Management & ICT Consultants Wisselwerking 46 1112 XR Diemen Postbus 23103 1100 DP Amsterdam Telefoon (020) 495 23 23 Telefax (020) 495 23 45
Wat kost een WSW-arbeidsplaats? Een speurtocht naar een methodiek ter bepaling van de kosten van WSW-arbeidsplaatsen
Uitgebracht aan:
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Auteurs:
Mw. drs. M.E.A. Birkhoff-Uijlenbroek Mw. ir. M. Hol
17 januari 2001 2/88 Ref.: 1021592-01
Inhoud
Dankwoord
5
1. Inleiding
6
1.1 Achtergrondinformatie 1.2 Vraagstelling en doelstelling van het onderzoek 1.3 Werkwijze 1.3.1 De onderzoeksfasen 1.3.2 De projectorganisatie 1.4 Leeswijzer bij het onderzoeksrapport 1.4.1 Opbouw van het rapport
2. Afbakening en aanpak van het onderzoek 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Inleiding Stap 1: Selecteren van het SW-bedrijf Stap 2: Selecteren van in het onderzoek te betrekken werksoorten/PMC’s Stap 3a: Ontwikkelen van een kostenmodel naar werksoort/pmc Stap 3b: Indelen van WSW-medewerkers naar arbeidshandicap Stap 4: Kantelen van opbrengsten en kosten naar arbeidshandicap
3. Ontwikkelen van een kostenmodel 3.1 Toelichting op de probleemstelling 3.2 De feitelijke ontwikkeling van het kostenmodel 3.2.1 De bijdrage-analyse-methodiek als basis 3.2.2 De gegevensverzameling voor het vullen van het kostenmodel 3.3 Resultaten van het kostenmodel 3.3.1 Resultaten in cijfers 3.3.2 Resultaten in cijfers, gedifferentieerd naar de werksoorten 3.3.3 Resultaten in cijfers, gedifferentieerd naar de product-marktcombinaties 3.3.4 Constateringen
6 7 8 8 10 10 10
12 12 12 13 16 17 19
20 20 20 20 22 25 25 26 38 44
17 januari 2001 3/88 Ref.: 1021592-01
4. Indelen van WSW-medewerkers naar arbeidshandicap 4.1 Nadere toelichting op de probleemstelling 4.2 Beschrijving aangetroffen situatie binnen de SW-Z 4.3 Ontwikkeling methodiek ter bepaling van de arbeidshandicapcategorie 4.3.1 Inleiding 4.3.2 De werking van de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening (nWSW) ten aanzien van de indicering van WSW-medewerkers 4.3.3 Toelichting werking beslisboom 4.3.4 Toegepaste werkwijze stap voor stap toegelicht 4.4 Resultaten van de toepassing van de beslisboom-methodiek 4.4.1 Resultaten in cijfers 4.4.2 Kanttekeningen en constateringen
5. De kanteling
47 47 48 49 49 49 50 52 53 53 55
57
5.1 Toelichting op de probleemstelling 57 5.2 De aanpak van de kanteling in stappen toegelicht 57 5.2.1 Het geconstrueerde personeelsbestand 57 5.3 De kanteling van opbrengsten en kosten naar arbeidshandicapcategorie 59 5.3.1 De omzet 60 5.3.2 De netto toegevoegde waarde 61 5.3.3 De loonkosten en sociale lasten 61 5.3.4 De kosten voor begeleiding van de WSW-medewerkers 62 5.3.5 De overige kosten, die geen relatie hebben met personen en arbeidshandicap 62 5.3.6 Subsidie 63 5.4 De resultaten van de kanteling 63 5.4.1 De omzet 63 5.4.2 De netto toegevoegde waarde 66 5.4.3 De loonkosten inclusief sociale lasten 67 5.4.4 De kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers 68 5.4.5 De bijdrage na aftrek van de directe kosten die relatie hebben met personen en arbeidshandicap 71 5.4.6 Het exploitatieresultaat (inclusief subsidie) 71 5.4.7 Constateringen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
6. Samenvattende conclusies
0
17 januari 2001 4/88 Ref.: 1021592-01
Bijlage 1: Schets van de SW-Z
0
Bijlage 2: Een beknopte beschrijving van de geconstrueerde digitale data-sets
0
17 januari 2001 5/88 Ref.: 1021592-01
Dankwoord Door de gekozen onderzoeksopzet hebben de onderzoekers veel tijd doorgebracht binnen de SW-Z. De onderzoekers zijn hiervoor veel dank verschuldigd aan de SW-Z (Sociale Werkvoorziening Zeist). De SW-Z heeft, gedurende de gehele onderzoeks-periode, allerlei faciliteiten ter beschikking gesteld (ruimte, tijd, toegang tot de centrale computersystemen, etc.) en zeer coöperatief aan het onderzoek meegewerkt. Dit heeft de onderzoeksresultaten positief beïnvloed. Specifiek bedanken de onderzoekers de sectormanager financiën & automatisering van de SW-Z, mevrouw J. Fidder, voor haar expertise en inbreng. Ook richting de ambtenaren verbonden aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die betrokken waren bij dit onderzoek, en de leden van de begeleidingscommissie, willen de onderzoekers hun erkentelijkheid benadrukken. De overleggen en begeleidingscommissievergaderingen zijn, zoals de onderzoekers dat hebben ervaren, altijd in een zeer open sfeer verlopen, hetgeen de gedachtewisseling en ook de interpretatie van de onderzoeksresultaten heeft gediend. Februari 2001 Margo E.A. Birkhoff-Uijlenbroek Margot Hol
1.
17 januari 2001 6/88 Ref.: 1021592-01
2. Inleiding 2.1
Achtergrondinformatie Per 1 januari 1998 is de nieuwe Wet sociale werkvoorziening (WSW) van kracht geworden. Deze wet legt gemeenten de verplichting op om voor zoveel mogelijk ingezetenen die tot de doelgroep van de wet behoren, een arbeidsplaats onder aangepaste omstandigheden aan te bieden. Personen met een arbeidshandicap die, als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, een verminderd vermogen hebben tot het verrichten van reguliere arbeid, vormen de doelgroep. Het Rijk verstrekt gemeenten die deze arbeidsplaatsen realiseren een subsidie. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de arbeidshandicap van de persoon die de arbeidsplaats invult. Drie typen arbeidshandicaps worden onderscheiden: licht, matig en ernstig. De hoogte van de subsidie voor personen met een arbeidshandicap licht en matig is voor 1998/2000 gebaseerd op bestuurlijke afspraken en op de historische subsidie-ontwikkeling per WSW-plaatsing. De verhouding tussen de subsidies voor personen met een arbeidshandicap licht of matig en die voor personen met een arbeidshandicap ernstig is voor 1998/2000 op grond van onderzoek1 gesteld op 1:1,25. Vanwege de wettelijke verplichting de hoogte van de subsidie - onderscheiden naar arbeidshandicapcategorieën - vast te stellen, bestaat binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoefte aan onderbouwing van de subsidies die gelden voor WSWarbeidsplaatsen.
2.2
1
“Bekostigingssystematiek WSW, Een nieuw financieel verdeelmodel voor de WSW”, Moret Ernst & Young, september 1996.
17 januari 2001 7/88 Ref.: 1021592-01
2.3 Vraagstelling en doelstelling van het onderzoek Op grond van een onderbouwing van de subsidiëring van WSW-arbeidsplaatsen ontstaat voor het Rijk en de gemeenten de mogelijkheid de hoogte van de subsidiebedragen te beoordelen. De vraagstelling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid luidt in dat kader samengevat: Wat zijn de opbrengsten en kosten2 van een WSW-arbeidsplaats? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen onderscheiden: 1. Hoe zijn opbrengsten en kosten opgebouwd binnen een SW-bedrijf? 2. Welke opbrengsten en kosten kunnen worden toegerekend aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig? Aanvankelijk moest het onderzoek zowel inzicht geven in feitelijk gerealiseerde kosten als in noodzakelijke kosten3 . In overleg met de begeleidingscommissie is later besloten dat het onderzoek zich geheel zou richten op de feitelijk gerealiseerde kosten4 . In paragraaf 3.3.4 wordt dit besluit toegelicht. Naast de, hiervoor genoemde, centrale vraagstelling van het onderzoek heeft het onderzoek ook een afgeleide doelstelling. Voorafgaand aan het onderzoek bestond namelijk onzekerheid over de algemene bruikbaarheid van de methode. Daarom is ervoor gekozen om de centrale vraagstelling eerst te onderzoeken bij één SW-bedrijf en daarna te besluiten of een landelijk onderzoek uitvoerbaar en wenselijk is. Dit onderzoek bij dit ene SW-bedrijf heeft daarmee het karakter van een haalbaarheidsstudie. Dit betekent ook dat aan de cijfers die in deze rapportage worden genoemd geen inhoudelijke of beleidsmatige conclusies kunnen worden verbonden.
2 Het onderzoek moet inzicht verschaffen in de opbrengsten en kosten van een WSW-arbeidsplaats. Om de rapportage echter leesbaar te houden is ervoor gekozen om, daar waar opbrengsten en kosten worden bedoeld, eenvoudigweg te spreken over kosten. 3 Noodzakelijke kosten zijn de kosten die, wanneer het productieproces ideaaltypisch is ingericht, minimaal moeten worden gemaakt om een product te maken. 4 Om de noodzakelijke kosten voor een WSW-arbeidsplaats te maken, hadden de onderzoekers
17 januari 2001 8/88 Ref.: 1021592-01
2.4
Werkwijze
2.4.1
De onderzoeksfasen Deloitte & Touche Bakkenist (hierna verder aangeduid als Deloitte & Touche) heeft het onderzoek in drie fasen uitgevoerd: 1. De voorbereidingsfase 2. De onderzoeksfase 3. De rapportagefase De verrichte onderzoeksactiviteiten in de onderscheiden fasen worden hierna beknopt toegelicht. De voorbereidingsfase Het Ministerie heeft voorafgaand aan het onderhavige onderzoek de Sociale Werkvoorziening Zeist (SW-Z5 ) bereid gevonden om als onderzoeksobject te fungeren. In de voorbereidingsfase heeft een verkenning binnen de SW-Z plaatsgevonden, die erop gericht was:
• •
te toetsen of de SW-Z geschikt is als onderzoeksobject; de afdelingen (ook werksoorten genoemd) te selecteren die binnen het onderzoek zouden worden betrokken (het is steeds de bedoeling geweest om drie afdelingen te bestuderen). Hiervoor zijn onder meer de volgende onderzoeksactiviteiten verricht:
• • •
Desk research van allerlei documenten die binnen de SW-Z beschikbaar waren (waaronder veel documenten van financiële aard). Interviews met personen van diverse functieniveaus en werkzaam binnen verschillende disciplines binnen de SW-Z (directie, managementteam, hoofden productie e.a.; management, administratie, productie, bedrijfsbureau, personeelszaken e.a.). Presentatie van de aanpak van het onderzoek binnen de SW-Z.
5 Bijlage 1 van deze rapportage geeft een beknopte schets van de SW-Z. Normaliter voert de Sociale Werkvoorziening Zeist de naam SWZ. Om verwarring met de afgekorte naam van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te voorkomen, wordt in de deze rapportage de Sociale Werkvoorziening Zeist als volgt aangeduid: SW-Z.
17 januari 2001 9/88 Ref.: 1021592-01 De onderzoeksfase In de onderzoeksfase heeft de beantwoording van de onderzoeksvraagstelling “Wat zijn de opbrengsten en kosten van een WSW-arbeidsplaats?” steeds centraal gestaan. Hiervoor zijn onder andere de volgende onderzoeksactiviteiten verricht: •
Interviews met directie en medewerkers van de SW-Z met als doel het vergaren van kosten- en opbrengstengegevens.
•
Desk research gericht op het bouwen, analyseren en verfijnen van het kostenmodel.
•
Interviews met enkele directieleden en/of hoofden administratie van enkele andere SWuitvoeringsorganisaties: Deze interviews zijn belegd om te toetsen in welke mate het kostenmodel een generiek karakter heeft voor de SW-wereld. De volgende bedrijven zijn hiervoor in het onderzoek betrokken: Diamant Groep te Tilburg, Drechtwerk te Dordrecht, MTB te Maastricht, Soweco te Almelo en WSD te Boxtel. Daarnaast is het kostenmodel ter toetsing voorgelegd aan één van onze accountants die gespecialiseerd is in de SW-branche.
•
Indelen van WSW-medewerkers naar arbeidshandicapcategorieën.
•
Desk research gericht op het toerekenen van opbrengsten en kosten aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën. De rapportagefase Gedurende het onderzoek hebben de onderzoekers ervoor gekozen om door middel van uitgebreide sheetpresentaties de onderzoeksresultaten aan de begeleidingscommissie voor te leggen. De fase van rapportage is erop gericht geweest deze sheetpresentaties te verwoorden in het onderhavige onderzoeksrapport. Het rapport is in concept besproken binnen de begeleidingscommissie en vervolgens in een definitieve versie gereed gekomen.
2.4.2
17 januari 2001 10/88 Ref.: 1021592-01 2.4.3 De projectorganisatie Tijdens het onderzoek is de volgende projectorganisatie gehanteerd. Begeleidingscommissie
Opdrachtgever/opdrachtnemer - overleg
Onderzoeksteam
SW-Z
Figuur 1.1: De projectorganisatie
In de begeleidingscommissie hadden, naast medewerkers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigers van diverse betrokken organisaties (Ministerie van Financiën, NOSW en VNG) zitting. Zij hebben gedurende het onderzoek een adviserende rol vervuld. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden tussen de opdrachtgever en het onderzoeksteam. Het onderzoeksteam heeft voornamelijk de contacten onderhouden met de SW-Z, alwaar het onderzoek plaatsvond.
2.5
Leeswijzer bij het onderzoeksrapport
2.5.1
Opbouw van het rapport Om tot het eindresultaat te geraken zijn meerdere onderzoeksstappen en analyseslagen ondernomen. In hoofdstuk 2 wordt een toelichting gegeven op de stappen die gedurende het onderzoek zijn gedaan. In de hoofdstukken die daarna volgen, worden de onderzoeksstappen nader uitgewerkt en worden de resultaten beschreven. In de eerste plaats is een kostenmodel ontwikkeld. In hoofdstuk 3 wordt de ontwikkeling en de werking van dit model beschreven. Daarna zijn de WSW-medewerkers die bij het onderzoek zijn betrokken geweest, ingedeeld in de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig. In hoofdstuk 4 treft u hiervan een beschrijving van de methode en de resultaten aan. Vervolgens zijn de geïnventariseerde opbrengsten en kosten in relatie gebracht met de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën; licht, matig en ernstig, hetgeen wordt aangeduid met de term “kanteling”. De werking van de kanteling en de resultaten hiervan treft u aan in hoofdstuk 5. De rapportage wordt afgerond met een samenvattende conclusies (hoofdstuk 6).
17 januari 2001 11/88 Ref.: 1021592-01
Als bijlage bij de rapportage is opgenomen: •
Bijlage 1: Beschrijving van de SW-Z.
•
Bijlage 2: Beknopte beschrijving van de geconstrueerde, digitale data-sets.
3.
17 januari 2001 12/88 Ref.: 1021592-01
4. Afbakening en aanpak van het onderzoek 4.1
Inleiding Voor de beantwoording van de vraagstelling van het onderzoek zijn diverse onderzoeksstappen uitgevoerd. In figuur 2.1 zijn deze onderzoeksstappen schematisch weergegeven.
Stap Stap 1. 1. Selecteren Selecteren SW-bedrijf SW-bedrijf
Stap Stap 2. 2. Selecteren Selecteren Werksoorten WerksoortenPMC’s PMC’s
Stap Stap3a. 3a. Ontwikkelen Ontwikkelenkostenmodel kostenmodel naar naarwerksoort/PMC werksoort/PMC
Stap Stap3b. 3b. Indelen IndelenWSW-medewerkers WSW-medewerkers naar naararbeidshandicap arbeidshandicap
Opbrengsten en kosten per werksoort/product-markt-combinatie
Stap Stap4.4. Kantelen Kantelenopbrengsten opbrengstenen en kosten kostennaar naararbeidshandicaparbeidshandicapcategorie categorie
Opbrengsten en kosten per arbeidshandicap-categorie licht, matig en ernstig
WSW-medewerkers ingedeeld naar arbeidshandicap: licht, matig of ernstig
Figuur 2.1 De onderzoeksstappen
In de hierna volgende paragrafen wordt een korte toelichting op de onderzoeksstappen gegeven.
4.2
Stap 1: Selecteren van het SW-bedrijf Voorafgaand aan het onderzoek bestond onzekerheid over de bruikbaarheid - voor dit onderzoek - van de administraties van de diverse SW-uitvoeringsorganisaties. Daarom heeft
17 januari 2001 13/88 Ref.: 1021592-01 het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ervoor gekozen om de vraagstelling allereerst bij één SW-bedrijf te laten onderzoeken. Ruim voordat het feitelijke onderzoek startte heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de SW-Z gevraagd of het wilde participeren in onderhavig onderzoek. De SW-Z bleek daartoe bereid te zijn. In de voorbereidingsfase van het onderzoek heeft een oppervlakkige toetsing plaats gevonden, die zich heeft toegespitst op de kwaliteit van de financiële administratie. In enkele gesprekken met medewerkers van de SW-Z, ondermeer de sectormanager financiën & automatisering, is inzicht vergaard in de kwaliteit en werking van de financiële administratie. Ten aanzien van de administratie is het volgende geconstateerd: •
Er is sprake van een degelijke administratie, waarbij veel kosten- en opbrengstenposten direct worden geregistreerd. Er worden weinig kostenposten ‘versleuteld’, waardoor een inzichtelijke administratie is ontstaan.
•
De administratie is zeer ‘up-to-date’. De jaarrekening is altijd tijdig gereed; dit geldt ook voor allerlei periodieke managementrapportages. Op grond van de goede kwaliteit van de financiële administratie en het vermogen van de sectormanager financiën & automatisering om kennis in te brengen en om als klankbord te fungeren, hebben de onderzoekers de SW-Z geschikt geacht om als onderzoeksobject te fungeren.
4.3
Stap 2: Selecteren van in het onderzoek te betrekken werksoorten/PMC’s Binnen de SW-Z worden negen afdelingen c.q. werksoorten onderscheiden: Verpakken, Hout, Metaal, Elektromontage, Stofferen, Grafisch, Groen, Schoonmaak en Detacheringen. Naar wens van de opdrachtgever zouden drie werksoorten in het onderzoek moeten worden betrokken. Bij de selectie van werksoorten zijn de volgende criteria van toepassing geweest:
•
De te selecteren werksoorten moeten representatief zijn voor de ‘SW-Nederland’. Bijvoorbeeld, de werksoort stofferen, die slechts bij enkele SW-bedrijven voorkomt, is om deze reden niet geselecteerd.
•
De te selecteren werksoorten moeten zich van elkaar onderscheiden in kosten- en opbrengstenstructuur, door verschillen in de aard van het product, de wijze van produceren, de uitvoeringsmodaliteit, etc.
17 januari 2001 14/88 Ref.: 1021592-01 Om zoveel mogelijk informatie uit de analyse te verkrijgen, hebben de onderzoekers niet drie maar vijf werksoorten geselecteerd. Om een nadere specificatie van kosten en opbrengsten te kunnen maken, zijn de werksoorten verder gedetailleerd naar product-marktcombinaties (pmc’s). De geselecteerde werksoorten en de daarbinnen onderscheiden product-marktcombinaties, worden hierna kort toegelicht (zie ook tabel 2.2). Geselecteerde werksoorten
Onderscheiden product-marktcombinaties
(aantal werkzame WSW-medewerkers) Verpakken
(# 97)
Handmatig verpakken Machinaal verpakken
Hout
(# 33)
ADO ADO-achtig
Metaal
(# 11)
-
Groen
(# 90)
Onderhoud gemeenten Onderhoud bedrijven Aanleg/specialisatie
Detacheringen
(# 117)
Extern (gemeenten, bedrijven) Intern
Tabel 2.2: Geselecteerde werksoorten met daarbinnen onderscheiden product-marktcombinaties
•
Verpakken: Binnen de werksoort Verpakken worden handmatig en machinaal verpakken onderscheiden. 97 WSW-medewerkers waren ultimo 1999 werkzaam binnen de werksoort Verpakken. Binnen de werksoort Verpakken is sprake van grote aantallen, kleine orders. Het is een arbeidsintensieve werksoort: de meeste werknemers verpakken handmatig.
•
Hout: De werksoort Hout behoort tot de kleinere afdelingen binnen de SW-Z. Er werken 33 WSW-medewerkers ultimo 1999. Er worden twee soorten producten onderscheiden. ADO is een eigen merkproduct van houten kinderspeelgoed en kindermeubilair, dat de SW-Z op voorraad produceert. ADO-achtige producten worden op specificatie van de klant geproduceerd. De beschikbare machines bepalen de maximale omvang van de te produceren producten (l x b x h: 50 cm x 50 cm x 50 cm).
•
Metaal : De afdeling Metaal is met 11 werkzame WSW-medewerkers ultimo 1999 de kleinste afdeling binnen de SW-Z en behoort tot de groep Techniek. Op deze afdeling wordt alleen op specificatie van de klant geproduceerd. Het gaat hierbij vrijwel altijd om kleine metalen halffabrikaten, die gestanst, gefreesd en geboord worden.
17 januari 2001 15/88 Ref.: 1021592-01
•
Groen: Binnen de werksoort Groen waren ultimo 1999 90 WSW-medewerkers werkzaam. Op basis van jaarcontracten of meerjarencontracten worden voornamelijk onderhoudswerkzaamheden verricht aan plantsoenen en tuinen in opdracht van gemeenten, instellingen en bedrijven. In beperkte mate worden ook aanlegwerkzaamheden verricht.
•
Detacheringen: Ultimo 1999 waren 117 WSW-medewerkers van de SW-Z gedetacheerd, het grootste gedeelte extern: 90; de rest intern bij de SW-Z zelf. De Detacheringen vinden veelal plaats op basis van jaarcontracten. De aard van de verrichte werkzaamheden loopt sterk uiteen: administratieve taken, verzorgende taken, onderhoudswerkzaamheden, etc. Door selectie van deze werksoorten zijn twee typen uitvoeringsmodaliteiten in het onderzoek betrokken:
• •
De traditionele WSW-arbeidsplaats. Individuele detachering. De andere uitvoeringsmodaliteiten die worden onderkend, groepsdetachering met begeleiding (enclave-vorm) en begeleid werken in dienst van een reguliere werkgever, komen in 1999 niet voor binnen de SW-Z. Om die reden konden deze uitvoeringsmodaliteiten niet in het onderzoek worden betrokken. Met de selectie van het SW-bedrijf en de werksoorten en product-marktcombinaties was het onderzoeksterrein voldoende afgebakend. Daarna is het inhoudelijke onderzoek gestart met de ontwikkeling van een kostenmodel.
4.4
17 januari 2001 16/88 Ref.: 1021592-01
4.5 Stap 3a: Ontwikkelen van een kostenmodel naar werksoort/pmc Het onderzoek moet in de eerste plaats inzicht geven in de opbouw van opbrengsten en kosten van een SW-bedrijf. De exploitatierekening van de SW-Z over het boekjaar 1999 is hiervoor diepgaand geanalyseerd en vervolgens gestructureerd volgens de bijdrage-analyse-methodiek in een kostenmodel (zie tabel 2.3). Opbrengsten- en kostenposten
Werksoort 1
Pmc a
+
+
Grond- en hulpstoffen
-/-
Uitbestedingen
-/-
Omzet
Pmc b
Werksoort 2
Pmc c
Pmc d
+
+
+
+
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
Directe kosten I
• •
Netto Toegevoegde Waarde
=
=
=
=
=
=
Directe kosten II
•
Lonen WSW
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
•
Afschrijvingen machines
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
•
Overige directe kosten en opbrengsten van WSW-medewerkers
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
Bijdrage na aftrek directe kosten
=
=
=
=
=
Indirecte kosten, relatie met de werksoort
•
Kosten voor begeleiding WSW-medewerkers
-/-
-/-
•
Overige afschrijvingen
-/-
-/-
•
Onderhoud
-/-
-/-
Bijdrage na aftrek indirecte kosten met relatie werksoort
=
=
Indirecte kosten, doorbelast
•
Gebouwen
-/-
-/-
•
Administratie
-/-
-/-
•
Huisvesting
-/-
-/-
•
Magazijn
-/-
-/-
Bedrijfsresultaat
=
Subsidie Exploitatieresultaat
= +
=
+ =
=
17 januari 2001 17/88 Ref.: 1021592-01 Tabel 2.3. Het kostenmodel per werksoort/PMC volgens de bijdrage-analyse methode
Voor de bijdrage-analyse methode is gekozen omdat: •
Opbrengsten en kosten gestructureerd in beeld kunnen worden gebracht. Daarnaast kunnen opbrengsten en kosten worden gerelateerd aan de opbrengsten- en kosten- veroorzakende activiteiten, zijnde de werksoorten en nog meer specifiek de product-marktcombinaties.
•
In een bijdrage-analyse wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen kosten die direct en indirect zijn te relateren aan kostenveroorzakende activiteiten.
•
Het inzicht geeft in het aandeel dat de verschillende werksoorten respectievelijk productmarktcombinaties hebben in de diverse opbrengsten, kosten en bijdragen begrippen. De keuze voor de bijdrage-analyse methode heeft echter ook betekend dat gegevens omtrent alle in het kostenmodel opgenomen opbrengsten en kostenbegrippen op het niveau van werksoort en product-marktcombinatie beschikbaar moesten zijn. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de ontwikkeling en de werking van het kostenmodel.
4.6
Stap 3b: Indelen van WSW-medewerkers naar arbeidshandicap Na de ontwikkeling van het kostenmodel bestond het inzicht in de opbouw van opbrengsten en kosten naar de onderscheiden werksoorten en pmc’s. Het kostenmodel gaf echter nog geen inzicht in de opbrengsten en kosten toegerekend aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig. Daarvoor moest eerst inzicht worden verkregen in de verdeling van de WSW-populatie van de SW-Z over de verschillende arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig. De populatie van de WSW-medewerkers is, ook anno december 2000, echter voor het overgrote gedeelte, nog geïndiceerd volgens de oude Wet Sociale Werkvoorziening. De oorzaak hiervan is gelegen in de regeling dat alleen nieuwe WSW-medewerkers worden geïndiceerd volgens de nieuwe wet- en regelgeving. Er moest daarom een methode worden geconstrueerd om de in het onderzoek te betrekken WSW-medewerkers, die geïndiceerd zijn volgens de oude wet, opnieuw in te delen met de geldende wet- en regelgeving als uitgangspunt.
17 januari 2001 18/88 Ref.: 1021592-01 De ontwikkeling en de resultaten van deze methode komen aan de orde in hoofdstuk 5. 4.7
17 januari 2001 19/88 Ref.: 1021592-01
4.8 Stap 4: Kantelen van opbrengsten en kosten naar arbeidshandicap Op basis van de resultaten van de stappen 3a “Ontwikkelen van kostenmodel” en stap 3b “Indelen van WSW-werknemers naar arbeidshandicap” zijn vervolgens de opbrengsten en kosten die voor de onderscheiden werksoorten zijn geïnventariseerd toegerekend naar een WSW-arbeidsplaats oftewel de opbrengsten en kosten per werksoort/pmc zijn als het ware “gekanteld” naar opbrengsten en kosten per arbeidshandicapcategorie: licht, matig en ernstig. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de wijze waarop “de kanteling” is uitgevoerd en de resultaten hiervan. Tot zover de beschrijving van de afbakening en aanpak van het onderzoek. In de hierna volgende hoofdstukken worden de resultaten van de diverse onderzoeksstappen beschreven.
5.
17 januari 2001 20/88 Ref.: 1021592-01
6. Ontwikkelen van een kostenmodel 6.1
Toelichting op de probleemstelling Zoals aangegeven in de inleiding van deze rapportage wenst het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzicht in de feitelijke kosten en opbrengsten verbonden aan WSWarbeidsplaatsen. In het onderzoek is daarvoor een kostenmodel ontwikkeld. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de daadwerkelijke ontwikkeling van het kostenmodel. Aan de hand van grafische voorstellingen zal daarna de werking van het kostenmodel worden geïllustreerd. Opnieuw wordt hier opgemerkt dat het doel van dit onderzoek is te bezien of het haalbaar is een kostenmodel te ontwikkelen, dat inzicht kan bieden in de kosten van WSWarbeidsplaatsen. Dit model is ontwikkeld en beproefd binnen de praktijk van SW-Z. De in deze situatie verkregen informatie over de kosten van de SW-Z vormen nadrukkelijk niet het doel van het onderzoek. Aan deze kosten- en opbrengsten en opbrengstengegevens kunnen geen conclusies worden gebonden, die van toepassing zijn op de gehele SW-sector.
6.2
De feitelijke ontwikkeling van het kostenmodel
6.2.1
De bijdrage-analyse-methodiek als basis Een reguliere administratie is veelal ingericht op een wijze dat alle kosten en opbrengsten, ongeacht de aard van de kosten en opbrengsten, worden toegerekend aan organisatorische eenheden. Op deze wijze kan sturing worden gegeven aan een organisatie. Per organisatorische eenheid is bekend wat de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode zijn geweest. Veelal op grond van deze historische gegevens en marktinformatie worden per organisatorische eenheid de doelen voor de komende perioden bepaald. Om een gedetailleerd inzicht in de feitelijke opbrengsten en kosten te verkrijgen is de exploitatierekening over het boekjaar 1999 van de SW-Z diepgaand geanalyseerd en vervolgens gestructureerd volgens de bijdrage-analyse-methodiek. De onderzoekers hebben om de volgende redenen gekozen voor de methodiek van de bijdrage-analyse:
17 januari 2001 21/88 Ref.: 1021592-01 •
Opbrengsten en kosten kunnen gestructureerd in beeld worden gebracht gerelateerd aan de opbrengsten- en kostenveroorzakende activiteiten, zijnde de werksoorten en nog meer specifiek de product-marktcombinaties. Hiermee is gelijk de reden aangegeven voor het onderscheiden van product-marktcombinaties binnen de werksoorten. Typen producten, werkwijzen, verkoopprijzen, etc. verschillen sterk binnen een werksoort. Binnen een werksoort is daarom geen sprake van gelijke opbrengsten- en kostenpatronen voor de gehele werksoort. Door ook product-marktcombinaties te onderscheiden en in de analyse op te nemen kunnen deze opbrengsten- en kostenverschillen aan het licht treden.
•
In een bijdrage-analyse wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen kosten die direct en indirect zijn te relateren aan kostenveroorzakende activiteiten. Een voorbeeld kan dit het beste illustreren: In een kleine fabriek worden potloden en pennen gefabriceerd. Voor de productie van de pennen wordt inkt en kunststof ingekocht; voor de productie van de potloden grafiet en hout. Productiemedewerker a produceert potloden, productiemedewerker b, produceert pennen. Verder werken in de fabriek een administrateur en de eigenaar. Op het moment dat de productie van bijvoorbeeld potloden moet toenemen, door extra orders, zal er meer grafiet en hout moeten worden ingekocht. De kosten hout en grafiet hangen dus direct samen met de productie-omvang. De loonkosten van productiemedewerker a veranderen niet. Hij was nog niet vol bezet. Toch zijn zijn loonkosten wel direct toerekenbaar aan de productie van potloden. Op het moment dat de eigenaar besluit om voortaan alleen nog maar pennen te produceren, zal productiemedewerker a worden ontslagen, waardoor de directe loonkosten worden gereduceerd. De kosten van de administrateur worden door al deze productiewijzigingen niet beïnvloed. Zijn kosten hebben een volledig indirect karakter, maar beïnvloeden vanzelfsprekend wel het totale resultaat van de fabriek. Dit onderscheid tussen directe, minder directe en indirecte kosten is nuttig voor het bepalen van kosten en opbrengsten voor de onderscheiden product-marktcombinaties en ook voor de toerekening van kosten en opbrengsten aan WSW-arbeidsplaatsen gedifferentieerd naar arbeidshandicapcategorieën (‘de kanteling’ genoemd).
•
Een bijdrage-analyse geeft inzicht in het aandeel dat de verschillende werksoorten, c.q. productmarktcombinaties hebben in de diverse onderscheiden bijdragen-begrippen. In tabel 3.2 is de systematiek van de bijdrage-analyse inzichtelijk gemaakt.
17 januari 2001 22/88 Ref.: 1021592-01 Opbrengsten- en kostenposten
Werksoort 1
Pmc a
Pmc b
Werksoort 2
Pmc c
Pmc d
Loonopdrachten
+
+
+
+
+
+
•
Detacheringen
+
+
+
+
+
+
•
Overige opbrengsten
+
+
+
+
+
+
Grond- en hulpstoffen
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
Uitbestedingen
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
Omzet
•
Directe kosten I
• •
Netto Toegevoegde Waarde
=
=
=
=
=
=
Directe kosten II
•
Lonen WSW
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
•
Afschrijvingen machines
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
•
Overige directe kosten en opbrengsten van WSW-medewerkers
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
Bijdrage I
=
=
=
=
=
=
Indirecte kosten, relatie met de werksoort
•
Kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers
-/-
-/-
•
Overige afschrijvingen
-/-
-/-
•
Onderhoud
-/-
Bijdrage II
=
-/=
Indirecte kosten, doorbelast
•
Gebouwen
-/-
-/-
•
Administratie
-/-
-/-
•
Huisvesting
-/-
-/-
Magazijn
-/-
-/-
•
Bedrijfsresultaat
=
Subsidie Exploitatieresultaat
= +
=
+ =
Tabel 3.2: Het kostenmodel volgens de methodiek van de bijdrage-analyse
6.2.2
De gegevensverzameling voor het vullen van het kostenmodel Bij de opzet van het kostenmodel volgens de bijdrage-analyse is aangesloten bij de bestaande structuur van de administratie van de SW-Z. Vervolgens is bij het vullen van het model zoveel
17 januari 2001 23/88 Ref.: 1021592-01 mogelijk gebruik gemaakt van bestaande gegevens en beschikbare overzichten. De gebruikte overzichten en documenten worden hierna opgesomd: •
De exploitatierekening over het boekjaar 1999.
•
Periodieke resultatenoverzichten: Deze bevatten gegevens over de directe kosten per werksoort.
•
Urenadministratie: Op grond van de urenadministratie is inzicht verkregen in de productieve uren per werksoort en per product-marktcombinatie.
•
Productie-order- en projectenadministratie: Op grond van deze administraties is gespecificeerd inzicht verkregen in de opbrengsten (per product-marktcombinatie).
•
Reports Exact: Om aansluitingen te maken zijn van diverse grootboekrekeningen selecties uitgedraaid en geanalyseerd.
•
Personeelsadministratie: Gegevens over de loonkosten per WSW-medewerker (348) zijn in het kostenmodel opgenomen. Een groot aantal gegevens is door handmatige bewerkingen, dus extra-comptabel verkregen. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
•
De opbrengsten op het niveau van de product-marktcombinaties.
•
Diverse kosten op het niveau van de product-marktcombinaties.
•
De indirecte kosten, die in de financiële administratie door middel van verdeelsleutels worden doorgerekend, zijn door de onderzoekers geanalyseerd en opnieuw toebedeeld.
17 januari 2001 24/88 Ref.: 1021592-01 Geconstateerd kan worden dat het kostenmodel door deze handelingen en analyses kon worden gevuld, (zie arceringen in tabel 3.3): • •
Voor de werksoorten voor alle opbrengsten en kosten. Voor de product-marktcombinaties tot het niveau van de opbrengsten en de directe kosten. Dit laatste is geen bezwaar voor de verdere analyse. De kosten waarmee een relatie kan worden gelegd met WSW-medewerkers en hun arbeidshandicapcategorie in de ‘kanteling’ zijn allemaal direct van aard. Opbrengsten- en kostenposten Omzet
• • •
Loonopdrachten Detacheringen Overige opbrengsten
Directe kosten I
• •
Grond- en hulpstoffen Uitbestedingen
Netto Toegevoegde Waarde Directe kosten II
• • •
Lonen WSW-medewerkers Afschrijvingen machines Overige directe kosten en opbrengsten van WSW-medewerkers
Bijdrage I Indirecte kosten, relatie met de werksoort
• • •
Kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers Overige afschrijvingen Onderhoud
Bijdrage II Indirecte kosten, doorbelast
• • • •
Gebouwen Administratie Huisvesting Magazijn
Bedrijfsresultaat Subsidie Exploitatieresultaat
Werksoort 1
Pmc a
Pmc b
Werksoort 2
Pmc c
Pmc d
17 januari 2001 25/88 Ref.: 1021592-01 Tabel 3.3: Het kostenmodel volgens de methodiek van de bijdrage-analyse
In de volgende paragraaf wordt de werking van het kostenmodel met grafische illustraties inzichtelijk gemaakt. Deze illustraties geven inzicht in de feitelijke kosten verbonden aan een WSW-arbeidsplaats binnen de SW-Z in het boekjaar 1999. Aan deze cijfers kunnen geen conclusies worden verbonden die voor de gehele SW-sector gelden. Het bouwen van dit deel van het kostenmodel zijn ook voorbereidende activiteiten te noemen voor het realiseren van de eerder genoemde ‘kanteling’. Deze kanteling, waarin kosten en opbrengsten worden gekoppeld aan WSW-medewerkers en hun arbeidshandicapcategorie, komt in hoofdstuk 5 aan de orde.
6.3
Resultaten van het kostenmodel
6.3.1
Resultaten in cijfers In overleg met de SW-Z is besloten om de cijfers, die de resultaten vormen van het kostenmodel, in de vorm van grafische illustraties te presenteren. Op deze wijze wordt inzicht gegeven in de werking van het kostenmodel, terwijl gelijkertijd zorgvuldig wordt omgegaan met de absolute cijfers van de SW-Z. Nogmaals wordt vermeld dat alle cijfers betrekking hebben op het boekjaar 1999. Er is voor presentatie van een groot aantal kosten- en opbrengstenposten gekozen, zodat de lezer de sommering van de diverse posten geheel kan volgen. De grafieken in de volgende paragraaf hebben betrekken op de SW-Z in totaal en op de onderscheiden werksoorten. In de daarop volgende paragraaf worden de grafische voorstellingen met betrekking tot de product-marktcombinaties gegeven. Om de vergelijking tussen de werksoorten en tussen de product-marktcombinaties te vergemakkelijken worden de genoemde opbrengsten- en kostenposten in de grafieken als gemiddelde per formatieplaats (= fulltime-equivalent = fte) weergegeven. Alle gepresenteerde cijfers geven dus informatie over de kosten- en opbrengsten per WSW-arbeidsplaats. De schalen van de diverse grafieken zijn zo gekozen dat het de leesbaarheid ten goede komt. De kosten- en opbrengstenposten zelf zijn voornamelijk in rood (in paragraaf 3.3.2 voor de werksoorten) en oranje (in paragraaf 3.3.3 voor de product-marktcombinaties) in de grafieken weergegeven. De saldoposten, zoals de netto toegevoegde waarde, de diverse bijdragen en het bedrijfs- en exploitatieresultaat zijn in blauw afgebeeld.
6.3.2
17 januari 2001 26/88 Ref.: 1021592-01 6.3.3 Resultaten in cijfers, gedifferentieerd naar de werksoorten In deze paragraaf worden grafische illustraties gegeven met betrekking tot de volgende kosten- en opbrengstenposten: • • • • • • • • • • • •
Omzet (ook wel opbrengsten genoemd). Kosten van grond- en hulpstoffen en kosten van uitbesteed werk. Netto toegevoegde waarde. Loonkosten en sociale lasten van WSW-medewerkers. Overige directe kosten. Bijdrage I, na aftrek van alle directe kosten. Kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers. Overige indirecte kosten, gerelateerd aan de werksoort. Bijdrage II, na aftrek van directe en indirecte kosten, gerelateerd aan de werksoort. Indirecte kosten, niet gerelateerd aan de werksoort. Bedrijfsresultaat. Exploitatieresultaat. De omzet van de SW-Z bestaat uit diverse componenten: omzet van het eigen product (de SW-Z maakt op voorraad houten speelgoed en peuter- en kleutermeubilair van het merk Ado), opbrengsten uit loonopdrachten (dit behelst de productie van veelal halffabrikaten in opdracht geproduceerd, onderhoudswerkzaamheden in de groenvoorziening en in de schoonmaak), opbrengsten uit detacheringen en een kleine post huuropbrengsten uit gebouwen. Deze som van deze opbrengsten is hierna steeds als omzet aangeduid.
17 januari 2001 27/88 Ref.: 1021592-01 Omzet 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
n ta
ch
er
G
in
ro
ge
en
l M
et
aa
t ou H
De
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
0
Diagram 3.3: Gemiddelde omzet per fte per werksoort
De gemiddelde omzet per formatieplaats verschilt sterk over de werksoorten. Het verschil tussen de werksoort met de hoogste (Hout) en die met de laagste gemiddelde omzet (Verpakken) bedraagt circa ƒ 30.000. De gemiddelde omzet per formatieplaats bedraagt voor de SW-Z, ongeacht de werksoort, zo’n ƒ 24.000. Door van de omzet de kosten van direct materiaal en de kosten van uitbestedingen, de inkopen, af te trekken, resteert de netto toegevoegde waarde. In diagram 3.4 worden allereerst de kosten van grond- en hulpstoffen en van uitbesteed werk weergegeven.
17 januari 2001 28/88 Ref.: 1021592-01 Kosten van grond- en hulpstoffen en van uitbesteed werk 20.000 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000
n ta
ch
er
G
in
ro
ge
en
l M
et
aa
t ou H
De
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
0
Diagram 3.4: Gemiddelde kosten van grond- en hulpstoffen en van uitbesteed werk per fte per werksoort
Voor de werksoorten Hout en Metaal zijn de ingekochte materialen en het uitbesteed werk van een aanzienlijke omvang: respectievelijk circa ƒ 17.000 en ƒ 12.000 per fte. Inkopen zijn onlosmakelijk verbonden aan deze typen werksoorten. In diagram 3.5 wordt de netto toegevoegde waarde (NTW) per werksoort gepresenteerd. De netto toegevoegde waarde wordt in de sociale werkvoorziening frequent gehanteerd, omdat dit cijfer daadwerkelijk inzicht geeft in de waarde die binnen het bedrijf wordt toegevoegd.
17 januari 2001 29/88 Ref.: 1021592-01 Netto toegevoegde waarde 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
n ge
n
in
oe De
ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
ke ak Ve
rp
SW
-Z
n
0
Diagram 3.5: Gemiddelde netto toegevoegde waarde per fte per werksoort
De grote verschillen tussen de werksoorten zijn, als de gemiddelde netto toegevoegde waarde per formatieplaats wordt bekeken, verkleind: het maximum verschil bedraagt circa ƒ 20.000. Per fte gezien voegen de werksoorten Metaal en Groen binnen de SW-Z de meeste waarde toe. Afgezien van de kosten van grond- en hulpstoffen en de kosten van uitbesteed werk, worden nu de directe kosten toegelicht. Een belangrijke directe kostenpost in de sociale werkvoorziening wordt gevormd door de loonkosten inclusief de sociale lasten voor de WSW-medewerkers.
17 januari 2001 30/88 Ref.: 1021592-01 Loonkosten en sociale lasten WSW-medewerkers 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
n ge
n
in
oe ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
0
Diagram 3.6: Gemiddelde loonkosten inclusief sociale lasten van WSW-medewerkers per fte per werksoort
De gemiddelde loonkosten per formatieplaats laten geen grote verschillen zien tussen de onderscheiden werksoorten: het grootste verschil bedraagt minder dan ƒ 5.000 per fte. De overige directe kosten worden met name gevormd door de posten Afschrijvingen Machines, Ontvangen ziekengeld/WAO-uitkering, Vervoerskosten WSW en Eigen bijdrage vervoerskosten. De overige directe kosten zijn op deze manier een saldo van positieve en negatieve bedragen, hetgeen in diagram 3.7 in beeld is gebracht.
17 januari 2001 31/88 Ref.: 1021592-01 Overige directe kosten
9.000 7.000 5.000 3.000 1.000
n ge
n
in
oe De
ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
-1.000
Diagram 3.7: Gemiddelde overige directe kosten per fte per werksoort
Per saldo hebben de afschrijvingen op machines de grootste invloed op de post overige directe kosten. Dit geldt vooral voor de werksoorten Hout en Metaal. Voor deze werksoorten bedragen die ongeveer ƒ 1.500 en ƒ 3.000 per fte. Door van de netto-toegevoegde waarde de lonen en sociale lasten voor WSW-medewerkers en de overige directe kosten af te trekken, resulteert Bijdrage I, zie diagram 3.8.
17 januari 2001 32/88 Ref.: 1021592-01 Bijdrage I, na aftrek van directe kosten 0 -5.000 -10.000 -15.000 -20.000 -25.000
n ge
n
in
oe ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
-30.000
Diagram 3.8: Bijdrage I per fte (na aftrek van de directe kosten)
Per werksoort kan worden afgelezen, nadat alle directe kosten van de omzet zijn afgetrokken, wat wordt bijgedragen aan de dekking van de overige kosten die een indirect karakter hebben. Voor het bestudeerde bedrijf SW-Z is sprake van negatieve bijdragen voor alle werksoorten. Het maximale verschil per fte tussen de werksoorten bedraagt ruim ƒ 16.000. De kosten die hierna worden beschreven krijgen steeds meer een indirect karakter: ze zijn steeds minder gemakkelijk aan producten en markten en werksoorten te koppelen. De hierna eerst gepresenteerde kosten zijn nog wel aan de werksoorten te koppelen. De belangrijkste indirecte kosten worden gevormd door de loonkosten van het ambtelijk personeel. In diagram 3.9 worden deze kosten weergegeven.
17 januari 2001 33/88 Ref.: 1021592-01 Loonkosten ambtelijk direct
Loonkosten ambtelijk doorbelast
Totale loonkosten ambtelijk
18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000
en
n
ing
oe De
ta
ch
er
Gr
l taa Me
ut Ho
n ke ak Ve
rp
SW -Z
0
Diagram 3.9. Gemiddelde kosten per fte voor begeleiding van WSW-medewerkers
In deze grafiek zijn zowel de kosten van de directe werkleiding (in de grafiek aangegeven als ‘loonkosten ambtelijk direct’) als alle overige kosten van ambtelijk personeel zichtbaar gemaakt. Deze laatste, doorbelaste, kosten zijn gemiddeld per formatieplaats voor alle werksoorten gelijk. De hoogte van de directe kosten van begeleiding lijkt een relatie te hebben met de complexiteit van de werksoort. In diagram 3.10 worden de overige indirecte kosten getoond die verbonden zijn aan een werksoort. Deze kosten betreffen Overige kosten van WSW-medewerkers, Kosten van onderhoud en Afschrijvingskosten van inventarissen en vervoermiddelen en Onderhoud machines.
17 januari 2001 34/88 Ref.: 1021592-01
Overige indirecte kosten gerelateerd aan werksoort 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
SW -Z
Ver pak ken
Ho ut
Me taal
Gr oe n
Det ach eri ng en
Diagram 3.10: Overige indirecte kosten per fte verbonden aan de werksoorten
Deze kosten zijn per fte het hoogst voor de werksoorten Hout en Metaal en Groen, hetgeen verklaard kan worden uit het feit dat binnen deze werksoorten de kosten voor afschrijvingen (op inventarissen en vervoermiddelen) en onderhoud (op inventarissen, vervoermiddelen en machines) per fte zwaarder doorwegen. Door van Bijdrage I de loonkosten van ambtelijk personeel en de overige indirecte kosten die aan de werksoorten zijn verbonden af te trekken, ontstaat Bijdrage II, zie diagram 3.11.
17 januari 2001 35/88 Ref.: 1021592-01 Bijdrage II, na aftrek van directe en indirecte kosten gerelateerd aan werksoort 0 -5.000 -10.000 -15.000 -20.000 -25.000 -30.000 -35.000
n ge
n
in
oe De
ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
-40.000
Diagram 3.11: Bijdrage II, (na aftrek van directe kosten en van indirecte kosten gerelateerd aan werksoort)
De bijdragen tussen de werksoorten verschillen per fte maximaal ƒ 11.000. De bijdrage voor de werksoort Verpakken is het laagst, die voor de werksoort Groen het hoogst. De verschillen tussen de diverse werksoorten zijn nog verder verkleind. Door van Bijdrage II de indirecte kosten af te trekken die geen relatie hebben met de werksoort, ontstaat inzicht in het bedrijfsresultaat per fte per werksoort. Deze indirecte kosten zijn allerlei kosten die op grond van verdeelsleutels worden doorbelast aan de werksoorten. Hierbij moet worden gedacht aan afschrijvingen op gebouwen en installaties, huur van gebouwen en overige bedrijfsmiddelen, rentekosten, onderhoudskosten, energiegebruik, belastingen en verzekeringen, magazijn- en expeditiekosten, verkoopkosten, kosten van ambtelijk personeel dat niet in de productie werkt (de zogenaamde loonkosten ambtelijk doorbelast, zie diagram 3.9). De meest gehanteerde verdeelsleutels om deze kosten door te belasten aan de werksoorten zijn het aantal werkzame fte’s binnen de werksoort, het binnen de werksoort gebruikte vloeroppervlak en de omzet per werksoort. De onderzoekers hebben deze kosten diepgaand geanalyseerd en de verdeelsleutels zo gekozen, dat de gelegde relatie te verdedigen is. Hierbij is zoveel als mogelijk aangesloten bij de door de SW-Z gehanteerde methodieken.
17 januari 2001 36/88 Ref.: 1021592-01
Indirecte kosten, geen relatie met werksoort 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
n ge
n
in
oe De
ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
0
Diagram 3.12: Indirecte kosten per fte, geen relatie met werksoort
De doorbelaste kosten tellen zwaar door voor de werksoorten Hout en Metaal. Per fte zijn de indirecte kosten, die geen relatie hebben met de werksoort voor deze werksoorten het hoogste: meer dan ƒ 20.000. De kosten van huisvesting zijn voor deze werksoorten per fte uitgedrukt hoog: het zijn gemeten in vloeroppervlak relatief grote afdelingen, waar relatief weinig mensen werkzaam zijn. Nu alle kosten zijn toegerekend aan de werksoorten resulteert het bedrijfsresultaat.
17 januari 2001 37/88 Ref.: 1021592-01
Bedrijfsresultaat 0 -10.000 -20.000 -30.000 -40.000 -50.000 -60.000
n ge
n
in
oe ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
-70.000
Diagram 3.13: Bedrijfsresultaat
Het bedrijfsresultaat is voor alle werksoorten negatief. Het varieert tussen – ƒ 38.000 per fte voor de werksoort Detacheringen en – ƒ 61.000 voor de werksoort Hout. De interne werksoorten, Verpakken, Hout en Metaal, hebben gemiddeld per fte gezien een slechter bedrijfsresultaat dan de externe werksoorten, Groen en Detacheringen. Gemiddeld over alle werksoorten heen bedraagt het bedrijfsresultaat per fte voor de SW-Z circa ƒ 44.000. Als bij het bedrijfsresultaat de subsidie wordt opgeteld, die de SW-Z in het jaar 1999 gemiddeld per fte heeft ontvangen, kan per werksoort worden afgelezen hoeveel een fte, in de vorm van het exploitatieresultaat, kost of oplevert.
17 januari 2001 38/88 Ref.: 1021592-01 Exploitatieresultaat 10.000 5.000 0 -5.000 -10.000 -15.000
n ge
n
in
oe ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
ta
Ve
rp
ak
SW
ke
-Z
n
-20.000
Diagram 3.14: Exploitatieresultaat per fte, per werksoort
De interne werksoorten boeken een negatief exploitatieresultaat, variërend tussen circa - ƒ 4.000 en – ƒ 15.000 per fte. De externe werksoorten, Groen en Detacheringen, scoren per fte een positief exploitatieresultaat, van zo’n ƒ 8.000. 6.3.4
Resultaten in cijfers, gedifferentieerd naar de product-marktcombinaties In paragraaf 2.3 van deze rapportage is toegelicht welke product-marktcombinaties in het onderzoek zijn betrokken. Omdat kosten- en opbrengstenpatronen ook binnen werksoorten kunnen variëren is ervoor gekozen, ook analyses uit te voeren op het niveau van productmarktcombinaties. De resultaten van deze becijferingen komen in deze paragraaf aan de orde. De volgende opbrengsten- en kostenposten zullen hierbij worden toegelicht:
• • • • • •
Omzet (ook wel opbrengsten genoemd) Kosten van grond- en hulpstoffen en kosten van uitbesteed werk Netto toegevoegde waarde Loonkosten en sociale lasten Afschrijving machines Bijdrage I, na aftrek van alle directe kosten •
17 januari 2001 39/88 Ref.: 1021592-01 •
Voor de product-marktcombinaties worden alleen die kosten- en opbrengstenposten gepresenteerd, die een werkelijke, verklaarbare, relatie hebben met de product-marktcombinatie. Dit geldt voor de directe kosten. Alle indirecte kosten kunnen niet aan productmarktcombinaties worden toegerekend.
•
Ook in deze paragraaf worden de cijfers, ten behoeve van de vergelijkbaarheid tussen de product-marktcombinaties, per fte gepresenteerd.
• •
De omzet per product-marktcombinatie wordt vanzelfsprekend als eerste gepresenteerd. Omzet 90.000 80.000
70.000 60.000
50.000 40.000
30.000
20.000
10.000
te In et
D
aet D
a-
E
g/
xt
sp
er
rn
n
ec
dr A
an
le
oe
nd O
O
nd
er
er
ho
ho
ud
ud
gr
gr
oe
M
n
n
ge
aa et
ch -a do
A tou H
be
m
l
g ti
do tou
ac m en
kk
H
hi
m nd pa er
A
na
ig at
-Z W S
ha en kk
•
V
pa er V
•
al
0
• Diagram 3.15: Omzet per fte, per pmc
De omzetten per fte verschillen sterk tussen de pmc’s. Ook tussen de pmc’s die tot een werksoort behoren lopen de omzetten per fte sterk uiteen. De omzet per fte voor de pmc Aanleg en Specialisatie van de werksoort Groen springt er sterk tussenuit: circa ƒ 71.000. Dit kan worden verklaard uit het feit dat het ambtelijk personeel ook in de uitvoering betrokken is. Daarnaast moet worden benadrukt dat Aanleg en Specialisatie een relatief kleine product-marktcombinatie is. De kosten van grond- en hulpstoffen en de kosten van uitbesteed werk zijn in de gepresenteerde omzetcijfers opgesloten. Door deze van de omzet af te trekken, zoals ook bij de cijfers gedifferentieerd naar de werksoorten is gedaan, ontstaat inzicht in de netto toegevoegde waarde per pmc.
17 januari 2001 40/88 Ref.: 1021592-01
Kosten van grond- en hulpstoffen en van uitbesteed werk 20.000 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 SW-Z
Metaal Hout-Ado Deta-Intern Deta-Extern Aanleg/spec Hout-Ado-achtig Verpakken machinaal Verpakken handmatig Onderhoud Onderhoud groen gem groen bedr
•
Diagram 3.16: Kosten van grond- en hulpstoffen en van uitbesteed werk per fte, per pmc
•
De kosten van grond- en hulpstoffen en van uitbesteed werk zijn hoog voor de pmc’s Ado en Ado-achtig (werksoort Hout), voor Metaal en voor Aanleg en specialisatie (werksoort Groen).
•
Als vervolgens de netto toegevoegde waarde op het niveau van de pmc’s wordt vergeleken, worden de gesignaleerde verschillen gedeeltelijk gladgestreken.
•
17 januari 2001 41/88 Ref.: 1021592-01 Netto toegevoegde waarde 90.000 80.000
70.000 60.000
50.000 40.000
30.000
20.000
10.000
te et
D
aet D
a-
E
In
xt
sp
er
rn
n
ec
dr g/ A
an
le
oe
nd O
O
nd
er
er
ho
ho
ud
ud
gr
gr
oe
M
n
n
ge
aa et
ch -a do
A tou H
be
m
l
g ti
do tou
ac m en
kk pa
H
hi
m nd ha er V
A
na
ig at
-Z W S en kk pa er V
• •
al
0
Diagram 3.17: Netto toegevoegde waarde per fte, per pmc
•
Uit deze diagram in combinatie met de voorgaande kan worden geconstateerd dat de hoge omzet per fte voor de pmc Aanleg en Specialisatie gedeeltelijk wordt veroorzaakt door een relatief grote post uitbesteed werk. Het verschil in netto toegevoegde waarde tussen pmc’s binnen een werksoort loopt uiteen van ƒ 3.000 tot ƒ 23.000. Als de productmarktcombinaties over de werksoorten heen met elkaar worden vergeleken bedraagt het grootste verschil in netto toegevoegde waarde ƒ 41.000. Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat ook de hoge netto toegevoegde waarde voor de pmc Aanleg en Specialisatie wordt veroorzaakt door het ambtelijk personeel dat in de uitvoering betrokken is.
•
Nu wordt inzicht gegeven in de belangrijkste directe kostenposten: de loonkosten en sociale lasten van de WSW-medewerkers en de kosten van afschrijvingen van machines. De overige directe kosten zijn van een beperkte omvang. Deze worden hier buiten beschouwing gelaten. •
17 januari 2001 42/88 Ref.: 1021592-01 Loonkosten en sociale lasten van WSW-medewerkers 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
te et
D
aet D
a-
E
In
xt
sp
er
rn
n
ec
dr g/ A
an
le
oe
nd O
O
nd
er
er
ho
ho
ud
ud
gr
gr
oe
M
n
n
ge
aa et
ch -a do
A tou H
be
m
l
g ti
do tou
ac m en
kk pa
H
hi
m nd ha er V
A
na
ig at
-Z W S en kk pa er V
•
al
0
• Diagram 3.18: Loonkosten en sociale lasten van WSW-medewerkers per fte, per pmc
• •
De verschillen in loonkosten en sociale lasten van de WSW-medewerkers tussen de pmc’s zijn niet groot: maximaal zo’n ƒ 6.000.
17 januari 2001 43/88 Ref.: 1021592-01 Afschrijving machines 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
te et
D
aet D
a-
E
In
xt
sp
er
rn
n
ec
dr g/ A
an
le
oe
nd O
O
nd
er
er
ho
ho
ud
ud
gr
gr
oe
M
n
n
ge
aa et
ch -a do
A tou H
be
m
l
g ti
do tou
ac m en
kk pa
H
hi
m nd ha er V
A
na
ig at
-Z W S en kk pa er V
• •
al
0
Diagram 3.19: Afschrijving machines per fte, per pmc
•
De afschrijvingskosten zijn het grootst voor de product-marktcombinaties Verpakkenmachinaal en voor Metaal (opmerking: de schaal van deze grafiek verschilt sterk van de overige gebruikte schalen).
•
Door alle relevante directe kosten af te trekken van de netto toegevoegde waarde resulteert Bijdrage I. Op grond van dit bijdrage-begrip kan worden geconstateerd welke productmarktcombinaties het meest bijdragen aan de dekking van de indirecte kosten.
•
17 januari 2001 44/88 Ref.: 1021592-01 Bijdrage I 10.000
5.000
0
-5.000
-10.000
-15.000
-20.000
-25.000
6.3.5
te et
D
aet D
a-
E
In
xt
sp
er
rn
n
ec
dr g/ A
an
le
oe
nd O
O
nd
er
er
ho
ho
ud
ud
gr
gr
oe
M
n
n
ge
aa et
ch -a do
A tou H
be
m
l
g ti
do A tou
ac m en
kk pa er
V
H
hi
m nd ha
•
na
ig at
-Z W S en kk pa er V
• •
al
-30.000
Diagram 3.20: Bijdrage I
Slechts een pmc heeft een positieve bijdrage: Aanleg en specialisatie van de werksoort Groen. Nogmaals wordt de opmerking gemaakt, dat het om een zeer kleine product-marktcombinatie gaat, waarbij het ambtelijk personeel in de uitvoering is betrokken. De overige pmc’s hebben een negatieve bijdrage die uiteenloopt van –ƒ 12.000 tot – ƒ 29.000. Geconstateerd kan worden dat voor vrijwel alle pmc’s geldt dat de geboekte omzet verre van toereikend is om de directe kosten te dekken. Het spreekt voor zich dat de indirecte kosten ook nog moeten worden gedekt. Per fte gemiddeld voor de SW-Z totaal bedragen die nog eens circa ƒ 22.000. Constateringen Ten aanzien van het kostenmodel volgens de methode van de bijdrage-analyse moeten nog de volgende opmerkingen worden gemaakt:
•
Met behulp van het geconstrueerde kostenmodel zijn de kosten en opbrengsten van de SW-Z geanalyseerd en gestructureerd in beeld gebracht.
•
Een kostenmodel gebaseerd op het bijdrage-analyse-principe is breed toepasbaar. Dit betekent dat het ontwikkelde model niet alleen voor de SW-Z kan worden gehanteerd. Ook de andere
17 januari 2001 45/88 Ref.: 1021592-01 geraadpleegde SW-bedrijven hebben aangegeven, dat zij zich in deze opzet kunnen vinden. Dit kostenmodel is daarmee generiek inzetbaar. •
Het kostenmodel is geheel gevuld voor de werksoorten.
•
Het kostenmodel is voor de product-marktcombinaties gevuld voor wat betreft de directe kosten en opbrengsten. Voor de overige kosten zijn geen specifieke relaties te leggen met de productmarktcombinaties.
•
Het kostenmodel is gevuld met feitelijk gerealiseerde opbrengsten en kosten over het boekjaar 1999. In de fase van de totstandkoming van de onderzoeksaanpak is het de bedoeling geweest om ook inzicht te verwerven in de noodzakelijke kosten. Met betrekking tot de opbrengstenkant zou worden bestudeerd of de opbrengsten marktconform zijn; met betrekking tot de kostenkant zou worden bestudeerd in hoeverre de kosten als standaardkosten zijn aan te merken. Om te constateren of de opbrengsten marktconform zijn, wensten de onderzoekers contact te leggen met een selectie van opdrachtgevers van de SW-Z in het jaar 1999, om onder meer te onderzoeken, waarom zij voor de SW-Z als leverancier hadden gekozen en tegen welke andere aanbieders de SW-Z was afgewogen. Van de zijde van de SW-Z bestonden echter bezwaren tegen deze aanpak. Het door de SW-Z geboden alternatief - de feitelijke verkoopprijs vergelijken met de kostprijs - zou niet tot de gewenste inzichten leiden. Voor het bepalen van standaardkosten moet een productieproces gedurende een langere tijd op een identieke wijze worden uitgevoerd, zodat inzicht ontstaat in de kosten bij een normale bedrijfsvoering. Omdat binnen de SW-Z sprake is van heel veel kleine orders, steeds verschillend van werkproces, steeds verschillend van bemensing, ontbreken binnen de SW-Z gegevens die de basis kunnen vormen voor het bepalen van standaardkosten. Om deze twee redenen is in begeleidingscommissievergadering van 20 oktober 2000 door de opdrachtgever besloten om van deze verdere detaillering in het onderzoek af te zien. Het kostenmodel geeft om deze redenen dus geen inzicht in de noodzakelijke kosten.
•
De gegevens in het kostenmodel bieden samen met de beschikbare personeelsgegevens een goede basis voor ‘de kanteling’ van kosten en opbrengsten naar de arbeidshandicapcategorieën. Over de cijfers die als resultaten van het kostenmodel in onderhavig hoofdstuk zijn gepresenteerd worden geen constateringen gedaan, daar deze slechts betrekking hebben op één boekjaar van een gedeelte van één SW-bedrijf (niet alle werksoorten zijn in het onderzoek betrokken). De cijfers dienen slechts om de werking van het kostenmodel te illustreren.
17 januari 2001 46/88 Ref.: 1021592-01
7.
17 januari 2001 47/88 Ref.: 1021592-01
8. Indelen van WSW-medewerkers naar arbeidshandicap 8.1
Nadere toelichting op de probleemstelling In hoofdstuk 1 staat de probleemstelling van het onderzoek zeer beknopt geformuleerd weergegeven: ‘Wat zijn de opbrengsten en kosten van een WSW-arbeidsplaats?’. De daar direct op volgende toevoeging bleek van grote invloed op de te verrichten onderzoeksactiviteiten en de uiteindelijke onderzoeksresultaten: ‘Welke opbrengsten en kosten kunnen worden toegerekend aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig? Inzicht in de feitelijke opbrengsten en kosten van een WSW-arbeidsplaats zijn uitvoerig in het vorige hoofdstuk aan de orde gesteld. De toerekening van deze opbrengsten en kosten aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën betekent concreet, dat een aanpak moet worden gevonden, waarmee kosten en opbrengsten kunnen worden toegerekend aan WSWmedewerkers behorend tot verschillende arbeidshandicapcategorieën: meer specifiek de arbeidshandicapcategorieën zoals gedefinieerd in de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening (ingegaan per 1 januari 1998). Lopende het onderzoek bleek echter sprake van een complicerende factor: De populatie van WSW-medewerkers is, ook anno december 2000, voor het overgrote gedeelte geïndiceerd volgens de oude Wet Sociale Werkvoorziening (slechts 2 personen waren ingedeeld naar de nieuwe wet- en regelgeving). De oorzaak hiervan is gelegen in de regeling dat slechts nieuwe instroom wordt geïndiceerd volgens de nieuwe wet- en regelgeving. Het zal vele jaren duren voordat de totale populatie aan WSW-medewerkers zal zijn geïndiceerd volgens de nieuwe regelgeving. Voordat dus aan de echte toerekening van kosten aan WSW-medewerkers behorend tot de verschillende arbeidshandicapcategorieën6 kon worden begonnen, moest er eerst voor iedere WSW-medewerker betrokken in het onderzoek de arbeidshandicapcategorie werd bepaald. Een methode moest dus worden ontwikkeld om de in het onderzoek te betrekken WSWmedewerkers, die geïndiceerd zijn volgens de oude wet, opnieuw in te delen met de geldende wet- en regelgeving als uitgangspunt.
6
In de oude wetgeving werden de WSW-medewerkers niet op grond van hun arbeidsprestatie ingedeeld in een arbeidshandicapcategorie maar de WSW-medewerkers kregen op grond van hun handicap een handicapcode toegedeeld.
17 januari 2001 48/88 Ref.: 1021592-01 De ontwikkeling van deze methode en de resultaten ervan komen in dit hoofdstuk aan de orde. Allereerst wordt de aangetroffen situatie binnen de SW-Z beknopt beschreven. Vervolgens worden de ontwikkeling van de methodiek ter bepaling van de arbeidshandicapcategorie en de resultaten van deze methodiek besproken.
8.2
Beschrijving aangetroffen situatie binnen de SW-Z7 Binnen de SW-Zeist waren gemiddeld in het boekjaar 1999 510 WSW-medewerkers werkzaam. Binnen de in het onderzoek betrokken werksoorten (Verpakken, Hout, Metaal, Groen en Detacheringen) waren dit er ultimo 1999: 348. De indicering van deze WSW-medewerkers binnen de SW-Z volgens de oude Wet Sociale Werkvoorziening is in onderstaande tabel weergegeven. In de oude wet- en regelgeving was sprake van handicapcodes (in de nieuwe wet wordt gesproken over arbeidshandicapcategorieën). Handicapcode 1
Handicap
Aantal
Percentage
Lichamelijk gehandicapten
121
35%
2a
Licht verstandelijk gehandicapten
116
33%
2b
Matig verstandig gehandicapten
11
3%
Psychisch gehandicapten
67
19%
3 3a
Niet ernstig psychisch gehandicapten
5
2%
3b
Ernstig psychisch gehandicapten
3
1%
25
7%
348
100%
4
Personen met stoornissen die niet elders te classificeren zijn
Totaal
Tabel 4.1: Te onderzoeken populatie ingedeeld naar handicapcode
Voor deze 348 WSW-medewerkers van de SW-Z moest worden bepaald tot welke arbeidshandicapcategorie zij ten behoeve van dit onderzoek moesten worden gerekend.
7 Voor een algehele beschrijving van de SW-Z wordt verwezen naar bijlage 1.
17 januari 2001 49/88 Ref.: 1021592-01
8.3
Ontwikkeling methodiek ter bepaling van de arbeidshandicapcategorie
8.3.1
Inleiding Aan de SW-Zeist is verzocht om op grond van de geldende regels volgens de nieuwe wetgeving het werknemersbestand dat in het onderzoek is betrokken (348 personen) opnieuw in te delen. Deze nieuwe indeling is in eerste instantie beproefd voor de WSW-medewerkers werkzaam op de afdeling Hout. De beslistabellen die normaliter door indicatiecommissies worden gebruikt zijn hierbij toegepast.
Deze werkwijze bleek erg arbeidsintensief. Per persoon kostte deze aanpak ruim een kwartier. Omdat in totaal 348 werknemers van de SW-Zeist ten behoeve van het onderzoek opnieuw moesten worden ingedeeld conform de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening, is deze werkwijze door de onderzoekers in samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken bestudeerd, met als doel een efficiëntere werkwijze te vinden. Deze efficiëntere werkwijze is vervolgens beproefd voor alle WSW-medewerkers van de afdeling Hout en in overleg met het ministerie nog verder bijgesteld. Alvorens deze bijgestelde efficiëntere werkwijze toe te lichten wordt ingegaan op de werking van de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening ten aanzien van de indicering van WSW-medewerkers. 8.3.2
De werking van de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening (nWSW) ten aanzien van de indicering van WSW-medewerkers De vaststelling van de arbeidshandicapcategorie, voor een persoon waarop de nWSW van toepassing is, geschiedt op grond van twee criteria:
•
De arbeidsprestatie die de onderhavige persoon kan leveren: > 50% of < 50%.
•
Het niveau van de noodzakelijke voorzieningen en/of maatregelen zodat de betreffende persoon adequaat kan functioneren: vèrstrekkend of niet-vèrstrekkend. In de tabel 4.2 is aangegeven tot welke arbeidshandicapcategorie de combinatie van deze twee criteria leidt. Aard van de voorzieningen Te leveren arbeidsprestatie
Niet vèrstrekkend
Wel vèrstrekkend
Meer mogelijkheden (> 50%)
Licht
Matig
17 januari 2001 50/88 Ref.: 1021592-01 Minder mogelijkheden (< 50%)
Matig
Ernstig
Tabel 4.2: Arbeidshandicapcategorie als resultaat van de te leveren arbeidsprestatie en de aard van de voorzieningen
Niet alleen de hiervoor toegelichte criteria zijn bepalend voor de arbeidshandicap-categorie van een WSW-medewerker. In de nWSW is in de vorm van de zogenaamde a priori-regels namelijk ook een relatie gelegd tussen de indicering volgens de oude wetgeving en die volgens de nieuwe wetgeving. De in figuur 4.3 weergegeven beslisboom geeft de relatie tussen de handicapcode volgens de oude wetgeving en de arbeidshandicapcategorie volgens de nieuwe wetgeving schematisch weer. Uitgaande van de indicering die tot stand is gekomen onder de oude wetgeving kan met behulp van deze beslisboom per WSW-medewerker die betrokken is in dit onderzoek (348) tot een inschatting van de arbeidshandicapcategorie volgens de nieuwe wetgeving worden gekomen. 8.3.3
Toelichting werking beslisboom De werking van de beslisboom (zie tegenoverliggende pagina), die een schematische weergave is van de beslistabellen die bij indicering worden toegepast, wordt voor de onderscheiden handicapcodes toegelicht. Lichamelijk gehandicapten (handicapcode 1, in het onderzoek 121 personen) Voor lichamelijk gehandicapten worden achtereenvolgend, maximaal, drie aspecten bestudeerd: 1. De loongroep 2. Het prestatieniveau 3. De aard van de voorzieningen Als een lichamelijk gehandicapte gehonoreerd wordt volgens loongroep a, b1 of b2 (dit zijn de lage loongroepen) wordt verondersteld dat zijn arbeidshandicapcategorie ‘matig’ of ‘ernstig’ is. Zijn prestatieniveau is hiervoor bepalend: is het prestatieniveau > 50%, dan wordt de betrokken persoon ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ‘matig’; is het prestatieniveau < 50% dan is de arbeidshandicapcategorie ‘ernstig’ van toepassing. Is de loongroep a, b1 of b2 niet van toepassing, dan wordt de lichamelijk gehandicapte ingedeeld op basis van zijn prestatieniveau en de aard van de noodzakelijke voorzieningen, dus conform de hiervoor toegelichte basiscriteria. Verstandelijk gehandicapten (handicapcode 2a en 2b, 127 personen in het onderzoek)
17 januari 2001 51/88 Ref.: 1021592-01 Ten gevolge van de a priori-regels worden voor de verstandelijk gehandicapten maximaal slechts twee aspecten bestudeerd: 1. De ernst van de verstandelijke handicap (licht of matig, code 2a of 2b) 2. Het prestatieniveau De aard van de voorzieningen wordt niet bestudeerd omdat op voorhand, in de a priori-regels, wordt aangenomen dat verstandelijk gehandicapten zijn aangewezen op speciale werkbegeleiding, en dat dus sprake is van verstrekkende voorzieningen. Van de matig verstandelijk gehandicapten (code 2b) wordt bovendien aangenomen dat zij niet in staat zijn tot het leveren van arbeidsprestaties boven de 50%. Dus personen die matig verstandelijk gehandicapt zijn vallen a priori in de arbeidshandicapcategorie ‘ernstig’. Voor de licht verstandelijk gehandicapten (code 2a) zal moeten worden nagegaan in hoeverre zij een arbeidsprestatie boven of onder de 50% kunnen leveren. Indien de prestatie onder de 50% is, dan is sprake van indeling in de arbeidshandicapcategorie ‘ernstig’; indien de prestatie boven de 50% is in de arbeidshandicapcategorie ‘matig’. Psychisch gehandicapten (handicapcode 3,3a en 3b, 75 personen in het onderzoek) Evenals bij de verstandelijk gehandicapten worden ten gevolge van de a priori-regels voor de psychisch gehandicapten maximaal slechts twee aspecten bestudeerd: 1. De ernst van de psychische handicap (matig of ernstig, code 3a of 3b) 2. Het prestatieniveau Ook bij personen die een psychische handicap hebben, wordt op voorhand aangenomen dat zij zijn aangewezen op speciale werkbegeleiding. Van ernstig psychisch gehandicapten wordt ook op voorhand aangenomen dat zij niet in staat zijn tot het leveren van arbeidsprestaties boven de 50%. Een persoon wordt geclassificeerd als zijnde ernstig psychisch gehandicapt wanneer deze persoon in een beschermde woonvorm verblijft en zij, die in de laatste vijf jaar voor de aanmelding twee jaar of langer in een psychiatrisch ziekenhuis verbleven. Van de personen die een matige psychische handicap hebben, zal wederom naar de arbeidsprestatie moeten worden gekeken. Indien de prestatie onder de 50% is, dan is sprake van indeling in de arbeidshandicapcategorie ‘ernstig’; boven de 50% in ‘matig’. Personen met stoornissen die niet elders zijn te classificeren (handicapcode 4, 25 personen in het onderzoek) Deze worden beschouwd als lichamelijk gehandicapten.
17 januari 2001 52/88 Ref.: 1021592-01 8.3.4
Toegepaste werkwijze stap voor stap toegelicht De volgende werkwijze is gevolgd om te komen tot indeling van de in het onderzoek betrokken WSW-medewerkers volgens de nWSW: 1. Vaststellen van het bestand aan WSW-medewerkers per 31-12-1999 voor de werksoorten Verpakken, Hout, Metaal, Groen en Detacheringen. 2. Bestuderen en besluiten of de oude handicapcode een goede indicatie is voor de situatie van de onderhavige personen in 1999. De indiceringen dateren veelal van lang geleden en geven daardoor niet de aard van de handicap aan zoals die in 1999 voor de te onderzoeken populatie gold (van dat jaar worden uiteindelijk de kosten en opbrengsten toegerekend). Indien de indicatie is verouderd, wordt deze door de betrokken P&Omedewerker bijgesteld (volgens de oude wetgeving). Deze bijstelling wordt hierna de ‘update’ genoemd. 3. Voor alle geselecteerde WSW-medewerkers beslisboom doorlopen en bepalen van arbeidshandicapcategorie. Het doen van de inschatting van de arbeidsprestatie (boven of onder de 50%) en van de noodzakelijke voorzieningen (dit geldt alleen voor de lichamelijk gehandicapten) geschiedt op de volgende wijze: De betrokken P&O-medewerker van de SW-Z doet een inschatting van de arbeidsprestatie (boven of onder 50%) en wanneer het een lichamelijk gehandicapte betreft ook van de noodzakelijke voorzieningen. Tegelijkertijd wordt ook aan de directe werkleiding van de betreffende WSW-medewerkers gevraagd een inschatting te maken van de arbeidsprestatie. Vervolgens worden de resultaten van de P&O-medewerker en de directe werkleiding naast elkaar gelegd en vergeleken. In een gezamenlijk overleg tussen P&O, werkleiding en de onderzoekers zullen met name de WSW-medewerkers waarover P&O en de werkleiding het niet met elkaar eens zijn, worden bediscussieerd om zodoende tot een gezamenlijk standpunt te komen. Op deze wijze is iedere WSW-medewerker betrokken in het onderzoek ingedeeld in een van de arbeidshandicapcategorieën licht, matig of ernstig.
17 januari 2001 53/88 Ref.: 1021592-01
8.4
Resultaten van de toepassing van de beslisboom-methodiek
8.4.1
Resultaten in cijfers In tabel 4.4 en diagram 4.5 zijn de resultaten van de nieuwe indeling weergegeven: Handicapcode volgens de oude wetgeving
Aantal binnen SW-Z8
Percentage
1
121
35%
115
33%
33
52
30
2a
116
33%
112
32%
-
59
53
2b
11
3%
17
5%
-
-
17
3
67
19%
74
21%
-
37
37
3a
5
2%
5
1%
-
3
2
3b
3
1%
2
1%
-
-
2
4
25
7%
23
7%
5
12
6
348
100%
348
100%
38
163
147
11%
47%
42%
Totaal
Aantal Na update
Percentage
Aantal na nieuwe indeling Licht Matig Ernstig
Tabel 4.4: Indeling te onderzoeken populatie na toepassing van de beslisboom, per handicapcode
Per eind 1999 waren 348 WSW-medewerkers werkzaam binnen de SW-Z op de afdelingen Verpakken, Hout, Metaal, Groen en Detacheringen. Van 26 werknemers gaf de indicering volgens de oude wetgeving niet de feitelijke situatie weer in 1999, hetgeen noodzakelijk is voor een juiste toerekening van de opbrengsten en de kosten. Door de eerder toegelichte ‘update’ is hierin voorzien, hetgeen tot verschuivingen heeft geleid (zie kolom ‘Aantal Na update’). Na indeling volgens de toegelichte beslisboom valt 11% van de betrokken WSWmedewerkers in de arbeidshandicap-categorie licht, 47% in matig en 42% in ernstig. De verdeling van de werknemers naar arbeidshandicapcategorie over de werksoorten is weergegeven in de volgende staafdiagram:
8 Dit aantal betreft het totaal van de bestudeerde afdelingen Verpakken, Hout, Metaal, Groen en Detacheringen.
17 januari 2001 54/88 Ref.: 1021592-01 Licht
Matig
Ernstig
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
n ge
n
in
oe De
ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
ke ak Ve
rp
SW
Z
n
0%
Diagram 4.5: Verdeling van de werknemers naar arbeidshandicapcategorie over de werksoorten
Op grond van deze diagram kan worden geconstateerd dat binnen de ‘interne’ werksoorten (Verpakken, Hout en Metaal) een groter percentage van de werknemers een ernstige arbeidshandicap heeft. Om goed inzicht te geven is in tabel 4.6 de verdeling over de arbeidshandicapcategorieën ook in absolute cijfers en in percentages weergegeven.
17 januari 2001 55/88 Ref.: 1021592-01
Werksoort
Per arbeidshandicapcategorie in absolute cijfers Licht
Matig
Per arbeidshandicapcategorie in percentages
Ernstig
Licht
Matig
Ernstig
Verpakken
2
40
55
2
41
57
Hout
4
9
20
12
27
61
Metaal
1
3
7
9
27
64
Groen
8
47
35
9
52
39
Detacheringe n
23
64
30
20
55
26
SW-Z totaal
38
163
147
11
47
42
Tabel 4.6: Indeling te onderzoeken populatie na toepassing van de beslisboom, per werksoort
Om de resultaten van de herindeling van de 348 in het onderzoek betrokken personen goed te kunnen analyseren en documenteren is een digitale gegevensverzameling aangelegd. Deze gegevensverzameling met op het niveau van de individuele werknemer allerlei gegevens (dienstverband, handicapcode, effect van eventuele update, arbeidshandicapcategorie) is in de loop van het onderzoek steeds verder uitgebreid. Uiteindelijk zullen mede op grond van deze gegevensverzameling conclusies worden getrokken (hoofdstuk 5) ten aanzien van de kosten en opbrengsten per arbeidshandicapcategorie. 8.4.2
Kanttekeningen en constateringen De onderzoekers willen op deze plaats kanttekeningen zetten bij de methodiek die in samenspraak met het ministerie, ten bate van het onderzoek, is ontwikkeld:
•
De bepaling van de arbeidsprestatie van een WSW-medewerker, > 50% of < 50%, wordt in de uitvoeringspraktijk beoordeeld door een indicatiecommissie, waarbij een aantal relevante factoren wordt afgewogen. De arbeidsprestatie kan niet worden afgeleid van administratief vastgelegde kenmerken van de betrokken persoon. Daarnaast geldt dat de bepaling van de arbeidsprestatie nu is gedaan in het kader van de werksoort waarin de betrokken werknemer werkzaam is (als sprake is van een nieuw te indiceren werknemer, dan wordt de arbeidsprestatie onafhankelijk van werksoorten ingeschat). De betrokken P&O-medewerker, in overleg met de directe werkleiding, is
17 januari 2001 56/88 Ref.: 1021592-01 weliswaar tot een zo betrouwbaar mogelijke inschatting gekomen. Deze inschatting heeft voor 329 personen (95% van de te onderzoeken populatie) plaatsgevonden. •
De bepaling van de aard van de voorzieningen, al dan niet verstrekkend, vergt een soortgelijke beoordeling als in het vorige punt is beschreven, die van geval tot geval moet plaatsvinden. Deze inschatting moest voor 77 personen (22%) gebeuren.
•
De oude indicering is voor enkele werknemers geüpdate, om op deze wijze de situatie van 1999 te kenschetsen (vervolgens zijn deze werknemers ingedeeld volgens de toegelichte beslisboommethode). Voor deze update is geen methode vastgesteld. De P&O-medewerker heeft dit, op verzoek van de onderzoekers, naar eigen inzicht gedaan. De update betreft 26 personen (8%). Samenvattend constateren de onderzoekers:
•
De beslisboom die is ontwikkeld is geheel gebaseerd op de wet- en regelgeving van de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening. De gehanteerde methode is daarom op zich werkbaar.
•
De vaststelling van de arbeidsprestatie en in mindere mate de bepaling van de aard van de voorzieningen leidt, in het kader van het onderzoek als het huidige, tot onnauwkeurigheden in de bepaling van de arbeidshandicapcategorie per WSW-medewerker.
•
Door toepassing van de a priori-regels worden de WSW-medewerkers, in dit onderzoek, gemiddeld gezien in ernstiger categorieën ingedeeld, dan als van toepassing van de a priori-regels wordt afgezien (dit is gebleken in de beproeving voor de afdeling Hout). De onderzoekers vragen zich dan ook in sterke mate af, of door toepassing van de beslisboommethodiek een betrouwbare indeling is ontstaan in de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën licht, matig en ernstig, gelijk aan de resultaten bij een indicatiestelling volgens de regels van de nieuwe WSW (hetgeen nodig is om op een nuttige wijze kosten en opbrengsten toe te rekenen aan deze categorieën).
•
De vaststelling van de arbeidshandicapcategorie die in dit onderzoek heeft plaatsgevonden, heeft onvermijdelijk het karakter van een simulatie van de beoordelingen zoals die bij de feitelijke wetsuitvoering worden gedaan door een indicatiecommissie. Aan deze simulatie zijn per definitie onnauwkeurigheden verbonden.
•
9.
17 januari 2001 57/88 Ref.: 1021592-01
10. De kanteling 10.1
Toelichting op de probleemstelling Het onderhavige onderzoek heeft steeds ten doel gehad om een relatie te leggen tussen de kosten en opbrengsten die worden gemaakt in de sociale werkvoorziening en de arbeidshandicapcategorieën van de WSW-medewerkers. In de voorgaande hoofdstukken zijn daarom de opbrengsten en kosten van de SW-Z over het boekjaar 1999 gestructureerd en geanalyseerd en zijn de WSW-medewerkers ingedeeld naar arbeidshandicapcategorie. Dit alles geschiedde ter voorbereiding op de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag ‘Wat kost een WSW-arbeidsplaats?’, gedifferentieerd naar de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën. In dit hoofdstuk wordt de relatie tussen opbrengsten en kosten en WSW-arbeidsplaatsen met een, voor dit onderzoek geconstrueerde, arbeidshandicapcategorie, daadwerkelijk gelegd.
10.2
De aanpak van de kanteling in stappen toegelicht In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de aanpak die bij de kanteling is gehanteerd. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:
• •
het geconstrueerde personeelsbestand; de kanteling van de opbrengsten en kosten.
10.2.1 Het geconstrueerde personeelsbestand Om de opbrengsten en kosten te kunnen relateren aan de arbeidshandicap van WSWmedewerkers is eerst, voor elk van de onderzochte werksoorten, een personeelsbestand geconstrueerd. Hierbij is de stand van het personeelsbestand op 31 december 1999 als uitgangspunt genomen. Vervolgens zijn voor deze geselecteerde WSW-medewerkers de volgende gegevens verzameld: • • • • • •
de arbeidshandicap; de arbeidsprestatie (minder of meer dan 50%); de omvang van het dienstverband; de loonschaal en de periodiek; de tijdsbesteding van de WSW-medewerker aan de onderkende pmc’s; de leeftijd.
17 januari 2001 58/88 Ref.: 1021592-01 Deze gegevens zijn als volgt verkregen. De arbeidshandicap en arbeidsprestatie zijn bepaald op basis van de methode die in hoofdstuk 4 aan de orde is geweest. De omvang van het dienstverband, de loonschaal, de periodiek en de leeftijd zijn verkregen uit de personeelsadministratie. De inschatting van de tijdsbesteding van een WSW-medewerker aan de onderscheiden pmc’s is gebaseerd op een inschatting van de werkleiders. Aan de werkleiders is gevraagd voor hun ondergeschikten aan te geven voor welke pmc’s de betreffende WSW-medewerker in 1999 werkzaam is geweest. Zij konden hierbij kiezen uit de volgende scores: 1 (de gehele tijd), 0,75 (driekwart van de tijd), 0,5 (de helft van de tijd) of 0,25 (een kwart van de tijd). De inschatting door de werkleiders is vervolgens vergeleken met een berekening die de onderzoekers zelf op basis van de orderadministratie en de verhouding tussen de productieve uren hebben gemaakt. Voor de werksoorten Metaal, Groen en Detacheringen bleken deze uitkomsten met elkaar over een te komen. Voor deze werksoorten is de inschatting door de werkleiders gevolgd. Bij de werksoorten Hout en Verpakken bleken de uitkomsten van de inschatting en de berekening echter niet met elkaar overeen te stemmen. Vanwege het subjectieve karakter van de inschatting door de werkleiders, is ervoor gekozen de toedeling naar pmc’s verder te baseren op de verhouding tussen de productieve uren. Voor de werksoort Hout is dit als volgt gedaan. In 1999 zijn voor de pmc’s ADO en ADO-achtig 6286 respectievelijk 25738 productieve uren gemaakt. Dit komt neer op een verhouding van 20:80. Voor de WSW-medewerkers van de afdeling Hout zijn de onderzoekers er vanuit gegaan dat iedere medewerker 20% van zijn/haar tijd besteedt aan de pmc ADO en 80% aan de pmc ADO-achtig. Voor de werksoort Verpakken is de toedeling van de WSW-medewerkers naar de pmc’s als volgt gemaakt. Van alle orders in de orderadministratie is bekend welke WSW-medewerkers aan een order hebben meegewerkt en hoeveel uur zij hebben besteed aan deze order. Op basis van deze gegevens is bepaald welke WSW-medewerkers hebben gewerkt voor de pmc Handmatig Verpakken en welke voor de pmc Machinaal Verpakken. Hierbij is rekening gehouden met de omvang van het dienstverband.
17 januari 2001 59/88 Ref.: 1021592-01
10.3
De kanteling van opbrengsten en kosten naar arbeidshandicapcategorie Voor de kanteling van de opbrengsten en kosten is een kostenmodel geconstrueerd dat voor wat betreft de opzet vergelijkbaar is met het kostenmodel dat eerder gepresenteerd is om inzicht te krijgen in de opbouw van opbrengsten en kosten van een SW-bedrijf. In het kostenmodel dat voor de kanteling is geconstrueerd worden opbrengsten en kosten in plaats van aan werksoorten en product-marktcombinaties echter gerelateerd aan de arbeidshandicapcategorie: licht, matig en ernstig (zie ook tabel 5.1).
Opbrengsten- en kostenposten
Werksoort 1
Omzet Netto Toegevoegde Waarde
• •
Licht
Matig
Ernstig
Licht
Matig
Ernstig
+
+
+
+
+
+
=
Directe kosten die relatie hebben met personen en arbeidshandicapcategorie Lonen WSW en sociale lasten Kosten voor begeleiding WSW-medewerkers
Werksoort 2
=
=
=
=
=
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
=
=
=
=
=
=
Totaal toe te delen kosten Bijdrage na aftrek directe kosten die relatie hebben met personen en arbeidshandicap
=
=
=
=
=
=
Overige kosten die geen relatie hebben met personen en de arbeidshandicapcategorie
• • •
Afschrijvingen Onderhoud Doorbelaste kosten
Bedrijfsresultaat
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/=
Subsidie Exploitatieresultaat
-/-
-/=
+ =
-/=
+ =
-/=
+ =
-/=
+ =
-/=
+ =
+ =
Tabel 5.1. Opzet voor kanteling van de opbrengsten en de kosten
In de hierna volgende paragrafen wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de verschillende opbrengsten en kostenbegrippen zijn gekanteld.
17 januari 2001 60/88 Ref.: 1021592-01
10.3.1 De omzet De omzet per werksoort/pmc is op de volgende wijze gekanteld: Eerst is de feitelijk, gerealiseerde omzet per werksoort en pmc vastgesteld op basis van de financiële administratie en de projectenadministratie. De feitelijk, gerealiseerde omzet is vervolgens gecorrigeerd voor het aantal WSWformatieplaatsen. De omzet volgens de financiële administratie is namelijk de omzet die in 1999 is gerealiseerd met het WSW-personeel dat gemiddeld over het jaar aanwezig was9 . Voor de meeste onderzochte werksoorten wijkt de gemiddelde personeelsbezetting over het jaar af van de stand aan het einde van het jaar. Dit als gevolg van in- en uitstroom gedurende het jaar. Voor een aantal werksoorten ligt het jaargemiddelde lager dan de eindstand op 31 december 1999 en voor een aantal werksoorten ligt dit hoger. Ervan uitgaande dat de omzet evenredig toe- en/of afneemt met het aantal personen, is de feitelijk, gerealiseerde omzet gecorrigeerd voor het aantal WSW-formatieplaatsen. Hiervoor is de volgende berekening toegepast. De feitelijk, gerealiseerde omzet per werksoort/pmc volgens de financiële administratie is gedeeld door het gemiddelde aantal WSW-formatieplaatsen per werksoort/pmc volgens dezelfde financiële administratie en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal WSW-formatieplaatsen per werksoort/pmc volgens het geconstrueerde personeelsbestand ultimo december 1999. Daarna is de gecorrigeerde omzet toegedeeld aan WSW-medewerkers op basis van hun arbeidsprestatie: •
voor de WSW-medewerkers met een arbeidsprestatie van >50 % is verondersteld dat zij gemiddeld een arbeidsprestatie van 60% van het dienstverband hebben geleverd en dat zij hiermee een evenredig aandeel in de omzet hebben gerealiseerd;
•
voor de WSW-medewerkers met een arbeidsprestatie van < 50%: is verondersteld dat zij gemiddeld een arbeidsprestatie van 40% van het dienstverband hebben geleverd en dat zij hiermee een evenredig aandeel in de omzet hebben gerealiseerd.
9
Het gemiddelde aantal werkzame personen in formatieplaatsen wordt uitgedrukt per werksoort door de financiële administratie maandelijks bijgehouden op basis van de eindstand van de maanden.
17 januari 2001 61/88 Ref.: 1021592-01 De aanname dat een WSW-medewerker die meer presteert ook een grotere bijdrage heeft in het realiseren van de omzet, is verdedigbaar. De onderzoekers zijn zich er echter van bewust dat de keuze voor de verhouding 60 : 40 willekeurig is, maar dat zou voor iedere verhouding gelden. Ten aanzien van dit onderdeel is door de onderzoekers geen gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Vervolgens kon de omzet per werksoort/pmc per arbeidshandicap worden berekend door de WSW-medewerkers in een bepaalde arbeidshandicapcategorie te selecteren en vervolgens de bijbehorende omzet te sommeren. 10.3.2 De netto toegevoegde waarde De netto toegevoegde waarde is op een vergelijkbare wijze als de omzet gekanteld. Dat wil zeggen, de feitelijk, gerealiseerde netto toegevoegde waarde per werksoort/pmc volgens de financiële administratie is gecorrigeerd voor het aantal WSW-formatieplaatsen. Vervolgens is de netto toegevoegde waarde toegedeeld op basis van de arbeidsprestatie en door selectie en sommatie is de netto toegevoegde waarde per werksoort/pmc per arbeidshandicapcategorie bepaald. 10.3.3 De loonkosten en sociale lasten De loonkosten en de sociale lasten zijn kosten die direct aan een WSW-medewerker zijn gerelateerd. Dit betekent dat voor de kanteling van deze kosten alleen de exacte hoogte van de kosten per WSW-medewerker is bepaald. Aangezien van alle WSW-medewerkers de arbeidshandicapcategorie is bepaald (zie hoofdstuk 4) en ook voor welke pmc hij/zij werkzaam is geweest, is vervolgens door selectie en sommatie de loonkosten per werksoort/pmc per arbeidshandicapcategorie berekend. De loonkosten en de sociale lasten zijn verder vastgesteld op basis van: • •
de loonschaal en periodiek; de omvang van het dienstverband; en rekening houdend met:
• • • •
de Wet Vermindering Afdrachten; 8% vakantiegeld; 0,5% eindejaarsvergoeding; 23% werkgeverslasten.
17 januari 2001 62/88 Ref.: 1021592-01 10.3.4 De kosten voor begeleiding van de WSW-medewerkers De kosten voor begeleiding van de WSW-medewerkers betreffen de kosten die verbonden zijn aan het ambtelijk personeel. Deze kosten zijn als volgt gekanteld. Eerst is de hoogte van deze kostenpost per werksoort vastgesteld op grond van de financiële administratie. De kosten zijn daarna echter niet gecorrigeerd voor het aantal WSWformatieplaatsen, zoals de onderzoekers dat wel bij de omzet en de netto toegevoegde waarde hebben gedaan. De kosten die verband houden met de begeleiding van WSWmedewerkers, variëren weliswaar met het aantal WSW-formatieplaatsen. De verschillen tussen het gemiddeld aantal gerealiseerde WSW-formatieplaatsen en het aantal WSWformatieplaatsen aan het einde van het jaar zijn echter dermate klein dat dit in de praktijk van de SW-Z niet heeft geleid tot een toe- of afname van het ambtelijk personeel. Derhalve is ervoor gekozen de kosten voor begeleiding van de WSW-medewerkers direct uit de financiële administratie over te nemen en niet te corrigeren voor het aantal WSWformatieplaatsen. Vervolgens zijn de begeleidingskosten toegedeeld aan de WSW-medewerkers, die deel uit maken van het geconstrueerde personeelsbestand. De kosten zijn niet naar rato (bijvoorbeeld op basis van de omvang van het dienstverband) verdeeld. In de praktijk vragen sommige WSW-medewerkers immers om meer aandacht en begeleiding dan andere WSWmedewerkers. De begeleidingskosten zijn daarom verdeeld op basis van “het gebruik”. Om een idee te krijgen van “het gebruik” hebben de onderzoekers aan de werkleiders gevraagd voor hun ondergeschikten aan te geven in welke mate zij begeleiding nodig hebben. Hierbij konden de werkleiders kiezen uit de volgende scores: de WSW-medewerker heeft “weinig”, “gemiddeld” of “veel” begeleiding nodig. Op basis van deze scores zijn de kosten voor begeleiding verdeeld over de WSW-medewerkers in de verhouding 1:2:3. Vervolgens zijn de begeleidingskosten van de WSW-medewerkers per werksoort/pmc per arbeidshandicap berekend door de WSW-medewerkers in een bepaalde arbeidshandicapcategorie te selecteren en vervolgens de bijbehorende kosten voor begeleiding te sommeren. 10.3.5 De overige kosten, die geen relatie hebben met personen en arbeidshandicap Bij de overige kostenposten is geen aanwijsbare relatie met personen en arbeidshandicap gevonden. Deze overige kostenposten zijn daarom niet gekanteld, maar uitsluitend berekend.
17 januari 2001 63/88 Ref.: 1021592-01
Het betreft de volgende kostenposten: afschrijvingen, rente, onderhoud en doorbelaste kosten. Deze kosten zijn per werksoort getotaliseerd en gedeeld door het gemiddelde aantal gerealiseerde WSW-formatieplaatsen per werksoort volgens de financiële administratie. Aangezien er geen aanwijsbare relatie is tussen de kostenposten en personen respectievelijk arbeidshandicap is ervan uitgegaan dat deze kosten voor elke arbeidshandicapcategorie gelijk zijn. 10.3.6 Subsidie De subsidie is toegedeeld naar de arbeidshandicapcategorieën conform de wettelijke afspraken (licht: matig : ernstig = 1 : 1 : 1,25).
10.4
De resultaten van de kanteling
10.4.1 De omzet
Licht
Matig
Ernstig
60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000
n ge
n
in
oe ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
Ve
rp
ak
ke
n
5.000
Diagram 5.2: De omzet per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicap
17 januari 2001 64/88 Ref.: 1021592-01 In diagram 5.2 is de omzet per formatieplaats, per werksoort en per arbeidshandicap weergegeven. Het diagram laat zien dat voor vrijwel alle werksoorten geldt dat de omzet per formatieplaats daalt naar mate de ernst van de arbeidshandicap toeneemt. De werksoort Verpakken is hierbij de enige uitzondering. Bij deze werksoort is de omzet per formatieplaats van een WSW-medewerker met een lichte arbeidshandicap lager dan die van een WSWmedewerker met een matige arbeidshandicap. De arbeidshandicap is hierbij echter niet de bepalende factor geweest: Het gaat hierbij slechts om een beperkt aantal WSW-medewerkers (1,79 fte) met een lichte arbeidshandicap. Deze WSW-medewerkers zijn werkzaam geweest in de product-marktcombinatie Handmatig verpakken met een lagere omzet per fte dan de product-marktcombinatie Machinaal verpakken. Dezelfde omzetgegevens zijn in de onderstaande tabel per werksoort geïndexeerd weergegeven. De arbeidshandicapcategorie met de hoogste omzet per formatieplaats is hierbij gelijk aan 100 gesteld (tevens in vet aangegeven): Licht Verpakken
Matig
Ernstig
89
100
63
Hout
100
100
70
Metaal
100
87
71
Groen
100
93
63
Detacheringen
100
83
71
Op grond van de cijfers in de tabel kan worden afgeleid dat bij de SW-Z de omzet per formatieplaats van een WSW-medewerker met een matige respectievelijk ernstige arbeidshandicap gemiddeld 5-15% respectievelijk 30-35% lager ligt dan van een WSWmedewerker met een lichte arbeidshandicap. Het feit dat de omzet per formatieplaats daalt naar mate de arbeidshandicap toeneemt is niet vreemd. Immers voor de indeling naar de arbeidshandicapcategorie is gekeken naar de arbeidsprestatie (meer of minder dan 50%). Afhankelijk van de oorspronkelijke handicapcategorie zijn WSW-medewerkers op basis van hun arbeidsprestatie ingedeeld in één van de categorieën (zie ook hoofstuk 4). De WSW-medewerkers met een arbeidshandicap ernstig presteren allen minder dan 50%, met uitzondering wellicht van sommige WSWmedewerkers die op grond van hun oorspronkelijke handicapcategorie gelijk zijn ingedeeld in de categorie “ernstig”, maar dit zijn slechts weinig WSW-medewerkers (in totaal 14). De WSW-medewerkers die relatief minder presteren, hebben uiteraard ook een mindere bijdrage in de realisatie van de omzet. Kortom, de uitkomst is goed verklaarbaar.
17 januari 2001 65/88 Ref.: 1021592-01 Verder blijkt uit diagram 5.2 dat de omzetten per formatieplaats voor de werksoorten Hout, Metaal en Groen duidelijk beter zijn dan bij de werksoorten Verpakken en Detacheringen. De verschillen zullen voornamelijk worden bepaald door het feit dat bij de werksoorten Hout, Metaal en Groen kosten van materialen zijn verdisconteerd. In die zin is het relevanter om te kijken naar de netto toegevoegde waarde. Hierop wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan. 10.4.2
17 januari 2001 66/88 Ref.: 1021592-01 10.4.3 De netto toegevoegde waarde
Licht
Matig
Ernstig
60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000
n ge
n
in
oe De
ta
Ve
ch
er
Gr
al ta Me
rp
ak
Ho
ke
ut
n
5.000
Diagram 5.3. De netto toegevoegde per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
In diagram 5.3 wordt de netto toegevoegde waarde per formatieplaats, per werksoort naar arbeidshandicapcategorie weergegeven. Uit het diagram komt hetzelfde beeld naar voren als uit het diagram 5.2. waarin de omzet per formatieplaats per werksoort per arbeidshandicapcategorie wordt weergegeven. Uit het diagram kan worden afgeleid dat de netto toegevoegde waarde afneemt naar mate de arbeidshandicap van een WSWmedewerker ernstiger wordt. In de onderstaande tabel zijn de netto toegevoegde waarde gegevens per werksoort geïndexeerd weergegeven. De arbeidshandicapcategorie met de hoogste netto toegevoegde waarde per formatieplaats is hierbij gelijk aan 100 gesteld (tevens in vet aangegeven): Licht Verpakken
Matig
Ernstig
92
100
64
Hout
100
100
70
Metaal
100
87
71
Groen
100
96
66
Detacheringen
100
83
71
17 januari 2001 67/88 Ref.: 1021592-01 Uit de tabel kan voor de SW-Z worden afgeleid dat de netto toegevoegde waarde per formatieplaats van een WSW-medewerker met een matige respectievelijk ernstige arbeidshandicap gemiddeld 5-15% respectievelijk 30-35% lager ligt dan van een WSWmedewerker met een lichte arbeidshandicap. 10.4.4 De loonkosten inclusief sociale lasten In diagram 5.4 worden de loonkosten per formatieplaats, per werksoort voor de verschillende arbeidshandicapcategorieën weergegeven. Uit het diagram kan worden afgeleid dat bij vrijwel alle werksoorten de loonkosten afnemen naarmate de ernst van de arbeidshandicap toeneemt. De loonkosten van de categorie licht voor de werksoorten Verpakken en Metaal zijn hierbij niet representatief te noemen omdat bij deze werksoorten een relatief klein aantal WSW-medewerkers in de categorie licht is ingedeeld. (Verpakken 1,79 fte en Metaal 1,0 fte).
Licht
Matig
Ernstig
60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000
n ge
n
in
oe ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
Ve
rp
ak
ke
n
5.000
Diagram 5.4. De loonkosten en sociale lasten per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicap
17 januari 2001 68/88 Ref.: 1021592-01 In de onderstaande tabel zijn de loongegevens per werksoort geïndexeerd weergegeven. De arbeidshandicapcategorie met de hoogste loonkosten per formatieplaats is hierbij gelijk aan 100 gesteld (tevens in vet aangegeven): Licht Verpakken
Matig
Ernstig
100
81
75
Hout
99
100
89
Metaal
81
100
75
Groen
100
83
80
Detacheringen
100
92
84
De WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap mogen dan minder omzet per formatieplaats hebben, zij verdienen, op grond van de cijfers die voor dit onderzoek zijn verzameld, gemiddeld ook 15-25% minder dan WSW-medewerkers met een lichte arbeidshandicap. Uit de vergelijking tussen WSW-medewerkers met een matige arbeidshandicap en een lichte arbeidshandicap komt geen duidelijk beeld naar voren. Voor wat betreft de loonkosten is ook gekeken naar de indeling van de WSW-medewerkers in loonschalen en periodieken. Hieruit blijkt dat de WSW-medewerkers met een meer ernstige handicap veelal lager zijn ingeschaald dan de WSW-medewerkers met een lichte arbeidshandicap. Tevens zijn de loonkosten gerelateerd aan de leeftijd. Hieruit is gebleken dat mogelijke uitschieters in de loonkosten niet verklaard kunnen worden door een vergrijsd werknemersbestand. 10.4.5 De kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers In diagram 5.5 zijn de kosten voor begeleiding WSW-medewerkers per formatieplaats, per werksoort en per arbeidshandicap weergegeven. Uit het diagram kan worden afgelezen dat voor vrijwel alle werksoorten de kosten voor begeleiding van WSW-werknemers toenemen naarmate de ernst van de arbeidshandicap toeneemt. De uitzondering wordt weer gevormd door de werksoort Verpakken. Hier wordt nog een keer vermeld dat binnen de werksoort Verpakken slechts 1.79 fte werkzaam is met een arbeidshandicapcategorie licht. Deze personen vergden blijkbaar relatief veel begeleiding.
17 januari 2001 69/88 Ref.: 1021592-01 Licht
Matig
Ernstig
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
n ge
n
in
oe De
ta
Ve
ch
er
Gr
al ta Me
rp
ak
Ho
ke
ut
n
0
Diagram 5.5. De kosten van directe begeleiding per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicap
In de onderstaande tabel zijn de kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers per werksoort geïndexeerd weergegeven. De arbeidshandicapcategorie met de laagste kosten voor begeleiding per formatieplaats is hierbij gelijk aan 100 gesteld (tevens in vet aangegeven):
Licht
Matig
Ernstig
Verpakken
112
100
125
Hout
100
102
143
Metaal
100
232
243
Groen
100
189
259
Detacheringen
100
137
207
Op grond van de cijfers uit dit voorbeeld kan worden afgeleid dat voor vrijwel alle werksoorten geldt dat naarmate de zwaarte van de arbeidshandicap van een WSWmedewerker toeneemt de kosten voor begeleiding van deze WSW-medewerker toenemen. De werksoort Verpakken is de uitzondering.
17 januari 2001 70/88 Ref.: 1021592-01 Kortom, op grond van de cijfers die in het kader van dit onderzoek zijn verzameld bij de SWZ kan worden afgeleid dat naarmate de zwaarte van de arbeidshandicap van een WSWmedewerker toeneemt hij of zij minder verdient maar ook om meer begeleiding vraagt. De vraag rijst wat dit per saldo betekent? In de onderstaande tabel zijn de, aan personen, toe te delen kosten (loonkosten en kosten voor begeleiding) per werksoort opgeteld en geïndexeerd weergegeven. De arbeidshandicapcategorie met de hoogste kosten per formatieplaats is hierbij gelijk aan 100 gesteld (tevens in vet aangegeven):
Licht Verpakken
Matig
Ernstig
100
81
77
Hout
99
100
93
Metaal
75
100
80
Groen
100
89
91
Detacheringen
100
92
85
Per saldo kan uit deze cijfers worden afgeleid dat WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap tussen de 5-25% minder kosten dan WSW-medewerkers met een lichte respectievelijke matige arbeidshandicap. De vergelijking tussen WSW-medewerkers met een lichte arbeidshandicap en een matige arbeidshandicap laat een diffuus beeld zien.
10.4.6
17 januari 2001 71/88 Ref.: 1021592-01 10.4.7 De bijdrage na aftrek van de directe kosten die relatie hebben met personen en arbeidshandicap
Licht
Matig
Ernstig
0 -5.000 -10.000 -15.000 -20.000 -25.000 -30.000 -35.000
n ge
n
in
oe
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
De
ta
Ve
rp
ak
ke
n
-40.000
Diagram 5.6. De bijdrage na aftrek van de directe kosten die relatie hebben met personen en arbeidshandicap per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicap
Het saldo na aftrek van de directe kosten die een relatie hebben met personen en arbeidshandicap (netto toegevoegde waarde minus loonkosten minus kosten voor begeleiding WSW-medewerkers) laat voor de onderzochte werksoorten een diffuus beeld zien. Van geen enkele arbeidshandicapcategorie kan worden gezegd dat deze voor alle werksoorten tot een hogere of lagere bijdrage leidt. 10.4.8 Het exploitatieresultaat (dus inclusief subsidie) Het exploitatieresultaat is gelijk aan de omzet minus alle kosten plus de subsidie. In diagram 5.7. worden de uitkomsten per formatieplaats, per werksoort en per arbeidshandicapcategorie getoond.
17 januari 2001 72/88 Ref.: 1021592-01 Licht
Matig
Ernstig
19.000 14.000 9.000 4.000 -1.000 -6.000 -11.000
n ge
n
in
oe De
ta
ch
er
Gr
al ta Me
ut Ho
Ve
rp
ak
ke
n
-16.000
Diagram 5.7. Het resultaat per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicap
Uit het diagram kan worden afgelezen dat voor vrijwel alle werksoorten geldt dat de WSWmedewerkers met een ernstige arbeidshandicap een positieve bijdrage hebben in het exploitatieresultaat. Hierbij wordt in de herinnering geroepen dat het ontvangen subsidiebedrag voor een WSW-medewerker in de arbeidshandicapcategorie ernstig 1,25 x het subsidiebedrag bedraagt van WSW-medewerkers in de arbeidshandicap-categorieën licht en matig. Bij de werksoort Hout scoren alle arbeidshandicapcategorieën een negatieve bijdrage. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het saldo van de opbrengsten en kosten van deze werksoort ook in bedrijfseconomisch opzicht beter zouden kunnen zijn. De negatieve bijdrage heeft dus niet zozeer een verband met de arbeidshandicap danwel met de marktpositie van deze werksoort. Alleen bij de werksoorten Groen en Detacheringen scoren alle handicapcategorieën een positieve bijdrage. 10.4.9 De cijfers van de kanteling samengevat Uit de cijfers die in het kader van dit onderzoek op grond van de administratie van de SW-Z over het jaar 1999 zijn verzameld, kan worden afgeleid dat voor vrijwel alle onderzochte werksoorten geldt dat WSW-medewerkers met een ernstige handicap gemiddeld tussen de
17 januari 2001 73/88 Ref.: 1021592-01 30-35% minder netto toegevoegde waarde realiseren dan een WSW-medewerker met een lichte arbeidshandicap. Overigens is dit verklaarbaar. Immers de WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap, die betrokken zijn geweest bij het onderzoek presteren veelal minder dan 50%. Tegenover een gemiddeld lager aandeel in de netto toegevoegde waarde staat echter dat de WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap relatief gezien minder verdienen (gemiddeld tussen de 15-25%) dan WSW-medewerkers met een lichte arbeidshandicap. Verder kan worden afgeleid dat voor vrijwel alle onderzochte werksoorten geldt dat de WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap meer begeleiding vragen dan hun collega’s met een lichte arbeidshandicap. Enerzijds minder loon en anderzijds meer begeleidingskosten betekent per saldo dat WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap gemiddeld tussen 5-25% minder kosten dan WSW-medewerkers met een lichte arbeidshandicap. Dit lijkt niet voldoende om het lagere aandeel in de netto toegevoegde waarde te compenseren. Dit blijkt ook wel uit het diffuse beeld dat naar voren treedt uit diagram 5.6 waar de bijdrage na aftrek van alle directe kosten, die relatie hebben met personen en arbeidshandicap wordt weergegeven. Het exploitatieresultaat (inclusief de geldende subsidiebedragen) laat echter zien dat, met uitzondering van de werksoort Hout, WSW-medewerkers met een ernstige arbeidshandicap een positieve bijdrage leveren aan het exploitatieresultaat. Dit moet het gevolg van het subsidiebedrag zijn, aangezien de overige niet toe te delen bedrijfskosten per formatieplaats waarmee in de berekening van het resultaat rekening is gehouden voor de arbeidshandicapcategorieën per werksoort gelijk zijn. De vergelijking tussen WSW-medewerkers met een matige arbeidshandicap en WSWmedewerkers met een lichte arbeidshandicap laat over de onderzochte werksoorten een diffuus beeld zien. Met betrekking tot bovenstaande constateringen wordt nogmaals vermeld, dat de cijfers die aan de kanteling ten grondslag liggen slechts betrekking hebben op één boekjaar van een gedeelte van één SW-bedrijf (niet alle werksoorten zijn in het onderzoek betrokken). De gepresenteerde cijfers dienen slechts om de werking van de kanteling toe te lichten.
17 januari 2001 74/88 Ref.: 1021592-01 10.4.10 Constateringen Het onderhavige onderzoek heeft steeds ten doel gehad om een relatie te leggen tussen de kosten en opbrengsten die worden gemaakt in de sociale werkvoorziening en de arbeidshandicapcategorieën van de WSW-medewerkers. Het leggen van deze relatie hebben de onderzoekers steeds aangeduid met de term ‘kanteling’. •
Geconstateerd kan worden dat het kantelen van opbrengsten- en kostenposten is gerealiseerd. Dit geldt specifiek voor de volgende opbrengsten- en kostenposten: omzet, netto toegevoegde waarde, loonkosten inclusief sociale lasten en de kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers. Als kritische kanttekening moet hierbij worden geplaatst dat de toerekening van de opbrengsten (omzet en netto toegevoegde waarde) niet kan geschieden op basis van de feitelijke opbrengst per persoon (uitgezonderd bij de werksoort Detacheringen). Deze opbrengsten worden namelijk niet geregistreerd. In de benadering die de onderzoekers hebben gekozen wordt een relatie gelegd tussen de verwachte opbrengst van een WSW-medewerker en de voor hem ingeschatte arbeidsprestatie voor indeling in een arbeidshandicapcategorie. Hierin schuilt dus een gedeeltelijke cirkelredenering.
•
Voor de overige kostenposten is kanteling niet mogelijk omdat geen relatie kan worden gelegd tussen deze kostenposten en WSW-medewerkers met een bepaalde arbeidshandicapcategorie. Deze kosten zijn toegerekend per werksoort, en dus niet gedifferentieerd naar arbeidshandicapcategorie.
•
Per WSW-medewerker gemiddeld, werkzaam binnen een bepaalde werksoort, behorend tot een van de drie onderscheiden arbeidshandicapcategorieën, zijn de volgende kengetallen bepaald: bijdrage na aftrek van de directe kosten die een relatie hebben met personen en arbeidshandicap (zie figuur 5.6) en het exploitatieresultaat (zie figuur 5.7).
•
Samenvattend kan worden geconstateerd dat de relatie tussen opbrengsten en kosten en WSW-arbeidsplaatsen met een, voor dit onderzoek geconstrueerde, arbeidshandicapcategorie, daadwerkelijk wordt gelegd.
17 januari 2001 75/88 Ref.: 1021592-01
11.
17 januari 2001 76/88 Ref.: 1021592-01
12. Een gevoeligheidsanalyse toegepast 12.1
Inleiding In hoofdstuk 4 is aangegeven dat door toepassing van de a priori-regels de WSWmedewerkers, in dit onderzoek, gemiddeld gezien in ernstiger categorieën worden ingedeeld, dan als van toepassing van de a priori-regels wordt afgezien. Het is daarom discutabel of een betrouwbare indeling is ontstaan in de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën licht, matig en ernstig, gelijk aan de resultaten bij een indicatiestelling volgens de regels van de nieuwe WSW. De indeling van de WSW-medewerkers in arbeidshandicapcategorieën is om die reden door de onderzoekers nog een keer bezien en bijgesteld. De volgende aanpak is hierbij gevolgd: 1. De onderzoekers hebben afgezien van toepassing van de a priori-regels. 2. Per WSW-medewerker betrokken in het onderzoek is het arbeidsprestatieniveau (> of < 50%) bezien. 3. De verkregen begeleiding in het jaar 1999, ingeschat door de werkleiders, is bekeken. 4. De overige voorzieningen zijn per WSW-medewerker bestudeerd. Op grond van deze aanpak zijn alle in het onderzoek betrokken WSW-medewerkers opnieuw ingedeeld in een van de drie arbeidshandicapcategorieën: licht, matig of ernstig. Deze aanpak heeft als gevolg gehad dat WSW-medewerkers zijn verschoven van de arbeidshandicapcategorie matig naar de arbeidshandicapcategorie licht, en van de arbeidshandicapcategorie ernstig naar de arbeidshandicapcategorie matig. In tabel 6.1. zijn de resultaten van deze aanpak zichtbaar gemaakt. Zowel de oorspronkelijke als de nieuwe indeling is weergegeven. (Saskia, invoegen tabel 6.1) Tabel 6.1 Indeling in arbeidshandicapcategorieën volgens oorspronkelijke en nieuwe aanpak
Geconstateerd kan worden dat flinke verschuivingen hebben plaatsgevonden10 : Volgens de oorspronkelijke indeling was 11% van de WSW-medewerkers ingedeeld in de
10 Van de zijde van de SW-Z worden vraagtekens geplaatst bij de nieuw ontstane indeling. Binnen de SW-Z wordt
verondersteld dat de drie arbeidshandicapcategorieën licht, matig en ernstig zich ongeveer verhouden als 10:70:20.
17 januari 2001 77/88 Ref.: 1021592-01 arbeidshandicapcategorie licht. Volgens de nieuwe aanpak bedraagt dit percentage 39%. Voor de WSW-medewerkers in de arbeidshandicapcategorie is sprake van een verschuiving van 47% naar 36%, voor de WSW-medewerkers in de arbeidshandicapcategorie ernstig is sprake van een verschuiving van 42% naar 25%. Op grond van deze nieuwe indeling is de kanteling opnieuw uitgevoerd. In de volgende paragraaf worden hiervan de grafische voorstellingen en de indexcijfers weergegeven. De commentaren bij de voorstellingen zijn beknopt gehouden.
12.2
De kanteling op grond van de nieuwe indeling in arbeidshandicapcategorieën
12.2.1 Omzet (saskia, invoegen tabel + indexcijfers 6.2) Diagram 6.2 Omzet per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
Door de nieuwe indeling is binnen alle werksoorten een logische verhouding ontstaan tussen de drie arbeidshandicapcategorieën. 12.2.2 De netto toegevoegde waarde (Saskia, invoegen diagram + indexcijfers 6.3) Diagram 6.3 Netto toegevoegde waarde per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
Ook voor de netto toegevoegde waarde geldt, dat door de nieuwe indeling binnen alle werksoorten een logische verhouding is ontstaan tussen de drie onderscheiden arbeidshandicapcategorieën. 12.2.3 De loonkosten inclucief de sociale lasten (Saskia, invoegen diagram + indexcijfers 6.4) Diagram 6.4 De loonkosten en sociale lasten per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
Voor alle werksoorten, behalve Metaal verhouden de loonkosten inclusief de sociale lasten zich op een te verwachten wijze met de arbeidshandicapcategorieën: de gemiddelde
17 januari 2001 78/88 Ref.: 1021592-01 loonkosten nemen af naarmate de arbeidshandicapcategorie ernstiger is. Doordat binnen Metaal slechts 11 WSW-medewerkers werkzaam zijn, gaat deze lijn daar niet op. 12.2.4 De kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers (saskia invoegen diagram + indexcijfers 6.5) Diagram 6.5 De kosten van directe begeleiding per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
Ook de begeleiding van WSW-medewerkers laat een duidelijke relatie zien met de arbeidshandicapcategorie: De omvang van de begeleiding neemt toe naarmate de arbeidshandicapcategorie ernstiger wordt. De verhoudingen tussen de arbeidshandicapcategorieën verschillen sterk tussen de diverse werksoorten. De aard van de werkzaamheden kan hiervoor een verklarende factor zijn. 12.2.5 De bijdrage na aftrek van de directe kosten die een relatie hebben met personen en arbeidshandicap (saskia, invoegen diagram 6.6) Diagram 6.6 De bijdrage na aftrek van directe kosten die een relatie hebben met personen en arbeidshandicap uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
Het saldo na aftrek van de directe kosten die een relatie hebben met personen en arbeidshandicap (netto toegevoegde waarde minus loonkosten inclusief sociale lasten minus kosten voor begeleiding van WSW-medewerkers) laat voor de onderzochte werksoorten nog steeds geen duidelijke lijn zien. De diffusiteit is wel enigszins verminderd door de nieuwe indeling. Van geen enkele arbeidshandicapcategorie kan worden gezegd dat deze voor alle werksoorten leidt tot een hogere of lagere bijdrage. Deze constatering is niet veranderd ten gevolge van de nieuwe indeling. 12.2.6 Het exploitatieresultaat (inclusief subsidie) (saskia, invoegen diagram 6.7) Diagram 6.7 Het exploitatieresultaat per fte uitgesplitst naar werksoort en arbeidshandicapcategorie
17 januari 2001 79/88 Ref.: 1021592-01 Uit het diagram kan worden afgelezen dat voor vrijwel alle werksoorten geldt dat de WSWmedewerkers met een ernstige arbeidshandicap een positieve bijdrage hebben in het exploitatieresultaat. Hierbij wordt wederom in de herinnering geroepen dat het ontvangen subsidiebedrag voor een WSW-medewerker in de arbeidshandicapcategorie ernstig 1,25 x het subsidiebedrag bedraagt van WSW-medewerkers in de arbeidshandicapcategorieën licht en matig. Bij de werksoort Hout scoren alle arbeidshandicapcategorieën een negatieve bijdrage. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het saldo van de opbrengsten en kosten van deze werksoort ook in bedrijfseconomisch opzicht beter zouden kunnen zijn. De negatieve bijdrage heeft dus niet zozeer een verband met de arbeidshandicap danwel met de marktpositie van deze werksoort. Alleen bij de werksoorten Groen en Detacheringen scoren alle handicapcategorieën een positieve bijdrage. Samengevat kan worden geconstateerd dat in de patronen van het exploitatieresultaat ten gevolge van de nieuwe indeling geen grote veranderingen zijn opgetreden.
12.3
Constateringen De toegepaste gevoeligheidsanalyse onderstreept dat de gevolgde aanpak, zowel met de oorspronkelijke als met de nieuwe indeling in arbeidshandicapcategorieën, tot betrouwbare uitkomsten leidt. De patronen in de diverse opbrengsten-, kostenposten en kengetallen zijn allemaal gelijk gebleven; de lijnen in de patronen hebben zich alleen wel duidelijker afgetekend. De bijdrage en het exploitatieresultaat laten nog steeds een diffuus beeld zien. Op grond hiervan kan worden geconstateerd dat de arbeidshandicapcategorie niet de belangrijkste bepalende factor is voor wat betreft het saldo van opbrengsten en kosten in de sociale werkvoorziening.
13.
17 januari 2001 80/88 Ref.: 1021592-01
14. Samenvattende conclusies De doelstelling van het onderhavige onderzoek was inzicht te geven in de vraag “Wat zijn de opbrengsten en kosten van een WSW-arbeidsplaats?”. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen onderscheiden: 1. Hoe zijn opbrengsten en kosten opgebouwd binnen een SW-bedrijf? 2. Welke opbrengsten en kosten kunnen worden toegerekend aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig? Om deze vragen te beantwoorden is een aantal onderzoeksstappen ondernomen. In diagram 6.1 worden deze stappen weergegeven.
Ontwikkelen Ontwikkelenkostenmodel kostenmodel naar naarwerksoort/PMC werksoort/PMC
Opbrengsten en kosten per werksoort/product-markt-combinatie
Kantelen Kantelenopbrengsten opbrengstenen en kosten naar arbeidshandicapkosten naar arbeidshandicapcategorie categorie Indelen IndelenWSW-medewerkers WSW-medewerkers naar naararbeidshandicap arbeidshandicap
WSW-medewerkers ingedeeld naar arbeidshandicap: licht, matig of ernstig
Diagram 6.1: De onderzoeksstappen (vereenvoudigd weergegeven)
Het is een oud gezegde dat ‘de zwakste schakel in de keten, de sterkte van de totale keten bepaalt’. De totale aanpak kan met deze keten worden vergeleken. Daarom een beknopt oordeel van de onderzoekers over de drie onderzoeksstappen. Ontwikkelen van het kostenmodel In de eerste plaats is een kostenmodel ontwikkeld. In het kostenmodel zijn opbrengsten en kosten van de SW-Z per werksoort en product-marktcombinatie gestructureerd in beeld gebracht.
17 januari 2001 81/88 Ref.: 1021592-01
De uitkomsten van het kostenmodel laten zien dat het mogelijk is om opbrengsten en kosten voor verschillende werksoorten en product-marktcombinaties van een SW-bedrijf in beeld te brengen. Ook de andere geraadpleegde SW-bedrijven hebben aangegeven dat zij zich kunnen vinden in de opzet. Het kostenmodel zou derhalve binnen meerdere SW-bedrijven kunnen worden toegepast. Het ontwikkelde kostenmodel kan hierbij meerwaarde hebben voor de SW-sector, omdat het een handvat biedt voor een analyse van de werksoorten en de product-marktcombinaties. Het zou dus als hulpmiddel bij strategiebepaling kunnen worden gebruikt. De kanttekening die hierbij moet worden geplaatst, betreft het arbeidsintensieve karakter van het kostenmodel: Het volledig vullen van het kostenmodel vergt veel (extracompatabele) analyse- en rekenwerkzaamheden. Voor toepassing van het kostenmodel moeten echter de volgende voorwaarden zijn vervuld: •
Er moet sprake zijn van een betrouwbare administratie (juist, volledig en actueel).
•
Binnen het SW-bedrijf dienen werksoorten en product-marktcombinaties te worden onderscheiden.
• – – – –
Verder moeten de volgende gegevens beschikbaar zijn: Opbrengsten en kosten tot op het niveau van werksoort en product-marktcombinatie; Productieve uren per werksoort en product-marktcombinatie; Formatieplaatsen per werksoort en product-marktcombinatie. –
– –
–
Het kostenmodel is gevuld met feitelijk gerealiseerde opbrengsten en kosten over het boekjaar 1999. In de fase van de totstandkoming van de onderzoeksaanpak is het de bedoeling geweest om ook inzicht te verwerven in de noodzakelijke kosten. Met betrekking tot de opbrengstenkant zou worden bestudeerd of de opbrengsten marktconform zijn; met betrekking tot de kostenkant zou worden bestudeerd in hoeverre de kosten als standaardkosten zijn aan te merken. Om twee redenen is in begeleidingscommissievergadering van 20 oktober 2000 door de opdrachtgever besloten om van deze detaillering in het onderzoek af te zien (zie ook paragraaf 3.3.4). De door de onderzoekers voorgestelde aanpak om inzicht te verkrijgen in de vraag of de opbrengsten van de SW-Z marktconform waren, stoot van de zijde van de SW-Z op bezwaren. Omdat binnen de SW-Z sprake is van heel veel kleine orders, steeds verschillend van werkproces, steeds verschillend van bemensing, ontbreken binnen de SW-Z gegevens die de basis kunnen vormen voor het bepalen van standaardkosten. Het kostenmodel geeft om deze redenen dus geen inzicht in de noodzakelijke kosten.
17 januari 2001 82/88 Ref.: 1021592-01 Indelen van WSW-medewerkers naar arbeidshandicap Nadat het inzicht in de opbrengsten en kosten was verkregen, was de vervolgvraag “Kunnen deze opbrengsten en kosten ook worden toegerekend aan de verschillende arbeidshandicapcategorieën? Om deze vraag te beantwoorden was het noodzakelijk om de WSW-medewerkers in te delen naar de arbeidshandicapcategorieën: licht, matig en ernstig. Aangezien voor betrokken partijen wettelijk is geregeld dat alleen de nieuwe instroom in de SW-sector wordt geïndiceerd volgens de nieuwe wet- en regelgeving, bleek vrijwel de gehele in het onderzoek te betrekken populatie geïndiceerd te zijn volgens de oude wetgeving. Een methode moest worden gevonden om de WSW-medewerkers die zijn betrokken in het onderzoek in te delen volgens de nieuwe wetgeving, dus in de nieuwe arbeidshandicapcategorieën. Deze methode is gevonden en is in deze rapportage aangeduid met ‘de beslisboommethodiek. Vooral door de invloed van de a priori-regels en door subjectieve beoordelingen die noodzakelijk waren, hebben de onderzoekers hun twijfels bij het feit of deze methode heeft geleid tot een volledig betrouwbare indeling van personen naar de verschillende arbeidshandicapcategorieën. Een betrouwbare indeling van personen is een belangrijke voorwaarde om uiteindelijk op een nuttige wijze kosten en opbrengsten toe te rekenen aan de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën. Het kantelen van opbrengsten en kosten naar arbeidshandicap Daarna is vergelijkbaar, met het eerder genoemde kostenmodel, een model vervaardigd waarin opbrengsten en kosten, in plaats van aan werksoorten en product-marktcombinaties, worden gerelateerd aan de arbeidshandicapcategorieën. Geconstateerd kan worden dat het kantelen van de opbrengsten en kostenposten is gelukt. Als kritische kanttekening moet hierbij worden geplaatst dat de toerekening van de opbrengsten niet kan geschieden op basis van de feitelijke opbrengst per persoon (uitgezonderd bij de werksoort Detacheringen). Deze opbrengsten worden namelijk niet geregistreerd. In de benadering die de onderzoekers hebben gekozen wordt een relatie gelegd tussen de verwachte opbrengst van een WSW-medewerker en de voor hem ingeschatte arbeidsprestatie voor indeling in een arbeidshandicapcategorie. Hierin schuilt dus een gedeeltelijke cirkelredenering. Op grond van de toegepaste gevoeligheidsanalyse wint de totale aanpak (het kostenmodel, de bepaling van de arbeidshandicapcategorie en de kanteling) aan betrouwbaarheid. Na doorrekening van de totale gegevensverzameling met de nieuwe indeling in
17 januari 2001 83/88 Ref.: 1021592-01 arbeidshandicapcategorieën, resulteren namelijk dezelfde patronen. De lijnen in de patronen zijn alleen, duidelijker geworden, verscherpt. Op grond hiervan kan worden verondersteld dat de groepen WSW-medewerkers binnen de onderscheiden arbeidshandicapcategorieën, meer homogeen zijn samengesteld (in ieder geval ten aanzien van hun kosten en opbrengsten). Conclusie Samenvattend concluderen de onderzoekers: •
Een gedegen inzicht in de feitelijke opbrengsten en kosten per WSW-arbeidsplaats kan worden verkregen naar diverse insteken: naar werksoort, naar product-marktcombinatie, naar uitvoeringsmodaliteit. Hierbij moet worden opgemerkt dat de reken- en analysewerkzaamheden, om dit inzicht te verwerven zeer arbeidsintensief zijn.
•
Het ontwikkelde kostenmodel verschaft geen inzicht in de noodzakelijke kosten per WSW-arbeidsplaats.
•
De kanteling van de opbrengsten en kosten naar arbeidshandicapcategorieën is een complexe zaak gebleken, omdat de te bestuderen populatie WSW-medewerkers voor het overgrote deel was geïndiceerd op grond van de oude Wet sociale werkvoorziening. De indeling van WSW-medewerkers in arbeidshandicapcategorieën die hiervoor is geconstrueerd, benadert de werkwijze van de indicatiestelling volgens de nieuwe Wet sociale werkvoorziening, slechts, gedeeltelijk.
•
Mede op grond van de uitgevoerde gevoeligheidsanalyse kan de kanteling van opbrengsten en kosten naar arbeidshandicapcategorieën als een adequate aanpak worden gekwalificeerd.
Verfijning van de totale onderzoeksaanpak op de volgende aspecten achten de onderzoekers wenselijk, alvorens wordt overwogen om over te gaan tot herhaling van de gevolgde onderzoeksaanpak: •
De methode van bepaling van de arbeidshandicapcategorie per WSW-medewerker.
•
De toerekening van de opbrengsten aan WSW-medewerkers met een bepaalde arbeidshandicapcategorie.
17 januari 2001 84/88 Ref.: 1021592-01
Bijlage 1: Schets van de SW-Z SWZ veelzijdig in dienstverlening11 Hoe veelzijdig dienstverlening kan zijn bewijst de Sociale Werkvoorziening Zeist. Een modern productiebedrijf waar u terecht kunt voor een breed scala aan producten en diensten. Een bedrijf waar ruim vijfhonderd medewerkers gemotiveerd werken aan de hoogst haalbare kwaliteit. Dienstverlening is per slot van rekening een kwestie van inzet en inlevingsvermogen. Om u een optimale service te bieden zijn onze werkzaamheden gesplitst in een negental gespecialiseerde groepen: SW-Z-verpakken, SW-Z-hout, SW-Z-metaal, SW-Z-elektromontage, SW-Z-stofferen, SW-Z-grafisch, SW-Z-groen, SW-Z-schoonmaak en SW-Z-detacheringen. Elke productgroep beschikt over geavanceerde apparatuur en machines. En – wat minstens zo belangrijk is – binnen elke productgroep vindt u een professionele gesprekspartner. Een partner die bekend is met uw problematiek en ervaring heeft in het vinden van oplossingen. Door de nauwe samenwerking met onze productgroepen kunt u bovendien tegelijkertijd verschillende productgroepen inschakelen. Hierdoor zijn wij in staat om compleet afgewerkte producten te leveren. Het spreekt voor zich dat dit enorm kostenbesparend werkt. Daarnaast kunt u als opdrachtgever gebruik maken van ons goed georganiseerde magazijn. Waar u uw producten voor korte of langere tijd, tegen betaling, mag opslaan. Desgewenst regelen wij zelfs het transport van uw producten. Ook in de toekomst willen wij u een optimale service garanderen. Daarom houden wij niet alleen de technische vooruitgang in de gaten. Maar zorgen we er ook voor dat we op de hoogte blijven van bijvoorbeeld scherpere verpakkingseisen, veranderende milieuwetgeving en nieuwe leveringsvoorwaarden. Wij geloven namelijk dat wij u alleen van dienst kunnen zijn wanneer wij inspelen op wisselende marktomstandigheden. Als wij meedenken in het oplossen van uw problemen en wanneer wij dag in dag uit voor u klaar staan. Om telkens weer kwaliteit te leveren. Tegen een verrassend concurrerende prijs.
11 Een gedeelte van de tekst in deze bijlage is afkomstig uit de brochure van de SW-Z.
17 januari 2001 85/88 Ref.: 1021592-01 Neem vandaag nog contact met ons op voor een kennismakingsgesprek. Wij vertellen u graag wat onze mogelijkheden zijn. SW-Z biedt gehandicapten volop werk Ben je gehandicapt en kom je moeilijk aan de slag? Neem dan eens contact op met de SW-Z. Onze organisatie heeft je van alles te bieden: • • • •
Leuk werk Een veelzijdige organisatie Een goed salaris De mogelijkheid tot scholing of bijscholing Bij de SW-Z krijg je alle kansen om je te ontplooien binnen je vakgebied. Bovendien bereiden we je altijd zoveel mogelijk voor op een toekomst op de reguliere arbeidsmarkt. Met een handicap kom je vaak moeilijk aan de slag. Ook al beschik je over alle kennis en ervaring. Bij ons krijg je echter alle kansen op leuk werk, tegen een goed salaris. Werken bij de SW-Z betekent werken bij een veelzijdige organisatie. Het enige verschil met een ander bedrijf is dat wij meer rekening houden met je handicap. Bijvoorbeeld door extra voorzieningen en extra begeleiding. Daarin worden we gesteund door de overheid. Bij de SW-Z werk je bovendien aan je toekomst, want we bereiden je zoveel mogelijk voor op een goede overstap naar de reguliere arbeidsmarkt. De SWZ biedt haar medewerkers graag werk waarin zij zich thuis voelen. De een voelt zicht prettig bij montagewerk, de ander wil graag zijn vak als drukker uitoefenen of werkt liever buiten. We beschikken dan ook over verschillende afdelingen waarin je aan de slag kunt: SWZ-verpakken, SW-Z-hout, SW-Z-metaal, SW-Z-elektromontage, SW-Z-stofferen, SW-Z-grafisch, SW-Z-groen, SW-Z-schoonmaak en SW-Z-detacheringen. Deze laatste begeleidt je als je aan de slag gaat bij een ander bedrijf of instelling. Voordat je echter bij een van onze afdelingen aan het werk gaat, houden we een intakegesprek. Daarin komen je sterke punten en je voorkeuren aan bod. Op deze manier kunnen wij jou een baan aanbieden die het beste bij jou past. Daarna krijg je natuurlijk alle kansen om je in die baan te ontplooien als volwaardig medewerker van de SW-Z. Met als doel: nieuwe mogelijkheden voor gehandicapten op de reguliere arbeidsmarkt.12
12 Hier eindigt de brochure-tekst.
17 januari 2001 86/88 Ref.: 1021592-01 De SW-Z in ontwikkeling Het bestuur van de SW-Z realiseert zich dat de nieuw Wet Sociale Werkvoorziening in relatie tot het te ontwikkelen gemeentelijke arbeidsmarktbeleid veel veranderingen met zich mee zal brengen. De SW-Z moet opnieuw haar standpunt bepalen. Ontwikkelt de SW-Z zich vanuit haar huidige positie als traditioneel SW-bedrijf verder in de richting van het zorgbedrijf of ziet ze zichzelf als een organisatie die een rol kan spelen in de verdere integratie van mensen met een arbeidshandicap? Een ander ontwikkelingsrichting kan zijn een verbreding richting de uitvoering van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW). De SW-Z zal dus keuzes moeten maken voor de toekomst. Door samen met de deelnemende gemeenten mee te werken aan een pilot van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt de SW-Z gefaciliteerd en de kans geboden om het noodzakelijke veranderingsproces in gang te zetten. Kerncijfers van de SW-Z (over het boekjaar 1999) Aantal WSW-medewerkers gemiddeld
510
Aantal WSW-medewerkers in fte’s, gemiddeld
460
Aantal ambtenaren in fte’s, gemiddeld Verhouding ambtenaren/WSW-‘ers (gemiddeld0
45 1:10,2
Omvang wachtlijst
46
Instroom van werknemers
25
Uitstroom van werknemers
21
Netto-omzet Netto-resultaat
ƒ 10,5 miljoen 0,3 miljoen
17 januari 2001 87/88 Ref.: 1021592-01
Bijlage 2: Een beknopte beschrijving van de geconstrueerde digitale data-sets In de loop van het onderzoek hebben de onderzoekers twee digitale data-sets opgebouwd. Deze datasets bevatten de gegevens voor alle uitgevoerde berekeningen en analyses. De berekeningen en analyses zijn voor het merendeel ook in deze data-sets opgenomen. In deze bijlage wordt een korte beschrijving gegeven van deze digitale data-sets Data-set 1: opgebouwd op grond van de financiële administratie In hoofdstuk 3 van deze rapportage is de ontwikkeling en werking van het kostenmodel uitgebreid aan de orde geweest. De cijfers waarmee het kostenmodel is gevuld zijn opgenomen in een bestand van het softwarepakket Microsoft Excel. Dit bestand bestaat uit diverse worksheets: •
Sheet ‘Master’: In deze sheet staan gestructureerd volgens de bijdrage-analysemethodiek de cijfers van de SW-Z weergegeven, naar werksoort en naar product-marktcombinatie.
•
Sheet ‘Analyse’: In deze sheet zijn de cijfers zodanig gesommeerd, dat inzicht ontstaat in de in de rapportage besproken opbrengsten- en kostenposten en saldoposten, zowel in absolute zin als per formatieplaats.
•
Sheet ‘Algemene kosten’: In deze sheet zijn de algemene kosten geanalyseerd en doorbelast aan de onderscheiden werksoorten.
•
Sheet ‘Overige kosten’: In deze sheet zijn de algemene kosten geanalyseerd en doorbelast aan de onderscheiden werksoorten. Deze kosten zijn vervolgens per formatieplaats berekend. Data-set 2: opgebouwd op grond van de personele administratie In de hoofdstukken 4 en 5 van deze rapportage zijn de bepaling van de arbeidshandicapcategorie en de kanteling aan de orde geweest. Omdat 348 personen in het onderzoek zijn betrokken was het noodzakelijk om de gegevens met betrekking tot deze personen digitaal vast te leggen. Dit is eveneens gebeurd in een bestand van het softwarepakket Microsoft Excel. Dit bestand bestaan uit diverse worksheets:
17 januari 2001 88/88 Ref.: 1021592-01 •
Sheets ‘Verpakken’: Deze sheet omvat van per persoon die per einde 1999 werkzaam was binnen de werksoort Verpakken van de SWZ de volgende gegevens:
– – – – –
Naam persoon; Omvang van het dienstverband; Handicapcode; Update van de handicapcode; Informatie over de loonkosten in de vorm van loonschaal, periodiek, Wet Vermindering Afdrachten, en de feitelijke loonkosten; Schatting van de arbeidsprestatie (> of < 50%); Informatie over de voorzieningen; Inschatting van de voorzieningen (wel of niet verstrekkend); Arbeidshandicapcategorie (licht, matig of ernstig); Vereiste begeleiding door de werkleider (code 1, 2 of 3); Product-marktcombinatie waarvoor de betrokken persoon werkzaam is (25%, 50%, 75% of 100%); Begeleidingseenheden; Begeleidingskosten; Begeleidingskosten per pmc; Werkzame personen per pmc; Loonkosten per pmc en arbeidshandicapcategorie; Opbrengsten per pmc en arbeidshandicapcategorie; Leeftijd.
– – – – – – – – – – – – –
Daarnaast omvat deze sheet diverse berekeningen met bovengenoemde gegevens. •
Sheets ‘Hout’, ‘Metaal’, ‘Groen’ en ‘Detacheringen’: zie sheet ‘Verpakken’.
•
Sheets met loonschalen: loonschaal WSW 99, loonschaal 1/10/1998, loonschaal 1/9/1999, loonschaal 1/6/1999.
•
Sheet ‘De kanteling’: Alle cijfers met betrekking tot de kanteling zijn in deze sheet opgenomen.
•
Sheet ‘ De kanteling geïndexeerd’: De indexatie van de kanteling is in deze sheet opgenomen.