EIGENWAARDE EN ZELFVERTROUWEN Henk Algra Als de kleine Katrien voor het eerst op de glijbaan durft kijkt ze eerst naar haar moeder en roept: "Kijk dan Mam!" De meeste ouders willen maar al te graag kijken en doen vervolgens iets waar hun kind hélemaal niet om vraagt. Ze prijzen hun kind: "Oh, wat goed van je! Knap hoor!" Dit voorbeeld komt uit een publicatie van Jesper Juul, gezinstherapeut in Noorwegen. Juul staat garant voor een kijk op opvoeding die in onze tijd minder populair is geworden. De media hebben het over een strengere aanpak, maar Juul gaat daarvoor niet opzij. Niet regels moeten centraal staan, maar communicatie. Met ál zijn gedrag wil het kind ons iets duidelijk maken. Voordat de lezers gaan steigeren: Juul vindt niet dat er geen regels moeten zijn. Zijn kritiek op de hedendaagse opvoeding is o.a. dat ouders -als gevolg van de materiële welvaart- teveel ingaan op het willen van kinderen ("Ik wil een ijsje, ik wil een lego-trein, ik wil een videoband van Harry Potter). Dat 'willen' verdringt de relatie, het kind krijgt niet wat het nodig heeft, het krijgt wat het wil.
Zijn en presteren Wat is er aan de hand in het voorbeeld van de glijbaan? Jesper Juul: "Dat de ouders Katrien prijzen is natuurlijk heel lief bedoeld, maar toch klopt er iets niet. Dat komt omdat 'zijn' en 'presteren' met elkaar verward worden. Als volwassenen op een dergelijke manier met elkaar praten zeggen we dat ze 'langs elkaar heen praten'. Als een goede vriend is blijven eten en ik zeg dat het leuk was om hem weer eens gezien te hebben en hij antwoordt: 'Ja, je hebt goed leren koken!' klopt er iets niet in de communicatie. Dat is precies wat er ook gebeurt in de speeltuinsituatie met Katrien. Ze vraagt niet of het knap of dapper is dat ze bovenop de glijbaan is geklommen. Ze zit middenin een nieuwe ervaring en als ze haar moeder vraagt om naar haar te kijken wil ze graag dat die ervaring en haar hele bestaan bevestigd worden." Katrien wil dus 'gezien' worden. Het enige dat haar moeder hoeft te doen is: oogcontact te maken, even naar haar dochter te wuiven en te zeggen dat ze haar ziet. Voor Katrien is de prestatie (nog) niet belangrijk, ze wil weten of haar moeder haar ook op deze plek ziet. Ze wil een lijntje, ze wil contact. Een handige vuistregel die ik in mijn werk hanteer: de afstand in meters is gelijk aan de emotionele leeftijd van het kind. Als een kind van twee jaar op meer dan twee meter afstand van de moeder is wordt de wereld 'eng'. Dus wil het kind (extra) gezien worden om bevestigd te worden en om te ervaren 'dat het goed is'.
Prestatie-cultuur Waar Juul in zijn boek op wijst is dat we gewend zijn om kinderen aan te moedigen in hun prestaties. Dat zit zó ingebakken in onze opvoeding dat we bijna niet meer anders kunnen. En na een paar jaar kunnen kinderen ook niet meer anders. Ze hebben inmiddels geleerd om gewaardeerd te worden voor wat ze doen en niet voor wie ze zijn. Het aanmoedigen op grond van prestaties zit in de cultuur en in onze kijk op kinderen ingebakken. Een moeder vertelde waarom ze zo tegen verjaarsvisites op zag. Al die andere ouders vertelden mij vol trots welke opleiding hun zoon of dochter gevolgd had, welke academische titel er was behaald en hoe snel er door de kinderen promotie was gemaakt. De moeder van een verstandelijk gehandicapte zoon vertelde toen dat ze na iedere verjaardag in de put zat. De kwaliteit van mensen en van de opvoeding wordt kennelijk aan de prestaties van de kinderen afgemeten.
Zelfvertrouwen In zijn boeken maakt Jesper Juul een onderscheid tussen zelfvertrouwen en zelfwaardering. Het
zelfvertrouwen heeft te maken met de dingen die we kunnen bereiken. Bijna iedere scholier ziet tegen het eindexamen op, maar de meeste scholieren hebben toch voldoende zelfvertrouwen om aan de slag te gaan. Hoe hebben ze dat zelfvertrouwen ontwikkeld? Omdat het hen in voorgaande jaren ook is gelukt om met redelijke cijfers tot de 5e klas van de HAVO te komen. Bovendien hebben ze kunnen oefenen op voorgaande examens. De conclusie is: het moet kunnen lukken, ik ga ervoor. Dat was overigens niet alleen hun conclusie, ook de leraren merkten op dat het behalen van het diploma op deze manier geen probleem zou zijn. Dat zelfvertrouwen wordt door allerlei ervaringen 'van buiten' ontwikkeld: de ervaring dat 'het' lukte en de stimulering vanuit de omgeving.
Zelfwaardering Zelfwaardering zit dieper dan zelfvertrouwen, het zit 'van binnen'. Jesper Juul trekt hierbij een parallel met de ervaring die veel ouders hebben als ze voor het eerst naar hun slapende baby kijken: ze hebben het gevoel dat dit nieuwe mensje heel bijzonder en waardevol is, alleen al omdat het bestaat. Dat is de kern van de zelfwaardering: je bent waardevol, omdat je er bent. Die baby heeft nog nooit iets gepresteerd en toch is hij waardevol. In de loop van de ontwikkeling raken veel mensen delen van die zelfwaardering kwijt. Het loutere gegeven dat je er mag zijn omdat je er bent wordt op de één of andere manier vervangen door het gevoel dat je er alleen mag zijn als je wat presteert. Je bent dan slechts voorwaardelijk waardevol. Katrien is niet meer waardevol omdat ze er is, de ouders benadrukken dat ze belangrijk is omdat ze iets wonderbaarlijks heeft gepresteerd: een peuter die uit zichzelf op de glijbaan klimt. Als mensen niet meer op een gewone manier 'gezien' en 'bevestigd' worden gaan ze op zoek naar ongewone en bijna altijd ongezonde manieren, zoals verslavingen. Zijn de ouders van Katrien nu per definitie verkeerd bezig? De illustratie van de glijbaan is maar een voorbeeld. Geen enkel kind zal problemen ondervinden van zo'n antwoord van de ouders. Wel merkt Juul op dat ouders in onze samenleving hebben geleerd om (vanaf de peutertijd) in de opvoeding vooral het doen te benadrukken en niet het zijn, vooral de prestatie en niet het bestaan, het gegeven dat je er bent en mag zijn.
Zwemles Zelfvertrouwen is niet 'minder' dan eigenwaarde. Een gezonde dosis zelfvertrouwen maakt dat kinderen veel aankunnen en dat ze weerbaarder kunnen zijn tegenover hun omgeving. Een kind dat ervaart dat het bij de zwemles de schoolslag onder de knie krijgt durft ook eerder de rugslag aan. Het zal minder tegen de zwemles opzien, zelfs als de badmeester vaak schreeuwt. Het wordt anders als het zwemmen het hele leven gaat beheersen. Mieke bleek goed te kunnen zwemmen, er zat een topsporter in haar. Toen dat duidelijk werd gaven haar ouders haar op voor allerlei vormen van sportzwemmen. Iedere ochtend bracht haar vader haar om half zeven 's morgens naar het zwembad, vervolgens reed hij haar om half negen naar school, om pas daarna naar zijn werk te gaan. De gesprekken tussen de ouders en familie en kennissen gingen ook altijd over de sportprestaties van dochter Mieke. Op haar 16e wilde Mieke opeens niet meer zwemmen, ze weigerde. De wereld van haar ouders stortte in. Waar hadden ze al die tijd hun energie in gestoken. Pas in de gezinstherapie kon Mieke haar ouders duidelijk maken wat er mis was. "Jullie zagen me alleen in het perspectief van het zwemmen, hoe meer ik presteerde, hoe meer ik voor jullie waard was. Jullie zagen me alleen om wat ik kon, niet om wie ik was." Het zelfvertrouwen van Mieke op het gebied van het zwemmen was maximaal, maar haar zelfwaardering bleek minimaal. Mocht ze er als persoon nog wel zijn, of hielden haar ouders alleen van haar als ze maximale sportprestaties leverde? Toen ze daar over na ging denken kreeg ze het gevoel dat ze als persoon niets waard was. Gebrek aan zelfvertrouwen kunnen we zien als een pedagogisch probleem. Door het kind stapsgewijze te laten ervaren wat het kan leert het erop te vertrouwen dat het ook volgende stappen wel aan zal kunnen.
Dramatisch Zelfwaardering heeft een psychische kleur, gebrek aan zelfwaardering is een psychisch probleem, het zit van binnen. Mag ik er wel zijn zoals ik ben? Voor iemand met een redelijke mate van zelfwaardering is het geen ramp als het zwemmen niet verder lukt. Het is jammer, maar het leven gaat door. Voor mensen met een geringe zelfwaardering (zoals de ouders van Mieke!) stort het leven in als hun dochter geen 'prestaties' meer levert. Hun hele identiteit is in het geding, hun hele wereld stort in. Er is kennelijk een groot verschil tussen de ervaring dat iets niet lukt (jammer, pech gehad) en de ervaring dat daarmee 'alles' mislukt is. Mensen met een laag gevoel van eigenwaarde reageren -aldus Juul- dramatisch op iedere faalervaring. "Ik ben ook nergens goed in". In zijn boek wijst Juul ook op de complicaties van de zelfwaardering bij gehandicapte mensen. Ouders voelen zich minder, worstelen met hun eigen gevoelens en dat heeft gevolgen voor het kind. Niet omdat het slechte ouders zijn, maar omdat je nu eenmaal die gevoelens hebt. Een vraag aan de hulpverlening is dan: hoe kunnen professionele hulpverleners ouders zó ondersteunen dat ze het gevoel hebben dat hun inbreng rond het kind waardevol is. Ik denk dat die manier van werken niet alleen veel informatie oplevert, maar ook ouders meer zelfwaardering geeft. Het is een manier van kijken die voor mij heel goed past bij de methodiek die ik van Jacques Heijkoop heb geleerd. Ouders niet uitschakelen maar inschakelen. Een positief gevoel van eigenwaarde als opvoeder betekent dat je het gevoel mag hebben dat jouw inbreng waardevol is. Juul illustreert met talloze voorbeelden hoe deze houding 'van binnenuit' van de opvoeder ook van invloed is op de zelfwaardering van het kind. Je bent waardevol omdat je er gewoon bent.
Voor dit artikel werd gebruik gemaakt van Juul, Jesper. (1997). Uw capabele kind . Rotterdam: Ad Donker