Een nieuwe blaas (Neoblaas) Inhoudsopgave Klik op het onderwerp om verder te lezen.
Functie van de blaas Voorbereiding op het aanleggen van een nieuwe blaas De opname Het aanleggen van de nieuwe blaas Na de operatie Pijnbestrijding De voeding Spoelen van de katheters Mobilisatie Hechtingen verwijderen Plassen met de neoblaas Het ontslag Leefregels Aandachtspunten Wat te doen bij complicaties? Belangrijke telefoonnummers
1 2 2 2 2 3 3 3 3 3 4 4 4 5 5 5
In deze brochure leest u informatie over het aanleggen van een nieuwe blaas, de medische term hiervoor is neoblaas. De uroloog voert deze operatie uit bij mensen met blaaskanker, chronische blaasontstekingen en het blaas pijnsyndroom. Soms is het mogelijk om van een gedeelte van de dunne darm een nieuwe blaas te maken. Hiervoor gebruikt de uroloog 40 tot 60 cm van de dunne darm. Het reservoir dat daardoor ontstaat, wordt ook wel een neoblaas genoemd. De neoblaas komt op de plaats van de oorspronkelijke blaas en moet de functie daarvan overnemen. Tijdens deze operatie verwijdert de uroloog bij mannen de blaas, de prostaat en de zaadblaasjes. Bij vrouwen worden de blaas en baarmoeder verwijderd. De uroloog sluit de nieuwe blaas en urineleiders aan op de plasbuis. U kunt na de operatie plassen via de natuurlijke weg.
Functie van de blaas De urinewegen bestaan uit twee nieren, twee urineleiders, een blaas, de plasbuis en bij mannen de prostaat. De urine vormt zich in de nieren en loopt via de urineleiders naar de blaas. De blaas dient als een reservoir voor de urine en is tevens een spier. Als deze “vol” is, krijgt u een seintje van uw hersenen om uw blaas te legen. Dit voelt u als aandrang om te plassen. Als u plast, trekt de spierwand van de blaas zich samen om de urine via de plasbuis naar buiten af te voeren.
1
Voorbereiding op het aanleggen van een nieuwe blaas De oncologieverpleegkundige geeft u uitleg over het aanleggen van een nieuwe blaas. Tijdens de operatie kan blijken dat het niet mogelijk is om een nieuwe blaas aan te leggen. Dan is alsnog een stoma nodig. Daarom verwijst de uroloog u voor de operatie door naar een stomaverpleegkundige. Zij legt de aanleg van een stoma en de werking hiervan uit. Als u bloedverdunners of bloed verdunnende medicijnen gebruikt, is het belangrijk dat u dit vooraf aan uw uroloog meldt. De uroloog bepaalt wanneer u voor de operatie moet stoppen met de inname van deze medicijnen.
De opname U wordt de dag voor de operatie opgenomen. U krijgt een één-persoonskamer. De verpleegkundige bespreekt tijdens het opnamegesprek nog een aantal zaken met u die van belang zijn voor het verdere verloop van de opname. Hebt u nog vragen dan kunt u die ook tijdens dit gesprek stellen. Er wordt bloed bij u geprikt en een voedingssonde ingebracht. Dit is een dun soepel slangetje dat via de neus naar de twaalfvingerige darm (het duodenum) wordt gebracht en waardoor vloeibare voeding rechtstreeks het maag-darmkanaal inloopt. Met deze voeding start u voor de operatie. ‘s avonds krijgt u nog een darmspoeling om de darmen leeg te maken. Omdat de kans bestaat dat bij u een stoma aangelegd wordt, tekent de verpleegkundige in overleg met u de plaats af waar de eventuele stoma komt. Later komt de arts de stomaplaats nog bekijken. Op de dag van de operatie mag u vanaf 00.00 uur niets meer eten, drinken en roken. De avond voor de operatie krijgt u een injectie in uw been om bloedstolling van uw bloed (trombose) te voorkomen. Deze injectie krijgt u gedurende de hele opname dagelijks. Na de operatie verblijft u de eerste 24 uur op de Intensive Care. In overleg met de Intensive Care is het mogelijk vóór de operatie op die afdeling een kijkje te nemen. De fysiotherapeut(e) komt iedere dag bij u langs om ademhalingsoefeningen met u te doen.
Het aanleggen van de nieuwe blaas Op de ochtend van de operatie wordt u vroeg gewekt. U hebt dan nog de gelegenheid om eventueel te douchen. Hierna trekt u een operatiehemd aan met een speciaal broekje. Nadat u van de verpleegkundige de pre-medicatie hebt gekregen, brengt een medewerker van patiëntenvervoer u naar de operatieafdeling. De anesthesioloog (arts gespecialiseerd in verdovingen) brengt u helemaal onder verdoving (narcose).
Na de operatie Vanaf de operatieafdeling gaat u naar de afdeling Intensive Care en verblijft daar, afhankelijk van hoe het met u gaat, 24 uur. U bent tijdens deze periode verbonden aan allerlei apparatuur en u krijgt diverse slangetjes. Het aantal slangetjes vermindert gedurende de opname geleidelijk. U krijgt mogelijk een: blaaskatheter (de medische term is transurethrale katheter), deze loopt via de plasbuis naar de blaas om de urine af te voeren; buikkatheter (de medische term is suprapubische katheter), deze gaat door de buikwand rechtstreeks naar de blaas voor de afvloed van urine en om de nieuwe blaas te spoelen;
2
2x een urineleiderkatheter (de medische term is ureterkatheter), de functie van een ureterkatheter is e ervoor te zorgen dat de verbinding tussen de urineleiders en de darm goed kan genezen. De 10 en e 11 dag na de operatie worden deze katheters weer verwijderd; maagsonde, een slangetje dat via de neus in uw maag wordt geplaatst. En via uw neus naar buiten loopt voor de afvloed van maagsappen. U houdt deze zolang de werking van de darmen nog niet optimaal is; voedingssonde, om u voeding te geven die rechtstreeks in de twaalfvingerigedarm komt; een slangetje in uw rug in verband met de pijnbestrijding; 2 wonddrains die uit de onderbuik komen.
Pijnbestrijding Doordat u de eerste dagen na de operatie pijn hebt, gaat het lopen en bewegen wat moeizaam. U hebt mogelijk een slangetje in uw rug dat verbonden is met een pomp waarin medicijnen zitten om de pijn te verminderen. Dit slangetje blijft enige dagen zitten, daarna krijgt u de pijnstilling in de vorm van injecties, zetpillen of tabletten. Om pijn te voorkomen als u moet hoesten, niezen of lachen, kunt u het beste de wond met beide handen ondersteunen.
De voeding U mag de eerste dagen beperkt drinken. Uw darm moet weer ‘op gang’ komen. Per dag wordt gekeken of u de vochtinname verder mag uitbreiden. Van vloeibaar voedsel naar licht verteerbaar en tenslotte over naar normale voeding. Als het goed gaat met eten en de darmen werken weer goed, dan wordt de voedingssonde (geplaatst in de twaalfvingerige darm) verwijderd.
Spoelen van de katheters De nieuwe blaas is gemaakt van uw dunne darm. Van oorsprong maakt deze ‘darmvlokken’ aan. Ook al doet dit stuk darm nu dienst als ‘blaas’, het blijft nog darmvlokken aanmaken. Om te voorkomen dat de katheters verstopt raken door de darmvlokken, wordt de nieuwe blaas vier maal per dag gespoeld. Dit gebeurt via de blaaskatheters. Na verloop van tijd verandert de samenstelling van de darmvlokken van een slijmerige substantie naar lichte draadvormige sliertjes die u gewoon uit plast. De sliertjes blijven altijd aanwezig.
Mobilisatie Het is beter als u na de operatie zo snel mogelijk weer uit bed komt. Daarom gaat u de eerste dag na de operatie met de hulp van de verpleegkundige al even uit bed. Daarna wordt het bewegen en lopen steeds meer uitgebreid.
Hechtingen verwijderen Na ongeveer tien dagen worden de hechtingen van de buikwond verwijderd.
3
Plassen met de neoblaas de
De 14 dag na de operatie wordt er een foto gemaakt om te kijken of er een lekkage is van de neoblaas. Als er geen lekkage is, gaat katheter via de plasbuis uit de blaas. Nu moet u weer zelf gaan plassen. De katheter in de buik blijft nog zitten. Het gevoel van aandrang om te plassen, zoals u dat gewend was, is veranderd. U voelt de aandrang nu als een drukkend (in het begin soms pijnlijk) gevoel in de onderbuik. Dit is een teken dat u de blaas leeg moet maken. U moet nu regelmatig naar het toilet om te plassen. Als u geplast heeft laat de verpleegkundige de katheter via de buik aflopen om te kijken hoeveel urine er achter blijft. Als dit goed blijft gaan krijgt u de katheter via de plasbuis weer terug. Hierna gaat de buikkatheter eruit zodat het gaatje dicht kan groeien. Als het gaatje dicht is mag de katheter via de plasbuis er de volgende dag weer uit. U gaat dan weer zelf plassen, dit moet om de 2 à 3 uur. Later breidt u dit uit naar om de 3 à 4 uur. Door wondvocht functioneert de sluitspier van de blaas soms niet optimaal. Dan kunt u last hebben van urineverlies. U krijgt dan een afspraak bij de continentieverpleegkundige om samen naar goed incontinentiemateriaal te kijken en te bestellen. Indien nodig krijgt u een verwijzing naar de bekkenbodemtherapeut.
Het ontslag Na ongeveer drie weken mag u naar huis. Alle slangetjes en katheters zijn dan verwijderd en het plassen gaat naar omstandigheden goed. U mag dan weer eten en drinken zoals u gewend was. Eventuele incontinentiematerialen worden besteld voordat u naar huis gaat. Dit regelt het ziekenhuis. U krijgt ook een afspraak bij de continentieverpleegkundige om samen te bespreken of het incontinentiemateriaal voldoet. U krijgt een controleafspraak voor bij de uroloog en de (oncologie)verpleegkundige. De verpleegkundige geeft u ook een plaslijst mee. Het is de bedoeling dat u deze lijst thuis, gedurende twee dagen invult (zo dicht mogelijk bij de afspraak bij de uroloog). De verpleegkundige vertelt u hoe u dit moet doen. Als u na twee weken bij de uroloog op controle komt, brengt u de lijst mee. Als u een stoma hebt gekregen komt u ook op controle bij de stomaverpleegkundige. Als het nodig is, biedt de thuiszorg extra ondersteuning. Na de opname krijgt u een ook afspraak bij de continentieverpleegkundige. Het komt voor dat na de operatie de sluitspier van de blaas niet optimaal functioneert. Als dit van toepassing is verwijst de continentieverpleegkundige u door naar een bekkenbodemtherapeut. U krijgt dan oefeningen om de sluitspier te trainen.
Leefregels U hebt een grote operatie ondergaan. U krijgt voor het ontslag nog een aantal adviezen mee, wat u wel en niet mag doen om zo goed mogelijk te herstellen. Houd u rekening met de volgende leefregels: zorg voor voldoende rust. Vermoeidheid kan wel drie tot zes maanden aanhouden; til geen zware dingen gedurende zes weken; fiets niet gedurende zes weken; ga gedurende twee weken niet in bad, douchen mag; sport niet gedurende zes weken; drink voldoende, ongeveer 2 - 2,5 liter per dag.
4
Aandachtspunten
Uw blaas is verwijderd en het gevoel te moeten plassen is er niet meer. Het kan moeilijk zijn opnieuw te leren plassen. Daarom leest u hieronder enkele tips die daarbij kunnen helpen. Ga in het begin regelmatig naar het toilet om te proberen te plassen. De tijd die ertussen mag zitten is overdag maximaal 2,5 uur tot 3 uur. ’s Nachts maximaal 4 uur. Ga in een goede houding zitten. Met beide voeten plat op de grond. Niet ’hangen‘ op een verhoogd toilet. Zet eventueel een voetenbankje onder uw voeten. Ontspan schouders en armen. Kantel uw bekken wat naar voren zodat de nieuwe blaas boven de plasbuis komt te liggen. Laat de urine zoveel mogelijk vanzelf stromen. Dit kunt u doen door zo goed mogelijk te ontspannen. Bijvoorbeeld door rustig via de neus in te ademen en via de mond weer uit, te neuriën of te fluiten. Help de nieuwe blaas eventueel een handje door een beetje druk te zetten met de buik. De kans bestaat dat u uw blaas niet goed leeg plast. Dan is het nodig om aan te leren zelf de blaas leeg te maken. Dit gaat altijd in overleg met uw uroloog. De nieuwe blaas blijft darmvlokken aanmaken. Dit ziet eruit als wit slijm. U ziet dit met name in het begin als u de nieuwe blaas hebt. Dit vermindert na verloop van tijd.
Wat te doen bij complicaties? Als u de eerste veertien dagen na de operatie problemen krijgt die te maken hebben met de operatie, moet u contact opnemen met het ziekenhuis. Op maandag tot en met vrijdag belt u tussen 08.00 uur en 16.30 uur met de polikliniek Urologie. Buiten deze tijden kunt u naar de huisartsenpost bellen.
Belangrijke telefoonnummers ETZ (Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis): ETZ Elisabeth Route 18 Polikliniek Urologie: Ellen Martin (continentieverpleegkundige):
(013) 221 00 00
(013) 539 80 24 (013) 539 66 33
ETZ TweeSteden Polikliniek Urologie: Regieverpleegkundige:
(013) 465 54 00 (013) 465 48 94
ETZ Waalwijk Polikliniek Urologie:
(013) 465 54 00
Spoedeisende Hulp TweeSteden:
(013) 465 52 17 Urologie, 21_1035 01-16
(terug naar de inhoudsopgave)
Copyright© ETZ Afdeling Communicatie Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.
5