ONTWIKKELING EN INVOEREN VAN DIENSTEN OM
ENERGIESPAREND GEDRAG BIJ HUISHOUDENS TE STIMULEREN
Andreas Huber, Jaap Kortman, Ana Martín Benito, Michael Scharp Deze handleiding is gemaakt voor woningcorporaties, bedrijven, gemeenten, energiebedrijven, bewonersorganisaties en andere belanghebbenden die bewoners willen aanmoedigen om energie en geld te besparen door het aanbieden van energiediensten.
Dit handboek is samengesteld op basis van ervaringen uit het BewareE project, dat is mede gefinancierd door het Europese programma ‘Intelligent Energy 2006 (EIE/07/242SI2.467627-BewareE)’. Het BewareE project is een Europees project en door IZT in Duitsland (coördinator), EIFER in Frankrijk, IVAM in Nederland en ISNAMET in Spanje is uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit handboek ligt bij de auteurs. De inhoud komt niet noodzakelijkerwijs overeen met de mening van de Europese Gemeenschap. De Europese Commissie is niet verantwoordelijk voor het gebruik van de informatie in deze handleiding.
Inhoud Inhoud
..........................................................................................................
Over deze handleiding
......................................................................................
Hoofdstuk 1: EU beleid tegen klimaatverandering
..................................................
Hoofdstuk 2: Energieverbruik in Europese huishoudens
..........................................
Hoofdstuk 3: Waarom is gedragverandering zo gecompliceerd? Hoofdstuk 4: Interventiestrategieën
2 3 4 8
................................
15
.....................................................................
21
Hoofdstuk 5: Een dienst kiezen: voorbeelden van BewareE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Hoofdstuk 6: Hoe succesvolle diensten te implementeren Hoofdstuk 7: Zorg voor actie!
.......................................
35
.............................................................................
40
..................................................
42
.......................................................................................................
46
Annex – Lijst met diensten uit BewareE database Literatuur
2
Over deze handleiding1 Om klimaatveranderingen tegen te gaan moeten wij alle mogelijkheden benutten om energie te besparen. Voor de aanpak van klimaatverandering zijn niet alleen technische maatregelen nodig, maar moet ook het menselijk gedrag veranderen. Deze handleiding beschrijft hoe energie kan worden bespaard door het aanpassen van het gedrag van huishoudens. Huishoudens kunnen bijvoorbeeld: 왘 왘 왘 왘
energiegebruik verminderen (bijvoorbeeld door wassen op een lagere temperatuur); een hoog energieverbruik voorkomen (bijvoorbeeld door kort te douchen); onnodig energieverbruik voorkomen (bijvoorbeeld door het sluiten van gordijnen); energiebesparende producten kopen (bijvoorbeeld spaarlampen).
Dit zijn voorbeelden die in energiediensten aan de orde kunnen komen. Indien goed georganiseerd, zijn energiediensten krachtige instrumenten voor energiebesparing. Dit handboek helpt u bij de ontwikkeling en uitvoering van energiediensten waarmee bewoners hun gedrag wijzigen en zo besparen op hun energieverbruik en energiekosten. Het handboek is gebaseerd op de bevindingen van het BewareE project, dat voorbeelden van energiediensten uit heel Europa heeft geanalyseerd. Om energiediensten te ontwikkelen, kunt u het best voortbouwen op de praktische ervaring met deze diensten en het wetenschappelijk gedragsonderzoek. Het stimuleren van gedragsveranderingen heeft de meeste kans van slagen als inzichten uit verschillende disciplines worden gebruikt.
Goed georganiseerde energiediensten kunnen tot energiebesparingen leiden van 5 tot 10% en in sommige gevallen zelfs tot 20%! Dit kan leiden tot een kostenbesparing van € 300 per jaar per huishouden.
1
Wij bedanken Laure Frachet, Jean-Michel Cayla, Daniel Pichert en Michael Knoll voor hun zeer waardevolle opmerkingen over deze handleiding.
3
©pixelio/pixelquelle – Henry Keßler
Hoofdstuk 1:
©pixelio/pixelquelle – Andreas
EU beleid tegen klimaatverandering
De term “klimaatverandering” wordt veel gebruikt en wordt ook wel “het broeikaseffect” genoemd. Klimaatverandering verwijst naar de toename van de door de mens veroorzaakte gassen in de atmosfeer die de warmte van de zon vasthouden, waardoor op wereldschaal wijzigingen in klimaat ontstaan. Klimaatveranderingen leiden bijvoorbeeld tot veranderende patronen in regenval, het smelten van ijs, stijgende zeespiegels, extreme droogte, overstromingen van rivieren en hittestress in steden. Van alle broeikasgassen zijn de toenemende hoeveelheden kooldioxide, methaan en stikstofoxiden het meest zorgwekkend. Als de concentratie van deze gassen in onze atmosfeer blijft toenemen, kan de temperatuur op aarde maximaal 6,4 graden stijgen rond het jaar 2050 (IPCC-2007). De bovenstaande afbeeldingen laten voorbeelden zien van overstromingen in Europa. De gevolgen van klimaatverandering in Europa waren recent bijvoorbeeld merkbaar door droge zomers in Spanje en Zuid-Frankrijk, dat heeft geleid tot watertekorten. Duitsland heeft geleden onder extra stormen die ernstige schade veroorzaakten en in Nederland is er het toegenomen risico van overstromingen van rivieren na te zware regenval. De Europese Commissie beoogt het effect en de omvang van klimaatverandering te verminderen ondermeer door energiebesparing. Zo is het doel van de Europese Commissie een energiebesparing van 20% in het jaar 2020 (Europese Commissie 2006). Energiebesparing door middel van de invoering van energiediensten is een belangrijk onderdeel van het energiebeleid van de Europese Unie. De Europese Unie voerde in 2006 de “Richtlijn Energie Efficiëntie en Energiediensten” in. Deze richtlijn vereist de invoering van energiediensten om energieverbruik te verminderen. Een deel van dit actieplan is gericht op energiebesparing door bewustmaking en gedragsverandering. Deze richtlijn bepaalt dat: 왘 왘 왘 왘
4
lidstaten een nationale energiebesparing van 9% moeten bereiken in 2017; de publieke sector het initiatief moet nemen in het bereiken van deze doelstellingen; de lidstaten verplichtingen moeten opleggen aan energieproducenten en -distributeurs ter bevordering van energie-efficiëntie; lidstaten wetgeving inzake meting en facturering moeten aannemen die ervoor zorgen dat consumenten goed geïnformeerd zijn over hun energieverbruik.
Het doel van de Europese Commissie is om te komen tot een reductie van 20% van het energieverbruik in 2020 (Energy Efficiency Action Plan 2006). Besparing van energie door gedragsverandering is de meest kosteneffectieve manier om dit doel te bereiken.
Dit handboek, gebaseerd op de resultaten van het BewareE project, is bedoeld om te inspireren en de invoering van energiediensten in alle EU-lidstaten mogelijk te maken. Voorbeelden en resultaten van onderzoek in de sociale wetenschappen tonen aan dat diensten die zijn gericht zijn op gedragsverandering kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Europese Unie.
Wat zijn energiediensten? Menselijk gedrag bestaat voor een aanzienlijk deel uit dagelijkse routines en sociale gewoontes, die soms conflicteren met energiebesparing. Als bewoners energiebesparende gedragspatronen ontwikkelen, zou dit aanzienlijk van invloed zijn op het Europese energieverbruik. Het BewareE project, mede gefinancierd door het “Uitvoerend Agentschap voor Concurrentievermogen en Innovatie” (EACI), stimuleert energie diensten om energieverbruik en -kosten van huishoudens terug te dringen. Een energiedienst voor huishoudens is iedere vorm van actie die bewoners ondersteunt bij het ontwikkelen van energiebesparend gedrag. Aanpassingen in gedrag betreffen dagelijkse routines gericht op energiebesparing en aankoop van energiezuinige producten. In het BewareE project zijn in samenwerking met de woningcorporaties en andere belanghebbenden meer dan 130 voorbeelden van energiediensten verzameld uit heel Europa. Deze services zijn geanalyseerd, geëvalueerd en gecategoriseerd in de Nederlandse versie van de BewareE database (www.ivam.uva.nl). In dit handboek wordt een selectie van deze diensten in de gele vakken gepresenteerd.
Waarom zijn energiediensten belangrijk voor u? De doelgroep van dit handboek zijn potentiële aanbieders van energiediensten: woningcorporaties, gemeenten, energiebedrijven, bewoners- en consumentenorganisaties en andere belanghebbenden. Elke groep heeft haar eigen beweegredenen voor het organiseren van energiediensten.
5
Woningcorporaties Uit de voorbeelden van energiediensten in Europa hebben we geleerd dat er verschillende motieven zijn voor woningcorporaties zijn om energiediensten voor hun bewoners te organiseren. Het eerste motief is het versterken van het imago van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), een imago dat steeds belangrijker wordt voor bedrijven. De inzet van een bedrijf tegen klimaatverandering wordt gewaardeerd door het publiek en overheid. In Nederland is in 2008 een convenant gesloten tussen het ministerie van VROM, de Woonbond en Aedes. De overeenkomst is gericht op de vermindering van het energieverbruik in de woningvoorraad. Het organiseren van energiediensten is een goed middel om een positief imago te verwerven bij het publiek. Het tweede motief is het verlagen van de energierekening van lage inkomens om mogelijke problemen met huurbetalingen te vermijden. De stijgende energiekosten drukken steeds zwaarder op het beschikbare huishoudbudget en vergroten zo het risico dat huishoudens schulden krijgen en de huur niet meer kunnen betalen. Het is dus ook in het belang van een woningcorporatie om de energiekosten voor de bewoners zo laag mogelijk te houden. Energiediensten kunnen de energiekosten verminderen. Ten derde kunnen energiediensten in sommige gevallen bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van appartementen en het comfort voor bewoners. Als energiediensten worden georganiseerd in samenwerking met bewoners kan tenslotte de sociale cohesie tussen bewoners worden verbeterd. Enkele van de meest innovatieve energiediensten in Europa zijn georganiseerd door de woningcorporaties zelf (zie de voorbeelden in de gele vakken). Gemeenten Energiebesparing en klimaatverandering zijn belangrijke politieke beleidsthema’s voor gemeenten. Meer dan 1.600 Europese gemeenten hebben het Convenant van Burgemeesters ondertekend, waarmee ze zich committeren aan de ambitieuze energiedoelstelling van de EU. Deze stellen binnen één jaar een lokaal Duurzame Energie Actie Plan (SEAP) op (www. eumayors.eu). Het organiseren van energiediensten is een voordelige manier om de energie reductie doelstellingen van veel van deze gemeenten te halen. Gemeenten staan het dichtst bij de burgers en hebben de juiste contacten om advies te geven over energiebesparing aan bepaalde groepen, zoals ouderen en huishoudens met lage inkomens. Woning- en consumentenorganisaties Voor bewoners- en consumentenorganisaties zijn energiediensten een praktisch instrument bij het helpen van huishoudens om hun energieverbruik en energiekosten te verlagen. In de periode 2000 – 2007 zijn de kosten van energie voor een huishouden met 70% gestegen; dat komt overeen met gemiddeld € 300 voor elektriciteit en € 455 voor gas en olie per jaar (Kortman 2009). In de toekomst zullen de energiekosten waarschijnlijk nog verder stijgen.
6
Leveranciers van diensten Een andere groep van potentiële aanbieders van energiediensten zijn energieproducenten en distributeurs. Net als bij woningcorporaties kunnen zij hun publieke imago verhogen door het organiseren van energiediensten. Bovendien kunnen deze diensten energieproducenten helpen om te voldoen aan besparingsdoelstellingen afgesproken in convenanten met de overheid. Tot slot, kunnen energieproducenten met energiediensten de relatie met hun klanten verbeteren; dat is essentieel in een concurrerende markt.
Hoe deze handleiding te gebruiken In dit inleidende hoofdstuk is het belang van energiediensten ter voorkoming van klimaatverandering in Europa aangegeven. Hoofdstukken 2, 3 en 4 geven de belangrijkste achtergrondinformatie over het ontwikkelen van energiediensten die leiden tot energiesparend gedrag. Hoofdstuk 2 beschrijft het energieverbruik van huishoudens in Europa en de verdeling van dit verbruik over verwarming, warm water, verlichting en apparaten. Bovendien worden energiediensten aangereikt die leiden tot vermindering van het huishoudelijk energieverbruik. In hoofdstuk 3 worden de uitdagingen toegelicht om energiebesparend gedrag bij huishoudens te realiseren. Wetenschappelijke inzichten over gedragsveranderingen worden toegelicht uit de vakgebieden economie, psychologie en sociologie. Met behulp van deze inzichten worden in hoofdstuk 4 verschillende strategieën aangereikt om energiesparend gedrag bij bewoners te stimuleren. Beschikbare methoden, zoals mediacampagnes, stimulerende acties en terugkoppeling naar bewoners worden in dit hoofdstuk aangereikt. Hoofdstuk 5 en 6 ondersteunen u bij het praktisch ontwikkelen van uw eigen energiediensten. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van meer dan 100 verschillende soorten energiediensten uit de BewareE database. Deze voorbeelden inspireren u bij de ontwikkeling van uw eigen energiedienst voor een specifieke doelgroep. In hoofdstuk 6 stellen wij een stappenplan voor waarmee u effectieve energiediensten kunt ontwikkelen en invoeren. Deze methode is ontwikkeld op basis van de internationale ervaringen opgedaan in het BewareE project en biedt een praktische handleiding voor het organiseren van eigen energiediensten. Hoofdstuk 7 roept u op energiediensten daadwerkelijk aan bewoners aan te bieden. We schetsen zes gouden regels voor de ontwikkeling van doeltreffende energiediensten. Uit onze ervaringen blijkt dat goed georganiseerde energiediensten tot energiebesparingen kunnen leiden van 5 tot 10% bij huishoudens en in sommige gevallen tot 20% per jaar. Dit gaat gepaard met financiële besparingen tot € 300 per jaar per huishouden. Veel succes !
7
Hoofdstuk 2:
Energieverbruik in Europese huishoudens
Huishoudens waren in 2007 verantwoordelijk voor 26% van het totale energieverbruik in Europa (Eurostat 2010). Er zijn opvallende verschillen tussen het energieverbruik van huishoudens in de verschillende lidstaten. Huishoudens in Letland (34%), Hongarije (33%) en Estland (32%) zijn verantwoordelijk voor een verbruik dat ruim boven het EU-gemiddelde ligt. Landen zoals Luxemburg (15%), Cyprus (16%) en Spanje (16%) vertegenwoordigen de ondergrens (Eurostat 2010, zie figuur 1). Deze verschillen kunnen worden verklaard door verschillende factoren, zoals klimatologische omstandigheden (bijvoorbeeld minder vraag naar warmte in zuidelijke landen zoals Cyprus en Spanje) en het relatieve belang van andere sectoren. Het aandeel van energieconsumptie voor transport is bijvoorbeeld verrassend hoog in Luxemburg.
Figuur 1: Finale energieverbruik in Europa door verschillende sectoren (2007)
Bron: Eurostat (2010)
8
Verschillende nationale prestaties Statistieken wijzen ook op sterke verschillen in het gemiddelde absolute energieverbruik per inwoner binnen de EU27. Luxemburg heeft het hoogste verbruik met 9.697 kgoe/cap2; terwijl Roemenië het laagste niveau laat zien; 1.860 kgoe/cap (Eurostat 2010). Bovendien is er een aanzienlijke variatie in de verdeling van het energieverbruik over verschillende functies, zoals ruimteverwarming, warm water, koken, verlichting en de elektrische apparaten. In figuur 2 ziet u de verdeling voor 15 geïndustrialiseerde landen uit de hele wereld. Het totale huishoudelijke energieverbruik verschilt ook hier aanzienlijk, variërend van 18 GJ per jaar per hoofd van de bevolking in Spanje, tot 32 GJ per jaar per hoofd van de bevolking in Duitsland.
Figuur 2: Energieverbruik per inwoner, per functie
Bron: Lautsten (2008)
Binnen Europa hebben Oostenrijk, Frankrijk en Duitsland een relatief hoog energieverbruik voor ruimteverwarming en Noorwegen, Spanje en Zweden een relatief laag verbruik voor ruimteverwarming. Het is opvallend dat landen met een relatief koud klimaat in de middencategorie vallen (Noorwegen, Zweden), terwijl relatief warme landen zoals Frankrijk een hoog verbruik hebben. Dit kan worden verklaard door het feit dat de gebouwen in koude landen over het algemeen beter geïsoleerd zijn dan huizen gebouwd in warmere landen. Voor warm tapwater is het energieverbruik in Europa vrij hoog in Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk terwijl Duitsland en Italië weinig verbruiken. Noorse huishoudens verbruiken in vergelijking met Frankrijk veel energie voor verlichting. Tot slot, in vergelijking tot andere landen, gebruiken bewoners Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden veel energie voor apparaten. 2
Kgoe/cap; kilogram olie equivalent per inwoner
9
Trends in de verdeling van het energieverbruik thuis In figuur 3 ziet u dat het aandeel van het energieverbruik voor ruimteverwarming licht daalde in de periode 1990 – 2004 door de modernisering van de gebouwen. Dit in tegenstelling tot een stijging van het aandeel van energieverbruik voor apparaten (computers, mobiele telefoons, enz.) van minder dan 15% tot bijna 20% in dezelfde periode. In elke categorie van energieverbruik, kan een gedragsverandering besparingen opleveren. De BewareE database bevat voorbeelden van energiediensten voor al deze functies, die als uitgangspunt kunnen dienen bij het ontwikkelen van uw eigen energiediensten.
Figuur 3: Energieverbruik in woningen in Europa
Bron: Lautsten 2008 / IEA 2008
10
Verwarming Het grootste deel van het huishoudelijk energieverbruik gaat naar ruimteverwarming: in de meeste IEA landen beslaat dit meer dan de helft van het totale huishoudelijke energieverbruik. Ongeveer een derde van de energiediensten in de BewareE database zijn gericht op het verminderen van het energieverbruik voor ruimteverwarming. Het volgende ‘best practice’ voorbeeld uit de BewareE database is gericht op het verminderen van energieverbruik voor verwarming.
Voorbeeld:
Persoonlijk advies: Schoorsteenvegers als klimaat ambassadeurs
Betrokken partijen: Het Oostenrijkse energie agentschap, heeft in samenwerking met energieadviesbureaus en industriële partners, schoorsteenvegers ingezet als “klimaat ambassadeurs” om huishoudens te adviseren over energiebesparing tijdens huisbezoeken. Speciale kenmerken: Integratie van energiebesparing in het gewone werk van schoorsteenvegers is het idee. Schoorsteenvegers bezoeken bewoners en hebben daarom een kans om energiebesparingen door gedrag ter sprake te brengen zonder een extra afspraak te hoeven maken. De ervaring: Dit initiatief maakt deel uit van het programma “klima:aktiv leben”, dat door het Oostenrijkse federale ministerie van landbouw, bosbouw, milieu en water management gelanceerd is om energiebesparend gedrag bij huiseigenaren te versterken. De schoorsteenvegers, die als klimaat ambassadeurs fungeren, delen folders uit met energiebesparende tips. Bovendien beoordelen zij het functioneren van verwarmingsinstallaties en geven zij advies over de aankoop van energiebesparende apparatuur. Zij geven ook informatie over thermische isolatie (muren en ramen). Verzoeken om aanvullende informatie of advies worden geregistreerd op een evaluatieformulier en ingevoerd in een database. Directe vragen worden beantwoord door middel van een ‘hotline’ die bij deze energiedienst hoort. Meer informatie: www.klimaaktiv.at en www.energyagency.at
11
Warmwater Warm tapwater bereiding was in 1990 goed voor bijna 18% van het Europese huishoudelijke energieverbruik en het aandeel daalde naar ongeveer 17% in 2004. Enkele diensten in de BewareE database richten zich op de vermindering van het energieverbruik voor warm tapwater. De volgende dienst is daar een voorbeeld van.
Voorbeeld:
Persoonlijk advies door boiler inspecteurs
Betrokken partijen: Ondersteund door de Italiaanse locale overheden, geven boiler inspecteurs energieadvies aan huurders en huiseigenaren. Speciale kenmerken: Verplichte ketelinspecties bieden een gunstige gelegenheid voor persoonlijk energieadvies aan bewoners. De ervaring: Volgens de Italiaanse wet moeten Italiaanse gemeenten met meer dan 40,000 inwoners er voor zorgen dat alle ketels in woningen eens in de twee jaar worden gecontroleerd. Deze inspectie omvat de volgende checks: controle van de staat van onderhoud van de ketels en een garantie van het voldoen aan minimale energie efficiency normen. Verder wordt de thermostaat gecontroleerd en wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van de veiligheidsuitrusting. Tenslotte wordt bevestigd dat de ketel in overeenstemming is met de wettelijke vereisten voor verwarmingsapparatuur. De inspecteur moet de gebruikers ook informeren over energiebesparing, veiligheidsvoorschriften en hoe de juiste comfortniveaus te bereiken. Men schat dat 11 miljoen ketels om de twee jaar worden gecontroleerd. Resultaten hebben aangetoond dat het inspectieprogramma bewoners in toenemende mate bewust maakt van de noodzaak om de ketels goed te onderhouden. Meer informatie: www.eerg.it
Apparaten In 1990 gebruikten apparaten minder dan 15% van het energieverbruik in de huishoudelijke sector, maar hun aandeel steeg tot bijna 20% in de meeste Europese landen in 2004. Wasmachines, vaatwasmachines, koelkasten en drogers zijn apparaten die veel energie verbruiken, ondanks verhoging van hun energie-efficiëntie. Een vierde van alle diensten in de BewareE database heeft tot doel om te besparen op het verbruik door apparaten. Hieronder vindt u een voorbeeld.
12
Voorbeeld:
Energie Meter Project “Meten is Weten”
Betrokken partijen: De milieuorganisatie MilieuCentraal leent door heel Nederland energiemeters uit aan bewoners. Speciale kenmerken: De Conrad energie meter is een handig apparaat om bewoners inzicht te geven in hun energieverbruik. De ervaring: Bewoners kunnen zowel energieverbruik als de daaruit voortvloeiende energiekosten van een elektrisch apparaat meten met behulp van een energiemeter die uitgeleend wordt door MilieuCentraal. De meter wordt tussen de stekker en het stopcontact geplaatst. Deze milieuorganisatie biedt ook informatie over energie-efficiënt gebruik van apparaten en energiebesparende gedragsalternatieven. Aan het einde van 2005 circuleerden 4,000 meters in Nederland. Elk huishouden mag de meter drie weken gebruiken voor deze wordt doorgegeven aan een ander huishouden. 36,000 huishoudens hebben tot nu toe deel genomen aan dit programma. Meer informatie: www.milieucentraal.nl
Koken en verlichten Koken en verlichten omvatten ongeveer 8% van het energieverbruik voor huishoudens in 1990. Dit aandeel steeg licht tot 9% in 2004. Verwacht wordt dat het energieverbruik voor verlichting verminderd door het verbod op conventionele lampen in Europa. Ongeveer tien energiediensten in de BewareE database zijn gericht op het verlagen van energieverbruik voor koken en verlichting.
Voorbeeld:
Energiebox met kleine energiebesparende producten
Betrokken partijen: Woningcorporatie Woonplaats biedt een Energiebox aan. Speciale kenmerken: De box wordt aangeboden aan inwoners tijdens de renovatie, een uitstekend moment om energiesparend gedrag onder de aandacht te brengen. De ervaring: De verwachting is dat tijdens de renovatie huurders meer open staan voor verandering. De renovatie is daarom een goed moment om de aandacht te vestigen op het belang van energiebesparend gedrag. Hiertoe heeft de woningcorporatie Woonplaats in Enschede een ‘energiebox' aan de huurders aangeboden. Deze gratis energiebox is gevuld met verschillende energiesparende producten, zoals lampen, tochtstrips, stand-by killers, enzovoort. Elke energiebox bevat bovendien een handboek met informatie en ideeën voor energiebesparing door gedrag. Meer informatie: www.eerg.it
13
Mogelijke besparingen door gedragsverandering Veel politieke aandacht is gericht op energiebesparing door middel van technische aanpassingen, maar dit perspectief gaat voorbij aan het belang van energiebesparing door gedragsveranderingen. In woningen met één en dezelfde technische kwaliteit kan een grote spreiding in het energieverbruik optreden. Uitzinger (2004) toonde aan dat de variatie in het jaarlijkse gasverbruik, voor woningen met dezelfde technische energieprestatie, ongeveer een factor 1,5 is – zowel onder en boven het gemiddelde. Gardner en Stern (2008) tonen aan dat besparingen rond 17% worden bereikt door het wijzigen van dagelijkse routines en door beperkte investeringen in apparaten (zie tabel 1). Ook Kok et al. 2007 wijst op een besparingspotentieel door gedrag van circa 19% (+/- 5%).
Tabel 1: Potentiële besparing door gedragsverandering in de VS
Dagelijkse routines Lage- en middelhoge kosten voor investeringen Totaal
Verlagen kamertemperatuur (20° overdag, 18°‘s nachts); Zomers minder koelen 25,5° (in plaats van op 23°)
3,4%
Lagere temperatuur voor vaatwassen en wassen
1,2%
Totaal
4,6%
Spaarlampen gebruiken
4,0%
Tochtstrips bij ramen gebruiken
2,5%
Vervangen oude boilers
1,5%
Vervangen oude koelkasten
1,9%
Vervangen apparatuur voor koelen
2,2%
Totaal
12,1% 16,7% Bron: Gardner en Stern (2008)
Tot slot: er is nog steeds een groot potentieel voor vermindering van de energievraag die kan worden bereikt door middel van gedragsverandering van bewoners zonder hun comfort te verminderen. In het volgende hoofdstuk zullen we de uitdagingen van de ontwikkeling en invoering van energiediensten bespreken. Menselijk gedrag kan namelijk zeer volhardend zijn en laat zich niet altijd eenvoudig wijzigen. Inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines, zoals economie, psychologie en sociologie, kunnen helpen de complexiteit van gedrag te begrijpen en effectieve energiediensten ontwikkelen.
14
Hoofdstuk 3:
Waarom is gedragverandering zo gecompliceerd?
Uit Europese en nationale opiniepeilingen blijkt dat de afgelopen jaren het algemene bewustzijn dat klimaatverandering wordt veroorzaakt door het gebruik van fossiele brandstoffen is toegenomen. Uit een Duitse studie blijkt bijvoorbeeld dat 77% van de Duitsers verwacht dat klimaatverandering ernstige gevolgen voor de mens zal hebben en 75% vindt dat consumenten daarbij een cruciale rol spelen (BMU 2008). Het Franse nationale energie Agentschap, ADEME, heeft gesignaleerd dat het percentage van de Fransen dat van mening is dat klimaatverandering één van de twee meest alarmerende milieuonderwerpen is, van 2000 tot 2007 toegenomen is van 6% naar 33% (ADEME 2008). Op Europees niveau geeft de Eurobarometer aan dat 62% van de EU27 bevolking klimaatverandering één van de ernstigste problemen in de wereld vindt; mensen zijn alleen bezorgder over armoede, gebrek aan voedsel en drinkwater (68%; Europese Commissie/Europese Parlement 2008). Uitgaande van deze statistieken zou men kunnen concluderen dat onze samenleving binnenkort uit voornamelijk groene consumenten zal bestaan. De angst van mensen voor opwarming van de aarde en de erkenning dat hun eigen gedrag negatieve gevolgen heeft voor het klimaat zou gedragsverandering moeten stimuleren. De ervaring leert echter dat gedrag niet eenvoudig verandert. Oudejaarsavond is bijvoorbeeld voor velen van ons de tijd voor goede voornemens: bijvoorbeeld stoppen met tv kijken op de late avond en in plaats daarvan een boek lezen, meer aan sport doen, minder werken, de fiets gebruiken in plaats van de auto. Enkele weken later groeit onze frustratie, omdat wij onze eigen voornemens niet kunnen bijbenen en we onze duurzame gedragsverandering niet kunnen realiseren. Deze discrepantie tussen kennis, houding en gedrag wordt aangeduid als de “houding-actiekloof” (“attitude-action gap”). Uit een recente pan-Europese enquête (LogicaCMG 2008) bleek dat een Europeaan gemiddeld 1,4 van de 6 belangrijkste energiebesparende gedragingen in zijn woning toepast. Het overbruggen van deze houding-actie-kloof, is één van de uitdagingen van de agenda tegen klimaatverandering. Menselijk gedrag is complex en moeilijk te voorspellen. Het volgt niet de typische deterministische wetenschapsmodellen (zoals Newtons wet van de zwaartekracht), die tot het succes van de natuurwetenschappen heeft geleid. Omdat deze “technische” benadering voor het oplossen van problemen diep geworteld is in onze moderne, rationele en gespecialiseerde maatschappij, is de complexiteit en de onzekerheid rond het menselijk gedrag moeilijk te begrijpen, evenals de vraag hoe gedrag verandert. Dit hoofdstuk biedt inzicht in de complexiteit van het menselijk gedrag vanuit economisch, psychologisch en sociologisch perspectief. Het is geen volledige overzicht van de literatuur, maar een korte weergave om de uiteenlopende inzichten op een algemeen niveau te vergelijken en conclusies te trekken over strategieën om gedrag te veranderen. Voor meer gedetailleerde informatie over de verschillende disciplines en hun analytische denkkaders zie Breukers et al. (2009), Ehrhardt-Martinez (2008) en Jackson (2005).
15
Inzichten vanuit de economie Economie en psychologie domineren van oudsher de traditionele discussies over gedrag. De klassieke economie veronderstelt dat rationele personen, gedreven door eigenbelang en afhankelijk van (financiële en tijd) middelen, informatie vergaren en berekeningen maken over de kosten van alternatief gedrag. Dit kan bepaalde investeringen en gedragingen verklaren. Volgens economisch onderzoek, zullen consumenten bijvoorbeeld nieuwe energie-efficiënte koelkasten kopen als de investering zich terugverdient door de lagere energiekosten. Maar mensen verbouwen hun huizen weer niet, vanwege gebrek aan investeringskapitaal of hoge financiële risico’s. Tenslotte kunnen “transactiekosten” voor het zoeken van informatie over bijvoorbeeld energiezuinige producten de investeringen van gebruikers belemmeren (Breukers et al. 2009: 39). Economen redeneren dat het dagelijkse gewoontegedrag ten aanzien van het energieverbruik verklaard kan worden door de huidige energieprijzen. Die zijn nog zo laag dat een gedragsverandering weinig invloed heeft op de energierekening. Dit ondanks een groeiende bezorgdheid over armoede door hoge energiekosten onder de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Het blijkt dat de “prijselasticiteit” van de vraag, dat wil zeggen de manier waarop het energieverbruik afneemt als gevolg van de stijgende energieprijzen, nogal laag is (Frachet 2010). Recenter hebben sommige economen het klassieke rationele keuzemodel gewijzigd met de aanvaarding van “begrensde rationaliteit”. Dat wil zeggen: de veronderstelling dat gebruikers niet altijd de logica volgen van het maximaliseren van winst en het minimaliseren van de inspanningen, op basis van de beschikbare informatie. Kahneman en Tversky (1979) redeneren dat mensen “bevooroordeeld” zijn in hun gedrag en zich irrationeel kunnen gedragen. Volgens hun Prospects theorie, zijn mensen banger voor verliezen dan dat ze gemotiveerd worden door mogelijke winst. Uit pilotstudies blijkt dat een systeem van “piektarieven” meer succes heeft voor het verlagen van het energieverbruik dan een systeem van “piekkortingen” (eMeter Strategic Consulting 2009; IBM Global Business Services en eMeter Strategic Consulting 2007, Faruqui en Sergic 2009). Piektarieven zijn bedoeld om een lagere consumptie te bewerkstelligen met verhoogde tarieven tijdens piekuren dat voor de consument een mogelijk verlies met zich meebrengt. Terwijl piekkortingen of premies mogelijke winst voor de consument betekenen. Dit vooroordeel (‘bias’) kan tot op zekere hoogte verklaren waarom mensen geen aankopen of investeringen doen, ook al is er maar een geringe kans op verlies. Richard Thaler en Cass R. Sunstein (2008) nemen aan dat “begrensde rationaliteit” niet wordt verklaard door vooroordelen, maar door “heuristieken”. Dit zijn automatische cognitieve programma's waarmee wij de complexe problemen van ons dagelijks leven hanteerbaar maken. Volgens Thaler en Sunstein zijn heuristieken te karakteriseren als de “automatische piloot” die een reactie geeft op een bepaalde “keuze infrastructuur” – zoals het wel of niet beschikbaar hebben van “stand-by killers” – die mensen er toe kunnen verleiden zich op een bepaalde manier te gedragen (zie ook Pichert 2010). Ondanks de recente ontwikkelingen in de economische wetenschap, die dichter bij psychologie en sociologie liggen, blijft het basis paradigma van individuele besluitvorming (maximaliseren van voordelen en minimaliseren van kosten) zeer krachtig en bepaalt het de openbare discussies over energie-efficiëntie sterk. Om energiebesparingsdoelen te bereiken, moeten beleidsmakers financiële kaders (stimulansen en ob-
16
stakels) en tijdsbesparende maatregelen ontwikkelen om de transactiekosten (productetikettering en normalisatie) voor de consument te verlagen.
Inzichten vanuit de psychologie Psychologisch onderzoek naar milieu- of consumentengedrag baseert zich op theorieën uit de sociale, cognitieve, milieu- en persoonlijkheidspsychologie. Psychologen onderzoeken wat mensen doen ter bescherming van het milieu; waarom zij zich in bepaalde opzichten gedragen (zowel duurzaam als niet-duurzaam), in welke mate mensen consistent zijn in hun gedrag; en hoe mensen gestimuleerd kunnen worden zich op een duurzame manier te gedragen. Psychologische theorieën en modellen verschillen in hun veronderstellingen over hoe gedrag wordt gevormd. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen beredeneerd gedrag en gewoontegedrag en tussen individueel en sociaal gemotiveerd gedrag (Steg & Buijs 2004). Deze verschillende benaderingen leiden tot verschillende modellen. De keuze van een model is afhankelijk van de context en het soort gedrag dat wordt onderzocht. De meeste theorieën die worden gebruikt voor het verklaren van milieugedrag concentreren zich op het gedrag van individuen. De theorie van gepland gedrag (Ajzen 1985) neemt bijvoorbeeld aan dat gedrag het resultaat is van een intentie en dat deze intentie het resultaat is van de houding, sociale normen en waargenomen controle over de resultaten. Bijvoorbeeld, in het geval van autogebruik bepalen een positieve of negatieve houding ten opzichte van autogebruik, hoe vrienden over autogebruik denken en de mate waarin een persoon denkt dat hij in staat is zonder auto te kunnen reizen, de intentie om de auto wel of niet te gebruiken. Deze intentie is vervolgens van invloed op het werkelijke autogebruik. Een ander voorbeeld is het Norm-activatie Model (Schwartz 1977) dat stelt dat gedrag het resultaat is van persoonlijke normen, bewustzijn van de consequenties, en het toeschrijven van persoonlijke verantwoordelijkheid. Een laatste voorbeeld van een theorie die zich richt op individueel gedrag is de Value-Belief-Norm theorie (Stern 2000). Deze omvat een meer verfijnde relatie tussen waarden, overtuigingen, houding en normen. Mensen die er bijvoorbeeld “groene” waarden op nahouden, hebben een ‘groener’ wereldbeeld, zijn zich meer bewust van de gevolgen van hun gedrag voor het milieu en voelen zich meer verantwoordelijk om het milieu te beschermen. Bovendien hebben zij een hoger plichtsgevoel om energie te besparen en zijn zij sterker geneigd strenger energiebeleid te accepteren. Deze bovenstaande modellen gaan er vanuit dat gedrag voor het grootste deel een gevolg is van doelbewuste, cognitieve processen. Maar veel van onze dagelijkse handelingen worden verricht zonder bewuste overwegingen (Jackson 2005). De cognitieve psychologie suggereert dat gewoonten, routines en automatismen een belangrijke rol spelen in de cognitieve inspanning die nodig is om te functioneren (bijv. Verplanken, Aarts & Van Knippenberg 1997; Dijksterhuis et al. 2006). Daarom wordt de overgang van milieubewustzijn in gedrag gedeeltelijk belemmerd door het feit dat energieverbruik vaak met omvangrijke gedragspatronen en gewoontes verbonden is (Heijs et al. 2006). Dit verklaart tot op zekere hoogte, dat mensen ondanks goede bedoelingen vastzitten in automatische en niet-duurzame gedragingen. Typische voorbeelden hiervan zijn: naar het werk gaan met de auto, bepaalde merken van koffie kopen, het licht aandoen, de televisie uitschakelen, oud papier gescheiden aanbieden, betalen voor elektriciteit, bad of douchegebruik (Jackson 2005).
17
Om rationeel en gewoontegedrag te combineren zijn geïntegreerde psychologische modellen ontwikkeld. Voorbeelden van geïntegreerde modellen zijn het attitude-gedrag-context (ABC) model (Stern 2000), de theorie van interpersoonlijk gedrag (Triandis 1977) en het consumentengedragmodel van Bagozzi-, Gürnao-Canli en Priester (2002). Jackson (2005) stelt dat een bruikbaar model rekening moet houden met motivaties, attitudes en waarden; contextuele of situationele factoren; sociale invloeden, persoonlijke capaciteiten en gewoonten. Volgens deze geïntegreerde modellen wordt het energieverbruik van een individu gedeeltelijk bepaald door zijn intentie, door zijn gewoonten en door omgevingsbeperkingen en voorwaarden (bijvoorbeeld het type van huis waar hij in woont, de beschikbaarheid van geld voor energie-efficiënte apparaten e.d.). Zijn intenties kunnen worden beïnvloed door sociale, normatieve en affectieve factoren (bijvoorbeeld wat anderen doen en denken) evenals door rationeel overleg (wat hij weet over energie gebruik).
Inzichten vanuit de sociologie Terwijl psychologen vaak energiegerelateerd gedrag als autonome afzonderlijke processen analyseren, analyseren sociologen energieverbruikend gedrag als acties die onderdeel zijn van grotere “sociaaltechnische systemen”. In het sociologische perspectief kan energieverbruik afhangen van sociale toepassingen van technologie: hoe mensen de gebouwde omgeving gebruiken, de infrastructuur voor vervoer of vrije tijd, of hun huishoudelijke elektrische apparaten – sociologen verwijzen naar hun “sociale praktijken” (Shove 2003-2009; Bartiaux 2008; Bartiaux et al. 2006; Wilhite 2007; Wilhite et al. 2000; Breukers et al. 2009; Heiskanen et al. 2009, Rettie en Stuttley 2009; Gram-Hanssen 2008). Wanneer mensen energie verbruiken reageren zij, bewust of onbewust, op sociale conventies van “hoe dingen te doen”, of op sociaal gedefinieerde opvattingen over “normaal gedrag”. Vele gedragingen, bijvoorbeeld met een auto in plaats van een fiets naar een belangrijke vergadering gaan, hebben een sterke symbolische betekenis en zijn bedoeld om signalen af te geven dat men bij een bepaalde sociale groep hoort (Jensen 2005). Door deze algemeen erkende sociale praktijken te herhalen, bevestigen mensen de bestaande sociaaltechnische ‘regimes’. Dit zijn stabiele configuraties van regels en praktijken die de ontwikkeling en het gebruik van technologie bepalen. Dus de sociologie neemt aan dat energieverbruik ‘sociaal geconstrueerd’ wordt (Berger en Luckmann 1966). Of met de woorden van Emile Durkheim (1895): deze settings van sociale praktijken worden steeds een soort “sociaal feit met een eigen realiteit”, die onafhankelijk is van het individu. Vanuit dit perspectief is het wijzigen van consumptiepatronen complex omdat het individu niet geïsoleerd van de buitenwereld handelt, maar deel uitmaakt van sociale netwerken die bepaalde praktijken bevestigen en andere ontmoedigen (Bartiaux 2008; Ehrhardt-Martinez 2008: 10). Het is belangrijk om daarnaast vast te stellen dat ondanks de hoge persistentie van sociale praktijken, dit geen statische zijn (Shove 2003) zoals blijkt uit de volgende voorbeelden. De perceptie van wat een normale gemiddelde kamertemperatuur is, is de afgelopen decennia gestegen tot 22°C, hoewel 18°C absoluut voldoende is voor de gezondheid. Ook dagelijks douchen is nu sociaal algemeen gebruikelijk, terwijl eerder een wekelijks bad de norm was. Het internet creëert nieuwe vormen van sociale interactie, waardoor computers in onze perma-
18
nente partners zijn veranderd– iets dat de vroege innovators van persoonlijke computers niet voor mogelijk hadden gehouden. Vliegen was in de jaren ’50 een privilege van enkele mensen terwijl het nu normaal gevonden wordt om het vliegtuig te gebruiken voor een weekendtrip. Het aantal gevlogen kilometers is met een factor vijf toegenomen, waardoor de besparingen door een hogere efficiëntie voor 50% teniet zijn gegaan. Tijdens de begindagen van de auto konden voetgangers, die zich gestoord voelden door “joyriders”, hun plaatselijke overheden verzoeken de snelheid van auto's in steden te beperken tot loopsnelheid (von Randow 2009). Tegenwoordig winnen fietsers en voetgangers langzaam hun verloren terrein terug. Uit deze voorbeelden blijkt dat routines en gewoonten zijn ingesloten in sociaaltechnische systemen. De sociaaltechnische systemen zijn niet alleen historisch veranderlijk (Rettie en Stuttley 2009), maar kunnen verschillen van land tot land of van regio tot regio (Shove 2003: 199). Afvalscheiding is bijvoorbeeld in Duitsland sinds de jaren ’90 geaccepteerd, maar Spanje en Frankrijk zijn pas onlangs begonnen met containers voor recycling van glas en papier. Op dezelfde manier moeten energieverbruikpatronen in hun precieze culturele context gezien worden, die ook binnen een samenleving varieert. Bijvoorbeeld, ondanks het wijdverbreide enthousiasme voor de slimme meter, geeft een recente studie van de Duitse samenleving aan dat slechts 2 of 3 van 10 geïdentificeerde sociale groepen het idee van een leven in een “smart home” waarderen, en zich integratie van IT-technologie in hun dagelijkse energieverbruik kunnen voorstellen (Sinus Sociovision 2009, of vergelijkbaar Birzle-Harder et al. 2008). Al met al zouden dienstenleveranciers gevoelig moeten zijn voor het belang van de sociaal gevormde systemen en voor ogen moeten houden dat sociale praktijken variëren over sociale segmenten en tijd. Als vervolg zouden energiediensten gericht moeten worden op voor cultuur en tijd specifieke gedragsveranderingen.
Samengestelde inzichten vanuit verschillende disciplines Elk van de verschillende benaderingen draagt bij aan een beter begrip van energiegerelateerd gedrag. Geen van hen geeft een exclusieve verklaring. De benaderingen moeten worden gezien als aanvullend; elk verklaart een deel van het geheel. Het economische perspectief benadrukt het belang van marktvoorwaarden voor het in stand houden of wijzigen van gedrag. Dat is met name relevant voor investeringsgedrag dat afhankelijk is van een laag risico en winst. Voor eenmalige aankopen van koelkasten of wasmachines is dit waarschijnlijk van groot belang. Het psychologische perspectief biedt dienstverleners informatie over het samenspel van attitudes en waarden, over conflicterende bedoelingen en cognitieve processen die leiden tot energiebesparing of energieverbruikend gedrag. Van deze variabelen kan worden verwacht dat zij bijvoorbeeld de gekozen watertemperatuur voor wasmachines beïnvloeden. Het sociologisch perspectief benadrukt tot slot de sociale inbedding van consumptiepatronen, en leidt onderzoekers naar het analyseren van volharden en veranderen van sociale conventies in de tijd en binnen sociale milieus, netwerken of gemeenschappen. Dit perspectief is belangrijk voor het ontdekken van de ontwikkelingen voorbij individuele processen, trends die vorm kunnen geven aan culturele energieverbruikende patronen van bepaalde groepen, bijvoorbeeld bij het analyseren van gedragingen van jonge mensen, waarbij rekening gehouden wordt met hun “verbinding” met online sociale platforms zoals Facebook.
19
Dus in plaats van het aannemen van een strategie die geïnspireerd is door één enkele discipline, zou degene die de energiedienst ontwikkelt, rekening moeten houden met ideeën uit verschillende onderzoeksrichtingen. Deze kennis is echter van een algemeen niveau (zie de opmerkingen hieronder) en kan als een soort mindmap gebruikt worden waarmee de complexiteit van energiegerelateerd gedrag benaderd wordt en waarmee conclusies voor het ontwerp van de energiedienst getrokken kunnen worden (zie figuur 4). Figuur 4: De complexiteit van menselijk gedrag
Bron: eigen figuur
Het veranderen van aan energiegebruik gerelateerd gedrag hangt af van een groot aantal factoren. “Theoretische literatuur, en praktijkervaring dwingen ons [ingevoegd door de auteurs] zorgvuldig te zijn over prognoses op het gebied van toekomstige energie gedrag. Consumenten worden gestimuleerd door een combinatie van verschillende factoren, die niet alleen talrijk en ingewikkeld zijn, maar ook concurrerend en zelfs paradoxaal zijn” (Bartiaux 2008: 1). Voor degenen die energiediensten ontwikkelen, is het onmogelijk om uitgebreid de factoren te onderzoeken die kunnen interfereren met het energieverbruikend gedrag van de doelgroep. De bovenstaande ideeën kunnen echter beoefenaars bewust maken van de verschillende factoren die het gedrag van de doelgroep vormgeven en weerspiegelen de relevante variabelen. Dit kan helpen bij het ontwerpen van een energiedienst, gebaseerd op pragmatische veronderstellingen. Als het reflectieproces goed gedaan is, is het resultaat van de energiedienst beter dan van een simpele aanpak verwacht kan worden. In ieder geval raden we sterk aan om de doelgroep te betrekken bij het ontwerpen van de energiedienst. Neem de tijd om ze thuis te bezoeken om hun situatie te begrijpen en nodig ze uit voor een ronde-tafel-gesprek of wissel informatie uit op een online forum. U kunt vervolgens een energiedienst ontwerpen die waarschijnlijk beter aansluit bij de specifieke situatie van de doelgroep. In het volgende hoofdstuk zullen wij nader ingaan op welke strategieën u kunt overwegen.
20
Hoofdstuk 4:
Strategieën voor het veranderen van gedrag
Er wordt veel inspanning en geld besteed aan bewustwordingscampagnes en andere programma's voor gedragsverandering. Echter, bij vele van deze ontbreekt een duidelijke theoretische grondslag, eerdere ervaringen en een duidelijke strategie over wiens gedrag kan worden gewijzigd door welke maatregelen (Dahlbom et al. 2009). Daarom blijken veel gedragsveranderingsprogramma’s inefficiënt te zijn (Greer 2009). We zullen in dit hoofdstuk manieren bespreken om het gedrag van consumenten te beïnvloeden. Met behulp van de theoretische perspectieven van hoofdstuk 3 wordt aangetoond dat energiediensten die gebruik maken van bewezen strategieën uit de verschillende disciplines het meest succesvol zijn. Gedrag kan het best worden veranderd door een combinatie van verschillende strategieën die zijn afgeleid van verschillende wetenschappelijke disciplines (Stern 2009). De meeste “strategieën” zijn ontwikkeld en onderzocht door psychologen. Zij volgden het algemene idee van de theoretische modellen zoals gepresenteerd in hoofdstuk 3 en ontwikkelden daarmee voornamelijk strategieën op basis van autonome individuele processen die leiden tot energieverbruikend gedrag (Wilhite 2010). Er zijn vele studies over de doeltreffendheid van de interventiestrategieën. Abrahamse et al. (2005) hebben een systematische beoordeling gemaakt van empirische psychologische studies. Economen delen de individualistische filosofie voor interventies, maar leggen vooral de focus op het instellen van financiële stimulansen en het geven van op-maat informatie om de ‘transactiekosten’ in brede zin te verlagen en die helpen om gebruikers goed geïnformeerde beslissingen te kunnen laten nemen. Typische strategieën voor het beïnvloeden van menselijk gedrag, gebaseerd op de inzichten vanuit de psychologie en economie, zijn terugkoppelings maatregelen en persoonlijk advies. Sociologen verleggen de aandacht voor individuen naar het belang van energiediensten met elementen van sociale vergelijking of actie binnen gemeenschappen. Hieronder worden voorbeelden van strategieën weergegeven.
Mediacampagnes Mediacampagnes hebben meestal een verandering van de houding tot doel. Ze proberen belemmeringen in motivatie te overwinnen door duurzaam gedrag te verbinden aan wenselijke doelen, zoals milieubescherming, geldbesparing, progressief zijn, enzovoort. Net zoals informatieve strategieën kennen mediacampagnes meestal een beperkt effect (Abrahamse et al. 2005). Er zijn echter beroemde voorbeelden, zoals de campagne tegen Shell en het Brent Spar olieplatform, die hun potentieel voor succes aantonen.
21
Duidelijke, coherente en begrijpelijke informatie Informatie via websites, folders, tentoonstellingen of posters, kan bewoners inzicht geven over hoe hun huishoudelijk gedrag gerelateerd is aan energiebesparing en/of verspilling. Dit soort informatie is essentieel voor duurzaam gedrag. Uit een recent onderzoek (LogicaCMG 2008: 16) bleek dat ongeveer de helft van de Europeanen zegt dat zij “geen idee hebben hoeveel energie” zij gebruiken. Hoewel er behoefte is aan meer informatie, lijken informatiestrategieën alléén te weinig effect te hebben op gedrag (Abrahamse et al. 2005; Bartiaux et al. 2006). Uit studies blijkt dat er alleen in combinatie met andere maatregelen, zoals persoonlijke terugkoppeling, gedragsveranderingen kunnen worden bereikt. Volgens McMakin (2002) werd een verlaging van 10% van gas en elektriciteit voor verwarming bereikt door middel van doelgerichte en op de persoon afgestemde informatie en een thuisbezoek (zie ook Bender et al. 2006). Winett et al. (1985; geciteerd in: Abrahamse et al. 2005) beweren dat verbruik kan worden verminderd met 20% als voorlichtingsstrategieën worden gecombineerd met andere methoden.
Voorbeeld:
Online-Check van verwarmingskosten
Betrokken partijen: De Deutscher Mieterbund (DMB), biedt, in samenwerking met co2online gemeinnützige GmbH, huiseigenaren een online energie check aan. Speciale kenmerken: Na het vaststellen van het energieverbruik voor verwarming, ontvangen de huiseigenaren een waardebon voor persoonlijk advies om de energiekosten te verlagen. De ervaring: Huiseigenaren kunnen hun energieverbruik en -kosten checken op de website van co2online. De gegevens worden vervolgens vergeleken met het gemiddelde verbruik en de energiekosten van soortgelijke gebouwen in hetzelfde gebied. Deelnemers krijgen informatie over potentiële besparingen en mogelijkheden om hun huizen te verbeteren. Het advies is gebaseerd op meer dan 150.000 evaluaties. Deelnemers kunnen een gedetailleerd verslag aanvragen met aanbevelingen voor veranderingen, dat binnen een paar weken wordt toegezonden. In de periode 2004 – 2007 hebben ongeveer 718.000 mensen deze online energiedienst gebruikt. In 2007 zijn ongeveer 24.000 gedetailleerde schriftelijke evaluaties opgesteld. Meer informatie: www.mieterbund.de, www.co2online.de
22
Prompts Prompts zijn stimuli die ons herinneren aan bepaald gedrag (zie bijvoorbeeld Pichert 2008; Matthies 2009b), zoals stickers aan de wand die aanmoedigen om de verlichting uit te schakelen bij het verlaten van een ruimte. In vergelijking met andere energiediensten, zoals monitoring en visualisering (zie hieronder), zijn prompts verreweg het goedkoopste. Ze lijken echter alleen tot aanzienlijke besparingen te leiden als ze gecombineerd worden met andere maatregelen (terugkoppeling, sociale norm marketing) (Aronson en O'Leary 1982-83).
Doelstellende strategieën Doelstellende strategieën richten zich met beloningen op de motivationele aspecten van verbruiksgedrag. Deze strategieën zijn gericht op het aanmoedigen van gewenst gedrag door het belonen van goede prestaties. In combinatie met terugkoppeling, lijken energiebesparingen tot 15% (elektriciteit) gehaald te kunnen worden. Maar sommige studies rapporteren dat zonder persoonlijke terugkoppeling (zie hieronder) en ambitieuze doelstellingen de strategie niet erg doeltreffend is (Pallak Cummings 1976, Katzev en Johnson 1983, Becker 1978; alle genoemd in: Abrahamse et al. 2005).
Directe persoonlijke terugkoppeling Directe persoonlijke terugkoppeling maakt verborgen energieverbruik zichtbaar, bijvoorbeeld door informatie van slimme meters. Deze terugkoppeling verhoogt de kennis over het effect van gedrag en motiveert tot het verbeteren van de balans tussen energieverbruik en financiën. Volgens verschillende onderzoeken lijkt deze strategie zeer effectief te zijn (Darby 2006; Abrahamse et al. 2005; Save@work4homes 2009). Besparingen tussen 4 en 18% voor elektriciteit en 18% voor gasverbruik werden in verschillende studies gemeld (McCalley en Midden 2002, Midden et al. 1983; beide genoemd in Abrahamse et al. 2005; Darby 2006; Save@work4homes 2009). Al met al is aangetoond dat alleen algemene informatie die overgebracht wordt door folders, brochures, tentoonstellingen, evenementen of campagnes nauwelijks gedrag verandert. Terugkoppeling in combinatie met individueel advies en stimulerende strategieën, lijkt echter (zolang de prikkels blijven bestaan) een veelbelovende aanpak om menselijk gedrag te beïnvloeden. Afhankelijk van de gekozen strategie, kunnen dan besparingen van 10 – 20% van het gas- en elektriciteitsverbruik worden bereikt (Darby 2006; Abrahamse et al. 2005). Veel van de bestudeerde studies hebben echter een “laboratorium” aanpak gebruikt. Zoals Abrahamse et al. (2005: 282) stellen, zijn “huishoudens die deel nemen aan dit soort studies over het algemeen erg gemotiveerd, hebben vaker hogere opleidingsniveaus, wat het moeilijk maakt deze studies te generaliseren.” Bovendien zijn veel gedragsveranderingen in dit soort “kunstmatige” acties waarschijnlijk van korte duur omdat het aannemelijk is dat deelnemers terugvallen in hun oude gedragspatronen na het einde van het onderzoek.
23
Voorbeeld:
Karlsruhe houdt een oogje op het energieverbruik
Betrokken partijen: De woningbouwcorporatie ‘Volkswohnung GmbH – Karlsruhe’ helpt huurders om hun energieverbruik in de gaten te houden. Dit versterkt het klantgerichte imago van de corporatie. Speciale kenmerken: Continu meten van het energieverbruik helpt huurders die in moderne flats wonen om hun gedrag aan te passen aan hun nieuwe energiezuinige woningen. De ervaring: Recent gemoderniseerde woningen zijn uitgerust met sensoren die het energieverbruik en de ventilatiepatronen analyseren. In deze flats zijn speciale meters geïnstalleerd die het energieverbruik weergeven. Het energieverbruik van de bewoners is met drie typen ‘smiley’s’ in beeld gebracht. De corporatie wil hiermee het effect van meten en terugkoppeling vaststellen op het huishoudelijk energieverbruik en wil nagaan of het berekende besparingspotentieel met deze maatregelen gehaald kan worden. De resultaten waren goed. Vergeleken met de controlegroep in hetzelfde gebouw, gebruikte de testgroep ongeveer 7% minder energie. Dit bewijs geeft aan dat, voor sommige huishoudens, speciale meters een prima manier zijn om energie te besparen. Meer informatie: www.volkswohnung.com
24
Stimulerende strategieën Stimulerende strategieën, zoals lage tarieven, belasting op energieconsumptie en subsidies voor energie-efficiëntie, richten zich op de ‘homo economicus’ die zijn voordelen wil maximaliseren. Dit soort interventies lijken de meest effectieve methode voor energiebesparing te zijn, zolang de stimulans gehandhaafd blijft. Verschillende studies (Slavin et al. 1981/elektriciteit; Winett et al. 1985, McClelland en Cook 1980/gas; alle genoemd in Abrahamse et al. 2005) laten zien dat tot zo’n 6% van het elektriciteit of gasverbruik kan worden bespaard door toepassing van deze strategie.
Voorbeeld:
Training Fora – De Energie Uitdaging
Betrokken partijen: In 2005 heeft Brussel “de Energie Uitdaging” gelanceerd om gezinnen hun gemiddelde verbruik zo te laten verminderden dat 1 ton CO2 minder wordt uitgestoten. Speciale kenmerken: De campagne omvatte trainingen en persoonlijk advies, die de kans op effectieve gedragsverandering aanzienlijk verhoogden. De ervaring: Het doel van de campagne “Energy Challenge” was de jaarlijkse CO2-uitstoot van een gemiddelde Brusselse familie te verminderen met 1 ton (gemiddelde emissies zijn 5,2 ton CO2 inclusief vervoer). Deelnemende gezinnen werden aangemoedigd om hun dagelijkse consumptiepatronen in en rond het huis te wijzigen. Krantenadvertenties, radio-uitzendingen, internet en posters in autobussen zijn gebruikt om in contact te komen met deelnemers. Alle deelnemers werden uitgenodigd bij een “aftrapavond” waar de organisatoren de beginselen, de doelstellingen en de verplichtingen van de uitdaging toelichtten. Tijdens de Energy Challenge, die zes maanden duurde, zijn de deelnemers nog voor vijf andere presentaties over een bepaald onderwerp uitgenodigd. Bovendien konden deelnemers de “groene” telefoon bellen voor gratis advies over maatregelen voor energiebesparing en hadden zij toegang tot informatie op de website van de campagne. Last but not least, ontving elke deelnemer 4 nieuwsbrieven. Na de eerste fase, waarin 200 huishoudens deelnamen (2005 – 2006), groeide in de tweede fase het aantal tot 1.435 gezinnen (2007 – 2008). De gemiddelde energiebesparing in elke deelnemend huishouden was 20%; dat komt overeenkomt met besparingen van 1 ton CO2 en ongeveer € 400. Meer informatie: Scharp et al. 2008
25
Deze problemen kunnen worden overwonnen als energiediensten zich niet alleen richten op individuen, maar ook een “sociale” dimensie krijgen. Vandaar dat, vanuit sociologisch perspectief, dienstverleners moeten proberen om met de ‘sociale vormgeving’ van energieverbruikpatronen rekening te houden. Dit kan worden bereikt door middel van de volgende benaderingen:
Sociale vergelijking Het definiëren van gedragingen als “normaal”, door middel van “sociale norm” marketing, kan een verschil maken in het bereiken van gedragsverandering. Vele motivationele benaderingen lijken te mislukken omdat het voorgestelde “goede gedrag” beschouwd wordt als extreem of ideologisch gedrag en daarom niet wordt overgenomen (Rettie en Studley 2009). De resultaten van terugkoppelingsstudies kunnen verbeterd worden door het gebruik van een vergelijkend element (Bartiaux et al. 2006: 143). “In plaats van mensen te vertellen wat ze moeten doen, kan het gebruik van “sociale bewijs” doeltreffender zijn (Cialdini 2001); gedrag beïnvloeden door te laten zien wat anderen doen. (…) In het bijzonder geeft onderzoek aan dat terugkoppeling op prestatieniveau (bijvoorbeeld door het laten zien van het elektriciteitsverbruik) gedrag kan veranderen, en bovendien dat dit effect wordt versterkt als het aangevuld wordt met terugkoppeling over de prestaties anderen uit de relevante sociale groep” (Rettie en Studley 2009: 5).
Voorbeeld:
Kauno Energija’s vergelijkende energie rekening
Betrokken partijen: Energiebedrijf Kauno Energija biedt vergelijkende energiefacturen aan zijn bewoners. Speciale kenmerken: Energiebedrijf Kauno Energija biedt gedetailleerde vergelijkende energiefacturen voor verwarming en warm tapwater aan klanten in flatgebouwen om ze te waarschuwen voor bovengemiddelde energieverbruik. De ervaring: De rekeningen bieden de gegevens van het werkelijke energieverbruik en het verwachte energieverbruik van de klant, berekend als een functie van de grootte van de flat en de totale consumptie van alle woningen in de gebouwen. Bewoners kunnen hun eigen consumptie en de te verwachten consumptie vergelijken en krijgen zo belangrijke prikkels om hun energiegerelateerde gedrag aan te passen. Meer informatie: www.krea.lt
26
De kracht van dialoog Praten is niet zomaar een middel om informatie over te brengen, het maakt deel uit van het creatieve, interactieve maken van de werkelijkheid (Berger en Luckmann 1966). Door de uitwisseling van ervaringen over energieverbruik creëer je een “discursief bewustzijn” (Bartiaux et al. 2006; Giddens 1984). Een levendig debat geeft mensen het gevoel dat energieverbruik een maatschappelijk belangrijk onderwerp is dat gezamelijk moet en kan worden aangepakt. Dus moet een interventie ook een element van dialoog bevatten bij het ontwikkelen van energiediensten, tussen dienstverleners en bewoners, om een gedeelde ervaring van de problemen met betrekking tot energiebesparing te bereiken, en hoe energiediensten te integreren in het dagelijks leven.
Voorbeeld:
Empowerment – Residents Participation
Betrokken partijen: Het Franse sociale woningbouwbedrijf, Opac38 (Grenoble) werkt nauw samen met de huurders bij de bouw van 61 energiezuinige woningen in het gebied “Grand Tissage” (Bourgoin Jallieu). Speciale kenmerken: Het project is bijzonder vanwege haar integrale aanpak. De vertegenwoordigers van de huurders zijn geraadpleegd en geïnformeerd in alle stadia van de ontwikkeling om ervoor te zorgen dat de toekomstige bewoners hun energieverbruik verminderen. De ervaring: Tijdens de ontwikkelingsfase van deze energiedienst werd een huurdersvereniging lid van het planningsteam. Later werd een milieucommissie (Comité de Gestion HQE) samengesteld uit vertegenwoordigers van de bewonersorganisatie ‘Vrienden van Grand Tissu’, de unie van huurdersorganisaties (Fédération d’Associations Représentatives des Locataires) en technische beheerders van OPAC38. Deze commissie zorgde ervoor dat alle betrokken deelnemers de doelstellingen van duurzame huisvesting onderschreven en er op een gecoördineerde manier gehandeld werd. De aanwezigheid van de bewonersorganisatie en de andere partners, speelde een grote rol bij het analyseren van problemen en het mogelijk maken van goede relaties tussen de relevante aspecten van de bouw (bijvoorbeeld de kwaliteit van het gebouw, de behandeling van klachten, enzovoort). Ten opzichte van de rest van het bezit van de OPAC38 waren de energiekosten bij de Grand Tissage gebouwen in 2007 44% lager dan het gemiddelde voor verwarming en 29% lager dan het gemiddelde voor warm tapwater. Meer informatie: www.opac38.fr
27
Gezamenlijke actie Gezamenlijk handelen en praten, vergroot de kans op blijvende gedragsverandering. In de afgelopen tijd hebben benaderingen die gebaseerd zijn op gemeenschappen zoals “transition towns” veel aandacht ontvangen (zie bijvoorbeeld Heiskanen et al. 2009; Middlemiss 2008; Middlemiss en Parrish 2009, Kenis en Mathijs 2009; Maloney et al. 2009; Bartiaux et al. 2006: 144). Ze tonen de kracht aan van gemeenschappelijke actie voor een meer duurzame consumptie. Dergelijke interventies kunnen mensen van passieve adviesontvangers doen veranderen in actieve deelnemers aan energiebesparing. Mogelijke energiediensten zijn bijvoorbeeld om mensen om te scholen tot “energiedeskundigen” die vervolgens hun buren kunnen ondersteunen of betrekken bij wedstrijden tussen gezinnen, wijken of zelfs steden. Kortom, er is een reeks van mogelijke energiediensten om mee aan de slag te gaan. Deze diensten garanderen echter geen duurzame consumptiepatronen. Indien een aantal van de volgende algemene richtlijnen worden nageleefd, is de kans op blijvend energiezuinig gedrag aanzienlijk groter: 1) Neem, vóórdat actie ondernomen wordt, de tijd om de “leefwereld” van uw doelgroep te begrijpen, evenals hun levensomstandigheden. Brainstorm over welke factoren hun energieverbruikpatronen het meeste bepalen. Wat is typisch aan hun gedrag dat u mogelijk wilt aanpakken? Bijvoorbeeld, oudere mensen hebben in het algemeen liever een hoger dan gemiddelde kamertemperatuur en wassen hun kleren eerder bij 90°C. 2) Betrek uw doelgroep bij het proces. Ze kunnen u belangrijke aanwijzingen geven over hun gedrag, de redenen daarvoor en de manieren waarop hun energiegedrag kan beïnvloeden. Bovendien kunnen ze uw bondgenoten worden bij de uitvoering van energiediensten. 3) Wordt niet afhankelijk van slechts één strategie. Probeer energiebesparing een permanent onderwerp te maken in het leven van mensen. Start bijvoorbeeld door het verstrekken van cadeautjes aan bewoners, zoals spaarlampen. Voeg duidelijke en begrijpelijke achtergrondinformatie toe die kennishiaten vullen en probeer vervolgens te identificeren welke bewoners u mogelijk kunnen ondersteunen bij verdere initiatieven. Train hen tot energiedeskundigen die andere bewoners kunnen adviseren. Zodra er een netwerk is, kunt u met belangstellende huishoudens samen een energiebesparende competitie opzetten. Vindt het wiel niet opnieuw uit. Bouw voort op beproefde ervaringen van anderen. Het volgende hoofdstuk presenteert de BewareE database, bedoeld om dienstverleners te inspireren bij het ontwikkelen van hun eigen strategieën.
28
Hoofdstuk 5:
Een dienst kiezen
Op basis van het BewareE-project is de BewareE database ontwikkeld met energiediensten gericht op energiebesparing door gedragsverandering bij huishoudens. De projectpartners vonden tijdens het project 136 voorbeelden van diensten uit alle 27 EU lidstaten (zie www. izt.de/bewaree). Uit deze database zijn de beste voorbeelden geselecteerd op basis van 5 aspecten: 왘 Ze hebben in potentie een grote markt; 왘 Ze hebben een groot energiebesparingspotentieel; 왘 Ze zijn gemakkelijk aan te passen aan de meeste Europese landen; 왘 De kosten van deze diensten zijn relatief laag; 왘 En ze zijn vernieuwend. Enkele voorbeelden zijn in kaders in deze handleiding weergeven. Deze 136 geïdentificeerde energiediensten zijn ingedeeld in twaalf categorieën op basis van de belangrijkste kenmerken van de diensten (zie figuur 5). 10 categorieën worden hieronder kort beschreven. Figuur 5: Categorieën van diensten in het BewareE-project
Bron: BewareE project
29
Informatiecampagnes: Deze energiediensten bestaan uit promotie- en informatie-activiteiten via de post, e-mail, televisie, radio, enz., die gericht zijn op energiebesparing bij huishoudens. Campagnes bereiken meestal een groot aantal huishoudens en kunnen zelfs landelijk uitgevoerd worden. De informatie is meestal niet gericht op één bepaalde doelgroep of een bepaald soort woning. Informatiecampagnes worden pas effectief in combinatie met andere diensten. Energie-informatie: “Energie-informatie” diensten gebruiken diverse media om specifieke informatie over besparingen in het huishoudelijke energieverbruik aan te bieden. Deze informatie is bestemd voor specifieke doelgroepen. Er is geen rechtstreeks contact tussen de energiedienstverleners en de bewoners. Maatregelen die weinig kosten: Deze diensten combineren energie-informatie met kleine cadeautjes om gedragsverandering gerelateerd aan energieverbruik te stimuleren. De BewareE database bevat twee diensten waarbij ‘energieboxen’, met kleine energiebesparende producten zoals energiezuinige lampen, tochtstrips en stand-by killers, laten zien hoe er energie bespaard kan worden in huis. Tentoonstellingen en demonstraties: Deze categorie van diensten bestaat uit het organiseren van demonstraties en tentoonstellingen met algemene informatie over energiebesparing voor huishoudens. Gezinnen in een wijk, stad of regio zijn gewoonlijk de doelgroep. Deze categorie bevat verschillende energiediensten, zoals de organisatie van energieweken, postertentoonstellingen en straattheater.
Voorbeeld:
Theater over Energie Efficiëntie
Betrokken partijen: De voorstellingen zijn in de eerste plaats gericht op kinderen in sociale woningbouw in de Franse regio Haute-Savoie. Speciale kenmerken: Theater is een innovatieve manier om een ietwat saai onderwerp zoals energiebesparing te presenteren. De ervaring: Vanaf 2000 – 2004, voerde de Tartine Theatre Company een 45 minuten durende straatvoorstelling op (“Gaspi et Bontruc”) over energieverbruik en energiebesparing bij verwarming, elektriciteit, warm tapwater, koken en verschillende apparaten. De voorstellingen werden gegeven in gebieden met lage inkomens uit de stad Annecy. De straatvoorstellingen werden later opgevoerd in scholen. In 2003 werden 12 voorstellingen van “Gaspi en Bontruc” aangevraagd door het departement Isère. Meer informatie: Scharp et al. 2008
30
Energie monitoring: “Energie monitoring” diensten maken huishoudelijk energieverbruik en de energiekosten inzichtelijk voor bewoners. Deze diensten geven directe terugkoppeling over jouw eigen energieverbruik en zijn meestal gebaseerd op ICT, zoals slimme meters. In veel gevallen vereist de organisatie van dergelijke diensten samenwerking tussen energiebedrijven, bewonersorganisaties, woningcorporaties en overheid. Van belang is dat de behoeften van bewoners centraal staan. Websites: Deze categorie bevat alle diensten die via het internet informatie en advies geven over energiebesparing aan de consument. Op sommige websites krijgen bewoners op basis van de informatie die ze geven, energieadvies op maat. Andere websites vergelijken het verbruik van een huishouden met andere huishoudens of met de Kyoto doelstellingen. De websites worden aangebonden door verschillende organisaties, zoals elektriciteitsbedrijven of milieuorganisaties.
Voorbeeld:
Unión Fenosa’s Virtual Forest
Betrokken partijen: Het Spaanse energiebedrijf Unión Fenosa heeft de website ‘Het Virtuele Bos’ ontwikkeld; een combinatie van een energiedienst en een herbebossingproject. Speciale kenmerken: Het energiebedrijf doneerde 1 euro aan een herbebossingproject in Brazilië voor elke deelnemer aan dit energiebesparingproject. De ervaring: Het project begeleidde huishoudens naar energiebesparingen door ze uit te nodigen een on-line vragenlijst over hun energiegewoontes in te vullen. Vervolgens kregen deze huishoudens advies over acties om hun energieverbruik te verminderen. In 2009 deden meer dan 27.000 huishoudens mee aan het project. Het energiebedrijf schat dat het project de uitstoot van 2.600 ton CO2 emissies heeft voorkomen door veranderd energiegedrag, naast de ruim 27.000 geplante bomen. Wanneer een deelnemer de vragenlijst on-line invulde met een e-mail adres, kreeg hij of zij een vergelijkende evaluatie van het huidige huishoudelijke energieverbruik en praktische aanbevelingen voor verbeteringen. Meer informatie: Scharp et al. 2008
31
Trainingen: Deze categorie bevat allerlei activiteiten waarmee potentiële adviseurs van huishoudens worden getraind in het geven van effectief energie adviezen, bijvoorbeeld architecten, sociale werkers, installateurs, huiseigenaren en medewerkers van woningcorporaties. Empowerment: Dit soort diensten geeft bewoners zelf de vaardigheden om andere bewoners te adviseren over energiebesparend gedrag. Deze groep bewoners helpt andere organisaties bij het uitvoeren van energiediensten. Ze veranderen zo van passieve ontvangers van informatie naar actieve deelnemers aan energiediensten door het bevorderen van energiebesparend gedrag bij henzelf en andere bewoners. De BewareE database bevat een voorbeeld van een opleiding voor huurders om andere huurders te trainen in energiebesparend gedrag en een voorbeeld van de oprichting van een bewonerscomité bij een woningcorporatie.
Voorbeeld:
Bewoners getraind als energie experts
Betrokken partijen: Motiva Oy, een Fins centrum voor energiebesparing trainde bewoners om als energiedeskundigen op te treden. De dienst is opgezet in samenwerking met de Finse sociale woningcorporatie VVO. Speciale kenmerken: Energieadvies aan buren wordt waarschijnlijk meer vertrouwd dan het advies dat door ‘externe derden’ gegeven wordt. De ervaring: Het Finse “Energie Expert Training” project bereidde inwoners voor om te fungeren als deskundigen over energiekwesties in de gebouwen waarin zij zelf wonen. Ze hebben ook de beschikking over een internet service waarmee zij toegang hebben tot informatie en trainingsmateriaal. Zij geven advies aan andere bewoners over energiebesparend gedrag. De basistraining bestaat uit een cursus van drie dagen en de bewoners-experts krijgen daarna aanvullende training en ontmoeten regelmatig andere experts. VVO telt ongeveer 500 energie-experts onder haar huurders. Sinds 1994, zijn er in Finland 3.000 energiedeskundigen opgeleid door Motiva. De gemiddelde besparingen in de woningen met actieve bewoners-experts bedraagt 5% voor verwarming, 10% voor het elektriciteitsverbruik en 20% voor het warme tapwater. Meer informatie: www.motiva.fi, www.vvo.fi
32
Advisering woonsector: Met deze categorie wordt verwezen naar de diensten die zijn gericht op woningcorporaties in plaats van bewoners. Twee van dergelijke diensten hebben betrekking op benchmarking van het energieverbruik en de kosten van huishoudens, waarmee het mogelijk wordt om het energieverbruik van woonblokken te vergelijken en effectieve energieadvies aan bewoners te geven.
Voorbeeld:
Benchmarking van energieverbruik en kosten
Betrokken partijen: Het bedrijf WohnCom (Berlijn) ontwikkelde in samenwerking met de Berlijn-Brandenburg huisvestingassociatie (BBU) een benchmarking tool dat gebruikt kan worden door woningcorporaties. Speciale kenmerken: Met medewerking van veel Berlijnse woningcorporaties, is een omvangrijke database opgezet waarin de gegevens van duizenden woningen zijn opgeslagen en waarmee gedetailleerde vergelijkingen van energiegebruik en kosten mogelijk zijn. De ervaring: Voor deze dienst zijn data over het energieverbruik van woningen verzameld. Het doel van de database is om gegevens van woningen te vergelijken om ‘zwakke punten’ in het energieverbruik op te sporen en (gedrags) maatregelen ter besparing voor te stellen. De data kunnen worden gebruikt door alle eigenaren van gebouwen na het betalen van een jaarlijkse bijdrage. Sinds de service in Berlijn en Brandenburg is gestart, zijn de energiekosten afgenomen met € 0,15 tot € 0,35 per m2 woonruimte per maand. Ondanks de aanzienlijke prijsstijging van energie in het afgelopen decennium, konden bewoners hun energiekosten verlagen door het invoeren van energiebesparende maatregelen. Meer informatie: www.wohncom.de
33
Persoonlijk advies aan huis: Deze categorie omvat alle soorten diensten met energie-experts die huurders persoonlijk gerichte adviezen verstrekken over energiebesparing. Deze dienst impliceert directe communicatie tussen de dienstenleverancier en bewoners.
Voorbeeld:
Energie Ambassadeurs geven persoonlijk advies
Betrokken partijen: ‘Energie Ambassadeurs’ is een initiatief van de milieuorganisatie Prioriterre in Frankrijk. Het initiatief richt zich op sociale werkers die veel contacten hebben met bewoners. Deze ‘Energie Ambassadeurs’ worden opgeleid als energieadviseur, geven praktisch advies en steunen huishoudens met lage inkomens bij het verlagen van hun energierekening. Speciale kenmerken: Het Energie Ambassadeurs initiatief helpt huishoudens met het besparen van geld en energie. De ervaring: Eerst kregen de sociale werkers een training over energiebesparing in woningen. Daarna werd een telefoondienst opgezet zodat zij antwoord konden geven op alle vragen van huishoudens over het besparen van energie en water. Vervolgens werd een handleiding (Le Guide de la Fourmi) gemaakt voor de Energie Ambassadeurs. Deze voorzag in informatie hoe gezinnen te helpen die moeite hebben om hun energieverbruik te verminderen. Daarna werden huisbezoeken afgelegd. Na het bezoek werd tenslotte voor elk gezin een persoonlijk energiebesparingadvies opgesteld. Meer informatie: www.prioriterre.org
34
Hoofdstuk 6:
Hoe organiseer je succesvolle diensten
In de voorgaande hoofdstukken presenteerden we de achtergronden van menselijk gedrag. Tevens zijn er diverse instrumenten besproken voor veranderen van gedragspatronen en is er een overzicht gegeven van de diensten uit de BewareE database. Deze informatie alleen is echter niet voldoende voor de ontwikkeling van een succesvolle energiedienst. Praktische problemen kunnen het succes van energiediensten verminderen. Dit hoofdstuk is gewijd aan deze praktische aspecten: we bieden een aanpak aan waarmee u vanaf het begin tot het einde uw energiedienst kunt organiseren en we bespreken daarbij mogelijke hindernissen die u tegen kan komen. Essentiële elementen voor een succesvolle ontwikkeling van een energiedienst zijn: 왘 Leer meer van uw doelgroep; 왘 Neem met huurders door hoe zij hun gedrag kunnen veranderen; 왘 Leer van andere voorbeelden uit de BewareE database; 왘 Werk zo nodig samen met andere organisaties. Op basis van de ervaringen van het BewareE-project ontwikkelden wij een zes-stappenplan voor het ontwikkelen en organiseren van diensten die gericht zijn op energiebesparend gedrag (zie figuur 6).
Figuur 6: Het zes-stappen plan voor het invoeren van energiediensten gericht op gedragsverandering
Bron: BewareE project
35
Deze stappen worden hieronder toegelicht: Stap 1: Analyseer de interesse van huishoudens en uw eigen doelstellingen Kies een doelgroep. Vraag vervolgens aan deze bewoners wat hun wensen zijn voor een energiedienst. Probeer het perspectief van de te kiezen doelgroep te begrijpen, zoals uiteengezet in hoofdstuk 3. Welke factoren bepalen hun energiegedrag? Analyseer hun behoeften, bijvoorbeeld voor een lagere energierekening, meer comfort, etc. Analyseer niet alleen hun wensen maar ook hun woonsituatie, hun economische situatie, hun drijfveren, en hoe zij energie verbruiken. Wat is de rol van het specifieke sociale milieu van uw doelgroep? Zijn er typische sociale conventies die bepaalde gedragingen versterken? Kom in contact met mensen en verzamel deze informatie via opiniepeilingen, persoonlijke gesprekken of bewonersvergaderingen. Het is ook noodzakelijk om uw eigen situatie en belangen als dienstverlener te analyseren. Wat wilt u als dienstverlener bereiken? Hoeveel tijd, personeel en geld bent u bereid te investeren in de dienst (zie ook het kader “Hoe de energiedienst te financieren?"). Heeft u de benodigde middelen en deskundigheid om uw gedragsmaatregelen te realiseren zelf in huis? Neem de tijd voor deze analyse; daarmee voorkomt u frustraties later. Stap 2: Ontwikkel de diensten samen met de doelgroep Op basis van de kennis die u heeft opgedaan in de eerste stap, ontwikkelt u daarna de dienst samen met uw doelgroep. Neem de specifieke situatie van de doelgroep als startpunt voor de ontwikkeling. Vindt niet opnieuw het wiel uit. Haal verder inspiratie uit de ervaringen van anderen. Kijk in de BewareE database om verschillende voorbeelden van diensten te vinden. Welke ideeën sluiten aan bij hun specifieke situatie? Niemand kan dat beter beoordelen dan uw doelgroep zelf. Selecteer een geschikte dienst samen met de doelgroep. Als uw doelgroep graag uw service oppakt, gebruik hen als waardevolle steun; dit verhoogt uw kansen op succes. Stap 3: Pas de dienst aan specifieke wensen aan Pas de energiedienst aan de specifieke wensen van uw doelgroep aan, afhankelijk van het type huishouden, woningkenmerken, woningmarkt, eigendom, etc. Vraag u af welke woningen het zijn (goed geïsoleerd of niet) en wat de demografische gegevens van uw doelgroep zijn (hoog inkomen of niet, hoog opgeleid of niet, jong of oud, singles of gezinnen, alternatief of conservatief). Onderzoek welke mogelijkheden uw bedrijf heeft om de dienst zelf te organiseren. Bedenk daarbij wat de omvang van de actie is (de wettelijke vereisten, organisatorische capaciteit, potentiële netwerken) en wat de beschikbare middelen zijn (geld, personeel, vaardigheden)? Betrek, indien mogelijk, andere belanghebbenden bij de ontwikkeling van de dienst, zoals gemeenten en bewonersorganisaties. Ontwikkel een plan voor de invoering van de dienst waarin u gedetailleerd de stappen, termijnen, middelen, de relatie tussen partners en kosten weergeeft.
36
Praktische uitdaging:
Hoe de energiedienst te financieren?
Uitdaging: Een obstakel voor het organiseren van energiediensten is om voldoende financiële middelen te verkrijgen. De uitvoering van energiediensten kost geld. Energiediensten worden niet altijd beschouwd als de core business van potentiële dienstverleners zoals woningcorporaties of energiebedrijven. Voor de ontwikkeling en de invoering van energiediensten is personele inzet nodig en in sommige gevallen ook apparatuur. Het verkrijgen van goedkeuring voor de uitgaven voor energiediensten is niet altijd makkelijk. Bovendien zijn inwoners niet snel bereid te betalen voor deze diensten. Derhalve moet creatief naar vormen van financiering worden gezocht. Mogelijke oplossingen: 왘 Integreer energiediensten in een groter project dat niet specifiek gewijd hoeft te zijn aan gedrag. Als de energiediensten niet alleen staan, maar met andere activiteiten worden gecombineerd, zoals een renovatieproject of een reclamecampagne, wordt financiering mogelijk eenvoudiger. 왘 Betrek partners die van de dienst profiteren bij de financiering van de dienst. Energieleveranciers kunnen geïnteresseerd zijn in de financiering van projecten die hun klantenbinding versterken. Een gemeente kan een dienst voor lage inkomens ondersteunen. 왘 Particuliere ondernemingen nemen deel uit economische motieven. Aldus kan een producent van energiesparende producten geïnteresseerd zijn in samenwerking. 왘 Moedig energieleveranciers aan om aan hun verplichtingen uit hoofde van energie convenanten met de overheid (Aedes, VROM) te voldoen door energiediensten uit te voeren. 왘 Neem de financiering van energiediensten op in de operationele kosten van een huurwoning. Woningcorporaties kunnen bewoners zo indirect een vergoeding voor diensten vragen. Afhankelijk van de grootte van het huisvestingsbedrijf is het misschien mogelijk om zo energieadviezen te financieren.
37
Stap 4: Test de dienst, train staf en bereid hulpmiddelen voor Bereid de invoering van de dienst bij bewoners grondig voor. Reserveer tijd om de dienst te testen met een steekproef onder de bewoners, en houdt rekening met hun commentaar bij de invoering van de dienst. Start interne en externe communicatie op tijd en train het personeel dat betrokken is bij de uitvoering van de dienst. Als u producten gebruikt bij de dienst, zoals slimme meters, test ze uit voordat u ze onder huishoudens verspreidt. Stap 5: Voer de dienst professioneel en met passie uit Nu de voorbereidingsfase voorbij is, bereidt u zich voor op de invoering van de dienst! Dit is het uur van de waarheid. Mensen kunnen niet gedwongen worden hun gedrag te veranderen op dezelfde manier zoals je een energiebesparende technologie installeert. Invoering van een energiedienst is een complex proces dat deskundigheid, geduld en enthousiasme vraagt. Deskundigheid is nodig bij projectmanagement. Geduld, omdat het aanpassen van gedrag een langdurig proces vergt, waarbij de kans bestaat dat bewoners terugvallen in hun oude gedrag. Enthousiasme, omdat u een uitdagende en spannende taak vervult: iets maken voor, en met andere mensen. Daarom moet de invoering van een energiedienst professioneel en met passie worden uitgevoerd.
Praktische uitdaging:
Wanneer voer je de dienst in
Uitdaging: Het invoeren van uw dienst is een kwestie van goede timing en coördinatie met andere activiteiten. Het succes van uw dienst wordt beïnvloed door de keuze van het moment van invoering: zoek naar win-win situaties. Mogelijke oplossingen: 왘 Tijdstip: Stem de invoering van een energiedienst af met andere belangrijke externe gebeurtenissen (zie Mourik et al. 2009). Sluit bijvoorbeeld aan bij belangrijke gebeurtenissen in het openbare leven, op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld films zoals “An Inconvenient Truth” van Al Gore, politieke gebeurtenissen zoals de Top van Kopenhagen, de lancering van een lokale Agenda21, of een toename van de energieprijzen. Of probeer om uw energiedienst te koppelen aan een belangrijk moment binnen uw eigen organisatie; een jubileum of de start van een groot renovatie project is wellicht het goede moment om de energiedienst op te starten. 왘 Combinatie: Probeer win-win situaties te creëren. Als uw dienst gecombineerd wordt met andere activiteiten – bijvoorbeeld een wijkfeest – krijgt het ondersteuning en extra aandacht. Benadruk ook de andere positieve resultaten van uw dienst (naast de energiewinst), zoals de leuke contacten tussen bewoners bij de organisatie, verlaging van de kosten of meer comfort.
38
Praktische uitdaging:
Alleen of met anderen?
Uitdaging: Een belangrijk vraag bij de ontwikkeling van de diensten is of u de dienst zelf gaat ontwikkelen en invoeren of in samenwerking met andere organisaties. Er zijn verschillende samenwerkingsvormen mogelijk. Vraag u af wat u het beste kunt doen. Mogelijke oplossingen: 왘 Analyseer eerst uw eigen mogelijkheden, middelen en bevoegdheden; als u die zelf in voldoende mate heeft, organiseer uw dienst dan zelf. Dit betekent dat u de ontwikkeling en invoering van de dienst in handen van uw eigen organisatie geeft. 왘 Als u tot de conclusie komt dat u niet alles zelf in huis heeft, bedenk dan een strategie voor samenwerking en zoek een partner die uw kennis, middelen en vaardigheden aanvult. Voorbeelden van mogelijke partners zijn energiebedrijven, gemeenten, producenten van energiebesparende producten en bewonersorganisaties. Zorg er voor dat u uw partner kunt vertrouwen en dat u hun specifieke belangen goed kent. Bedenk bijvoorbeeld dat energiebedrijven mogelijk niet de juiste partner zijn voor het verstrekken van onpartijdig advies, omdat zij klanten proberen te binden aan hun eigen organisatie. In het ideale geval maakt een vruchtbaar partnerschap een professionele dienstverlening mogelijk en leidt het tot grotere klanttevredenheid. 왘 Bewoners kunnen ook belangrijke partners zijn bij de uitvoering van de dienst. Bewonerscomités kunnen u helpen om bewoners bij de ontwikkeling van diensten te betrekken en in te schakelen als intermediair. Bewoners staan dichter bij hun buren en zijn daardoor vertrouwd. Zij hebben het voordeel van gemeenschappelijke ervaringen en kunnen daarom de acceptatie van de dienst vergroten.
Stap 6: Evalueer en pas de dienst aan Het is niet te voorkomen dat u in de invoeringsfase problemen zult ondervinden. U moet daarom flexibel zijn en uw dienst willen aanpassen als daar goede redenen voor zijn. Door te accepteren dat ‘trial and error’ deel uitmaken van het proces, kunt u frustraties voorkomen. Evalueer de ervaringen met uw dienst en verbeter de dienst op basis van wat u leert. Het proces zal aanleiding geven tot nieuwe kansen.
39
Hoofdstuk 7:
Kom in actie!
Als we klimaatverandering willen tegengaan is er dringend gedragsverandering nodig. Technische verbeteringen zijn belangrijk voor de vermindering van de CO2-uitstoot, maar met technische verbeteringen alleen halen we de doelstellingen van de Europese Unie en Nederland niet. Ondanks een toenemende technische optimalisatie van de energie installatie in woningen en van apparaten is het totale energieverbruik van huishoudens sinds 2005 min of meer stabiel gebleven (Eurostat 2009). Alleen wanneer huishoudens erin slagen hun gedrag te veranderen en energie te besparen, kunnen we klimaatverandering tegengaan. Energiediensten kunnen gewoonten van bewoners veranderen en energie en kosten besparen. Pas ze toe! Hoewel energiediensten gericht op gedragsverandering niet gemakkelijk te implementeren zijn, zijn ze als ze slagen, meestal kosteneffectiever dan veel technische maatregelen. De onderstaande tabel geeft de kosten van drie technische maatregelen weer, in vergelijking met een energiedienst in de vorm van een gedragsinterventie. Deze laatste is duidelijk de meest kosteneffectieve (Uitzinger, IVAM 2009).
Tabel 2: De kosteneffectiviteit van veranderingen
Windturbine: 44 € / ton CO2 왘 왘 왘
1.300.000 € Levensduur 30 jaar Bespaart 980 ton CO2 /jaar
PV solar collector: 600 € / ton CO2 왘 왘 왘
40
6.000 € Levensduur 25 jaar Bespaart 0.4 ton CO2 /jaar
Bron: Uitzinger, IVAM, 2009
Wasmachine: 570 € / ton CO2 왘 왘 왘
200 € extra voor het A label Levensduur 7 jaar Bespaart 0.05 ton CO2 /jaar
Behavioural campaign: 30 € / ton CO2 왘 왘 왘
30.000 € Levensduur 1 – 3 jaar Bespaart 360 ton CO2 /jaar
Gedragsveranderingen gericht op energiebesparing kunnen tot op zekere hoogte worden gestimuleerd door nationaal beleid, bijvoorbeeld door het belasten van brandstoffen. Het lokale niveau is echter minstens zo belangrijk voor het stimuleren gedragsverandering. Dus u, als potentiële dienstverlener op lokaal niveau, kan het verschil maken! Wanneer u uw energiedienst organiseert, houdt dan de volgende zes gouden regels in acht: 1. Kijk goed naar de doelgroep: Voor het ontwikkelen van effectieve energiediensten is het belangrijk dat u de wensen van uw doelgroep goed kent. Analyseer niet alleen hun behoeften maar ook hun woonsituatie, hun economische situatie en hoe zijn nu energie gebruiken. Pas de energiedienst daarop aan. 2. Ontwikkel energiediensten voor en met bewoners: Deelname van huishoudens is een belangrijke succesfactor bij de ontwikkeling en invoering van energiediensten. Betrek bewoners van meet af aan en maak ze deelnemer aan de uitvoer van de dienst in plaats van een top-down benadering te gebruiken. Zoek naar gemotiveerde huurders en schakel hen in om andere huishoudens in hun sociale netwerk aan te moedigen aan de dienst deel te nemen. 3. Vindt niet opnieuw het wiel uit: Leer van de ervaringen van anderen. U kan een andere dienst niet rechtstreeks voor uw eigen organisatie gebruiken, maar u kunt er veel van leren voor het ontwikkelen van uw eigen energiedienst. Leer van veel voorkomende fouten en kopieer wat elders goed heeft gewerkt. Houdt ook de lessen in gedachten uit onderzoeksprojecten, bijvoorbeeld dat alleen het verspreiden van informatie via brochures, niet leidt tot het wijzigen van consumentengedrag. Terugkoppeling van resultaten van bewonersacties gecombineerd met persoonlijk advies is een veelbelovende aanpak om menselijk gedrag te veranderen. 4. Maak de dienst bijzonder: Energiebesparing heeft geen hoge prioriteit bij de meeste huishoudens. Energieverbruik is een verborgen onderdeel van het dagelijks leven; terwijl u TV kijkt denkt u niet aan het energieverbruik. Daarom moeten energiediensten niet alleen professioneel worden georganiseerd en maar ook aantrekkelijk en comfortabel zijn voor bewoners. 5. Voer de dienst op het juiste moment in: Profiteer van belangrijke momenten om uw dienst te starten. Creëer win-win situaties door uw dienst te combineren met andere activiteiten, zoals een jubileum, een wijkfeest of een renovatieproject. Zorg dat naast energiebesparing ook andere voordelen optreden, zoals kostenbesparing en meer contacten tussen bewoners. Dit kan helpen om meer steun en publiciteit voor de dienst te genereren. 6. Doe niet zelf wat anderen beter kunnen doen: Bepaal welke onderdelen van de dienst u zelf doet en welke u wilt uitbesteden. Als u tot de conclusie komt dat u niet alles zelf in huis heeft, bedenk dan een strategie voor samenwerking en zoek een geschikte partner die uw kennis, middelen en vaardigheden aanvult. Ga van start en voer uw energiedienst in!
41
Annex – Lijst met diensten uit BewareE database Tip: Alle diensten worden uitgebreid beschreven in de Nederlandse versie van de BewareE database (www.ivam.uva.nl). IN = Identificatienummer LA = Land
42
DI = Diensten Inventarisatie BP = Best Practice Diensten
IN
LA
TYPE
NAAM
DATABASE
1
PL
Campagne
Energie besparingcampagne
DI
2
PL
Campagne
Energie bewustwordingcampagne
DI
21
BE
Campagne
Wassen: ‘Draai naar 30’ campagne
BP
40
NL
Campagne
Gedragsverandering campagne voor gemeenteambtenaren
DI
41
NL
Campagne
Warm en comfortabel wonen
DI
46
RO
Campagne
Investeren en samenwerken voor energieverbruik
BP
52
SK
Campagne
Energie besparing campagne Vraku a
DI
113
GR
Campagne
Energie besparing campagne
DI
8
DE
Advisering woonsector
Adviescommissie van bewoners
BP
9
DE
Advisering woonsector
Vergelijken energiekosten woningen
BP
57
SL
Advisering woonsector
Online vergelijken van energieprestaties van gebouwen
BP
122
IT
Advisering woonsector
Bevorderen van de bouw van 1 miljoen energiezuinige huizen
BP
4
UK
Empowerment
Lokaal energienetwerk voor huurders
BP
5
UK
Empowerment
Adviseren van huurders in begeleid wonen
DI
34
NL
Empowerment
Studenten trainen als energieambassadeurs
DI
55
FI
Empowerment
Huurders trainen “huurders”
BP
61
F
Empowerment
Bewonersparticipatie in bouwprojecten
BP
68
F
Empowerment
Energiezuinige buurten
DI
69
F
Empowerment
Energie ambassadeurs voor huishoudens met lage inkomens
BP
70
SE
Empowerment
Beperken van de energievraag
DI
89
HU
Empowerment
Doe-Het-Zelf zonnecollector
BP
106
PT
Empowerment
Evalueren van energiegebruik van huishoudens: Het EcoFamilias project
BP
118
SE
Empowerment
Beperken energievraag in nieuwe gebouwen
DI
138
NL
Empowerment
Persoonlijk adviseur voor energiebesparing
BP
10
DE
Energie-informatie
Energie advies
DI
18
AT
Energie-informatie
Energiebesparingboek
DI
33
SE
Energie-informatie
Energiebrief met persoonlijk advies
BP
53
SK
Energie-informatie
Individueel energieadvies
DI
64
F
Energie-informatie
Klimaatactieprogramma voor huishoudens
DI
74
ES
Energie-informatie
Adviseren huishoudens over energiebesparing
DI
124
DE
Energie-informatie
Controleren verwarmingskosten
DI
134
LT
Energie-informatie
Vergelijkende energienota’s
BP
11
DE
Energie monitoring
Inzichtelijk maken van energiegebruik
BP
47
DK
Energie monitoring
Verminderen van stand-by-verlies door gedragsverandering
DI
48
DK
Energie monitoring
Op ICT gebaseerd advies voor energiebesparing
DI
65
F
Energie monitoring
Internet platform om energievraag te verminderen
DI
66
F
Energie monitoring
Interactieve energieterminal `Poweo Box`
BP
120
IT
Energie monitoring
Installeren van slimme meters
DI
131
F
Energie monitoring
ICT gebaseerd instrument voor het beperken van energiekosten
BP
15
AT
Tentoonstellingen en demonstraties
Demonstratie over energiebesparing
BP
37
FI
Tentoonstellingen en demonstraties
Energiebewustwordingsweek
DI
45
RO
Tentoonstellingen en demonstraties
Week van de energiebesparing
DI
56
CY
Tentoonstellingen en demonstraties
Themapark voor energiebesparing
DI
63
F
Tentoonstellingen en demonstraties
Wedstrijd `Ik hou van mijn planeet`
DI
43
Tentoonstellingen en demonstraties
Theaterstuk over energiebesparinggedrag
BP
Tentoonstellingen en demonstraties
Tentoonstelling over huishoudelijke apparaten
DI
IT
Tentoonstellingen en demonstraties
‘Zonnedagen’ om zonnepanelen te stimuleren
DI
109
LUX
Tentoonstellingen en demonstraties
Tentoonstelling over vernieuwbare grondstoffen en energiebesparing
DI
112
GR
Tentoonstellingen en demonstraties
Energiebesparingsdemonstraties in gemeentes
DI
114
GR
Tentoonstellingen en demonstraties
Straatcampagne over energiebesparing
DI
117
BE
Tentoonstellingen en demonstraties
Tentoonstelling over energiebesparing voor woningcorporaties
DI
16
AT
Persoonlijk advies
Schoorsteenvegers als klimaatambassadeurs
BP
17
AT
Persoonlijk advies
Advies over energiezuinige apparaten
DI
19
AT
Persoonlijk advies
Controle verwarming voor huiseigenaren
DI
32
SE
Persoonlijk advies
Plaatselijke energie adviseurs
BP
36
NL
Persoonlijk advies
Training voor huishoudens met lage inkomens
BP
38
FI
Persoonlijk advies
Huurders voeren onderling ‘energiegesprekken’
DI
58
BG
Persoonlijk advies
Advies voor huishoudens met lage inkomens
DI
59
BG
Persoonlijk advies
Advies voor huishoudens met lage inkomens
DI
94
IT
Persoonlijk advies
Inspectie van en advies over boilers
BP
Advies over energiebesparing
DI
67
F
71
LV
97
111
44
LUX Persoonlijk advies
7
DE
Financieren en adviseren Afsluiten van energiecontracten
BP
31
IE
Financieren en adviseren
Persoonlijk energiebesparingschema voor huiseigenaren
DI
54
EE
Financieren en adviseren
Informatieservice over subsidies voor energiemaatregelen
DI
127
DE
Financieren en adviseren Advies over gedrag in energiezuinige huizen
DI
132
SL
Financieren en adviseren
Afsluiten van energiecontracten voor huishoudens
DI
12
AT
Advies over energiezuinige lampen
DI
Maatregelen die weinig kosten
Energiebox voor het bevorderen van energiebewustheid
BP
Energiemeter: “Meten is weten”
BP
Klimaatbox
BP
Energiebesparingproject “Fifty-Fifty”
DI
Trainingen
Seminars over huizen met laag energiegebruik
DI
BE
Trainingen
Kinderen beheren hun eigen energiegebruik
DI
51
CZ
Trainingen
Het TREAM onderwijsprogramma
DI
72
LT
Trainingen
Training voor opknapbeurten
DI
73
LT
Trainingen
Seminars voor huiseigenaren en woningcorporaties
DI
116
BE
Trainingen
Vijf energietrainingen voor huishoudens
BP
128
DE
Trainingen
Training voor gebouwbeheerders
DI
129
LV
Trainingen
Seminars over het ontwerpen van energiezuinige gebouwen
BP
135
LT
Trainingen
Seminars over het verminderen van gas- en elektriciteitsconsumptie
DI
24
BE
Websites
Actieboek voor huishoudens
BP
26
BE
Websites
Online controleren van energieconsumptie
DI
27
BE
Websites
Online berekenen van energieprestaties
DI
30
IE
Websites
Advies over energiebesparende maatregelen
DI
35
NL
Websites
Gids voor energiebesparing
BP
39
NL
Websites
Energiewinkels met energiezuinige producten
BP
49
CZ
Websites
Web portal over energiebesparing
DI
79
ES
Websites
Virtueel berekenen en een apparaten “Top Tien”
BP
86
ES
Websites
Het Virtuele Bos
BP
105
PT
Websites
Simuleren van energieconsumptie met Eco Simulator
DI
121
M
Websites
Energiebesparingtips per SMS
DI
125
DE
Websites
Online controleren van verwarmingskosten
BP
126
DE
Websites
“Energieconsumptierekening” en besparingsmaatregelen
DI
42
NL
115
NL
130
F
139
DE
14
SL
20
Maatregelen die weinig kosten
Maatregelen die weinig kosten
Maatregelen die weinig kosten
Maatregelen die weinig kosten
45
Literatuur Abrahamse, W., L. Steg, Ch. Vlek and J.A. Rothengatter (2005): A review of intervention studies aimed at household energy conservation, Journal of Environmental Psychology 25 (2005), pp. 273–291. Ajzen, I. (1985): From intentions to actions: A theory of planned behavior. In: J. Kuhl & J. Beckman (Eds.), Actioncontrol: from cognition to behavior. Aronson, E., & O'Leary, M. (1982-83): The relative effectiveness of models and prompts on energy conservation: A field experiment in a shower room. Journal of Environmental Systems, 12, 219–224. Bagozzi, R. Gürnao-Canli, Z., & Priester, J. (2002): The social psychology of consumer behaviour. ADEME (2008): ADEME et vous. Strategie & études : Le réchauffement climatique : une prise de conscience grandissante du grand public. Online: http://www2.ademe.fr/servlet/getBin?name=C0E6E4C31 EA33A3CA4C9FA6F958BEDC71202478031665.pdf Bartiaux, Françoise (2008): Changing energy-related practices and behaviours in the residential sector: Sociological approaches. Paper presented at the Efonet workshop “Behavioural changes – backcasting and future trends”. Madrid, 6./7. November 2008. Online: http://www.efonet.org/index.php?option=com_ docman&task=doc_download&gid=119&Itemid=41 Bartiaux, Françoise, Guy Vekemans, Kirsten Gram-Hanssen, Dries Maes, Madelaine Cantaert, Benoît Spies and Johan Desmedt (2006): Socio-technical factors influencing Residential Energy Consumption. Online: http://www.belspo. be/belspo/home/publ/pub_ostc/CPen/rappCP52_en.pdf Becker, L. J. (1978): Joint effect of feedback and goal setting on performance: A field study of residential energy conservation. Journal of Applied Psychology, 63(4), 428–433. Benders, R.M.J., R. Kok, H.C. Moll and G. Wiersma (2006): New approaches for household energy conservation – in search of personal household energy budgets and energy reduction options, Energy Policy 34 (2006), pp. 3612–3622 Breukers S., E. Heiskanen, R.M. Mourik, D. Bauknecht, M.Hodson, Y. Barabanova, B. Brohmann, V. Bürger, C.F.J. Feenstra, M. Jalas, M. Johnson, P. Maier, S. Marvin, H. Meinel, J. Pariag, M. Rask, S. Rinne, S. Robinson, M. Saastamoinen, J. Salminen, I. Valuntiené, and E. Vadovics (2008): Interaction Schemes for Successful Energy Demand Side Management. Building blocks for a practicable and conceptual framework. Online: www.energychange.info/downloads/doc_ download/385-d6final Berger, Peter L. and Luckmann, Thomas (1966): The Social Construction of Reality. A Treatise in the Sociology of Knowledge. Birzle-Harder, B., Deffner, J. & Götz, K. (2008): Lust am Sparen oder totale Kontrolle? Akzeptanz von Stromverbrauchs-Feedback. Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz und Reaktorsicherheit (2008): Umweltbewusstsein in Deutschland 2008. Ergebnisse einer repräsentativen Bevölkerungsumfrage. Online: http://www.umweltdaten.de/publikationen/fpdf-l/3678.pdf. Zugriff: Januar 2010.
46
Cialdini, R. B. (2001): Influence: Science and Practice (4th ed.), Allyn & Bacon: Boston. Dahlbom, Bo, Heather Greer, Cees Egmond, and Ruud Jonkers (2009): Changing Energy Behaviour. Guidelines for Behavioural Change Programmes. Online: http:// www.energy-behave.net/pdf/Guidelines_Changing_Energy_Behaviour.pdf Darby, Sarah (2006): The effectiveness of feedback on energy consumption. Dijksterhuis, A., Bos, M.W., Nordgren, L. F., & Van Baaren, R. B. (2006): On making the right choice: the deliberation-without-attention effect. Science 311 (5763), p. 1005–1007. Durkheim, Emile (1895): The Rules of the Sociological Method. eMeter Strategic Consulting (2009): PowerCentsDC™ Program Interim Report. Online: http://www.powercentsdc.org/ESC%200911-02%20PCDC%20Interim%20Report%20FINAL.pdf Ehrhardt-Martinez, Karen (2008): Behavior, Energy, and Climate Change: Policy Directions, Program Innovations, and Research Paths. ACEEE Report Number E087. European Commission (2006): Action Plan for Energy Efficiency: Realising the Potential. COMMUNICATION FROM THE COMMISSION. COM(2006)545 final. Online: http://ec.europa.eu/energy/action_plan_energy_efficiency/ doc/com_2006_0545_en.pdf European Commission and European Parliament (2008): Eurobarometer: Europeans’ attitudes towards climate change. Online: http://ec.europa.eu/public _opinion/archives/ebs/ebs_300_full_en.pdf European Environment Agency (2010): Transport at a crossroads. TERM 2008: indicators tracking transport and environment in the European Union. EEA Report No 3/2009. Online: http://www.eea.europa.eu/publications/transportat-a-crossroads European Parliament and Council (2006): Directive on energy end-use efficiency and energy services. Directive 2006/32/EC. Online: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32006L0032:EN:NOT Eurostat (2010): Statistical Pocket Book 2010. Table 2.2.7. Online: http://ec.europa.eu/energy/publications/ statistics/statistics_en.htm Eurostat (2009): Final energy consumption, by sector – [tsdpc320]; Final energy consumption – Households. Online: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&language=en&pcode= tsdpc320&plugin=1 Faruqui Ahmad and Sanem Sergici (2009): BGE’s Smart Energy Pricing Pilot Summer 2008 Impact Evaluation, The Brattle Group Inc., April 2009. Frachet, Laure (2010): An economist perspective: Incentive systems for reducing household energy consumption. Presentation at the informal BewareE – EDF meeting. Paris, 18.2.2010
47
Gardner, G.T. and Stern, P.C (2008): The short List: Most Effective Actions U.S. Households Can Take to Limit Climate Change. Environment, 2008, 50(5), 13 24. Giddens, Antony (1984): The constitution of society. Outline of the theory of construction. Gram-Hanssen, K., (2008): “Energy in Homes: An Historical Approach to Understanding New Routines”, In Rüdiger, M (ed.), The Culture of Energy, Cambridge Scholars Publishing, Newcastle, S. 180–199. Greer, Heather (2009): Possible Course for Future of Behavioral Change Programs in Europe. Presentation at the European Sustainable Energy Week 2009, Wednesday 11th of February 2009. Online: http://www. energy-behave.net/bulletin.htm. Heiskanen, Eva, Mikael Johnson, Simon Robinson, Edina Vadovics and Mika Saastamoinen (2009): Low-carbon communities as a context for individual behavioural change. Energy Policy (2009), doi:10.1016/j.enpol.2009.07.002 Heijs, Wim (2007): Residential energy use: habitual behavior and possible interventions. In: Conference Proceedings “First European Conference Energy Efficiency and Behaviour”, 18.10.2009, Maastricht. Online: www.eceee.org/conference_proceedings/eceee/2007/Panel_9/9.040/. Heijs, W. J. (2006): Household energy consumption. Habitual behavior and technology. In: P. Verbeek & A. Slob. User Behavior and Technology Development. Hinding, Barbara (2002): Klimawandel und Energiekonsum. Eine empirische Untersuchung zur psychischen Verarbeitung von Klimaänderungen und ihre Beziehung zu Mustern des Energiekonsums. IBM Global Business Services and eMeter Strategic Consulting (2007): Ontario Energy Board Smart Price Pilot Final Report. Online: http://www.oeb.gov.on.ca/documents /cases/EB-2004-0205/smartpricepilot/OSPP%20Final%20Report%20-%20Final070726.pdf Intergovernmental Panel on Climate Change (2007): IPCC Fourth Assessment Report – Working Group I Report on “The Physical Science Basis”. Online: http://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_ipcc_fourth_assessment_report _synthesis_report.htm Jackson, T. (2005): Motivating Sustainable Consumption. A review of evidence on consumer behaviour and behavioural change. Surrey: Centre for environmental strategy. Jensen, O.M. (2005): Consumer inertia to energy savings? ECEEE Summer study proceedings 2005. D. Kahneman und A. Tversky (1979): Prospect theory: An analysis of decision under risk. Econometrica, Vol. 47, No. 2, S. 263–291. Katzev, R. D., & Johnson, T. R. (1983): A social-psychological analysis of residential electricity consumption: The impact of minimal justification techniques. Journal of Economic Psychology, 3, 267–284. Kenis Anneleen and Erik Mathijs (2009): From Individual to Collective Change and Beyond: Ecological Citizenship and Politicisation. Paper presented at the European Sociological Association Conference 2009. Lisbon, September 2–5, 2009.
48
Kok, G., Jonkers, R., Uitdenbogerd, D. (2007): Energieverbruik en gedragsverandering in de woning. Een literatuuronderzoek naar determinanten en interventieprogramma's. The Hague: ministery of VROM. Kortman, Jaap (2009): National Background for Energy awareness services in The Netherlands. Working Paper D42f. Online: http://projekte.izt.de/bewaree/downloads/ Lautsten, Jens (2008): Energy Efficiency Requirements in Building Codes, Energy Efficiency Policies for New Buildings. International Energy Agency and OECD LogicaCMG (2008): Turning Concern into Action. Energy Efficiency and the European Consumer. Online: http://www. logica.com/energy+efficiency+and+the+european+consumer/400008607) Marteens, Ree (2009): How to change energy relevant behaviour? Presentation at the CECED conference “Achieving energy efficiency at home – tools and policies in theory and practice”. European Sustainable Energy Week 2009, Brussels, 10 February 2009 Matthies, Ellen (2009a): Energierelevante Entscheidungen aus Energienutzungsverhalten und aus psychologischer Sicht. Vortrag auf dem Real Estate Dialogue: “Alles im grünen Bereich!”. Senatsverwaltung für Bauen und Wohnen, Berlin, 16.11.2009. Matthies, Ellen (2009b): Planning interventions on a theoretical basis. Application of a new integrative influence model of pro-environmental behaviour to promote energy efficient behaviour. In: Conference Proceedings “First European Conference Energy Efficiency and Behaviour”, 18.10.2009, Maastricht. McCalley, L. T., & Midden, C. J. H. (2002): Energy conservation through product-integrated feedback: The roles of goal-setting and social orientation. Journal of Economic Psychology, 23, 589–603. McClelland, L. & Cook, S.W. (1979-80): Energy conservation effects of continuous in-home feedback in all-electric homes, in: Journal of Environmental Systems 9 (1979-80), 169–73 McMakin, A.H. et al. (2002): Motivating residents to converse energy without financial incentives, in: Environment and Behavior 34 (2002), 848-63 Ministry of VROM, Aedes and Woonbond (October 2008): The Corporation Sector Energy Conservation Agreement. Ede, the Netherlands. Midden, C. J. H., Meter, J. E., Weenig, M. H., & Zieverink, H. J. A. (1983): Using feedback, reinforcement and information to reduce energy consumption in households: A field-experiment. Journal of Economic Psychology, 3(1), 65–86. Middlemiss, L. (2008): Influencing individual sustainability: a review of the evidence on the role of community-based organisations. Int. J. Environment and Sustainable Development, Vol. 7, No. 1, pp. 78–93. Middlemiss, L., Parrish, B.D. (2009): Building capacity for low-carbon communities: The role of grassroots initiatives. Energy Policy (2009), doi:10.1016/j.enpol.2009.07.003
49
Moloney, S. (2009): Transitioning to low carbon communities — from behaviour change to systemic change: Lessons from Australia. Energy Policy (2009), doi:10.1016/j.enpol.2009.06.058 Mourik, R.M. et al. (2009): Past 10 year of best and bad practices in demand management: a meta analysis of 27 case studies focusing on conditions explaining success and failure of demand-side management programmes. Deliverable 4 of the CHANGING BEHAVIOUR project, available at www.energychange.info/ deliverables. Pallak, M. S., & Cummings, N. (1976): Commitment and voluntary energy conservation. Personality and Social Psychology Bulletin, 2(1), 27–31. Pichert, Daniel (2008): The Energy Challenge. Changing Human Behavior and Lifestyle. Presentation at the Efonet workshop “Behavioural changes – backcasting and future trends”, Madrid, 6 and 7 November 2008. Online: http://www.efonet.org/index.php?option=com_docman&task=cat_view&gid=109& Itemid=41 Pichert Daniel (2010): Design for Change. Choice Architecture, Feedback & Ergonomics. Presentation given at the Efonet workshop “Policy Tools to Speed up Innovation in the Energy Sector”. San Sebastian, 11. /12.3. 2010. http://www.efonet.org/index.php?option=com_docman&task=cat_view&gid=48&Itemid=41 Prose, F. and K. Wortmann (1991): Energiesparen: Verbraucheranalyse und Marktsegmentierung der Kieler Haushalte – Endbericht. Band I – III. Kiel. Rettie Ruth and Matt Studley (2009): CHARM: Social Norm Marketing for Energy Efficiency. In: Conference Proceedings “First European Conference Energy Efficiency and Behaviour”, 18.10.2009, Maastricht. Save@Work4Homes (2009): How to implement Energy Awareness Services for European social housing tenants? Methodological guide for social housing companies developed by Save@Work4Homes. Scharp, Michael und Jonuschat, Helga (ed., 2004): Service Engeneering – Entwicklungsverfahren, Praxisbeispiele und Dienstleistungen der Wohnungswirtschaft. IZT Werkstatt-Bericht Nr. 65. Institut für Zukunftsstudien und Technologiebewertung: Berlin. Online: www.izt.de. Scharp, M., Huber, A., Kortman, J., Martin, A. (2008): Energy Services in Europe. Online: http://projekte.izt.de/bewaree/downloads/ Schwartz, S. H. (1977): Normative influences on altruism. In: L. Berkowitz (Ed.), Advances in experimental social psychology, 10, 221–279. Academic Press, New York. Shove, Elisabeth (2003): Comfort, Cleanliness and Convenience: the Social Organization of Normality. Shove, Elisabeth (2009): Behaviour Technology Practice. Transitions in practice, climate change and everyday life. In: Conference Proceedings “First European Conference Energy Efficiency and Behaviour”, 18.10.2009, Maastricht.
50
Sinus Sociovision (2009): Gesellschaftliche Akzeptanz “intelligenter” Informations- und Kommunikationstechnologien. Präsentation auf dem Workshop Smart Home Vision. Karlsruhe, 14.5.2009. Slavin, R. E., Wodanski, J. S., & Blackburn, B. L. (1981): A group contingency for electricity conservation in master-metered apartments. Journal of Applied Behavior Analysis, 14(3), 357–363. Steg, L., & Buijs, A. (2004): Psychologie en duurzaamheid. De psychologie van milieugedrag en natuurbeleving. Nijmegen: Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs. Stern, Paul C. (2009): The Behavioural Wedge: The Potential for Rapidly Reducing U.S. Carbon Emissions by Household Action. Presentation given at the “First European Conference Energy Efficiency and Behaviour”, 18.10.2009, Maastricht. Stern, P.C. (2000): Toward a coherent theory of environmentally significant behavior. Journal of Social Issues, 56 (3), 407–424. Triandis, H. (1977): Interpersonal Behaviour. Monterey, CA: Brooks/Cole. Thaler, Richard and Cass R. Sunstein (2008): Nudge. Improving decisions about health, wealth, and happiness. Uitdenbogerd, Diana; Kortman, Jaap; Scharp, Michael (2009): BewareE: using an energy services database in a five step approach for the development of projects about energy saving with household behaviour. In: Conference Proceedings “First European Conference Energy Efficiency and Behaviour”, 18.10.2009, Maastricht. Online: www.eceee.org/ conference_proceedings/EE_and_Behaviour/2009/Panel_4/4.405/. Zugriff: Januar 2010. Uitzinger, J. (2004): Analyse EPC en energieverbruik bij woningen, IVAM, Amsterdam. Verplanken, B., Aarts, H., & Van Knippenberg, A. (1997): Habit, information acquisition, and the process of making travelmode choices. European Journal of Social Psychology (27), p 539–560. Von Randow, Gero (2009): Die Macht des Wandels. Fischstäbchen, Facebook und Fotovoltaik: Ein Streifzug durch die Technikgeschichte. In: DIE ZEIT, Nr. 50/2009. Wilhite, H., E. Shove, L. Lutzenhiser, and W. Kempton (2000): The Legacy of Twenty Years of Demand Side Management: We Know More about Individual Behavior But next to Nothing About Demand. In: E. Jochem, J. Stathaye and D. Bouille (eds), Sociey, Behaviour and Climate Change Mitigation. Wilhite, H., (2007): Will efficient technologies save the world? A call for new thinking on the ways that enduse technologies affect energy using practices. ECEEE proceedings, pp. 23–30. Wilhite, Hal (2010): Unexploited perspectives from the social sciences. Presentation at the Efonet workshop “Policy Tools to Speed up Innovation in the Energy Sector”. San Sebastian, 11./12.3. 2010. Online: http://www.efonet.org/index.php?option=com_docman&task=cat_view&gid=48&Itemid=41 Winett, R.A. et al. (1985): Effects of television modeling on residential energy conservation, in: Journal of Applied Behavior Analysis 18 (1985), 33–44
51
Meer informatie en rapporten om te downloaden zijn te vinden op de website www.izt.de/bewaree Aan deze handleiding hebben bijgedragen: IZT Institute for Future Studies and Technology Assessment Schopenhauerstraße 26, 14129 Berlin, Germany Dr. Michael Scharp, Email:
[email protected] (co-ordinator)
European Institute for Energy Research Emmy-Noether Straße 11 76131 Karlsruhe, Germany Andreas Huber, Email:
[email protected]
IVAM Research and consultancy on sustainability Plantage Muidergracht 14 1018 TV, Amsterdam, The Netherlands Jaap Kortman, Email:
[email protected]
Inasmet-Tecnalia Paseo Mikeletegi 2, Parque Tecnológico 20009 Donostia-San Sebastián, Spain Ana Martin, Email:
[email protected]
Illustraties: Volkswohnung Karlsruhe / Fraunhofer-Institut für Systemtechnik und Innovationsforschung / KEA Klimaschutz- und Energieagentur / OPAC 38 / Prioriterre / MilieuCentraal / Union Fenosa / BMU / www2.aboutpixel.de / www.pixelio.com / www.fotolia.de / Xdream
Meer informatie