. Vitus (03). Het Kernplan kenmerkte zich tot het midden van de jaren zestig door een "dorpsl'karakter: smalle straten en een dicht op elkaar gepakte, niet gestapelde bebouwing, waarin naast de woonfunctie veel winkels en ambachtelijke bedrijven. De aanleg van de ringweg heeft dit karakter voor een deel gewijzigd. De bebouwing is oud en vaak slecht. De St. Vitusbuurt is een begin 20e eeuwse woonbuurt met daarin ook veel industriele en ambachtelijke bedrijfjes". Het noordelijk deel van deze buurt is in de jaren zeventig gesloopt, onder andere ten behoeve van de verdeelweg.
X
Volgens het Statistische Jaaroverzicht van de gemeente Hilversum 1976 was het oppervlak woongebied in 5 van het totale oppervlak van het Kernplan 7,5%; dit percentage was in de St. Vitusbuurt 34,2%.
.... .~ ~
Invantarisatie huidige toestand onderzoeksgebied 1. Bevolking / wonen
Tabel 2.1. Kernplan St. Vitusbuurt oppervlakte in ha
totaal sta- wijk Hilversum tionsgebied centrum
13,2
22
35,2
108
aantal inwoners (per 1-1-1980)
492
1511
2003
7127
92961
aantal woningen (per 1-1-1980)
220
586
806
2613
32647
gemiddelde woningbezet ting
2 ~ 2
286
2 $5
237
298
woningdichtheid
17
27
23
24
,.
Bron: Bureau voor sociaal wetenschappelijk onderzoek van de gemeente Hilversum. .
.
In totaliteit bedroeg de woningvoorraad in het onderzoeksgebied 806 woningen, daarin waren per 1 januari 1980 2003 bewoners gehuisvest. Met name in het Kernplan was de woningdichtheid laag: 16,7 woningen per hectare. In de St. Vitusbuurt was de dichtheid met 26,9 woningen per hectare bijna even hoog als die van het gehele centrumgebied (24,2 woningen per hectare). Tekenend voor het qua functies gemengde karakter van het Kernplan is de oppervlakte van het woninggebied*. Per 1 januari 1977 bedroeg dit 0,99 ha (= 7,5% van de totale oppervlakte van de buurt). In de St. Vitusbuurt, een meer uitgesproken woonbuurt, was het woninggebied 7,45 ha groot (= 34,2%). Voor het gehele centrumgebied bedroeg het percentage woninggebied 25,5%. 2. Bedrijvigheid In oktober 1980 waren er in het onderzoeksgebied in totaal 242 bedrijven gevestigd. Een groot deel van deze bedrijven - 166 - waren detailhandelszaken. In totaal stonden op deze datum 25 bedrijfsruimten leeg (zie fig. 2.4.)
aefinitie "woninggebied": het gedeelte van een buurt dat in beslag wordt genomen door de woningen en hun tuinen.
Tabel 2.2. Het aantal bedrijfsvestigingen per bedrijfstak in de buurten Kernplan en St. Vitusbuurt Kernplan
St. Vitusbuurt totale onderzoeks: gebied abs. in X abs. i n % 1
abs.
in %
213
industrie 5 (3,4) bouwnijverheid en 5 -installatiebedrijven 3 (2,l) 61/62 groothandel 5 (3,4) 65/66 detailhandel 63 (43,2) hotels, restaurants, 67 cafe's, e.d. 28 (19,2) 68 ;eparatiebedrijven 4 (2,7)
8
zakelljke dienstverlening overige dienstverlening
9
totaal
19
(19,8)
24
11 15 13
(11,5) (15,6) (13,5)
14 (5,s) 20 (8,3) 76 (31,4)
3 6
(3,l) (6,3)
(9,9)
(9,6)
19
(13,O)
146 (100,O)
.
%
.
,
12 (12,5)
26
(10,7)
16
35
(14,5)
(16,7)
96 (100,O)
.,.,
.
i
.
..:
31 ,(%;,a),. ,,>!.,. .10,4.;(4,1,) , ,... : .
14
.
242 (100,O) *
Uit tabel 2.2. blijkt dat vooral het Kernplan zich kenmerkt door het grote aantal detailhandel~vesti~ingen.Voor een groot deel zijn deze bedrijven gevestigd in de winkelstraten Leeuwenstraat (22), Groest (13) en Stationsstraat (14). Opvallend is ook het grote aantal horeca-vestigingen in Kernplan 28, waarvan 7 in de Spoorstraat. In de St. Vitusbuurt zijn daarentegen bovenal de sectoren industrie, groothandel en bouwnijverheid oververtegenwoordigd. Tabel 2.3. Het aantal bedrijfsvestigingen naar aantal werkzame personen per vestiging werkzame personen
Kernplan
0 - 5 6 - 9 10 en meer totaal
115 (78,8) 15 (10,3) 16 (11,O) 146 (100,O)
St. Vitusbuurt 69 (71,9) 13 (13,5) 14 (14,6) 96 (100,O)
totaal 184 28 30 242
(76,O) (11,6) (12,4) (100,O)
In het onderzoeksgebied is het aantal kleine bedrijven (0 - 5 werkzame personen) bijzonder groot. Gezien het grote aantal detailhandelszaken en horecavestigingen is het percentage van 2 80% in het Kernplan niet verrassend. In de St. Vitusbuurt zijn de sectoren industrie, detailhandel en overige dienstverlening ruim vertegenwoordigd onder de kleine bedrijven. Inzake het terreinoppervlak en het bruto vloeroppervlak (b.v.0.) per vestiging zijn slechts de gemiddelden voor de buurten bekend. Uit een enquete onder bedrijven in Hilversum van het bureau Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek in Hilversum.uit 1979 blijkt uit het gemiddelde terreino pewlak per vestiging in Kernplan en St. Vitus respectievelijk 271 m en 351 m 2 isx. Het gemiddelde b.v.0. per vestiging was in Kernper werkzaam plan 289 m2 en in St. Vitus 365 m2. Het aantal m2 b persoon tenslotte was respectievelijk 38 m2 en 45 miV'O' .
!
X
In deze uitkomsten zijn de gegevens van de detailhandelvestigingen niet opgenomen.
3 . Verkeersvoorzieningen en openbare ruimten Een opvallend groot deel van het.oppervlak van het onderzoeksgebied wordt in beslag genomen door voorzieningen voor het verkeer. Met name de ringweg tussen Stationsstraat en Groest heeft zich een weg door de buurt gebroken. Daarnaast zijn er op een aantal braakliggende terreinen langs de ringweg grote parkeervelden (in totaal 245 parkeerplaatsen) gerealiseerd. Op andere (toekomstige) bouwterreinen zijn als voorlopige voorzieningen plantsoenen "aangelegd".
4. Overige functies Opvallend is het zeer grote terreinoppervlak van een aantal bijzondere buurt- of wijkvoorzieningen, te weten het politiebureau aan de Kampstraat, een school in de Prins Bernhardstraat, en'de St. Vituskerk. Tabel 2.4. Aantal bedrijven naar vestigingsjair in Kernplan en St. Vitus vestigingsjaar Kernplan St. Vitus
voor 1971
1971-74
1975-78
41 (35,7) 17 (22,4)
7 (6,l) 38(33,1) 24 (31,6) 16 (21,l)
1979-80
onbekend
29 (25,2) 19 (25,0)
31 20
Kijken we naar de bedrijfsklasse van de sinds 1971 nieuw gevestigde bedrijven dan blijkt dat in Kernplan 35,5% van de betreffende vestigingen detailhandelszaken zijn, 19,7% bedrijven in de overige dienstverlenende sector, en 18,4% horecavestigingen. In de St. Vitus daarentegen zijn zowel de groothandelsbedrijven en de overige dienstverleners met 18,6% vertegenwoordigd, terwijl de detailhandelszaken met 11,9% duidelijk minder sterk vertegenwoordigd zijn. Deze verdeling naar bedrijfstak komt in sterke mate overeen met de samenstelling van de bedrijvigheid anno 1980 in Kernplan en St. Vitus. Interessant is ook de vraag of de sinds 1971 nieuw gevestigde bedrijven - qua aantal werkzame personen - grotere bedrijven zijn. Tabel 2.5. Aantal bedrijven naar aantal werkzame personen en naar vestigingsdatum aantal werkzame personen 0 - 5 6 - 9 10 en meer totaal
voor 1971 Kernplan St.V. 50 11 9 70
30 3 4
37
.
vestigingsdatum 1971-76 1977-80 Kernplan St.V. Kernplan St.V. 22 1 3 26
19
4 7 30
43 3
4 50
20 6 3 29
totaal Kernplan St.V. 115 15 16 146
Duidelijke conclusies zijn uit'bovenstaande tabel niet te trekken: slechts in St. Vitus zijn sinds 1971 relatief vaak grotere bedrijven in het onderzoeksgebied gevestigd. Gegevens uit 1976 omtrent het aantal werknemers per bedrijf bevestigen dit beeld.
69 13 14 96
Tabel 2.6. Aantal bedrijven naar aantal werkzame personen per bedrijfsvestiging in 1976 en 1980 'aantal werkzame personen
Kernplan St. Vitus
1-9 1976 1980 120 130 80 82
10 en meer 1976 1980 20 - 16 1 4 . 14
'
totaal 1976 1980, 140 146 .94 96
Ontwikkelingen in de ruimtelijke vormen in de periode 1971-80 De analyse van de ontwikkelingen in de gebouwde omgeving zal grotendeels geschieden aan de hand van figuur 2.2., waarop de gesloopte gebouwen, en figuur 2.3., waarop de nieuwbouwprojecten in deafgelopen 10 jaar. Uit figuur 2.2. blijkt duidelijk hoe ingrijpend de ~loo~activiteiten geweest zijn. Met name voor de aanleg van de ringweg zijn een.groot"aantal bouwblokken en losstaande gebouwen afgebroken. In de Rozendaalstraat e.0. zijn in het kader van renovatiewerkzaamheden bouwtechnisch slechte woningen gesloopt. In de Kampstraat tenslotte is een vrij groot fabriekscomplex afgebroken. Slechts van de woningen zijn meer kwantitatieve-gegevens bekend omtrent het aantal gesloopte woningen in de periode 1971-80, namelijk 79 in Kernplan en 60 in St. Vitus. Het aantal nieuwbouwactiviteiten is in de afgelopen 10 jaar gering geweest, grote delen van het gebied liggen braak of worden binnenkort gesloopt (bijvoorbeeld het bouwblok aan het Stationsplein). Onder de grotere* nieuwbouwprojecten kunnen-genoemdworden: - het politiebureau (+ sportzaal) - Kampstraat 34+59: bebouwd oppervlak 1300 + 375 'in2; totaal vloeroppervlak 3900 + 500 = 4400 m2; - kantoorgebouwen in de ~ r i n sBernhardstraat (5 1000 m 2 gr~ndo~pervlak, 3 lagen) - Stationsstraat 2 (grondoppervlak 600 m2, 4 lagen), -. Stationsstraat 12 (gr~ndop~ervlak 600 m2, 3 lagen) - Emastraat 15 (grondoppervlak 600 m2). Een zeer belangrijk nieuwbouwproject dat in het begin van de jaren zeventig net buiten het onderzoeksgebied is gerealiseerd, is de bouw van het overdekte winkelcentrum Hilvertshof roest st 64 t/m 86)*' Dit complex bestaat uit een grondoppervlak van 10.625 m2 en is uitgemet voerd in 4 lagen: 2 lagen winkels, te weten 66 ~inkelvestigin~en niet-dagelijkse artikelen (verkoop vloeroppervlak 8800 m2) en 8 vestigingen met dagelijkse artikelen (verkoo~vloeroppervlak 418 m2)***, 2 lagen parkeerdek.(650 parkeerplaatsen). Gezien de regionale betelkenis van dit winkelcentrum en de relatief korte afstand van het station (+ 400 meter) wordt in hoofdstuk 3 nader op de orientatie van de ~ilvertsEofop het station ingegaan. De nieuwbouwplannen Het belangrijkste plan in de omgeving van het station van Hilversum is het plan Stationsplein (+ 0,9 ha). Reeds in 1972 formuleerde de Gemeenteraad de uitgangspunten voor de bebouwing van,de directe omgeving.van het station. .In 1974 werd door de gemeenre, projectontwikkelaar Empeo, %at wil zeggen alle nieuwbouw van bedrijfsgebouwen, en alle woningbouwprojecten die meer dan 66n woning omvatten. ~. XX
Voor de bouw van het winkelcentrum Hilvertshof was slechts dg afbraak van 5 panden, voornamelijk winkels, noodzakelijk; voor het overige deel werd de Hilvertshof gerealiseerd op reeds jaren bestaande open garen in de bebouwing.
XXX
Informatie Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf.
en de N.S. een e e r s t e bebouwingsplan ingediend. D i t p l a n h a a l d e h e t n i e t . I n 1978 werden vervolgens nieuwe uitgangspunten geformuleerd. Het meest r e c e n t e bebouwingsplan-(1979) i s h i e r o p gebaseerd.. D i t plan b e s t a a t u i t 4 onderdelen d i e i n f a s e n worden g e r e a l i s e e r d : .. 1. h e t kantoor van h e t G.A.K.: t e r r e i n o p p e ~ l a k0,,28 h a ; .vloeroppervlak . , ., . . + 2000 m2 x 4 lagen = 8000 m2; 2. F i n k e l s woningen (39 a 50) of: een parkeerdek en e e n p a r k e e r g a r a g e : bebouwd grondoppervlak. + 600 m ; . . , . 3 . een b u s s t a t i o n en e e n busbaan; 4. een nieuw stationsgebouw i n 4 lagen: op. de'tweede t o t en met v i e r d e l a a g (verhuur-) kantoorruimten: vloeroppervlak 2 300 m D i t l a a t s t e onderdeel i s overigens h e t meest onzekere d e e l van h e t plan gezien de p r o t e s t e n d i e b i j de bevolking gerezen z i j n tegen de s l o o p van h e t oude stationsgebouw. Een bouwproject d a t met h e t s t a t i o n s p l e i n p r o j e c t i n verband s t a a t i s h e t p r o j e c t Kampstraat Schapenkamp, d a t d i e n t voor de opvang van de ondernemers d i e u i t h e t g e b i e d , s t a t i o n s p l e i n m o e t e n worden v e r p l a a t s t . D i t p r o j e c t (grondoppervlak + 1000 mL) b e s t a a t u i t b e d r i j f s r u i m t e voor horecadoeleinden met daarbovzn 22 (woningwet) woningen. U i t r e c e n t e berekeningen i s e c h t e r gebleken d a t h e t p r o j e c t i n deze opzet economisch n i e t h a a l b a a r i s , overwogen wordt woningen t e schrappen en kant o o r r u i m t e t o e t e voegen. Het derde g r o t e bouwplan i s e e n woningbouwplan i n de A. Brouwersstraat e . 0 . (+ 0 , 7 h a ) . D i t plan voor de bouw van 70 woningen d a t i n 1982 van s t a r t g a a t z a l een a a n z i e n l i j k e i n t e n s i v e r i n g van h e t grondgebruik betekenen ( h u i d i g grondgebruik: parkeren e n wonen - 7 woonhuizen). Een l a a t s t e p l a n i s h e t p l a n S t a t i o n s s t r a a t - Schapenkamp ( 0 , 6 h a ) . D i t plan i s ingediend door een p a r t i c u l i e r e ondernemer en beoogt de bouw v a n winkels/showrooms (1000 m2 b r u t o v l o e r o p p e r v l a k ) , kantoren (1770 m2 b . v . 0 . ) en 34 woningen ( i n de v r i j e s e c t o r ) . Uitvoering van d i t p l a n zou de a f b r a a k van + 10 b e d r i j f s p a n d e n en 2 woningen noodzakelijk maken ( z i e ook k a a r t 2 . 3 . 7 .
-
>
'. .. e . .,..:.., .. , , ..,:.
ge.
-
Tabel 2.7.
De anno 1980 i n voorbereiding z i j n d e nieuwbouwprojecten i n h e t s t a t i o n s g e b i e d van de gemeente Hilversum n a a r bestemming, a a n t a l m 2 v l o e r - e n grondoppervlak a a n t a l eenheden
a a n t a l m 2 grondopp.
wonen 165 1 176 woningen detailhandel, ? horeca ? kantoren
a a n t a l m2 vloeropp.
?
-+ 2600 -+ 3200
Kijken we n a a r de toekomstplannen en - p e r s p e c t i e v e n van de anno 1979% i n h e t s t a t i o n s g e b i e d aanwezige b e d r i j v e n dan z i e n we d a t i n Kernplan 19 en i n S t . V i t u s 1 3 b e d r i j v e n ( e x c l u s i e f de d e t a i l h a n d e l s b e d r i j v e n ) behoefte hebben aan u i t b r e i d i n g van h e t t e r r e i n o p p e r v l a k . I n t o t a a l hebben deze b e d r i j v e n behoefte aan r e s p e c t i e v e l i j k 9200 en 3600 m2 t e r r e i n o p p e r v l a k (waarvan r e s p e c t i e v e l i j k 5100 en 2400 m2 bebouwd wordt) Lezen we de v i t a l i t e i t van h e t b e d r i j f s l e v e n af aan h e t a a n t a l b e d r i j ven d a t behoefte h e e f t aan u i t b r e i d i n g dan i s de levenskracht van de i n h e t s t a t i o n s g e b i e d aanwezige b e d r i j v e n v r i j g r o o t , i m e r s 32 van de i n t o t a a l 112 b e d r i j v e n (28,6%) h e e f t behoefte aan meer t e r r e i n o p p e r v l a k . Voor de w i j k centrum i s d i t percentage 25,4%, voor t o t a a l H i l versum 20,9%.
.
X
Bron: B e d r i j f s e n q u g t e 1979, S.W.O.
gemeente Hilversum.
Het belang van de huidige lokatie heeft voor de in het stationsgebied gevestigde bedrijven wordt duidelijk uit het aantal bedrijven dat voorbereiding treftloverweegt om op het huidige adres het vloeroppervlak uit te breiden. In Kernplan zijn dit 14 bedrijven die in totaal met 1700 m2 vloeroppervlak willen uitbreiden (waarvan 300 :m2 ten behoeve van kantoor, 1100 m2 ten behoeve van.productie en 300 m2 ten behoeve van op.slag). In St. Vitus is het aantal bedrijven dat sen dergelijke voorbereiding treft of overweegt 5, en is het aantal m vloeroppervlak 1000 m2 (waarvan 100 m2 ten behoeve van kantoor, 100 m2 ten behoeve van opslag en 800 m2 ten behoeve van productie). Het aantal bedrijven dat verplaatsing voorbereidt, overweegt af als alternatief aanmerkt is in Kernplan 10 en in St. Vitus 6; het aantal bedrijven dat begindiging voorbereidt , overweegt of als alternatief.noemt is respectievelijk 6 en 2. . . . Conclusies 1. Inzake de woonfuncties Tabel 2.8. Ontwikkelingen in de woonfunctie in de periode 1971-80; plannen voor de nabije toekomst
aantal woningen
aantal bewoners gem. woningbezetting woningdichtheid (aantal woningenlha)
1971
1980
805
806
2798 3,5
2003 2,5
23
23
plannen 165 h 176 (netto toename i.v.m. sloop 135 B 146) ? ?
+ 80
Uit de tabel blijkt dat in de periode 1971-80 de woonfunctie niet is teruggedrongen: het aantal woningen bleef gelijk, we1 daalde het aantal bewoners aanzienlijk. Ten aanien van woningbouwplannen kan worden gezegd dat zij in relatief hoge woningdichtheid worden gerealiseerd. 2. Inzake de bedrijvigheid
Omtrent de ontwikkelingen in de bedrijvigheid in het onderzoeksgebied waren bij de gemeente Hilversum slechts weinig gegevens bekend. Desondanks kunnen er over het in 1980 in het stationsgebied aanwezige bedrijvenstand een aantal uitspraken gedaan worden: - sinds het midden van de jaren zeventig (1-1-1976) is het aantal grotere bedrijven niet toegenomen: terwijl het aantal bedrijven met minder dan 10 werkzame personen tussen 1976 en 1980 steeg van 200 tot 212, daalde het aantal bedrijven met meer dan-10man personeel van 34 naar 30; - het aantal bedrijven dat zich na 1970 in het onderzoeksgebied vestigde is relatief groot: 133; 58 bedrijven waren reeds voor 1971 in het gebied gevestigd, terwijl van 51 bedrijven de vestigingsdatum onbekend is - kijken we naar de bedrijfsklasse van de sinds 1971 in het gebied gevestigde bedrijven, dan blijkt dat 38% van de betreffende bedrijven detailhandels- en horecabedrijven zijn; 35% bedrijven in het banken verzekeringswezen en in de dienstverlenende sectorzijn,en 27% industrizle-, handels-, bouw- en transportbedrijven zijn.
.~
.
.. .
.
I
Vergelijken we deze verdeling met de verdeling naar bedrijfstak van alle in 1980 in het stationsgebied aanwezige bedrijven (zie blz. ), dan blijkt dat onder de "vestigers na 1970" de banken, verzekeringsbedrijven en dienstverlenende bedrijven oververtegenwoordigd zijn, en de detailhandel-, horeca-, industrizle -, handels-, bouw- en transportbedrijven ondervertegenwoordigd zijn. Uit deze cijfers kan in verband met de onbekendheid met de "vertrekkers" uit de stationsomgeving niet de conclusie worden getrokken dat sinds 1971 zich vergelijkbare ontwikkelingen in het bedrijvenbestand, dat wil zeggen een (relatieve) toename van de dienstverlenende bedrijven en een afname van de industriele bedrijven, hebben afgespeeld; - de vitaliteit van de (anno 1979) in het onderzoeksgebied gevestigde bedrijven (exclusief de detailhandel) is relatief groot: ruim een kwart (29%) van de bedrijven heeft behoefte aan meer terreinoppervlak (voor alle bedrijven in Hilversum is dit percentage 21%). Ca. de helft van deze bedrijven wenst op het huidige adres uit te breiden. 3. Inzake de maat en dichtheid van'bebouwing Met name de aanleg van (een deel van) de ringweg in het gebied heeft een schaalvergroting teweeg gebracht. De maat van het politiebureau en van de hierboven genoemde bouwplannen is op de breedte van de ringmg ingesteld. De resterende (kleinschalige) oude bebouwing wordt door deze ontwikkelingen bedreigd, en in de toekomst wellicht steeds sterker teruggedrongen. De bebouwingsdichtheid is in de periode 1971-80, met name door de toename van het grondgebruik voor verkeersdoeleinden, alsmede ook door de ruime opzet van het politiebureau, afgenomen. De in voorbereiding zijnde nieuwbouw zal door opvulling van open gaten de bebouwingsdichtheid wellicht weer doen toenemen. 4.Inzake de bestemingen in de nieuwbouwplannen Naast de hoeveelheid ruimte gereserveerd voor detailhandel, horeca en kantoren is de omvang van het woningbouwprograrmna opvallend. ., Wellicht zal'de woonfunctie in de nabije toekomst in het stationsgebied weer sterker worden. Wat betreft de nieuwbouw-/uitbreidingsplannen van de in het onderzoeksgebied gevesti de bedrijven (in totaal 1700 m2 vloeroppervlak) is het grote aantal m? voor productie en opslag, respectievelijk 1100 en 300 m2 vl.oeroppervlak,opvallend. 2.5. Amersfoort In Amersfoort ligt het station relatief ver van het stadscentrum: + - 750 meter ten zuidwesten van de stadsring, de ringweg rondom het stadscentrum (zie fig. 2.4.). Tot aan het midden van de jaren zestig lag het station in feite buiten de stad. De aaneengesloten bebouwing rondom de straat die het station verbindt met het centrum - de Stationsstraat - hield een paar honderd meter v66r het station op. Het stationspleinkenmerkte zich door een weinig intensieve bebouwing, in een iets ruimere omgeving domineerde villabebouwing (het zogenaamde Bergkwartier). De solitaire ligging van het station werd nog versterkt door het ontbreken van een stationsingang aan de overzijde van het spoor (ten behoeve van de na-oorlogse woonwijk Soesterkwartier). Pas aan het eind van de jaren zestig komt aan deze situatie een eind.
Op tot dusver braakliggende N.S. terreinen aan de spoorweg naar Rhenen werd een aantal grootschalige kantoorcomplexen gerealiseerd, terwijl ook de Stationsstraat, aan de overzijde van het station, bebouwd werd met een aantal kantoorgebouwen. Daarnaast zette zich in het villagebied aan het eind van de jaren zestig een "verkantorisering" in en veranderde voor veel villa's de woonfunctie in een kantoorfunctie. '~e~elijkertijd werd in het gebied grenzend aan de stadsring de drukvanuit het stadscentrum steeds sterker. Het vrijkomen van twee uitgestrekte terreinen'in dit gebied door de sloop van een sigarenfabriek en een bierbrouwerij maakte in de jaren zeventig een ware intocht van centrumfunctiesmogelijk.De gemeente "volgde" dezz ontwikkelingen en reguleerde ze door het opstellen van bestemingsplannen in de gebieden met bouwlocaties (in 1973 Herziening van het plan Berg; in 1974 de vaststelling van het bestemmingsplan Phoenix). Voor een ander groot braakliggend terrein, het gebied Zonnehof had de gemeenteraad a1 in het begin van de jaren zestig een uitbreidingsplan vastgesteld. Pas in het begin van de jaren zeventig kwam de bebou-. wing van dit gebied enigszins op gang door de vestiging van een aantal gemeentelijke diensten (0.a. de G.G. & G.D.) op dit terrein. Sinds enkele jarenwordt nu ook een discussie gevoerd omtrent het stationsgebouw. Zowel naar maat als kwaliteit voldoet dit gebouw volgens N.S. en gemeentex "niet aan de verkeersverwerking vanuit het hedendaagse vervoersaanbod". Het nieuwe station dient volgens de plannen een stedebouwkundig eindpunt te vormen met een stationsplan dat behalve kantoren, ook woningen, eetgelegenheden e.a. functies in zich bergt; het stationsgebouw zelf moet door zich uit te strekken langs de nog onbebouwde zijde van de stationsstraat de nog ontbrekende stedelijke wand vormen. Samengevat bestaat het stationsgebied uit 3 duidelijke deelgebieden: 1. een kantorenassociatie in de directe omgeving van het station, in zowe1 nieuwe kantoorgebouwen als in bestaande woningen; 2. een zeer extensief bebouwd villagebied ten zuidwesten van het station; 3. het gebied tussen stadsring en spoorlijn naar Rhenen, dat in steeds sterkere mate wordt gevuld door kantoren, stedelijke en regionale . . voorzieningen, enz. en daardoor functioneel steeds sterker deel uit. maakt van het stadscentrum. De afgrenzing van het stationsgebied
.
'
.
In totaal beslaat het onderzoeksgebied een oppervlakte van 95 ha; het wordt begrensd door de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort - Harderwijk, Abraham Kuyperlaan, ~mmalaan,Utrechtseweg, spoorlijn Amersfoort Rhenen, .Arnhemseweg en Stadsring. Deze grenzen zijn voornamelijk bepaald door de indeling van Amersfoort in buurten. Bij toeval vormen de buurten 6.5. en 6.6. van de wijk Berg en de wijk Zonnehof (08) te zamen een halve cirkel rondom het station met een straal van 600-750 mLter. De wijk Soesterkwartier aan de overzijde van het spoor is'niet in deanalys.e betrokken omdat a. er in deze buurt in de afgelopen 10 B 15 jaar weinig veranderd is, en b. de spoorlijn door het ontbreken van een ingang aan deze zijde als een natuurlijke barriere tussen woonbuurt en station in ligt, de loopafstanden groter maakt en het - op grond van de korte afstand hemelsbreed verwachte hoge treingebruik - tempert.
"~tations~lein - stedebouwkundige en verkeerskundige verkenning, 1980, . . blz. 4
I n v e n t a r i s a t i e van de h u i d i g e t o e s t a n d v a n h e t onderzoeksgebied
1. Bevolking / wonen Tabel 2 - 9 . A a n t a l woningen en a a n t a l inwoners ( p e r 31-12-1981)
. ..
Zonnehof oppervlakte i n ha a a n t a l woningen woningdichtheid a a n t a l inwoners gem. woningbezetting .
Berg-oost
Berg-wds t
totaal
stadskern
Amersfoort
30 393 13,l 975
31 255 892 '809
34 193 5,7 6 57
95 841 899 2441
68 1292 19 3575
2710" 29987 11,l 88094
2,5
3,2
3$4
2,9
2,8'
,
.
.
..
..
2,9
? l e t t o t a l e o p p e r v l a k i s g e l i j k a a n h e t grondgebied v a n de gemeente Amersfoort min de c u l t u u r g r o n d e n
.
I n h e t g e h e l e s t a t i o n s g e b i e d , e n i n h e t b i j z o n d e r i n h e t "Berg-gedeelte" i s de w o n i n g d i c h t h e i d z e e r l a a g . V o o r d e Zonnehof i s p e r 31-12-1979 e e n wat h o g e r gemiddelde t o t stand'gekomen d o o r de o p l e v e r i n g i n 1979 v a n . e e n flatgebouw met meer dan honderd z e l f s t a n d i g e woonruimten v o o r bejaarden.
I n Amersfoort d a t e r e n de meest r e c e n t e gegevens o m t r e n t de i n h e t onderzoeksgebied aanwezige b e d r i j v e n e n i n s t e l l i n g e n u i t 1976-77 (bron: de b e d r i j v e n c a r t h o t e e k van de gemeente Amersfoort). P e r b e d r i j f s v e s t i g i n g i s bekend de b e d r i j f s t a k , h e t a a n t a l werkzame personen e n h e t a a n t a l m2 v l o e r o p p e ' r v l a k . I n 1976 waren e r i n h e t s t a t i o n s g e b i e d i n t o t a a l 415 bed r i j v e n g e v e s t i g d . Meer dan d e h e l f t v a n deze b e d r i j v e n ( 6 1 , 7 % ) waren banken, verzekeringsmaatschappijen, e n z a k e l i j k e e n o v e r i g e d i e n s t v e r lenende b e d r i j v e n .
Tabel 2.10. ~ e taanral b e d r i j € ~ ~ e . r % g i ~ g c nper bedrijfatak in het srations8ebied en in
lendbouv en visserij
Berg-oost ab.. in t . .
ixtduerrie
2
openbare nurnbedrijven
.
b o u ~jverheid i
3
gro~rhandcl
9
detailhandel
I1
hotels ...d.
10
,ore~.ipe
1
CrBRBpUrt
.6
bank- m vrrzrkcrings-
w r e n , (nnlmc?rend goed
~ ~ k e l i i kdiensiverl. e
(1.41 i2,21
(8.01
(4.31
cofa.1
aha. 1
, in 1 (0,~)
herslaart sba. I* Z 105 (8,31
-
.
.
.
.
. ,
.,.
.,.
, '.
In vergelijking met Amersfoort valt behalve het hoge percentage dienstverlenende bedrijven in het onderzoeksgebied vooral het kleine aantal (detail) handelsbedrijven op. Gezien de kwaliteit van het woonmilieu in het Bergkwartier is het hoge aantal artsenpraktijken (= gezondheidsdiensten) niet verwonderlijk. Uit gegevens over de bedrijvigheid in de binnenstad van Amersfoort uit 1976 blijkt overigens dat het centrum van Amersfoort in de eerste plaats een winkel- en vermaakcentrum is*, en dat "typische" stadsfuncties" ils . het bank- en verzekeringswezen, zakelijkecen overige) dienstverlening in het gebied rondom de binnenstad, en met name in het stationsgebied, gevestigd zijn. . Ook de gegevens over het aantal arbeidsplaatsen per bedrijf geveneen beeld van het "city" karakter van het stationsgebied in Amersfoort;'... ,
.
.
Tabel 2.11. Het aantal bedrijfsvestigingen naar aantal arbeidsplaatsen per vestiging in Berg-oost, Berg-west en Zonnehof Zonnehof (08) Berg-oost (65) Berg-west (66) aantal arbeidsplaatsen 0 - 5 6 - 9 10 en meer totaal
totaal
abs.
in %
abs.
in %
abs.
in %
abs.
in %
165 22 49
69,9 9,3 20,8
89 21 28
64,5 i5,2 20,3
32 2 7
78,O 4,9 17,l
286 45 84
68,9 10,8 20,2
100,o' 138
100,O
41
100,o
415
100,O
236
Ruim 20% van de in het stationsgebied gevestigde bedrijven en instellinen telt 10 of meer arbeidsplaatsen. In deze klasse zijn er 27 bedrijven met meer dan 50 werkzame personen; maar liefst 15 bedrijven hebben meer dan 100 arbeidsplaatsen. Het aantal m2 vloeroppervlak per bedrijfsvestiging geeft een beeld van de omvang van de bedrijven in het onderzoeksgebied. Te zamen met een indicatie van het (bebouwd) grondoppervlak per bedrijf geeft het tevens een beeld van de bebouwingsdichtheid. In tabel 2.12. beperken we ons echter uitsluitend tot het aantal m 2 vloeroppervlak per vestigingxx. In 106 gevallen was het vloeroppervlak onbekend. Ten aanzien van 46 bedrijven ging het daarbij om situaties dat op hetzelfde adres een bedrijf gevestigd was waarvan het aantal m 2 ~loero~pervlak we1 bekend was (dit kan betekenen dat: a. het hier dochterondernemingen of "loze B.V. 'st'betreft; b. in enkele gevallen het totaal aantal m2 per adres wordt toegeschreven aan &Sn enkel bedrijf).
X
64% van de 722 in de wijk stadskern gevestigde bedrijven zijn handelsen horecabedrijven; het totaal aantal dienstverlenende bedrijven is 161 (22%), in het stationsgebied is dit laatste percentage 62.
XX
Bron: afdeling Onroerend Goed Belasting van de gemeente Amersfoort, 1977.
Tabel 2.12. Bedrijfsvestigingen naar aantal m2 vloeroppervlak per vestiging Berg-wes t
Zonnehof m2 vloeroppervlak
abs.
in%
abs.
in %
abs.
in%
totaal abs.
in %
7 29 47 32 92 46 18 38
1,7 790 11,3 7,7 22,2 11,l 493 9,2
onbekend
106
25,5
totaal
415
100,O
0-50 51-100 101-150 151-200 201-300 301-500 501-1000 1000 en meer
Evenals bij het aantal arbeidsplaatsen per bedrijf blijkt ook uit bovenstaande gegevens dat in het gebied een flink aantal grote bedrijven gevestigd zijn: 38 bedrijven hadden in 1977 meer dan 1000 m2 vloeropper-' vlak ter beschikking. In de paragraaf waarin de ontwikkelingen tussen 1970 en 1980 ter sprake komen zal blijken dat een groot aantal van de grotere bedrijven in gebouwen is gevestigd die in de afgelopen 10 ?I 15 jaar nieuw gebouwd zijn. Ook wordt duidelijk dat dit proces van grootschalige nieuwbouw van bedrijfsgebouwen en kantoren na 1977 niet gestopt is. 3. Verkeersvoorzieningen en openbare ruimten
. .. ,
'
.. .
..
Een belangrijke grootgrondbezitter en -gebruiker in het stationsgebied is de Nederland,se Spoorwegen zelf. Een groot deel van dit grondbezit wordt door de N.S. niet meer af nauwelijks gebruikt. In het begin van de'jaren zeventig is op een deel van het N.S. terrein op nog onbebouwde grond langs de spoorlijn naar Rhenen een aantal grootschalige kantoorgebouwen gerealiseerd. Aan de stadzijde van het station zijn in de nabije toekomst langs de Stationsstraat omvangrijke nieuwbouwactiviteiten gepland (zie ook bij ~"nieuwbo~w~lannen). In het stationsgebied lopen verschillende belangrijke verkeerswegen. Een van deze wegen, de Stationsstraat, verzorgt deverbinding tussen Stationsplein en stadsring. Ondanks deze verbindingsfunctie heeft zich langs de Stationsstraat nauwelijks een concentratie van winkels (in 1976 3 ves tigingen) of eetgelegenheden (in 1976 5 ves.tigingen) gevormd. In het midden van de jaren zeventig heeft vlak bij de stadsring een verkeersdoorbraak plaatsgevonden en heeft de Stationsstraat - via de Asch van Wyckstraat - een meer directe aansluiting op de stadsring gekregen. Ontwikkelingen in de functies in de periode 1971-80
1. Bevolking / wonen Slechts uit de volkstelling van 28-2-1971 zijn enige gegevens te verkrijgen omtrent de bewoners en de ~onin~voorraad. Vanwege een wijziging in de buurtindeling rond 1976 zijn deze gegevens alleen voor de wijk Zonnehof en de wijk BergW verkrijgbaar. X
Totale oppervlakte van de wijk Berg is per 28-2-1971 377 ha, per 31-12-1979 is het grondoppervlak 360 ha.
In de periode 1971-80 is er in de wijk Berg weinig veranderd: de woningvoorraad steeg van 2930 tot 2944, de bevolkingsomvang daalde in verband met de lagere gemiddelde woningbeeetting van 10390 tot 8799. In de Zonnehof vermeerderde de woningvoorraad met 78 woningen tot 393 en daalde het aantal bewoners van 1080 per 28-2-1971 tot 975 per 31-12-1979. Bedrijvigheid Door de wijziging van de indeling in wijken en buurten rond 1976 kunnen voor het gebied rondom het station geen exacte uitspraken gedaan worden omtrent de veranderingen in de samenstelling van de bedrijvigheid in de periode 1971-80. Door de omstandigheid dat in het onderzoeksgebied de omvangrijkste nieuwbouw in de periode 1971-80 voor een groot deel kon plaatsvinden op nog niet bebouwd terrein kan gesteld worden, dat gezien de bedrijfsklasse van de bedrijven in de nieuwgebouwde kantoren, het aantal bedrijven en instellingen in de dienstverlenende sector in de afgelopen 10 jaar aanzienlijk groter is geworden (zie ook de volgende paragraaf). Ontwikkelingen in de ruimtelijke vormen in de periode 1971-80 De analyse van de ontwikkelingen in het artefaktieel-morfologisch patroon van het stationsgebied zal plaatsvinden aan de hand van lijsten van afgegeven bouwvergunningen voor nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing en verandering van functie van gebouwen en woningen. Aangezien de gemeente Amersfoort slechts die bouwvergunningen registreert die betrekking hebben op bouwactiviteiten .die f 10.000,- en meer" vergen,blijft de analyse beperkt tot de meest belangrijke activiteiten. Een aanvulling op bovenstaande bron biedt een lijst van de Onroerend Goed Belasting met de sinds 1970 voltooide nieuwbouw van gebouwen. Op de kaarten 2.5. en 2.6. zijn de nieuwbouwactiviteiten in de periode 1965-80 en de belangrijkste uitbreidingen van gebouwen in de periode 1971-80 aangegeven. Opvallend is de grootschaligheid van de nieuwbouw: zowel in Berg-oost, langs de Stationsstraat en de spoorlijn naar Rhenen, als in Zonnehof, op de voormalige terreinen van een sigarenfabriek en de bierbrouwerij Phoenix, en op het plein Zonnehof, zijn uitsluitend grote gebouwen (>I000 m2 vloeroppervlak) gerealiseerd. Uit de tabellen 2.13. en 2.14. blijkt dat het gemiddelde vloeroppervlak van de bedrijven die in nieuwbouw gevestigd zijn vele malen groter is dan het vloeroppervlak van alle bedrijven in het stationsgebied. Tabel 2.13. Aantal m2 vloeroppervlak (totaal een gemiddeld) van de in 1976 in het stationsgebied gevestigde bedrijven Zonnehof (08) Berg-oost (65) Berg-west (66) aantal bedrijven (1976) totaal vloeroppervlak gem. vloeroppervlak
169 73938 438
110 70359 640
29 14342 495
totaal 308 158639 515
Tabel 2.14. Aantal m2 ~ l o e r o ~ ~ e r v l(totaal ak en gemiddeld) van de bedrijven in gebouwen die opgeleverd zijn in de periode 1971-76 totaal vloeropper-
Zonnehof 7369
. ~ e r ~ - o o s tBerg-west 34677 4892
totaal 46938
v l a k (in m2)
aantal bedrijven gemiddelde vloe oppervlak (in m 5-) R
3 2456
9 3853
2 2446
14 3353
Tot 11-1-1978; vanaf deze datum is de minimum kostprijs gelegd op f20,000,-
. ,
.
-
Dat dit proces van schaalvergroting niet gestopt is na 1976, tonen de cijfers van de na 1976 nieuw gebouwde gebouwen aan: in totaal werden tot eind 1979 7 kantoorgebouwen en e n parkeer arage gebouwd. Het totale vloeroppervlak bedroeg + 25000 'm + 5600 m5 ( 2 lagen) =. + 30600 m2. Het gemiddeld vloeroppe~vlakvan de in de kantoren gevestigde bedrijven was dus t 3750 m2. Vanaf het tijdstip van oplevering worden deze kan-. toren gerruikt door respectievelijk de gemeentepolitie, een verzekeringsmaatschappij, een ziekenfondsinstelling, 2 banken, de plaatselijke V.V.V. en een bedrijf in zakelijke dienstverlening. De bedrijven die in 1976 in de gebouwen die tussen 1971 en 1976 voltooid zijn, zaten, zijn: 3 (groot)handelsbedrijven, 5 overige dienstverlenende bedrijven (waaronder 2 gemeentelijke diensten), 2 bedrijven in de zakelijke dienstverlening, 2 banken, het hoofdkantoor (en laboratorium) van een chemische industrie en een districtskantoor van de P.T.T. Dat het stationsgebied sinds 1960 steeds ieer het concentratiegebied is geworden van de meer grootschalige nieuwbouw van bedrijfsgebouwen, wordt duidelijk uit een lijst van na 1960 in'Amersfoortgerealiseerde bedrijfsgebouwen (met meer dan 500 m2 vl~ero~pervlak):22 van de 38 gebouwen zijn gerealiseerd in het stationsgebied, terwijl na 1970 12 van de in totaal 22 in het onderzoeksgebied zijn gebouwd. Wat betreft de overige nieuwbouw: tussen 1970 en 1980 zijn in het-gebied 11 woningen gebouwd, 2 magazijns, een doorsmeer-, autowas-enbenzinestation, een rijwieloverkapping en 8 bouwwerken in het station (0.a. een wachthuisje op het perron en een luchtbrug). Op de kaarten 2.5. en 2.6. zijn de diverse uitbreidingen (in totaal 15) van bestaande gebouwen aangegeven. Tenslotte vonden in het stationsgebied 82 verbouwingen plaats (waaronder 23 verbouwingen van kantoorruimW te en 33 woningverbouwingen), terwijl.9 functieveranderingen geregisrreerd werden. Nieuwbouwplannen Verreweg het meest belangrijke plan in het stationsgebied is het plan van de Dienst Gemeentewerken en van de Nederlandse Spoorwegen voor het stationsplein en de Stationsstraat. In de Nota Stationsplein, stedebouwkundige en verkeerskundige verkenning (oktober 1980) omschrijft de Dienst Gemeentewerken de problematiek van de directe stationsomgeving en presenteert zij een reconstructieplan voor het gebied. Als de belangrijkste problemen noemt de Nota: 1. het ruimtelijk niet betrokken zijn van het station bij de stad; 2. de in functionele zin eenzijdige opbouw van het gebied (i.e. voornamelijk kantoren); 3. de verkeerskundige problemen. Als oplossingen worden aangegeven (zie fig. 2.7.) a. de bebouwing van de noordzijde van de Stationsstraat, waardoor een gesloten straatwand ontstaat; door deze bebouwing in 4 lagen te realiseren kan bovendien een tegenwicht gevormd worden tegen de maximaal 10 lagen hoge solitaire kantoorgebouwen aan de overzijde van de Stationsstraat; b. een verbreding van de functies van de Stationsstraat door in de nieuwbouw ruimte te reserveren voor woningbouw, hotelaccomodatie en recreatie (bowling) ; c. verplaatsing van het busstation van het stationsplein naar de westzijde van het station. In het huidige plan zal een deel van het stationsgebouw gesloopt moeten worden en zal de rooilijn van het nieuwe gebouw enigszins naar achteren gelegd worden, waardoor de mogelijkheid van het voorrijden verbeterd W
De aard van de functieveranderingen is helaas niet bekend.
worden. Het complex z a l i n 2 t o t 5 lagen gebouwd worden en + 20000 m2 vloeroppervlak hebben*. T e n s l o t t e z a l op N.S. t e r r e i n , op emplacementsniveau, een bouwblok van 2 en 5 lagen worden g e r e a l i s e e r d waarin + 6500 m2 kantoorruimte. Reeds i n aanbouw i s h e t plan Monopole aan h e t ~ t a t i b n s ~ l e i nd:i t p l a n b e h e l s t de bouw van 20 luxe etagewoningen p l u s + 3000 m2 kantoorvloeroppervlak. Drie andere plannen hebben a l l e betrekking op t e r r e i n e n op of i n de nab i j h e i d van h e t p l e i n Zonnehof, t e weten: h e t p l a n Buys I (op de hoek ~ o n n e h o f / B e rs t r a a t ) : 34,5 meter x 10 meter x 4 lagen = 1380 m' vloeroppervlak kantoorruimte; - h e t plan Buys I1 (Zonnehof): 20 meter x 15 meter x 5 lagen = 1500 m 2 vloeroppervlak kantoorruimte + 20 meter x 15 meter x 1 l a a g = 300 m2 vloeroppervlak magazijn; h e t plan KetelfBrummer (hoek ~onnehof/Utrechtseweg): d i t plan d a t u i t gevoerd wordt i n 1 t o t 11 lagen, t e l t + 7200 m2 vloeroppervlak aan kantoorruimte.
-
-
-
-
-
Overigens z a l de nieuwbouw van opnieuw enkele tienduizenden m 2 kantoorvloeroppervlak de reeds bestaande leegstand van k a n t o o r r u i m t e - i n h e t s t a t i o n s g e b i e d Cper 11-10-1980) 12132 m2, waarvan 6100 m2 i n ' s t a t i o n s s t r a a t 46-50)** ( h e t t o t a l e aanbod van kantoren i n Amersfoort i s + 41500 m2) a l l e e n maar g r o t e r doen worden. Omtrent de nieuwbouw- of u i t b r e i d i n g s p l a n n e n van de i n h e t s t a t i o n s g e b i e d gevestigde b e d r i j v e n g e e f t een onderzoek van Stynenboschnaar de k a n t o r e n s e c t o r i n Amersfoort u i t 1977 een i n d i c a t i e . I n een enquete ond e r 74 kantoren i n Amersfoort i n 1976 b l i j k e n 12 van d e 2 6 kantoren i n Zonnehof e n 9 van de 18 kantoren i n Bergkwartier-noord (= ~ n ~ e v e e r ' ~ e l i j k aan Berg-oost) behoefte t e hebben aan meer kantoorruimte. I n , t o t a a l hadden 32 van de 74 k a n t o r e n b e h o e f t e a a n u i t b r e i d i n g van de kantoorruimte. Twee kantoren i n Zonnehof en 1 i n Bergkwartier-noord hadden behoefte aan minder ruimte.
-
Tabel 2.15. De anno 1980 bekend z i j n d e nieuwbouwprojecten i n h e t s t a tionsgebied van de gemeente Amersfoort n a a r b e s t e m i n g , , a a n t a l m2 vloer- en grondoppervlak a a n t a l eenheden
+
,
m2 grondoppervlak
m2 vloeroppervlak
20 woningen 625 ? (Monopole p r o j e c t ) ; onbekend a a n t a l ? + 5000 ( s c h a t t i n g ) stationsproject + d e t a i l h a n d e l ; h o t e l + bowling horeca e.d. (stationsproject) + 2000 ( s c h a t t i n g ) + 10.000 ( s c h a t t i n g ) + kantoren + 4000 + 25.000 + diversen magazijn 300 300 wonen
-
NO^
2 n i e t bekend i s h e t a a n t a l m vloeroppervlak van de a f z o n d e r l i j k e f u n c t i e s i n h e t nieuwbouwcomplex; z i e v e r d e r f i g . 2.7.
**Het
aanbod van kantoorruimte i n h e t s t a t i o n s g e b i e d was per 10-11-1980: Asch van Wyckstraat 55 - 2700 m2 vloeroppervlak ( h u u r ) ; Berkenweg 7 1580 m2 ( h u u r ) ; Brouwersstraat 4 1000 m2 ( h u u r ) ; S t a t i o n s s t r a a t 1 4 112 m2 ( h u u r ) ; S t a t i o n s s t r a a t 46-50 6100 m2 (huur); Wilhelminalaan 12: 640 m2 (koop).
-
-
-
Conclusies 1. Inzake de woonfunctie Tabel 2.16. Ontwikkelingen in de .woonfunctie in de periode 1971-80*; plannen voor de nabije toekomst
aantal woningen aantal bewoners gemiddeld woningbezit ' woningdichtheid *
,
1971 3245
1980 3337
395 8
2 ~ 9 9
plannen 20 (+ onbekend aantal in stationspro?
-+ 33
In de periode 1971-80 heeft de woonfunctie in het stationsgebied zich gehandhaafd; onttrekking van woningen aan de woningvoorraad (door sloop, functieverandering of andere oorzaken) heeft nauwelijks plaats gehad. Door de nieuwbouw van een bejaardenflat in de wijk Zonnehof is het aantal woningen zelfs toegenomen. De daling van het inwonertal kan geplaatst worden in de context van de daling van de gemiddelde woningbezetting in Amersfoort van 3,6 en 1971 tot 2,9 in 1980. 2. Inzake de bedrijvigheid
Omtrent de ontwikkelingen in de bedrijvigheid waren bij de gemeente Amersfoort noch bij de Kamer van Koophandel gegevens bekend. Slechts via de bedrijfstak van de bedrijven anno 1980 in de na 1970' gerealiseerde bedrijfsgebouwen gevestigd zijn kan een indicatie verkregen worden in de richting van de (mogelijke) verschuivingen in de bedrijvensamenstelling: van de in totaal 21 bedrijven zijn 5 werkzaam i in het bank- en verzekeringswezen, 2 in de zakelijke en 8 in de overige dienstverlening; de overige 6 in verschillende bedrijfstakken. Deze verdeling sluit goed aan bij de in 1976 geconstateerde oververtegenwoordiging van bank- en verzekeringswezen, en zakelijke en overige dienstverlenende bedrijven in het stationsgebied (zie ook blz. ). De bedrijven in de na 1970 gerealiseerde bedrijfsgebouwen behoren gezien het gemiddelde vloeroppervlak van deze bedrijven (+ 3500 m 2 . het gemiddelde vloeroppervlak van alle bedrijven was in 1q77 515 m 2 ), tot de grotere ondernemingenlinstellingen Inzake de maat en dichtheid van bebouwing
. I
In de afgelopen 10 en 15 jaar is een grote hoeveelheid kantoorruimte gerealiseerd in het stationsgebied (+ 72.000 m2 vloeroppervlak). De schaal van de afzonderlijke nieuw gegouwde kantoren was eveneens bijzonder groot (het gemiddelde vloeroppervlak van de na 1976 gebouwde , kantoren was bijvoorbeeld 2 3750 m2 ; gegeven een geschatte gemiddelde bouwhoogte van 4 lasen, betekent dit een gemiddeld bebouwd terreinoppervlak van + 940 m ; zie ook kaart 2.5. en 2.6.). De bouw van een + 2800 m 2 2 lagen tellznde parkeergarage met een grondoppervlak van past in dit schaalbeeld. De situatie dat in Amersfoort de nieuwbouw van gebouwen en woningen steeds plaats kon vinden op tbtdan toe onbebouwd terrein (slechts in het bestemingsplangebied Phoenix heeft de nieuwbouw sloop van be-
*In verband met
een tussentijdse wijziging van de buurtindeling is het gebied iets ruimer genomen, te weten de wijken Zonnehof en Bergkwartier (totaal).
drijfsgebouwen en enkele woonhuizen noodzakelijk gemaakt) houdt i n d a t i n de periode 1971-80 de d i c h t h e i d van bebouwing s t e r k i s toegenmen. Vooral i n de d i r e c t e omgeving v a I i h e t s t a t i o n h e e f t een i n t e s i v e r i n g van h e t grondgebruik plaatsgevonden; de plannen voor h e t ~ t a t i o n s ~ e b o u w z u l l e n de d i c h t h e i d van de bebouwing i n d i t gebied i n de toekomst nog doen toenemen. 4. Inzake de bestenuningen i n de nieuwbouwplannen 0 v a l l e n d i s h e t g r o t e a a n t a l m2 kantoorruimte i n de plannen ( + 25.000 m5 v l ~ e r o p ~ e r v l a k )Ondanks . h e t h u i d i g e g r o t e aanbod van kantoorruimte i n Amersfoort 6n i n h e t s t a t i o n s g e b i e d ( r e s p e c t i e v e l i j k 41.500 en 12.000 m2), z i e n de p a r t i j e n aan de aanbodszijde van de kantorenmarkt derhalve nog s t e e d s mogelijkheden voor verkoop o f verhuur van nog meer m2 kantoorruimte. De r e s e r v e r i n g door de gemeente van zowel woningbouw a l s hotelaccomodatie en een bowling i n h e t s t a t i o n s p r o j e c t wordt gepresenteerd a l s een poging t o t f u n c t i e v e r b r e d i n g van de stationsomgeving (Nota S t a t i o n s p l e i n , 1980).
2.6. Gouda Het N.S. s t a t i o n i n Gouda l i g t op ca. 300 meter a f s t a n d van de Singelg r a c h t rondom de h i s t o r i s c h e binnenstad. Via de Vredebest een s t r a a t met langs een wand een a a n t a l winkels en r e s t a u r a n t s heeft het stat i o n een d i r e c t e loopverbinding met 66n v a n de b e l a n g r i j k s t e winkels t r a t e n i n h e t stadscentrum, de Kleiweg. Sinds 1977 h e e f t h e t s t a t i o n ook een ingang aan de o v e r z i j d e van h e t spoor, t e n behoeve van de nieuwbouwwijk Bloemendaal. Behalve een g r o o t a a n t a l p a r k e e r p l a a t s e n (+ 300) z i j n b i j deze ingang ook een p l a a t s k a a r tenkantoor en een overdeEte f i e t s e n s t a l l i n g g e r e a l i s e e r d . Binnen h e t stationscomplex z i j n verder een perrongebouw en de perrontunnel nieuw gebouwd, t e l w i j l voor h e t stationsgebouw z e l f de nieuwbouwplannen i n vergevorderd stadium z i j n . D i r e c t tegenover h e t stationsgebouw i s op h e t s t a t i o n s p l e i n i n 1977 een enonn g r o o t (14.000 m2 vloeroppervlak) nieuw kantoorgebouw v e r r e z e n . Het meest opvallende kenmerk van h e t gebied tussen s t a t i o n en binnenstad i s de weinig i n t e n s i e v e bebouwing: vanaf h e t s t a t i o n s p l e i n s t r e k t z i c h i n z u i d w e s t e l i j k e r i c h t i n g h e t reeds i n d e vorige eeuw door Granpre MoliPreaangelegdeVan Bergen IJzendoornpark u i t (oppervlakte 2,7 h a ) . Langs d i t park s t a a n e e n g r o o t a a n t a l k a p i t a l e v i l l a ' s (waarvan een a a n t a l a l s kantoor i n gebruik z i j n genomen). Langs de s p o o r l i j n i n w e s t e l i j k e r i c h t i n g i s i n de afgelopen 10 B 15 j a a r op nog n i e t e e r d e r bebouwd t e r r e i n e e n c o n c e n t r a t i e van scholen voor b i j z o n d e r l a g e r onderwijs en v o o r t g e z e t onderwijs t o t s t a n d gekomen. Langs de s p o o r l i j n r i c h t i n g Woerden l i g t temidden van een 19de eeuwse bebouwing van b e d r i j f j e s en arbeiderswoningen een oud schouwburgcomplex. Tot voor enkele j a r e n speelde de gemeente Gouda een v r i j passieve 1-01 met betrekking t o t de ontwikkelingen i n h e t s t a t i o n s g e b i e d . Mede i n verband met de nieuwbouw van h e t kantoorgebouw op h e t s t a t i o n s p l e i n en de h i e r u i t r e s u l t e r e n d e druk op bestaande gebouwen i n de d i r e c t e omgeving b e s l o o t de gemeente i n h e t eind van de j a r e n zeventig een bestemmingsp l a n voor h e t gebied op t e s t e l l e n . Ook maakte de gemeente een l i j s t met de bestaande bouwplannen en de mogelijke bouwlocaties i n h e t gebied. Van een v r i j ongeleide ontwikkeling i n h e t verleden z a l de omgeving van h e t s t a t i o n i n de toekomst zowel qua f u n c t i o n e l e s a m e n s t e l l i n g a l s qua r u i m t e l i j k e vormen meer een door gemeentelijke d o e l s t e l l i n g e n ges t u u r d e ontwikkeling t e z i e n geven.
-
-
De afgrenzing van h e t onderzoeksgebied I n Gouda v a l t h e t o n d e r z o e k s g e b i e d v r i j w e l samen met h e t plangebied van h e t i n voorbereiding z i j n d e bestemmingsplan Nieuwe Park en omgeving ( z i e f i g u u r 2.8.). D i t plangebied b e s l a a t n a a s t de wijk Parkkwartier (wijk 3) ook een d e e l van de buurten 12 ( n i e t i n h e t onderzoek), 52, en een k l e i n d e e l van wijk 8 , namelijk een smalle s t r o o k langs de s p o o r l i j n . Evenals i n Hilversum en Amersfoort i s h e t gebied aan de o v e r z i j d e van de s p o o r l i j n , t e weten de nieuwbouwwijken Bloemendaal, waarin op f 250 meter van h e t s t a t i o n h e t Bleuland-ziekenhuis, en Ouwe Gouwe, n i e t i n h e t onderzoek opgenomen. Het t o t a l e onderzoeksgebied b e s l a a t ca. 50 ha (wijk 3: 43 h a ; 52: 3 , 5 h a en 12: + 2,5 h a ) .
-
I n v e n t a r i s a t i e van de h u i d i g e toestand van h e t gebied 1. Bevolking / wonen Eind december 1978 woonden i n h e t onderzoeksgebied 2031 personen (waarvan 1744 i n wijk 3 , 260 i n b u u r t 52 en 27 i n de t o t w i j k 8 behorende s t r o o k ) ; per 1-1-1980 was i n w i j k 3 h e t a a n t a l bewoners gedaald t o t 1683 Het t o t a a l a a n t a l woningen i n h e t bestemmingsplangebied bedraagt per 1-1-1979 702 woningen (waarvan i n wijk 3: 599; per 1-1-1980 gedaald t o t 589). Van deze woningen z i j n 357 voor en 345 na 1940 gebouwd. Van h e t t o t a l e bestand maken eengezinswoningen 62% (433 a b s o l u u t ) e n de bejaardenwoningen 18% (126) u i t . Naast de 702 woningen z i j n i n h e t s t a t i o n s g e b i e d t e v e n s g e l o k a l i s e e r d een b e j a a r d e n t e h u i s ( i n t o t a a l 130 bewoners), een s ~ h o l i e r e n ~ e n s i o n a a(74 t bewoners) en 6 pensions, m e t vergunning voor i n t o t a a l 98 g a s t e n . Laten we de bewoners i n bijzondere h u i s v e s t i n g b u i t e n beschouwing dan i s per 31-12-1978 de gemiddelde woningbezetting 2,52 bewoners p e r woning. 2. De b e d r i j v i g h e i d Tabel 2.17. Aantal b e d r i j f s v e s t i g i n g e n n a a r b e d r i j f s t a k i n h e t s t a t i o n s gebied van Gouda (november 1980)*
213
5 6 7 8 9
industrie bouwni jverheid handel, h o r e c a , r e p a r a t i e b e d r i j v e n transp0rte.d. bank- en verzekeringsweien; z a k e l i j k e diensten overige d i e n s t v e r l e n i n g onbekend totaal
abs.
in %
14 9 34 3 33
10,9 7,9 26,4 293 25,6
129
100,O
Bron: Kamer van Koophandel en fabrieken voor midden Nederland; Dienst Openbare Werken van de gemeente Gouda. Helaas z i j n voor geheel Gouda geen r e c e n t e gegevens over de v e r d e l i n g van b e d r i j v e n n a a r b e d r i j f s t a k beschikbaar. Vergelijken we de samenstell i n g van h e t bedrijvenbestand i n de stationsomgeving anno 1980 met d i e van a l l e b e d r i j v e n u i t Gouda i n 1974 (bron: S t a t i s t i s c h Jaarboek van de gemeente Gouda, 19751, dan v a l t n a a s t h e t geringe a a n t a l v e s t i g i n g e n (16 oftewel 1 2 , 4 % , tegen 774 of 30,3% i n geheel Gouda), v o o r a l h e t g r o t e a a n t a l dienstverlenende b e d r i j v e n . banken en verzekeringsmaatschappijen
*De
i n h e t s t a t i o n s g e b i e d gevestigde b e d r i j v e n met 0 werkzame personen ( i n t o t a a l 45, waaronder 24 dochterondernemeingen van h e t voormalige Nederhorst concern-nu H.B.G.) z i j n n i e t i n de analyse opgenomen.
i n h e t s t a t i o n s g e b i e d op (68 oftewel 52,7%, tegen 630 of 24,6 i n geheel Gouda). ~ a b e l2.18. Aantal b e d r i j f s v e s t i g i n g e n naar a a n t a l werkzame personen p e r v e s t i g i n g i n wijk 3 en i n h e t t o t a l e onderzoeksgebied ..
. .
,
. .
. .
.
i
.a .
'
. ,
.
.
,
.
.
abs.
, .. - :
1:
. a
. .
wijk Parkkwartier (onb : 20 bedr )
.. .. : werkzame personen I
,
. ~~
. ' 2 -. 4 .5 9 ., 10 en meer : totaal ..
t o t a l e stationsgebied (onb. : 23 bedr. )
.
i n %
abs.
.
-.25 31,3 29 36,3 1 2 , 15,O 14 17,5 80 100,O
.,
,
:
, i n %
. : 32 ' ( 3 0 , 2 ) . . 37 34,9 18 17,O. . 17,9 100,O"
;.
. ;.'
'
.
i I.
'.
19 106
, .
,
. .
.
,
* , .
.,
.,
Beperken we ons t o t de g r o t e r e b e d r i j v e n (10 e n . m e e r personeel) dan . . b l i j k t d a t i n h e t s t a t i o n s g e b i e d s l e c h t s 6 b e d r i j v e n meer, dan 50 werkdemers hebben: 4 b e d r i j v e n heben meer dan 100 werkzame'pers'onen op h . e .t ~ e s t i g i n ~ s a d r e s2 , d a a r v a n z i j n op h e t z e l f d e adres geves'tigd en' z i j n f. dochterondernemlngen "an-dezelfde moeder, 1 i s een uitzen'dbureau.(met s l e c h t s enkele personen a c h t e r de b a l i e van h e t kantoor),' de. 1-aatste en tevens de g r o o t s t e (met tussen 750-1000 werkzame personen i n novemb e r 1980) - i s h e t voormalige Nederhorst-concern (tegenwoordig H.B.G.).
.. .
. . . .,* . ., , ,: .
1 .' .
..
3
>
.
. i
!
. . ..9 : . . .-. 3. Verkeersvoorzieningen en openbare,ruimten i ; :: . : . ,..' . . , Door de aanwezigheid van een goede=enemplacement n a a s t h e t s t a t i o n wordt2 --' . . -_ ~t .. een groot d e e l van h e t onderzoeksgebied i n b e s l a g genomen door ruimte. .. t e n behoeve van de v e r k e e r s f u n c t i e van de N.S. (ca. 10 h a ) . Een f u n c t i e , . . . met een g r o o t ruimtegebruik z i j n de.groenvoorzieningen. I n i w i j k 3 i s , .. d a n k z i j h e t Van Bergen ~ ~ z e n d o o r n p a r k2,7 , h a wijkgroen, en"1;2 h a buurt- ' , . . . s. of blokgroen aanwezig. ,.. . .. , . , , , .. 4. Overige f u n c t i e s . . , :-,:; . Een g r o o t ruimtegebruiker (met + 10 h a ) i s , i n G o u d a de con&nf&tie:v?n .. .. .. . onderwi jsvoorziening&n.. Met name. langs de .Winterdijk z i j n in,.de afgelo-: pen 15 j a a r e e n groat a a n t a l scholen g e v e s t i g d , t e w'eten e e n : L.T..s: ( R . K . ) , een M.A;v:o., een L.O.M. school en 3 scholen voor d e i l i j k l e r = n - l den. E l d e r s . i n h e t s t a t i o n s g e b i e d l i g. G n e e n school .voor. z e 6 r I.; m.o e i l i j k lerenden en een L.T. S. (Chr. ) . !.' . ! . : ,. ;i, . <.. . . ,. ' , ,, . . , . . . , , t i , .-. ' ..., Ontwikkelingen i n de f u n c t i e s i n de.per.ibd6 <.1971-80" . ..:q*. , . ,. . ,. . .' .. ,., *:,;:. ' , 1. ' ~ e v o l k . i n/~ wonen', . . ,. , .- . . .. .,. ~ o o r d 'en i e t met de i n d e l i n g i n buurtcomb'
.
'.I
1
.
.
.
'
.
.
'
-,.t,
.
-
.
'
F.
! a
5
kaart 2.5
Tabel 2.19.Het aantal woningen en het aantal inwoners per 28-2-1971 en 1-1-1980 voor wijk 3 en totaal Gouda 197 1
aantal woningen aantal inwoners gem. woningbezetting woningdichtheid
wijk 3 1980
Gouda
589 1.683 299 13,7
485 1.930 4,O 11,3
I97 1
1980
13.905 46.880 3,4 14
21.080 58.793 2,8 21
Vooral door de bouw van een flat met zelfstandige bejaardenwoningen (+ 4 aangepaste woningen) langs de Winterdijk is het aantal woningen in het stationsgebied aanzienlijk toegenomen. Mede door de lage gemiddelde woningbezetting in dit bejaardencomplex (1,5 bewoners per woning) is de zeer hoge woningbezetting in wijk 3 sterk gedaald en anno 1980 gekomen op het niveau van geheel Gouda. De woningdichtheid in het stationsgebied is, hoewel toegenomen, invergelijking met Gouda laag. 2. Bedrijvigheid
Eind 1974 zijn door middel van een enquste onder alle ondernemers en instellingen, in Gouda gehouden door de gemeente Gouda in samenwerking met de Kamer van Koophandel van Gouda, gegevens verzameld omtrent personeelssterkte, herkomst van het personeel en de bedrijfsklasse. De in het kader van dit onderzoek verzamelde gegevens voor 1980 worden met dit materiaal vergeleken. Tabel 2.20. Het aantal bedrijven naar bedrijfsklasse in het stationsgebied in 1974 en 1980
213 industrie 5 bouwnijverheid 6 detailhandel groothandel en overige handel 7 transport en dergelijke 8 bank- en verzekeringswezen; zakelijke diensten 9 overige dienstverlening onbekend
totaal
17 11 23 30 6
11,6 795 15,8 20,5 4,1
30 29
20,5 19,9
146
100,O
-
129
100,O
Opvallend is de toename sinds 1974 van het aantal vestigingen in de dienstverlenende sector (zowel procentueel als absoluut). Het aantal handelsvestigingen is daarentegen sterk afgenomen. Het aantal bedrijfsvestigingen met meer dan 10 personen is in wijk 3 sinds 1974 afgenomen. Het grote aantal onbekenden in 1980 maakt het trekken van a1 te harde conclusies uit onderstaande gegevens echter niet goed mogelijk.
Tabel 2.21. Het aantal bedrijven naar aantal werkzame personen per bedrijfsvestiging
aantal werkzame personen
I 2 - 4 5 - 9 10 en meer totaal onbekend
1974 (wijk 3)
1980 (wijk 3)
abs . 22 44 20 29
abs. 25 29 12 14
in % 31,3 36,3 15,O 17,5
80 20
100,O
115
-
in % 19,O 38,3 17,4 25,2 .
100,O'
Ontwikkelingen in de ruimtelijke vormen in de periode 1971-1980. Ook in Gouda heeft de analyse van de veranderingen in de gebouwde omgeving plaatsgehad aan de hand van de registratie door de afdeling . Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Gouda van de nieuwbouw-, verbouw- en uitbreidingsactiviteiten in de stationsomgeving. Figuur 2.10 heeft een beeld van de nieuwbouwactiviteitein in de afgelopen 10 jaar. Opvallend is het gering aantal nieuwbouwactiviteiten. Naast het kantoor vande GoudscheVerzekeringsmaatschappij aan het Stationsplein (bebouwde grondoppervlakte + 4.000 mZ; vloeroppervlakte 14.000 m 2) en een aantal nieuwe scholen aan de Wintersdijk zijn er nauwelijks bouwactiviteiten in het gebied geweest. Binnen de woonfunctie is slechts de bouw van een bejaardenflat met 1 16 bejaardenwoningen en van twee woonhuizen te vermelden. Slechts voor het kantoorgebouw van de Goudsche was de afbraak van bestaande bebouwing (i.e. enkele bedrijfjes en woningen) noodzakelijk, de gehele nieuwbouwontwikkeling ten noorden van de Winterdijk vond plaats op nog niet eerder bebouwd (natuur-)terrein. Het aantal uitbreidingen van bestaande gebouwen of woningen was niet veel 'groter. In vijf gevallen ging het om de uitbreiding van een kantoor, drie keer om de uitbreiding van een school (met enkele lokalen), in acht gevallen om uitbreidingen van gebouwen met een andere bestemming In de periode 1971-1980 werden 23 verbouwingen geregistreerd (waaronder 8 verbouwingen van woningen en 6 van bedrijfsruimten). In totaal vonden er 16 onttrekkingen van woningen aan de woningvoorraad plaats. Bouw- en Woningtoezicht weigerde in I4 gevallen een bouw- of sloopvergunning. Zeer opvallend en kenmerkend voor de vergrote betrokkenheid van de gemeente op het veranderingsproces in de stationsbuurt is de weigering door de gemeente in 197611977 van de sloop van de panden Crabethstraat 22 t/m 30, nadat a1 in 1971 een vergunning voor de onttrekking aan de woningvoorraad was verstrekt.
.
De nieuwbouwplannen In figuur 2.11. staan voor het gehele onderzoeksgebied en de directe omgeving de bouwlocaties, i.e. de te bebouwen plekken,opgesteld in het kader van de Knelpuntennota en de voorbereiding van een bestemmingsplan voor het stationsgebied. In onderstaande tabel zijn deze locaties "ingevuld" naar besteming, oppervlakte terrein, te bebouwen oppervlak, vloeroppervlak en de huidige toestand.
bestemming
huidig bestand
H.J. Nederhorststraat Winterdijk Van Bergen Y. park Kattensingel/Nieuwe Gouwe Oostzijde 10 Stationsplein 10 Stationsplein
kantoren + dienstwon. school 5 woningen - 40) + woningen (+ kantoor stationsgebouw kantoor
onbebouwd per 1-3-'81 gerealiseerd
I 1 Spoorstraat
woningen (+ 45) + kantoor-wizkel + parkeren woning woningen (8) + kantoor woningen (4) - 16) + woningen (+ kantoor woningen (+ - 11) + winkel s woningen (8)
huizen (3), opstallen, een bedrijf
ligging 3 4 5- 8 9
12 Crabethstraat 13 Crabethstraat 14-15 Crabethstraat I6 Kattensingel 17 Vredebest 18 Crabethstraat 1 Spoorstraat 2 Schouwburg e.0. 3 Boelekade 4 Blekerssingel
opp. terrein beb. opp. vloeropp.
woningen (44) + kantoren + winkels woningen (+ 46) woningen (?f) woningen (7) + kantoor + parkeren
groothandelsbedrijf stationsgebouw (rijwiel-)stalling
gat in bebouwing gat in bebouwing gat in bebouwing gat in bebouwing bomen .
'
gat in bebouwing schouwburg gat in bebouwing
De plannen voor het Stationsplein (A 10) worden gemaakt door de N.S.dochter NEMEOG en worden gemotiveerd door: a. de behoefte om het bouwkundig 5n functioneel verouderde stationsgebouw te vervangen,en b. de wens om te komen tot een verbeterde afscherming van het naast het station liggende goederenemplacement. Tenslotte dienen de plannen van de N.S. voor uitbreiding van de bestaande parkeervoorzieningen aan de overzijde van het station genoemd te worden, te weten: - de uitbreiding met 136 Zrkeerplaatsen tot 434; - een vergroting van het aantal fietsklemmen tot 500; - de uitbreiding van de fietsenstalling tot 1.300 plaatsen. Bouwlocaties, in de wijken Bloemendaal en Ouwe Gouwe, die binnen 500 m van het station liggen zijn: C 6 Albert Plesmanplein: een plan voor + 230 woningen en een postkantoor; E 3 Albert Plesmanplein: een plan voor 60 woningen. Conclusies 1. Inzake de woonfunctie
De woonfunctie in het stationsgebied is tussen 1971 en 1980 niet aangetast: het aantal woningen steeg zelfs aanzienlijk; door de sterke daling van de gemiddelde woningbezetting daalde evenwel het aantal inwoners. Een versterking van de woonfunctie is, gelet op het grote aantal woningbouwprojecten, in de nabije toekomst zeer we1 mogelijk. Tabel 2.23. Ontwikkelingen in de woonfunctie in de periode 1971-1980; plannen voor de nabije toekomst 1971 (wijk 3) aantal woningen aantal inwoners gemiddelde woningbezetting woningdichtheid
485 1.930 4,O II
1980 (wijk 3) 589 1.683 299 14
plannen 238
-+
123
2. Inzake de bedrijvigheid In de omvang van de werkgelegenheid en de.samenstelling van de bedrijvigheid deden zich slechts kleine verschuivingen voor: het aantal grotere bedrijven daalde, het aantal dienstverlenende instanties en bedrijven (waaronder het aantal scholen) steeg, terwijl het aantal detail- en groothandelsbedrijven daalde. 3. Inzake de ontwikkelingen in de schaal en dichtheid van bebouwing Hoewel het aantal nieuwbouwactiviteiten gering was, omvattendeze activiteiten een groot terreinoppervlak (het scholencomplex bij voorbeeld + 10 ha); met uitzondering van het nieuwe kantoor van de Goudsche Verzekeringen (waarvoor de sloop van een aantal woonhuizen en bedrijfspanden aan het Stationsplein en de Crabethstraat noodzakelijk was) vonden de nieuwbouwactiviteiten plaats op nog niet eerder bebouwd terrein. Desondanks blijft het stationsgebied van Gouda een weinig intensief bebouwd gebied: met name de aanwezigheid van een relatief
groat p a r k , de ruime opzet van de (woon-)bebouwing rondom d i t park,
de weinig i n t e n s i e f benutte f a b r i e k s t e r r e i n e n aan de Kattensingel e n de aanwezigheid van een goederenemplacement n a a s t h e t s t a t i o n dragen b i j t o t d i t karakter. 4. Inzake de bestemmingen i n de l i j s t van bouwlocaties en nieuwbouwp lannen Tabel 2.24. De anno 1980 bekend z i j n d e bouwlocaties en nieuwbouwplannen naar bestemming, a a n t a l m2 v l o e r - en grondoppervlak a a n t a l eenheden
m2 t e r r e i n o p p .
238 + 10.900 2 p r o j e c t e n met woningen + kantoren 1 p r o j e c t met woningen + 6.000 8 p r o j e c t e n , waarvan 6 met woningen + . 15.000 school; s t a t i o n s gebouw 7.500; 1.250
+ wonen + detailhandel; horeca e . d .
+ kantoren + diversen
m2 vloeropp.
+ 20 B 30.000
+ 6.000 + 25 3 30.000 + 8.000; 1.250
2.7. Algernene c o n c l u s i e s 1 . Inzake de woonfunctie
lab,:!
l . 2 5 . I::;tvikhe!insen i o 2c v o e n f u n ~ ~ iin c iL71ersioart, Gnuda en l l i l u e r u m i n de period. ~ o de i m b ~ i j e roekomt lo71
Amersfaort 1980
plannen. 1971
Gouda 1980
plannen
1971
Hl!vrrsun 1980
1971.1980;
plannen
U i t deze e e r s t e t a b e l b l i j k t a 1 d i r e c t hoe m o e i l i j k h e t was om voor de s t a t i o n s g e b i e d e n voldoende k w a n t i t a t i e v e gegevens t e verzamelen. I n Amersfoort was h e t , vanwege een t u s s e n t i j d s e verandering i n de buurti n d e l i n g , n i e t mogelijk om v66r 1977 gegevens omtrent de woonfunctie i n h e t s t a t i o n s g e b i e d t e maken*). I n Gouda was een v e r g e l i j k i n g t u s s e n 1971 en 1980 s l e c h t s mogelijk voor een ( i e t s ) k l e i n e r gebied ( h e t tot a l e onderzoeksgebied t e l d e i n 1980 + 690 woningen en + 2.000 inwoners). I n a l l e gemeenten h e e f t de woonfunct?e z i c h tussen 1980 en 1980 gehandhaafd; i n Amersfoort en Gouda s t e e g h e t a a n t a l woningen z e l f s behoorl i j k ; aan deze s t i j g i n g i s de bouw i n beide gemeenten van een complex met + 100 z e l f s t a n d i g e bejaardenwoningen n i e t vreemd. I n Gouda (6n ~ i l v ~ r s u md )a a l d e daarentegen h e t a a n t a l inwoners; deze d a l i n g kan derhalve u i t s l u i t e n d toegeschreven worden a a n de v e r l a g i n g van de gemiddelde woningbezetting. Met name i n Gouda en Hilversum kunnen de woningbouwplannen, i n d i e n Z i j ook daadwerkelijk g e r e a l i s e e r d worden, een v e r s t e r k i n g van de woon*) U i t 1971 z i j n we1 gegevens omtrent de woonfunctie i n de wijk Zonnehof bekend ( a a n t a l woningen i n 197 1 : 315, i n 1980: 393; a a n t a l in-
woners i n 1971: 1.080, i n 1980: 975; woningdichtheid i n 1971: 1 0 , s woningentha, i n 1980: 13, I ) .
'
f u n c t i e betekenen. Vooral ook omdat bovengemelde nieuwbouw i n Hilversum de sloop van + 30 woningen en i n Gouda s l e c h t s van + 3 woonhuizen, noodzakelijk maakte. I n de b e i d e c a s e s i s t e n s l o t t e o o k d e s l o o t van woningen t e n behoeve van nieuwbouw voor niet-woonfuncties n i e t opportuun. I n Amersfoort i s h e t a a n t a l geprogrameerde woningen a a n z i e n l i j k l a g e r ; hoewel i n d i t verband de r e s e r v e r i n g door d e gemeente van een nog onbekend a a n t a l m2 vloeroppervlak voor de bouw van woningen i n h e t s t a t i o n s p r o j e c t n i e t onvermeld mag b l i j v e n . Een l a a t s t e opmerking t e n s l o t t e over de woningdichtheid: deze was i n Amersfoort en Gouda v r i j l a a g ( i n Amersfoort was b i j voorbeeld i n 1980 de d i c h t h e i d van de s t a d s k e r n 19 woningenlha, i n h e t stadsgebied was deze 8 , 9 ; i n h e t s t a t i o n s g e b i e d van Gouda 14): h e t v i l l a - a c h t i g e karakt e r van h e t Bergkwartier i n Amersfoort en van de omgeving van h e t Bergen IJzendoornpark i n Gouda bieden i n d i t verband een v e r k l a r i n g . 2. Inzake de b e d r i j v i g h e i d i,jil
i.?n.
I;..: ;~;n:.~l b e d r i j v c a
m i n s t a n r i . ; ~ in.ur b e d l i j f s l a k i n . h e r s f o o r t ( 1 9 1 6 ) . G o u d ~ ( I l i 4
I'JZuj r:.
..
, l < l ~ ; ~ r ~ <"I ~ % $; )
,I!TS.
in:
~ b r
i n f.
abr.
in
:
8b.3.
,:~, :
Ook met betrekking t o t h e t a a n t a l b e d r i j f s v e s t i g i n g e n naar b e d r i j f s t a k was h e t data-materiaal gebrekkig: s l e c h t s i n Gouda was een d i r e c t e verg e l i j k i n g i n de t i j d mogelijk. I n Amersfoort en Hilversum konden de eventuele functieverschuivingen a l l e e n i n d i r e c t , v i a een analyse van de b e d r i j f s t a k van r e s p e c t i e v e l i j k de b e d r i j v e n i n een nieuw b e d r i j f s g e bouw en van a l l e n a 1970 gevestigde b e d r i j v e n , benaderd worden. Vergelijken we de d r i e gemeenten op h e t punt van de v e r d e l i n g van de b e d r i j v i g h e i d naar b e d r i j f s t a k i n 1980 (Amersfoort: 1976) dan v a l t h e t g r o t e a a n t a l d i e n s t v e r l e n e n d e b e d r i j v e n , banken en verzekeringsmaatschappijen i n Amersfoort (61,7%) e n i n Gouda (53,1%) op; i n Hilversum daarentegen h e t a a n t a l d e t a i l s h a n d e l s - en horecavestigingen bijzonder groot (107, o f t e we1 44,2%). I n Gouda ging de s t i j g i n g van h e t a a n t a l v e s t i g i n g e n i n de d i e n s t v e r l e nende sector*) (van 59, o f t e we1 40,4% i n 1974 naar 68, o f t e we1 53,1% i n 1980) vooral t e n koste van h e t a a n t a l u n d u s t r i e l e - , bouw-, t r a n s p o r t en handelsvestigingen (1974: 43,7%; 1980: 34,4% van h e r t o t a a l a a n t a l vestigingen). I n Hilversum komt d e v e r d e l i n g naar b e d r i j f s t a k van de s i n d s 1971 i n h e t gebied g e v e s t i g d e b e d r i j v e n v r i j goed overeen met de samenstelling van de b e d r i j v i g h e i d anno 1980: + 35% van deze b e d r i j v e n waren d e t a i l handels- en horecavestigingen; + 3 0 % i n d u s t r i g l e e.d. v e s t i g i n g e n en + 19% overige d i e n s t v e r l e n e n d e z e d r i j v e n . -
*I Opvallend i s ' i n Gouda de toename van h e t a a n t a l o n d e r w i j s i r l s t e l l i n g e n (voor v o o r t g e z e t en b i j z o n d e r onderwijs) i n h e t ~ t a t i o n s ~ e b i e d .
In Amersfoort waren 15 van de 21 bedrijven in nieuwe bedrijfsgebouwen werkzaam in het bank- en verzekeringswezen en in de dienstverlenende sector. Met betrekking tot de veranderingen in de grootte der bedrijven is de ontwikkeling in Amersfoort anders gericht dan in Gouda en Hilversum. In Amersfoort zijn de bedrijven in de na 1976 gerealiseerde bedrijfsgebouwen zowel qua vloeroppervlak als aantal werkzame personen gemiddeld aanzienlijk groter dan alle in het stationsgebied gevestigde bedrijven. In Gouda en Hilversum is in het aantal grotere bedrijven (i.e. bedrijven met meer dan 10 werkzame personen) daarentegen gedaald, in beide gemeenten steeg het aantal bedrijven met 0 5 werkzame personen.
-
3. Inzake de maat en dichtheid van de bebouwing
In Gouda en Amersfoort is in de periode 1971-1980 de dichtheid van bebouwing sterk toegenomen; nieuwbouw van woningen en bedrijfsgebouwen vond in beide gemeenten (metuitzondering van de nieuwbouw voor de Goudsche Verzekeringen in Gouda en van de nieuwbouw in het plangebied Phoenix in Amersfoort) steeds plaats op nog niet eerder bebouwd terrein, terwijl afbraak van de bestaande bebouwing in de periode 19711980 in beide gemeenten nauwelijks plaats heeft gevonden. Het karakter van de nieuwbouwplannen in Gouda en Amersfoort, te weten invulling van de bestaande open gaten in de bebouwing met respectievelijk woningen en kantoren en nieuwbouw op (nog) onbebouwd terrein, zal de dichtheid in de stationsgebieden in de toekomst waarschijnlijk nog doen toenemen.. In Hilversum heeft de omvangrijke sloot ten behoeve van de aanleg van de ringweg om het stadscentrum (+ 100 woningen en gebouwen) en de sloop in het kader van het nieuw~ouwprojectop het Stationsplein (+ 50 woningen en-gebouwen)de dichtheid van de bebouwing sterk doen afnemen. De in voorbereidingzijnde plannen voor nieuwbouw zullen de dichtheid in de toekomst wellicht weer doen toenemen. Vooral in Amersfoort is de schaal van de bebouwing tussen 1970 en 1980 aanzienlijk groter geworden: het gemiddeld terreinoppervlak van de na 1976 gebouwde kantoren was bij voorbeeld + 940 m2; het gemiddeld vloeroppervlak van deze gebouwen + 3.750 m2,-voor alle in het stationsgebied gevestigde bedrijven was-dit laatste cijfer in 1977 + 515 m2. Gegeven de omvang van de nieuwbouwa~tiviteitenin Amersfoort tussen 1970 en 1980 (+ 80.000 m2 vloeroppervlak) kan in deze gemeente van een aanzienlijke schaalvergroting in het stationsgebied worden gesproken (zie ook kaart 2.5 en 2.6). In Hilversum en Gouda was de omvang van de nieuwbouw aanzienlijk geringer, hoewel ook in deze gemeenten de schaal van de afzonderlijke nieuwbouwprojecten niet klein was (het gebouw van de Goudsche Verze'keringenheeft bij voorbeeld een terreinoppervlak van 4.500 m2 en een vloeroppervlak van + 14.000 m2; het olitiebureau in Hilversum telt resp. + 3.000 m2 terrein- en.4.400m vloeroppervlak), kan in Gouda en ~ilver%m in mindere mate van een schaalvergroting van de bebouwing in het stationsgebied worden gesproken.
5
4. Inzake de bestemingen in de nieuwbouwplannen :*bri
:..'I.
~c annu
1980 berend :ijnde
n i e ~ b o m p r ' ~ j r c r ~ nin de rrarionagebieden u n caud;,, d i : v r ' r r a l en L T ~ ~ ~ -
fuorc nna: b e s f e m i o g , aanrnl m2 vlorrvppervlak en grnndoppervlak
Gauda rn2
grondopp. vloeropp.
hrrfoort
, tli1vei;um
m2 grondopp. "loeropp.
, , 2 3 8 uoninaen (&man-
lijk merrgerinsvon.)
as2 grandopp. v l o e r u j i p .
.
,
20 voningen (voornam.-
165 3 176 wonii~ecu I v ~ , . r -
lijk meergerinsvan.)
n m e l i j i mrrgczinsw.ln.
In Gouda en Hilversum is bovenal het grote aantal woningbouwprojecten opvallen; Amersfoort blijft in dit opzicht met slechts een, in aanbouw zijnd, project van 2 0 luxe flatwoningen en de programmering van een nog onbekend aantal woningen inhet stationsproject, achter. In Gouda en Amersfoort is in de plannen veel m2 vloeroppervlak met een kantoorbestemmi~ngopgenomen. Terwijl in Amersfoort de nieuwbouwplannen voor kantoorgebouwen voornamelijk gerealiseerd zullen worden in het gehied Zonnehof (zie ook kaart 2.5), is zowel in Gouda als in Hilversum de nieuwbouw van kantoren in eerste instantie in de directe omgeving van het station gelokaliseerd (zie kaart 2.3 en 2.11).
3. DE INVLOED VAN HET STATION 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk zal worden nagegaan in hoeverre de in het vorige hoofdstuk geconstateerde veranderingen in de stationsgebieden te koppelen zijn aan de nabijheid van het station. Vragen die we ons in dit verband kunnen stellen, zijn 0.a.: - waarom heeft een bedrijf of instelling zich in de nabijheid van het station gevestigd; - waarom worden juist in het stationsgebied (grootschalige) bedrijfsgebouwen nieuw gebouwd; - speelt in deze de knooppuntfunctie van het station (waardoor de lokatie goed bereikbaar is voor personeel, bezoekjes of goederen) een rol, is de beschikbaarheid van bouwgrond of bedrijfsruimte belangrijk, of is juist de nabijheid van het stadscentrum de beslissende vestigingsplaatsfactor geweest. Door middel van een analyse van beschikbare literatuur omtrent de mate van betrokkenheid van bedrijven en instellingen op stations (in 3.2.), en een aantal enqustes onder qua ruimtegebrek en/of werkzame personen grotere bedrijven in de door ons onderzochte stationsgebied (in 3.3.) zal getracht worden op bovenstaande vragen een antwoord te geven. Afhankelijk van de aard en omvang van het station (en ook van de karakteristieken van het gebied dat het ontsluit) zal de mate van beinvloeding van ontwikkelingen in het ruimtegebruik door de aanwezigheid van her station verschillend zijn. In het bijzonder de omvang en de aard van het gebruik dat voor personenvervoer van het station gemaakt wordt, is in deze belangrijk. In 3.3. zullen de bevindingen in Gouda, Amersfoort en Hilversum dan ook worden ingeleid door een analyse van het aantalreizigers, en in het bijzonder het aantal woon- en werkforenzen dat van de resp. stations gebruik maakt. 3.2. De invloed van het station - theoretische noties Onder een stationsbuurt (c.q. -wijk, afhankelijk van de omvang van het gebied) verstaat Jobse (1981, pp 17-18) een "aan een station grenzend gebied waarvan het ruimtegebrek door de aanwezigheid van dat station beinvloed is". Tevens stelt Jobse, dat, afhankelijk van de aard en omvang van het station en van de karakteristieken van het gebied dat het ontsluit, die beinvloeding zeer verschillende vormen kan aannemen. 0.a. verschilt de mate van beinvloeding: waar in somige statibnsbuurten een aanzienlijk deel van het ruimtegebrek relaties met het station lijkt te vertonen (ruimtegebruikers die aan het sration gerelateerd kunnen worden duidt Jobse aan met het begrip "associatie")*), is dit in andere in veel beperktere mate het geval (Jobse, 1981, p 17). De betrokkenheid van ruimtegebruikers op een station kan op verschillende aspecten van het functioneren van dat station gericht zijn, t.w.: 1) "attraktie" van een station als gevolg van de door het station aangeboden vervoersmogelijkheden; 2) attraktie als gevolg van de door het station gegenereerde passantenstromen; 3) attraktie als gevolg van de herkenbaarheid en representativiteit'van een stationslokatie. Verschillende ruimtegebruikers zullen, afhankelijk van hun wensen en doeleinden, op verschillende wijze betrokken zijn op een station.
aling en associatie is een ruimtelijke concentratie van elementen die onderdirect samenhangen of indirecte relaties hebben via een gemeenscha~pelijkbetrokken zijn op bepaalde attraktiefactoren of op een attraktiecentrum.
'
. ...
zijn voor het wonen m.n. de vervoersmogelijkheden belangrijk, de detailhandel en de horeca zijn veelal afhankelijk van passantenstromen. Hetzelfde kan gelden voor kantoren met een baliefunctie. Produktiebedrijven kunnen een relatie hebben met het station vanwege de aan- en afvoer van goederen. (Cramer en Van Hooft, 1978, pp 31-32.) Omtrent de concrete betrokkenheid van bedrijven en instellingen in stationsbuurten op het station zijn echter nauwelijks gegevens bekend. Gegevens over het aantal personeelsleden dat per trein reist, het aantal bezoekers per trein komt of de hoeveelheid goederen die per spoor vervoerd, zijn niet of nauwelijks voorradig. In de jaren'70 zijn we1 een aantal onderzoeken verricht naar de vestigingsplaatsmotieven van in de stationsbuurt aanwezige kantoren. In toenemende mate blijven stationsbuurten in middelgrote en grote steden als locatie gekozen te worden door kantoren; vaak is echter niet duidelijk waarom aanbieders en vragers van kantoorruimte juist de omgeving van stations kiezen. Uit een onderzoek van Cramer en Van Hooft onder kantoren in de stationswijk van Haarlem bleek dat in 1977 60 van de 90 respondenten de nabijheid van het station belangrijk (35) tot zeer belangrijk (25) vonden. De belangrijkste elementen in de waardering van de nabijheid van het station vormden de door de locatie geboden faciliteiten voor zakelijke kontakten en de herkenbaarheid van de locatie. De nabijheid van het station bleek echter niet het belangrijkste locatiekenmerk, m.n. de factoren 'parkeermogelijkheden' en 'de interne ruimte van het pand' werden veel hoger gewaardeerd. Tabel 3.1. Vestigingskenmerken naar hieraan gehecht belang (onder 1 zijn het als belangrijkste genoemde kenmerk weergegeven, onder 2 de als op e'6n na belangrijkste, enz.; bron: Cramer en Van Hooft) kenmerk
waardering 1 2 3
de interne ruimte van het pand parkeermogelijkheden nabijheid van trein- en busstation her aanzien van het pand
22 20
4 3
14
13
20 13 7
14
totaal
13 13
Uir bovenstaande tabel blijkt dat slechts 4 bedrijven de nabijheid van het station de meest belangrijke kenmerk van delocatie achtten. Dat de nabijheid tot het station tot de locatiefactoren van de tweede orde behoort, blijkt uit het aantal bedrijven dat deze factor als 66n- en twee na belangrijkste kenmerk noemde, t.w. in beide gevallen 13 bedrijven. De conclusie in het onderzoek van Cramer en Van Hooft is dan ook dat het merendeel van de ondervraagden de nabijheid van het station om uiteenlopende redenen positief waardeerden maar dat deze factor in de locatie beslissing geen dominante rol lijkt te spelen. Cramer en Van Hooft tonen ook aan dat voor verschillende deelgroepen van kantoren de betrokkenheid op het station op verschillende aspecten is gericht: - grotere kantoren waarderen het station relatief sterk uit het oogpunt van het woon- werkverkeer; - kantoren met een baliefunctie en de zakelijke- en maat~chap~elijke dienstverleners hebben de hoogste waardering v'oor de bereikbaarheid voor zakelijke kontakten; - de herkenbaarheid van het kantoor als gevolg van de nabijheid van het
station werd over het algemeen vrij hoog gewaardeerd en we1 voornamelijk door de kantoren met relatief veel bezoekers (en ook door de maatschappelijke dienstverleners). De belangrijkheid voor de kantoren van de aanwezigheid van (voldoende) parkeermogelijkheden wordt onderstreept door het aantal personeelsleden en bezoekers dat per openbaar vervoer reist. B i j 75 van de 90 kantoren reist minder dan 30% van de personeelsleden per openbaar vervoer; terwijl bij.57 van de 90 kantoren minder dan 30% van de bezoekers per openbaar vervoer reist. Aangezien in deze cijfers ook de reizigers per lo-. kaal openbaar vervoer verwerkt zijn, is het aantal personeelsleden/bezoekers dat per trein (of streekbus) reist in werkelijkeheid nog ,kleiner Dat desondanks in tal van stationsgebieden in hoog tempo een 'verkantoring' plaats vind*) verklaart Jobse (1981, p 26) dan ook niet in de eerste plaats vanuit de attractie van het openbaar vervoer, maar uit de si-. tuatie dat veel stationslocaties in grotere steden meerdere attractie-.. factoren zoals een goede bereikbaarheid, centraliteit, aanwezigheid van winkels, horecagelegenheden, herkenbaarheid van de locatie, etc. combi- .. neren. De aanwezigheid van a1 deze factoren kan aan de stationslocatie een zodanige surpluswaarde geven dat deze voor zowel aanbieders als vrager van bedrijfsruimte aantrekkelijk wordt. Jobse stelt dat met het toenemen van de vrijheid bij de keuze van de locatie voor een steeds groter aantal bedrijven, relatief kleine verschillen tussen alternatieve vestigingsplaatsen van doorslaggevend belang kunnen zijn, en dat dit t.a;v. stationsbuurten het geval lijkt te zijn. Ook door functionarissen van de N.S. wordt steeds meer gewezenop de aantrekkelijkheid voorbedrijven van een locatie nabij een N.S.-station. In een artikel in het tijdschrift "Vastgoedmarkt" (1980, 8) wijst Wansink op de besparingen die bedrijven kunnen verkrijgen door het kiezen van een stationslocatie. Door een groter gebruik van het openbaar vervoer in het dagelijkse woonen werkverkeer **) kan niet alleen een besparing in energie en (derhaive) in geld, maar ook in ruimte "*) worden verkregen. Ook blijkt de N.S. een duidelijk beeld te hebben van de bedrijven die het meest,bijdragen aan de doelstelling 'versterking van de vervoersfinctie van de N.S.'. Een voor de N.S. optimale benutting van de ruimte kan worden verkregen wanneer zich bij voorkeur bedrijven werkzaam in de dienstverlenende sector -waarbij .de nadruk valt op routinematige administratieve arbeid, met veel bezoekers en een klein buitendienstapparaat- in de naaste omgeving van het station zouden vestigen.
.
')
***)
"it een onderzoek van 'het tijdschrift "Vastgoedmarkt" blijkt dat bijna 40% van de in 1974 voltooide, in aanbouw of in voorbereiding zijnde kantoren met een oppervlak van 500 meter of meer lag binnen een straal van 400 meter rond het station en 70% binnen een straal van 1000 m. Uit een onderzoek in 1976 naar de verandering van vervoerswijze van de medewerkers van de P.P.D.-Zuid Holland na verplaatsing van deze dienst van het Provinciehuis naar het naast het N.S.-station Den Haag Centraal gelegen Babylon, blijkt bijv. dat 27 van de 105 medewerkers op een andere wijze naar het werk gaan. 20 Werknemers, voornamelijk woonachtig buiten Den Haag, gingen voortaan per openbaar vervoer. Een toenemend aantal gemeenten hanteert nl. lagere normen voor het aantal per bedrijf aanwezige parkeerplaatsen voor kantoren die nabij stations gerealiseerd worden.
Bij de bepaling van deze doelpopulatie heeft men overigens geen gebruik kunnen maken van verricht onderzoek naar de omvang van het treingebruik dat verschillende bedrijven teweeg brengen. Men gaat uit van de veronderstelling dat bedrijven met een groot aantal werknemers (waarbij dan weer verondersteld wordt dat op bedrijfsvestigingen waar routine-matige, administratieve arbeid verricht wordt veel personen werkzaam zijn), enlof met veel bezoekers een groot aantal treinreizigers genereren. In welke mate in de cases de vestiging of aanwezigheid in het stationsgebied van bedrijven en instellingen samenhangt met de ligging van het station in het gebied, zal in de volgende paragraaf worden toegelicht. In deze paragraaf beperken we ons tot de bedrijven met relatief groot ruimtegebruik; voor de planning van de stationsgebieden in Almere is immers vooral kennis omtrent de mate van stationsorisntatie van dergelijke bedrijven -uit oogpunt van de reservering van (voldoende) ruimtevan groot belang. Ter bepaling van de stations-betrokkenheid zijn in Gouda en Hilversum (resp. 5 en 4) enqu8tes onder in het stationsgebied gevestigde bedrijven afgenomen. In Amersfoort was het houden van enquztes om praktische redenen niet mogelijk, gepoogd is hier de origntatie van bedrijven op het station te analyseren aan de hand van reeds eerder verricht onderzoek. Omdat de mate van betrokkenheid van (veranderingen in) de ruimtelijke omgeving van een station op dat station sterk afhankelijk kan zijn van het gebruik dat voor personen (en/of goederen) verkeer gemaakt wordt van het station, zal in elke case allereerst aandacht besteed worden aan de positie van het station.
---
3.3.1. Hilversum -----Het gebruik dat van het station wordt gemaakt voor personenvervoer. Sinds 1968 is in Hilversum het gemiddeld aantal in- en uitstappende reizigers per dag teruggelopen. In 1977 werd met als indexcijfer 89,3 (1968: 100) een dieptepunt bereikt. Sinds 1978 is het aantal reizigers weer aan het toenemen. Verdelen we de reizigers in "gewone" reizigers en reizigers met abonnementskaarten dan blijkt dat sinds 1968 vooral het aantal reizigers met abbonementen sterk is teruggelopen. ~lijkbaar is het gebruik van de trein voor het woon-werkverkeer sinds 1968 minder belangrijk gewo~den. Tabel 3. Hilversum: aantallen in- en uitstappende reizigers per dag in de periode 1975-1978 '1) gewone reizigers abs. i n % (1968=100)
reizigers met ab.kaarten abs. i n % (1968=100)
abs.
totaal i n % (1968=100)
Bron: Nederlandse Spoorwegen. Vullen we bovenstaande gegevens aan met de uitkomsten van de volkstelling 1971 inzake de keuze van vervoersmiddel door werk- en woonforenzen dan blijkt dat van de 6450 woonforenzen 1789 (=28%) de trein neemt terwijl 2723 woonforenzen (=42Z) per auto naar hun werk elders reizen. *)1978 is het dienstregelingsjaar 1978 (i.e. juni 1978 t/m mei 1979); in de cijfers zijn ook de in- en uitstappende reizigers op de stations Hilversum-N.O.S. en -Sportpark opgenomen.
Onder de in dit.hoofdstukmeerbelangrijke werkforenzen is het treingebruik nog geringer: van de 7949 werkforenzen in 1971 reist 20% (=1608) per trein;; 3589 (=45%) werkforenzen gebruikten in 1971 de auto. Factoren die dit hoge autogebruik kunnen verklaren zijn 0.a. het hoge percentage autobezitters in 't Gooi, de kwaliteit van de ontsluiting door detrein van een aantal gemeenten in de omgeving van Hilversum, de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid in Hilversum. Gezien de continue daling van het aantal reizigers met abonnementskaarten, zal in 1978 het aandeel van de trein in het vervoer van werk- en woonforenzen niet groter zijn geworden. Gaan.we er van uit dat een (groot)deel van de werkforenzen niet werkzaam zijn in het onderzoeksgebied, en dat het aantal werkforenzen per ,. bedrijf slechts een relatief klein percentage is van het totaal aantal werknemers per bedrijf, dan wordt waarschijnlijk dat het.N.S.-station slechts een bescheiden rol speelt in het woon- werkverkeer van de in het stationsgebied werkzame personen. Omtrent het gebruik.van de trein door bezoekers van in het gebied ge-. : vestigde bedrijven zijn helaas geen statische gegevens beschikbaar. --:.? De betrokkenheid op het station en de rol van het station bij de keuze van de huidige vestigingsplaats van enkele in het stationsgebied gevestigde bedrijven s).
,~
A. Het hoofdbureau van de gemeentelijke politie (~am~straat 34) In dit in 1975-76 nieuw gebouwde kantoor zijn in januari 1981 198 personen werkzaam. Slechts enkele tientallen daarvan zijn woonachtig buiten Hilversum. In totaal 5 werknemers,die buiten Hilversum wonen,reizen per trein. EGn van de belangrijkste oorzaken voor dit lage aantal isher systeem van onregelmatige diensttijden bij de politie. Bezoekers (voornamelijk mensen uit Hilversum di aangifte komen doen van verlies of diefstal) komen hoofdzakelijk per fiets of auto en niet per trein. De huidige plaats van het hoofdbureau van politie is in sterke mate bepaald door een beslissing van het gemeentebestuur. De belangrijkste motieven voor.vestiging van het hoofdbureau op de huidige locatie waren: 1. de nabijheid van de binnenstad (en in het bijzonder de Kerkstraat en de Hilvertshof); 2. het kunnen uitrukken in noodgevallen (via de Prins Bernhardstraat); 3. de beschikbaarheid van bouwgrond. Samenvattend kunnen we stellen dat de nabijheid van het N.S. station noch bij vestiging op de huidige locatie als daarna een rol van betekenis heeft gespeeld. B. De technische dienst van de N.O.S. (Stationsstraat 2 1-11) Sinds 1980 zijn in het kantoor Spoorhave de afdelingen administratie, bouwkunde, binnendienst en anemagrafie van de technische dienst van de N.O.S. gehuisvest. In totaal zijn er 30 B 40 personen op het adres werkzaam,'daarvan komt Deer dan de helft per eigen vervoermiddel naar het werk. Van bezoekers is nauwelijks sprake. De huidige vestigingsplaats is slechts een tijdelijke oplossing; in de toekomst zullen ook de betrokken afdelingen van de technische dienst naar het Omroepkwartier in Hilversum verhuizen. "zie
bijlage 1 voor de 'vragen in de enquste:
*)indien in de tekst,gebruik wordt gemaakt van termen als 'hoofdzakelijk' en 'voornamelijk' , waren er bij het betrokken bedrijf geen exacte gegevens omtrent het onderwerp van vraagstelling bekend.
Het belangrijkste motief voor verhuizing naar het huidige adres was de beschikbaarheid van kantoorruimte.
C. Het Gemeenschappelijk ~dministratiekantoor(Stationsstraat 12; bouw plan Stationsplein) Het in Hilversum gevestigde hoofdkantoor van het G.A.K. district Gooien Vechtstreek is gehuisvest in 3 kantoorgebouwen, t.w. 's ~ravelandseweg 76, Noordsebosje en Stationsstraat 12. In totaal zijn per 12-2-1981 350 personen werkzaam op het districtskantoor; per 1-11-1980 zijn op het adres Stationsstraat 12 56 werkzame personen geregistreerd. Gegevens omtrent de vervoerswijze van het personeel zijn bij het G.A.K. slechts voor 5lle vestigingen in Hilversum bekend, het regelmatig rouleren van werknemers tussen de drie vestigingen is hiervoor een belangrijke reden. Van de 350 werkzame personen is + 50% woonachtig in Hilversum; eveneens + 50% van de G.A.K. werknemets reist per openbaar vervoer van en naar -het werk (dit percentage is ongeveer gelijk in alle vestigingen). Het aantal bezoekers voor alle vestigingen in Hilversum tesamen is: 1. + 130 patienten per dag bij de medische dienst van het G.A.K.; 2. 200 bezoekers (I x per week) in het kader van de uitvoering van de werkloosheidwet; 3. 40 a 50 bezoekers per dag bij de diverse afdelingen van het G.A.K. De categoriezn bezoekers 1) en 2) komen voornamelijk uit Hilversum en reizen derhalve per lokaal openbaar vervoer of met eigen vervoer (en dus niet per trein/streekbus); de bezoekers uit categorie 3) komen voor, een groot deel van buiten Hilversum, krijgen een reisvergoeding, en komen in belangrijke mate per trein of streekbus. Voor het afleggen van bezoeken maakt het G.A.K., I.c. een buitendienst van + 40 man, nooit gebruik van het openbaar vervoer. Het E.A.K.maakt sinds enige tijd plannen voor de bouw van een nieuw districtskantoor in het onderzoeksgebied, t.w. op het Stationsplein. Een nieuw districtskantoor wordt noodzakelijk vanwege: - de huidige gescheiden huisvesting en mede hieruit voortvloeiende communicatieproblemen; - de krappe behuizing (momenteel in totaal 4000 m2 vloeroppervlak). Het nieuwe kantoorgebouw zal uitsluitend door het G.A.K. gebruikt,worden; zowel het bedrijfsterrein (+ 2600 m2). als de bedrijfsruimte (+ 7800 m2) worden eigendom; in een parkzerkelder worden 80 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het stationsplein is als vestigingsplaats gekoien orndat: - de gemeente deze plek ter beschikking stelde (en elders geen geschikte bouwgrond beschikbaar was); - de plaats centraal gelegen is binnen het rayon Hilversum e.0. De nabijheid van het station was slechts van secundair belang; en dan voornamelijk uit oogpunt van de personele bereikbaarheid en de bereikbaarheid voor bezoekers. Het G.A.K. verwacht we1 dat na het betrekken van het nieuwe kantoor meer gebruik gemaakt zal worden van trein en bus als gevolg van het beperkt aantal pa~keerplaatsenh e n rond het gebouw en de nabijheid van het station. Alternatieve vestigingsplaatsen voor het nieuwe districtskantoor zijn niet overwogen. Voor het betrekken van het kantoor aan de Stationsstraat was het belangrijkste vestigingsplaatsmotief het aanbos van geschikte kantoorruimre.
-
D. Het winkelcentrum Hilvertshof (Groest 64 t/m 86) Ongetwijfeld heeft het overdekte.winkelcentrum Hilvertshof met zijn 66 winkels in de branche van de duurzame consumptiegoederen en zijn 2 parkeerlagen een regionale functie. Helaas is er echter tot nu toe geen onderzoek gedaan naar de herkomst en vervoerswijze van de bezoekers van de Hilvertshof. De keuze voor de huidige vestigingsplaats is bovenal ingegeven door de relatieve ligging t.0.v. andere zwaartepunten binnen het stadswinkelcentrum van Hilversum, zoals V&D-vestiging in de Kerkstraat. Sinds het begin van de jaren '60 is de initiatiefnemer en bouwer van het complex begonnen met het verwerven van grond op de huidige locatie. De aanwezigheid van het station op relatief korte afstand van het winkelcentrum speelde geen beslissende rol bij8de keuze voor de huidige locatie. In welke mate het station momenteel een rol speelt, in de zin dat een belangrijk deel van de bezoekers van buiten Hilversum per trein komt, is onbekend. ,
.
. .
Conclusie . . . . In Hilversum heeft het station bij het vestigingsplaatskeuze-proces van de ondervraagde bedrijven en instellingen niet of nauwelijks een 1-01 gespeeld. Hoogstens wordt de nabijheid van het station als een positief aspect van de huidige locatie, als een prettige bijkomstigheid van de keuze voor de huidige vestigingsplaats, beschouwd. De aantallen werknemers en bezoekers die van de trein gebruik maken zijn, alhoewel niet altijd exact bekend, waarschijnlijk niet overwel-' digend groot. De positie van 'de nabijheid van het station' als secundaire vestigingsplaatsfactor wordt in Hilversum duidelijk bevestigd.: Voor een groot deel zijn de geconstateerde ontwikkelingen in het stationsgebied gerelateerd aan de nabijheid van het stads(winke1)centrum. Aan deze uitkomsten is wellicht ook de tot medio 1978 voortdurende daling van het aantal op het station in- en uitstappende reizigers niet vreemd. , . 3.3.2. Amersfoort ---------Het gebruik dat van het station gemaakt wordt voor personenvervoer. Vergeleken met 1968 is zowel het aantal in- en uitstappende 'gewone' reizigers als reizigers met abonnementskaarten toegenomen. Na een daling van het aantal reizigers in de periode 1975-77 is, net als in Hilversum, het aantal weer toegenomen. Tabel 3.3. Amersfoort: aantal in- en uitstappende reizigers per dag in de periode 1975-78 gewone reizigers reizigers met ab.kaarten in % (1968=100) abs. in % (1968=100) abs.
totaal abs. in %(1968=100)
Bron: Nederlandse Spoorwegen Evenals in Hilversum was in 1971 het gebruik van de trein bij het woonen werkverkeer van woon- en werkforenzen vrij gering. Van de 6836 werkforenzen gebruikte 18% (=I245 personen) de trein als voornaamste ver-
.
voersmiddel, terwijl 2823 werkforenzen (=41%) per auto reisde. Bij de 4517 woonforenzen ging 27% met de trein, terwijl 45% als bestuurder of medepassagier de auto gebruikte. . Gezien het relatief constant blijven van het aantal in- en uitstappende reizigers met abonnementkaarten in Amersfoort is het aandeel van de trein in het woon- en werkforensisme in de periode 1971-1980 wellicht ook constant gebleven. De betekenis van het station voor (de ontwikkelingen in) de ruimtelijke inrichting van het stationsgebied. Om redenen van praktische aard was het in Amersfoort niet mogelijk enquztes af te nemen onder bedrijven of instellingen met een groot ruimte gebruik en gevestigd in het onderzoeksgebied. De bepaling van de betrokkenheid van de bedrijven op het station (bijv. middels het aantal werknemers dat per trein reist) en de bepaling van de rol van de nabijheid van het station bij de keuze van de huidige vestigingsplaats door bedrijven die na 1970 in het stationsgebied gevestigd zijn, zal dan ook moeten geschieden aan de hand van door derden, en met ander oogmerk, verricht onderzoek. Het eerste rapport dat informatie bevat die in het kader van dit onderzoek gebruikt kan worden is een interne publikatie van de N.S. getiteld 'Onderzoek woonuerk Amersfoort 1978". Uitditonderzoek -een schriftelijke enquzte onder 416 forenzen woonachtig in een plaats met een N.S.-station en werkend in een straal van 1500 m rond het station Amersfoort- blijkt dat bijna de helft (46%) van de forenzen met de trein reisde, en dat hoe dichter men bij het station werkte hoe vaker men de trein als vervoermiddel koos. Tabel 3.4. Amersfoort: Keuze vervoermiddel in relatie tot de afstand werkadres-station (in Z) afstand werkadres-station
trein
.
vervoermiddel auto overig totaal
< 500 m
500-1000 m 1000-1500 m gemiddeld Uit deze tabel blijkt duidelijk dat de werkforenzen, werkzaam bij bedrijven gevestigd binnen 500 m van het station (- het onderzoeksgebied), in sterke mate gebruik maken van de trein. Als belangrijkste motieven voor het treingebruik kwamen naar voren de factoren "trein goedkoper" en "werkadres dicht bij station". Alhoewel deze uitkomsten de relatie tussen (kortere) afstand tussen werkadres en station en (groter) treingebruik bevestigen wordt niet duidelijk in welke mate de bedrijven in het onderzoeksgebied georiGnteerd zijn op het station. Imers niet alleen de forenzen woonachtig in gemeenten zonder N.S.-station blijven buiten beschouwing, ook het aantal werknemers woonachtig in Amersfoort is onbekend. Het tweede rapport is een door M. Stijnenbosch en D. van Ziel in 1975 verricht onderzoek onder kantoren en sociaal-medische diensten in Amersfoort. In dit onderzoek wordt onder kantoren in Nederberg (=~onnehof) en Berg-noord ( z Berg-oost en Berg-west) intervieuws afgenomen. Voor deze paragraaf belangrijke vragen, zijn de vragen naar de aard van de vestigingsplaatsfactoren en die naar de behoefte aan kantoorruimte. Als belangrijkste vestigingsplaatsfactor kwam zowel in Nederberg als in Bergkwartier-noord (als in de meeste andere onderzoeksgebieden) de "goe-
de bereikbaarheid" naar voren. Helaas is deze factor in het onderzoek niet opgesplitst inl'debereikbaarheid per openbaar vervoer" en "bereikbaarheid per auto". Als de S6n na belangrijkste factor kwam in Nederberg het "aanbod van kantoorruimte" en in Berg-noord de "gunstige ligging t.0.v. de afzetmarkt" naar voren. In Nederberg hadden 12 van de 26 kantoren behoefte aan meer kantoorruimte, in Berg-noord 9 van de 18, terwijl in totaal 32 van de 74 kantoren deze wens uitten. 2 kantoren in Nederberg en 1 in Berg-noord (in totaal 4) hadden behoefte aan minder kantoorruimte. Conclusie Vooral vanwege het ontbreken van materiaal blijft in Amersfoort onduidelijk in hoeverre de in hoofdstuk twee geconstateerde ontwikkelingen in de ruimtelijke inrichting van het stationsgebied in relatie staan tot aspecten van het functioneren van een N.S.-station, zoalshet vervoer van werknemers, bezoekers of goederen, of de herkenbaarheidlrepre; sentativiteit van de stationslocatie. We kunnen slechts constateren dat de in de periode 1971-80 opgetreden 'verkantoris'eringlvan het stationsgebied, en in het bijzonder de nieuwvestiging van banken, verzekeringsmaatschappijen, en zakelijke en overige dienstverlenende bedrijven, mogelijk werd doordat door afbraak van fabrieksgebouwen en bebouwing van voorheen onbebouwd terrein voldoende ruimte voor kantoorbebouwing vrij kwam. De rol van het station bij deze ontwikkelingen zal -gelet op de bevindingen in3.2.- een secundaire geweest zijn. 3.3.3. Gouda ----Het gebruik dat van het station gemaakt wordt voor het personenvemoer In Gouda is het aantal in- en uitstappende reizigers per dag sinds 1968 vrijwel voortdurend toegenornen. De sterke stijging van het aantal inwoners tussen 1970 en 1980 is hier zeer waarschijnlijk mede op van invloed geweest. Opvallend is in Gouda de aanzienlijk sterkere stijging vari het aantal reizigers met abonnementskaarten in vergelijking met die van het aantal "gewone" reizigers
.
Tabel 3.5. Gouda: aantallen in- en uitstappende reizigers per dag in de periode 1975-1978 gewone reizigers abs. in % (1968=100)
Bron: N.S.
-
reizigers met ab.kaarten abs. in % (1968=100)
totaal abs. in'%(1968=100)
Jaaroverzicht In- en uitstappende reizigers (1979)
Een zeer gering aantal van de 4058 werkforenzen in Gouda in 1971 gebruikte de trein als voornaamste vervoermiddel, t.w. 466 (= 11%). Voor een deel is dit lage percentage te verklaren uit de infrastructurele karakteristieken van het verzorgingsgebied van Gouda: een groot deel van het verzorgingsgebied van Gouda (0.a. de Krimpenerwaard) wordt niet door de N.S. bestreken. In tegenstelling tot Amersfoort en Hilversum ishet busgebruik onder de werkforenzen inGouda dan ook aanzienlijk: in I971 gebruikten 781 werkforenzen (= 19%) de (streek)bus.
Zeer groot is in 1971 het treingebruik daarentegen onder de 3258 woonforemen: maar liefst 1249 (= 38%) van de woonforenzen gebruikt de trein. Daarnaast gaat ook nog 13% '(439) van de woonforenzen met de bus naar het werk. Gezien de uitkomsten van de Volkstelling 1971 lijkt het N.S.-station van Gouda voornamelijk te functioneren als instaphalte voor inwoners van Gouda die elders werken, of bijvoorbeeld in Rotterdam gaan winkelen of uitgaan. Het naast het N.S.-station gelegen streekbusstation heeft daarentegen voornamelijk een functie voor werkforenzen uit het omliggende platteland en mensen die uitgaan of gaan winkelen in Gouda. De betekenis van het station inzake de (ontwikkelingen in) de ruimtelijke inrichting van het stationsgebied. Als belangiijkste veranderingen in de functies en de ruimtelijke vormen in het stationsgebied noteerden we in hoofdstuk twee de tot stand koming van een vrij uitgestrekte scholenconcentratie langs de spoorlijn, de bouw van een groot kantoorgebouw (van de Goudse Verzekeringen) op het Stationsplein, en de bouw van een kantoor van de voormalige Nederhorst-bedrijven op grotere afstand van het station. Grote ruimtegebruikers zijn daarnaast in het stationsgebied het wijkpark Van Bergen IJzendoorn, een aantal kaasbedrijven met uitgestrekte opslagloodsen, en de Goudse Schouwburg. Via een aantal intervieuws met twee lagere technische scholen, de Goudse Verzekeringen en de Goudse Schouwburg wordt gepoogd het gebruik dat deze instellingen en bedrijven maken van het station, de betekenis die zij hechten aan de nabijheid van het station, en de rol van het station als vestigingsplaatsfactor, duidefijk te maken. A. Goudse Verzekeringen (Stationsplein 3)
.
.
,.'
i
..j.
.
,
.
Deze verzekeringsmaatschappij was reeds in de periode 1939-1976 in het stationsgebied gevestigd, maart 1980 heeft het bedrijf het huidige gebouw betrokken. In totaal zijn bij de Goudse, op het adr'es Stationsplein 3, 350 personen werkzaam, 60% daarvan is woonachtig in Gouda, 65%reistper openbaar vervoer van en naar het werk. Gemiddeld bezoeken per dag slechts 30 personen het kantoor; deze bezoekers komen vrijwel allemaal met eigen vervoermiddel. Voor het afleggen van bezoeken maakt het bedrijf regelmatig gebruik van de trein. De bedrijfsruimte (ca. 18000 m2 incl. parkeergarage) is het eigendom van de Goudse; hetzelfde geldt voor het bedrijfsterrein (ca. 4500 m2). Een gedeelte van de begane grond van het kantoorgebouw wordt gebruikt door een aantal huurders, t.w. de A.N.W.B., Centraal Nederland en een studio. In het gebouw zijn 73 parkeerplaatsen; elders (op een achterterrein aan het Crabethpark) zijn, op eigen terrein, nog eens 150 parkeerplaatsen gerealiseerd. Vanwege een te kleine en te verspreide huisvesting is in het begin van de jaren '70 besloten een nieuw grott kantoor te laten bouwen. Het bedrijf is opnieuw op de oude locatie gaan zitten vanwege: de nabijheid van het station; de nabijheid van het stadscentrum (i.v.m. het gunstige "lunch pauze milieu"). Aspecten van het station die relevant waren voor de Goudse: - de personele bereikbaarheid; - de herkenbaarheid/representativiteit van de locatie'). Als alternatieve vestigingsplaats is overwogen Zoetermeer, de historische binding met de huidige locatie en met Gouda gaf de doorslag bij de
-
+)tekenend was de nadrukkelijke wens van de Goudse in 1980 om als huisnummer opnieuw Stationsplein -en niet Crabethstraat (alwaar de hoofdingang van het kantoorgebouw is gerea1iseerd)- te krijgen.
uiteindelijke keuze. De gemeente Gouda gaf aanvankelijk weinig medewerking, tijdens de bouw . . speelde zij echter een zeer stimulerende rol (0.a. via een vertegenwoordiger in het bouwteam). Voor de nabije toekomst heeft de Goudse geen uitbreidings- of verhuisplannen. B. Het kantoorgebouw van de H.B.G. straat 1
(v&l. Nederhorst
- H.J.
Nederhorst.
.
Tot voor enkele jaren was in dit in 1969 gebouwde kantoor'het bouwbedrijf Nederhorst gevestigd, na de overname van een deel van het Nederhorst-concern door de H.B.G. zijn nu enkele afdelingen van de H.'B.G. in het gebouw gehuurvest. Momenteel zijn op het adres +'400 man werkzaam. Omtrent de woonplaats van de werknemers werden door het bedrijf geen gegevens verstrekt. Bij de locatiekeuze in 1969 heeft de nabijheid van het station geen rol gespeeld; belangrijker was de.ligging naast het geplande wegtrac6 van een nieuwe 'noord-zuidverbinding' binnen Gouda. De orizntatie op de trein is ook anno 1981 gering. Factoren zijn daarbij : - het grote aantal werknemers in de buitendienst (noodzakelijk gebruik van de auto); - de relatief grote afstand.tot het station (hemelsbreed -+ .750 m; werkelijke loopafstand + 1000 m); - de gunstige verkeersiigging en de goede parkeermogelijkheden. C. De Chr. Lagere Technische School Nieuwe Vaart (Kanaalstraat 15) Het schoolgebouw dateert uit 1964, in 1971 heeft er echter een grote uitbreiding met 12 il 13 lokalen plaatsgevonden. Na 1971 zijn nog eens 3 noodlokalen en 2 tekenlokalen gerealiseerd. In totaal telt de school 755 leerlingen waarvan slechts 201 woonachtig zijn in G o u d a ; e n o v e r i g e n k o m e n u i t meer dan 30 dorpen uit de omgeving. Meer dan de helft van de leerlingen komt per fiets, daarnaast komen veel leerlingen per bus. De belangrijkste vestigingsplaats factor was destijds de beschikbaarheid van grond (koop), deze factor gaf de doorslag bij de keuze tussen deze locatie en een alternatieve plaats in Gouda. De nabijheid van het busstation was en is een bijkomend voordeel. D. De R.K. Lagere Technische School ~ietgors(~interdijk10) Deze school is gebouwd in 1967. Momenteel telt zij 348 leerlingen en 29 leerkrachten. De leerlingen komen vnl. per bus (uit de omringende dorpen) of per fiets. De leerkrachten reizen vnl. met eigen vervoer. De orizntatie op het n.s. station is gering.
E. De Goudse Schouwburg (Boelekade) Deze reeds voor 1940 gebouwde schouwburg wordt in de nabije toekomst door sloop bedreigd. In de plannen van de gemeente blijft het schouwburgterrein echter een culturele besteming houden. De schouwburg (die een particuliere eigenaar heeft) heeft een max. capaciteit van 675 bezoekers, ma t/m vr. theatervoorstellingen, en za en zo films. Uit een onderzoek in 1978 bleek dat.+ 55% van de bezoekers uit Gouda kwam, de rest kwam vnl. uit ~oskoo~,-~l~hen aan de Rijn en Waddinxveen. Alhoewel naar het vervoermiddel van de bezoekers geen nader onderzoek is gedaan, wordt het gebruik dat bezoekers maken van de trein, laag geschat. Oorzaken hiervoor zijn:
- de aanwezigheid van een redelijk groot parkeerterrein voor de schouwburg; de slechte bereikbaarheid van een n.s. station voor een groot aantal mensen uit de omgeving. Na een eventuele sloop van het huidige gebouw wil men graag op dezelfde plaats teruggekomen, de nabijheid van het n.s. station op korte afstand speelt in deze geen rol, belangrijk is we1 de ligging van het schouwburgterrein in de directe nabijheid van het stadscentrum.
-
Conclusies Opvallend in Gouda is dat, samenhangend met de regionale verzorgingsfunctie van Gouda, het busstation bij de geinterviewde instellingen en bedrijven minstens even belangrijk wordt geacht als het n.s. station. Slechts bij de Goudse is sprake van een evident treingebruik in het kader van het afleggen van bezoeken en van het woonuerkverkeer van de werknemers. Bij de twee scholen is naast de fiets vnl. de streekbus belangrijk als vervoermiddel. De werknemers en bezoekers van resp. de HBG en de Goudse Schouwburg komen en gaan vnl. per auto. De nabijheid van het station wordt, behalve door de Goudse Verzekeringen, door geen enkele instelling of bedrijf als belangrijke vestigingsfactor genoemd. Voor de Goudse Schouwburg, en de L.T.S.-en is de nabijheid van het n.s. station zelfs geen secundaire factor. Alle bedrijven en instellingen waarderen de huidige locatie positief, behalve de schouwburg hebben zij vooralsnog geen verhuis-, nieuwbouw- of uitbreidingsplannen.
3.4. Eindconclusie Nabijheid van het n.s. station blijkt - behalve in een incidenteel geval - geen doorslaggevende locatiefactor te zijn. Hoogstens wordt de korte afstand tot het station als een prettige bijkomstigheid, als een meerwaarde van de huidige locatie gezien. Deze 'surpluswaarde' van de stationslocatie zou de hoge vlucht die de kantoorbouw rondom stations de laatste 10 2 15 jaar heeft genomen kunnen verklaren. Het gebruik dat voor het woon-werkverkeer van de werknemers of voor het afleggen van bezoeken van de trein wordt gemaakt wisselt sterk (vergelijk de HBG en de Goudse Verz.) maar is over het algemeen niet overweldigend groot. Bedrijven en instellingen met veel bezoekers (vergelijk het GAK en de polite in Hilversum, de schouwburg in Gouda) hechten weinig waarde aan de stationslocatie vanwege het grote aantal bezoekers dat uit de stad zelf komt of, indien van buiten de stand, per auto. De herkenbaarheidl repredentativiteit van de stationslocatie wordt slechts door 6611bedrijf (de Goudse Verzekeringen) als belangrijk genoemd. Samenvattend kunnen we stellen dat noch in Gouda noch in Hilversum de meer grootschalige veranderingen in het stationsgebied in een sterke relatie staan tot de aanwezigheid van het n.s. station. Omtrent Amersfoort kunnen minder harde uitspraken worden gedaan; naast de beschikbaarheid van kantoorruimte is voor een groot aantal kantoren in het stationsgebied de goede bereikbaarheid (ook per openbaar vervoer?) een belangrijke vestigingsplaatsfactor.
4.1.
Inleiding
In hoofdstuk 2 constateerden we dat zich in de periode 1970-1980 in de omgeving van de stations van Hilversum, Amersfoort en Gouda veranderingen in zowel functionele als ruimtelijk-artefakticle zin voorgedaan. In lijnen hadden deze veranderingen het volgende karakter (zie ook 2.7): 1. Inzake de veranderingen in functionele zin: - In alle 3 gemeenten handhaving van de woonfunctie; - In Gouda en Amersfoort eentoename van het aantal bedrijfsvestigingen in de sectoren bank- en verzekeringswezen, zakelijke en overige dienstverlening; in Hilversum bleef het aantal vestigingen in de horeca- en detailhandelsbranche onverminderd groot (in 1980 bijna de helft van het totaal aantal vestigingen); - In Gouda en Hilversum daalde het aantal bedrijven met meer dan 10 werknemers enigszins; in Amersfoort waren de bedrijven in na 1970 gebouwde bedrijfsgebouwen gemiddeld echter aanzienlijk groter dan .. alle (in 1976) in het stationsgebied gevestigde bedrijven. 2. Inzake de veranderingen in ruimtelijk-artefaktiae zin: - In Gouda en Amersfoort is door de realisatie van nieuwbouw op nog niet eerder bebouwd terrein de dichtheid van bebouwing sterk toegenomen; bovendien vond in beide gemeenten nauwelijks afbraak van de bestaande bebouwing plaats; in Hilversum heeft de omvangrijke , . sloot ten behoeve van de aanleg van een verkeersweg in het stationsgebied, en de afbraak van woningen en gebouwen in het kader van een nog niet gerealiseerd nieuwbouwproject op het stationsplein de dichtheid van bebouwing sterk doen afnemen; - In Amersfoort is door de schaal (en de omvang) van de gerealiseerde nieuwbouw de schaal van de bebouwing,sterk toegenomen; in Gouda enHilversum is dit, met name door de veel geringere omvang van de nieuwbouw,veel minder het geval geweest. 3. Inzake de veranderingen in de nabije toekomst: - In Gouda en Amersfoort is in de plancapaciteit veel ruimte voor de kantoorfunctie gereserveerd; in Hilversum en Gouda is het grote aantal woningbouwprojecten opvallend; ' - In alle cases zijn de nieuwbouwprojecten hoofdzakelijk geprogrammeerd in open gaten in de bebouwing en op niet eerder bebouwde terreinen. In hoofdstuk 3 stelden we ons de vraag in welke mate bovenstaande veranderingen in relatie staan tot de aanwezigheid van het station in het onderzoeksgebied. In dit hoofdstuk staat de vraag naar ile betrokkenheid van degemeentelijke overheid bij,de geconstateerde veranderingen centraal. Voor Gouda, Amersfoort en Hilversum zullen de volgende aspecten van de relatie "veranderi.ngen in functionele en artefaktiele zin"/"rol van de . gemeentelijke overheid" kort worden aangestipt: - In hoeverre was de opstelling van de gemeente ten opzichte van de veranderingen coEperatief, restrictief, dan we1 initigrend; - Welke doelstellingen heeft de gemeente met betrekking tot het sta-' tionsgebied geformuleerd; - Welke instrumenten heeft de gemeente daarbij ingezet, en op welke wijze; - Wat was de effectiviteit van het ingezetten instrumentarium; met andere woorden in hoeverre zijn de geconstateerde veranderingen conform de door de gemeeqte geformuleerde doeleinden (geeffecteerd in bij voorbeeld een bestemingsplan voor (een deel van) het stationsgebied).
4.2.1. 4.2.1.1.
Hilversum Inleiding
I n Hilversum z i j n de veranderingen d i e z i c h s i n d s 1970 i n de functionel e samenstelling en i n de r u i m t e l i j k e vormen van h e t s t a t i o n s g e b i e d hebben voorgedaan een d i r e c t gevolg van het b e l e i d d a t , d e gemeentelijke overheid t u s s e n 1960 en 1975 t e n aanzien van de kern e n h a a r randzone gevoerd h e e f t , e n d a t i s n e e r g e l e g d i n h e t S t r u c t u u r p l a n v o o r d e kern van Hilversum (1971 v a s t g e s t e l d door d e gemeenteraad). EGn van de b e l a n g r i j k s t e uitgangspunten van d i t p l a n was de optimale bereikbaarheid van de kern (en met name van h e t winkelgebied van de k e r n ) ; a l s b e l a n g r i j k s t e maatregelen om d i t uitgangspunt t e r e a l i s e r e n werden de aanleg van de verdeelweg om h e t kerngebied en een a a n t a l parkeergarages langs deze ringweg voorgesteld. Het i d e e van een verdeelweg (met 2 x 2 r i j s t r o k e n ) d i e ringvormig l a n g s h e t kerngebied l i g t was reeds i n 1968 uitgewerkt i n h e t Wegenstructuurp l a n voor Hilversum; d i t p l a n vornde inzake d e voorzieningen voor verkeer en vervoer de b a s i s van h e t s t r u c t u u r p l a n . De u i t v o e r i n g van d i t plan betekende de qua stedebouwkundige s t r u c t u u r dorpse randzone van de kern een a a n z i e n l i j k e sloop v a n d e bebouwing, i n h e t s t r u c t u u r p l a n werd e c h t e r g e s t e l d d a t "verkeersdoorbraken e n grootscheepse recons t r u c t i e s (zoveel mogelijk z i j n ) g e p r o j e c t e e r d op de minst waardevolle stadsgedeelten". U i t h e t f e i t d a t t u s s e n 1971 en 1974 h e t e e r s t e d e e l van de verdeelweg werd aangelegd t u s s e n de S t a t i o n s s t r a a t en de Groest en d a t t e n behoeve van deze aanleg ruim 120 huizen en een a a n t a l bed r i j f j e s gesloopt z i j n , b l i j k t d u i d e l i j k hoe n e g a t i e f de gemeente h e t ruimtegebruik en de bouwtechnische s t a a t van de bebouwing i n h e t onderzoeksgebied (en met name i n h e t Kernplan) waardeerde. Met h e t b e s l u i t van de gemeenteraad enkele j a r e n l a t e r om a f t e z i e n van een verdere a a n l e g van de verdeelweg werd een voor h e t Kernplan rampzalige periode a f g e s l o t e n : n i e t a l l e e n i s door de (breedte-)maat van de verdeelweg h e t dorpse s t r a t e n p a t r o o n van h e t Kernplan s t e r k verbrokkeld, ook i s door de bestempeling i n h e t s t r u c t u u r p l a n van h e t Kernplan a l s s a n e t i n g s b u u r t de bestaande bebouwing s t e r k verwaarloosd: De v a s t s t e l l i n g i n 1974 van de Evaluatienota (waarin de stadsverwarmingsproblematiek c e n t r a a l s t a a t en waar i n de p o l i t i e k van grootscheepse r e c o n s t r u c t i e s i s vervangen door e e n meer k l e i n s c h a l i g renov a t i e b e l e i d ) i s dan ook voor g r o t e d e l e n van h e t onderzoeksgebied waars c h i j n l i j k enkele j a r e n t e l a a t gekomen. De r e n o v a t i e van de s t e r k verk r o t t e Roozendaalstraat en omgeving i n 1975-1976 i s daarentegen a1 een e e r s t e r e s u l t a a t van d i t nieuwe b e l e i d . Momenteel wordt door de gemeente Hilversum gewerkt aan een nieuw s t r u c tuurplan. 4.2.1.2.
D o e l s t e l l i n g e n van de gemeentelijke overheid met betrekking t o t h e t onderzoeksgebied
I n Hilversum i s h e t onderzoeksgebied i n de v i s i e van de gemeentelijke overheid i n de e e r s t e p l a a t s een randzone van h e t stads(winkel)centrumX). I n deze zone dienen b i j voorkeur f u n c t i e s e e n p l a a t s t e vinden d i e een l o c a t i e i n of n a b i j h e t stadscentrum behoeven maar d i e vanwege een ext e n s i e f ruimtegebruik of de hoge k o s t e n van een l o k a t i e i n h e t centrum z i j n aangewezen op de randzone. : *)In de a d m i n i s t r a t i e v e i n d e l i n g i n buurten maken Kernplan en S t . V i t u s d e e l u i t van de wijk "binnenstad", t e r w i j l deze buurten ook i n h e t plangebied van h e t S t r u c t u u r p l a n voor de kern van Hilversum z i j n opgenomen.
De waardering door de gemeente van dat deel van de randzone dat door buurt Kernplan wordt beslagen is sterk negatief. In het Structuurplan van 1971 wordt het aangeduid als ecn gebied dat verkrot en structureel onaangetast is; als een gebied dat.gekenmerkt wordt door een laagwaardig gebruik van potentieel hoogwaardige grond. In het Structuurplan wordt de noodzaak tot sanering en reconstructie dan ook uitvoerigbeargumenteerd. Omtrent de herinrichting van het onderzoekdsgebied staan in het plan duidelijke aanwijzingen: - De aanleg van een deel van de verdeelweg tussen Stationsstraat en. Groest; teneinde de (breedte)maat van deze weg niet buitensporig te doen zijn, wordt langs de weg bebouwing van grotere schaal wenselijk geacht. De gzne van het gemeentebestuur voor het dorpse karakter van de kern van Hilversum wordt aangetoond door de opmerking in het structuurplan dat de voorgestelde maat van d e w e g "niet ongewoon is in grote steden"; - In het Kernplan dient een geconcentreerd kantorengebied te ontstaan; als belangrijkste motieven voor een dergelijke concentratie worden aangevoerd: a. het mogelijk maken voor bezoekers om per openbaar vervoer te rei-, Zen; b. her minimaal houden van de behoefte aan woonruimte door werknemers; c. de meer intensieve benutting van de grond. Wat betreft de aard van de bedrijven of instellingen in dit kantorengebied werd in 1971 onder meer gedacht aan centrale overheidsgebouwen, in het bijzonder gebouwen in de culturele en vermaakssfeer (bij voorbeeld een cultureel centrum aan de oostzijde van de Groest); - In de St. Vitusbuurt dient de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik in grote lijnen gehandhaafd te blijven, slechts (voor het wonen) hinderlijke industrizle bedrijven dienen elders geherhuisvest te worden. In deze buurt wordt met name voor typische binnenstadsbedrijven (bij voorbeeld bedrijven die de verzorging van andere kernfuncties onderhouden) ruimte gereserveerd; - Aan het wonen in de kern van Hilversum wordt in het structuurplan slechts een kleine functie (c.q. ruimtegebruik) toebedeeld. In de Evaluatienota (1974) wordt aan het wonen in de binnenstad en in de randzone weer een hoge prioriteit toegekend. Ook in het Kernplan wordt behalve aan de kantoorfunctie ook aan de woonfunctie weer een rol toegedeeld. De belangrijkste beleidslijnen in deze nota zijn de zorgvuldiger en voorzichtiger benadering van de kwestie van het a1 dan niet slopen van woningen en gebouwen, en de voorkeur voor het realiseren van een goede bereikbaarheid van de kern van het bestaande wegennet. ,
4.2.1.3. De ingezette instrumenten Naast het reeds eerder gememoreerde Structuurplan voor de kern van Hilversum en de deels als reactie op dit structuurplan uitgebrachte Evaluatienota is een ontwerp-bestemmingsplan voor.het Stationsplein (+ 1972) het enige ruimtelijke ordeningsinstrument dat de gemeente HTlversum bij de toch niet geringe reconstructie van het onderzoeksgebied heeft ingezet. Het bouwplan dat 0.b.v. dit bestemmingsplan is opgesteld (zie ook 2.3.) is in samenwerking van de gemeente Hilversum met de Nederlandse Spoorwegen tot stand gekomen; de kans op een spoedige realisering van dit plan is echter niet groot. Als belangrijkste motief voor het niet opstellen van 6kn of meerdere bestermningsplannen voor in het bijzonder het Kernplan, komt de behoef-
te aan flexibiliteit, aan het in de toekomst kunnen inspelen op nu nog niet voorzienbare ontwikkelingen,.naar voren. In plaats van het inbouwen van een zo groot mogelijk flexibiliteit in bestemmingsplannen (bij voorbeeld via vrijstellingen; wijzigingsbevoegdheden voor het gemeentebestuur), heeft men in Hilversum gekozen voor het niet-de-burgersbindende structuurplan. Aan het particulier initiatief wordt bij de herinrichting van het onderzoeksgebied een belangrijke uitvoerende taak toebedeeld. De verwerving van grond en opstallen heeft de gemeente slechts aangevat bij de aanleg van de verdeelweg en op bet Stationsplein.
4.2.1.4. De effectiviteit van de ingezette instrumenten: de relatie tussen de gemeentelijke doeleinden en de in de periode 19701980 opgetreden functionele en artefactizle veranderingen in het stationsgebied.
I. Inzake de veranderingen in de woonfunctie: Tot aan 1975 waren de ontwikkelingen in de woonfunctie (vanwege de afbraak van een groot aantal woningen en het achterwege blijven van woningbouw een netto afname van het aantal woningen) niet alleen conform het in het structuurplan vervatte ruimtelijke beleid, zij werden tevens in belangrijke mate geinitieerd door de gemeente. Vanaf 1975 zijn de ontwikkelingen (een netto toename van het aantal woningen via nieuwbouw van woningen en een minder omvangrijke afbraak van woningen) conform het in de Evaluatienota uitgestippelde woningbeleid. Een belangrijke uitvoerende taak is vanaf dit tijdstip bij de woningbouwerenigingen gelegd. De programmering van een groot aantal woningen in de nieuwbouwplannen is eveneens een uitvloeisel van het sedert 1975 gewijzigde beleid. 2. Inzake de veranderingen in ruimtelijk-artefaktiae zin: - De afbraak van een groot aantal woningen en gebouwen - met name in de periode 1971-1975 - door de gemeente is direct te koppelen aan het in het structuurplan vervatte verkeers- en vervoers- en woningbeleid. De nieuwbouw van een aantal kantoorgebouwen in de Stationsstraat en op de Groest is conform het in het structuurplan uitgestippelde beleid (zie blz. ) ; de rol van de gemeente in het bouwproces van deze kantoren is slechts coEperatief geweest. De lokalisering door het gemeentebestuur van het nieuwe hoofdbureau van politie in de Kampstraat is weliswaar ook in overeenstemming met de doeleinden van het beleid in het structuurplan ten aanzien van het Kernplan, te weten "het bevorderen van de ontwikkeling van een geconcentreerd kantorengebied in het Kernplan" (waarbij onder meer werd gedacht aan centrale overheidsgebouwen). Op de structuurplankaart heeft de lokatie waarop het politiebureau is gerealiseerd echter de bestemming cultureel centrum gekregen, hetgeen tegelijk een bewijs is van-a) het voor zowel burgers als overheid weinig verplichtende karakter van het structuurplan en b) de kijk van de gemeente op het onderzoeksgebied, dit is als de randzone van het stadscentrum, als een gebied waar,grootschalige en ruimte-extensieve overheidsgebouwen neergezet kunnen worden, zelfs a1 heeft de betreffende gemeentelijke dienst niet of nauwelijks relaties met het station. 3. Inzake (de bestemmingen in) de nieuwbouwplannen: Het grote aantal woningbouwprojecten is conform het in de ~valuatienota vervatte woningbeleid. De rol van de gemeente in het bouwproces van de geplande woningen is merendeels cocperatief: woningbouwerenigingen hebben (onder andere in het project in de A. ~rouwersstraat)
gesprekken met ambtenaren naar voren zijn gekomen kort belicht worden. In 4 . 2 . 2 . 3 . zullen vervolgens de (ter effectuering van de gestelde doelen) ingezette instrumenten ter sprake komen, waarna in 4 . 2 . 2 . 4 . geanalyseerd wordt in hoeverre de in hoofdstuk 2 geconstateerde veranderingen in relatie staan tot de door de gemeente vastgestelde doeleinden. , ,,~.,'t.<7v?!..., .
.
4 . 2 . 2 . 2 . Doelstellingen van de gemeente Amersfoort met bet'i.ekk'ing tot , , .: , het onderzoeksgebied
.
In Amersfoort verstaat de gemeentelijke overheid onder het stationsgebied een veel kleiner gebied dan het 95 ha tellende onderzoeksgebied. Grofweg worden door de gemeente drie deelgebieden binnen her onderzoeksgebied onderscheiden: I. De directe omgeving van het station (dit is de Stationsstraat tot aan de spoorlijn naar Rhenen, de Berkenweg en een,deel van de Barchman Wuytierlaan): blijkens een recent verschenen rapport (oktober 1980) van de Dienst Gemeentewerken over het stationsplein streeft de gemeente voor het stationsplein de directe omgeving de'volgende doeleinden na: - "stedebouwkundig ruimtelijk": omvorming van de Stationsstraat en de voorruimte van het station tot "stedelijke ruimten", dat wil zeggen het door doortrekking van de bebouwing aan de noordzijde van de Stationsstraat realiseren van een gesloten straatwand (in ca. 4 lagen); - "stedebouwkundig functioneel": het streven naar een verbreding van functies in het gebied, waarbij onder meer wordt gedacht aan woningbouw, hotelaccommodatie, recreatie. In het rapport wordt namelijk als probleem gesignaleerd dat de huidige functionele "invulling" van het gebied erg eenzijdig is, imers vrijwel de gehele bebouwing bestaat uit kantoren. Opmerkelijk in dit verband is dat de betreffende kantorenconcentratie in het begin van de jaren zeventig op basis van een vastgesteld bestemingsplan is gerealiseerd. Rond 1970 was het cregren van zoveel mogelijk arbeidsplaatsen in de directe omgeving van het station derhalve een belangrijker doelstelling van de gemeente. 2 . De wijk Zonnehof: Dit gebied ziet de gemeente in de eerste plaats als randzone van de binnenstad, als een gebied waar (in verband met de ligging in de nabijheid van het stadhuiscomplex en de stadsring) een aantal gemeentelijke diensten die te krap of op een minder bereikbare plaats gehuisvest zijn, in een nieuwe behuizing gevestigd kunnen worden. Blijkens de toelichting van het bestemmingsplan "Phoenix" (zie ook 4 . 2 . 2 . 3 . ) staat de gemeente daarnaast niet onwelwillend tegenover de nieuwbouw van kantoren door het particuliere bedrijfsleven in het gebied. 3 . Het overige deel van het "Berg-gebied": Voor dit gebied hanteert de gemeente als belangrijkst'e doelstelling de handhaving van het bestaande ruimtelijke karakter. Daartoe worden, ondanks de zeer lage bebouwingsdichtheid van het gebied, de mogelijkheden voor bebouwing van nog onbehouwde plekken tot een minimum aantal beperkt. De omvorming van die villa's, die "door hun omvang en indeling niet geheel meer voor bewoning door een gezin geschikt zijn", in kantoren en dergelijke,wordt door de gemeente niet zonder meer negatief beoordeeld.
4.2.2.3. De ingezette instrumenten Als belangrijkste instrumenten die de gemeente Amersfoort in de jaren zeventig (en daarvoor) heeft ingezetkunnen genoemd worden: het vaststellen van bestenuningsplannen en het verwerven in eigendom van potentizle bouwgrond. Thans (in het stationsgebied) vigerende plannen zijn: I. Het omstreeks 1960 opgestelde plan "Zonnehof/Bloemweg" en omgeving. Rond 1955 koos de gemeente Amersfoort het binnenterrein Zonnehof als locatie voor de nieuwbouw van kantoren voor een aantal gemeentelijke diensten en instellingen (onder andere de G.G. & G.D., de brandweer) . Daartoe werd de benodigde grond aangekocht en een uitbreidingsplan vastgesteld. In dit plan werd voor de bouwblokken waarvoor een bouwplan bestond de bestemming vastgelegd, terwijl voor de overigeterreinen slechts de bestermning "Bedrijven klasse A" werd aangegeven. 2. Het in 1974 vastgestelde bestemingsplan "Phoenix": toen rond 1970 tot afbraak van een tweetal fabrieken werd besloten, kocht de gemeente de betreffende gronden en stelde zij (voor een iets ruimer gebied) een bestemingsplan op. De voormalige fabrieksterreinen werden in dit plan "bestemd" voor de huisvesting van de gemeentelijke politie, de brandweer, terwijl bovendien op het terrein een parkeergarage werd gepland. Op de overige, nog niet bebouwde, terreinen in het bestemingsgebied werd de bestermning gelegd van "bebouwing van bijzondere aard", waarbij speciaal aan de bouw van "kantoren, bankgebouwen en andere gebouwenvan dienstverlenende instellingen" werd gedacht"). Voor de nieuwbouw van kantoren en dergelijke wordt in het plan een vloeroppervlakte van + 20.000 m2 gereserveerd. 3. Het bestemingsplan "Berg" (1 978) :dit plan omvat tevens het rond 1970 vastgestelde plan "Berg I) en draagt in sterke mate het karakter van een conserveringsplan. Slechts voor een beperkt aantal nog onbebouwde (en in eigendom van de gemeente zijnde) gronden wordt in het plan de mogelijkheid van.(woon-)bebouwing opengelaten. Ten aanzien van het (voormalige) plan "Berg I" kan nog worden opgemerkt dat de gemeente, na het plangebied bestemd te hebben als kantorengebied, in het bijzonder strakke eisen heeft gesteld met betrekking tot de realisering van voldoende parkeerplaatsen op het terrein van de kantoren. 4.2.2.4. De effectiviteit van de ingezette instrumenten: de relatie tussen de gemeentelijke doeleinden en de veranderingen in het stationsgebied
1. Inzake veranderingen in de woonfunctie: De toename van het aantal woningen in het stationsgebied is in de eerste plaats het gevolg van de bouw van een complex zelfstandige bejaardenwoningen in het plangebied Phoenix. Gedachtig aan de bouwaanvraag van een particuliere stichting had de gemeente in het plan Phoenix een terrein bestemd voor de bouw van dit complex. Daarnaast hebben zich in de jaren nauwelijks meer onttrekkingen van villa's aan de woonfunctie voorgedaan. Dit was overigens niet het gevolg van een restrictief gemeentelijk beleid in deze (hetzelfde kan gesteld worden ten aanzien van het vrijwel achterwege blijven van de afbraak van woningen en gebouwen in de jaren zeventig). . .
*) Overigens nadat gebleken was dat enkele percelen door bankinstel-
lingen waren aangekocht .
2. Inzake de veranderingen in artefaktisle zin: In het gebied Zonnehof is de bouw van een gemeentelijke bibliotheek conform de doeleinden in het uitbreidingsplan. Hetzelfde kan worden gezegd ten aanzien van de bouw van een politiebureau, een brandweerkazerne, een parkeergarage en een bejaardenwoningencomplex in het plangebied Phoenix. De nieuwbouw van kantoren in dit gebied is zowe1 wat betreft de bedrijfsklasse van de in deze gebouwen gevesti de bedrijven en instellingen, als wat betreft het totaal aantal m vloeroppervlak (in het plan: + 19.100 m2; in werkelijkheid: + 20.600 m2) conform het best&ingsplan. Het door de gemeente ge=. elste aantal parkeerplaatsen voor de kantoren langs de Berkenweg en Stationsstraat (+ 570) is eveneens gerealiseerd. 3. Inzake de nieuwbklannen: In het (gemeentelijk) plan voor het stationsgebied wordt inderdaad de gewenste "functieverbreding" gerealiseerd. Naast ruimte voor woningbouw, een hotel en een bowling wordt in het plan echter ook opnieuw ruimte voor de kantorenfunctie gereserveerd. Gezien de nog zeer globale aanduiding van de bestemmingen in het plan kunnen hieromtrent geen waarde-oordelen geveld worden. Het plan voor de + 30 woningen op een terrein tegenover het station is in duidelijke overeensteming met gemeentelijke doeleinden voor het stationsplein en omgeving. De plannen voor de bouw van kantoren in het gebied Zonnehof zijn gezien het ontbreken van een gedetailleerde bestemming van de betreffende terreinen in het uitbreidingsplan niet direct in tegenspraak met het plan.
5-
4.2.3. ----Gouda 4.2.3.1. Inleiding In Gouda markeren de jaren 1976-1977 een keerpunt in het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid: bij de aanvang van de ambtsperiode van de huidige wethouder van ruimtelijke ordening wordt er vanuit de gemeenteraad druk uitgeoefend op de wethouder om te komen tot bestemingsplannen voor de gehele bebouwde kom van Gouda. Door de inschakeling in de periode 1960-1975 van een groot deel van het gemeentelijk apparaat bij de bouw van de grote nieuwbouwwijk Bloemendaal was in 1976 voor her overgrote deel van de bestaande bebouwing nog geen bestemingsplan opgesteld. In enkele gevallen vigeerden sterk verouderde plannen. Een min of meer volledige afdekking van de bebouwde kom met bestemmingsplannen zou een concreet toetsingskader bij de beoordeling van in gang zijnde ontwikkelingen scheppen. Reagerend op de uitgeoefende druk komen B. & W. met een prioriteitenlijst, waarop de voorbereiding van een bestemmingsplan voor het stationsgebied een hoge prioriteit heeft gekregen. In 1977 komt vanuit het gemeentebestuur de opdracht aan de Dienst Openbare Werken een bestemmingsplan op te stellen. Het stationsgebied dankt deze hoge prioriteit aan de omvang van de zich a1 vanaf het begin van de jaren zeventig aankondigende (in 1977 nog niet gerealiseerde) ontwikkelingen, te weten de nieuwbouwplannen van de Goudse verzekeringen op het Stationsplein en de plannen van de N.S. voor de bouw van een nieuw station en kantoren. In 1981 zal het concept-bestemingsplan in de raad behandeld en ter visie gelegd worden. Sinds 1976 is de greep van de gemeente op de ontwikkelingen in het gebied aanzienlijk sterker geworden. De voorbereiding van een bestemmings-
plan voor het stationsgebied heeft de gemeente een instrument inhanden gegeven dat zij tot dusver niet-had. Tegelijkertijd heeft de beslissing een bestemingsplan vast.te stellen een verandering in de tot 1976 vrij passieve en coiiperatieve houding van de gemeente ten aanzien van ontwikkelingen in het gebied tot stand gebracht. Sinds het midden van de jaren zeventig is de houding van de gemeente beter te omschrijven als initigrend en restrictief. 4.2.3.2. ~oelstellingenvan de gemeente Gouda met betrekking tot het stationsgebied Voor 1976-1977 was er van de zijde van de gemeente nauwelijks aandacht voor het onderzoeksgebied. Ingrijpende veranderingen hadden zich tot aan die periode vrijwel niet voorgedaan en alle aandacht en inspanning was in die tijd gericht op de nieuwbouwwijk Bloemendaal aan de overzijde van het spoor. Als belangrijkste doelstelling van het sinds 1977 in voorbereiding zijnde plan geldt het voorkomen van wezenlijk grote veranderingen in het gebied, dat wil zeggen: - geen a1 te sterke*) kantoorontwikkeling; - geen a1 te grote aantasting van het bestaande milieu (in het bijzonder handhaving van het karakter van het Bergen IJzendoornpark en omgeving) ; - opvulling van open gaten in de bebouwing. Het belangrijkste motief voor het opstellen van het plan was dan ook het beschikken over een instrument dat voldoende beschermende werking kan hebben. De ruimtelijke afgrenzing van het plangebied (= het onderzoeksgebied) door de Dienst Openbare Werken was overigens niet gebaseerd op de notie van de aanwezigheid en omvang van een stationsbuurt. Het gedeelte van wijk 12 dat in het plangebied werd opgenomen diende in eerste instantie door de aanwezigheid van een aantal open gaten in de bebouwing en de plannen voor reconstructie van het schouwburgcomplex gedekt te worden door een bestemingsplan. In de ogen van de Dienst Openbare Werken beslaat het stationsgebied slechts de directe omgeving van het station, te weten het Stationsplein, Vredebest, Crabethstraat en Crabethpark. Voor dit gebied worden kleinschalige oplossingen voorgestaan, dat wil zeggen veel aandacht wordt besteed aan die functies die het reizigersverkeer ondersteunen en verzorgen. Daarnaast wordt een-beperkte-concentratie van werkgelegenheid (in kantoren) nabij het bus- en treinstation gewenst geacht. De Vredebest moet ook aan de nu onbebouwde zijde een winkelbebouwing (met bovenwoningen) krijgen om zodoende van station tot Grote Markt een uitgestrekte concentratie van winkels te cregren. Kortom: het stationsgebied moet beleefd kunnen worden als een plaats waar het goed verblijven is; vervreemding bij voorbeeld door de bouw van grootschalige, monotone gebowen moet worden tegengegaan. 4.2.3.3.
De ingezette instrumenten
Tot aan 1976-.I977 beschikte de gemeente nauwelijks over instrumenten van ruimtelijke ordening voor het plangebied. Behalve enkele verouderde (uitbreidings-)plannen voor delen van het gebied functioneerden een rooilijnregeling en de Bouwverordening. Sinds de vaststelling van een voorbereidingsbesluit door de gemeenteraad en de voorbereiding van het bestemingsplan ("Nieuwe Park e.0.") *) Gezien het nog niet def initieve karakter van het bestemingsplan
wordt door de aan het plan werkende ambtenaren vooralsnog in globale termen gesproken.
..
door de Dienst Openbare Werken staat de gemeente een veel sterker instrument ter beschikking. Hoewel in Gouda de beschermende werking van het bestemmingsplan het belangrijkste motief voor het opstellen van het plan was, wordt aan de mogelijkheid van (kleine) wijzigingen veel belang gehecht. Op de volgende wijzen is in het plan,de nodige flexibiliteit ingebouwd: - een groot aantal vrijstellingsmogelijkheden van de planvoorschriften; - wijzigingsbevoegdheden voor B. & W.; - de mogelijkheid van een maximale en minimale invulling van binnenterreinen; - het particulier initiatief als belangrijkste drager van de ontwikkelingen. Het in eigendom verwerven van grond door gemeente (naastde grond die zij a1 bezit in het gebied) en het nog niet definitief vastleggen van bestemingen in delen van het plangebied worden door de gemeente niet als instrumenten voor het mogelijk maken van voldoende flexibiliteit overwogen.
4.2.3.4. De effectiviteit van de ingezette instrumenten: de relatie tussen de gemeentelijke doeleinden en de veranderingen in het stationsgebied Inzake de veranderingen in de woonfunctie: Evenals in Amersfoort is de toename van het aantal woningen in het stationsgebied in de eerste plaats het gevolg van de bouw van een complex zelfstandige bejaardenwoningen. De realisering van dit complex is door de gemeenten niet tegengewerkt; de situatie dat het terrein in een van voor 1965 daterend plan bestemd was voor bijzondere voorzieningen maakte de bouw ook formeel mogelijk. Inzake de veranderingen in artefaktizle zin: Als belangrijkste artefaktigle wijzigingen in het stationsgebied in de periode 1970-1980 kunnen genoemd worden de bouw van een aantal scholen langs de winterdijk, de bouw van een nieuw kantoorgebouw van de Goudse Verzekeringen en het nieuwe kantoor van de omliggende Nederhorstbedrijven. De scholenconcentratie is gebouwd op een strook grond tussen de winterdijk en de spoorlijn die in een oud uitbreidingsplan de bestermning bijzondere voorzieningen had gekregen. In het in voorbereiding zijnde bestemingsplan wordt de aanwezigheid van de scholenconcentratie in het stationsgebied positief beoordeeld (met name de ligging in de directe nabijheid van het bus- en treinstation wordt gunstig geacht). De oorspronkelijke plannen van de Goudse Verzekeringen (een kantoorgebouw van + 10 bouwlagen) waren sterk in strijd met de gemeentelijke doelstellTng "geen a1 te grote aantasting van het bestaande milieu". Doot te participeren in het bouwproces (via een ambtenaar in het bouwteam) en het stlelen van dwingende eisen ten aanzien van de maximale bouwhoogte ( 4 3 5 lagen), het aantal parkeerplaatsen en de vormgeving van het gebouw heeft de gemeente Gouda een ongewenste vergroting in de schaal en maat van de bebouwing kunnen voorkomen. De bouw van het huidige H.B.G.-kantoor in het overgangsgebied tussen stations- en industriegebied vond plaats in een periode (rond 1970) waarin de gemeente nog nauwelijks de beschikking had over instrumenten waarmee men functionele en artefaktizle veranderingen kon stimuleren, sturen of tegenhouden. De effectiviteit van het bestemmingsplan in het kader van het tegenhouden van ongewenste ontwikkelingen bleek in Gouda reeds kort na de
vaststelling door de gemeenteraad van een voorbereidingsbesluit voor het plangebied, toen in 1977 de sloopvergunningen voor een tiental panden in de Crabethstraat geweigerd werden. Inzake de nieuwbouwplannen: Uit de vaststelling door de gemeente van zowel de locaties waar in de (nabije) toekomst gebouwd mag worden als de functionele en artefaktizle "vulling" van die bouwlocatie blijkt de sterk initizrende rol die de gemeente zich voor de nabije toekomst heeft toegekend; het sinds enige tijd participeren in de plannen voor het station e.0. is een andere aanwijzing voor de opgetreden gemeentelijke rolwisseling. 4.3. Conclusie
'
a. De rol van de gemeentelijke overheid in Gouda, Hilversum en AmersEoort. Tabel 4.1. De houding van de gemeentelijke overheden ten opzichte van de functionele en artefaktizle veranderingen in de periode 1971-1980 en in de nabije toekomst
..
.
.
fv., !'
.
.
Houding van de gemeente
Hilversum
Amersfoort
Gouda
co6peratief restrictief initizrend
1971--1980
1971-1980 1971-1980 1971-1980
1971-1976 1976-1980 1981-
-
1971-1980
In Hilversum is een deel van de ruimtelijk-artefaktizle veranderingen (te weten de afbraak van een deel van de bestaande bebouwing, de aanleg van een verkeersweg en de bouw van een hoofdbureau van politie) niet alleen door de gemeente aangezwengeld, maar ook voor een groot deel gerealiseerd. Tegenover bovengenoemde actieve rol staat de vrij , , co6peratieve/passievemet betrekking tot de nieuwbouw van een aantal kantoorgebouwen in het stationsgebied. Ook ten aanzien van d e i n de periode 1971-1980 gerealiseerde en de binnenkort te bouwen woningen heeft de gemeente zich beperkt tot een (de woningbouwverenigingen) ondersteunende rol. Slechts in het stationsproject neemt de gemeente actief deel. In Amersfoort heeft de gemeente in bepaalde nieuwbouwprojecten een co6peratieve rol gespeeld (bij voorbeeld bij de nieuwbouw van kantoren, banken en dergelijke), andere - in het bijzonder de nieuwbouw van gebouwen voor gemeentelijke diensten - heeft zij geinitieerd en gerealiseerd. In een deel van het stationsgebied - het villagebied "Berg" - heeft de gemeente slechts een restrictieve rol gespeeld. De houding van de gemeente Gouda ten opzichte van de (overigens geringe) veranderingen in de periode 1971-1976 laat zich het best omschrijven als co6peratief/passief. Vanaf het begin van de voorbereidende werkzaamheden aan het bestemmingsplan voor het stationsgebied verandert, in samenhang met het hanteren van "handhaving van het bestaande milieu" als belangrijkste doelstelling van het gemeentelijk beleid de rol van de gemeente in een streng restrictieve. Het opstellen door de gemeente van lijsten met de mogelijke bouwlocaties zal deze rol in de nabije toekomst wellicht doen omslaan in een initizrende.
b. Doelstellingen van de gemeenten met betrekking tot het stationsgebied. Opvallend is dat in alle cases de gemeenten een, ruimtelijk gezien, nauwere conseptie hebben van het stationsgebied. In deze opvatting beslaat het stationsgebied slechts het stationspl'einen haar directe omgeving (of - in functionele zin - die functies die een duidelijke relatie hebben met het stationsgebeuren in de zin van wederzijdse ondersteuning en afhankelijkheid zoals eetgelegenheden, winkels enz.). In Hilversum en Gouda is het bevorderen van een kantorenontwikkeling in de directe nabijheid van het station een doelstelling van het gemeentelijk beleid; in Gouda wordt daarbij aan die ontwikkeling een aantal randvoorwaarden gesteld, zoals het niet mogendetoneren van de schaal van nieuwbouw met de bestaande bebouwing en het voorkomen van een dermate grote kantorenontwikkeling dat een monofunctionele inrichting van de directe omgeving van het station resulteert. In Amersfoort wordt de huidige inrichting van de directe stationsomgeving als zodanig ervaren en wordt naast het realiseren van een gesloten bebouwingswand (waardoor stedelijke ruimten kunnen ontstaan) een multifunctionele ontwikkeling voorgestaan. In Hilversum en Amersfoort wordt een deel van het stationsgebied meer gezien als een onderdeel van de randzone van de binnenstad, een gebied waarin centrale overheidsinstellingen en (in Hilversum) voorzieningen voor het verkeer een plaats dienen te vinden. c. De ingezette instrumenten. , In zowel Gouda als Amersfoort wordt het bestemmingsplan gezien als het 'meest geschikte instrument om de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het stationsgebied in de door de gemeente gewenste richting te sturen. In Gouda heeft men daarbij gekozen voor de oplossing van CCn groot besteromingsplan voor het gehele stationsgebied. In Amersfoort heeft de gemeente slechts daar waar zich bouwactiviteiten aandienden (bij voorbeeld langs de Berkenweg) of waar herinrichting van een gebied noodzakelijk werd :(bij voorbeeld na de afbraak van een tweetal fabrieken) het instrument bestemmingsplan ingezet Het niet inzetten van bestemmingsplannen in Hilversum wordt door de gemeente gemotiveerd vanuit de behoefte aan flexibiliteit, derhalve is in Hilversum gekozen voor het instrument structuurplan, een instrument dat zich bij uitstek leent voor het neerleggen van een beleidsvisie, 'maar daarentegen niet bindend is. In Gouda heeft de ook ingeziene noodzaak van flexibiliteit via vrijstellingen en uitwerkingsbevoegdheden in het bestemingsplan zelf ingebouwd In Amersfoort heeft men voor een andere wijze van flexibiliteit inbouwen gekozen; zo geldt voor het gedeeltelijk nog onbebouwde terrein Zonnehof nog steeds slechts voor sterk verouderd en globaal uitbreidingsplan, wordt bij de vaststelling van de bestemmingen in het bestemmingsplan Phoenix rekening gehouden met grondaankopen door particuliere bedrijven en wordt in het bestemingsplan Berg ten aanzien van de gronden bestemd tot spoorwegdoeleinden de mogelijkheid van nadere eisen door het gemeentebestuur ingebouwd. De aankoop van gronden door de gemeente wordt als instrument slechts uitvoerig door de gemeente Amersfoort aangewend, in Hilversum heeft de gemeente slechts grond (en opstallen) veworven in het kader van de aanleg van de verdeelweg en van het stationsproject.
.
,
.
.
.
,
)
d. De e f f e c t i v i t e i t van de i n g e z e t t e instrumenten. I n Amersfoort z i j n de veranderingen i n f u n c t i o n e l e e n a r t e f a k t i z l e z i n s t e e d s conform de v a s t g e s t e l d e bestemmingsplannen. I n een a a n t a l gevalZen i s e c h t e r d u i d e l i j k sprake van een l e g i t i m a t i e a c h t e r a f ( b i j voorbeeld t e n aanzien van d e kantoren i n h e t p l a n Phoenix), t e r w i j l i n and e r e gevallen de aanduiding van de bestemmingen dermate globaal i s , d a t de g e r e a l i s e e r d e nieuwbouw nauwelijks i n s t r i j d kunnen z i j n met de plannen ( b i j voorbeeld t e n aanzien van de b e s t e m i n g e n i n h e t p l a n Zonnehof). Het conserveringsbeleid t e n o p z i c h t e van h e t v i l l a g e b i e d Berg is i n de karen zeventig e f f e c t i e f geweest. Ook i n Hilversum z i j n d e ontwikkelingen, ondanks h e t minder v e r p l i c h t e n d e k a r a k t e r van h e t s t r u c t u u r p l a n , n i e t i n s t r i j d met h e t b e l e i d z o a l s u i t g e s t i p p e l d i n h e t s t r u c t u u r p l a n . We1 i s i n Hilversum sprake van een v e r t r a a g d e ontwikkeling; i n a l l e d e l e n van h e t s t a t i o n s g e b i e d z i j n met parkeervelden bedekte open gaten i n de bebouwing aanwezig. S l e c h t s voor een d e e l van deze gaten z i j n nieuwbouwprojecten i n voorbereiding, i n s l e c h t s 66n g e v a l , h e t s t a t i o n s p r o j e c t , neemt de gemeente a c t i e f d e e l i n h e t bouwproces. I n Gouda z i j n pas aan h e t eind van de j a r e n zeventig e f f e c t i e v e ruimtel i j k e ordeningsinstrumenten i n g e z e t ; doordat de meer g r o o t s c h a l i g e veranderingen z i c h ook pas i n deze periode aandienden, z i j n de ontwikkel i n g e n i n Gouda eveneens conform de i n h e t b e s t e m i n g s p l a n geformuleerde gemeentelijke doeleinden.
5. DE UITKOMSTEN VAN HET ONDERZOEK IN HET PERSPECTIEF VAN DE PLANNINGSITUATIE IN ALMERE . ,
5.1. Inleiding Het aan de hand van de in hoofdstuk 2 geconstateerde functionele en artefaktigle veranderingen in de cases doen van gedetailleerde uitspraken omtrent de doelstellingen t.a.v. de stationsgebieden in het Structuurplan Almere en omtrent de stedebouwkundig-, functionele en ruimtelijke inrichting van het stationsgebied in Almere-Stad is om diverse redenen niet goed mogelijk. Factoren die de koppeling van de trends in de cases aan de situatie in Almere moeilijk maken zijn 0.a.: de aanwezigheid (vaak a1 sinds lange tijd) van specifieke functies of artefakten in de stationsgebieden (b.v. het park in Gouda, de St. Vituskerk in Hilversum); de vaak zeer specifieke samenstelling van de bedrijvigheid in de steden (vergelijk de dominantie van de omroep in Hilversum); de karakteristieken en omvang van het verzorgingsgebied van de steden; de aanwezigheid van een historische binnenstad in de cases. Ook t.a.v. de door de gemeentelijke overheden ingezette instrumenten en de effectiviteit van deze instrumenten, is het doen van aanbevelingen betreffende het handelen van de overheidsinstellingen in Almere, niet goed mogelijk. In dit hoofdstuk beperken we ons derhalve tot een korte weergave van de uit het onderzoek en uit de literatuur gebleken betekenis van de stationslocatie voor bedrijven en instellingen die in de nabijheid van een station gevestigd zijn. Aansluitend bezien we de (mogelijke) implicaties van de uitkomsten voor de functionele en ruimtelijke inrichting van de stations in Almere. 5.2. Omtrenc het belang van de scationslo2atie voor in de nabijheid van dat station gevestigde bedrijven Zowel uit de literatuur als uit het onderhavige onderzoek blijkt dat de nabijheid van het station slechts een secundaire (of helemaal geen) vestigingsplaatsfactor is. De meeste bedrijven ervaren de korte afstand tot het station als een positief aspect van de huidige locatie, en niet meer. Het gebruik dat door werknemers of door bezoekers van de trein wordt gemaakt bleek tussen de bedrijven en instellingen sterk te verschillen, bij geen van de geEnqueteerde bedrijven reisde meer dan de helft van de werknemers of bezoekers per trein. Een opvallende uitkomst van het onderzoek is verder dat de gegnqueteerde bedrijven met veel bezoekers weinig waarde hechten aan de stationslocatie. De herkomst van de bezoekers (van binnen of buiten de gemeente: vergelijk het politiebureau in Hilversum met voornamelijk bezoekers uit de gemeente), de kwaliteit van de ontsluiting van het achterland van de stad door de trein (vergelijk Gouda), en de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid (vergelijk de Goudse schouwburg) blijken in deze belangrijke factoren te zijn. De herkenbaarheid of representativiteit van de stationslocatie wordt slechts door 1 van de 9 geenqueteerde bedrijven (de Goudse Verzekeringen) als belangrijk genoemd. Van een sterke mate van betrokken zijn op het station kan derhalve nauwelijks worden gesproken. Daar staat tegenover dat de laatste jaren een hoog percentage van de in voorbereiding zijnde of nieuwgebouwde kantoren op korte afstand van N.S.-stations gesitueerd (gedacht) zijn. Zo blijkt bij voorbeeld uit gegevens van de afdeling Onroerend Goed Belasting van de gemeente Amersfoort uit 1980 dat van de
kantoorgebouwen aan de overzijde van het station, en het pleidooi in Gouda voor kleinschaligheid en levendigheid in de directe omgeving van het station. Een multi-functionele inrichting van het gebied met naast bedrijven, winkels en sociaal-culturele voorzieningen ook wonen in het stationsgebied draagt ook bij aan de verlevendiging van de stationsomgeving. Een specificatie van de in de stationsomgeving gewenste bedrijven en instellingen naar bedrijfsklasse is moeilijk. Niet alleen is de mate van betrokkenheid van de specifieke bedrijven op het station nauwelijks onderzocht, ook verschilt het gebruik dat (door bedrijven) van een station wordt gemaakt a1 naar gelang de specifieke kenmerken van de stationsomgeving (0.a. het aantal parkeerplaatsen ter plekke, de bereikbaarheid van de locatie per auto), de karakteristieken van de omgeving van de stad (c.q. ruimtelijke structuur van de stedelijke agglomeratie), en de kenmerken van het bedrijf. Uit de literatuur komen als functies die een stationslocatie behoeven - c.q. het treingebruik kunnen stimuleren - naar voren: - functies die voor hun bestaan afhankelijk zijn van de aanwezigheid van het station (zoals horecagelegenheden, kiosken e.d.): deze functies dienen in de directe omgeving van het station, en bij voorkeur langs een looproute, gerealiseerd te worden; - voorzieningen met een bovenlokale functie en veel bezoekers (0.a. een cultureel centrum); - bedrijven met veel werknemers en een arbeidsintensieve ruimtebenutting (b.v. kantoren met veel routine-matige administratieve werkzaamheden): deze functies kunnen tot max. 500 m afstand van het station worden gerealiseerd; - bedrijven met een baliefunctie: deze dienen bij voorkeur langs een looproute (b.v. naar het winkelcentrum) gevestigd te zijn.
5.4. Verder onderzoek Belangrijk is dat a) een beeld wordt verkregen van de mate van betrokkenheid van alle in de omgeving van stations gelokaliseerde bedrijven en instellingen op die stations, b) voor een aantal tijdsperioden wordt nagegaan welke ontwikkelingen in die stationsbetrokkenheid geconstateerd kunnen worden, c) onderzocht wordt in hoeverre de keuze voor de ene functie, het functioneren van andere functies bemoeilijkt, dan we1 stimuleert. Een dergelijk onderzoek zou gesplitst kunnen worden in een aantal deelonderzoeken waarbij telkens voor 66n bedrijfsklasse in een groot aantal stationsgebieden enquztes worden afgenomen.
Bijlage I, blad 1 Literatuuropgave Algemeen Berkers, N., e.a.
: De as-ontwikkeling station--binnenstad,
Berkers, N., P. Nievelstein en D..Wijen Cramer, H.M. en J.W.C.M. van Hooft
.in: Stedebouw en Volkshuisvesting, mei 1980. : Station en binnenstad, op het goede spoor? 1979. : Kantoren in de stationsbuurt van Haarlem, 1978.
Dijksterhuis, R.
:
Jobse, R.B. en F.M. Dieleman
Stationsbuurt: wijk vol activiteiten, in: Openbaar Vervoer 10 (1979), nr. 10. : De economische ontwikkeling en geleding van de Nederlandse stad, in: Zicht op de Nederlandse stad, 1981.
Nijhof, P. P.P.D. in Zuid-Holland
:
Ridder, H.J.M.
:
Wansink, L.W.
: Bereikbaarheid per openbaar vervoer zal
Stationswijken in Nederland, 1973. : 'n Retourtje Babylon, 1979. Het komen en gaan van treinreizigers, in: Openbaar Vervoer 10 (1977), nr. 1. toekomstwaarde onroerend goed sterker gaan bepalen, in: Vastgoedmarkt, augustus 1980.
Almere Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (R.1J.P.)
R.1J.P.
: Centrumontwikkeling Almere-Stad,
in: R.1J.P.-rapport
1979-17 Ca.
:
Ontwerp Structuurplan Almere, 1978.
:
Ontwerp Structuurplan Almere-Buiten, 1980.
: Structuurplan Almere-Stad,
in: Flevobericht nr. 147. Amersfoort Dienst Gemeentewerken van de gemeente Amersfoort
:
Gemeente Amersfoort
:
Gemeente Amersfoort Gemeente Amersfoort
~awijn,K.E. en T.F. de Boer
Stationsplein, stedebouwkundige- en verkeerskundige verkenning, 1980.
Toelichting behorende bij het bestemmingsplan "Berg", 1978. : Toelichting op het bestemmingsplan "Phoenix", 1974. : Toelichting op het plan van uitbreiding, in onderdelen voor "~onnehof/Bloemweg e.0.". : Een ruimtelijke geleding van een middelgrote Nederlandse stad (Amersfoort), 1973.
Bijlage 1 , blad 2. ,
C
.
Stijnenbosch, M. en D. van Ziel
: Kantoren en sociaal-medische diensten, in: Onderzoek Oostrand, rapport 6, 1977.
Gouda Gemeente Gouda
: Basis voor het gemeentelijk beleid 1978-1982: doeleindenstructuur voor de
gemeente Gouda. Griffioen, L.F. en H.V. Stoorvogel
: Een ruimtelijke geleding van een middelgrote Nederlandse stad (Gouda), 1972.
Hilversum Structuurplan voor de kern van Hilversum, 1971.
Gemeente Hilversum
:
Gemeente Hilversum
: Gemeenteblad
I, 1979, nr. 115.
Planologisch en Demografisch : Gevolgen van unieke beslissingen in het Instituut van de Universiteit kader van de ruimtelijke ontwikkeling van Hilversum, 1977. van Amsterdam
Bijlage 2, blad I
:I
Formulier bedrijvenenquzte Kenmerken van het bedrijf I . Watis de hoofdactiviteit van deze vestiging?
1.
2. Ishetbedrijf .
.
.
. . : .
. .
. . .
'
. .
.
,
.
.
3a. Hoeveel arbeidsplaatsen zijn op deze vestiging geregistreerd? b. ~oeveelwerknemers wonen in de ge. . meente? . c. Hoeveel werknemers wonen buiten de gemeente? d. Hoeveel werknemers reizen giioonlijk per openbaar vervoer van en naar het werk? 4a. In welk jaar is het bedrijf op dit adres gevestigd? b. Was het bedrijf hiervoor elders gevestigd? c. (20 ja) waar was het bedrijf dan gevestigd?
een zelfstandige ondernerning een hoofdvestiging een nevenvestiging overig, n.1. m. V.
... ...
....
trein bus overig, n.1.
...............
.... .... ...............
. . a .
ja neen
5a. Hoeveel klanten/bezoekers/leerlingen komen er gemiddeld per dag naar het bedrijflinstelling b. Hoeveel bezoekers etc. komen uit de gemeente? c. Hoeveel bezoekers etc. komen van elders? d. Welk aantal van de bezoekers etc. . reist per openbaar vervoer (0.v.) '
.... trein bus overig, n.1.
regelmatig zo nu en dan overig, t.w. b. Maakt het bedrijf voor het transport regelmatig zo nu en dan van goederen gebruik van het o.v.? overig, t.w.
6a. Maakt het bedrijf voor het afleggen van bezoeken gebruik van het o.v.?
,
,
7a. Hoeveel werknemers reisden ten tijde van de vestiging op het huidige adres per o.v.? b. Hoeveel bezoekers etc. reisden ten tijde van de vestiging per o.v.?
trein bus overig, n.1. trein bus overig, n.1.
..........
..........
.,.. .... ...............
.... .... ..............
iI.
Bijlage 2, blad 2
,.
11. Kenmerken van de bedrijfsruimte en het bedrijfsterrein
1
1.
Is het bedrijf de enige vestiging op ja dit adres? neen
2. Wat is de eigendomsvorm van de 3.
bedrijfsruimte?
eigendom huur
Wat is de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte?
.... m2
4. Wat is de eigendomsvorm van het bedrijfsterrein?
5. Wat is het bruto terreinoppervlak? 6a. Hoeveel parkeerplaatsen zijn er in het bedrijfspand/op het bedrijfsterrein? b. Indien n.v.t., welke parkeervoorzieningen zijn er dan?
eigendom huur erfpacht overig, n.1.
.... m
..........
2
.... .. ..
111. Vestigingsplaatsmotieven van de bedrijven I.
Waarom is het bedrijf vertrokken?
kenmerken van het pand, t.w.
....
kenmerken van de omgeving, t.w. overige redenen, t.w. niet van toepassing
....
2.
Waarom is het bedrijf naar het huidige adres gegaan?
....
- het aanzien van het bedrijfspand ; de grootte van de bedrijfsruimte; - andere kenmerken van de bedrijfsruimte, t.~. - de nabijheid van het N.S.station; - I de nabijheid van het stadscentrum; - de goede ontsluiting door verkeerswegen; - andere kenmerken van de omgeving van het bedrijfspand, ;t.w. - de beschikbaarheid van bedrijfsruimte; -,de prijs van de grond; -,de eigendoni van de grond; -Ivoorkeur van het personeel; -'medewerking van de (gemeentelijke) overheid; - overige redenen, t.w.
-
....
....
....
Bijlage 2, blad 3 3.
Indien de nabijheid van het station belangrijk was als vestigingsplaatsfactor, welke aspecten waren dan met name relevant?
4a. Zijn er sinds de vestiging op he't huidig adres meer werknemers per O.V. gaan reizen? b. Zijn er sinds de vestiging meer bezoekers etc. per O.V. gaan reizen? c. Is de aanwezigheid van hetstation voor het bedrijf momenteel belangrijker dan ten tijde van de vestiging op het huidig adres?
- de personele bereikbaarheid; - de bereikbaarheid voor bezoekers; - transportmogelijkheden voor goederen; - de herkenbaarheidlrepresentativiteit van de locatie; - overig, n.1. .... - niet van toepassing. jalneen trein bus jalneen overig, n.1. jalneen trein jalneen bus jalneen overig, n.1. jalneen veel belangrijker belangrijker minder belangrijk veel minder belangrijk even belangrijk even weinig belangrijk overig, t.w. ....
....
....
IV. De aard van het vestigings-/verhuizingsproces van de bedrijven la. Zijn er ten tijde van de verhuizing ja, n.1. . . neen naar het huidige adres ook andere vestigingsadressen overwogen? I b. (zo ja) welk kenmerk of welke omstandigheid gaf de doorslag bij de f keuze voor het huidig adres? 1
..
.... . .1. .
2a. Welke rol speelde de gemeente bij de - bouwaanvraag - vestigingsaanvraag - overig, t.w. 1 n.1. b. Speelden ook andere partijen een rol ja, bij de vestiging op het huidig adres? neen c. (ZO ja) welke rol speelden deze I partijen?
....
.. . . ....
..
-.I.-
V. Toekomstvenvachtingen en plannen van de biedrijven 1
la. Heeft het bedrijf behoefte aan uitbreiding van het bruto vloeropp.? b. (zo ja) hoeveel m2? c. (ZO ja) ten behoeve van welke bedrijfsfunctie?
ja neen
2a. Heeft het bedrijf behoefte aan uitbreiding van het bruto terreinopp.? b. (zo ja) hoeveel? c. (zo ja) t.b.v. welke functie?
ja neen
....
m2 kantoor produktie opslag overig, n.1
....
m2 parkeren ov~rig,n.1.
... .
Y 'I . (4
B i j l a g e 2 , blad 4 3a. Overweegt h e t b e d r i j f
- u i t b r e i d i n g op h e t h u i d i g adres;
b. T r e f t h e t b e d r i j f voorbereidingen voor
4.
I n d i e n h e t b e d r i j f geen verhuisplannen h e e f t waarom w i l h e t op h e t huid i g adres gevestigd b l i j v e n ?
5.
I n d i e n h e t b e d r i j f v o l l e d i g of ged e e l t e l i j k w i l v e r p l a a t s e n , of bee i n d i g i n g overweegt of v o o r b e r e i d t , waarom?
- gedeeltelijke verplaatsing; - volledige verplaatsing; - bedrijfsbegindiging; - o v e r i g , n.1. .... - uitbreiding; - gedeeltelijke verplaatsing; - volledige verplaatsing; - bezindiging; - o v e r i g , n.1. ....
L,1
LIJST VAN
$, . ., . . ,
..
.
GEENQUETEERDEBEDRIJVEN
Gouda -
I. Goudse 2. H.B.G. 3. Goudse 4. Lagere 5:Lagere
Verzekeringen
-
Stationsplein 3 H.J. Nederhorststraat 1 Schouwburg Boekekade 67 Technische School "De Rietgors" Winterdijk Technische School "Nieuwe Vaartt'- Kanaalstraat
Hilversum 1 . ~emeenschappelijkAdministratiekantoor I
2. Gemeentepolitie Hilversum 3. N.O.S., (Technische Dienst) 4. Hilvertshof B.V.
-
Stationsstraat 12; Stationsplein Kampstraat 34 - Stationsstraat 2 - Groes 75