Emancipatie anders bekeken Allochtone vrouwen en ideaalbeelden in het Nederlandse emancipatiebeleid gelegd naast de visie van Marokkaanse vrouwen
Student: Laura Köhler (0303054) Adres: Rode Kruislaan 1220E, 1111 XB Diemen Emailadres:
[email protected] Telefoonnummer: 06-23551869 Universiteit van Amsterdam Master Culturele antropologie/Sociologie der niet-westerse samenlevingen Masterscriptie Begeleider: dr. J.T. Sunier Datum: 28 juli 2008
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................3 Samenvatting ........................................................................................................................4 Summary...............................................................................................................................6
1. Inleiding ............................................................................................................................8 1.1 Inleiding .......................................................................................................................8 1.2 Methoden....................................................................................................................10 1.3 Opzet scriptie..............................................................................................................15
2. Emancipatie ....................................................................................................................17 2.1 De betekenis van emancipatie .....................................................................................17 2.2 De universaliteit van feminisme ..................................................................................20 2.3 Ontwikkelingen in het Nederlandse emancipatiebeleid................................................23 2.4 Conclusie....................................................................................................................26
3. Participatie......................................................................................................................28 3.1 Maatschappelijke participatie......................................................................................28 3.2 Arbeidsparticipatie......................................................................................................32 3.3 Conclusie....................................................................................................................36
4. Zelfredzaamheid .............................................................................................................37 4.1 Persoonlijke ontwikkeling...........................................................................................37 4.2 Keuzes maken en allochtone mannen ..........................................................................41 4.3 Conclusie....................................................................................................................48
5. Opvoeding .......................................................................................................................50 5.1 Allochtone moeders in het overheidsbeleid .................................................................50 5.2 Ontwikkelen via de kinderen.......................................................................................51 5.3 Conclusie....................................................................................................................58
Emancipatie anders bekeken - Inhoudsopgave
1
6. Islam................................................................................................................................60 6.1 Islam en vrouwen in het publieke debat.......................................................................60 6.2 De hoofddoek .............................................................................................................64 6.3 Conclusie....................................................................................................................67
7. Conclusie.........................................................................................................................69
Bibliografie .........................................................................................................................72
Emancipatie anders bekeken - Inhoudsopgave
2
Voorwoord Deze scriptie is het resultaat van mijn onderzoek naar het denken over allochtone vrouwen en ideaalbeelden in het Nederlandse emancipatiebeleid. Naast literatuuronderzoek naar het Nederlandse overheidsbeleid inzake allochtone vrouwen, heb ik in de zomer van 2007 een veldwerkonderzoek uitgevoerd onder een selecte groep Marokkaanse huisvrouwen in Amsterdam. Het onderzoek en de scriptie zijn uitgevoerd en geschreven als afronding van de masteropleiding Culturele antropologie/Sociologie der niet-westerse samenlevingen aan de Universiteit van Amsterdam. Omdat het schrijven van een scriptie een tamelijk eenzaam proces is, is de steun van anderen voor mij onmisbaar geweest. Mijn grootste dank wil ik uitspreken aan alle vrouwen die mij zo hartelijk bij hun thuis hebben ontvangen en mij hebben willen vertellen over hun leven. Deze ervaringen waren erg bijzonder en de grootste motivatie om iets van deze scriptie te maken. Ook wil ik Thijl Sunier bedanken voor zijn begeleiding bij de totstandkoming van deze scriptie. Verder dank ik mijn vader voor zijn hulp tijdens het schrijfproces, mijn moeder voor haar onmisbare bijdrage aan mijn veldwerk en Marijn en Ashraf voor hun luisterend oor en geduld.
Laura Köhler 28 juli 2008
Emancipatie anders bekeken – Voorwoord
3
Samenvatting Emancipatie anders bekeken: allochtone vrouwen en ideaalbeelden in het Nederlandse emancipatiebeleid gelegd naast de visie van Marokkaanse vrouwen.
Over de positie van allochtone vrouwen wordt zowel in het Nederlandse publieke debat als in het politieke debat veel gesproken. Meestal wordt deze positie als zorgwekkend slecht bestempeld. In het Nederlandse emancipatiebeleid krijgen allochtone vrouwen dan ook onevenredig veel aandacht. Het is daarom interessant het denken over allochtone vrouwen nader onder de loep te nemen. Welk beeld van allochtone vrouwen ligt ten grondslag aan het Nederlandse emancipatiebeleid en welke opvattingen over volmaaktheid komen uit dit beleid naar voren? Welke alternatieve visies kunnen hier tegenover staan? Naar het antwoord op deze vragen heb ik gezocht middels een literatuuronderzoek naar het Nederlandse emancipatiebeleid en middels een veldwerkonderzoek onder Marokkaanse huisvrouwen in Amsterdam. Aan de hand van de literatuur heb ik een analyse kunnen maken van het beeld van allochtone vrouwen en de opvattingen over volmaaktheid die de overheid hanteert. De veldwerkdata geven inzicht in alternatieve manieren om over deze zaken te denken. Het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen concentreert zich rondom vier thema’s: participatie, zelfredzaamheid, opvoeding en de islam. Opvallend is dat al deze thema’s verweven zijn met de wens tot culturele verandering. Alle doelen die voor allochtone vrouwen zijn geformuleerd, behelzen impliciet de wens dat zij zich aanpassen aan de meerderheid. Alleen door het dominante ideaalbeeld na te streven, zouden de vrouwen hun leven compleet kunnen maken. Het dominante idee is dat een vrouw volmaaktheid bereikt wanneer zij buitenshuis actief is, een netwerk heeft onder autochtone Nederlanders, betaalde arbeid verricht of heldere ambities heeft op het gebied van werk of opleiding, haar keuzes niet laat beïnvloeden door mannen in haar omgeving, zich niet door haar religie laat belemmeren en haar kinderen opvoedt tot goed geïntegreerde burgers. De vrouwen uit mijn onderzoek laten zien alternatieve visies op volmaaktheid te hebben. Zij geven de prioriteit aan de opvoeding van hun kinderen, hebben ook heldere ambities op andere gebieden dan werk en opleiding, waarderen de rol van religie in hun leven, ervaren ook autonomie zonder los te staan van
Emancipatie anders bekeken – Samenvatting
4
mannen in hun omgeving en zien de kinderen als een belangrijk middel voor hun eigen ontwikkeling. In het emancipatiebeleid komt een paradoxaal beeld van allochtone vrouwen naar voren. Bovenal worden zij gezien als slachtoffers hun omgeving, maar tegelijkertijd wordt hen ook veel macht toebedeeld. De vrouwen uit mijn onderzoek blijken allen actief handelende individuen te zijn en te beschikken over het vermogen rationele afwegingen te maken. Zij zetten hun handelingscapaciteit echter niet in om te streven naar het dominante beeld van volmaaktheid, maar naar hun eigen visies daarop. Er zijn geen universeel geldende waarden op het gebied van emancipatie. Wat waardevolle doelen voor vrouwen zijn, is afhankelijk van hun specifieke context. Het van bovenaf opleggen van ideaalbeelden lijkt mij dan ook weinig zinvol. Het is belangrijk emancipatiebeleid af te stemmen op de mensen om wie het gaat en ruimte te laten voor diversiteit in opvattingen. De visies van allochtone vrouwen moeten doordringen tot het publieke en daarmee het politieke debat, anders zullen de beleidskaders en het dominante denken naar mijn idee niet veranderen. Deze scriptie en de stemmen van de allochtone vrouwen die hierin te horen zijn, zijn daartoe een bijdrage.
Emancipatie anders bekeken – Samenvatting
5
Summary Different views on emancipation: minority women and ideal images in Dutch emancipation policy confronted with the view of Maroccan women.
Both in the Dutch public and the political arena a lot is being said about the position of minority women. Most often this position is labelled as extremely poor. Dutch emancipation policy gives minority women a disproportionate amount of attention. This makes it interesting to examine the general thoughts about minority women. What image of minority women underlies Dutch emancipation policy and which notions on perfection arise from this policy? What alternative views can oppose these? I have tried to find the answers to these questions by conducting a literature research in Dutch emancipation policy and by carrying out a field study among Moroccan housewives in Amsterdam. On the basis of this literature I have been able to analyse the image of minority women and the notions of perfection that the government employs. The fieldwork data give insight in alternative ways of thinking about these matters. Emancipation policy in relation to minority women concentrates around four themes: participation, independence, parenting, and Islam. It is remarkable that all of these themes are connected to cultural adaptation. All goals that are formulated for minority women implicitly contain the wish that they adapt to the majority. Only by pursuing the dominant ideal image, women can complete their lives. The dominant view is that a woman reaches perfection when she actively operates outside the home, has a network among native Dutchmen, performs paid labour or has outspoken ambitions in terms of work or education, doesn’t let the men around her exert an influence on the choices she makes, doesn’t let her religion restrain her, and raises her children into good integrated citizens. The women from my research however present alternative views on perfection. They give priority to raising their children, also have clear ambitions other than work and education, appreciate the place of religion in their lives, experience autonomy without separating themselves from their husbands, and see their children as an important means for their own development. The emancipation policy is proven to employ a paradoxical image of minority women. They are mainly seen as victims of their environment, but sometimes also given a lot of
Emancipatie anders bekeken – Summary
6
power. The women from my research are all active agents and have the capability of making rational reflections. However they don’t use their agency to pursue the dominant image of perfection, but their own alternative views of it. There are no universal values when it comes to emancipation. Whether or not certain goals for women are valuable, depends on the women’s specific context. I therefore think that imposing ideal images from above isn’t very useful. It is important to attune emancipation policy to the people it is about, and to leave room for diversity in opinions. I feel that the views of minority women have to penetrate into the public and political debate for policy frames and general thoughts to change. This thesis, and the voices of minority women in it, make a contribution to that end.
Emancipatie anders bekeken – Summary
7
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding De positie van allochtone vrouwen is momenteel een veelbesproken onderwerp. Het dominante beeld dat hierbij vaak naar voren komt, is dat zij te lijden zouden hebben onder dominante mannen, islamitische opvattingen, weinig bewegingsruimte en een beperkte keuzevrijheid. Om over hun integratie en emancipatie nog maar te zwijgen. Dat allochtone vrouwen op deze manier worden weergegeven is een interessant gegeven. Vanuit welk denkkader worden allochtone vrouwen beoordeeld en is dat negatieve waardeoordeel over hun leven wel terecht? Het politieke en publieke debat beïnvloeden elkaar voortdurend, waardoor beleid kan worden gezien als een weerspiegeling van het dominante denken in de maatschappij en vice versa. Omdat de dominante opvattingen over allochtone vrouwen vooral gespitst zijn op hun positie als vrouw ten opzichte van hun omgeving, en gebaseerd lijken op een bepaald emancipatievertoog, is het interessant om het Nederlandse emancipatiebeleid nader te bestuderen. Een eerste blik op het huidige emancipatiebeleid laat zien dat allochtone vrouwen er een belangrijke plaats in innemen. Dat zij zoveel aandacht krijgen, moet betekenen dat er bij beleidsmakers en in de samenleving de nodige vooronderstellingen en beelden over allochtone vrouwen bestaan. In de vorige jaar verschenen emancipatienota, Meer Kansen voor Vrouwen. Emancipatiebeleid 2008 – 2011 (Plasterk 2007), staan vier hoofddoelstellingen. Het is opmerkelijk dat al deze doelstellingen in meer of mindere mate aan allochtone vrouwen worden gekoppeld. De vier hoofddoelstellingen zijn: 1. Verhogen van arbeidsparticipatie van vrouwen in personen en uren; 2. Het bieden van kansen aan en het benutten van talenten van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen; 3. a) Het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en meisjes; b) Seksuele en relationele vorming van meisjes en jongens en het vergroten van hun weerbaarheid tegen (seksueel) geweld;
Emancipatie anders bekeken – Inleiding
8
4. Bijdragen aan het (wereldwijd) uitbannen van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het structureel bevorderen van de positie van vrouwen (ibid.: 18-19). De eerste hoofddoelstelling over arbeidsparticipatie is interessant, omdat deze doelstelling deels terugkomt in de tweede doelstelling over allochtone vrouwen. Het belang van arbeidsparticipatie wordt in deze twee doelstellingen echter verschillend beargumenteerd. Het grote verschil is dat de meerwaarde van arbeidsparticipatie in de eerste hoofddoelstelling vooral van economische aard is. De meerwaarde van arbeidsparticipatie voor de maatschappij is het ‘opvangen van de vergrijzing, bevorderen van de concurrentiepositie, in stand houden van sociale stelstel [en] tegengaan van verlies aan menselijk kapitaal’ (Keizer 2007: 26). De meerwaarde van arbeidsparticipatie in de tweede hoofddoelstelling is daarentegen vooral van culturele aard. In het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen wordt namelijk nauwe samenwerking gezocht met het integratie- en inburgeringsbeleid (ibid.: 46). Dit resulteert erin dat de doelen omtrent emancipatie verweven zijn met integratiethema’s. In de emancipatienota staat: ‘De positie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen werd de afgelopen jaren een belangrijk aandachtspunt binnen het emancipatiebeleid. Alarmerende cijfers over het relatief grote aantal vrouwen dat niet actief aan de samenleving deelneemt, de Nederlandse taal slecht beheerst en geen contacten heeft met mensen buiten de eigen groep, vormden de directe aanleiding voor deze toenemende aandacht’ (ibid.: 43). De derde doelstelling over veiligheid is van belang, omdat het indirect voor een groot deel over allochtone vrouwen gaat. Zo worden eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking expliciet als geweldsvormen genoemd, hoewel de aantallen waarin dit soort gevallen voorkomen (Plasterk 2007: 54-55) relatief laag zijn. Geweld onder allochtonen en de veiligheid van allochtone vrouwen binnen hun eigen gemeenschap krijgen verhoudingsgewijs veel aandacht. De vierde hoofddoelstelling over de positie van vrouwen wereldwijd is interessant, omdat hierin goed zichtbaar wordt wat Chandra Mohanty methodologisch universalisme noemt (zie hoofdstuk 2.2): het wereldwijd toepassen van westerse criteria. Zo wordt de discriminatie van vrouwen wereldwijd in de emancipatienota onder andere afgemeten aan betaalde arbeid, politieke invloed en kinderaantal (Plasterk 2007: 68-69). Het ter discussie stellen van de universele toepasbaarheid van bepaalde maatstaven is de wetenschappelijke relevantie van deze scriptie. Deze discussie bespreek ik in hoofdstuk 2. Allochtone en niet-westerse vrouwen krijgen dus erg veel aandacht in het huidige emancipatiebeleid. Ook de doelstellingen die lijken te gaan over vrouwen in het algemeen, Emancipatie anders bekeken – Inleiding
9
blijken indirect erg gericht te zijn op allochtone vrouwen. Dit suggereert dat de overheid vindt dat er vooral voor allochtone vrouwen op het gebied van emancipatie nog veel te bereiken valt. Dat het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen nauwe samenwerking zoekt met het integratiebeleid, is een interessante ontwikkeling. Betekent dit dat emanciperen niet mogelijk is zonder te integreren en dat autochtone vrouwen het goede voorbeeld zijn? Het is daarom interessant te onderzoeken wat er in het emancipatiebeleid precies van allochtone vrouwen wordt verwacht. Welke doelen worden hierin voor allochtone vrouwen gesteld? Wat zouden allochtone vrouwen missen op hun weg naar emancipatie? Welk ideaalbeeld van de geëmancipeerde vrouw komt hierin impliciet tot uiting? En sluit dit ideaalbeeld wel aan bij de posities die vrouwen zelf nastreven?
1.2 Methoden Bovenstaande motivatie, relevantie en vragen hebben geleid tot de volgende onderzoeksvraag:
Welk beeld van allochtone vrouwen ligt ten grondslag aan het Nederlandse emancipatiebeleid en welke opvattingen over volmaaktheid komen uit dit beleid naar voren? Welke alternatieve visies kunnen hier tegenover staan?
Om de eerste vraag te beantwoorden heb ik een literatuuronderzoek gedaan. Om meer zicht te krijgen op het Nederlandse emancipatiebeleid heb ik veel beleidsstukken gelezen (voornamelijk beleidsstukken over emancipatie, integratie en jeugd en gezin) en artikelen waarin dit beleid geanalyseerd wordt. Ook heb ik ter illustratie een aantal boeken en rapporten gelezen waarin emancipatiebeleid getoetst wordt aan de praktijk. Naast het lezen van literatuur heb ik ook gesprekken gevoerd met een aantal vrouwen die in hun werk nauw betrokken zijn bij het thema ‘emancipatie van allochtone vrouwen’. Hun visies hebben mij geholpen zelf kritisch naar het overheidsbeleid te kunnen kijken. Uit het literatuuronderzoek heb ik een beeld naar voren kunnen halen van hoe er in het overheidsbeleid over allochtone vrouwen wordt gedacht. Aan de hand van een analyse van dit beeld, heb ik de opvattingen over volmaaktheid die achter het Nederlandse emancipatiebeleid schuilgaan kunnen blootleggen. Met volmaaktheid bedoel ik het ideaalbeeld van een vrouw met een volwaardig, zinvol leven. Het
Emancipatie anders bekeken – Inleiding
10
beleid gaat uit van een bepaalde manier waarop het leven van een vrouw betekenisvol is. In de praktijk geven vrouwen echter op verschillende manieren zin aan hun leven en stellen zij verschillende waarden en doelen centraal. Om te weten of de opvattingen en beelden uit het overheidsbeleid realistisch zijn en aansluiten bij de wensen van de mensen om wie het gaat, heb ik in de zomer van 2007 gedurende vier maanden een veldwerkonderzoek uitgevoerd. Ik heb er voor gekozen een groep vrouwen te benaderen die op het eerste gezicht ‘ongeëmancipeerd’ lijkt. Omdat de berichten in de media en de gesprekken op straat de laatste jaren worden gedomineerd door het onderwerp ‘islam’ en vooral de positie van moslimvrouwen vaak als zorgwekkend wordt bestempeld, leek het mij interessant om voor dit veldwerkonderzoek op zoek te gaan naar islamitische vrouwen. In het publieke debat over moslims wordt voornamelijk gerefereerd aan Marokkaanse en Turkse moslims, omdat zij de grootste islamitische migrantengroepen in Nederland vormen. Marokkanen lijken hierbij vaker negatief in beeld te komen dan Turken. Om deze reden heb ik besloten mijn onderzoek uit te voeren onder Marokkaanse vrouwen die op het eerste gezicht aan het stereotiepe beeld van afgezonderde, machteloze moslimvrouw lijken te voldoen. Om het onderzoek en de daaruit voortkomende data behapbaar te houden en een kader te hebben van waaruit ik een analyse kon maken, heb ik besloten respondenten te zoeken die voldeden aan de volgende criteria: in Marokko geboren, woonachtig in Amsterdam, met thuiswonende kinderen, en niet buitenshuis werkend. Het is niet mijn intentie geweest na mijn onderzoek iets algemeens te kunnen zeggen over moslimvrouwen of Marokkaanse huisvrouwen in Amsterdam. De verhalen en voorbeelden die uit dit veldwerk naar voren zijn gekomen dienen niet om het beleid te toetsen aan de praktijk, en ook niet om uitspraken te doen over de emancipatie van alle Marokkaanse huisvrouwen in Amsterdam. De kracht van de verhalen uit mijn veldwerk is dat ze een voorbeeld zijn van hoe het ook kan. Ze tonen aan dat het generaliserende beeld van allochtone vrouwen dat achter het beleid schuilgaat niet strookt met de werkelijkheid van alle allochtone vrouwen. De resultaten van mijn veldwerk zijn door deze hele scriptie verweven als treffende voorbeelden van vrouwen met alternatieve ideaalbeelden. De inzichten uit dit onderzoek kunnen als basis dienen voor grootschalig onderzoek en generaliseerbare uitkomsten. In totaal hebben negen respondenten meegewerkt aan mijn onderzoek. Het vinden van respondenten bleek een heel grote opgave te zijn. Veel vrouwen waren met vakantie en veel instellingen die mij zouden kunnen helpen waren gesloten. Verder moet ik ook constateren dat de bereidheid mee te werken aan mijn onderzoek niet erg groot was. Bij veel instellingen Emancipatie anders bekeken – Inleiding
11
die ik benaderde heerste veel weerstand tegen wéér een onderzoek naar Marokkanen. Alle vrouwen die ik uiteindelijk gesproken heb, heb ik gevonden doordat er maar één schakel tussen zat, bijvoorbeeld: ik - buurman - huisvrouw. Als een bekende van mij een huisvrouw direct benaderde, was de kans veel groter dat dat wat opleverde dan wanneer er nog een tweede schakel tussen zat. Dit zou erop kunnen duiden dat de vrouwen zelf meer bereid waren om mee te werken dan de mensen om hen heen. Uiteindelijk heb ik vijf respondenten gevonden via de directrice van een gastouderbureau. Op mijn verzoek heeft zij de vrouwen verteld dat ik bezig ben met ‘een werkstuk over het leven van Marokkaanse vrouwen in Amsterdam’. Een klein deel van de vrouwen die zij gevraagd heeft, wilde niet meewerken. Ze hadden het te druk of gaven geen reden op. De respondenten die zij voor mij heeft benaderd zijn allen gastouder: zij verzorgen kinderopvang in hun eigen huis. Hoewel zij dus wel werkende zijn (binnenshuis weliswaar) en regelmatig contact hebben met autochtone Nederlanders, lijken ook deze vrouwen op het eerste gezicht erg ‘ongeëmancipeerd en afgezonderd’ te leven. Deze vrouwen zijn namelijk huisvrouw en hebben zelfs hun bron van inkomsten gezocht in een traditionele vrouwentaak en in hun eigen huis. Bovendien is het contact met de ouders van de oppaskindjes vaak minimaal: bij drie van de vrouwen krijgen de vaders hun kind bij het ophalen bij de deur overhandigd en mogen zij niet binnen komen. De overige vier vrouwen die mij een kijkje in hun leven hebben willen geven, heb ik gevonden via mijn eigen netwerk: de buurvrouw van een kennis, de schoonzus van een andere respondent, etc. Bij alle respondenten ben ik één of meerdere malen thuis op bezoek geweest voor een gesprek. Voor deze gesprekken had ik een aantal vragen voorbereid die ik zeker wilde stellen, verder liet ik het aan het moment over. De gesprekken waren dus semi-informeel en varieerden in duur van 1 tot 3,5 uur. Sommige vrouwen hadden er echt de tijd voor vrij gemaakt, anderen waren ondertussen druk met de kinderen bezig. Bij enkelen participeerde ik door te helpen met de kinderen. Meestal was er een gewenningsperiode waarin we vooral spraken over de dingen die ik wilde weten, waarna de spanning een beetje zakte en de gesprekken persoonlijker en informeler werden. Bij twee vrouwen was de beheersing van de Nederlandse taal minimaal. Bij de één hielp de volwassen dochter met vertalen, bij de ander hielp het zoontje van 12 een beetje mee. Bij twee vrouwen was een dochter bij het gesprek aanwezig, bij één vrouw haar man. De dochters deden echt mee met het gesprek, de man hield zich op de achtergrond, mede omdat hij slecht Nederlands sprak. Alle respondenten uit mijn onderzoek zijn in Marokko geboren en momenteel woonachtig in Amsterdam. Sommigen zijn naar Nederland gekomen in het kader van Emancipatie anders bekeken – Inleiding
12
gezinshereniging, anderen als huwelijksmigrant. Alle vrouwen hebben thuiswonende kinderen en verrichten geen betaalde arbeid buitenshuis. Hieronder zal ik hen kort introduceren. Om het vertrouwen van de vrouwen niet te beschamen en hun anonimiteit te bewaren, maak ik in deze scriptie gebruik van gefingeerde namen. Anisa is 39 jaar en op haar 17e getrouwd met een in Nederland woonachtige Marokkaanse man. Ze heeft zes kinderen: vijf dochters van 19, 15, 11, 7 en 3 jaar een zoon van 18. In Marokko is ze naar de basisschool en de middelbare school geweest. Die laatste heeft ze op één jaar na niet afgemaakt, omdat ze naar Nederland vertrok om te trouwen. In Nederland is ze nooit naar school geweest. De Nederlandse taal heeft ze zich zelf geleerd door middel van boekjes en cassettebandjes. Ze heeft hier geen familie wonen. Sinds een aantal jaren vangt zij via een gastouderbureau kinderen op in haar eigen huis.
Fadoua trouwde op 16-jarige leeftijd in Marokko met een Marokkaanse man uit Nederland. Meteen na het huwelijk zijn ze naar Nederland vertrokken. Een paar jaar later kwam ook haar zus naar Nederland om te trouwen. Nu is Fadoua 39 jaar en heeft ze vijf kinderen: drie dochters van 23, 20 en 17 jaar en twee zonen van 15 en 10 jaar. Tot haar trouwen ging ze in Marokko naar school. Na aankomst in Nederland heeft ze in het buurthuis een beetje Nederlands geleerd. Momenteel past ze via een gastouderbureau in haar eigen huis op verschillende kinderen. Ghizlane kwam op haar 16e met haar moeder en broers en zussen naar Nederland omdat haar vader hier al een aantal jaar werkzaam was. Na de schakelklas ging ze naar de HAVO. Deze heeft ze niet kunnen afmaken omdat haar moeder erg ziek werd en zij voor het gezin moest zorgen. Later heeft ze nog wel haar diploma van de huishoudschool gehaald. Toen ze 20 was, trouwde ze met een Marokkaanse man uit Nederland. Ze hebben vier dochters van 14, 13, 10 en 3 jaar. Ghizlane is nu 40 jaar en werkt niet. Ikram kwam op haar 21e naar Nederland nadat ze in Marokko was getrouwd met een Marokkaan uit Nederland. Eén maand voordat ze haar middelbare school zou afronden, vetrok ze. In Nederland heeft ze een inburgeringscursus gedaan en een avondcursus Nederlands gevolgd op het ROC. Ze is nu 27 jaar, heeft een dochtertje van 3 jaar en is zwanger van haar tweede kindje. Sinds drie jaar past zij een paar dagen per week via een gastouderbureau op in haar eigen huis. Emancipatie anders bekeken – Inleiding
13
Khadija is 34 jaar en naar Nederland gekomen voor haar hier wonende man. In Marokko heeft ze alleen op de basisschool gezeten. Daarna hielp ze haar moeder met het huishouden. Ze heeft drie zonen van 12, 7 en 3 en dochter van 10 jaar. Ook de volwassen zoon uit een eerder huwelijk van haar man woont bij hen in. Haar man woont al meer dan twintig jaar in Nederland. Zowel Khadija als haar echtgenoot beheersen de Nederlandse taal niet zo goed. Hun oudste zoontje helpt hen veel met vertalen. Nu volgt ze een cursus Nederlands op de school van haar kinderen. Ze heeft nooit buitenshuis gewerkt.
Loubna was 4 jaar toen ze met haar moeder, broers en zussen naar Nederland kwam om bij haar vader te gaan wonen. Zij heeft hier de MAVO afgemaakt en nooit buitenshuis gewerkt. Toen ze 18 jaar was trouwde ze met een Marokkaanse man uit Nederland. Op haar 24e kreeg ze haar eerste kind. Ze heeft twee dochters van 11 en 5 en twee zonen van 13 en 8 jaar. Ze is nu 37 jaar oud.
Maryam is 31 jaar en heeft drie dochters van 7, 4 en 2 jaar. Haar hoogst behaalde diploma is dat van de basisschool. De middelbare school heeft ze niet afgemaakt omdat op haar 17e haar moeder overleed en zij zelf zou gaan trouwen. Dat huwelijk heeft ze op het laatste moment afgeblazen. Toen ze 23 jaar was is ze met haar huidige man getrouwd. Maryam kwam op haar 6e met haar gezin naar Nederland om zich aan te sluiten bij haar hier werkende vader. Voor haar huwelijk heeft ze een tijdje buitenshuis gewerkt, maar nu willen zij en haar man dat niet meer. Om religieuze redenen wil ze niet in aanraking komen met mannen die geen familie zijn.
Rachida is 42 jaar en heeft vijf kinderen: drie zonen van 21, 18 en 17 jaar en twee dochters van 11 en 2. Voorheen heeft ze een tijdje in de thuiszorg gewerkt. Nu verzorgt ze gastouderopvang in haar eigen huis. Rachida kwam als 11-jarige met haar familie naar Nederland om zich bij haar vader te voegen, die hier werkte. Ze is in Nederland wel een paar jaar naar school geweest, maar heeft geen opleiding afgemaakt. Ze spijbelde veel.
Zafira was 11 jaar toen ze naar haar vader in Nederland kwam. In Marokko was ze nooit naar school geweest en in Nederland volgde ze alleen de basisschool. Ze spreekt van huis uit Marokkaans-Arabisch, maar kan dat niet lezen of schrijven. Toen ze 19 jaar was trouwde ze met een Marokkaanse man uit Nederland. Ze is nu 42 jaar en heeft vier kinderen: drie Emancipatie anders bekeken – Inleiding
14
dochters van 21, 17 en 14 jaar en een zoon van 11. Voordat ze op haar 21e haar eerste kind kreeg, heeft ze een tijdje als kamermeisje gewerkt. Daarna heeft ze geen betaald werk meer verricht.
1.3 Opzet scriptie In deze scriptie zal ik proberen te achterhalen hoe er in het Nederlandse emancipatiebeleid over allochtone vrouwen wordt gedacht en welke idee van volmaaktheid uit dit beleid spreekt. Ook zal ik aan de hand van voorbeelden uit mijn veldwerk laten zien welke alternatieve visies hier tegenover kunnen staan. Ik begin met het bespreken van een discussie over het begrip emancipatie in hoofdstuk 2. Daar zal ik ingaan op de betekenis van het begrip emancipatie en het diverse maatschappelijke gebruik ervan. Vervolgens zal ik laten zien welke theoretische discussie er gevoerd wordt over de universaliteit van emancipatie. Tot slot zal ik de politieke discussie in Nederland over emancipatie weergeven en laten zien hoe het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen zich de afgelopen jaren heeft vermengd met integratiebeleid. Hierna zal ik het onderwerp emancipatie opsplitsen in vier centrale thema’s die in het beleid met betrekking tot allochtone vrouwen naar voren komen. In hoofdstuk 3 bespreek ik het eerste thema: participatie. In het emancipatiebeleid wordt dit thema in de twee deelthema’s maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie opgedeeld. Bij beide deelthema’s zal ik laten zien van welk beeld van volmaaktheid de overheid uitgaat en zal ik aantonen dat dit beeld sterk gekleurd is door de wens dat allochtone vrouwen assimileren. Het tweede centrale thema uit het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen, zelfredzaamheid, bespreek ik in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk geef ik weer wat de overheid van allochtone vrouwen verwacht op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en man/vrouwverhoudingen. Ik zal aantonen dat ook bij dit emancipatiethema de wens tot culturele aanpassing duidelijk naar voren komt. Aan de hand van voorbeelden uit mijn onderzoek zal ik bovendien duidelijk maken dat de verwachtingen van de overheid niet altijd aansluiten bij de wensen van de vrouwen zelf. Hoofdstuk 5 gaat over het derde centrale thema: opvoeding. Moederschap van allochtone vrouwen komt weliswaar niet voor in het emancipatiebeleid, maar wel in het
Emancipatie anders bekeken – Inleiding
15
jeugd- en integratiebeleid. Het is dus een onderwerp dat het denken over allochtone vrouwen beïnvloedt. Bovendien blijkt uit de verhalen van de vrouwen uit mijn onderzoek dat opvoeding voor hen een middel is tot emancipatie. In dit hoofdstuk zal ik laten zien hoe de overheid over allochtone moeders denkt en hoe vrouwen zich via hun kinderen kunnen ontwikkelen. In hoofdstuk 6 bespreek ik de islam, het vierde en laatste centrale thema. Dit thema is vooral zichtbaar in het publieke debat over allochtone vrouwen, maar komt ook direct en indirect in het overheidsbeleid terug. In dit hoofdstuk zal ik laten zien hoe er gedacht wordt over de invloed van de islam op de emancipatie van vrouwen. Omdat de hoofddoek een groot symbool is geworden in deze discussie, zal ik ook ingaan op de betekenissen van het dragen van een sluier die critici en de vrouwen zelf eraan geven. Tevens zal ik aangeven hoe ook bij dit thema emancipatie en assimilatie met elkaar verweven worden. Tot slot zal ik hoofdstuk 7 tot een conclusie van deze scriptie komen.
Emancipatie anders bekeken – Inleiding
16
Hoofdstuk 2 Emancipatie 2.1 De betekenis van emancipatie Wat betekent ‘emancipatie’? De Van Dale definieert emancipatie als ‘toekenning van gelijke rechten, gelijkstelling voor de wet’ en als ‘streven naar gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid, eerlijker maatschappelijke verhoudingen’ (www.vandale.nl). Hoewel de term emancipatie vaak gebruikt wordt als specifiek vrouwenemancipatie wordt bedoeld, kan het bijvoorbeeld ook duiden op de emancipatie van minderheden of homoseksuelen. Vrouwenemancipatie definieert de Van Dale als ‘gelijkberechting van de vrouw ten opzichte van de man’ (ibid.). Het huidige Nederlandse emancipatiebeleid is gebaseerd op beleidsartikel 35 van de Rijksbegroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat luidt: ‘Het bevorderen van gelijke rechten, kansen, vrijheden en (sociale) verantwoordelijkheden voor vrouwen en mannen.’ In de Beleidsdoorlichting Emancipatie (Keizer 2007), het achtergronddocument dat bij de laatste emancipatienota verscheen, wordt toegelicht wat er met de begrippen in dit beleidsartikel wordt bedoeld. Gelijke rechten voor mannen en vrouwen wil zeggen dat zij voor de wet gelijk zijn. Dit betekent echter niet dat zij ook gelijke kansen hebben. Statistisch gezien zijn de kansverschillen tussen mannen en vrouwen op sommige terreinen aanzienlijk. Het begrip ‘gelijke vrijheden’ wordt opgevat als vrijwaring van dwang en geweld voor mannen en vrouwen. Bij sociale verantwoordelijkheden wordt gedacht aan de verantwoordelijkheden die horen bij hogere maatschappelijke functies, aan politieke verantwoordelijkheid en aan relationele verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld ouderschap (ibid.: 4-13). Tijdens mijn onderzoek heb ik, indien nodig, emancipatie gedefinieerd als ‘het verkrijgen van dezelfde rechten en kansen voor mannen en vrouwen’. Wanneer de vrouwen mij niet begrepen, heb ik de Arabische vertaling, ( اأةtahrir al marra, letterlijk: de bevrijding van de vrouw), uit het Bulaaq woordenboek gebruikt (Bulaaq 2003). Ik ben me ervan bewust dat deze twee beschrijvingen niet helemaal hetzelfde zijn. Het lijkt erop dat er geen goed equivalent van het woord emancipatie bestaat in het Arabisch. In sommige delen van de Arabische wereld wordt dan ook gewoon het Franse woord ‘emancipation’ gebruikt. Bovendien is hier meer mee aan de hand dan alleen een vertalingsprobleem. Er zijn grote
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
17
verschillen in wat vrouwen voor zichzelf een nastrevenswaardige en zinvolle positie vinden. Deze verschillende opvattingen zullen zichtbaar worden in deze scriptie. Voor een begrip als emancipatie is het lastig een sluitende definitie te geven. De vrouwen uit mijn onderzoek noemden ook geen eenduidige betekenis. Sommigen hadden er nog nooit van gehoord of dachten dat het met integratie te maken had. Anderen gaven aan het vooral belangrijk te vinden dat een vrouw zichzelf, mocht het nodig zijn, zou kunnen redden of associeerden emancipatie met ontwikkelingen in Marokko.
Ik ben voor de tweede keer bij Anisa op bezoek. De vorige keer hebben we het over emancipatie gehad. Ze had er nog nooit van gehoord. Nu vraag ik haar of ze nog weet wat het betekent. ‘Emancipatie? Geïntegreerd?’ Ik knik nee. ‘Nee? Hahaha.’ Ze schaamt zich een beetje. Ik laat haar een briefje zien waarop ‘emancipatie’ in het Arabisch staat geschreven, tahrir al marra: de bevrijding van de vrouw. Anisa moet lachen. ‘Aah, tahrir al marra!’. Ze pakt haar woordenboek Nederlands-Arabisch erbij en constateert dat het daarin ook zo is vertaald. Dan zegt ze: ‘Emancipatie is dat de vrouw haar dromen kan laten uitkomen, dat niks voor haar in de weg staat.’
Ook Maryam koppelt emancipatie aan integratie. ‘Eh ja, dat is toch dat je je moet aanpassen? Nee? Oh ja, integratie. Wat is emancipatie dan?’ Ik antwoord dat emancipatie gaat om het verkrijgen van dezelfde rechten en kansen voor mannen en vrouwen. Maryam maakt duidelijk dat ze nu weet wat ik bedoel en dat ze zich niet in het gemiddelde emancipatiestreven kan vinden. Ze associeert emancipatie met het streven dat vrouwen en mannen elkaars taken overnemen. ‘Ik ben het niet met alles eens. Man en vrouw hebben allebei een taak. De taken zijn verdeeld. De man verdient de kost en de vrouw zorgt voor de kinderen. Ik weet dat ik heel afhankelijk ben, mijn man doet en regelt alles. Maar je moet wel weten hoe het werkt. Dat je het kan oppakken als je er alleen voor komt te staan.’
Loubna heeft via de media vaak over emancipatie gehoord. Net als Maryam vindt ze het belangrijk dat vrouwen zichzelf kunnen redden en associeert ze emancipatie met een inbreuk op de man-vrouwverhoudingen in de privé-sfeer: ‘Ik heb er vaak van gehoord, van televisie. Voor mij betekent het dat je je zelf kan redden. Ten eerste de taal spreken natuurlijk. Maar wat je thuis doet is jouw eigen zaak.’
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
18
Khadija heeft in Nederland nog nooit van emancipatie gehoord. De Arabische vertaling koppelt ze direct aan de recente revolutionaire veranderingen in de Marokkaanse familiewet en aan de positie van de (Berberse) vrouw in Marokko. ‘In Marokko van gehoord. Hier niet. Vrouw gaat niet naar buiten, niet leren, man slaat. Emancipatie helpt vrouwen. Bij ons is geen probleem. Dit is bij Berbers. Emancipatie helpt vrouw als gaat scheiden. Moet vrouw blijven voor kinderen soms. Als man slaat niet hard. Mudawanna, nieuwe wet, is heel goed voor vrouwen. Nu man niet slaan, als scheiden vrouw alles half.’
Emancipatie is dus een erg breed begrip, dat naast juridische ook diverse sociale doelen omvat. Ook het feminisme, de maatschappelijke en politieke stroming die de emancipatie van vrouwen nastreeft, heeft verschillende kernwaarden gekend. In Nederland kwam het feminisme aan het eind van de negentiende eeuw op. Van 1870 tot 1920 vond de eerste feministische golf plaats, die samenhing met de industrialisering van de samenleving. Vrouwen uit de gegoede kringen mochten niet werken, maar waren voor hun inkomen volledig afhankelijk
van
hun
man
of
familie.
Voor de
wet waren
vrouwen
handelingsonbekwaam. Tijdens deze eerste feministische golf streden vrouwen, voornamelijk die uit de gegoede klasse, voor het recht op werk, kiesrecht, onderwijs en erkenning van onwettige kinderen door hun vaders. Het verkrijgen van het kiesrecht voor vrouwen in 1919 en de crisisjaren niet lang daarna, betekenden het einde van de eerste feministische golf (www.opzij.nl). Het feminisme leefde eind jaren ’60 weer op. De tweede feministische golf borduurde deels voort op de thema’s arbeid, onderwijs en politiek uit de eerste golf, omdat op deze terreinen voor vrouwen nog veel te bereiken viel. Nieuwe thema’s waren seksuele bevrijding en de herverdeling van de zorgtaken. Met name de strijd voor het recht op abortus kenmerkte deze golf. Het aannemen van de abortuswet in 1981 markeert het einde van de tweede feministische golf (ibid.). Tegenwoordig wordt door sommigen voorzichtig gesproken over een derde feministische golf. Hierbij gaat het om de strijd voor het verbeteren van de positie van allochtone vrouwen in ons land. Ik onderscheid twee groepen die zich met deze strijd bezig houden. De eerste is een groep hoogopgeleide prominenten (denk aan Ayaan Hirsi Ali, Cisca Dresselhuys, etc.) die zich opwerpen als woordvoerders van allochtone vrouwen en deze strijd voornamelijk via de media voeren. Zij richten zich vooral op de negatieve rol van religie, in het bijzonder de islam, bij de emancipatie van allochtone vrouwen. De tweede groep zijn de Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
19
allochtone vrouwen zelf, die hun strijd meer achter de schermen voeren en minder doordringen tot het publieke debat. Deze groepen lijken tegenover elkaar te staan. Veel allochtone vrouwen voelen zich door de prominenten niet vertegenwoordigd, en de prominenten vinden dat allochtone vrouwen vaak te misleid zijn om hun eigen strijd te voeren (Van Tilborgh 2006: 31, 85, 128-130). Deze strijd om de inhoud van emancipatie, in relatie tot allochtone vrouwen, vormt het onderwerp van deze scriptie.
Het begrip emancipatie is dus erg breed en wordt op veel verschillende manieren gedefinieerd. Zo vindt Heleen Mees, die recentelijk het boek Weg met het deeltijdfeminisme! uitbracht, dat een geëmancipeerde vrouw fulltime werkt en meent Cisca Dresselhuys (voormalig hoofdredacteur van het feministische maandblad Opzij) dat een geëmancipeerde vrouw geen hoofddoek draagt. Bij de vrouwen uit mijn onderzoek gaat het voor de één om de kans eigen dromen te kunnen laten uitkomen en roept emancipatie bij de ander juist negatieve associaties op. Niet voor alle vrouwen is volledige gelijkheid met mannen, wat betreft verantwoordelijkheden bijvoorbeeld, nastrevenswaardig. Uit de discussie die wordt gevoerd over de universele toepasbaarheid van bepaalde westers-feministische idealen, blijkt dat vrouwen zeer uiteenlopende en tegenstrijdige posities kunnen nastreven. In de volgende paragraaf zal ik laten zien welke vraagtekens er worden geplaatst bij de universaliteit van het westerse emancipatie-ideaal.
2.2 De universaliteit van feminisme Chandra Talpade Mohanty betwist de universaliteit van feminisme. Zij gaat in tegen het feminisme dat geformuleerd is in de Verenigde Staten en West-Europa, en in het bijzonder tegen het beeld van niet-westerse vrouwen dat in dit feminisme terugkomt (Mohanty 1991: 333-334). In veel westers-feministische literatuur wordt gesuggereerd dat het leven van nietwesterse vrouwen volledig wordt beheerst door hun vrouw- en niet-westers-zijn. Het beeld van niet-westerse vrouwen dat wordt opgeroepen is volgens Mohanty die van een seksueel ingetoomd, onwetend, arm, ongeschoold, traditioneel, huiselijk, familie georiënteerd slachtoffer. Hier tegenover staat de zelfrepresentatie van de westerse vrouw als geschoold, modern, met controle over haar eigen lichaam en met de vrijheid om haar eigen keuzes te maken.
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
20
In haar kritiek op deze tegenover elkaar staande beelden richt Mohanty zich op drie vooronderstellingen in het westers-feministische gedachtegoed. De eerste vooronderstelling is de categorisering van ‘Vrouwen’ in een homogene, bestaande groep mensen met identieke wensen en belangen, ongeacht sociale en etnische verschillen. Vrouwzijn betekent dan het delen van dezelfde lasten van ongelijkheid en dezelfde belangen met alle andere vrouwen in de wereld. De identiteit van vrouwen wordt daarmee gereduceerd tot hun gender, zonder oog voor verschillen in achtergrond (ibid.: 337-338). ‘What is problematical, then, about this kind of use of “women” as a group, as a stable category of analysis, is that it assumes an ahistorical, universal unity between women based on a generalized notion of their subordination. Instead of analytically demonstrating the production of women as socioeconomic political groups within particular local contexts, this move limits the definition of the female subject to gender identity, completely bypassing social class and ethnic identities’ (ibid.: 344). De tweede vooronderstelling die Mohanty bekritiseert is het methodologisch universalisme. Het onderzoek door westerse feministen naar ongelijkheid maakt gebruik van criteria zoals geboortecijfers en arbeidsverdeling naar sekse (ibid.: 347-348). Deze variabelen zijn echter gebaseerd op een westerse context, waardoor ze ongeschikt zijn als ‘universele’ criteria voor de beoordeling van de positie van vrouwen wereldwijd. Culturele westerse normen worden dan toegepast op niet-westerse vrouwen. Zo lijkt het al gauw alsof de nietwesterse vrouw onderdoet voor haar westerse zuster. De derde aanname waar Mohanty op wijst, is het politieke principe dat als basis dient voor de hierboven genoemde analytische en methodologische strategieën, namelijk een model van macht waarin machtsverhoudingen worden gestructureerd in termen van een machtsbron en een reactie op macht (ibid.: 350). Het probleem van dit model is volgens Mohanty dat het elke revolutionaire strijd opsluit in de binaire structuren van macht en onmacht. Vrouwen worden in dit model gezien als een homogene groep ‘onderdrukten’ en mannen als ‘onderdrukkers’. Vrouwenemancipatie zou dan altijd verzet tegen mannen en patriarchale structuren zijn. Dat niet elke feministische strijd verzet is, laat Saba Mahmood zien in haar artikel over een islamitische vrouwenbeweging in Egypte (2001). Zij stelt dat het westerse feminisme uitgaat van normatieve en liberale assumpties over vrijheid en agency (handelingsbekwaamheid en handelingscapaciteit). De westerse kijk op agency, als de wens naar onafhankelijkheid en als de mogelijkheid om eigen belangen waar te maken tegen gewoonten, tradities en dwang in, is volgens haar beperkend. Hierdoor lijkt het niet mogelijk Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
21
het leven van vrouwen wier wensen en wil voortkomen uit niet-liberale tradities te begrijpen (Mahmood 2001: 203, 206). Mahmood meent dat de liberale feministische doelen moeten worden bekeken in de westerse historische context waar de wens voor vrijheid uit voortkomt. In andere historische en culturele contexten kunnen hele andere wensen en aspiraties aanwezig zijn (ibid.: 223). De vrouwen uit de door Mahmood beschreven moskeebeweging tonen hun agency niet door zich te verzetten tegen hun traditionele rol, maar door actief te werken aan hun religieuze ontwikkeling en te streven naar dociliteit en nederigheid. In het westen wordt volgzaamheid vaak geassocieerd met de afwezigheid van agency, maar net als autonomie kan volgzaamheid voor sommigen een deugd zijn om na te streven. Agency kan dan ook het best bekeken worden als de mogelijkheid en kundigheid om gewenste acties te ondernemen (ibid.: 210). Wat in westerse ogen volgzaamheid door onderdrukking lijkt, kan dus voor anderen een vorm van agency zijn. Agency hoeft niet altijd verzet te zijn en te leiden tot ‘progressieve’ verandering, maar kan ook ingezet worden voor continuïteit en stabiliteit (ibid.: 212). Zo zien veel moslims, mannen en vrouwen, laagopgeleiden en hoogopgeleiden, de huidige positie van westerse vrouwen niet als nastrevenswaardig voorbeeld. Zij wijzen naar het hoge aantal scheidingen en de seksuele vrijheid in veel westerse landen. Zij zien westerse vrouwen als verstoken van een gemeenschap, kwetsbaar voor seksueel geweld en gedreven door individueel succes in plaats van moraliteit. Zij benadrukken en waarderen juist de centrale positie van moslimvrouwen in de familie en de bescherming die haar en haar kinderen door mannelijke familieleden wordt geboden (Pels 2000: 79; Abu-Lughod 2002: 788). Mohanty en Mahmood betogen dat de liberale doelen van vrijheid en autonomie van het westerse feminisme voortkomen uit een bepaalde historische context. Zij mogen daarom niet voor universeel worden aangezien en op alle vrouwen worden toegepast. Andere zelfgekozen wensen en ambities van vrouwen, die daar wellicht tegenover lijken te staan, kunnen net zo goed een emancipatoir streven zijn. Het is daarom belangrijk de invulling van het begrip emancipatie te koppelen aan de culturele en historische context van de desbetreffende groep vrouwen.
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
22
2.3 Ontwikkelingen in het Nederlandse emancipatiebeleid Het hierboven beschreven westerse denken over niet-westerse vrouwen is goed zichtbaar in het Nederlandse emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen. Om het huidige emancipatiebeleid juist te kunnen plaatsen zal ik in deze paragraaf kort schetsen hoe het thema allochtone vrouwen zijn intrede heeft gedaan in het overheidsbeleid. In 1976 werd in Nederland voor het eerst emancipatiebeleid geformuleerd. Lange tijd kwamen allochtone vrouwen hier niet in voor. Een uitzondering vormden de Vrouwen En Minderheden projecten die tussen 1984 en 1992 plaatsvonden. Het doel van deze projecten was het vergroten van de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen. Tot het millennium werd in het emancipatiebeleid over het algemeen echter weinig tot geen aandacht geschonken aan vrouwen uit etnische minderheden (Roggebrand en Verloo 2006: 162). Daarna kregen zij juist een steeds centralere positie in het overheidsbeleid. De veranderde aandacht voor allochtone vrouwen in het beleid geeft ook weer welke strijd om de betekenis van emancipatie tussen de politieke partijen heeft plaatsgevonden. Conny Roggebrand en Mieke Verloo hebben een analyse gemaakt (2006) van de veranderingen door de jaren heen in de Nederlandse beleidskaders over allochtone vrouwen. Zij laten zien dat het emancipatiebeleid steeds meer aandacht heeft voor minderheden en dat het integratiebeleid steeds meer wordt vermengd met opvattingen over sekseverhoudingen. Tijdens het eerste paarse kabinet (1995-1998), waarin de PvdA, VVD en D66 samenwerkten, lag de nadruk in het overheidsbeleid op de waarde van een multiculturele samenleving. Maatschappelijke diversiteit werd gezien als een verrijking voor de samenleving. In het overheidsbeleid werd het belang van diversiteit expliciet genoemd. ‘[Omdat] maatschappelijke diversiteit de kwaliteit van de samenleving verrijkt, vormt maatschappelijke
diversiteit
als
bron
van
kwaliteit
het
uitgangspunt
voor
het
emancipatiebeleid’ (TK 1997/1998, 25601, nr. 2, p. 95, Minderhedenbeleid 1998, in Roggebrand en Verloo 2006: 163). Migrantenvrouwen waren nauwelijks een bijzonder onderwerp in dit beleid. Linkse partijen benadrukten wel de moeilijke toegang van veel allochtone vrouwen tot de arbeidsmarkt, maar er werd geen structureel beleid voor hen ontwikkeld. Ook in het integratiebeleid was geen bijzondere aandacht voor allochtone vrouwen (Roggebrand en Verloo 2006: 163-164). In het tweede paarse kabinet (1998-2002) kwam de waardering voor de multiculturele samenleving onder vuur te liggen (ibid.: 164). Met name de VVD ging de nadruk leggen op
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
23
de cultuur van migranten als belemmering om goed aan te kunnen sluiten bij de Nederlandse samenleving. Vooral de islamitische cultuur en de daarbij horende rolpatronen werden als probleem aangewezen. De toevoegende waarde van migranten werd niet langer benadrukt. Migrantenvrouwen komen ook in deze periode weinig concreet terug in het overheidsbeleid. Wel is het de linkse partijen gelukt de toegangsproblemen tot de arbeidsmarkt van allochtone vrouwen op de agenda te krijgen en werd in 2001 de commissie Arbeidsparticipatie Vrouwen uit Etnische Minderheden ingesteld. Deze commissie legde de nadruk op de emancipatie van allochtone vrouwen door arbeid (ibid.: 165). In de daaropvolgende kabinetten Balkenende I, II en III (2002-2007) verdween de waardering voor de multiculturele samenleving uit het overheidsbeleid en verschoof het accent naar de individuele verantwoordelijkheid van migranten. Er werden steeds meer eisen en verplichtingen aan migranten gesteld. Tijdens Balkenende II kwamen allochtone vrouwen centraal te staan in het emancipatiebeleid en kregen ze ook steeds meer aandacht in het integratiebeleid. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie ontwikkelden samen het plan van aanpak Emancipatie en integratie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden. De cultuur en religie van migranten, met name de islam die ongelijke sekseverhoudingen in stand zou houden, werden als belemmering voor integratie en emancipatie gezien. Participatie werd in deze kabinetsperioden het kernbegrip als het om migrantenvrouwen gaat. Zij moesten mee doen aan het arbeidsproces, aan het openbare leven en aan maatschappelijke activiteiten. Allochtone mannen werden enkel genoemd in combinatie met cultuurgerelateerd geweld (ibid.: 166-167). In deze periode verschuift de inhoud van het emancipatiebeleid nadrukkelijk naar culturele verandering. Tussen de rechtse en linkse partijen heeft over emancipatie met betrekking tot allochtone vrouwen een strijd om de inhoud plaatsgevonden. De linkse partijen hebben allochtone vrouwen op de agenda gekregen. Zij spraken over toegangsproblemen tot de arbeidsmarkt en streefden naar verbetering van de sociaal-economische positie. De inhoud van het beleid is echter door de rechtse partijen bepaald en betreft vooral de cultuur en religie van migranten. De thema’s integratie en emancipatie overlappen elkaar hierbij. Allochtonen kunnen niet integreren als de vrouwen niet eerst emanciperen, en tegelijkertijd kan emanciperen alleen door te integreren. Hiervoor is culturele verandering nodig: ‘De traditionele rollenpatronen zijn zeer sterk aanwezig in allochtone gezinnen. In bepaalde islamitische culturen worden jongetjes heel sterk op een voetstuk geplaatst. Daar is dus een extra cultuuromslag nodig’ (VVD-kamerlid Weekers, TK 1999/2000, 26814, nr. 5, p.4 in Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
24
Roggebrand en Verloo 2006: 65). De Nederlandse rollenpatronen, en de Nederlandse autochtone vrouw in het bijzonder, dienen als voorbeeld bij de emancipatie en integratie van allochtone vrouwen. Roggebrand en Verloo schrijven: ‘Vergeleken met autochtone mannen liepen autochtone vrouwen ‘achter’ op de terreinen van arbeid, onderwijs en zeggenschap. Vergeleken met allochtone vrouwen zijn ze opeens opgeschoven naar de voorhoede. Allochtone vrouwen lopen op tal van terreinen ‘achter’ op hun autochtone seksegenoten. De ‘reeds geëmancipeerde’ autochtone en allochtone vrouw wordt norm en rolmodel voor de traditionele migrantenvrouw’ (2006: 170). In de realisering van de plannen over allochtone vrouwen in het emancipatie- en integratiebeleid speelde tot 2005 de commissie PaVEM (Participatie Vrouwen Etnische Minderheden) een belangrijke rol. Zij moest de gemeenten stimuleren om hun regiefunctie op het terrein van participatie van allochtone vrouwen op te pakken. Nu moet de ‘Regiegroep Allochtone Vrouwen en Arbeid’ de voortgang van de activiteiten bewaken die PaVEM in gang heeft gezet, bijvoorbeeld door de afspraken over allochtone vrouwen en werk te monitoren (Keuzenkamp & Merens 2006: 68-69). Recentelijk was de campagne Thuis in Nederland? Doe mee! erg zichtbaar in het straatbeeld. Deze campagne maakte onderdeel uit van het plan van aanpak Emancipatie en Integratie, dat de gemeenten ondersteunde in het stimuleren van vrouwen en meisjes uit etnische minderheden om zélf stappen te ondernemen om hun positie te verbeteren (www.doemee.nl). Onder het huidige kabinet, Balkenende IV, waarin CDA, PvdA en ChristenUnie plaatshebben, is de aandacht voor allochtone vrouwen minder eenzijdig geworden. De cultuur en religie van migranten worden minder direct als probleem aangewezen. Toch wordt in de laatste emancipatienota, Meer kansen voor vrouwen (september 2007), nog altijd een apart hoofdstuk aan allochtone vrouwen besteed. Traditionele opvattingen over de rol en positie van meisjes en vrouwen leiden volgens de minister tot ‘belemmeringen in de persoonlijke ontwikkeling van vrouwen en tot sociaal isolement’ (Plasterk: 49-50). Ook is het voor de minister ‘duidelijk dat de emancipatie van vrouwen belemmerd wordt door traditionele opvattingen van mannen’ (ibid.: 50). Culturele verandering blijft dus een thema in het emancipatiebeleid. De tweede hoofddoelstelling uit de laatste emancipatienota, het bieden van kansen aan en het benutten van talenten van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen, wordt opgedeeld in drie subdoelstellingen (ibid.: 43): 2.1
Het verhogen van de maatschappelijke- en arbeidsparticipatie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen;
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
25
2.2
Het vergroten van de zelfredzaamheid en persoonlijke ontwikkeling van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen;
2.3
Het bevorderen van de emancipatie van mannen en jongens uit etnische minderheidsgroepen.
Subdoelstelling 2.1 bespreek ik in hoofdstuk 3 van deze scriptie. Subdoelstelling 2.2 en 2.3 heb ik samengebracht in hoofdstuk 4 onder de noemer zelfredzaamheid.
2.4 Conclusie Het denken over allochtone vrouwen in het Nederlandse overheidsbeleid, en daarmee de inhoud van emancipatie, is door de jaren heen nogal veranderd. Lange tijd was er geen apart beleid voor allochtone vrouwen en werd diversiteit in de samenleving door de overheid gewaardeerd. In de kabinetten die na het millennium regeerden kregen allochtone vrouwen echter een steeds centralere positie in het emancipatie- en in het integratiebeleid. Bovendien sloeg de waardering voor diversiteit om in de wens dat allochtonen hun culturele tradities gingen veranderen. Ook in het huidige emancipatiebeleid nemen allochtone vrouwen en culturele verandering een prominente plaats in. Hoewel er tegenwoordig specifiek beleid is voor allochtone vrouwen, zijn de beleidsdoelen die voor hen zijn opgesteld gebaseerd op het westerse dominante ideaalbeeld. Traditionele opvattingen van niet-westerse mannen en vrouwen worden gezien als een belemmering voor de emancipatie van allochtone vrouwen. Chandra Mohanty heeft beargumenteerd waarom het dominante westerse emancipatiedenken niet voor alle vrouwen op de wereld geschikt is. Ten eerste is het beschouwen van alle vrouwen als één analytische categorie incorrect, omdat vrouwen wezenlijk kunnen verschillen in achtergrond. Ten tweede zijn de westerse criteria waar emancipatie aan wordt afgemeten gebaseerd op een westerse context en daarom ongeschikt als maatstaven voor alle vrouwen wereldwijd. Ten derde stelt Mohanty, net als Mahmood, dat het westerse emancipatiedenken vrouwen opstelt tegenover mannen en bestaande structuren, terwijl emancipatie lang niet voor alle vrouwen verzet betekent. Het is daarom verstandig om oog te hebben voor de verschillende contexten waarin vrouwen zich bevinden en te beseffen dat vrouwen zeer verschillende posities kunnen nastreven. De overheid baseert haar emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
26
echter op een bepaalde visie op volmaaktheid, waar niet alle allochtone vrouwen in Nederland zich bij aansluiten. Welk beelden van allochtone vrouwen en volmaaktheid gaan er schuil achter het overheidsbeleid? Deze beelden kunnen worden opgedeeld in vier hoofdthema’s. Over deze thema’s gaan de volgende hoofdstukken.
Emancipatie anders bekeken – Emancipatie
27
Hoofdstuk 3 Participatie 3.1 Maatschappelijke participatie De eerste subdoelstelling uit het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen draait om het verhogen van de maatschappelijke- en arbeidsparticipatie. Het beleid is er in eerste instantie op gericht meer allochtone vrouwen aan het werk te krijgen. De afstand naar de arbeidsmarkt is volgens het kabinet echter vaak te groot voor vrouwen die de Nederlandse taal slecht beheersen of niet over de nodige arbeidskwalificaties beschikken. Voor deze vrouwen wordt gestreefd naar maatschappelijke participatie, zoals het deelnemen aan laagdrempelige activiteiten en vrijwillige inzet (Plasterk 2007: 47). Wat die laagdrempelige activiteiten concreet zouden moeten zijn, wordt in de emancipatienota niet genoemd. Om maatschappelijke participatie te stimuleren zijn verschillende plannen en projecten ontwikkeld, zoals het Deltaplan Inburgering en het project Duizend en één Kracht: vrouwen en vrijwillige inzet (ibid.: 47-48). Het slecht beheersen van de Nederlandse taal, het ontbreken van contacten met autochtone Nederlanders en het niet actief deelnemen aan de samenleving vormen grote zorgen die het kabinet heeft over allochtone vrouwen (ibid.: 43). Het lijkt erop dat vrouwen die niet aan deze voorwaarden voldoen niet als volwaardig worden aangezien. Het idee over volmaaktheid dat achter de wensen van het kabinet schuilgaat, wordt echter niet door iedereen gedeeld. Dit idee blijkt bijvoorbeeld ver af te staan van het idee dat de vrouwen uit mijn onderzoek over volmaaktheid hebben.
Nederlands kunnen spreken staat hoog op de agenda van de overheid. Hoewel dit op het eerste gezicht een integratiethema lijkt, komt dit onderwerp ook veelvuldig in het emancipatiebeleid terug. In het emancipatiebeleid wordt ervan uitgegaan dat allochtone vrouwen niet in staat zijn hun leven fatsoenlijk in te richten als zij de Nederlandse taal niet (goed) spreken. Taal is volgens het kabinet een voorwaarde voor participatie. Ook zou het kabinet graag zien dat allochtone vrouwen meer contact hebben met autochtone Nederlanders. Zonder contact met Nederlanders is het volgens de overheid niet mogelijk een volwaardig
Emancipatie anders bekeken – Participatie
28
leven te hebben in Nederland, omdat allochtone vrouwen dan afgesloten zouden blijven van volledige participatie in de samenleving. Sociale integratie in de dominante bevolkingsgroep wordt dus als voorwaarde genoemd voor participatie. Het belang van het emancipatiethema participatie wordt hier beargumenteerd vanuit het oogpunt van integratie. Dat autochtonen andersom ook meer sociaal moeten integreren met allochtonen om volwaardig mee te kunnen doen aan de samenleving, wordt nergens genoemd. Net als autochtonen, ondernemen allochtone vrouwen activiteiten voornamelijk met mensen uit hun eigen kring. Dat is ook niet verwonderlijk. De vrouwen uit mijn onderzoek wisten dan ook goed aan te geven waarom de contacten met autochtone Nederlanders doorgaans niet zo diepgaand zijn.
Loubna: ‘Ik heb wel contact met Nederlandse vrouwen, op school met de moeders. Maar ja, iedereen blijft in zijn eigen kring toch? Dat doen Nederlanders ook. Wat moeten Marokkaanse vrouwen doen dan?’
Fadoua: ‘Ik heb ook Marokkaanse vriendinnen, en Egyptische en Nederlandse! Zij heeft Marokkaanse man. Hebben ook kinderen. Zij is bekend met de Marokkaanse regels. Bijvoorbeeld geen arm om doen als bij andere mensen. Dat is geen respect voor wie daar bij zijn.’
Ghizlane: ‘Bij ons hoef je niet te bellen ofzo, je komt gewoon langs. Met Nederlanders weet ik nooit wat ze bedoelen. Bij Marokkanen als je elkaar tegenkomt en het voelt goed, dan zeg je dat ze een keer bij jou langs moeten komen. En dat is echt. Met Nederlanders is dat anders.’
Ikram: ‘Ik heb hier geen intieme vriendinnen zoals in Marokko. Ik praat met mijn buren en de juffen op de peuterspeelzaal en met de ouders. Van alle nationaliteiten. Nederlandse vriendinnen is moeilijk. Ze zijn afstandelijk, je vertelt heel veel, maar zij niet. Je krijgt niet wat je geeft, bijvoorbeeld secrets.’
Volwaardig participeren kan volgens de overheid dus alleen door sociale integratie. Door deze gedachtegang gaat zij echter voorbij aan het feit dat autochtonen ook gewoon omgaan met de vrienden en contacten die ze zelf uitkiezen en dat zij daarin ook niet gestuurd worden door de overheid. Bovendien kan omgaan met mensen uit de eigen kring de participatie in de
Emancipatie anders bekeken – Participatie
29
openbare ruimte juist bevorderen. De vrouwen uit mijn onderzoek bijvoorbeeld blijken geregeld met mensen uit hun eigen omgeving uitstapjes buitenshuis te ondernemen.
Fadoua: ‘Soms wij gaan barbecuen. Ken jij Spaarnwoude? Of naar pretpark. Of koffiedrinken in Amstelveen. Daar is park voor kinderen. Ken jij dat? Wij gaan met gezin, soms alleen mijn jongste zoon.’
Khadija: ‘Samen met mijn man of een vriendin soms naar Oosterpark, Flevopark, Artis. Of picknick of de kinderen gaan zwemmen. Samen met andere kinderen, gezellig.’
Loubna: ‘Druk! Met de kinderen. Van school halen, naar voetbal, zwemmen. Boodschappen doen. Kleine boodschapjes op de fiets. In het weekend doe ik met mijn man grote boodschappen met de auto. Soms ga ik op bezoek bij mijn zussen of schoonzus, of ga ik zwemmen. Dat heb ik lang niet gedaan. Het is ver weg en ik heb het te druk nu. Verder ga ik soms naar het park, naar de markt of winkelen.’
Rachida: ‘Soms ga ik met de kinderen wandelen. Alleen of soms helpt mijn Marokkaanse buurvrouw. We gaan naar de kinderboerderij of naar het park. Maar niet ver hoor, gewoon in de buurt. Ja, en ik doe ook het huishouden en koken. Maar alleen als ik tijd en zin heb, anders doe ik gewoon iets makkelijks!’
Ook zonder intieme contacten met autochtone Nederlanders blijkt participeren en opereren in de openbare ruimte dus heel goed mogelijk. De overheid ziet het emancipatiedoel van actief deelnemen aan de Nederlandse samenleving echter door een assimilatiebril. In het emancipatiebeleid staat maatschappelijk participatie dan ook synoniem aan ‘leven zoals de Nederlanders’ terwijl participatie ook volwaardig kan zijn als het gezien wordt als ‘leven met de Nederlanders’.
Khadija: ‘Geen probleem voor mij. Heel goed mijn leven in Nederland. Nederlands of Turks, voor mij geen probleem. Samenleven, geen probleem met andere mensen. Gelukkig niet! Contact met Nederlandse mensen in de buurt en op school. Altijd moet zoeken verschillend, niet alleen één contact. Heel belangrijk met andere mensen.’
Emancipatie anders bekeken – Participatie
30
Het kabinet streeft expliciet een verhoogde vrijwillige inzet van allochtone vrouwen na. Daarmee wordt gesuggereerd dat allochtone vrouwen vrijwilligerswerk nodig hebben om volwaardig deel uit te maken van de Nederlandse samenleving. Zonder vrijwilligerswerk of andere vormen van maatschappelijke participatie dienen de vrouwen geen doel. Door deze optiek heeft de overheid geen oog voor andere manier waarop vrouwen hun leven compleet maken. De vrouwen uit mijn onderzoek blijken het leuk en vanzelfsprekend vinden om af en toe ergens een handje te helpen. Ze helpen vooral op de school van hun kinderen. Tegelijkertijd laten de vrouwen weten er niet altijd even veel tijd voor te hebben. Zij hebben het druk met andere zaken waar ze de prioriteit aan geven boven het doen van vrijwilligerswerk.
Zafira: ‘Als ze ouders zoeken, dan ga ik mee naar bioscoop, Artis … Maar ze gaan nu niet meer zoveel weg. Of kerstdiner. Dan ga ik thuis iets eten maken om mee te nemen.’
Anisa: ‘Ik heb dat gedaan, op school helpen. Schoonmaken, spullen thuis wassen, de bibliotheek opruimen. Op dit moment doe ik dat niet. Ik kan de tijd gebruiken voor iets anders.’
Loubna: ‘Ik tolk veel voor vrouwen op school. Het gaat over hun kinderen, ze begrijpen er niks van. De vrouwen vragen mij om te helpen. Soms help ik ook op school met voorlezen of met de juffrouw de kinderen ergens heen brengen. Dat is leuk, maar ik doe het alleen als het uitkomt natuurlijk.’
Rachida: ‘Wil ik graag! Maar geen tijd meer. Vroeger ging ik helpen in de peuterspeelzaal. Als ze nu op school iets vragen, dan doe ik wel, maar meer niet.’
De overheid beschouwt laagdrempelige activiteiten en vrijwilligerswerk als voornaamste vormen van maatschappelijke participatie, en taalbeheersing en contacten met autochtone Nederlanders als voornaamste voorwaarden. Deze voorwaarden komen voort uit een beeld van emancipatie dat sterk vermengd is met de wens tot culturele aanpassing. Daarnaast wordt maatschappelijke participatie vooral gekoppeld aan actieve deelname in de openbare ruimte. Onderdeel zijn van een samenleving kan echter ook blijken uit minder zichtbare vormen van participatie. Zo bleken de vrouwen uit mijn onderzoek redelijk goed op te hoogte te zijn van Emancipatie anders bekeken – Participatie
31
de debatten die er spelen, zoals de problematiek met Marokkaanse jongeren en de positie van de vrouw in de islam. Ook dit kan gezien worden als een vorm van maatschappelijke participatie en betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving.
Anisa: ‘De media maakt van een klein ding een groot probleem. Ik word er gek van! Het is eentje die niet goed is, niet de hele Marokkaanse gemeenschap. In merk er in mijn eigen leven niets van. Ik heb nooit een probleem op straat, ik ben nooit gediscrimineerd. Maar ik heb het wel van andere mensen gehoord!’
Maryam: ‘Ik merk dit vooral op televisie. Maar ook op straat krijg ik soms opmerkingen door mijn kleding. Laatst in Amstelveen hoorde ik iemand zeggen: “Heb je ze hier nu ook al?”. En een keertje had ik een oude vrouw geholpen met haar zware boodschappenwagentje in de tram. Ze was echt helemaal verbaasd dat ik haar geholpen had en zei: “Het klopt niet wat ze zeggen, jullie zijn niet allemaal zo!” Dat vond ik leuk.’
Ikram: ‘Ik zie heel veel goede Marokkaanse vrouwen die hard werken. Die hebben hele goede plekken, in de politiek bijvoorbeeld. Sommige andere nationaliteiten gaan ook niet naar school, die praten ook niet Nederlands. Maar het gaat altijd over Marokkaanse vrouwen. Dat weet ik van televisie. Ik merk het ook in mijn leven. Dat kom je mensen tegen die discrimineren. Mensen die raar naar me kijken. Of ze zeggen: “Wat kom je hier doen? Die hoofddoek moet af!” Alleen als je hebt een goed diploma dan kijken ze naar wie je bent, en niet naar wat je aan hebt.’
3.2 Arbeidsparticipatie Relatief weinig allochtone vrouwen hebben betaald werk, namelijk 38% tegenover 56% van de autochtone vrouwen (Plasterk 2007: 45). Om meer allochtone vrouwen aan het werk te krijgen is onder andere de ‘Regiegroep Allochtone Vrouwen en Arbeid’ in het leven geroepen en stimuleert het kabinet sectoren om paraprofessionele functies voor vrouwen uit etnische minderheden te creëren (ibid.: 48). Het kabinet vindt arbeidsparticipatie voor de vrouwen zelf belangrijk omdat het economische zelfstandigheid en daarmee zelfbeschikking en
Emancipatie anders bekeken – Participatie
32
zelfverwezenlijking stimuleert. Deze laatste twee thema’s zal ik in hoofdstuk 4 van deze scriptie bespreken. De overheid vindt het erg belangrijk dat allochtone vrouwen financieel onafhankelijk zijn. De nadruk die ze hierop legt lijkt te suggereren dat betaalde arbeid verrichten een voorwaarde is om een volwaardig persoon te kunnen zijn. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat vrouwen hun leven ook op andere wijze compleet weten te maken. Zo bereiken veel vrouwen uit mijn onderzoek het gevoel van volmaaktheid door hun kinderen op de eerste plaats te zetten, vóór betaald werk. Geld is voor hen geen ultiem middel om volmaakt te zijn. Dit neemt niet weg dat sommigen in het verrichten van arbeid wel voordelen zien, zoals het verkrijgen van eigen geld, het opdoen van sociale contacten en trots. Binnen hun eigen kader van volwaardigheid lukt het de vrouwen op een inventieve manier zo compleet mogelijk te zijn: enkelen van hen verzorgen kinderopvang in hun eigen huis.
Anisa: ‘In het begin in Nederland ben ik een tijdje juffrouw geweest in Arabisch voor Marokkaanse kinderen. Gewoon hier in Slotervaart. Ik had nog geen kinderen. Ik deed dat om de tijd te vullen. Nu werk ik als oppas ook om de tijd te vullen. Ik wil contact hebben met andere mensen, ook als ik thuis ben. Anders heb je geen sociaal leven. Nu ben ik thuis, maar verdien toch mijn eigen geld. Een eigen inkomen is belangrijk, dan heb je eigen geld en hoef je niet altijd naar je man te kijken. Het gaat niet alleen om geld, maar ook dat je trots op jezelf kunt zijn.’
Sommige vrouwen blijven liever thuis om voor de kinderen te zorgen dan dat ze gaan werken. Dit doet niets af aan hun agency: niet buitenshuis betaald werken blijkt vaak een zeer wel overwogen keuze te zijn.
Ikram: ‘Ik vind het goed dat vrouwen werken als je opvang of verzorging voor je kinderen hebt, maar niet de hele week. Het moet zijn een combinatie van werken, kinderen en je eigen ambities. Niet alleen thuis met de kinderen en in de keuken. Dat is zonde. Thuis met een lage intellectueel niveau, naast de kinderen. Je moet ook een hoge intellectuele niveau voor jezelf bereiken. Dat is goed voor de kinderen. Hoe meer je leert, hoe meer je geeft.’
Anisa: ‘Als ze willen moeten vrouwen werken. Maar de kinderen zijn wel het belangrijkste, daar moet je eerst voor zorgen. In ieder geval de eerste maanden. Emancipatie anders bekeken – Participatie
33
Sommige brengen hun kinderen naar een ander. Je moet wel goed kijken naar welke mensen. Sommigen gaan meteen werken en doen hun kinderen weg. Waarom neem je dan kinderen?’
Khadija: ‘Ik wil werken, maar voor kinderen zorgen, zijn nu klein. Misschien als kinderen groter zijn. Ik wil taal leren, eerst diploma, dan werken. Ik wil met kinderen, peuterspeelzaal. Met andere kinderen en daar taal leren en heel veel woorden leren! Werken heel belangrijk. Soms vrouw mag niet geld van man. Vrouw moet werken, eigen geld. Maar bij mij geen probleem.’
Rachida: ‘Eerst werkte ik ook bij Thuiszorg. Ik ben gestopt, ik heb dat 2 jaar gedaan. Het was te druk en m’n dochter was nog klein. Ze was 4 jaar en ik kon haar niet alleen laten met de sleutel. Dat kan niet, je hoort allemaal enge dingen. Tussen werk en huis heen en weer dat was lastig.’
Dat de kinderen op de eerste plaats komen, betekent niet dat deze vrouwen geen ambities hebben op het gebied van werk of opleiding. Zo hebben sommige vrouwen uit mijn onderzoek ambities voor als de kinderen groter zijn of ze noemen andere randvoorwaarden om werk of opleiding met de zorg voor de kinderen te kunnen combineren.
Anisa: ‘Als Abir straks naar school gaat, wil ik een opleiding gaan doen. Een andere fase om iets anders te doen. Alle kinderen zijn naar school nu, dan krijg ik ideeën. Wat moet ik nu? Ik denk aan schoonheidsspecialiste. Mijn man is kapper en heeft een kapsalon, misschien kunnen we iets samen doen. Als zij naar school is, heb ik er tijd voor. Ik was altijd druk met de kinderen. Maar misschien kan ik nu iets voor mezelf doen.’
Fadoua: ‘Ik wil meer Nederlands leren, maar niet in buurthuis! Daar komen vrouwen alleen voor praten hahahaha. Dan ik leer niks! Marokkaanse vrouwen praten Marokkaans en Turkse vrouwen Turks. Nederlands is echt moeilijk de grammatica. Ik leer van mijn kinderen. Ik had iemand die voor mij ging bemiddelen voor Nederlands cursus, maar dat kon niet. Ik wil ’s avonds anders overdag geen tijd.’
Emancipatie anders bekeken – Participatie
34
Ghizlane: ‘Ik zit niet binnen omdat ik niet buiten mag, maar omdat ik dat wil! Mijn man wil juist dat ik ga werken. Ik ken heel veel die werken, maar heel veel hebben ook geen zin. Welke man zou nou geen geld willen? Die ken ik niet! Ik zit thuis bij de kinderen. Ik wil niet dat ze bij anderen zijn, totdat ze naar school gaan. Dan wil ik werken, maar ik weet niet wat. Mijn diploma’s zijn niet vers. Vroeger wilde ik dokter worden. Maar mijn kansen zijn helaas allemaal (maakt wegwerpgebaar). Nu heb ik geen dromen meer haha. Ik droom dat mijn kinderen het goed doen. De perfecte vrouw bestaat niet. Maar met een baan, dan kan je meer doen, met geld, dat is belangrijk. En met een huis en kinderen. Zoals ik nu heb, alleen nog een baan, dan heb ik dat bereikt hahaha!’
Sommige vrouwen willen echter niet buitenshuis werken. Zij vinden dat het voor hen te laat is, dat ze te weinig geschoold zijn, of hebben er gewoonweg geen behoefte aan. In het laatste geval zijn ze tevreden met de rolverdeling waar de man buitenshuis werkt en de vrouw binnen alles draaiende houdt. Dit betekent echter niet dat zij geen volwaardig leven leiden. Zij maken hun leven compleet door bijvoorbeeld al hun tijd aan het huishouden en de kinderen te besteden.
Zafira: ‘Na trouwen heb ik anderhalf jaar gewerkt als kamermeisje. Toen werd ik zwanger en was niet geschikt meer. Dat was in ’86. In die tijd was dat weinig. M’n man zegt: “Blijf gewoon thuis met je kind”. Dat vond ik leuk, huismoeder met een kind. In Marokko ben ik nooit naar school geweest. In Nederland wel, maar niet naar de middelbare school. Dat vind ik nu heel jammer. Nu is het anders, alles gaat om diploma’s, computers. Nu is het te laat voor mij, ik heb ook geen zin meer. Ik ben druk met het huishouden, ik heb geen tijd.’
Loubna: ‘Onafhankelijkheid is niet belangrijk. Er zijn dingen waar je afhankelijk moet zijn van je man. Bijvoorbeeld dat hij achter jou staat. Man en vrouw moeten samen zijn. Economische zelfstandigheid is niet per se nodig. Als je dat met je man samen kan doen is dat wel goed vind ik. Niet werken is mijn eigen beslissing. Ik wil dat niet. Maar als iemand wil werken, wie houdt hem dan tegen? Heel veel vrouwen kunnen ook niet werken, met de kinderen. En soms heeft de man twee banen. Dan is zij thuis nodig. Nee, ik ga nooit werken. Zo is het goed voor mij.’
Emancipatie anders bekeken – Participatie
35
Maryam: ‘Ik heb er voor gekozen om huisvrouw te worden. Dus ja, als ik gestudeerd had zou het voor niks geweest zijn. Ik wil niet mijn kinderen naar een oppas brengen en alleen kleine dingetjes meemaken.’
3.3 Conclusie Een belangrijk streven in het huidige Nederlandse emancipatiebeleid is om allochtone vrouwen meer te laten participeren in de samenleving. Laagdrempelige activiteiten, vrijwilligerswerk en betaalde arbeid zijn de voornaamste vormen van participatie die de overheid voor ogen heeft. In dit streven komt het beeld naar voren dat een vrouw volmaakt en geëmancipeerd is wanneer zij actief zichtbaar is in de maatschappij, financieel onafhankelijk is en een intensief netwerk heeft buiten haar directe sociale kring. Het is een ideaaltypisch beeld waar ook veel autochtone vrouwen niet aan voldoen. Uit mijn onderzoek is gebleken dat economische zelfstandigheid niet voor alle vrouwen gelijk staat aan volwaardigheid. Sommige vrouwen geven zin aan hun leven door aan hun kinderen de hoogste prioriteit te geven. Actieve deelname aan de Nederlandse samenleving is een emancipatiestreven dat sterk verweven is met doelen op het gebied van culturele aanpassing. Het beheersen van de Nederlandse taal en het omgaan met autochtone Nederlanders worden als voorwaarden genoemd om maatschappelijk te kunnen participeren. Activiteiten ondernemen met mensen uit de eigen kring wordt daarmee als minderwaardig beoordeeld. De overheid vindt blijkbaar dat sociale integratie in de dominante bevolkingsgroep nodig is voor emancipatie.
Emancipatie anders bekeken – Participatie
36
Hoofdstuk 4 Zelfredzaamheid 4.1 Persoonlijke ontwikkeling Het vergroten van de zelfredzaamheid is één van de subdoelstellingen met betrekking tot allochtone vrouwen in de laatste emancipatienota. Onder zelfredzaamheid worden eigen talenten ontdekken, keuzes kunnen maken en persoonlijke ontwikkeling verstaan (Plasterk 2007: 50). De subdoelstelling over zelfredzaamheid ligt erg in het verlengde van de subdoelstelling over maatschappelijke- en arbeidsparticipatie. Betaald werk zou volgens het kabinet namelijk een weg zijn naar zelfbeschikking en zelfverwezenlijking (ibid.: 20). Economische zelfstandigheid en zelfredzaamheid zijn in het beleid daardoor onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de emancipatienota wordt onderscheid gemaakt tussen vrouwen en meisjes die goed presteren en vrouwen die dat (nog) niet doen. Het kabinet erkent dat bij de laatste groep niet alleen een taak voor de allochtone vrouwen zelf is weggelegd. Naast allochtone mannen, wordt ook de beeldvorming over allochtone vrouwen als belemmering genoemd. Talenten van allochtone vrouwen worden niet meteen herkend, omdat wederzijds onbegrip en vooroordelen de beeldvorming over vrouwen uit etnische minderheden negatief beïnvloeden. Het vergroten van de zelfredzaamheid en persoonlijke ontwikkeling moet worden gestimuleerd door enerzijds coaching en training en anderzijds positieve beeldvorming (ibid.: 50).
Goede coaching en training, en positieve beeldvorming is precies waar het Ikram aan ontbrak tijdens haar zoektocht naar een passende baan en opleiding. ‘Ik heb gesolliciteerd bij Blokker en toen was ik aangenomen. En toen zei die vrouw dat de hoofddoekje moet af. Ik ben naar Discriminatiepunt gegaan. En een proces. Gesprek met het hoofdkantoor en toen hebben ze excuses geboden en gezegd dat ik daar mag werken. Maar laat maar, ik hoef niet meer, maar nu weten ze dat ze een ernstige fout hebben gemaakt. Ik wil wel werken, maar ze houden me tegen. Ik wil ook meer taal leren, maar ze zeggen: “Je hebt al hoge niveau bereikt”. Na de inburgeringcursus kreeg ik bemiddeling voor het zoeken van werk. En die vrouw vroeg wat ik wil. Zij was
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
37
ook een buitenlander. En toen zei ik dat ik wil iets met administratie of computers. Maar ze zei: “Nee, wij zijn buitenlanders, ga maar werken in bakkerij”! En ik wil opleiding volgen, SPW doen. Maar daar is geen avondcursus en ik heb geen moeder of zusje die op mijn dochtertje kan passen. Ik heb heel veel dingen geprobeerd om naar voren te gaan. Maar je vindt alle deuren dicht. Het is heel raar. Ze zeggen: “Kom werken!” Maar waar? Zelfs de winkels willen je niet! Dan moet de hoofddoek af. Wat je op televisie ziet, moet je niet geloven. Op school wij doen toneel van “jij bent de dokter en jij gaat naar de apotheek”. Ik leer hoe ik op straat moet praten, maar niet met de gemeente of een brief schrijven. Bij iets formeel dan schaam je voor je taal. Dan ben je bang dat je dat niet kan zeggen of niet wat ik wil.’
In het vorige hoofdstuk hebben we aan de hand van de verhalen van vrouwen uit mijn onderzoek kunnen zien dat ook vrouwen die (nog) geen betaalde arbeid verrichten ambities hebben om vooruit te komen. Sommigen willen dit door, al dan niet op termijn, te gaan werken of een opleiding te volgen. De vrouwen kunnen ook (buitenshuis) ambities hebben die niet binnen de grenzen van het emancipatiebeleid vallen. Niet alle vrouwen bereiken namelijk volmaaktheid in hun leven door te streven naar betaald werk. Ook praktische, sociale of geestelijke vooruitgang zijn manieren om een leven compleet te maken. Zo willen sommige vrouwen uit mijn onderzoek zich persoonlijk ontwikkelen door hun rijbewijs te halen, te leren fietsen of Arabisch te leren.
Anisa: ‘Rijbewijs halen. Haha. Ik wilde dat heel graag! Ik vind rijden heel leuk! Alles is om te leren hoor! Vorig jaar ging ik rijden naar Marokko, met camper! Gewoon proberen hoor, is leuk!’
Khadija: ‘Ik wil Nederlandse taal leren, ik wil begrijpen alles! Voor alles, voor dokter, voor school, voor kinderen. En leren fietsen bij buurthuis! Voor kinderen naar school, naar sport. En zwemmen! Mijn vader heel streng. Fietsen nee, werk nee, leren op school alleen, zwemmen nee. Nu meer dingen doen dan vroeger.’
Loubna: ‘Ehhh.. rijbewijs halen? Dat is makkelijker met de kinderen. Nu moet ik steeds met de fiets. Ik ben nu bezig met mijn theorie.’ Later in het gesprek vertelt Loubna dat ze heel graag nog een keer de hadj (islamitische bedevaart) wil maken, en dat dat toch eigenlijk wel een echte droom voor haar is. Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
38
Maryam: ‘Als al mijn kinderen naar school zijn, wil ik misschien wel Arabisch leren. Omdat ik dan de Koran zou kunnen lezen.’
Het blijkt dus dat vrouwen naast betaald werk nog veel andere manieren zien om zich te ontwikkelen. Ook in het vorige hoofdstuk hebben we al kunnen zien dat dit bij voorkeur wel op hun eigen manier moet kunnen: bijvoorbeeld pas werken als de kinderen naar school zijn, een opleiding kunnen volgen in de avonduren of het nastreven van ambities die niet binnen de grenzen van het Nederlandse emancipatiebeleid vallen. Marguerite van den Berg ontdekte in haar onderzoek onder Marokkaanse vrouwen in Rotterdam dat zij ‘vooruitgang’ niet alleen in de dominante Nederlandse definities omschrijven door het belang van werk en opleiding te noemen, maar ook in alternatieve definities. Ook een ‘wooncarrière’ (verbetering van leefomstandigheden en woning) zien zij soms als vooruitgang. De belangrijkste alternatieve definitie van ‘vooruit komen’ die Van den Berg aantrof is er één in relatie tot de kinderen. De Marokkaanse vrouwen uit haar onderzoek hebben hoge verwachtingen van hun kinderen met betrekking tot vooruitgang en sociale mobiliteit, en stimuleren hen daar sterk in (Van den Berg 2007b: 15-16). In hoofdstuk 6 van deze scriptie zal ik op het thema opvoeding terug komen.
De enige concrete maatregelen om de zelfredzaamheid van allochtone vrouwen te vergroten die in de emancipatienota worden genoemd, zijn het inzetten van rolmodellen en het bevorderen van de dialoog. Dit laatste heeft als doel mensen met elkaar in contact te brengen en wederzijds begrip te stimuleren. Opvallend hierbij is dat deze dialoog wel erg vanuit Nederlands perspectief wordt opgezet. De dialoog lijkt zich namelijk vooral te concentreren rondom negatieve onderwerpen waarvan doorgaans wordt gedacht dat die veel voorkomen in de allochtone gemeenschap. De enige concrete gespreksonderwerpen die in de emancipatienota worden genoemd zijn ‘taboeonderwerpen zoals man/vrouwverhoudingen, loverboys, huiselijk geweld etc.’ (Plasterk 2007: 50). Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat het leven van allochtone vrouwen door dit soort problematische thema’s wordt beheerst. De overheid wil de negatieve beeldvorming bestrijden, maar speelt zelf een actieve rol in de instandhouding daarvan door de positie van allochtone vrouwen aan dit soort thema’s te koppelen. Het inzetten van rolmodellen is volgens het kabinet een middel om mensen te stimuleren hun kansen te zien en te benutten. Die kansen zullen vooral gericht zijn op betaald Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
39
werk, aangezien het verrichten van betaalde arbeid het voornaamste streven is dat de overheid heeft voor allochtone vrouwen. Hoewel het niet expliciet in het emancipatiebeleid wordt genoemd, denk ik dat we ervan uit kunnen gaan dat de rolmodellen die de overheid wil inzetten, zullen voldoen aan het volgende ideaalbeeld: vrouwen die economisch zelfstandig zijn, met autochtone Nederlanders omgaan en actief zichtbaar zijn in de Nederlandse samenleving. In de praktijk is zo’n vrouw echter niet voor iedereen een nastrevenswaardig voorbeeld en zullen allochtone vrouwen eerder voorbeelden selecteren aan de hand van criteria die aansluiten bij hun eigen ideaalbeeld. Tijdens mijn veldwerk heb ik met de vrouwen gesproken over de voorbeelden die zij hebben en over wat bekende Marokkaanse vrouwen voor hen betekenen. Zij blijken rolmodellen uit te zoeken op criteria als moed, zorgzaamheid, religiositeit en compassie.
Anisa: ‘Khadija Arib, ken jij die? Fatima Elatik een beetje. En die Marokkaanse kickbokster, ik weet haar naam niet. Als hun droom zo was, dan hebben zij dat bereikt. Nee, ze zijn geen voorbeeld voor me. Iedere vrouw kan dat als ze wil, met een beetje moede. Alleen de omgeving kan in de weg staan. Zij hebben de kans gekregen, dat heeft niet iedereen. Mijn moeder is mijn voorbeeld. Ze doet alles voor haar kinderen. Ze is heel moedig en probeert altijd iedereen blij te maken. Iedereen houdt van haar. Verder is mijn voorbeeld mensen die veel bereikt hebben. Je leeft maar één keer, je moet doen wat je wil in deze leven. Hoe lief ze is, het karakter, dat wil ik van m’n moeder.’
Als ik Ghizlane vraag of er iemand een voorbeeld voor haar is, zegt ze heel stellig van niet. Ze zou niet weten wie. Aan het einde van ons gesprek begint ze echter over de vrouw van haar streng religieuze broer. De manier waarop ze over haar praat, verraadt dat ze erg veel bewondering voor haar heeft en haar eigen leven minderwaardig vindt ten opzichte van dat van haar schoonzus. ‘Voordat mijn broer ging trouwen, hadden wij al medelijden met zijn vrouw. Terwijl ze nog niet bestond! Hij zei altijd: “Mijn vrouw mag niet dit, mijn vrouw mag niet dat”. Kijk nou, wij zijn niet eens Nederlanders, wij zijn Marokkanen, maar toch dachten wij zo. Maar zij doet alles! Ze gaat naar het zwembad, de sauna en naar de sportschool. Ze ontvangt vriendinnen thuis en dan gaat haar man gewoon even de deur uit. Ze heeft haar rijbewijs gehaald en gaat alleen weg. Ze doet meer dan wij! Ze volgen de weg én doen alles wat ze willen! Ze vertrouwen elkaar gewoon en daarom gaan soms alleen weg. Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
40
Wij hadden gewoon vooroordelen omdat mijn broertje zo streng is. Maar zij doet meer dan wij! Wij zijn echt lui! Voor haar heb ik echt respect.’
Khadija: ‘Vroeger vrouwen niet vrijheid, dan islam komt, dan vrouwen heel veel geluk. Voor mij een voorbeeld zijn de vrouwen vriendinnen van rasul.’
Zafira: ‘Oprah Winfrey is de beste! Leuk programma! Omdat ze komt van een éénoudergezin, afgestudeerd, doet zoveel met arme mensen, vind het echt een topvrouw! Leuk dat Marokkaanse vrouwen in partijen zitten. Is goed dat ze voor vrouwen vechten, voor de vrijheid, voor alles zeg maar. Ik ken Samira, Fatima, Naima, heel veel, ik weet hun namen niet.’
4.2 Keuzes maken en allochtone mannen Zowel in het beleid als in het publieke debat worden allochtone mannen aangewezen als belemmering voor de emancipatie en vrijheid van allochtone vrouwen. Opvallend is dat in de laatste emancipatienota bewust niet gesproken wordt over de verhoudingen die autochtone mannen en vrouwen binnenshuis hanteren. Dit kabinet wil niet sturen op een herverdeling van de zorgtaken tussen mannen en vrouwen thuis (Plasterk 2007: 6). De rollen thuis vindt het kabinet dus een privé-kwestie. Echter, wanneer het over allochtone vrouwen gaat, dan zijn traditionele ideeën over de positie van mannen en vrouwen wel een probleem waar de overheid zich graag over uitspreekt (ibid.: 13, 49, 50). Omdat de traditionele opvattingen van allochtone mannen de emancipatie van allochtone vrouwen zouden belemmeren, is er in de emancipatienota een aparte subdoelstelling opgenomen over de emancipatie van mannen en jongens uit etnische minderheidsgroepen. Dit is een tamelijk paternalistische benadering van de overheid. Autochtone mannen en vrouwen hoeven blijkbaar niet gestuurd te worden in het bepalen van hun man/vrouwverhoudingen, terwijl allochtone mannen en vrouwen wel geholpen moeten worden. Het lijkt erop dat de overheid graag ziet dat allochtonen hun ‘traditionele’ ideeën over de positie van mannen en vrouwen aanpassen aan de ‘moderne’ Nederlandse, en dat ook dit emancipatieonderwerp bekeken wordt vanuit een assimilatiebenadering.
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
41
Volgens het kabinet zouden allochtone vrouwen steeds indringender aangeven dat er spanningen ontstaan in opvoeding, huwelijk en gezin (ibid.: 50). Het geschetste probleem wordt echter geenszins uitgediept en er worden ook geen enkele concrete maatregelen genoemd om dit probleem op te lossen. Allochtone mannen en jongens moeten emanciperen, maar waarheen en hoe wordt uit de nota niet duidelijk. Dat er een subdoelstelling over allochtone mannen is opgenomen in de emancipatienota sluit aan bij de huidige beelden die er in het publieke debat en in de media over allochtone mannen (lees: Arabische of moslimmannen) verschijnen. Het idee dat moslimmannen hun vrouw onderdrukken en haar (keuze)vrijheid ontnemen komt veelvuldig naar voren. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het boek Marokkaanse gezinnen in Nederland (1979) van Lotty van den Berg-Eldering. Volgens Van den Berg draagt een Marokkaanse vrouw
nooit
haar
eigen
verantwoordelijkheid.
Bij
haar
huwelijk
wordt
de
verantwoordelijkheid over haar overgedragen van haar vader naar haar echtgenoot. Haar man en zijn familie bepalen vanaf dat moment hoe de vrouw zich moet gedragen (Van den BergEldering 1979: 91). De vrouw moet zich aanpassen aan de familie van haar man en hem en haar schoonmoeder altijd gehoorzamen (ibid.: 83, 98). Ze verkeert altijd in twijfel en is altijd gehoorzaam aan haar man, omdat hij haar op elk moment kan verstoten of een tweede vrouw kan trouwen (ibid.: 81). Bovendien vinden Marokkaanse vrouwen het niet erg om door hun man geslagen te worden, want door hun vrouw te slaan laten de mannen zien dat ze zich verantwoordelijk voelen (ibid.: 107). Van den Berg spreekt constant over wat de vrouwen wel of niet ‘mogen’, alsof ze geen eigen wil hebben of eigen keuzes maken (bijv. ibid.: 97) en de onderschikking aan hun man en schoonfamilie volledig accepteren. Dit beeld over de positie van Marokkaanse vrouwen ten opzichte van hun man komt ook vandaag de dag nog in het publieke debat naar voren. Zo sprak de oprichtster van een emancipatieproject voor allochtone mannen vorig jaar in Trouw: ‘Deze mannen leven in een klein cirkeltje van gezin, moskee, theehuis. De rest is de boze buitenwereld. Met dat idee proberen ze hun vrouwen en kinderen overal voor te beschermen. Ze worden onbedoeld en ongewild politieagenten in hun eigen huis. Ze houden hun vrouwen het liefst binnen, ze willen dat hun kinderen meegaan naar de moskee of het theehuis, in plaats van de disco. Die kinderen moeten gaan liegen en bedriegen om hetzelfde te kunnen als hun vrienden. En zo gaat het van kwaad tot erger. Tot psychisch en lichamelijk geweld aan toe’ (Trouw 22 oktober 2007).
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
42
Het stereotyperen van de Arabische man kan worden geplaatst in een lange, historische, westerse traditie. Ruud Peters heeft deze traditie bestudeerd en laten zien dat sinds het westen veel van zijn politieke macht in het Midden-Oosten verloren heeft, en de Arabieren door de opkomst van Arabisch nationalisme een identiteit en een stem hebben gekregen, de Arabier vooral wordt omschreven als agressief, vijandig, gewelddadig en schreeuwerig (Peters 1982: 89). Een interessant onderzoek van Jack Shaheen naar de portrettering van Arabieren en moslims in Hollywood-films maakt duidelijk dat deze al ruim honderd jaar worden neergezet als harteloos, wreed en onbeschaafd, en als religieuze fanatiekelingen. Dit gebeurt door middel van verhalen waarin Arabieren vrouwen ontvoeren of verkrachten, of joden en christenen terroriseren (Shaheen 2003: 171-172). Het is onvermijdelijk dat het stereotype beeld van de ‘slechte Arabische man’ doordringt in het publieke debat en leidt tot vooroordelen over en subjectieve beoordelingen van de levensstijl van Arabische mannen en vrouwen.
Het onderwerp ‘mannen’ leverde tijdens mijn gesprekken met de vrouwen uit mijn onderzoek vaak krachtige reacties op. In de gesprekken is gewelddadigheid niet aan de orde geweest en is vooral gesproken over de invloed van mannen op de keuzes die de vrouwen maakten. Als ik direct vroeg naar de invloed van mannen, dan namen alle vrouwen een verdedigende houding aan. Gezien het hierboven geschetste beeld dat er over allochtone mannen heerst, is dat op zich niet zo verwonderlijk. De vrouwen lieten dan weten dat de dominantie van mannen vooral iets van vroeger is, of dat dit meer met karakter te maken heeft dan met religie of cultuur.
Anisa: ‘Ik vind het heel belangrijk dat een vrouw haar dromen laten uitkomen. Meestal zit haar cultuur van de man in de weg. Bij sommige mannen is het moeilijk om de vrouw te laten werken, of iets te leren, of iets dergelijks. Laatste tijd is het beter geworden. Ik zie veel vrouwen werken en studeren. Mannen zijn niet zoals vroeger, ze zijn veranderd. Nederlandse man kan ook zeggen: “Blijf thuis, ik wil dat je op de kinderen past”. Het is afhankelijk van de man, als ze de verkeerde omgeving heeft gekozen.’
Fadoua: ‘Sommige mannen streng, maar niet door islam. Maar door zichzelf, karakter, is niet door islam. Hier in de buurt de vrouwen gaan allemaal naar buurthuis! Misschien vroeger dan gaan ze niet naar buiten.’ Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
43
Khadija: ‘Mijn vader heel streng. Fietsen nee, werk nee, leren op school alleen, zwemmen nee. Nu meer dingen doen dan vroeger. […] Sommige mannen vrouwen mogen niets. Berbers strenge mannen. Arabisch vrouw mag alles, werken, school. Weet niet waarom verschil, is van vroeger zo!’
Loubna over vrouwen die zichzelf niet kunnen redden: ‘Dat ze de taal niet goed spreken komt misschien omdat ze niet naar buiten mogen van hun man. Denk ik. Ze weten niks, ze kunnen niks alleen. Alleen kinderen van school halen, eten maken. Zo kom je niet verder. Sommige mannen zijn niet makkelijk om hun vrouwen vrij te laten. Is een gedachte van vroeger. Het heeft ook te maken met karakter, gedachten verschillen. Soms gaat het ook om vertrouwen en om de relatie tussen man en vrouw.’
Rachida: ‘Marokkaanse vrouwen in Nederland hebben nu veel vrijheid. Vroeger is anders. Mannen zijn streng, maar nu niet meer. Nu is andersom. Vrouw is man geworden!’
In de gesprekken kwamen de mannen natuurlijk ook vaak ter sprake terwijl ik er niet direct naar vroeg. De invloed van mannen en anderen in de omgeving van de vrouwen bleek dan een stuk groter dan in de citaten hierboven wordt geschetst.
Anisa: ‘Ik wil graag studeren, maar mijn man wil kinderen. Dus heb ik gekozen voor zijn wens.’
Anisa over het halen van haar rijbewijs: ‘Als ik iets bepaal dan doe ik het gewoon. Misschien samen met mijn man. Maar ze zijn niet altijd tegen hoor! Misschien anderen in de omgeving. Daarom zeg ik beter niets. Als ik iets wil dan doe ik het gewoon. Anders word je belemmerd. Omdat je dan blijft praten en twijfelen.’
Maryam: ‘In die tijd [toen ze 17 jaar was en haar moeder overleed] zou ik ook gaan trouwen. Ik was toen gekoppeld aan een man. Ik zeg niet uitgehuwelijkt, maar gekoppeld! Maar toen ik hem voor de tweede keer sprak, wist ik dat ik niet met hem wilde. Dat was heel erg, want ik had al het trouwboekje getekend. Bij Marokkanen kan het soms heel lang duren vanaf het trouwboekje totdat je echt trouwen zeg maar. Ik Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
44
wilde niet meer met hem, maar hij wilde niet scheiden, want hij was verliefd op mij. Hij zei: “Je went wel aan me”. Letterlijk! Maar ik wilde echt niet. Het heeft heel lang geduurd om alles te regelen. Mijn familie vond het een echte schande!’
Uit mijn aantekeningen over mijn bezoek aan Ikram: ‘Halverwege het gesprek komt haar man heel even binnen. Hij stelt zich vriendelijk aan mij voor, rommelt heel even in de keuken en is binnen vijf minuten weer weg. Ikram verandert niet zichtbaar, ze gaat gewoon door met het gesprek. Ikzelf word een beetje zenuwachtig van zijn aanwezigheid. Omdat hij zo kort blijft, en niet echt iets met zijn vrouw te bespreken lijkt te hebben, krijg ik het vermoeden dat hij heel even komt controleren wie er nou precies bij hem thuis zit om zijn vrouw te interviewen.’
Khadija: ‘Trouwen, dan moet luisteren naar man. Is heel belangrijk bij vrouwen Marokkaans. Doet dingen, maar alleen goed van islam, niet anders. Man doet goed, ze moeten elkaar begrijpen, is beter.’
Duidelijk is dat er tijdens de gesprekken met de vrouwen nogal wat tegenstrijdigheden naar voren komen als het gaat om de invloed van de mannen in hun omgeving. Enerzijds geven de vrouwen aan dat de mannen in hun omgeving geen macht (meer) hebben en anderzijds laten ze weten hun wensen wel op te volgen en soms grote druk uit hun omgeving te ervaren. Onderstaand citaat is daar een sprekend voorbeeld van. Eerst vertelt Zafira dat vrouwen tegenwoordig doen wat ze zelf willen, maar later zegt ze dat mannen heel streng worden als ze je eenmaal ‘te pakken hebben’.
Zafira: ‘Vroeger was de man de baas, hij bepaalt wat in huis gaat gebeuren. Nu dat heb je heel weinig, echt. Ook in Nederland heb je dat bij oude mensen. Het is hetzelfde gebleven als hoe ze uit Marokko zijn gekomen. Tegenwoordig doet de vrouw wat ze wil, ze beslist zelf. Als ze naar de markt wil, dan gaat ze naar de markt.’ Niet veel later komt één van haar dochters (17 jaar) bij ons zitten en mengt zich in het gesprek. Moeder beweert dat haar dochter gezegd heeft later een hoofddoek te zullen gaan dragen. De dochter ontkent: Dochter: ‘Nee, dat heb ik niet gezegd! Nee hoor, ik ga nooit zo’n ding dragen! Ik vind het lelijk en veel te warm! Ik heb het wel eens opgedaan, maar ik vind het
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
45
helemaal niks. Soms draag ik wel eentje, maar meer als sjaal in de winter. En niet helemaal over mijn hoofd.’ Zafira: ‘Wacht maar, wat als je man dat wil?’ Dochter: ‘Ik hoef echt geen man die me dwingt een hoofddoek te dragen! Ik wil iemand die niet streng is en me gewoon vrij laat.’ Zafira: ‘Je weet het nooit, in het begin is hij heel lief, maar als ze je te pakken hebben, dan worden ze streng. Vroeger droeg ik geen hoofddoek. Mijn vader heeft nooit tegen ons gezegd dat we hoofddoek moeten dragen. Pas toen ik getrouwd ben. Mijn man wou het graag. In het begin was het heel moeilijk. Nu ben ik er aan gewend. Ik kan niet meer zonder.’
Uit de gesprekken die ik met de vrouwen heb gevoerd, komen redelijk wat voorbeelden naar voren van situaties waarin mannen of anderen in de omgeving veel invloed hadden of druk uitoefenden op de keuzes die de vrouwen maakten. De verhalen over mannen die hun vrouwen wel veel vrijheden veroorloven of hun positie respecteren, blijken echter toch niet alleen sociaal wenselijke verhalen te zijn. Sommige vrouwen hebben mij daar zeer concrete voorbeelden van gegeven. Dat mannen een rol spelen bij de keuzes die vrouwen maken, hoeft dus niet uit te sluiten dat vrouwen veel vrijheid ervaren.
Ghizlane: ‘Toen we getrouwd waren was ik echt de prinses in huis. Ik mocht echt alles van hem. Dat is omdat hij is hoogopgeleid. Afgestudeerd geoloog. Eerst waren we drie maanden verloofd. Van mijn moeder moest ik in die tijd bepalen of ik wilde, ik moest hem eerst beter leren kennen. Uithuwelijken zoals ze zeggen, dat bestaat niet! Kijk, ik heb zelf “Ja” gezegd, ik heb ervoor gekozen. Als je dat niet kan bij je familie, dan kan het bij het tekenen van het trouwboekje. Dan vraagt die man op het consulaat altijd aan het meisje of ze wil, en dan kan ze gewoon “Nee” zeggen en dan gaat het niet door. Pas vijf jaar daarna kreeg ik mijn eerste kind. Toen we nog verloofd waren toen heb ik tegen hem gezegd dat ik niet direct een kind wilde. Mijn man zei toen: “Wat goed dat je daarover begint”. Meestal praten mensen daar niet over. Ik was dus eerst vijf jaar aan de pil! Ik kreeg wel veel vragen van mensen, “Ben je al zwanger?” Maar dat mag ik toch zelf weten?! Ik was altijd al een moeder geweest, vooral voor mijn jongste zusje. Toen ik getrouwd was had ik eindelijk tijd voor mezelf! Ik hoefde voor niemand te zorgen!’
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
46
Loubna: ‘Toen ik 18 jaar was ging ik trouwen. Ik was 24 toen ik mijn eerste kind kreeg. Ik wilde eerst wachten met kinderen en mijn man ook. Eerst tijd om te wennen aan samenwonen en tijd voor elkaar. Mijn man wil nog twee kinderen. Maar ik niet. Hij vindt het leuk om allemaal om de tafel te zitten en naar zijn gezin te kijken. Ik vind het genoeg zo. We zijn er nog niet uit!’
Uit mijn aantekeningen over de tweede keer dat ik bij Anisa thuis ben: ‘Dan is er weer gerommel in de gang. “Amal, ben jij dat? O jee, het is mijn man! Haha.” Anisa haar man stapt de kamer binnen. Hij is mager en draagt een pak. Het bovenste knoopje van z’n overhemd staat open. Ik stel me gauw aan hem voor en bedank hem voor de gastvrijheid. “Ik ben haar man”, zegt hij. Als hij niet veel later de kamer weer binnenkomt, zegt hij me dat ik niet moet geloven wat er allemaal uit ‘het apparaatje’ komt. Hij wijst naar de televisie en daarna naar Anisa. “Maar je moet het aan haar vragen, zij kan je alles vertellen! Doei!” Dan verlaat hij het huis weer.’
De houding van Anisa’s man illustreert hoe het ook kan: de man wijst op de macht van zijn vrouw om te vertellen en uit te leggen hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Door naar de televisie te verwijzen laat hij bovendien zien zich bewust te zijn van de heersende ideeën over zijn positie. De invloed van allochtone mannen op de keuzevrijheid van allochtone vrouwen blijft een lastig onderwerp. Veel vrouwen vertellen over situaties waar de keuze van de man of de omgeving voor die van de vrouw ging, maar diezelfde vrouwen dragen ook voorbeelden uit hun eigen leven aan waarin de keuze en positie van de vrouw juist erg gewaardeerd werd. Bovendien lijken ze de situaties waarin de keuze van de man prevaleerde ook niet te veroordelen en een bepaalde mate van ondergeschiktheid aan de man ook niet bezwaarlijk te vinden. Alle vrouwen uit mijn onderzoek vinden dat ze over autonomie beschikken. Dit lijkt tegenstrijdig, maar dat hoeft het vanuit het oogpunt van de vrouwen niet te zijn. Anisa laat mooi zien dat autonomie en eigen keuzes kunnen worden bepaald in samenhang met de omgeving. Voor jezelf kiezen is dan niet lós van anderen, maar mét anderen:
‘Er zijn natuurlijk grenzen voor vrouwen. Je wilt alles bereiken, maar je moet wel voor je kinderen zorgen, voor je man, voor je huis. Vrijheid is heel erg belangrijk, zeker. Maar je moet wel rekening houden vind ik. Niemand kwetsen, niemand pijn doen. Maar wel zorgen dat je blij bent. Door praten met degene die in de weg staat’. Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
47
De vrouwen zijn zich dus bewust van hun positie en blijken daarin de door henzelf gewenste draai te kunnen vinden. Ook Edien Bartels concludeert op basis van onderzoek onder Arabische vrouwen in Noord-Afrika en Nederland (1993) dat zij zich niet ondergeschikt aan mannen vinden, maar juist uitgaan van gelijkwaardigheid tussen de seksen. Zelfs in gevallen die op onderdrukking door mannen lijken, laat Bartels zien dat de vrouwen geen passieve slachtoffers zijn. Ze maken gebruik van symboliek, bijvoorbeeld rituelen en mythen, om macht uit te oefenen. Door symboliek strategisch in te zetten proberen vrouwen machtsverhoudingen tussen de seksen in hun voordeel te veranderen. De vrouwen zijn geen slachtoffers van de mannen in hun omgeving, maar actief handelende individuen (Bartels 1993: 227-228).
4.3 Conclusie De overheid wil de zelfredzaamheid van allochtone vrouwen vergroten en bedoelt daarmee dat vrouwen hun talenten ontdekken, zich persoonlijk ontwikkelen en keuzes kunnen maken. Ook wil ze dat allochtone mannen emanciperen zodat ze geen belemmering meer vormen voor de emancipatie van allochtone vrouwen. Om vrouwen te leren hun kansen te zien en te benutten, wil de overheid rolmodellen inzetten. Hoewel dit voornemen niet erg uitgebreid in de emancipatienota wordt besproken, kunnen we ervan uitgaan dat deze rolmodellen vrouwen zullen zijn die naar de maatstaven van de overheid geëmancipeerd zijn. In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat dit betekent dat deze vrouwen betaald werk doen en met autochtone Nederlanders omgaan. Uit de gesprekken met de vrouwen uit mijn onderzoek blijkt dat dit soort rolmodellen maar in beperkte mate succesvol zullen zijn. ‘Succesvolle’ Marokkaanse vrouwen, uit de politiek bijvoorbeeld, blijken bij de vrouwen immers wel bekend te zijn, maar worden niet als voorbeeld beschouwd. Gezien de alternatieve visies op volmaaktheid die de vrouwen hebben is het niet verwonderlijk dat de vrouwen uit mijn onderzoek zich niet aan hen spiegelen. Voor zichzelf hebben zij andere ambities. Als emanciperen betekent dat allochtone vrouwen het voorbeeld van de rolmodellen van de overheid volgen, dan betekent dit dat allochtone vrouwen hun eigen ideaalbeeld aan de kant moeten zetten en zich moeten aanpassen. Emanciperen lijkt in dat geval meer op assimileren.
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
48
Traditionele man/vrouwverhoudingen en de visie van allochtone mannen op de positie van de vrouw zijn volgens de overheid zorgwekkend. De verhoudingen tussen autochtone mannen en vrouwen zijn dat niet en behoeven daarom geen sturing van de overheid. Om van de bemoeienis van de overheid af te komen, moeten allochtonen hun man/vrouwverhoudingen blijkbaar aanpassen aan die van autochtonen. De wens dat allochtone mannen emanciperen, kan ook hier beschouwd worden als de wens dat zij assimileren. De spanningen die in de emancipatienota worden genoemd tussen allochtone mannen en vrouwen, ben ik in mijn onderzoek niet tegengekomen. De vrouwen uit mijn onderzoek menen dat de traditionele opvattingen van mannen over de positie van de vrouw aan het verschuiven zijn. De vrouwen vinden dat zij tegenwoordig meer (keuze)vrijheid hebben dan vroeger. Zaken die zij als belemmeringen zien, zoals niet naar buiten mogen of je niet mogen ontwikkelen, behoren volgens hen tot het verleden. De vrouwen zijn tevreden over de vrijheden die ze hebben, hoewel duidelijk is dat de mannen in hun omgeving op sommige vlakken nog steeds een grote invloed hebben. De visie van volmaaktheid die deze vrouwen hebben is er niet één waarin zij ernaar streven als individu onafhankelijk te zijn en los te staan van anderen in de omgeving. Zij bereiken volmaaktheid eerder door vanuit gezamenlijk oogpunt en dus mét anderen naar een doel te streven. Volmaaktheid wordt dan bijvoorbeeld bereikt wanneer ieders belangen (vrouw, man, gezin) in balans zijn. Het streven van de vrouwen uit mijn onderzoek is dan ook niet om afzonderlijk van hun man en gezin te functioneren, maar zij kiezen er bewust voor hun leven en keuzes te laten beïnvloeden door de wensen van anderen in hun omgeving.
Emancipatie anders bekeken – Zelfredzaamheid
49
Hoofdstuk 5 Opvoeding 5.1 Allochtone moeders in het overheidsbeleid Over moederschap en opvoeding wordt in het emancipatiebeleid nauwelijks gesproken. Alleen het verbeteren van de combinatie arbeid en zorg wordt in de laatste emancipatienota genoemd. Eerder in deze scriptie hebben we al gezien dat deze combinatie niet voor alle vrouwen nastrevenswaardig is. Allochtone moeders en opvoeding zijn wel een thema als het gaat om probleemjongeren. Vaak genoeg wordt in politiek en media dan gevraagd waarom er geen allochtone moeders in de wijk actief zijn. Omdat allochtone moeders niet altijd zichtbaar zijn, wordt er verondersteld dat ze geen belangrijke rol (willen) spelen in de opvoeding. Dit heeft er in geresulteerd dat allochtone moeders alleen vanuit een negatieve benadering in het beleid terug te vinden zijn. Zowel in het jeugd- als in het integratiebeleid wordt een slechte opvoeding als een reden genoemd voor de ontsporing van Marokkaanse jongeren. In het programma Diversiteit in Jeugdbeleid zal het kabinet daarom extra aandacht besteden aan de opvoeding en de rol van de ouders (Vogelaar 2007: 35). Dit beeld van onzichtbare allochtone moeders wordt ook geschetst in het boek Onzichtbare ouders, over ouders in Amsterdam-West, van Margalith Kleijwegt. Hierin zet zij de ouders van vmbo-scholieren uit die buurt, velen van Marokkaanse afkomst, neer als onzichtbaar en onwillig om deel uit te maken van het leven van hun kinderen buitenshuis. Vooral de moeders lijken erg onwetend en in de schaduw te staan van de mannen in hun omgeving. Tijdens bezoeken aan verschillende ouders viel het de schrijfster op dat de vaders het woord voeren en dat de moeders passief, verlegen en stil zijn. Hun rol tijdens deze bezoeken was het bereiden van eten en het inschenken van drinken (Kleijwegt 2006 [2005]: 57, 129-130). Wanneer de moeders gevraagd wordt hun mening te geven over het schoolleven van hun kinderen, verwijzen ze naar hun echtgenoten, omdat die daar over gaan. Ze schrikken ervan als ze merken dat het om hun eigen mening gaat (ibid.: 119-120). Het beeld dat Kleijwegt schetst lijkt sterk op het beeld dat achter het overheidsbeleid met betrekking tot allochtone vrouwen schuilgaat. De afwezigheid van de ouders, en dan vooral de moeders, in
Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
50
het leven van hun kinderen buitenshuis is er de oorzaak van dat sommige kinderen ontsporen. Bovendien lijken de vrouwen volledig ondergeschikt aan hun echtgenoten. Deze benadering ten opzichte van allochtone moeders is eigenlijk heel paradoxaal. Enerzijds worden allochtone vrouwen in het emancipatiebeleid benaderd als slachtoffers die in hun ontwikkeling geremd worden door traditionele opvattingen, mannen en religie, en worden zij in het jeugd- en integratiebeleid omschreven als onzichtbaar en onwillig deel uit te maken van de opvoeding. Anderzijds worden allochtone moeders ook geportretteerd als sleutelfiguren om het gedrag van hun kinderen te veranderen en de allochtone (moslim-) gemeenschap te laten emanciperen (Roggebrand en Verloo 2006: 158). Zo was de slogan van de commissie PaVEM ‘If you educate a women, you educate a family’ en zei de Utrechtse burgemeester Brouwer in 2006 dat Marokkaanse moeders moeten worden ingeschakeld om te voorkomen dat de Marokkaanse jeugd afglijdt naar de criminaliteit. ‘Die moeders zijn vaak de baas in huis. Daar moeten we veel contacten mee zien te krijgen’ (AD/Utrechts Nieuwsblad 21 juni 2006: 1).
5.2 Ontwikkelen via de kinderen Het thema opvoeding is wel in het jeugd- en integratiebeleid, maar niet in het emancipatiebeleid terug te vinden. Door niet in te gaan op moederschap en opvoeding als middelen voor emancipatie, ziet het kabinet een centraal aspect van het leven van sommige vrouwen over het hoofd. De kinderen vormen bij de vrouwen uit mijn onderzoek bijvoorbeeld een zeer belangrijk middel voor ontwikkeling. Ambities die de vrouwen voor zichzelf niet kunnen of willen waarmaken, willen ze wel laten uitkomen bij hun kinderen. Marquerite van den Berg ontdekte in haar onderzoek naar Marokkaanse vrouwen in Rotterdam dat deze vrouwen hun sociale mobiliteit vooral definiëren door het belang van opleiding en werk voor zichzelf te benoemen (2007a). Echter, als het gaat om realistische verwachtingen, blijken de vrouwen alternatieve definities voor sociale mobiliteit te hanteren. De vrouwen hebben voornamelijk hooggespannen ambities voor hun kinderen. De ideeën over hun eigen mobiliteit of mogelijkheid om zich te ontwikkelen zijn gegrond in een sociale context waarin moederschap en een laag opleidingsniveau een belangrijke rol spelen. Zij vinden werk en opleiding dus wel heel belangrijk, maar projecteren deze middelen voor
Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
51
mobiliteit voornamelijk op hun kinderen. Zonen en vooral dochters worden door de moeders erg gestimuleerd deze ambities waar te maken (Van den Berg 2007a: 128-132). Ook de vrouwen uit mijn onderzoek geven allemaal aan dat ze voor hun kinderen een ander leven wensen dan dat van henzelf. Ze hopen vooral dat hun kinderen hun opleiding afmaken en wachten met trouwen en kinderen krijgen.
Khadija: ‘Verder ik wil dat mijn kinderen goede kinderen, werken. Ik heb gezien andere kinderen, niet goed! Ik wil mijn kinderen anders. Ik wil voor mijn dochter een ander leven dan mijn leven. Wat zij wilt doen, dat zij doen. Mijn vader heel streng, niet zelfde haar vader! Hahaha. Ik wil zij heeft vrijheid. Maar alleen goede dingen! Op straat en met kleding. Ik heb zelfde dromen voor zoon en dochter.’
Anisa: ‘Mijn dochter heeft de kans meer te bereiken dan mij en mijn moeder. Mijn dochter is als mijn zusje, mijn vriendin. Ik ben zelf de jongste in de familie, dus we staan dicht bij elkaar. Mijn moeder kan maar een klein beetje lezen, maar ze is een hele pittige vrouw. Als je met haar praat kan ze je zo de weg wijzen! Ik denk er nog niet over dat mijn dochters gaan trouwen! Nog niet. Ze mogen zelf iemand zoeken, dat gaan wij niet regelen. Zij moeten iemand leuk vinden, dat is belangrijkste. Het is hun leven, ik hoef niet met hun te wonen in één huis!’
Fadoua: ‘Mijn moeder kan niet lezen en schrijven. Zij heeft 10 kinderen. Mijn vader was bij de gemeente. Twee jaar geleden pensioen. Mijn kansen beter dan mijn moeder. Mijn moeder was 15 jaar toen ging trouwen en mijn vader 17 jaar. Nu mijn moeder is 60 en mijn vader 62. Maar móet trouwen dat bestaat niet bij islam. Mijn kinderen mag zelf kiezen. Maar ik wel beetje bemoeien! Maar eerst school afmaken. Anders later spijt, ik weet het! Eerst afmaken, dan trouwen. Meteen doen, waarom zoeken problemen?’
Ghizlane: ‘Voor mijn dochters hoop ik het anders! Ze moeten volhouden. En ik zal mijn gezin nooit aan mijn dochters overlaten. Als ik ziek word ofzo. Dan zoek ik officiële hulp. Mijn oudste dochter is 14 jaar, ze zit in 3 Gymnasium. Ik weet nog niet of ze over gaat, ze krijgt nog haar toetsweek. Maar als het moet, dan moet ze blijven zitten. En niet zoals ik te trots zijn. Blijven zitten is beter. En ze moeten eerst afstuderen en dan pas trouwen. Als je gaat trouwen dan is de verantwoordelijkheid Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
52
niet alleen voor je studie, maar ook het huis. Boodschappen doen en schoonmaken. Maar mijn dochters mogen zelf een man kiezen. Zij moeten met hem trouwen.’
Rachida: ‘Ik heb geen toekomst! Zeg altijd tegen mijn kinderen ‘ik heb geen toekomst’. Tijden kunnen veranderen, hoop ik. Mijn dromen veranderen niet, eerlijk gezegd. Vroeger droomde ik van een rijke man hahaha. Ik dacht altijd: “als de jongens groot zijn, dan ga ik studeren”, maar nu, nee. Voor mijn kinderen wil ik een goede toekomst. Trouwen? Nee! Eerst studie, werk, huis. Mijn zoon wil trouwen, maar ik vind het nog niet goed. En mijn man ook. Ik zeg altijd: “Kijk naar mij, wat heb ik? Ik heb alleen jullie.” Ik wilde altijd graag kinderen. Trouwen en thuisblijven. Ik hield echt van kinderen, ik speelde enzo graag met hun. Toen was ik jong. Nu ben ik ouder en denk ik: “wat voor een leven is dat?” Nu heb ik er spijt van.’
De vrouwen zeggen niet alleen dat ze opleiding en werk heel belangrijk vinden voor hun kinderen, zij zijn hier ook zelf actief bij betrokken.
Anisa: ‘Mijn oudste is nu 19 en zit in de zesde van het VWO. Al mijn kinderen zitten op het VWO, en die kleine die nu in groep 7 zit, ik heb gehoord dat zij ook een VWO-kind is! Ik heb ze niet voor niets gekregen! De oudste wil kinderarts worden, mijn zoon chirurg en die andere tandarts. De wensen van mijn kinderen om dokter te worden hadden al toen ze klein waren. Ze hadden het altijd over “mensen helpen”. De studie van de kinderen vind ik heel belangrijk. En gezondheid natuurlijk. Ik let goed op dat de kinderen hun huiswerk maken. Niet zoveel televisie kijken en niet zoveel chatten op internet. Ik vraag altijd of ze hun huiswerk afhebben. Huiswerk moet je niet uitstellen. In de media hebben ze het over slechte opvoeding. Soms hebben ze gelijk. Je moet op je kinderen letten. Ze laten hun kinderen tot 10 uur ’s nachts op straat! Hoe gaat het dan met huiswerk? Sommige moeders die zijn analfabeet, die snappen niet hoe en wat. Deze vrouwen moeten Nederlands leren anders leven ze in het donker. En sommige vaders ook! Dan krijgen ze een brief van school en dan weten ze niet wat daar staat. En dan vertellen de kinderen hun eigen verhaal. Dat is niet goed.’
Fadoua: ‘Ik heb zelf niet afgemaakt. Ik soms streng met t.v. kijken. Eerst vind je het niet leuk, maar later begrijp je dat. Ik weet nu want ik heb zelf meegemaakt. Ik niet zo streng, ik zoek altijd midden. Anders gaan de kinderen niet naar mij luisteren. Als Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
53
ouders voor kinderen gaan kiezen, is altijd beetje moeilijk. Zij mogen zelf kiezen. Voor mijn zoon ik ga naar basisschool voor rapport. Voor die anderen niet, waarom? Zij doen het goed! Op rapport ik zie hoeveel uurtjes hij niet naar school. Ik ga dat controleren! Ik wil alles weten, welke vrienden. Misschien als jij met iemand anders gaan, die gaat jou iets vies leren! Ik wil weten.’
Zafira: ‘Mijn zoon zit in groep 8, en die andere in de derde van basis, en mijn tweede dochter doet onderwijs. Ik ga ook naar ouderavond, rapportgesprek. Ik ga meestal alleen, omdat mijn man overdag werkt. ’s Avonds dan gaat hij wel mee. Anders wil hij uitrusten. Je moet weten waar ze zijn, welke school ze zitten, welke niveau. Op hoge school dan gaan ouders bijna nooit. Met mijn dochter was ik gegaan. De leraar was heel blij! Hij zei: “De moeders komen nooit.” Het is belangrijk dat je in contact blijft met de scholen waar de kinderen zijn. Die oudste werkt bij een uitvaartverzekering. Zij is gestopt met haar opleiding. Ja, dat vind ik heel erg, maar ja. Ze zegt alles is duur en alles zelf betalen. Ze had geen zin meer, dan kan je iemand niet laten dwingen.’
Vanuit het perspectief van het Nederlandse emancipatiebeleid biedt bovenstaande een heel gunstig vooruitzicht. De vrouwen geven hun kinderen namelijk het belang van werk en opleiding mee. Als hun kinderen dit waarmaken, zullen zij (economisch) zelfredzaam worden, precies zoals het kabinet dat voor ogen heeft. Dit zegt bovendien niet alleen wat over de ontwikkeling van de kinderen, maar ook over die van de vrouwen zelf. Voor hen zijn hun kinderen namelijk een deel van hun eigen universum.
De vrouwen uit mijn onderzoek blijken dus heel bewust met de ontwikkeling van hun kinderen bezig te zijn. Sommigen zien ontwikkeling dan ook veel breder dan alleen in de dominante Nederlandse definitie van opleiding en werk: taal speelt bij veel vrouwen een belangrijke rol in de opvoeding. De meeste vrouwen uit mijn onderzoek spreken thuis met de kinderen Nederlands en sommigen helpen hun kinderen met hun Franse huiswerk. De moeders willen hun kinderen ook iets van hun eigen achtergrond meegeven. Daarom willen veel vrouwen dat ze ook Arabisch leren.
Fadoua: ‘Thuis wij spreken Nederlands en soms Marokkaans. Als wij zijn in Marokko dan de kinderen praten Nederlands met elkaar en met neven en dan de anderen verstaan niet! Ik heb de kinderen geleerd Arabisch. Ze gingen naar zaterdag en Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
54
zondag school. Eerst leren thuis het schrijven en alfabet. Daarna is makkelijker. Thuis wij praten Berbers en ook soms Arabisch. In Marokko wij hebben veel opgegroeid bij Arabisch, dus mijn familie wij spreken makkelijker Arabisch. Maar familie van mijn man daar altijd Berbers. Er zijn drie soorten Berbers. Wij spreken eentje. Weet niet hoe heet.’ Dochter: ‘Nederlands is echt moeilijk. Mijn moeder kan heel goed Frans. Ze kan dat spreken en ze begrijpt echt alles. Ze helpt ons altijd met huiswerk.’ Fadoua: ‘Ik help mijn zoon. Hij is in 3 VWO. Zijn juffrouw van Frans is Marokkaanse en zij zegt tegen mij dat hij doet heel goed!’
Ghizlane: ‘Wij spreken Nederlands met de kinderen. Zij begrijpen geen MarokkaansArabisch. Ze verbeteren ons altijd en lachen als ik iets raars zeg. Mijn man verstaat echt heel goed Nederlands, maar spreken iets minder. De kinderen lachen hem altijd uit! Soms praat ik Marokkaans en Nederlands door elkaar. Dan lachen ze mij ook uit! Bijvoorbeeld strijkijzer in Marokkaans is “plancha”. Dan zeg ik: “Ik moet even plancheren”! Hahaha. Dat noem ik “Marolands”!’
Anisa: ‘Thuis spreken we Marokkaans-Arabisch en Nederlands. Ik heb mijn kinderen ook Arabisch geleerd. In Marokko spraken we thuis Marokkaans-Arabisch en op school leerden we het officiële Arabisch. Ik vind het belangrijk dat mijn kinderen dat kunnen verstaan. In het weekend gaan ze ook naar Arabische school. Niet allemaal, maar van 6 tot 12 jaar. Ik spreek ook Frans, dat is in Marokko verplicht op school. Ik help de kinderen met Franse les. Mijn dochter die had een toets, spreken, en die heeft een 10 gehaald! De enige in haar klas met een tientje!’
Zafira: ‘Met de kinderen praten we Nederlands. Dat vind ik ook beter voor mij, anders vergeet ik de taal. Soms lees ik de krant of een boekje. De kinderen kunnen ook Arabisch. Dat is belangrijk voor de vakantie en voor familie. Ook de jongste kan het hoor. Hij zit wel te twijfelen, maar hij kan het. In het weekend gaan ze naar Arabische school. Dat vinden ze heel moeilijk! Maar ik wil niet steeds vertalen! Eigenlijk praten we in huis Marokkaans en Nederlands door elkaar.’
Uit het belang dat de vrouwen aan taal hechten en de argumentatie die zij aanvoeren voor het leren van de Arabische taal aan hun kinderen, blijkt dat deze vrouwen zeer goed in staat zijn Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
55
te reflecteren en daar vervolgens actie op te ondernemen. Zowel uit de woorden als uit de daden van deze vrouwen blijkt hun agency en hun betrokkenheid bij de kinderen. Sommige vrouwen zijn ook bewust bezig met aspecten die in hun ogen bij de Nederlandse maatschappij horen en die zij niet aan hun kinderen willen meegeven. Zij voeden hun kinderen op met alleen die normen en waarden die zij zelf belangrijk vinden. Ook hieruit blijkt de agency van deze vrouwen en hun macht om eigen keuzes te maken.
Zafira: ‘Mijn dochter staat ingeschreven voor een huis. Maar eerst trouwen, en dan eigen huis! Dat is niet zoals bij jullie! Nee, alleen wonen dat kan niet! Dan misschien denken de mensen dat zij gaat vreemd ofzo. Mijn dochter mag zelf iemand zoeken. Ze zegt zelf dat ze er nog niet klaar voor is, om voor zichzelf te zorgen. Er heeft ook nog niemand om haar hand gevraagd. Ik hoop dat iemand goed is, maar wat moet ik doen? Nu is het anders, maken ze eerst een vriend, daarna pas om hand vragen. Ik wil iemand die is niet verslaafd, nooit in gevangenis geweest. Zo iemand met problemen, dan houdt het op. Ik zoek rust voor mijn dochters, en voor zoon hetzelfde.’
Maryam: ‘Dromen? Dat mijn kinderen slagen, dat ze goed terecht komen. Niet alleen trouwen, maar ook in het leven. Dat droom ik voor mijn meiden. Misschien wonen we over vijf jaar in Marokko. Het leven hier is zo veranderd de laatste jaren. In Marokko is het beter voor mijn dochters. Daar zijn ook slechte dingen, dat weet ik, maar niet zo veel als hier. We weten nog niet waar we heen willen. Ik ken Marokko niet echt goed verder. We moeten nog gaan rondrijden en kijken waar het goed is. Misschien in Tanger.’
Uit mijn aantekeningen over mijn bezoek aan Ikram: Ikram vertelt me dat ze niet bang is dat haar dochter heel anders wordt omdat ze in Nederland opgroeit. Wel hoopt ze dat ze niet teveel een Nederlandse mentaliteit krijgt, zoals heel sexy dansen. In Nederland zijn de grenzen van wat privé is anders. Als haar dochter televisie kijkt, blijft ze erbij met de afstandbediening in haar hand. Zodat ze bij blote reclames kan wegzappen. Bij veel Marokkaanse zenders vindt ze dat ook nodig, maar niet bij alle.
In het emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen ligt veel nadruk op man/vrouwverhoudingen. De positie van de vrouw krijgt veel aandacht. In paragraaf 4.2 van Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
56
deze scriptie hebben we al gezien dat vrouwen goed in staat zijn na te denken over de relatie die zij hebben met mannen in hun omgeving. Ook in de opvoeding van de kinderen wordt duidelijk dat vrouwen bewust met de al dan niet verschillende posities van zonen en dochters omgaan. Soms benadrukken de vrouwen uit mijn onderzoek gelijkheid en soms maken zij bewust onderscheid.
Fadoua: ‘En mijn man helpt ook. Met opruimen en met de kinderen. Bij ons wij doen samen. Ook de jongens moeten helpen. Vroeger dat was niet zo, alleen meisjes. Maar nu ook de mannen helpen.’ Dochter: ‘De taken zijn echt verdeeld. Vroeger zeiden mijn broertjes wel: “Maar ik ben toch een jongen?” Maar ja, wij gingen het echt niet voor hem doen. Zijn kamer opruimen. Dus toen werd het een troep en sinds die tijd ruimt hij het zelf op.’ Fadoua: ‘Als iets is mag niet, is ook mag niet voor jongens en voor meisjes is zelfde.’
Zafira: ‘De jongen is gewoon hetzelfde! Ik was gewend met drie meiden. Anders gaan ze klagen: “Waarom mag hij wel en wij niet?”’
Loubna: ‘Voor mijn dochters droom ik dat ze gaan studeren en een baan krijgen. Dat ze verder gaan dan ik, zodat ze dan een goede baan krijgen. Over trouwen moeten ze zelf beslissen. Voor mijn zonen heb ik dezelfde dromen: verder studeren, een toekomst bouwen.’
Fadoua: ‘Is beter voor dochters Marokkaanse man. Ik ken vrouw met Egyptische man en daar in Egypte zij willen haar niet. En de Nederlandse vrouw met Marokkaanse man ik hoor van haar moeder dat in begin was moeilijk bij familie in Marokko. Nu niet meer. Ik zeg eerlijk, bij mijn zonen ik vind niet erg. Voor jongens is makkelijker. Dat vindt mijn man ook. Maar bij dochters beter Marokkaanse man.’
Ghizlane: ‘Ik heb vier dochters en geen zonen, gelukkig! Dat is niet erg hoor! Toen ik mijn vierde kreeg en weer een meisje, toen vond mijn man dat prima. Sommige zeggen: “Wat zielig, zij hebben geen zonen.” Maar wat moet ik doen, ik ben al 40! Nee, zonen geven problemen. Die gaan niet naar je luisteren. Ik zie het bij anderen.’
Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
57
Rachida: ‘Jongens zijn lastig. Nou, meisjes nu eigenlijk ook. Vroeger niet. Ik moest altijd thuis zijn voordat mijn vader uit zijn werk kwam. Mijn zoon houdt mijn dochter echt in de gaten. Hij wil niet dat ze strakke dingen draagt of met jongens enzo. Hij zegt: “Dan maak ik je dood!” Hahaha. “Nou” zeg ik dan, “waarom mag jij al die dingen wel en zij niet?” Mijn zoon heeft een vriendin, een Marokkaanse ja. Ik weet niet hoe het gaat met mijn dochter, nu is zij nog jong, maar straks? Hij blijft soms laat tot 12 uur/1 uur, maar zij, dat laat ik nooit!’
Allochtone vrouwen blijken hun zonen en dochters dus weloverwogen die zaken mee te kunnen geven die zij zelf belangrijk en waardevol vinden.
5.3 Conclusie Allochtone moeders komen op paradoxale wijze terug in het huidige overheidsbeleid. Zij zijn tegelijkertijd slachtoffers van hun omgeving, door hun afwezigheid in de opvoeding een oorzaak van het ontsporen van sommige jongeren, en door hun machtige positie de sleutel tot verandering van de allochtone gemeenschap. Door beleid te maken voor allochtone moeders zet de overheid opvoeding in als middel tot integratie. Zij maakt dan namelijk gebruik van de moeders om kinderen op te voeden tot geïntegreerde burgers. De opvoeding blijkt voor de vrouwen uit mijn onderzoek eerder een middel tot emancipatie te zijn. Doordat hun kinderen zich ontwikkelen, ontwikkelen de vrouwen zich ook. Het diverse idee van volmaaktheid dat ook eerder in deze scriptie al duidelijk is geworden, kan worden aangevuld met het beeld dat sommige vrouwen zin geven aan hun leven door hun kinderen op te voeden tot volwaardige volwassenen en hen te stimuleren succesvol te zijn op het gebied van werk en opleiding. Daarbij willen de vrouwen dat hun kinderen zich ook ontwikkelen door de Arabische taal te leren en zich te onthouden van bepaalde Nederlandse gewoonten. In de opvoeding van de kinderen wordt de agency en de mogelijkheid van vrouwen om bewuste keuzes te maken goed duidelijk. Via de kinderen ontwikkelen ze zich op hun eigen manier. Werk en opleiding vinden zij belangrijk, maar niet voor zichzelf. De vrouwen kiezen ervoor de ambities van hun kinderen onderdeel te laten zijn van hun eigen ambities.
Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
58
Bovendien vullen zij de dominante Nederlandse ambities op het gebied van ontwikkeling (werk en opleiding) naar eigen inzicht aan met culturele waarden en taal.
Emancipatie anders bekeken – Opvoeding
59
Hoofdstuk 6 Islam 6.1 Islam en vrouwen in het publieke debat Indirect komt in het Nederlandse overheidsbeleid het beeld naar voren dat de islam een beperkende factor is voor de vrijheid van vrouwen. Dit wordt duidelijk in de politieke en publieke debatten die er de laatste jaren over moslimvrouwen worden gevoerd. De positie van de vrouw in de islam zou zorgwekkend slecht zijn en de vrouwen zouden hier veel last van ondervinden. Sommigen stellen zelfs dat vrouwen de islam los moeten laten om te kunnen emanciperen. Zoals ik in de voorgaande hoofdstukken heb betoogd, is culturele verandering nog altijd een onderwerp in het emancipatiebeleid. Traditionele opvattingen over de positie van vrouwen vormen een belemmering voor hun ontwikkeling en moeten worden veranderd. ‘Het kabinet
wil
voorkomen
dat
meisjes en
vrouwen
door
traditionele
opvattingen,
vrijheidsinperking of (dreiging met) geweld worden belemmerd in hun emancipatie, integratie en participatie. De emancipatie van jongens en mannen uit etnische minderheden zal daarom extra aandacht krijgen’ (Plasterk 2007: 13). Ook heeft de verbetering van de positie van vrouwen volgens de overheid te lijden onder religieuze opvattingen. ‘De inzet van Nederland voor de verbetering van de positie van vrouwen en meisjes wereldwijd blijft daarom hard nodig, zeker nu fundamentalistische en orthodoxe religieuze stromingen wereldwijd aan kracht winnen’ (ibid.: 8). Duidelijk wordt dat deze ‘problematische’ opvattingen volgens de overheid vooral voorkomen bij allochtonen. Hoewel het in het emancipatiebeleid zelf niet direct genoemd wordt, kunnen we concluderen dat het hier vooral om islamitische opvattingen gaat. In het publieke debat worden de zorgen om de positie van vrouwen in de islam namelijk wel letterlijk uitgesproken. Ayaan Hirsi Ali bijvoorbeeld strooide binnen en buiten de Tweede Kamer met voorbeelden waar de patriarchale grondslag van de islam en de gewelddadigheid van moslimmannen uit bleek. Zo zouden vrouwenopvangcentra overvol zitten met mishandelde moslimvrouwen en zouden vele moslimmannen uit naam van de islam hun vrouw slaan (Hirsi Ali 2006: 295-297). ‘Vrouwen worden gedwongen zich te laten besnijden,
Emancipatie anders bekeken – Islam
60
mogen niet naar school of werk, worden verkracht, mishandeld, uitgehuwelijkt, klein gehouden. En dat gebeurt allemaal hier in Nederland en niemand doet er iets aan omdat we vinden dat dat tot de vrijheid van religie behoort’ (Hirsi Ali geciteerd in NRC Handelsblad 8 maart 2004: 2). In het integratiebeleid wordt overigens wel veelvuldig over de islam gesproken als onderwerp dat veel autochtone Nederlanders verontrust en waarover de overheid met moslimorganisaties in gesprek moet blijven. ‘Met dit “in gesprek blijven” beoogt het kabinet enerzijds de potenties te benutten die de islam heeft om op een positieve manier bij te dragen aan de integratie van moslims en anderzijds de gevaren van op de islam gebaseerd radicalisme en extremisme zo klein mogelijk te maken’ (Vogelaar 2007: 16) en ‘De afwijzende houding van nogal wat moslims tegenover de verworvenheden van de culturele modernisering in de vorm van de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen en vrijheden op seksueel gebied strookt niet met de opvattingen van de meerderheid van de bevolking’ (ibid.: 42). De overheid suggereert hiermee dat allochtone vrouwen (en mannen) die bijvoorbeeld anders denken over de emancipatie van vrouwen ontspoord zijn. Deze gedachte uit het integratiebeleid is ook goed zichtbaar in het emancipatiebeleid, waarin van allochtone vrouwen wordt verwacht te streven naar het dominante ideaalbeeld van een geëmancipeerde vrouw en waarin geen ruimte is voor andere opvattingen over welke doelen nastrevenswaardig zijn. De zorgen om de invloed van de islam op de emancipatie van vrouwen komen weinig letterlijk in het emancipatiebeleid terug. Wel wordt de discussie hierover uitvoerig in de publieke sfeer gevoerd. Hoewel het dus geen hard overheidsbeleid is, is deze discussie wel interessant voor deze scriptie. Het politieke debat en het publieke debat beïnvloeden elkaar immers. Bovendien sneden de vrouwen uit mijn onderzoek het onderwerp islam en vrouwenemancipatie zelf veelvuldig aan. Aan de ene kant in dit publieke debat staan personen als Ayaan Hirsi Ali, Cisca Dresselhuys, Frits Bolkestein en Afshin Ellian die menen dat de islam vrouwenonderdrukking door mannen rechtvaardigt en dat er binnen de islam geen ruimte is voor vrouwenemancipatie. Zij werpen zich op als nieuwe realisten die de werkelijkheid durven te benoemen en zien zichzelf als woordvoeders van onderdrukte moslimvrouwen. Zij vinden dat moslimvrouwen hun geloof los moeten laten om te kunnen emanciperen (Pektaş-Weber 2006: 222-223). Aan de andere kant in dit debat zijn genoeg geluiden te horen die menen dat er wel degelijk ruimte is voor vrouwenemancipatie en vrouwenrechten in de islam. Duidelijke Emancipatie anders bekeken – Islam
61
woordvoeders zijn er echter niet. Fatima Elatik van de PvdA en Anja Meulenbelt van de SP zijn in de politieke arena gehoorde stemmen (Van Tilborgh 2006: 41, 66). Zij vinden dat moslimvrouwen heel goed kunnen emanciperen zonder hun geloof achter zich te laten. Het idee dat moslimvrouwen ‘gered’ moeten worden van de onwetendheid en onderdrukking die voort zouden komen uit de islamitische cultuur, vindt Azizah Al-Hibri een misvatting. In haar artikel Is Western Patriarchal Feminism Good for Third World / Minority Women? (1999) maakt zij duidelijk dat deze visie op religieuze (islamitische) vrouwen ongegrond is. Haar kritiek is drieledig. Ten eerste vindt zij dat diegenen die de islam slecht voor vrouwen vinden vaak over weinig correcte kennis over de islam beschikken (Al-Hibri 1999: 42). Ten tweede worden volgens Al-Hibri cultuur en religie vaak door elkaar gehaald. Het onderscheid tussen deze is echter zeer groot, namelijk het verschil tussen de afwijzing en de acceptatie van verandering. ‘A true feminist call to reform in Muslim countries or among Muslim immigrants must respect their religious and cultural sentiments, while recognizing the sanctity of the first and flexibility of the second’ (ibid.: 43). Het derde punt in Al-Hibri’s kritiek richt zich op het idee dat vrouwen die zeggen bewust voor hun religie te kiezen onwetend of misleid zouden zijn. Het ontkennen van de rationaliteit van deze vrouwen is neerbuigend en zelfs patriarchaal. Religieuze vrouwen zien in hun geloof juist levensbelangrijke waarden (ibid.: 44). Dit punt van kritiek sluit aan bij de argumentatie van Saba Mahmood over de agency van islamitische vrouwen (hoofdstuk 2.2). Volgens haar kan agency niet alleen blijken uit het liberale streven naar onafhankelijkheid, maar ook uit streven naar religieuze ontwikkeling of nederigheid (Mahmood 2001). De vrouwen uit mijn onderzoek zijn geenszins onwetend of misleid. Zij zijn zich heel bewust van hun religie en geven duidelijk blijk van hun vermogen tot reflecteren en nalopen van alternatieven. Zij zien islamitische opvattingen over de positie van de vrouw dan ook niet als belemmering voor emancipatie, maar geven aan de islam juist als middel voor ontwikkeling te zien.
Anisa: ‘Dat moslimvrouwen onderdrukt zijn klopt ook niet. Een klein groepje is misschien in de war. Die weten niet, maar in islam moet de vrouw leren en werken. De vrouw is de kern van het gezin! Als zij niets kan, dan gaat alles mis. Religie stimuleert juist de vrouw. Is niet tegen, nee. Staat in de boek dat vrouw moet leren. Dat man en vrouw is gelijk in de aarde. […] Er zijn natuurlijk grenzen voor vrouwen. Je wilt alles bereiken, maar je moet wel voor je kinderen zorgen, voor je man, voor je huis. Dat zijn
Emancipatie anders bekeken – Islam
62
grenzen uit de islam. Je mag je kinderen niet verwaarlozen in plaats van naar je werk gaan.’
Fadoua: ‘Is niet waar. Is informatie van vroeger. Echte moslimmannen geven alles aan vrouwen. In islam vrouwen heeft meer rechten dan man. Hij geeft haar alles.’ Dochter: ‘Dat sommige vrouwen binnenblijven is hun eigen keus, maar dan zeggen ze meteen dat ze onderdrukt wordt.’
Khadija: ‘Islam mag vrouwen werk, naar buiten, school. Alleen slechte dingen niet. Islam is goed voor alle. Vroeger vrouwen niet vrijheid, dan islam komt, dan vrouwen heel veel geluk.’
Sommige vrouwen uit mijn onderzoek gaven aan dat de islam van hun ouders, of die van henzelf, niet de ware islam is. Dit wordt vooral duidelijk in de manier waarop mannen en vrouwen met elkaar omgaan. Dit betekent dat de vrouwen het vermogen hebben kritisch na te denken over de rol van de islam in hun leven en daar zelfstandig bewuste keuzes over te maken.
Ghizlane: ‘Mijn broer zegt vrouwen geen gedag. Nu weet iedereen dat op straat. Zijn vrouw groet mannen niet. Als wij dat zouden doen, opeens geen hand meer geven, dat zou echt raar zijn. Zo moet het, maar ik kan het niet.’
Maryam: ‘Ik zit niet met mannen en mijn man niet met vrouwen. Kijk, in islam mag je niet alleen zijn met een man met wie je zou kunnen trouwen. Dus als ik naar mijn zus ga en haar man is er niet, dan gaat mijn man niet mee naar binnen. Ik geef mannen ook geen hand. Nu ben ik sterk genoeg om dat ook gewoon te zeggen. En mijn man vrouwen ook niet. Je weet nooit wat er kan gebeuren als een man en vrouw alleen zijn. Er kunnen toch gevoelens ontwikkelen en dan ga je daar misschien naar handelen. Ook als je zegt: “Dat zou mij nooit overkomen.” Op zijn werk is mijn man wel met vrouwen ja. Maar hij zoekt ze niet op. En bijvoorbeeld met nieuwjaarsborrel dan gaat hij gewoon wat later, zodat hij geen zoenen hoeft te geven. Wij gaan terug naar de islam. Mijn ouders hebben veel dingen achtergelaten. Ze weten niet dat dat niet mag. Mijn vader zit gewoon met vrouwen en zegt tegen mij: Emancipatie anders bekeken – Islam
63
“Ja, ze zijn toch ook familie!” Maar mijn man en ik hebben dat uit boeken, de Koran en Hadith.’
6.2 De hoofddoek Veel discussies over de positie van de vrouw in de islam hebben zich toegespitst op de betekenis van het dragen van een sluier. Volgens sommigen is de hoofddoek het duidelijke uiterlijke symbool van de onderdrukking van moslimvrouwen, terwijl anderen de hoofddoek juist beschouwen als manier om te laten zien dat vrouwen eigen keuzes maken. In The Discourse of the Veil (1992) bespreekt Leila Ahmed hoe en waarom de sluier zo’n belangrijk discussiepunt is geworden. Dat vrouwen de kern van de discussie werden, herleidt Ahmed tot het negentiende-eeuwse feminisme in Engeland. Altijd al was de ‘onderdrukking’ van vrouwen een onderdeel van de Europese visie op de islam. Nu werd de positie van vrouwen echter het middelpunt van die visie. Gelijk met de ideeën van kolonisatie kwam in Engeland het feminisme op. In eigen land werden de feministische claims afgewezen, maar de feministische taal werd gebruikt en door er een nieuwe richting aan te geven in dienst gesteld van het kolonialisme. Het idee dat de ‘Ander’, de niet-westerling, vrouwen onderdrukte, werd in de retoriek van het kolonialisme gebruikt om het onderwerpen te rechtvaardigen. Omdat de sluier zo zichtbaar is, werd het hét symbool van onderdrukking en inferioriteit, en daarmee het grootste doel van het kolonialisme en het speerpunt van de aanval op de islam (Ahmed 1992: 150-152). In 2001 maakte Cisca Dresselhuys bekend dat zij als hoofdredactrice van het tijdschrift Opzij geen vrouwen met een hoofddoek wilde aannemen. Zij ziet de hoofddoek als het symbool van een manier van denken die ervan uitgaat dat de vrouw de ondergeschikte is van de man. Het aanvaarden van ‘deze fundamentalistische, vrouw-onderdrukkende regels’ ervaart zij als een misstand tegen het feminisme (Dresselhuys 2001: 7). Dresselhuys plaatst vraagtekens bij de keuzevrijheid van vrouwen die aangeven bewust voor het dragen van een hoofddoek te hebben gekozen. ‘Blijft de vraag: als vrouwen nu zelf voor de hoofddoek kiezen? Niets op tegen. Maar ik denk aan de tijd, vóór de Tweede Feministische Golf, toen vrouwen zogenaamd kozen voor een traditioneel huisvrouwenbestaan. Hadden zij in die tijd iets anders te kiezen? En is zo’n keuze dan een vrije keuze?’(ibid.: 7).
Emancipatie anders bekeken – Islam
64
Thijl Sunier beargumenteert dat discussies over de hoofddoek niet alleen de sociale politieke cultuur reflecteren, maar dat de dragers zelf actieve agents zijn in deze discussies. Maar al te vaak worden de argumenten en claims van moslimvrouwen voor onwettig en onoprecht aangezien (Sunier 2006). Dit is precies wat Dresselhuys hierboven doet. Het slechts bekijken van de hoofddoek als resultaat van normatieve religieuze druk, ontneemt moslimvrouwen hun rationaliteit en hun agency (denk aan de kritiek van Al-Hibri en Mahmood). Uit de verhalen van de vrouwen uit mijn onderzoek blijkt dat zij rationeel hebben nagedacht over de reden voor het dragen van een hoofddoek en het moment waarop zij daarmee begonnen. Het zou onterecht zijn hun argumenten af te schrijven als irrationeel.
Loubna: ‘Een hoofddoek draag ik vanaf mijn eerste kindje. Daarvoor was ik nog jong. Toen ik moeder ben geworden, wou ik dat doen. Of mijn dochters een hoofddoek gaan dragen moeten ze zelf weten. Een hoofddoek heeft niks te maken met wat iemand van binnen uitspookt. Doe gewoon je eigen dingen, dan komt alles goed.’
Anisa: ‘Toen ik naar Nederland kwam droeg ik geen hoofddoek. Pas na twee jaar of drie jaar. Als je hier komt dan ga je vragen “Wie ben ik?” Dan zoek je wie je bent, dan denk je meer aan je geloof. Het moest niet van mij man, maar hij vindt het ook belangrijk. Meestal mannen zijn jaloers hè?! Hahaha! Wij hebben een gezegde die zegt: “De helft van haar schoonheid is haar haar.” De man is bang dat anderen gaan kijken. Hij heeft me niet gedwongen, maar hij vond het wel leuk. Mijn dochters dragen geen hoofddoek. Ik laat de keuze aan hun. Misschien later. Hoe ouder je wordt, hoe beter je keuzes kan maken.’
Fadoua: ‘Ik zoek altijd het midden. De dingen die verplicht die doe ik. Maar bij de dingen die niet verplicht zoek ik de midden. Bijvoorbeeld ik draag hoofddoek. In islam moet hoofddoek. Maar (in het Marokkaans) …’ Dochter: ‘Pas als je er klaar voor bent.’ Fadoua: ‘Na twee jaar in Nederland ik draag hoofddoek. Mijn zus draagt geen hoofddoek. Pas als je er klaar voor bent. Sommige zeggen mag niet in je huis mensen die dragen geen hoofddoek. Dat is niet waar! Iedereen mag zelf kiezen wel hoofddoek of geen hoofddoek.’
Emancipatie anders bekeken – Islam
65
Dochter: ‘Ik draag een hoofddoek sinds de eerste klas van de middelbare school. Dan hoef je het niet uit te leggen. Zoals een nieuwe start. Dat is net zoals mijn andere zussen ook hebben gedaan.’
Ghizlane: ‘Ze zeggen vrouwen met hoofddoek is dom, ze begrijpt niets. Maar het is andere tijd! Er waren eigenlijk altijd al vrouwen die hoogopgeleid zijn en een hoofddoek dragen! In Marokko is het andersom. De vrouwen die aan mode doen, en make-up enzo die zijn laagopgeleid. En juist die zijn hoogopgeleid en hebben Koran gelezen, weten dat ze een hoofddoek moeten dragen. Laatst was ik op de markt met mijn man en hij had trek in croissantjes. Ik zei: “Ik hoef niet”, dus we gingen alleen twee voor hem kopen. En toen zei de verkoper tegen mij: “Wil je die in een zakje?” Ik keek naar mijn man en toen begon de verkoper “Zakje, zakje” en liet hij dat zien. Ik zei: “Ja, ik weet wel wat een zakje betekent!” Als je een hoofddoek hebt, dan gaan ze meteen naar gebarentaal. Als ze gaan solliciteren dan worden ze afgewezen. Dat heb ik van anderen heel vaak gehoord. Een hoofddoek is maar een stofje! Mijn dochters mogen zelf weten of ze een hoofddoek willen dragen. Ik droeg vroeger ook geen hoofddoek. Pas toen mijn oudste dochter drie jaar was ging ik een hoofddoek dragen. Toen was ik er klaar voor. Vroeger had ik een vriendin die een hoofddoek droeg en ik niet. En toen zeiden de jongens altijd op straat: “Kijk, die ene is goed en die andere is slecht”. Ik had er genoeg van om altijd de slechte te zijn! Toen ging ik ook een hoofddoek dragen, maar heb ik het niet volgehouden. Mijn zusje van 23 draagt ook geen hoofddoek. Ze heeft het één dag geprobeerd, en toen kreeg ze heel veel reacties van iedereen. Het is heel moeilijk om te beginnen. Je moet het echt willen.’
Hoewel in de verhalen van de vrouwen ook duidelijk wordt dat sociale druk een rol speelt bij het dragen van een hoofddoek associëren de vrouwen een sluier vooral met volwassenheid. Een hoofddoek dragen is daarmee een teken van agency: de vrouwen kiezen zelf wanneer zij er ‘klaar voor zijn’.
Emancipatie anders bekeken – Islam
66
6.3 Conclusie De vrouwen uit mijn onderzoek geven aan dat ze vanuit de islam geen belemmeringen ervaren op het gebied van hun eigen ontwikkeling. Of ze hun geloof meer routinematig beleven of zich er echt in verdiepen, ze benadrukken dat de islam de positie van vrouwen juist versterkt. Wel zijn zij van mening dat er mensen zijn die de islam verkeerd toepassen. Dat vrouwen niet mogen werken of leren, klopt niet. Een enkeling geeft wel aan dat een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen door de islam wordt voorgeschreven. In Nederland belemmert dit uiteraard de mogelijkheid om als vrouw te werken of te leren. Daarover zegt Maryam:
‘Ik vind het belangrijk om mee te doen in de Nederlandse samenleving, maar niet als het mijn geloof belemmert, als je daarmee iets van islam raakt. En bijvoorbeeld een werk alleen met vrouwen is hier heel moeilijk te vinden. Ik vind dat het goed is als je gewoon de normale regels volgt. Maar dat wordt voor moslims in Nederland steeds moeilijker. Als het voor ons niet meer kan, dan neem ik Nederland niks kwalijk hoor! Dan ga ik terug naar Marokko.’
De hoofddoek wordt in de discussies over de positie van vrouwen in de islam vaak genoemd als het symbool van onderdrukking. De vrouwen uit mijn onderzoek dragen allen een hoofddoek en het is duidelijk dat zij dit vooral in verband brengen met volwassenheid en niet met ondergeschiktheid aan de man of de islam. Het dragen van een hoofddoek geeft bij hen juist blijk van het vermogen zelfstandig na te denken en keuzes te kunnen maken. De islam heeft bij de vrouwen uit mijn onderzoek een belangrijke plek in hun leven. Zij waarderen de rol van hun geloof en kiezen ervoor bepaalde religieuze voorschriften na te leven. Zij zijn zich bewust van de normen die hierbij horen en de afwegingen die zij maken om bijvoorbeeld wel of geen hoofddoek te dragen zijn helder. We kunnen dus concluderen dat de vrouwen zeer goed in staat zijn zelfstandig rationele afwegingen te maken over de plek van de islam in hun leven. In het integratiebeleid worden de zorgen om islamitische opvattingen ondersteund door aan te geven dat deze opvatting niet aansluiten bij de zienswijze van de meerderheid van de Nederlandse bevolking. Zij die vinden dat emanciperen niet kan zonder de islam los te laten (en geen hoofddoek te dragen), volgen dezelfde argumentatielijn. Allochtone vrouwen
Emancipatie anders bekeken – Islam
67
moeten zich aanpassen aan de meerderheid om te kunnen emanciperen. Ook hier worden emancipatie en assimilatie dus met elkaar vermengd.
Emancipatie anders bekeken – Islam
68
Hoofdstuk 7 Conclusie In deze scriptie heb ik geprobeerd om een antwoord te vinden op de vraag welk beeld van allochtone vrouwen ten grondslag ligt aan het Nederlandse emancipatiebeleid. Tevens heb ik het door de overheid gehanteerde ideaalbeeld van de volmaakte vrouw, dat impliciet in het beleid naar voren komt, proberen bloot te leggen. Deze beelden heb ik naast de visie van Marokkaanse huisvrouwen uit Amsterdam gelegd. Uit de analyse van het Nederlandse emancipatiebeleid met betrekking tot allochtone vrouwen komt duidelijk naar voren dat het emancipatiebeleid steeds meer vermengd is geraakt met integratiethema’s. Alle vier de centrale thema’s die direct en indirect uit het emancipatiebeleid naar voren komen, zijn in meer of mindere mate verweven met de wens tot culturele aanpassing. De overheid verwacht blijkbaar dat allochtone vrouwen die assimileren, vanzelf ook zullen emanciperen. Emanciperen betekent in dat geval het zich aanpassen aan het dominante ideaalbeeld van de geëmancipeerde vrouw. De overheid baseert zich hierbij op een bepaald idee van volmaaktheid en suggereert dat allochtone vrouwen daar niet aan voldoen. Het leven van een vrouw zou compleet zijn wanneer zij buitenshuis actief is, een netwerk heeft onder autochtone Nederlanders, betaalde arbeid verricht of heldere ambities heeft op het gebied van werk of opleiding, haar keuzes niet laat beïnvloeden door mannen in haar omgeving, zich niet door haar religie laat belemmeren en haar kinderen opvoedt tot goed geïntegreerde burgers. Door dit kader als uitgangspunt te hanteren voor het maken van beleid voor allochtone vrouwen, gaat de overheid voorbij aan de ideaalbeelden die de vrouwen zelf hanteren. De vrouwen uit mijn onderzoek hebben laten zien dat bovenstaand beeld van volmaaktheid niet voor iedereen nastrevenswaardig is. Zij geven blijk van alternatieve ideeën over wat een zinvol leven voor hen is. Zij geven de prioriteit aan de opvoeding van hun kinderen, hebben ook heldere ambities op andere gebieden dan werk en opleiding, waarderen de rol van religie in hun leven, ervaren ook autonomie zonder los te staan van mannen in hun omgeving en zien de kinderen als een belangrijk middel voor hun eigen ontwikkeling. Dat de overheid, gebaseerd op haar beeld van volmaaktheid, specifiek beleid maakt voor allochtone vrouwen, betekent dat zij ervan uitgaat dat deze vrouwen geholpen moeten worden om dat ideaalbeeld te bereiken. Allochtone vrouwen worden door de overheid erg Emancipatie anders bekeken – Conclusie
69
paternalistisch benaderd. De overheid meent het beste te weten wat goed voor de vrouwen is, zonder de vrouwen daar zelf in te kennen. Bovendien overheerst het beeld dat allochtone vrouwen slachtoffer zijn van hun omgeving, met name van dominante mannen en een vrouwonvriendelijke religie. Tegelijkertijd wordt deze vrouwen ook veel macht toebedeeld door te stellen dat zij verantwoordelijk zijn voor de ontsporing van hun kinderen en door ze als sleutelfiguren aan te wijzen voor de emancipatie en integratie van de allochtone gemeenschap. Allochtone vrouwen komen dus op paradoxale wijze in het overheidsbeleid terug: ze worden tegelijkertijd als machtig en als onmachtig geportretteerd. De vrouwen uit mijn onderzoek blijken allen bewust in het leven te staan, rationele keuzes te maken en het vermogen te hebben tot reflectie. Ze formuleren hun eigen ambities, denken na over de rol van hun religie en bepalen hun eigen waarden in de opvoeding van de kinderen. Zij zetten hun agency niet in om te streven naar het beeld van volmaaktheid dat de overheid heeft, maar juist om te streven naar hun eigen visies op volmaaktheid. De studies van Chandra Mohanty en Saba Mahmood hebben aangetoond dat de dominante westerse feministische doelen voortkomen uit een bepaalde historische context. Deze doelen moeten niet voor universeel worden aangezien en zonder meer voor alle vrouwen als nastrevenswaardig worden gepresenteerd. Alternatieve doelen die vrouwen kiezen, kunnen namelijk net zo adequaat en waardevol zijn in hun eigen specifieke context. Andere manieren om het leven zin te geven hoeven niet minderwaardig te zijn. Wanneer allochtone vrouwen in Nederland alternatieve visies hebben op volmaaktheid of hun agency inzetten voor andere doelen dan die in het beleid worden benoemd, zou dat mijns inziens serieus moeten worden genomen. Het hanteren van modellen van bovenaf zonder daarbij te kijken naar de diversiteit in wensen van de mensen om wie het gaat, zoals de overheid met haar emancipatiebeleid voor allochtone vrouwen doet, heeft naar mijn idee weinig kans van slagen. Emancipatiebeleid zou beter moeten aansluiten bij de eigen ambities van de doelgroep, in plaats van hen in een keurslijf te dwingen en hen ambities op te leggen. Het maken van emancipatiebeleid lijkt mij niet zinvol zonder de mensen om wie het gaat daarin te betrekken en ruimte te laten voor diversiteit aan opvattingen. Het wordt tijd dat de derde feministische golf, die gaat om het verbeteren van de positie van allochtone vrouwen in ons land, duidelijk in het publieke debat zichtbaar wordt. Hoe meer het emancipatiebeleid vermengt met de wens tot culturele aanpassing, hoe verder het afdrijft van waar het werkelijk om zou moeten gaan: vrouwen de kans en de vrijheid geven om zelfstandig hun eigen koers te bepalen. Zolang de overheid zijn statische kaders Emancipatie anders bekeken – Conclusie
70
blijft opleggen en enkele prominente feministen zich in de media blijven voordoen als de woordvoeders van allochtone vrouwen, zullen allochtone vrouwen niet aan het dominante ideaalbeeld voldoen en zal het maatschappelijke denken over allochtone vrouwen eenzijdig blijven. In deze scriptie heb ik laten zien dat allochtone vrouwen heldere visies hebben op hun positie en actie weten te ondernemen om deze visies waar te maken. De derde feministische golf zou dan ook van binnenuit door allochtone vrouwen zelf moeten worden geleid en niet van buitenaf door een aantal door zichzelf benoemde woordvoerders. De visies van allochtone vrouwen moeten doordringen tot het publieke en daarmee het politieke debat, anders zullen de beleidskaders en het dominante denken naar mijn idee niet veranderen en eenzijdig blijven. Ik hoop met deze scriptie en met de stemmen van de allochtone vrouwen die hierin te horen zijn, daartoe een bijdrage te hebben geleverd.
Emancipatie anders bekeken – Conclusie
71
Bibliografie Abu-Lughod, Lila 2002
Do Muslim Women Really Need Saving? Anthropological Reflections on Cultural Relativism and Its Others. American Anthropologist 104(3): 783-790.
AD/Utrechts Nieuwsblad 2006
Burgemeester
Utrecht
wil
Marokkaanse
moeders
inschakelen.
AD/Utrechts Nieuwsblad, 21 juni 2006, 1.
Ahmed, Leila 1992
The Discourse of the Veil. In: Ahmed, Leila, Women and Gender in Islam, New Haven: Yale University Press, pp. 144-168.
Al-Hibri, Azizah Y. 1999
Is Western Patriarchal Feminism Good for Third World / Minority Women? In: Cohen, Joshua et al (ed.), Is Multiculturalism Bad for Women? Susan Moller Okin with Respondents, Princeton/New Yersey: Princeton University Press, pp. 41-46.
Bartels, Edien 1993
‘Eén dochter is beter dan duizend zonen’. Arabische vrouwen, symbolen en machtsverhoudingen tussen de sexen. Utrecht: Uitgeverij Jan van Arkel.
Berg, Marguerite van den 2007a
‘Dat is bij jullie toch ook zo?’ Gender, etniciteit en klasse in het sociaal kapitaal van Marokkaanse vrouwen. Amsterdam: Aksant.
2007b
“Dat is bij jullie toch ook zo?” Het sociaal kapitaal van Marokkaanse vrouwen. Kenniskatern Nicis Institute.
Emancipatie anders bekeken – Bibliografie
72
http://www.nicis.nl/kenniscentrum/binaries/nicis/bulk/onderzoek/2007/ 2/samenvatting-marokaanse-vrouwen.pdf (7 april 2007)
Berg-Eldering, Lotty van den 1979
Marokkaanse gezinnen in Nederland. Alphen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij.
Bulaaq 2003
Woordenboek Nederlands - Arabisch. Amsterdam: Bulaaq.
Dresselhuys, Cisca 2001
Van die dingen dus… Hoofddoek. Opzij 2001 (4): 7.
Hirsi Ali, Ayaan 2006
Mijn vrijheid. De autobiografie. Amsterdam, Antwerpen: Augustus.
Keizer, Myra 2007
Beleidsdoorlichting Emancipatie. September 2007.
Keuzenkamp, Saskia & Ans Merens (eds.) 2006
Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden. Den Haag. Sociaal en Cultureel Planbureau.
Kleijwegt, Margalith 2006 [2005] Onzichtbare ouders. De buurt van Mohammed B. Zutphen: Plataan.
Mahmood, Saba 2001
Feminist Theory, Embodiment, and the Docile Agent: Some Reflections on the Egyptian Islamic Revival. Cultural Anthropology 16(2): 202236.
Mohanty, Chandra Talpade 1991
Under Western Eyes. In: Chandra Talpade Mohanty, Ann Russo en Lourdes Torres (eds.), Third World Women and the Politics of
Emancipatie anders bekeken – Bibliografie
73
Feminism, Bloomington/Indianapolis: Indiana University Press, pp. 333-358.
NRC Handelsblad 2004
‘Individueel recht moet prevaleren’. VVD’er Hirsi Ali over de emancipatie van allochtone vrouwen. NRC Handelsblad, 8 maart 2004, Binnenland: 2.
Pektaş-Weber, Ceylan 2006
Moslima’s. Emancipatie achter de dijken. Amsterdam: Bulaaq.
Pels, Trees 2000
Muslim Families from Morocco in the Netherlands. Gender Dynamics and Fathers’ Roles in a Context of Change. Current Sociology 48(4): 75-93.
Peters, Rudolph 1982
Mysteries of the Oriental Mind: Some Remarks on the Development of Western Stereotypes of Arabs. In: I.A. El-Sheikh, C.A. van de Koppel en R. Peters (red.), The Challenge of the Middle East. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, pp. 73-90.
Plasterk, Ronald H.A. 2007
Meer kansen voor vrouwen. Emancipatiebeleid 2008-2011. Ministerie voor Onderwijs Cultuur en Wetenschap.
Roggeband, Conny & Mieke Verloo 2006
Nederlandse vrouwen zijn geëmancipeerd, allochtone vrouwen zijn een probleem: de ontwikkeling van beleidskaders over gender en migratie in Nederland (1995-2005). Migrantenstudies 22(4): 158–178.
Shaheen, Jack G. 2003
Reel Bad Arabs: How Hollywood Vilifies a People. The Annals of the American Academy of Political and Social Science 588(1): 171-193.
Emancipatie anders bekeken – Bibliografie
74
Sunier, Thijl 2006
Muslimas. On ‘Headscarf Affairs’. Muslim female Agency and the Politics of Nation building. Bristol, Paper presented at the EASA biannual conference, 19 september 2006.
Tilborgh, Yolanda van 2006
Wij zijn Nederland. Moslima’s over Ayaan Hirsi Ali. Amsterdam: Van Gennep.
Trouw 2007
Allochtone mannen leren emanciperen. De remmende kracht van vaders. Trouw, 22 oktober 2007. http://www.trouw.nl/hetnieuws/nederland/article826599.ece/Allochtone _mannen_leren_emanciperen#readers_responses (22 juni 2008)
Vogelaar, Ella 2007
Integratienota 2007-2011. Zorg dat je erbij hoort!. Ministerie van VROM/WWI.
www.doemee.nl Actieplan Emancipatie en integratie. Beleid. http://www.doemee.nl/beleid (18 april 2008)
www.opzij.nl Opzij. ZIJ en het feminisme. Geschiedenis & Heden. http://www.opzij.nl/opzij/show/id=19772 (28 november 2007)
www.vandale.nl Van Dale Taalweb. http://www.vandale.nl/ (10 november 2007)
Foto op voorpagina: gemaakt door Raimond Wouda (gepubliceerd in Volkskrant Magazine, 1 september 2007, 8(379): 34-35). Emancipatie anders bekeken – Bibliografie
75