Uitgevoerd door Kind & Samenleving vzw i.s.m. Mediaraven vzw en Hogeschool Gent
Auteurs An Piessens, Francis Vaningelgem, Hans Berten en Marlies Marreel
In opdracht van Agentschap voor Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid
Een kindfocus in de Stadsmonitor Bijlagen 14 november 2014
Inhoud Bijlagen bij de perceptiestudie
6
1.1
Genk – een tweede leerjaar uit de wijk Kolderbos
7
1.1.1 Stap 1 Kennismaking met en verkenning van stedelijkheid
7
1.2
1.3
1.1.2 Verkenning van beleidsthema’s aan de hand van belevingsboxen
12
1.1.3 Stap 3 Opmaak van belevingskaarten
21
1.1.4 Welke prioriteiten stellen de kinderen?
27
Leuven – Een derde leerjaar in een school vlak buiten de ring
29
1.2.1 Kennismaking met en verkenning van stedelijkheid
30
1.2.2 Verkenning van beleidsthema’s aan de hand van belevingsboxen
35
1.2.3 Opmaak van belevingskaarten
41
1.2.4 Welke prioriteiten stellen de kinderen?
47
1.2.5 Afronding
47
Leuven – Een graadklas in een methodeschool
49
1.3.1 Stap 1 Kennismaking met en verkenning van stedelijkheid
50
1.3.2 Verkenning van de ervaring van stedelijkheid op buurtniveau: werken met mental maps 53
1.4
1.5
1.3.3 Verkenning van beleidsthema’s aan de hand van belevingsboxen
57
1.3.4 Opmaak van belevingskaarten
65
1.3.5 Welke prioriteiten stellen de kinderen?
73
1.3.6 Afronding
74
Perceptiestudie De Toverberg, Sint-Amandsberg, Gent
76
1.4.1 Situering van de school: De Toverberg
76
1.4.2 Activiteit 1: toelichting onderzoek, luchtfoto en mental maps
82
1.4.3 Verkenning beleidsdomeinen.
92
1.4.4 Belevingskaarten aanleggen in groep.
98
1.4.5 Prioriteitenspel
104
1.4.6 Evaluatie door leerlingen
110
Perceptiestudie Atheneum, Gentbrugge
111
1.5.1 Opstelling en inleiding
114
1.5.2 Verkenning beleidsdomeinen.
124
1.5.3 Belevingskaarten aanleggen in groep.
129
Een kindfocus in de Stadsmonitor
2
1.5.4 Prioriteitenspel
134
1.5.5 Evaluatie door leerlingen
142
Bijlagen bij hoofdstuk 4
147
Bijlage 1 Vragenlijst voor kinderen en voor tieners – versie bijgewerkt na de testsessies
148
[Eerste scherm - kindervragenlijst]
150
[Eerste scherm - tienervragenlijst]
151
[Tweede scherm]
152
Hoe moet je antwoord geven?
153
Moeilijke woorden
154
Nu begint het voor echt!
155
Waar woon jij?
156
Wie ben jij?
158
[Je familie]
159
Wie ben jij? [Vragen met een andere formulering voor tieners]
162
Wat kan je allemaal doen? [Introductie nieuw soort vragen]
163
[thema 1 Spelen en buiten zijn] – Spelen en buiten dingen doen
164
[thema 1 – tieners Buiten zijn met je vrienden ] –
167
Buiten zijn met je vrienden
167
[thema Mijn school en hobby’s] – Mijn school en mijn hobby’s
170
[thema Iets doen voor andere mensen en zorgen voor mijn buurt]
175
Iets doen voor andere mensen en zorgen voor mijn buurt
175
[Vraag voor iedereen]
Wie zegt jou wat je kan gaan doen?
180
[Vraag voor iedereen]
Hoe is het in jouw buurt?
181
[Vraag voor iedereen]
Hoe is het in jouw buurt?
182
[Vraag voor iedereen ]
Wat vind jij van [stad]?
183
Bijlage 2 Verhouding Stadsmonitor volwassenen en vragenlijsten voor kinderen en tieners
185
Bijlage 3 Overzicht van woorden die uitgelegd moeten worden
191
Bijlagen bij hoofdstuk 5
193
Bijlage 1: Verschillen naar geslacht
194
Bijlage 2: Verschillen naar thuistaal
202
Bijlage 3: Verschillen naar woontypologie
209
Een kindfocus in de Stadsmonitor
3
Figuur- of tabellijst Figuur 1: Mental maps van 7 à 8 jarige kinderen in Genk
12
Figuur 2: C-mine of 'de toren', waar je naar de cinema en toneel kan gaan en zo.
15
Figuur 3: Genk thema winkelen
16
Figuur 4: Thema mobiliteit – busstation Genk
18
Figuur 5: Foto leren en onderwijs
19
Figuur 6: Belevingskaart werken en ondernemen Klassessie Genk/2
21
Figuur 7: Mental map 7 jarige aangevuld met Vrijetijdsmogelijkheden
27
Figuur 1: Foto school google street view
29
Figuur 2: Ligging school 2 Leuven
29
Figuur 3: introductie stedelijkheid – werksetting refter (foto bewerkt om herkenbaarheid kinderen te vermijden)
30
Figuur 4: aangeboden luchtfoto
31
Figuur 5: Mental map met verwijzingen naar vrienden (klasgenoten)
33
Figuur 6: introductie belevingsboxen
36
Figuur 7: Belevingskaart Leuven 2 (eenvoudiger versie, met schaalniveau's)
42
Figuur 8: ordening activiteiten in beleidsdomein Natuur & milieu, woonomgeving en mobiliteit
43
Figuur 9: Belevingskaart thema onderwijs en leren, Leuven 2/3
45
Figuur 10: Volledige belevingskaart leren & onderwijs, Leuven 2/3
46
Figuur 1: Foto school google street view
49
Figuur 2: Ligging school 1 Leuven
49
Figuur 3: Kinderen bekijken een luchtfoto van de buurt van de school - introductie stedelijkheid
50
Figuur 4: aangeboden luchtfoto
51
Figuur 5: Mental maps van 8 tot 10 jarige kinderen in Leuven
56
Figuur 6: Meisjes die gaan dansen (cultuur en vrije tijd)
61
Figuur 7: Leuven Parkabdij
63
Figuur 8: prioriteitenkaarten Leuven
74
Figuur 1: Situering De Toverberg (ster) tov Sint Amandsberg en Dampoortwijk (donker).
76
Figuur 2: Omgeving van de Toverberg. © Google Maps
77
Figuur 3: Verkeersknoop Dampoort (© Knack, Lies Willaert). Uit: In Beeld – Gent vroeger en nu.
77
Figuur 4: Winkels op de Dendermondsesteenweg © Google Maps
78
Figuur 5: Parken en Speelpleinen. Uit: Geoloket Stad Gent
78
Figuur 6: Veelvoorkomende nationaliteiten wijk Dampoort. (Stadsmonitor Gent in Cijfers)
79
Figuur 7: De Toverberg. Links: Plein voor de school op de hoek schoolstraat en land van waas laan. Rechts: Speelplaats, hier samen zingen met de leerlingen van de Wonderfluit © Het Nieuwsblad. 81
Een kindfocus in de Stadsmonitor
4
Figuur 1: Links - Situering Atheneum Gentbrugge. Rechts - Leerlingen klassessie naar woonplaats. © Google Maps
111
Figuur 2: Situering wijk Gentbrugge volgens gebiedsgerichte werking Stad Gent & indeling in sectoren. Uit: Wijkmonitor Gentbrugge.
112
Figuur 3: Groengebied Gentbrugge. (Uit: Wijkprogramma Gentbrugge 2006)
112
Figuur 4: Bevolkingspyramide Gentbrugge. (Bron: Stadsmonitor Gent in Cijfers)
113
Figuur 5: Atheneum Gentbrugge
114
Een kindfocus in de Stadsmonitor
5
Bijlagen bij de perceptiestudie Hoofdstuk 2 in het rapport ‘een kindfocus in de Stadsmonitor’
Een kindfocus in de Stadsmonitor
6
1.1 Genk – een tweede leerjaar uit de wijk Kolderbos We verzamelen om half 8 ’s morgens in een lagere school in de wijk Kolderbos. Het duurt wel een tijdje eer alles geïnstalleerd is. Kinderen die langzamerhand toe beginnen te komen, kijken nieuwsgierig naar het heen-en-weer gezeul van een stel mensen die ze duidelijk niet kennen. Stoelen en tafels worden opzij geschoven in de refter, matten worden gelegd, kussens neergegooid. Dozen met verschillende kleuren deksels mooi naast elkaar uitgestald. Als de bel gaat, staan we met een paar medewerkers te wachten aan de klas. Uiteindelijk werken we in 3 groepjes, 2 groepjes van 6 leerlingen in de refter en 1 groepje van 5 leerlingen in een klas. De refter is een plek waar heel veel mooie kunstwerken van de kinderen hangen. Het is een licht lokaal, maar zoals de meeste refters heeft het een echte refterakoustiek: elke stem hoor je tot aan de andere kant van het lokaal, elke stoel die verzet wordt schraapt aan je oren. Het draagt bij aan de bijwijlen woelige atmosfeer van de sessie. De refter is ruim en licht, door de grote ramen heb je zicht op de speelplaats en (bos)groen. Er is volop ruimte voor de creatieve werkjes van de kinderen, in diverse materialen (klei, papier-maché, stof, steen…) Blijkbaar is er rond Pasen gewerkt, grote paaseieren van papier mâché staan te drogen. (Verslag klassessie Genk/1) De klas is onderverdeeld in een groepje met enkel jongens, een groepje met enkel meisjes en een gemengd groepje. We zijn ook benieuwd of er andere thema’s naar boven komen naargelang van de samenstelling van de groep.
1.1.1
Stap 1
Kennismaking met en verkenning van stedelijkheid
De groepjes verzamelen zich op de matten en kussens. De bedoeling is om het thema van het onderzoek al doende te introduceren én de kinderen te leren kennen. We kijken en luisteren ook naar de elementen die de kinderen over stedelijkheid inbrengen. B[egeleider]
We gaan vandaag een onderzoek doen. Kennen jullie dat?
K[ind]
Ja, dat is iets zoeken. Zo met een spiegelglas.
B
Ja, het lijkt daar wel op. We gaan dat vandaag niet doen met een spiegelglas of een vergrootglas, maar ik ga vanalles vragen en jullie mogen vertellen. En tekenen. Wat ik soms ook ga vragen, is om een foto te nemen.
K
Ik ken dat! Een fotocamera.
(Klassessie Genk/1) Voor de eerste opdracht worden er enkele exemplaren van volgende luchtfoto uitgedeeld, die de buurt van de school toont. Dat beeld bevat referenties naar verschillende beleidsdomeinen en is zo gekozen dat kinderen het kunnen herkennen. Tijdens het kringgesprek vragen we kinderen en jongeren welke elementen ze herkennen op de foto, mogelijke scenario’s die zich (kunnen) afspelen
Een kindfocus in de Stadsmonitor
7
op de foto, ervaringen over die plaats, mensen die de ze daar hebben ontmoet. Hoe ze zich verplaatsen en met wie.
B K
B K
Kijk daar eens goed naar? Zijn daar dingen die jullie herkennen? Wat is dat? Aaaaah! Ik weet het. Ik ken die auto's - appartementen Ik ken alles! Wat ken je dan? Ik ken die appartement, die auto.
De kinderen herkennen dingen op de foto, maar in het begin zijn dat vooral de onmiddellijk in het oog springende zaken: auto’s, appartementen. Het duurt even vooraleer een kind de vraag stelt of dit hun eigen buurt is. Een ‘buurt’ gaat over wat ze kennen, waar ze zelf komen. Een verslaggever stelt hierover het volgende vast: Het woord ‘buurt’ lijken kinderen hier te begrijpen als: rondom mijn woning, waar ik zelfstandig kom. In die zin kan het zijn dat een straat deel uitmaakt van een en dezelfde buurt, maar dat een kind die straat niet als ‘in zijn buurt’ benoemt. (Klassessie Genk/2) Toch blijkt al snel dat niet alle kinderen in deze buurt wonen: sommigen komen bvb met de bus naar school. In het ene groepje is er een kind dat zijn huis herkent, waardoor de ruimere herkenning van de buurt op gang kan komen. In een ander groepje merkt een kind de Lidl op die de meeste kinderen lijken te kennen. Een kind meent zelfs de auto van zijn mama te herkennen. De eerste beleidsthema’s die naar boven komen, zijn ‘wonen’ en ‘winkels’, al vertellen de kinderen daar anders over. De kinderen duiden enthousiast plekken aan die ze kennen: hun eigen woonplaats, de woonplaats van een familielid of van een vriend. Ze vertellen over winkels, wat je daar kan kopen en met wie ze daarheen gaan. Ze vertellen ook over plekken waar ze spelen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
8
Er is hulp van de begeleider nodig om nog bekende elementen op de foto aan te duiden, zoals de school, een bos of speelveldje. Tijdens het kringgesprek vragen de begeleiders door: komen de kinderen daar, wat doen ze daar allemaal, hoe geraken ze daar? Al vrij vroeg in de sessie wordt duidelijk dat de beleving van de buurt gelaagd is: kinderen vertellen over een plek, wat ze daar doen, wie ze daar ontmoeten en vaak ook nog iets over de manier waarop ze daar geraken. In één groepje worden de leuke en de stomme plekken overlopen. Kind 1 "In het bos" (is eigenlijk een speelruimte met ook bomen): daar kan je veel spelen, o.a. voetbal Kind 2 vertelt over die speelruimte met "bos": "Het is stom dat daar veel bomen zijn. Het zijn dennenbomen en dan vallen de dennenappels op jouw hoofd. Mijn leukste plek is hier. Je kan daar tikkertje of verstoppertje spelen.” (Klassessie Genk/3) Opvallend in het bovenstaande voorbeeld is dat 2 kinderen een andere ervaring hebben van dezelfde plek. Stoorzenders komen in het volgende voorbeeld naar voor: grote jongens die luid roepen en lachen. In De kinderen geven aan dat ze spelen op het pleintje bij de Turkse winkel. Een van de kinderen woont er vlakbij. Ze spelen graag in het kleine parkje waar een glijbaan is, maar: soms komen daar grote jongens die luid roepen en lachen, wat vervelend is. De jongen die in een appartement woont, zegt dat ze soms ook in het gebouw spelen. De kinderen mogen vaak alleen, per fiets of te voet, op pad. (Klassessie Genk/1)
Wat ook duidelijk wordt uit de eerste kringgesprekken, is dat plekken soms anders gebruikt worden. Een kind vindt de leukste plek het dak van het appartement. Maar in een ander groepje wordt ook de begraafplaats als speelplek aangeduid. “Onze straat loopt uit op een speeltuin”, zegt een van de kinderen. Een ander kind speelt bij de buren, nog eentje bij een vriendin. Ook geliefd bij de kinderen: een plek bij de begraafplaats, omdat ze er kunnen basketten; de bossen, al zijn ze daar tegelijk wat bang van. (“Er is daar een mijnheer die zo kijkt en achter me aankomt.” “Er is iemand die Red bull drinkt en dan helemaal gek wordt”). Eén jongen wil ook niet spelen op het plein achter het huis (‘want daar zitten boeven’) (Klassessie Genk/1)
Enge mensen, boeven, raar kijkende meneren, stomme jongens, … . Het zijn allemaal aanduidingen van hoe kinderen de sociale veiligheid van een plek inschatten én hoe ze daarover spreken. Het is niet
Een kindfocus in de Stadsmonitor
9
altijd duidelijk of het hen ook tegenhoudt om daar te komen, maar de kinderen weten meestal wel van elkaar waar het over gaat. "Daar is soms een man die echt vies is: Hij heeft precies een muts van modder. Hij ruikt een beetje vies. ”Zijn jullie er bang van: "Wij zijn bang dat hij een geweer heeft". (Klassessie Genk/3) 1.1.1.1
Verkenning van de ervaring van stedelijkheid op buurtniveau: werken met mental maps
Na de bespreking van de luchtfoto wordt het onderzoek verder toegelicht. Vervolgens verplaatsen de groepjes zich van de kussens naar de tafels. De kinderen gaan ‘mental maps’ tekenen, al wordt hun dat niet exact op die manier gevraagd. We willen graag weten hoe het er in jouw buurt uitziet. Begin maar met je huis en de straat waar je woont. Toch roept de instructie nog wel wat vragen op, én bezorgdheid: sommige kinderen vinden het moeilijk, sommigen denken dat ze het niet goed gaan kunnen.
De kinderen weten niet goed hoe te beginnen… B
“je mag beginnen met je huis”.
K
“ik kan het niet zo goed tekenen,
niet zoals het er in het echt uitziet”. Kinderen beginnen met gevoel voor detail hun huis te tekenen. vb. appartementen, woonlagen en wie woont waar….
(Mental map en citaat uit Klassessie Genk/2)
Uit de verschillende mental maps die de kinderen tekenen, blijkt dat kinderen erg verschillend wonen in de stad. Op volgende pagina wordt een selectie uit de mental maps van de Genkse kinderen weergegeven. Die kinderen zijn ook allemaal inwoners van Genk.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
10
Mental map aangevuld met speelplekken
Een kindfocus in de Stadsmonitor
11
Figuur 1: Mental maps van 7 à 8 jarige kinderen in Genk
1.1.2
Verkenning van beleidsthema’s aan de hand van belevingsboxen
We willen doorheen de sessie verder nagaan welke kwaliteiten een stad of hun eigen stad voor kinderen heeft. Hoe communiceren kinderen over de stad en hoe beleven ze de stad? In elk groepje worden er 5 mapjes met foto’s uitgedeeld. Elk mapje staat voor enkele beleidsdomeinen. In onderstaand overzicht nemen we deze verschillende beleidsdomeinen op. Clusters beleidsdomeinen Groen
Natuur & milieubeheer, woon – en woonomgeving en mobiliteit
Oranje
Cultuur en vrije tijd
Wit
Leren en onderwijs
Rood
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid
Geel
Werk en ondernemen
Kinderen bekijken de mapjes per 2, en moeten uiteindelijk elk 1 foto kiezen. De foto’s verwijzen naar een thema uit een beleidsdomein (bv een winkel, een school, een hobby, een station, …). Sommige foto’s komen specifiek uit de buurt en stad waar de bevraging doorgaat en worden dus ook alleen voor die setting gebruikt. Andere foto’s worden in alle klassessies gebruikt. Na de keuze van de foto’s worden de 5 mapjes nogmaals overlopen, omdat in het verdere verloop van de sessie maar op 1 of 2 beleidsdomeinen verder wordt ingezoomd.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
12
In wat volgt beschrijven we voor elk beleidsdomein welke foto’s gekozen zijn en welke associaties kinderen daarmee maken. In het algemeen valt op dat de kinderen sterk reageren op beelden die ze herkennen. Ze benoemen niet alleen de plek, maar ook met wie ze er geweest zijn. Onderstaand verslag is een typisch verslag van de thema’s die naar aanleiding van een gekozen foto aan bod komen. Gekozen foto: Shopping 1 (in centrum Genk) (uitleg bij de foto) - Dit is Shopping 1. (De anderen kennen dit ook) - "Daar kan je iets kopen of ijs eten. Een beetje verder kan je het ijs kopen" - Er bestaat ook een Shopping 2. - Ook naar de Carrefour [in centrum] - Ook bij Quick "als je naar Genk [centrum] gaat" - Soms met de fiets - In de shopping kan je ook schoenen kopen en CD's. Vervolgens gaat het gesprek over hoe de kinderen zich verplaatsen en hoe vaak ze dat doen. - "Wij fietsen vaak. Elke dag, ook alleen" - "Toen ik te voet naar Genk [centrum] ging was ik heel moe." - Ook met de fiets naar Genk [centrum] is vermoeiend. Het gaat naar boven. - Zijn nonkel zijn allerbeste vriend woont hier (op de foto). “Ik ga elke dag naar mijn nonkel zijn beste vriend.” (klassessie Genk/3) Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende foto’s die per beleidsdomein gekozen zijn.
Oranje (Cultuur en vrije tijd)
Groepje 1 (Meisjes + jongens)
Groepje 2 (Enkel meisjes)
Groepje 3 (Enkel jongens)
Zwembad (zwemparadijs)
“de toren” (C-mine)
Moskee (2 x) + winkel + spelen
Geel (Werken en ondernemen)
Buurtwinkel aan gebouw Kolderbos
Lidl
Turkse winkel in wijk Shopping 1
+ dokter Groen
Station
Trein
(Natuur & Milieubeheer, Wonen, mobiliteit)
Bibliotheek met houten pad
Wit
School
School
(Leren onderwijs)
Turnzaal
Karate
Busstation
Turks leren
Een kindfocus in de Stadsmonitor
13
Groepje 1 (Meisjes + jongens) Rood
Tanden
(Stedelijke dienstverlening, opvang, zorg en veiligheid)
(tandarts)
Groepje 2 (Enkel meisjes)
Groepje 3 (Enkel jongens)
In wat volgt, beschrijven we de reacties die de aangeboden foto’s bij de kinderen oproepen. De meeste kinderen kozen een foto van iets wat ze kenden, of van een plek die ze kenden.
Een van de kinderen koos deze foto “omdat het Genk” is.
1.1.2.1
Oranje
Cultuur en vrije tijd
De foto’s in de oranje map spreken de kinderen aan. In elk groepje is er wel een foto door een kind uitgekozen, maar de kinderen kozen zeer uiteenlopende beelden. De beelden variëren van de moskee (die in één groepje door een aantal kinderen gekozen werd) tot een tropisch zwemparadijs en ‘de toren’. In een ander groepje werd dit omschreven als ‘C-mine’.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
14
Figuur 2: C-mine of 'de toren', waar je naar de cinema en toneel kan gaan en zo.
De moskee werd in één groepje door 2 kinderen gekozen én riep een levendig gesprek op. In het gesprek over de moskee wordt duidelijk dat de moskee voor de kinderen in dat groepje een plek is met veel mogelijkheden. Gekozen omdat dat de moskee is. De moslims bidden hier. Zelf ga ik 1 keer. Dat is de Turkse moskee. Dat is leuk. Er is ook een winkel: ze verkopen er chocolat en thee. Ik ga zelf al bidden. Andere kinderen gaan ook soms naar de moskee. Je kan ook spelen in de moskee: 'piradro' (biljart) of voetbaltafel. Volgens een ander kind is dit geen plaats om te spelen: je moet er stil zijn en bidden. Een ander kind gaat naar een andere moskee in Sledderlo (Marokkaanse moskee). Anderen gaan zelden naar de moskee: "Alleen in Turkije ga ik naar de moskee. Die is heel mooi." Een kind zegt dat hij de moskee heel mooi vindt. (Klassessie Genk/3) Wanneer kinderen de vraag krijgen met wie ze naar een vrijetijdsactiviteit gaan zoals die op de foto uitgebeeld is, dan blijken volwassenen daar meestal een rol in te spelen. In de klassessies in Genk zorgen onder andere leerkrachten en het buurthuis ervoor dat kinderen kennismaken met culturele en vrijetijdsvoorzieningen. Een kind kiest een foto van een zwembad met wildwaterbaan. Gekozen omdat “mijn oma eens in een zwembad was dat hier op leek. Het water was er zo wild dat het een beetje gevaarlijk was; je moest je vasthouden aan een paal.”
Een kindfocus in de Stadsmonitor
15
Het gesprek gaat daarna over wie er al eens in zo’n groot zwembad was. Eén meisje was er, met het buurthuis. Een aantal kinderen gaan ook naar het buurthuis, maar ze hebben er gemengde gevoelens bij (leuk, saai…) (Klassessie Genk/1) De kinderen herkenden de meeste aangeboden foto’s. Toen hun gevraagd werd wat al deze foto’s zou verbinden, bleek de omschrijving ‘dingen die je in je vrije tijd doet’ bekend en bruikbaar. Het woord cultuur zei hen daarentegen niets. Ook een cultuurcentrum was niet bekend.
1.1.2.2
Geel
Werken en ondernemen
Ook de foto’s in de gele map, rond werken en ondernemen, roepen veel reacties op. Opvallend is hier dat de kinderen vooral foto’s aanduiden van winkels die ze kennen: de Turkse winkel in de wijk, de Shopping, de Lidl, … Ze benoemen daarnaast nog tal van andere winkels. Naar aanleiding van onderstaande foto ontstond volgend gesprek, waaruit opnieuw een verwevenheid van bekendheid, gebruik, functies en andere mensen naar voor komt. Gekozen omdat “mijn oma daar woont. En er is daar een winkel voor eten, fruit en snoep, en een krantenwinkel waar ze nog meer snoep hebben.” Navraag leert dat alle kinderen die winkel kennen. Er blijkt vlakbij ook een dokter te zitten. Het gesprek gaat daarna over wie ze in de winkels zien. Ze treffen er elkaar, en ook de oma. (Klassessie Genk/1) Figuur 3: Genk thema winkelen
Ook in dit thema speelt herkenbaarheid weer een grote rol. Herkenbaarheid komt meestal wanneer kinderen er al eens geweest zijn. Niet alle beelden zijn even herkenbaar voor de kinderen. Dit kunnen we illustreren met onderstaand voorbeeld. “Shopping 1” was voor de meesten bekend, terwijl een andere foto van een shopping mall niet herkend werd.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
16
- Dit is Shopping 1. (De anderen kennen dit ook) - "Daar kan je iets kopen of ijs eten. Een beetje
Dit kennen de kinderen niet, het is te abstract. In tegenstelling tot Shopping 1, dat ze wel kennen.
verder kan je het ijs kopen" - Er bestaat ook een Shopping 2. - Ook naar de Carrefour [in centrum] - Ook bij Quick "als je naar Genk [centrum] gaat" - Soms met de fiets - In de shopping kan je ook schoenen kopen en CD's (Beide fragmenten uit klassessie Genk/3)
Kinderen herkenden op zich de meeste beelden, en gebruikten woorden als ‘winkel’, ‘kringloopwinkel’, ‘fabriek’. Ze maken ook een onderscheid tussen verschillende soorten ‘winkelen’. In 2 groepjes wordt een onderscheid gemaakt tussen winkelen en shoppen. Winkelen is voor alledaagse dingen, wordt in het groepje meisjes opgemerkt, shoppen is specialer. Het thema wordt later in de sessie ook behandeld bij het groepje jongens, waar het veel meer emotioneel gekleurd is. Winkelen, of een boodschap doen voor mama is leuk, maar shoppen is ronduit stom. Ook werken is een thema. Niet iedereen weet wat dat is, werken. Sommige kinderen praten over het werk van hun mama of hun papa en sommige kinderen vinden ook dat zij zelf werken, als ze knutselen of opruimen.
1.1.2.3
Groen
Natuur en milieubeheer, wonen en woonomgeving en mobiliteit
De kinderen kozen vooral foto’s die over ‘mobiliteit’ gingen: het station werd 2 keer gekozen, en een bushalte werd 1 keer gekozen. Soms wordt een foto ‘gewoon’ gekozen omdat het Genk is. Veel meer valt daar dan niet over te zeggen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
17
Een kind kiest deze foto omdat zijn huis daar is. Vervolgens praten de kinderen over waar ze allemaal de bus nemen. En ze vertellen dat er aan het busstation soms ruzie gemaakt wordt. (Klassessie Genk/3)
Figuur 4: Thema mobiliteit – busstation Genk
In een ander groepje wordt een trein gekozen. Als de kinderen daar verder over vertellen, blijkt de trein voor grotere en specialere uitstappen gebruikt te worden.
Kind: “naar Bobbejaanland, of naar kinderstad” Anderen benoemen ook bestemmingen: “naar Bokrijk “ “de zee”. “Met mama, en met mama’s vrienden en vriendinnen”. “Wij zijn ook op zeeklassen geweest.” (Klassessie Genk/2) Deze thematische map wordt minder uitgebreid besproken in de 3 groepjes. Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat bv. mobiliteit, of wonen hen niet bezig houdt. Die beide thema’s komen steeds verweven met andere thema’s aan bod. Woorden die ze kennen of gebruiken bij omschrijving van het thema zijn: "natuur, huizen, mensen, motor, fietsen, auto's, sport spelletjes". In één groepje is het woord mobiliteit een bruikbaar woord.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
18
1.1.2.4
Wit
Leren en onderwijs
Uit de witte map worden in 2 groepjes beelden gekozen van de school.
Kinderen: “onze school.” B: Waarom heb je deze gekozen? Kind: “Omdat dat interessant is.” Kind: “dat de kindjes slimmer zijn.” Ander kind: “je hebt dan vriendjes.” Nog ander kind: “En je wordt populair’. B: zijn er nog plekken waar je komt? “karate” “Turks leren’” (Klassessie Genk/2)
Figuur 5: Foto leren en onderwijs
Ook in het tweede groepje kiest een kind een foto van de school. Het bleek een eerder negatieve keuze te zijn: “ik vond het moeilijk”. Er ontspint zich toch een gesprek over de school. Het gesprek gaat daarna over school: sommigen vinden school fijn, de meesten vinden het saai. Alleen de speeltijd is leuk, en turnen is dat soms, de school ziet er mooi uit aan de buitenkant, en het is leuk als de juf zegt dat je iets mee mag brengen van thuis. Op de vraag op welke andere plekken ze nog iets kunnen leren, zeggen de kinderen: “Buiten”, “Bij knutselen omdat je dingen leert maken”, “In de turnzaal leer je turnen” (klassessie Genk/1)
In een van deze groepjes wordt ook de bibliotheek gekozen. Ik heb deze foto gekozen omdat… “Ik daar soms met mama naartoe ga”. Het gesprek gaat daarna over wie er ook naar de bibliotheek gaat. Eén kind gaat soms, met mama, een ander zegt dat er een soort tent is waar je onder kunt liggen. Ook het station is voor een aantal kinderen bekend terrein. Eentje is met de trein naar Gent geweest, een ander naar het buitenland (“om te zwemmen in de oceaan!”)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
19
In de reeks foto’s wordt ook een foto aangeboden van vakmecaniciens. Dat noemen de kinderen ‘werken’, en dat zien ze niet als leren.
1.1.2.5
Rood
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid
Er wordt maar 1 foto uit de rode mapjes gekozen: een foto die verwijst naar tandverzorging.
B
waarom heb je deze foto gekozen?
K
Ik had die eerst gekozen omdat ik dat grappig vond, maar nu vind ik dat niet meer grappig.
(Klassessie Genk/1)
Hoewel er maar één foto gekozen werd, blijken sommige foto’s toch nogal wat reactie op te roepen bij enkele kinderen, eens ze besproken worden met de begeleider. Zo wordt ook duidelijk dat de kinderen zeker niet alle beelden (her)kennen. Het stadhuis is voor sommige kinderen onbekend. Een kind weet goed wat het is, en is er ook binnengeweest met de ouders. Het woord ‘burgemeester’ daarentegen kennen de kinderen wel. Een foto van politie en van bewakers roept veel op. "In het eerste leerjaar kwam de politie op de speelplaats en je kon in de auto zitten". (Klassessie Genk/3) Het ziekenhuis is vooral gekend door concrete belevenissen: "ik ben er voor mijn tante op bezoek geweest", "ik ben er geweest voor een spuit, voor de dokter". De begeleider omschrijft de rode map in één groepje als "de stad die iets doet voor ons" “Het gaat over de mensen die ons helpen. Als je huis in brand staat bijvoorbeeld, dan helpt de brandweer ons.” Dat er voor je gezorgd wordt, vinden sommige kinderen belangrijk. Het is wel duidelijk dat meer abstracte begrippen als ‘zorg’, ‘diensten’, opvang’ niet zo veel zeggen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
20
1.1.3
Stap 3
Opmaak van belevingskaarten
Nu de verschillende beleidsthema’s aangekaart zijn, willen we in elk groepje meer inzicht krijgen in een of twee beleidsthema’s. De kinderen mogen in groep een box kiezen. De begeleider kiest ook een box. Die wordt behandeld naargelang er nog tijd is in de groep. In 2 van de 3 groepjes wordt de gele box, “werken en ondernemen” gekozen. In 1 groepje wordt ingegaan op de oranje box, “cultuur en vrije tijd”. Het is interessant om vast te stellen dat het thema werken en ondernemen zo’n prominente plaats heeft bij deze groep kinderen.
Figuur 6: Belevingskaart werken en ondernemen Klassessie Genk/2
1.1.3.1
Verdieping van het thema “werken en ondernemen”
In elke belevingsbox zit een reeks kaartjes met activiteiten die met dat thema te maken hebben. De eerste vraag voor de kinderen is welke van die activiteiten ze vaak, soms en nooit doen. Het is een manier om een zicht te krijgen op de belangrijkste activiteiten, maar vaak ontstaat er ook nog een gesprek over. De kinderen krijgen ook de kans om activiteiten toe te voegen. Zo werd bv. de activiteit ‘aan de auto of aan de moto werken in de garage’ toegevoegd. In de loop van het gesprek wordt ook naar hun waardering gevraagd. Op de belevingskaart wordt dat
Een kindfocus in de Stadsmonitor
21
zichtbaar in de emoticons. De emoticons worden niet afzonderlijk besproken.
Wat doen jullie allemaal? De meeste activiteiten staan in de ‘nooit’ kolom. Het is de moeite om daar een onderscheid te maken in de redenen waarom kinderen dit nooit doen. Een eerste reden is dat ze een bepaalde activiteit gewoon nog niet doen (bv. een vakantiejob), maar een tweede soort reden is dat ze een bepaalde activiteit negatief waarderen. De groep jongens vond shoppen ‘stom’, en ook een café was ‘stom’. We leren hier eveneens uit dat ‘stom’ voor de kinderen een herkenbaar woord is om een negatieve waardering uit te drukken. Wat doen jullie vaak?
Spelen, dat is leuk Eten
Wat doen jullie soms?
Werken Geld verdienen (iets doen voor mama en een centje krijgen) Naar een restaurant, snackbar of pittazaak gaan Naar het buurthuis gaan Werken aan een auto of moto Helpen (thuis helpen als iemand valt) Winkelen, een boodschap doen voor mama is fantastisch.
Wat doen jullie nooit?
Shoppen (de jongens vinden het stom) Vakantiejob Interimkantoor Café (dat is stom, er is veel rook) Vrijwilligerswerk, dat is stom want dan verdien je niets. Iets nieuws maken. Zelf iets ondernemen Werk zoeken
De activiteiten waarvan de kinderen zeggen dat ze die soms doen, zijn veel positiever gekleurd. Kinderen kennen het winkelen, boodschappen doen, en zijn daar ook actief bij betrokken. Sommigen gaan al eens naar een restaurant, hoewel dit niet voor alle kinderen in die groepjes even herkenbaar is. Sommige kinderen gaan al eens naar de Quick, een pittazaak, of een Chinees restaurant. Een snackbar is een onbekend woord voor de kinderen. Ook werken is een thema dat hen bezighoudt. Ze vinden het leuk als ze een centje kunnen verdienen, maar willen ook helpen thuis. Opvallend is dat ze vrijwilligerswerk daarentegen negatief beoordelen, omdat je er niets mee verdient.
Waar doe je dat, met wie? Na de bespreking van de activiteiten vroeg de begeleider aan de kinderen waar zij die activiteiten allemaal doen. Ook hier leren we vooral veel over de begrippen die bij de kinderen bekend zijn.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
22
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Werkplaats van ouders
Ja (maar nog niemand is op het werk van mama of papa geweest)
Winkelstraat
Nee
Shopping centrum
Nee (maar een specifiek shoppingcentrum wel)
Buurthuis
Ja – zeer gemengde waardering
Snackbar
Nee
Restaurant
Ja (vooral van op reis), maar ze kennen wel de Quick, of een frituur
Café
Ja, maar het is stom
School
Ja
Hotel
Ja
Plaats om een vakantiejob te doen
Nee
Interimkantoor
Nee
Jeugdbeweging
Nee
Bij deze groep kinderen valt op dat ze de jeugdbeweging niet kennen. Daartegenover staat dat ze wel naar het buurthuis gaan. Ah ja, want daar staat een bord ‘komt uw kind ook bij ons spelen?’, vertelt een kind. Het buurthuis ontsluit ook een aantal andere activiteiten voor hen: doorheen de sessie vertellen de kinderen bvb. dat ze met het buurthuis gaan zwemmen, dat ze er activiteiten mee doen, dat ze af en toe op uitstap gaan. Toch is er in elk van de 3 groepjes een zeer gemengde beleving. Het "buurthuis" is goed gekend maar de evaluatie is divers: 2 kinderen: "ik haat het: je moet altijd spelen, spelen", dat is "saai", onveilig, stom Een ander kind zegt: "dat is leuk" (Klassessie Genk/3) Gesprekje over het Buurthuis. “je kunt er spelen.” “4-uurtje eten”, “de mama’s komen ons daar ophalen.” “Buurthuis gaat ook naar Disneyland Parijs.” “En dansles… elke vrijdag.” 1 kind zegt: “het buurthuis is niet zo leuk” “daar zijn kinderen die vieze woorden zeggen.” Anderen: “het is wel leuk!” “Je kunt er veel spelen, en knutselen en koken, …” (Klassessie Genk/2)
Kan je dit ook doen in je eigen buurt? Als afsluiter van deze oefening, mogen de kinderen hun mental map aanvullen met elementen uit het besproken thema. De begeleider vraagt hen of ze – in het bovenstaande geval – ook winkels in hun buurt hebben, of ze dingen waarover we gesproken hebben ook in hun buurt kunnen doen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
23
Deze oefening gaat bij sommige kinderen erg moeizaam, bij sommigen is dat ook omdat de mental maps al erg vol staan. Ze krijgen dan een nieuw blad, om nog meer te kunnen tekenen. Volgende elementen worden toegevoegd aan de mental maps: Buurthuis Tikkertje, verstoppertje Buskotje “Mag je ook de halte tekenen?” Met de bus naar ‘Genk’ Ik help als er iemand valt op straat (Klassessie Genk/3)
1.1.3.2
Verdieping van het thema “cultuur en vrije tijd”
De kinderen in het gemengde groepje kiezen bijna unaniem de oranje box: slechts één meisje wil een andere box (de rode), maar ze legt zich snel neer bij de keuze van de groep
Wat doen jullie allemaal? Voor dit thema staan er nogal wat activiteiten in de ‘soms’ kolom. Voor sommige activiteiten moest de begeleider eerst uitleggen wat dat was: bvb ‘evenementen bijwonen’. Aan de hand van concrete voorbeelden konden kinderen zeggen dat ze dat soms deden.
Wat doen jullie vaak?
Fietsen Iets nieuws leren Joggen (~lopen) Een film bekijken Balsporten
Wat doen jullie soms?
Vechtsport Kunst kijken (op de computer of de tablet) Zwemmen Evenementen bijwonen Lezen (vooral de meisjes) Uitstapjes maken Uitrusten Deelnemen aan een kamp Wandelen Voetballen (vooral de jongens)
Wat doen jullie nooit?
Op facebook kijken Chatten Watersport
Een kindfocus in de Stadsmonitor
24
Waar doe je dat, met wie? Ook in deze groep wordt gevraagd waar de kinderen de activiteiten aan linken. Op de vraag of er plekken ontbreken, komt als antwoord ‘school’ en ‘thuis’. Op de vraag of er ook iets is wat ze vaak doen en dat toch niet op de mental map staat zeggen ze: tv kijken en gewoon met kinderen spelen. Dat laatste doen ze “op school, buiten met vrienden, overal”. (Klassessie Genk/1) Via school leren de kinderen een aantal vrijetijdsactiviteiten kennen. Ook het buurthuis speelt daarin een rol, maar wanneer de emoticons toegevoegd worden aan de belevingskaart, blijkt dat de kinderen zeer gemengd reageren op het buurthuis. De meeste kinderen vinden het leuk thuis. “Je kunt er lekker chillen, chips eten, film kijken, je kunt er alles doen…” Eén deelnemer vindt het thuis niet leuk omdat je er niks kunt doen.
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Jeugdbeweging
Nee
Park/bos/natuur
Ja
Wat doe je daar?
Wandelen Dat hebben ze in de buurt
Grote zaal voor dans/muziek
Ja
(Kunst)academie
Weinig bekend
1 meisje gaat ernaartoe
Bibliotheek
Ja
Soms
Zwembad
ja
Zwemmen
Recreatiedomein
Nee
Cinema
Ja
Museum
Ja
Sportclub / Sportterrein
Ja
Jeugdhuis
Nee
Sporthal
Ja (zoals een sportclub)
Cultureel centrum
Nee
balsport, joggen, vechtsport
Op straat
Fietsen
Op school
iets nieuws leren, naar een optreden gaan, een uitstapje maken, muziek beluisteren/maken. Naar een grote zaal voor dans en muziek gaan.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
25
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Thuis
Wat doe je daar? film kijken, lezen, spelletjes op de computer spelen, facebook, chatten, dansen, uitrusten, kunst bekijken (vb op een tablet)
Buurthuis
Kan je dit in je buurt doen? Door de kinderen te vragen om dit op hun mental map te tekenen, kunnen we het gesprek aangaan over wat er in hun buurt is en wat niet. Het geeft een zicht op de concrete mogelijkheden die kinderen hebben. Die mogelijkheden worden niet alleen door de nabijheid van voorzieningen en activiteiten bepaald, maar ook door de mate waarin ze zich vrij kunnen bewegen, of via een voorziening of via volwassenen iets kunnen leren kennen. Bij deze groep kinderen valt op dat ze vooral vertellen over een eerder ongeorganiseerde vrije tijd: thuis zijn, op straat of bij vrienden, in het bos of in het park. Daar kunnen ze zich ook redelijk vrij bewegen: de kinderen mogen met de fiets of te voet naar andere plekken gaan. De georganiseerde activiteiten leren ze vooral kennen via hetzij de school, hetzij het buurthuis. Beide plekken krijgen een zeer gemengde waardering (saai, stom, maar ook leuk). De bibliotheek lijkt daarop een uitzondering. Verschillende kinderen vertellen dat ze daar ook met hun mama naartoe gaan.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
26
Figuur 7: Mental map 7 jarige aangevuld met Vrijetijdsmogelijkheden
1.1.4
Welke prioriteiten stellen de kinderen?
In de laatste activiteit mogen of moeten de kinderen prioriteiten stellen. Ze mogen in totaal 5 kaartjes kiezen en erop schrijven wat ze echt belangrijk vinden. De oefening is moeilijk in deze groepen. Wellicht heeft dat ook te maken met de lange duur van de sessie. De kinderen vertellen graag, maar vinden het soms moeilijk om naar elkaar te luisteren. Net dat wordt wel regelmatig gevraagd. De oefening om prioriteiten te formuleren loopt dus moeilijk en levert eigenlijk ook niet zoveel informatie op. De kinderen kunnen meer in het algemeen wél antwoorden op de vraag wat ze belangrijk vinden. Op de vraag wat ze belangrijk vinden, geven kinderen volgende antwoorden: politie (“want die pakken de boeven op”), de koning (“want je moet doen wat hij zegt”), de Koranschool (“want daar is een meester die ons alles leert over de koran), buiten spelen. (Klassessie Genk/1) In het groepje met uitsluitend meisjes, is er veel aandacht voor het ‘rode thema’. De aandacht voor zorg en pijn staat hier voorop. Kinderen geven daarnaast aan dat ze niet vaak kunnen fietsen in het groen. Kinderen vinden ook dat ze veel op school zitten (en dat ze dat niet altijd willen). School is
Een kindfocus in de Stadsmonitor
27
belangrijk omdat je er iets leert en omdat er vriendjes zijn, maar toch zouden ze ook wel iets anders willen kunnen doen. In het derde groepje wordt ook de moskee als belangrijk aangeduid.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
28
1.2 Leuven – Een derde leerjaar in een school vlak buiten de ring De laatste schoolsessie gaat ook door in Leuven. We verzamelen op een woensdagvoormiddag in een school die in de buurt van het station ligt, voor een reeks klassessies in het derde leerjaar. De meeste kinderen zijn 8 jaar. We werkten in 3 groepjes: 2 groepjes met 7 leerlingen en 1 met 8 leerlingen. In elke groep zitten 2 meisjes, de andere leerlingen zijn jongens.
We zijn welkom in de Ark. Als je de poort binnenstapt, lijkt het een grote school te zijn. Op de speelplaats is het een drukte van jewelste, en er zijn enorm veel steps op school. De kinderen vertellen later dat ze op woensdag met steps en schaatsen naar school mogen komen. Het is een zonnige dag.
Figuur 8: Foto school google street view
De school ligt net buiten de Leuvense ring, achter het station. Ze is gelegen aan een vrij drukke baan. Dit wordt ook een thema tijdens de sessies met de kinderen.
Figuur 9: Ligging school 2 Leuven
Een kindfocus in de Stadsmonitor
29
De klassessies gaan door in 2 verschillende ruimtes. De eerste groep werkt in het klaslokaal van de klas zelf. De begeleiders gaan aan de slag en verschuiven allerlei banken om de afgesproken onderzoekssetting te installeren. Daarnaast werken er nog 2 groepen op een afstandje van elkaar in de refter. Voor beide groepen zeggen de begeleiders nadien dat het druk was, en soms moeilijk om de aandacht erbij te houden. Sommige kinderen woonden niet de hele sessie bij, ze gingen in en uit de sessie voor kine, taakjes. Beide lokalen zijn licht.
1.2.1
Kennismaking met en verkenning van stedelijkheid De groepjes verzamelen zich op de matten en kussens. De bedoeling is om het thema van het onderzoek al doende te introduceren én de kinderen te leren kennen. We kijken en luisteren ook naar de elementen die de kinderen over stedelijkheid inbrengen.
Figuur 10: introductie stedelijkheid – werksetting refter (foto bewerkt om herkenbaarheid kinderen te vermijden)
Voor de eerste opdracht worden er opnieuw enkele exemplaren van volgende luchtfoto uitgedeeld, die de buurt van de school toont. Dat beeld bevat referenties naar verschillende beleidsdomeinen en is zo gekozen dat kinderen het kunnen herkennen. Tijdens het kringgesprek vragen we kinderen en jongeren welke elementen ze herkennen op de foto, mogelijke scenario’s die zich (kunnen) afspelen op de foto, ervaringen over die plaats, mensen die de ze daar hebben ontmoet, hoe ze zich verplaatsen en met wie.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
30
Figuur 11: aangeboden luchtfoto
De kinderen herkennen enkele grote verkeersaders: de Tiensesteenweg, Platte Lostraat, Koning Albertlaan. De Tiensesteenweg, dat is een grote, drukke baan. Ze vinden duidelijke herkenningspunten op de foto: de school, de woonplaats van vrienden, hun eigen woonplaats. Dat roept veel enthousiasme op, ze vinden hun eigen netwerk op de foto terug. Enkele kinderen herkennen zelfs het werk van een van de ouders. Dat is zeer individuele kennis, niet altijd gedeeld door de andere kinderen. Een jongen merkt op dat zijn mama bij JBC werkt, een andere meisje zegt dat haar mama tandarts is in de buurt. In “het groene huis” woont een schrijfster die pas nog op school is geweest. De kinderen denken de parking van de Colruyt te herkennen, maar later in het gesprek stellen ze vast dat dit toch een andere plek is. (Klassessie Leuven 2/3) Sommige kinderen wonen dichtbij de school, sommigen kunnen zelfs hun eigen huis situeren op de kaart. Anderen komen van verder. Wanneer we vragen hoe ze naar school komen, komen daar soms complexe regelingen uit naar voor. De situaties wisselen: wie hen brengt of haalt, of hun ouders gescheiden zijn, wat de weersomstandigheden zijn. 5 kinderen wonen ‘dichtbij’, 1 ‘ongeveer dichtbij’, 1 ver (Rotselaar). Hij gaat het tonen op een regiokaart die uithangt in de klas. De 5 die dichtbij wonen, komen te voet, of met de step. 1 jongen vertelt: Siebe: “mama en papa zijn gescheiden. mama woont dichtbij. Dan komen we met de fiets, papa woont ver, dan komen we met de auto.” “Ik word ook opgehaald door oma”, vertelt een ander kind. (Klassessie Leuven 2/1)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
31
Ze kennen een netwerk aan voorzieningen in de buurt, hebben die in hun hoofd en herkennen ze. In een groepje zoeken de kinderen naar de kerk. De verslaggever merkt op: “Waar is de kerk …? op de Tiense Steenweg…?” [De kinderen zoeken de kerk, het lijkt er op dat dit vooral is om zich op de kaart te oriënteren, de kerk als ruimtelijke baken.] ‘dat is de school hier, en daar is de kerk.’ (Klassessie Leuven 2/1) In bovenstaand voorbeeld zoeken de kinderen naar een baken, om zich verder op te kunnen richten. In het volgende voorbeeld kennen ze ook de winkel zeer goed. De kinderen benoemen de Colruyt in de Plattelostraat: ook de Plattelostraat blijkt goed gekend, net zoals Colruyt. - “omdat dat zo groot is en dicht bij school” - “ik ken de weg ernaartoe” - “Ik ga er elke zaterdag en woensdag” Dit wordt aanvankelijk ook wel de leukste plek in de buurt van de school genoemd. (Klassessie Leuven 2/2) Het Michotte-park roept erg veel enthousiasme op in 2 van de 3 groepjes. Het is een vertrouwde speelplek. Ze spelen er met vrienden, met de jeugdbeweging en met school. De speelplek daagt hen ook uit: er is een put waarin je kan spelen; je kan er kampen bouwen. Het is leuk omdat het buiten spelen is. Buitenspelen, en eigen bewegingsvrijheid komt doorheen het gesprek terug als thema. Op de Tiensesteenweg komen de kinderen niet, “want er zijn te veel auto’s en je moet heel goed kijken om over te steken”. Omgekeerd kan een plek waar je wel buiten kan spelen op veel waardering rekenen. Het is leuk bij mijn oma. Daar mag je met de blote voeten spelen. Bij mij thuis mag dat niet.” Verder benoemen de kinderen Sportoase, een groot zwembad waar ze met de school en ook met het gezin naartoe gaan. In 2 groepjes wordt ook de begraafplaats als een bekende plek benoemd. Kinderen komen daar omdat een familielid daar begraven is. Woon je in Leuven? In de loop van de startactiviteit vragen we aan de kinderen waar ze wonen. In de 3 groepjes maken de kinderen nuances: nee, ze wonen niet allemaal in Leuven. De meesten zeggen dat ze in Kessel-Lo wonen. “Leuven” lijkt met het centrum geassocieerd te worden. In 1 groepje wordt een verschil benoemd tussen Leuven en Kessel-Lo. B K
Wat is er in leuven wel, en in kessel-lo niet? shoppen in leuven kun je ‘naar ’t stad gaan’ naar de cinema iets lekkers gaan drinken in een café gaan zwemmen
Een kindfocus in de Stadsmonitor
32
(Klassessie Leuven 2/1) Verkenning van de ervaring van stedelijkheid op buurtniveau: werken met mental maps In de volgende oefening mogen de kinderen mental maps tekenen van hun eigen buurt. Er zijn kinderen die met veel zorg tekenen. De activiteit loopt goed, hoewel ze langer duurt dan voorzien. Voor sommige kinderen biedt het tekenen een rustpunt: ze kunnen vertellen over zichzelf. Wat opvalt, is de zorg en detail in sommige tekeningen.
Hoewel opnieuw duidelijk wordt dat kinderen erg verscheiden leven, valt in deze groepen wel op dat ze elkaar soms ook weten te situeren op de mental map.
Figuur 12: Mental map met verwijzingen naar vrienden (klasgenoten)
Jongen vertelt over bovenstaande tekening. Dit is mijn huis, daar is het hockeyveld. Louis doet dat ook. Daarbij is ook een café (daar komt hij later in de sessie op terug: dat is het enige café waar hij gaat, omdat het geen echt café is en meer bij de hockey hoort) De Carrefour Hier woont mijn vriend Milo. Ook Mathias woont in Martelarenlaan. De school
Een kindfocus in de Stadsmonitor
33
Casablanca. Dat is een speelplein. Ik woon er dicht bij en ga er soms. (Klassessie Leuven 2/2) De aanwezigheid van andere – bekende – kinderen in de buurt, is niet altijd positief voor de kinderen. “Dat is A, dat is een kindje dat ik haat want die maakt elke dag lawaai. Dat is O., een vriend van mij.” Er is een grote verscheidenheid in de soort mental map die kinderen tekenen. Er zijn kinderen die zeer veel aandacht aan hun huis zelf besteden. Er wordt bijzonder veel verteld over het uitzicht of de positionering van het huis zelf. “Ik heb twee huizen aan elkaar geplakt.” “Mijn dak ziet er zo uit.” “Ik woon zo in een blok, een vierkant met allemaal huizen.” “Hier is mijn kamer, hier mijn broer zijn kamer en hier is de W.C.”, “Hier woont iemand die veel te veel lawaai maakt.”… (Klassessie Leuven 2/3) Daarnaast is er een verschil tussen mental maps die eerder een kaart zijn van een buurt, en mental maps die een verhaal vertellen over een buurt. Ook een ‘kaart’ zegt iets over de mogelijkheden, maar doet dat op een andere manier. Op volgende pagina beeldt de mental map vooral een netwerk uit, en de mogelijkheden die daar voor het kind in zitten. De volgende mental map gaat veel kleinschaliger in op de mogelijkheden van de onmiddellijke buurt. Veel van de individuele verhalen gaan over speelkansen in de onmiddellijke buurt. Mental map als een kaart. Duidelijke verbindingen, maar verhalend zijn de ‘auto’s’. En de aanduiding ‘gevaarlijk’.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
34
Mental map als een verhaal. Kleinschaliger niveau, met veel lokale informatie.
Gevaarlijke plekken, de kinderen weten ze duidelijk te vinden en te benoemen. Op sommige plekken mogen ze duidelijk niet komen van hun ouders. De Tiense Steenweg is er één van, want ‘de auto’s rijden daar als zotten’. Kinderen lijken zich daar geen vragen bij te stellen. Ze zoeken soms gewoon een andere manier om ergens heen te gaan. Hier is ook een zijstraat: daar kom ik dikwijls. [Het is onduidelijk of hij er ook speelt.] Dit is de Martelarenstraat. Dat is een drukke straat. Ik ga soms te voet naar de speeltuin langs de zijstraat. (Klassessie Leuven 2/2)
1.2.2
Verkenning van beleidsthema’s aan de hand van belevingsboxen
We willen doorheen de sessie verder nagaan welke kwaliteiten een stad of hun eigen stad voor kinderen heeft. Hoe communiceren kinderen over de stad en hoe beleven ze de stad? In elk groepje worden er 5 mapjes met foto’s uitgedeeld. Elk mapje staat voor enkele beleidsdomeinen. In onderstaand overzicht nemen we deze verschillende beleidsdomeinen op. Clusters beleidsdomeinen Groen
Natuur & milieubeheer, woon – en woonomgeving en mobiliteit
Oranje
Cultuur en vrije tijd
Wit
Leren en onderwijs
Rood
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid
Geel
Werk en ondernemen
Kinderen bekijken de mapjes per 2, en moeten uiteindelijk elk 1 foto kiezen. Het bespreken van de foto’s wordt in de verschillende groepjes spelenderwijs aangepakt: door er een raadspelletje van te
Een kindfocus in de Stadsmonitor
35
maken, door de mapjes aan de hand van een spel te verdelen. Het spel doorbreekt even de concentratie van de vorige activiteit en markeert een overgang naar een volgende activiteit.
Figuur 13: introductie belevingsboxen
Soms kiezen de kinderen per 2 1 foto, soms hebben ze elk één foto. De foto’s verwijzen naar een thema uit een beleidsdomein (bv een winkel, een school, een hobby, een station, …). Sommige foto’s komen specifiek uit de buurt en stad waar de bevraging doorgaat en worden dus ook alleen voor die setting gebruikt. Andere foto’s worden in alle klassessies gebruikt. Na de keuze van de foto’s worden de 5 mapjes nogmaals overlopen, omdat in het verdere verloop van de sessie maar op 1 of 2 beleidsdomeinen verder wordt ingezoomd. In wat volgt beschrijven we voor elk beleidsdomein welke foto’s gekozen zijn en welke associaties kinderen daarmee maken. In het algemeen valt op dat de kinderen sterk reageren op beelden die ze herkennen. Sommige kinderen vinden het moeilijk om een foto te kiezen, want ‘alles is leuk’. Als ze een foto gekozen hebben, benoemen ze niet alleen de plek, maar ook met wie ze er geweest zijn, en wat ze er kunnen doen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende foto’s die per beleidsdomein gekozen zijn. Groepje 1
Groepje 2
Groepje 3
Oranje (Cultuur en vrije tijd)
Mensen die dansen
Caravan met lichtjes
Geel (Werken en ondernemen)
Winkelcentrum Automecaniciens
Stella Artois
Groen
Winkelstraat
Foto van park met brugje
De ‘BLUB’ (tijdelijk kunstwerk) Kinderen die tekenen Kermis/winterspeeltuin Straat waarin het gebouw van Randstad staat (voor de auto’s) Shopping center Speeltuin
Een kindfocus in de Stadsmonitor
36
Groepje 1 (Natuur & Milieubeheer, Wonen, mobiliteit) Wit (Leren onderwijs) Rood (Stedelijke dienstverlening, opvang, zorg en veiligheid)
Groepje 2
Groepje 3
School Agent
In wat volgt, beschrijven we de reacties die de aangeboden foto’s bij de kinderen oproepen. De kinderen gaven verschillende soorten redenen op om een foto te kiezen. Ofwel omdat ze een specifieke plek kenden en leuk vonden, of omdat de foto hen deed denken aan iets wat ze belangrijk en leuk vinden. Een enkeling kiest een foto omdat het wel leuk lijkt, maar niet bekend is.
Wij hebben deze foto gekozen, want het is een mooie foto. Er staan veel lichtjes op en wij hadden dat nog niet gezien. (Klassessie Leuven 2/2)
De thema’s worden in deze volgorde besproken: cultuur en vrije tijd (oranje), werken en ondernemen (geel), natuur & milieu, woonomgeving en mobiliteit (groen),stedelijke dienstverlening en zorg (rood), leren en onderwijs (wit). Deze volgorde volgt de redeneringen die de kinderen maken.
1.2.2.1
Oranje
Cultuur en vrije tijd
De foto’s in de oranje map spreken de kinderen aan, maar ruimer nog spreekt het thema vrije tijd (spelen, buiten spelen) de kinderen aan. Dat was reeds eerder in de sessie duidelijk. In elk groepje is er wel een foto door een kind uitgekozen. De kinderen kozen foto’s van ‘mensen die dansen’, van een caravan met lichtjes, kinderen die tekenen, een kermis en van de BLUB.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
37
Omdat het leuk is of omdat het er leuk uitziet De kinderen kunnen vrij goed een verbinding leggen tussen de verschillende foto’s in het mapje: het gaat over vrije tijd. Sommigen verbinden er zelf cultuur aan. Vrije tijd is ‘cool’. Ze vertellen naar aanleiding van de foto’s veel over wat ze zelf in hun vrije tijd doen. Ze hebben veel hobby’s. De kinderen sommen op: turnen, tennis, hockey, ballet, zwemmen, inline skaten, muziekles en notenleer, judo, trampoline, dansen, hip-hop, chiro, capoeira, voetbal, paardrijden, gekke gezichten trekken, games. Sommige van deze hobby’s delen ze met de anderen: in het gesprek pikken de kinderen daarop in, of ze vertellen welke vrienden ze daar nog tegenkomen.
1.2.2.2
Geel
Werken en ondernemen
Uit de keuze van de foto’s blijkt dat de kinderen aansluiting vinden bij beelden die verwijzen naar werken en ondernemen. Het winkelcentrum wordt in 2 groepjes gekozen. De kinderen vinden het mooi en indrukwekkend (Dat zijn keiveel verdiepingen.) Naar een winkelcentrum gaan is niet voor alle kinderen even bekend. Er is veel variatie in de ervaringen die kinderen hebben met ‘naar de winkel gaan’. Soms valt de ernst even weg tijdens de sessie. 2 kinderen kiezen de foto van de automecaniciens en zien er jongens in die een robot aan het maken zijn. Daar zijn ze beslist van onder de indruk, maar een andere jongen vult aan:
Een kindfocus in de Stadsmonitor
38
Cool, dan kan die [robot] mijn huiswerk maken. Hahaha. (Klassessie Leuven 2/1) De fabriek van Stella Artois wordt in 1 groepje gekozen én heel goed herkend. De kinderen kiezen deze foto omdat ze het een heel mooi gebouw vinden. Bij de keuze van de foto’s valt op dat kinderen ook esthetische argumenten aanbrengen voor hun keuze.
Werken en ondernemen, wat is dat? Ondernemen is een iets moeilijker term voor de kinderen, maar werken, dat kennen ze allemaal. Werken, dat is een beroep en daar krijg je geld voor. Reeds bij het bespreken van de luchtfoto’s verwezen de kinderen naar het werk van hun ouders.
1.2.2.3
Groen
Natuur en milieubeheer, wonen en woonomgeving en mobiliteit
Er zijn erg uiteenlopende foto’s gekozen uit het groene mapje. Het argument dat de kinderen geven om de eerste foto (de winkelstraat) te kiezen, verknoopt een aantal beleidsdomeinen: de mensen wandelen daar, en er zijn heel veel winkels. Sommige kinderen vinden winkelen leuk, anderen duidelijk niet.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
39
Als de begeleider polst of de kinderen ook weten wat ‘mobiliteit’ is, zegt een jongen: dat is allemaal van vervoersmiddelen. In een ander groepje wordt naast de ‘vervoermiddelen’ ook over de auto gesproken. De tweede foto wordt gekozen omwille van de natuur, omdat het groen is en mooi. Dat wordt door de andere kinderen beaamd. De derde foto, tenslotte, wordt gekozen omdat het een speeltuin is. K “Ik heb die foto gekozen omdat ik speeltuinen leuk vind en daar vaak naartoe ga. Als ik naar school fiets kom ik drie speeltuinen tegen. Soms als ik terugkom van school, dan stop ik om in een speeltuin te spelen.” Ook de andere kinderen spelen graag in een speeltuin, op voorwaarde dat het een coole is. (Klassessie Leuven 2/3)
1.2.2.4
Wit en rood
Leren en onderwijs, zorg en stedelijke dienstverlening
Uit de witte en de rode map worden er over de 3 groepjes slechts 2 foto’s gekozen. Beide keuzes zijn vooral een aanleiding om de mappen verder te verkennen met de groep. Dat lukt vooral goed
Een kindfocus in de Stadsmonitor
40
over het thema ‘zorg en stedelijke dienstverlening’. In dat groepje wordt gepeild naar de situaties waarin kinderen hulp nodig hebben, en naar wie ze gaan als ze hulp nodig hebben. Waar gaan jullie naartoe als je hulp nodig hebt? - Naar de logo[pedie] - Gewoon naar mama en papa - Naar de tandarts - Naar de dokter - Naar de meneer of mevrouw van een winkel - Naar de spoedgevallen - Oudere mensen helpen - Mijn zus wil in een ziekenhuis werken De kinderen lijken zich minder goed voor te kunnen stellen dat ze zelf hulp nodig hebben, terwijl ze verschillende soorten mensen kunnen opsommen die hulp verlenen. Ze spreken niet over een bepaalde voorziening, maar wel over een persoon die een specifieke rol opneemt.
1.2.3
Opmaak van belevingskaarten
Nu de verschillende beleidsthema’s aangekaart zijn, willen we in elk groepje meer inzicht krijgen in een of twee beleidsthema’s. De kinderen mogen in groep een box kiezen. De begeleider kiest ook een box. Er worden 3 verschillende belevingsboxen gekozen in de groepjes. Groep 1 kiest de oranje belevingsbox (cultuur en vrije tijd), groep 2 kiest de groene (natuur & milieu, woonomgeving en mobiliteit) en groep 3 kiest na enig overleg de witte (leren en onderwijs). Groep 2 koos ook de rode belevingsbox, maar de verslaggever geeft aan dat de aandacht op dat moment erg minimaal is. We blijven de opbouw volgen die ook in de andere Leuvense klas gebruikt is. De kinderen mogen eerst individueel op een blad aanduiden en verduidelijken welke activiteiten ze doen. Daarna gaan we over tot de opmaak van een gezamenlijke belevingskaart. De woorden ‘vaak’, ‘soms’ en ‘nooit’ zijn moeilijk voor sommige kinderen. Ze maken spontaan categorieën bij. Waar mogelijk, dringen we er niet op aan. De ordening is immers maar een manier om een globaal zicht te krijgen.
1.2.3.1
Groep 1
Verdieping van het thema cultuur en vrije tijd
In de individuele voorbereiding geven de kinderen voor een tiental activiteiten aan hoe vaak ze die al dan niet doen. Eerder in de sessie bleek al dat de kinderen veel verschillende soorten activiteiten doen in hun vrije tijd.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
41
De aandacht van de kinderen was minder scherp tijdens deze activiteit, wat het moeilijker maakte om op groepsniveau een overzicht te maken van de activiteiten die kinderen vaak, soms en nooit doen. De thema’s die in het groepsgesprek wel aan bod komen, zijn: -
-
Kunst is niet zo leuk (het is niet leuk om met een groep doorheen een museum te slenteren), maar zelf knutselen is wel leuk. Deze laatste stelling wordt door de groep beaamd. Op chirokamp en op scoutskamp gaan zijn zeer bekend voor de kinderen (maar het begrip ‘jeugdbeweging’ komt niet zo veel naar boven).
Figuur 14: Belevingskaart Leuven 2 (eenvoudiger versie, met schaalniveau's)
Volgende begrippen verstaan de kinderen niet: naar een voorstelling gaan, een recreatiedomein. Een concreet domein, in dit geval het provinciaal domein van Kessel-Lo kennen de kinderen wel. De kinderen halen ook een verschil aan tussen een sportclub en een sportcentrum. Een centrum zien ze eerder als een gebouw, en een sportclub eerder als een groep mensen die op dezelfde sport zijn gericht.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
42
1.2.3.2
Groep 2
Verdieping van het groene thema: natuur & milieu, woonomgeving en
mobiliteit In deze groep neemt de begeleider de stapel kaartjes en bespreekt ze 1 voor 1, in groep. Het is moeilijk om daar meteen op groepsniveau een antwoord op te krijgen. Het is ook in de antwoorden moeilijk om een overzicht te krijgen. De verslaggever merkt op: “Over heel veel activiteiten bestaat onenigheid en komt men niet tot consensus. De persoonlijke voorkeuren zijn te verschillend.” De kinderen bereiken wel een consensus over het volgende: -
Ze gaan nooit met de tram, tenzij ze eens in een andere stad zijn. Ze gaan allemaal wel eens met de auto ergens naartoe. Uit de eerdere sessiedelen leerden we dat het vervoer erg afhangt van de situatie. Ze gaan allemaal vrij regelmatig naar het park. De meesten herkennen zich ook in de omschrijving: naar het bos en natuur gaan, hoewel dat voor 1 kind maar duidelijker wordt wanneer er ook ‘velden’ aan toegevoegd wordt.
Er zijn ook duidelijke genderverschillen merkbaar, die eigenlijk gelijk lopen met andere klassen: dansen is populair bij meisjes en voetbal bij jongens.
Figuur 15: ordening activiteiten in beleidsdomein Natuur & milieu, woonomgeving en mobiliteit
Een kindfocus in de Stadsmonitor
43
1.2.3.3
Groep 3
Verdieping van het witte thema: leren en onderwijs
In deze groep verliep deze activiteit redelijk vlot. De kinderen kiezen de witte box na overleg, omdat daar een foto van de school inzit. In de individuele voorbereiding moeten de kinderen voor volgende activiteiten aanduiden hoe vaak ze die doen. Lessen volgen op school, Een uitstap maken, huiswerk maken, bijles volgen, iets nieuw leren, voor of na activiteiten op school, iets opzoeken op internet, computerles, berichtjes sturen met de gsm, een beroep leren, lezen (een boek of de krant), vrienden ontmoeten. Vervolgens worden meerdere activiteiten in groep besproken en er wordt nagegaan hoe vaak de kinderen dat doen. Wat doen jullie vaak? Lessen volgen op school Huiswerk maken
Wat doen jullie soms? Iets opzoeken op internet Leren voor een beroep
Een diploma halen Vrienden ontmoeten Iets nieuws leren Activiteiten voor of na school (alle kinderen hebben vrij veel hobby’s)
Lezen (sommigen) Berichtjes sturen op de gsm Chatten Uitstapjes maken
Wat doen jullie nooit? Bijles volgen Computerles (slechts heel af en toe)
Koken
Een kindfocus in de Stadsmonitor
44
Figuur 16: Belevingskaart thema onderwijs en leren, Leuven 2/3
Waar doe je dat, met wie? Ook in deze groep wordt gevraagd waar de kinderen de activiteiten aan linken. Waar kunnen ze die activiteiten allemaal doen? Wat ze het meest antwoorden is: op school en thuis, of in een andere vereniging (al gebruiken de kinderen dit woord niet zelf). Sommige voorzieningen zijn in eerder al aan bod gekomen. De kinderen kennen bvb. de bibliotheek wel, maar voor velen is het geen vertrouwd en geen geliefd terrein.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
45
Figuur 17: Volledige belevingskaart leren & onderwijs, Leuven 2/3
Voorziening Kleuterschool
Kennen de kinderen de voorziening? Ja
Wat doe je daar?
(Kunst)academie
Ja
Thuis
Ja
Allerlei
Naschoolse/voorschoolse opvang
Ja
Lagere school
Ja
Jeugdbeweging
Ja
Voor – of naschoolse activiteiten doen de kinderen in de sportclub, verenigingen, de jeugdbeweging, de academie … Allerlei activiteiten die aangeboden zijn. De kinderen zeggen dat ze school saai vinden, behalve rekenen. Dat vindt iedereen leuk. Een meisje vindt school wel leuk. Die vinden ze leuk
Creatieve vereniging
Moeilijker begrip
Bibliotheek
Ja
Niet meer van toepassing
Op afstand bekend, niet vaak gebruikt.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
46
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Wat doe je daar?
Museum
Ja
Bij navraag is school minder saai dan de bib. Gemengde waardering
Sportclub
Ja
Dit vinden alle kinderen leuk
1.2.4
Welke prioriteiten stellen de kinderen?
In 2 van de 3 groepen liep deze activiteit niet vlot. De kinderen waren moe, en de verslaggevers van beide groepen geven aan dat ze eraan twijfelen of het bewuste keuzes zijn. In één groepje gingen de kinderen ernstig in op de opdracht. Ze beginnen te sleutelen aan de verhoudingen, en gaan feitelijk door tot alle kleuren ongeveer gelijk aanwezig zijn. De begrippen die op de kaartjes geschreven worden, zijn vrij algemeen, maar de kinderen vinden het wel belangrijk dat de verschillende domeinen goed verdeeld zijn.
1.2.5
Afronding
De verschillende begeleiders melden dat de sessie moeizaam ging. De setting – zeker bij de groepen die in de refter werkten – heeft daar wellicht mee gespeeld. De groepjes konden elkaar horen en elkaar ook storen. Wat ook meespeelde was dat kinderen af en toe in en uit de klas moesten voor kine, taakjes, enzovoort. Het is wellicht niet toevallig dat de ene groep die apart zat ook nog aandacht kon opbrengen voor de prioriteitenopdracht én daar een evenwicht in beleidsdomeinen probeert te brengen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
47
De informatie uit de eerste activiteiten, met name uit de oefening met de mental maps is wél zeer rijk.
De kinderen leken zeer vertrouwd met en tevreden over de omgeving waar ze woonden. Ze konden vlot routes uitstippelen naar winkels, familie en andere ijkpunten in hun leven. Dat was ook het beste niveau om toegang te krijgen tot hun wereld. Ze beleefden “Leuven” als een ander geheel dan hun eigen woonomgeving. Sommige grotere voorzieningen (zoals de bibliotheek) waren ver van hun bed, al gold dit niet voor alle voorzieningen (Sportoase en de begraafplaats waren duidelijke plekken voor de kinderen). De kinderen hebben een druk hobby-leven, maar ook daarin zien ze niet altijd de link met de stad.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
48
1.3 Leuven – Een graadklas in een methodeschool We verzamelen op een dinsdagvoormiddag in hartje Leuven, voor een reeks klassessies met 8 tot 10 jarige kinderen. We zijn welkom in de Appeltuin, een Freinetschool. Als je de poort binnenstapt, kom je onmiddellijk op een tuin uit. De school ligt binnen de Leuvense ring, niet ver van studentenbuurten.
Figuur 18: Foto school google street view
Figuur 19: Ligging school 1 Leuven
De klassessies gaan door in 3 verschillende ruimtes. De eerste groep verzamelt in de grote, centrale en overdekte ruimte, naast de grote trap. Op de eerste verdieping komen er klassen uit op een galerij die rond deze centrale ruimte gebouwd is. Voor deze groep komen er nogal eens voorbijgangers langs tijdens de workshop.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
49
De tweede groep kan in het eigen klaslokaal van de groep werken. Daar kunnen de kinderen afwisselen tussen een mezzanine en een gelijkvloerse ruimte. Een derde groepje verzamelt in een taakklas, een kleine maar lichte ruimte. De leerkracht komt regelmatig langs in elk groepje en neemt foto’s. Over het hele gebouw hangen er tekeningen en kunstwerken. Er hangt een aangename sfeer in de school. Wanneer we (voor de schoolbel gaat) aankomen, zijn een paar kinderen op muziek aan het dansen in de klas.
Er wordt in 3 groepjes gewerkt, 2 groepjes van 8 leerlingen 1 groepje van 7 leerlingen. Elke groep is gemengd samengesteld. Als we citaten aanbieden uit groepsgesprekken, krijgt elke groep een apart nummer. De verslagen zijn geordend naar de voornaam van de gespreksleider.
Na de sessie in Genk is de methodiek nog wat bijgestuurd. Er zijn meer speelse elementen ingebouwd, om nog meer variatie te voorzien en af en toe rustpunten in te bouwen voor de kinderen.
1.3.1
Stap 1
Kennismaking met en verkenning van stedelijkheid De groepjes verzamelen zich op de matten en kussens. De bedoeling is om het thema van het onderzoek al doende te introduceren én de kinderen te leren kennen. We kijken en luisteren ook naar de elementen die de kinderen over stedelijkheid inbrengen.
Figuur 20: Kinderen bekijken een luchtfoto van de buurt van de school - introductie stedelijkheid
B[egeleider]
Waar is deze foto genomen?
K[ind]
In een vliegtuig!
(Klassessie Leuven 1/1)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
50
Voor de eerste opdracht worden er enkele exemplaren van volgende luchtfoto uitgedeeld, die de buurt van de school toont. Dat beeld bevat referenties naar verschillende beleidsdomeinen en is zo gekozen dat kinderen het kunnen herkennen. Tijdens het kringgesprek vragen we kinderen en jongeren welke elementen ze herkennen op de foto, mogelijke scenario’s die zich (kunnen) afspelen op de foto, ervaringen over die plaats, mensen die de ze daar hebben ontmoet. Hoe ze zich verplaatsen en met wie.
Figuur 21: aangeboden luchtfoto
De kinderen herkennen al snel de school. “Wij zitten hier op die stip”. Sommige kinderen moeten nog wat zoeken voor ze zich kunnen oriënteren op de foto: in één groepje wordt er gediscussieerd over de vraag waar ze nu precies binnengaan in de school. Een meisje woont in de straat van de school.
Eén meisje woont in de straat van de school. Het is een leuke straat. Niet druk. Speelt soms op straat, als het warm is. Er is ook een klein pleintje, maar daar speelt ze niet zo veel. (Klassessie Leuven 1/3)
De kinderen oriënteren zich in eerste instantie op plaatsen en op gebouwen. Volgende plaatsen komen in deze eerste gespreksronde aan bod. De meeste kinderen spreken over ‘sportoase’. Er is nog wel wat discussie over de vraag of ze het goed gezien hebben, maar de kinderen kennen het wel. Meerdere kinderen gaan daar zwemmen.
Het zwembad, de ‘Sportoase’, wordt herkend. Elke vrijdag gaan ze er met de klas zwemmen, maar velen gaan ook in het weekend, “soms” of “redelijk vaak”, “stappend met de klas”. Naar sportoase soms met de fiets of met de auto. Zwemmen in zo’n luxueus zwembad noemen ze meermaals in het gesprek ‘tropisch zwemmen’. Ze zijn er allemaal erg enthousiast over.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
51
(Klassessie Leuven 1/3)
In één groepje herkennen de kinderen het rusthuis in de straat. Sommigen vinden dat ‘niet leuk’, wat vooral met onbekendheid en onwennigheid met ouderen te maken lijkt te hebben.
K
Dat is niet leuk. Daar zijn oude mensen en die zeggen zo van ‘oh kindje’. Je moet daar stil zijn. Soms komen daar kinderen van de circusschool.
Maar er zijn geen kinderen in de groep wiens grootouders in het rusthuis wonen. (Klassessie Leuven 1/1)
In een ander groepje herkennen de kinderen het ziekenhuis, waar de meesten wel al eens geweest zijn, om iemand te bezoeken. Ook ‘Gasthuisberg’ is een begrip voor de kinderen. In de buurt van de school duiden de kinderen ‘het pleintje’ aan. Daar spelen ze, zitten ze, basketten en voetballen ze. En het stadspark kennen ze ook allemaal. Daar gaan ze te voet vanaf de school naartoe.
De eerste beleidsthema’s die naar boven komen, zijn vrije tijd en zorg. De kinderen vertellen over plekken die ze kennen, waar ze geweest zijn met de school, met mama of papa of met vriendjes. Maar de verschillende lagen van stedelijkheid worden wel geïllustreerd aan de hand van de luchtfoto: kinderen zien scholen, speelplekken, ziekenhuizen, winkels, …
Slechts enkele kinderen kunnen hun eigen huis op de foto situeren. Sommigen wonen ver van school. Sommige kinderen wonen buiten Leuven zelf (Kessel-Lo, Heverlee) of helemaal buiten Leuven.
3 kinderen wonen in Leuven zelf en komen te voet naar school De andere kinderen wonen in Oud-Heverlee, Heverlee, Boutersem en Kessel-Lo Kinderen zeggen het volgende over naar school komen - Soms met de auto, soms met de fiets - Met de auto - Met de fiets - Met de fiets (en met de auto als het slecht weer is) - Met de auto, want er is ook een klein zusje dat weggebracht moet worden (Klassessie Leuven 1/1) Tijdens deze eerste activiteit wordt snel duidelijk dat de kinderen veel hobbies hebben, en dat die hobbies zich eerder in de georganiseerde sfeer afspelen. De kinderen worden vaak ‘gebracht’ naar deze hobbies: met de auto, of samen met een ouder met de fiets.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
52
B
Wat doen jullie allemaal?
De kinderen beginnen op te sommen. Onderstaande lijst geeft een overzicht van de opgesomde activiteiten. Notenleer
|
Ballet
||
Chiro/scouts
||||
Jazzdans
|
Gitaar/piano (muziekinstrument) | Zwemmen
|||
Tekenen
|||
Turnen Koor Trampoline Circus in beweging
B
Doen jullie hobbies in de buurt van de school? Niet echt.
(Klassessie Leuven 1/1)
Tijdens het kringgesprek vragen de begeleiders door: komen de kinderen daar, wat doen ze daar allemaal, hoe geraken ze daar?
In de volgende oefening mogen de kinderen mental maps tekenen van hun eigen buurt. Uit deze oefening wordt nog meer duidelijk dat de kinderen vanuit sterk verschillende leefsituaties meedenken en praten over de stad.
1.3.2
Verkenning van de ervaring van stedelijkheid op buurtniveau: werken met mental maps De kinderen krijgen een blad, met in het midden een cirkel op getekend. [De methodiek is licht aangepast, de kinderen krijgen nu een indicatie van een plaats waar ze moeten beginnen tekenen.]
B legt ook uit dat we meer willen weten over hun buurt, en checkt even of de kinderen het woord mobiliteit kennen. Dat kennen ze niet, en B legt uit: dat is hoe je ergens naartoe kan gaan.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
53
Waarom staat er daar een cirkel? Vraagt een kind. B: We willen graag dat je eerst even denkt aan je eigen huis. Als je op 2 plaatsen woont, denk je aan één plek. (Een kind vertelt dat ze het huis van haar mama gaat tekenen, bij haar papa is het vuil en vettig.) Dat is zo klein …, moet die cirkel helemaal gevuld zijn? Hoe ziet mijn dak eruit? Hoe ziet mijn raam eruit? [Het is moeilijk om de kinderen aan het tekenen te krijgen. Sommigen zijn bezorgd dat ze niet goed kunnen tekenen.] (Klassessie Leuven 1/1)
Er ontstaat bij nogal wat kinderen spanning over de tekenopdracht. De begeleiders vragen aan de kinderen om hun eigen buurt te tekenen. Dat begint bij het eigen huis en de eigen straat.’ Sommige kinderen begrijpen niet wat ze moeten doen, of tonen zich bezorgd, dat ze niet zo goed kunnen tekenen.
In één groepje vraagt de begeleider door: vertel dan eens hoe je straat eruitziet? Zijn er veel of weinig huizen? Met dit soort vragen lijken de kinderen uiteindelijk wel overweg te kunnen, hoewel het voor sommigen een stevige opdracht blijft.
In mijn straat zijn er veel auto’s en niet veel huizen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
54
In mijn straat zijn er veel huizen.
Al bij al hebben de kinderen een vrij goed beeld van hun woonomgeving en wie en wat ze daar kunnen vinden. Maar als ze verder van activiteiten af wonen, vinden ze het moeilijk om dat in kaart te brengen.
We stellen enkele mental maps voor zoals de kinderen ze aan hun medeleerlingen voorstelden. Nog meer dan bvb. bij hun leeftijdsgenoten in Genk, is duidelijk dat de kinderen op verschillende soorten plekken wonen.
Een paar kinderen wonen in een “villa” met een hele grote tuin. Ook halfopen bebouwing en rijhuis. Geen appartement (“ik haat een appartement, die hebben geen tuin”), maar wel iemand met mensen op andere verdiepingen en een gemeenschappelijke tuin en gemeenschappelijke voorzieningen (mogelijk cohousing). “Dit is mijn huis met mijn tuin, mijn kippenren, mijn konijnenhok,..” (Klassessie Leuven 1/2) Die verschillende woonsituaties maken ook dat kinderen niet altijd over een gemeenschappelijke ervaring kunnen spreken. In sommige gevallen delen ze wel een ervaring, maar eigenlijk verwijst elke mental map naar een unieke en gelaagde beleving.
Hier is een auto die snel is, daar woont Maurice de oude man, dit is mijn huis, dit is de apotheek, dit is een winkel met allemaal snoep en cupcakes en pizza’s en groenten enzo. [Later vult het meisje aan] er zijn ook garages met fiets in, een manège en pony’s en paarden. (Klassessie Leuven 1/2)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
55
Bovendien valt ook een groot verschil op in wat kinderen kunnen en mogen doen rond hun huis. Sommige kinderen spreken over op straat spelen, met de fiets ergens naartoe gaan, terwijl andere kinderen nooit alleen op straat mogen. Die verschillen hebben meestal te maken met de kenmerken van de woonomgeving (een drukke straat tegenover een straat waar je gewoon buiten kan spelen).
Toch kunnen ook ogenschijnlijk leuke plekken een negatieve beleving oproepen. Een kind vindt het bos een ‘stomme plek’, want “je kan er niets doen, en er staat ‘knuffel de bomen’. Dat is saai’. Een ander kind vertelt: “Er is een grasveld aan de overkant waar hekken rond staan, want je mag er niet op spelen.”
Een thema dat zeer specifiek is voor deze groep kinderen, zijn de ‘studenten’. Sommige kinderen wonen dichtbij studenten en hebben daar geen goede ervaringen mee. Een eerste voorbeeld daarvan is te lezen bij de beschrijving van de eerste mental map op volgende pagina. De kinderen vertellen over lawaaihinder en over ‘overlast’ van de studenten.
Figuur 22: Mental maps van 8 tot 10 jarige kinderen in Leuven
Meisje Sportoase zwembad Dit is het bos Dit is mijn huis Hier is de school Dit is het pleintje Dit is een doodlopende straat en dat gaat naar het speelveld. Bij ons zijn er allemaal studenten, al onze buren zijn studenten. Want in de nacht kan ik nooit slapen want naast mijn kamer is de kamer van de studenten en die zingt vaak en die speelt vaak fluit en die heeft een muziekstation en dan kan ik nooit slapen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
56
Jongen 1: Dat is mijn huis Dat is een doodlopende straat Ik heb ook nog buren En speel je veel op de straat zelf? Ja, ook op de straat zelf. Er is ook een wei; er is ook een veld; er is ook een bos. En soms gaan we met de fiets hier draaien aan het bos. Zo ongeveer 200 meter. Soms moet ik alleen naar de scouts. Da’s op de Molenberg. Dan moet ik een veldweggetje. Da’s de scouts. Daar is het speelbos. (ook een meisje kent het
Meisje Veel huizen Ik woon op 2de verdieping (van appartement) Hier is een grasveld waar we spelen. Ik ga daar soms spelen. Als het heel mooi weer is, ga ik in het park spelen (Tervuursestraat: Kruidtuin, of Mariapark)
1.3.3
Verkenning van beleidsthema’s aan de hand van belevingsboxen
We willen doorheen de sessie verder nagaan welke kwaliteiten een stad of hun eigen stad voor kinderen heeft. Hoe communiceren kinderen over de stad en hoe beleven ze de stad?
Een kindfocus in de Stadsmonitor
57
In elk groepje worden er 5 mapjes met foto’s uitgedeeld. Elk mapje staat voor enkele beleidsdomeinen. In onderstaand overzicht nemen we deze verschillende beleidsdomeinen op. Clusters beleidsdomeinen Groen
Natuur & milieubeheer, woon – en woonomgeving en mobiliteit
Oranje
Cultuur en vrije tijd
Wit
Leren en onderwijs
Rood
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid
Geel
Werk en ondernemen
Kinderen bekijken de mapjes per 2, en moeten uiteindelijk elk 1 foto kiezen. In 1 groepje kiezen de kinderen per 2 1 foto. De foto’s verwijzen naar een thema uit een beleidsdomein (bv een winkel, een school, een hobby, een station, …). Sommige foto’s komen specifiek uit de buurt en stad waar de bevraging doorgaat en worden dus ook alleen voor die setting gebruikt. Andere foto’s worden in alle klassessies gebruikt. Na de keuze van de foto’s worden de 5 mapjes nogmaals overlopen, omdat in het verdere verloop van de sessie maar op 1 of 2 beleidsdomeinen verder wordt ingezoomd.
In wat volgt beschrijven we voor elk beleidsdomein welke foto’s gekozen zijn en welke associaties kinderen daarmee maken. In het algemeen valt op dat de kinderen sterk reageren op beelden die ze herkennen. Sommige kinderen vinden het moeilijk om een foto te kiezen, want ‘alles is leuk’.
Als ze een foto gekozen hebben, benoemen ze niet alleen de plek, maar ook met wie ze er geweest zijn, en wat ze er kunnen doen. Onderstaand verslag is een typisch verslag van de thema’s die naar aanleiding van een gekozen foto aan bod komen.
Gekozen foto: zwembad (oranje map) Gekozen omdat… “ik het leuk vind om vrij te zwemmen.” Het gesprek gaat daarna over zwemmen: "dat is het bubbelbad, dat is echt keitof" "het leukst is 'tropisch zwemmen' dan mag je van de glijbaan" Ze gaan soms met school naar het zwembad. Een aantal kinderen gaat vaak in het weekend zwemmen met mama, papa… Meisje: “Dat is fijn want dan mag ik ook van de springplank, en het bubbelbad, en de sauna, en…”. "Vaak in het weekend met mijn papa en ook vaak met mijn broer en mijn zus" (Klassessie Leuven 1/3)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
58
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende foto’s die per beleidsdomein gekozen zijn.
Oranje (Cultuur en vrije tijd)
Groepje 1
Groepje 2
Groepje 3
(5 m + 3 j)
(6 m + 2 j)
(4 m + 3 j)
Meisjes die gaan dansen
Zwembad
Zwembad (Sportoase)
De blub (rode kunstwerk)
Kermis
Rommelmarkt
De parade Geel (Werken en ondernemen)
Het SPIT
Groen
Speeltuin
Meer
Parkabdij
(Natuur & Milieubeheer, Wonen, mobiliteit)
Wilgenhut
Veld met hondjes
Park met brugje Speeltuin
Wit
Eigen school
(Leren onderwijs) Rood (Stedelijke dienstverlening, opvang, zorg en veiligheid)
Tanden met gezichtjes op
Mannen die vuilnis opruimen
In wat volgt, beschrijven we de reacties die de aangeboden foto’s bij de kinderen oproepen. De kinderen gaven verschillende soorten redenen op om een foto te kiezen. Ofwel omdat ze een specifieke plek kenden en leuk vonden, of omdat de foto hen deed denken aan iets wat ze belangrijk en leuk vinden.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
59
Dit is mijn lievelingswinkel, ik kom hier veel. Zeker 1 keer per week. Alle kinderen kennen het concept ‘tweedehandswinkel’. 7 van de 8 kinderen zijn al eens in het SPIT geweest. Het kost daar ook minder. Knuffels koop je daar beter niet, dat is vies. (Klassessie Leuven 1/2)
De thema’s worden in deze volgorde besproken: cultuur en vrije tijd (oranje), natuur en milieu (groen), werken en ondernemen (geel), stedelijke dienstverlening en zorg (rood), leren en onderwijs (wit). Deze volgorde volgt de redeneringen die de kinderen maken.
1.3.3.1
Oranje
Cultuur en vrije tijd
De foto’s in de oranje map spreken de kinderen aan, maar ruimer nog spreekt het thema vrije tijd (spelen, buiten spelen) de kinderen aan.
In elk groepje is er wel een foto door een kind uitgekozen, maar de kinderen kozen zeer uiteenlopende beelden. De beelden variëren tussen meisjes die gaan dansen, het zwembad (2x), de ‘blub’ (een kunstwerk) en de parade. Bij de bespreking van de foto’s uit de oranje (en later uit de groene) map valt op dat ze de foto’s ook kiezen omdat het hen aan spelen en hobbies doet denken.
Dans … van hobby tot optreden Twee kinderen kiezen samen onderstaande foto.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
60
Figuur 23: Meisjes die gaan dansen (cultuur en vrije tijd)
De foto draagt verschillende betekenissen. De kinderen hebben de foto gekozen omdat ze dansen leuk vinden. Maar het daaropvolgende groepsgesprek gaat over ‘naar mensen kijken’, en ‘in een zaal naar mensen gaan kijken’. Het thema van de foto wordt verbreed van dans naar ‘toneel’, en zelfs ‘naar een voorstelling gaan’. De kinderen zijn allemaal wel eens naar een toneel geweest, met school. Op de vraag waar ze dit allemaal kunnen doen, sommen ze nog verschillende plekken op: de Stadsschouwburg, de Borre, het Ladeuzeplein. Ze gaan er met de auto of met de fiets naartoe.
Want dat is keileuk en ik doe het ook Het zwembad roept ook veel enthousiasme op. Reeds in de eerste activiteit (met de luchtfoto) wordt duidelijk dat Sportoase voor de kinderen een zeer bekende en leuke plek is. Het zwembad is gekozen omdat het ‘tof’ is. In één groepje is zwemmen een stevige hobby voor het kind dat de foto gekozen heeft.
K
Ik heb de Sportoase gekozen omdat ik graag zwem.
B
Wat doe je dan allemaal?
K
Ik zwem 3x per week (zwemclub, synchroonclub en zwemles met de school)
De begeleider verbindt dit aan sport en vrije tijd. Veel kinderen doen aan sport en hebben veel hobby’s: zwemmen, turnen, voetbal, notenleer, paardrijden… “Ik heb acht dingen te doen in de week”, “ik vier”, “ik acht”, "heel de week zit vol". Ze zwemmen ook in het Provinciaal Domein (Kessel-Lo), in open lucht. Of in het Sint-Pieterscollege (iemand volgt daar ook waterpololessen).
Een kindfocus in de Stadsmonitor
61
(Klassessie Leuven 1/2) Een gelijkaardig gesprek ontpopt zich bij een foto van een parade. Haar mama speelt een muziekinstrument, maar algauw vertellen de kinderen welke instrumenten zij allemaal spelen. De kinderen lijken snel aansluiting te vinden tussen wat ze zien en hun eigen leefwereld. Je kan er vanalles doen Een jongen kiest ‘de blub’, een tijdelijk kunstwerk. Ook deze foto roept veel herkenning op tijdens het groepsgesprek. Hij weet niet of het er nog staat. (Anderen vullen aan dat het er niet meer is.) “Maar je kan daarin zitten en liggen met acht mensen ongeveer, er zijn tafeltjes en kussens.”
Hij weet waar het is, bij de Vaartkom (Entrepôt, vult iemand aan). Er is een café, “ook dansvoorstellingen en zo”, je kan er kampjes doen [kunstateliers… Dit klopt allemaal, ze kennen de plek wel. Een ander meisje uit de klas (niet in onze groep) zei dat haar mama daar werkte en dat ze soms mocht helpen in het café]. Als de begeleider vraagt of dit kunst is, zeggen de kinderen: Ja, dat is een soort van kunst. De kinderen vinden het allemaal een leuke foto. (Klassessie Leuven 1/2) Een ander meisje kiest een foto van de rommelmarkt, want dat “ziet er zo gezellig uit. Er zijn zo allemaal prulletjes en koopdingetjes”, vertelt ze.
De kinderen herkenden de meeste aangeboden foto’s. Toen hun gevraagd werd wat al deze foto’s zou verbinden, kwamen ze met de omschrijving ‘toffe dingen voor kinderen, voor onze leeftijd’. Kunst en vrije tijd zijn bekende en bruikbare begrippen. Het woord cultuur zei hen daarentegen niets. Ook een cultuurcentrum was niet bekend. Ook ‘creatief zijn’ is geen bekend begrip.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
62
1.3.3.2
Groen
Natuur en milieubeheer, wonen en woonomgeving en mobiliteit
De kinderen kozen in totaal 7 foto’s uit de groene map, maar opvallend genoeg verwijzen die foto’s allemaal naar ‘natuur’elementen.
Enkele kinderen kiezen een foto met een ‘park’. Die vinden ze mooi, omdat het er groen is en omdat het er rustig is. De kinderen vertellen ook dat ze er gaan spelen.
Figuur 24: Leuven Parkabdij
Ik heb deze foto gekozen omdat “het een rustig plekje is”. Het gesprek gaat daarna over het park. Sommige kinderen fietsen er, het is er mooi en leuk, je vindt er soms kikkers. "het is een groot park" "het is een mooie en leuke plek"
(Klassessie Leuven 1/3)
Verschillende kinderen hebben veel natuur in de buurt van hun woning, of in hun eigen tuin. Verschillende kinderen kiezen een foto van een speeltuin. De kinderen praten over de speeltuinen in hun eigen buurt. Sommigen hebben een speeltuin vlakbij, anderen niet en vinden dat niet zo leuk.
Er is één foto met een wilgenhut die eigenlijk in de map ‘leren en onderwijs’ zat, maar de toelichting erover verwijst veel meer naar groene en speelse elementen.
Ik heb deze foto gekozen maar niet zoveel als een grote groep. Dat is leuk want er zijn takken. Het gesprek verschuift naar de scouts. Verschillende kinderen gaan naar chiro en scouts. “Je kan daar spelen, en tikkertje doen.” Op hun eigen speelplaats hebben de kinderen ook zo’n gang, voor de kleintjes. (Klassessie Leuven 1/1)
Deze thematische map associëren de kinderen met natuur, uitzichten. In 2 groepjes is er een tussenkomst van de begeleider nodig om
Een kindfocus in de Stadsmonitor
63
ook te wijzen op de foto’s die eerder over mobiliteit gaan. Bij een groepje roept de foto van het busstation ook de reactie op dat het daar gevaarlijk is, dat daar al veel mensen overreden zijn.
1.3.3.3
Geel
Werken en ondernemen
Er wordt 1 foto’s gekozen uit de gele map, een foto van het SPIT. Deze laatste foto werd al eens besproken op p.11. Het valt op dat de kinderen de winkel allemaal kennen én er gebruik van maken. Er wordt weinig over andere winkels gepraat. In de bespreking van de map omschrijven de kinderen het thema als beroep, werken, geld krijgen en geld verliezen.
1.3.3.4
Wit
Leren en onderwijs
Uit de witte map kiest een kind een foto van de eigen school. Dat roept veel enthousiasme op. Tijdens het kiezen al: "De Appeltuin! Cool de Appeltuin! Ik heb de Appeltuin gevonden" Deze foto is gekozen omdat de school zo leuk is. Wanneer ze keuze toelichten: "omdat ik hier naar school ga." Het gesprek gaat daarna over school: ook andere kinderen blijken school toch wel een leuke plek te vinden. Begeleider: "En wat is er zo leuk aan de school?" Meerdere kinderen: "Alles"
De kinderen raden bij dit boekje dat het wel over scholen en over werk zal gaan. Sommige kinderen herkennen ook dat het om “iets leren” gaat, maar dat doen ze zeker niet allemaal.
1.3.3.5
Rood
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid
Er worden 2 foto’s uit de rode mapjes gekozen: een foto die verwijst naar tandverzorging. Die wordt gekozen omdat ‘het gewoon grappig is’.
In een ander groepje kiezen de kinderen een foto van ‘mannen die vuilnis opruimen’. Deze foto wordt gekozen omdat “ik het erg vind dat ze dat moeten doen, de rommel opruimen, terwijl het eigenlijk van andere mensen is.”
Een kindfocus in de Stadsmonitor
64
Het gesprek gaat daarna over vuilnis, en rommel in de stad, over de hinder door studenten (die in hun ogen vooral veel rommel, kots en overgeven, sigaretten achterlaten…). Dit thema kwam al een eerste keer aan bod bij de bespreking van de mental maps, maar leeft duidelijk bij sommige kinderen.
De kinderen herkennen op zich wel de meeste foto’s in het rode mapje, maar vinden het moeilijk om daar verbindingen in te zien. Als de begeleiders zeggen dat het gaat om wat de stad doet voor mensen, of over verzorgd worden, kunnen ze dat niet altijd even goed plaatsen.
1.3.4
Opmaak van belevingskaarten
Nu de verschillende beleidsthema’s aangekaart zijn, willen we in elk groepje meer inzicht krijgen in een of twee beleidsthema’s. De kinderen mogen in groep een box kiezen. De begeleider kiest ook een box. Er worden 3 verschillende belevingsboxen gekozen in de groepjes. Groep 1 kiest de witte belevingsbox (leren en onderwijs), groep 2 kiest de gele (werken en ondernemen) en de groene (natuur, woonomgeving en mobiliteit) en groep 3 kiest de oranje (cultuur en vrije tijd) en rode box (stedelijke dienstverlening en zorg). In deze groepjes zijn de witte, de oranje en de gele box grondig besproken.
Met deze activiteit willen we meer inzicht krijgen in volgende vragen - Hoe kijken kinderen en jongeren naar de verschillende beleidsdomeinen? - Welke voorzieningen linken ze met bepaalde beleidsdomeinen en waarom? - Passen sommige voorzieningen binnen meerdere beleidsdomeinen, hoe en waarom? - Welke activiteiten oefenen ze zelf uit, of zien ze gebeuren bij bepaalde voorzieningen? - Welke mensen ontmoeten zij daar? - Met welk vervoersmiddel bereiken zij die voorzieningen? - Wat doen ze onderweg en wie komen ze tegen? - Welke waardering geven ze aan bepaalde voorzieningen, en waarmee heeft dat te maken (andere bewoners, regels, verkeer,…?).
Een kindfocus in de Stadsmonitor
65
Ook hier is de sessie licht bijgestuurd na de klassessies in Genk. De kinderen hebben kans en gelegenheid nodig om hun eigen inbreng te doen, vooraleer ze een gezamenlijke belevingskaart moeten maken. Daarom zijn er per thema invulbladen gemaakt. Daar staan 12 activiteiten op. De kinderen moeten eerst zelf aanduiden wat ze vaak doen, soms doen en helemaal niet doen. We vragen hen ook om er voorbeelden bij te geven.
In één groepje leveren de woorden ‘vaak’, ‘soms’ op zich ook wat verwarring op. Spontaan vertalen de kinderen dit naar hoeveel keer per week ze zoiets doen.
1.3.4.1
Verdieping van het thema leren en onderwijs
In de individuele voorbereiding moeten de kinderen voor volgende activiteiten aanduiden hoe vaak ze die doen. Lessen volgen op school, Een uitstap maken, huiswerk maken, bijles volgen, iets nieuw leren, voor of na activiteiten op school, iets opzoeken op internet, computerles, berichtjes sturen met de gsm, een beroep leren, lezen (een boek of de krant), vrienden ontmoeten.
Vervolgens worden meerdere activiteiten in groep besproken en er wordt nagegaan hoe vaak de kinderen dat doen.
Wat doen jullie vaak?
Wat doen jullie soms?
Wat doen jullie nooit?
Lessen volgen op school
Iets nieuws leren (sommigen zijn zeer enthousiast, maar niet allemaal)
Studieadvies
Iets opzoeken op internet
Activiteiten voor of na school
Computerles (dat is pas volgend jaar)
Een boek lezen
Uitstap maken
Huiswerk maken
Vrienden ontmoeten
De krant lezen (met papa)
Hobby’s (want dat is ook iets leren)
Een diploma halen (zwemles, typles, tekenles, …)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
66
Waar doe je dat, met wie? Ook in deze groep wordt gevraagd waar de kinderen de activiteiten aan linken. Waar kunnen ze die activiteiten allemaal doen? Wat ze het meest antwoorden is: op school en thuis, of in de buurt. Ze kunnen nogal wat van deze activiteiten in hun buurt doen. In de daaropvolgende bespreking van de waardering valt op dat onveiligheid en angst een thema zijn voor de kinderen. Ze zijn bang voor een donker bos, maar een meisje vertelt ook dat ze bang is als ze op uitstap gaan. K
Ik ben bang als we op uitstap gaan.
B
Waarom dan?
K
daar zijn zo allemaal vreemde mensen.
(Klassessie Leuven 1/1)
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorzieningen die de kinderen kennen.
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Wat doe je daar?
Kleuterschool
Ja
Niet meer van toepassing
(Kunst)academie
Ja,
Een kindfocus in de Stadsmonitor
67
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Wat doe je daar?
sommigen hebben dat in de buurt, anderen moeten verder gaan Thuis
Ja
Allerlei
Naschoolse/voorschoolse opvang
Ja
Sport
Lagere school
Ja
Allerlei activiteiten die aangeboden zijn
Hogeschool/Universiteit
Ja
Niet van toepassing
Middelbare school
Nee – kunnen ze zich eigenlijk niet voorstellen
Jeugdbeweging
Ja
Creatieve vereniging
Moeilijker begrip
Bibliotheek
Ja
Museum
Ja
Sportclub
Ja
CLB
Nee (slechts een kind kent dat)
1.3.4.2
Verdieping van het thema “cultuur en vrije tijd”(oranje)
In een groepje wordt uitgebreid ingegaan op het thema cultuur en vrije tijd.
Wat doen jullie allemaal? De kinderen geven enorm veel voorbeelden van wat ze precies doen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van hoe vaak de groep kinderen een aantal activiteiten doet. Het fenomeen ‘kampen’ is erg bekend. De kinderen vertellen over circus, dans, capoeira, voetbal, hockey- en naaikamp. Sommige kinderen voegen daar ook de speelpleinwerking aan toe.
Wat doen jullie vaak?
Wat doen jullie soms?
Wat doen jullie nooit?
Op kamp gaan/kampjes
Watersport
Op facebook kijken
Fietsen
Uitrusten
Balsporten (jongens wel)
Films
Een voorstelling bijwonen
Dansen (meisjes wel)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
68
Muziek beluisteren
Naar een muziekoptreden gaan
Uitgaan
Lezen
Ergens naartoe gaan (Een uitstapje maken)
Vechtsport
Naar de jeugdbeweging gaan
Wandelen
Wandelen (in een park of bos)
Kunst bekijken Iets nieuw leren Joggen Naar de bib gaan
De onbekende begrippen zijn: een optreden bijwonen, creatief bezig zijn, een uitstapje maken, uitgaan. Ook lezen roept wat verwarring op (een strip of een boek?). In het algemeen is duidelijk dat eerder overkoepelende termen moeilijker te begrijpen zijn (bv vereniging). Er is af en toe een tussenkomst van de begeleider nodig om termen uit te leggen.
Waar doe je dat, met wie? Ook in deze groep wordt gevraagd waar de kinderen deze activiteiten kunnen doen. Het valt op dat ze veel met thuis doen en met de school. Daarnaast doen ze uiteraard ook een serie activiteiten in meer specifieke vrijetijdsvoorzieningen. Zowel via thuis als via de school hebben de kinderen veel mogelijkheden om vrijetijds- en kunstactiviteiten te doen. De waardering daarvan varieert sterk.
Met de klas zijn ze al eens naar de chocoladefabriek van côte d’or geweest. Het was er heel streng, zeggen ze (heel veel animo daarrond in de groep), maar dat ze chocolade kregen op het einde was leuk: “Daar vond ik het niet zo leuk. Al die mevrouwen waren superstreng. Zo van die meneerkes en madammekes. Je moest al jouw juwelen uitdoen. Je kettingen enzo. En je moest binnen 2 meter vanaf blijven. En dan staan er nog hekken ook en je moest een jasje aandoen. Maar we mochten chocolade maken en helemaal op het eind ook opeten. Dat was lekker. De chocolade maken en de chocolade krijgen was het leukste. Er was ook een plek dat ze een […] hadden gemaakt en dan was er een kapitein en dan kwam je in de jungle. Dat was superleuk. Ja dat was superleuk”
(Klassessie Leuven 1/3)
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Wat doe je daar?
Jeugdbeweging
Nee
Chiro en scouts kennen ze wel
Een kindfocus in de Stadsmonitor
69
Voorziening
Kennen de kinderen de voorziening?
Wat doe je daar?
Park/bos/natuur
Ja
Kampen, wandelen en fietsen, iets nieuws leren
Grote zaal voor dans/muziek
Ja
(Kunst)academie
Ja
Bibliotheek
Ja
Zwembad
Ja
Recreatiedomein
Nee
Maar de kinderen kennen wel het grote speelterrein van Kessel-Lo: “je kan daar klimmen over touwen”.
Cinema
Ja
Opvallend is dat ‘cinema’ ook staat voor ‘naar een film kijken’. Dat kunnen ze ook in de auto doen.
Museum
Ja
Sportclub / Sportterrein
Ja
Jeugdhuis
Nee (Da’s voor oude meneertjes)
Sporthal
Ja
Cultureel centrum
Nee
Op straat
Ja
Op school
Ja
Thuis
Ja
Daar liggen boeken
Balsporten, vechtsport
Wordt niet veel aangehaald als plek om iets te doen
Een kindfocus in de Stadsmonitor
70
Kan je dit in je buurt doen? Er wordt niet meer gevraagd om dit aan de mental map toe te voegen, maar er wordt wel nog naar waarderingen gevraagd. Het is interessant om te zien dat er een heel scala aan waarderingen toegepast wordt, meer dan de basisbegrippen ‘leuk, stom, saai’. Ook in deze groep wordt ‘onveiligheid’ een thema: de auto is onveilig, de stad soms ook, en tot slot “rare mensen en sommige studenten (als ze echt gek doen)”. Stress benoemen de kinderen ook: als ze een optreden doen.
1.3.4.3
Verdieping van het thema “werken en ondernemen” (geel)
De kinderen kiezen de oranje box en de rode box. Er wordt dus dieper ingegaan op de thema’s cultuur en vrije tijd en zorg. De rode box wordt veel oppervlakkiger besproken.
Wat doen jullie allemaal? Onderstaande tabel geeft een overzicht van wat de kinderen zoal doen. Wat doen jullie vaak?
Wat doen jullie soms?
Wat doen jullie nooit?
Spelen (zou hééééél vaak moeten zijn)
Boodschappen
Werk zoeken
Eten
Restaurant
Vakantiejob
Drinken
Iets nieuws doen
Vrijwilligerswerk
Helpen (soms zeer specifiek gemaakt)
Zelf iets ondernemen
Shoppen Werken (thuis & op school)
De eerder onbekende begrippen zijn: vrijwilligerswerk, zelf iets ondernemen.
Waar doe je dat, met wie? Opnieuw wordt duidelijk dat de kinderen veel samen met hun ouders doen: op restaurant, op café, naar een hotel gaan.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
71
Voorziening
Kennen de kinderen de plek of voorziening?
Werkplaats van ouders
Ja
Winkelstraat
Ja
Shopping centrum
Ja
Buurthuis
Nee
Snackbar
Niet van toepassing
Restaurant
Ja, ze vinden dat soms leuk, maar soms ook saai (je moet er huiswerk maken.)
Café
Ja
School
Ja
Hotel
Ja
Plaats om een vakantiejob te doen
Niet van toepassing
Interimkantoor
Nee
Jeugdbeweging
Ja
Buurthuis
Nee
Hoe waarderen de kinderen de activiteiten Er wordt niet meer gevraagd om dit aan de mental map toe te voegen, maar er wordt wel nog naar waarderingen gevraagd. Ook bij deze groep is het weer interessant om te zien dat er een heel scala aan waarderingen toegepast wordt, meer dan de basisbegrippen ‘leuk, stom, saai’. Verschillende kinderen vinden het lastig wanneer ‘je niet jezelf kan zijn’. Dat ondervinden ze soms in de jeugdbeweging en op school. Onveiligheid houdt de kinderen ook bezig. Ze vinden volgende situaties onveilig:
-
Een dropping met de jeugdbeweging (want dan laten ze je achter en moet je zelf je weg terugvinden) Shoppingcentrum: als je mama of papa kwijt bent
Een kindfocus in de Stadsmonitor
72
1.3.5
Welke prioriteiten stellen de kinderen?
In een laatste activiteit wordt aan de kinderen gevraagd waar de stad mee bezig moet zijn. De activiteit wordt ingeleid door de begeleider die zegt dat z/hij de burgemeester van Leuven is. De boekjes moeten er opnieuw bij gehaald worden, om de thema’s levendig te houden voor de kinderen. Kinderen maken verschillende soorten overwegingen: ofwel vinden ze iets absoluut belangrijk (ik ga voor natuur kiezen), anderen verdelen de middelen over de beleidsdomeinen. Sommige kinderen blijven bij hun prioriteiten duidelijk bij hun eigen leefwereld, anderen maken ook de stap naar andere mensen in de stad. K Ik kies geel, want er moet meer werk komen. B Hoe weet je dat? K Van het nieuws en de krant (Klassessie Leuven 1/1) Groen is het belangrijkste thema, gevolgd door vrije tijd en cultuur. De drie andere beleidsdomeinen krijgen minder gewicht, maar er zijn wel kinderen die dit toch expliciet benoemen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
73
Figuur 25: prioriteitenkaarten Leuven
Vrije tijd & cultuur
Woonomgeving & natuur & mobiliteit
Groep 1
232113
2225441
Groep 2
1132141
221211
11
1211
11112
Groep 3
11
3553522
11
1
2111
Totaal
27
54
4
9
11
1.3.6
Leren & onderwijs
Werken & winkels
Alles wat de stad doet voor jou
1112
Afronding
“Ik vond het leuk dat de grote mensen eens naar mij luisterden”, zegt een meisje in één van de groepjes. De algemene reacties op de workshops waren dat de kinderen het leuk vonden.
De betrokkenheid was, zeker in het eerste deel van de sessie, groot. De extra toegevoegde speelse elementen werden goed onthaald. Het brak de ernst en gevraagde concentratie van de sessie even.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
74
Het formuleren van prioriteiten was moeilijker voor deze groep kinderen, en ook het koppelen van de beleidsdomeinen aan de kleuren was niet altijd eenvoudig. De kinderen toonden zich betrokken op het thema en wilden veel vertellen, dikwijls in kleine anekdotes. Luisteren naar de anderen was moeilijker. Het leidde soms tot gesprekken door elkaar.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
75
1.4 Perceptiestudie De Toverberg, Sint-Amandsberg, Gent 1.4.1
Situering van de school: De Toverberg
Voor de tweede klassessie in Gent, werkten we samen met de stedelijke basisschool De Toverberg in Sint Amandsberg. Ook hier selecteerden we de school omdat ze zich situeert in één van de pilootbuurten waar HoGent met het PWO-project Kids aan de slag gaat. De school ligt net buiten de grenzen van de Dampoortwijk1. Volgens gegevens van de school wonen de meeste leerlingen in de wijk Dampoort. De Toverberg ligt in de Schoolstraat in Sint-Amandsberg. Sint-Amandsberg is een Gentse fusiegemeente ten Oosten van Gent Centrum. Ze strekt zich uit van aan de vroegere stadomwalling (ter hoogte van het huidige dampoort station) tot aan de oostelijke gemeentegrens van Stad Gent. De wijk Dampoort is het meest westelijke deel van Sint Amandsberg en maakt deel uit van de 19e-eeuwse gordel rond de binnenstad. De overgang naar de rest van Sint-Amandsberg is niet scherp afgetekend, maar de Dampoortwijk is beduidend dichter bebouwd2 en heeft toch een heel andere bevolkingssamenstelling dan het dan het meer verkavelde oostelijke deel van Sint Amandsberg.
Figuur 26: Situering De Toverberg (ster) tov Sint Amandsberg en Dampoortwijk (donker).
De stedelijke basisschool de Toverberg wilde meewerken aan dit onderzoek om de leerlingen die zij bereiken, vooral kinderen uit kansarme buurten, een stem te geven. De directrice is overtuigd dat haar kinderen de stad op een andere manier ervaren. Gedurende een ganse woensdagvoormiddag mochten we aan de slag gaan met de kinderen uit de leefgroep Permeke. De groep is samengesteld uit kinderen van verschillende leeftijden en leerjaren. De oudsten keken al uit naar de overgang naar de middelbare school. De jongsten waren 10 jaar. De leefgroep telt 17 leerlingen, 14 daarvan waren die woensdag aanwezig. De juf deelde de leefgroep voor de start van de sessie op in 3 groepjes. In de leefgroep die we bevraagden, bleken de meeste leerlingen uit de Dampoortwijk te komen. Slechts een enkeling kwam van Ledeberg, nog een andere woonde in Malem maar was net verhuisd. Twee leerlingen wonen in Muide, een geïsoleerde uitloper tussen spoor en kanaal die vroeger overigens nog deel uit maakte van de Dampoortwijk.
1 2
De wijk Dampoort is één van 29 wijken waarin Stad Gent is ingedeeld in functie van gebiedsgerichte werking. Bebouwingsgraad 35%, Kadaster 2008
De directe schoolomgeving is, net zoals de rest van de Dampoortwijk erg dichtbebouwd. De Toverberg is gelegen in de Schoolstraat, op de hoek van de drukke Land Van Waaslaan.
Figuur 27: Omgeving van de Toverberg. © Google Maps
Vlak naast de Toverberg ligt nog een andere school, de Wonderfluit. De Toverberg en de Wonderfluit zijn twee afzonderlijke scholen, die soms wel elkaars faciliteiten delen. De school zelf heeft een speelplaats die wat verder van de straatkant ligt, een pleintje aan de straatkant met wat speeltuigen, en nog een ‘avontuurlijke’ speelplaats voor de kleinsten. In de buurt ligt het Azaleapark, een park waar de school geregeld met haar leerlingen tijd buiten doorbrengt of er gaat sporten. De school is vlot te bereiken met het openbaar vervoer. Verschillende bussen hebben een halte vlak bij de school. De Land Van Waaslaan is, naast de Antwerpsesteenweg en de Dendermondsesteenweg één van de drie steenwegen die de wijk Dampoort doorkruist. De drie steenwegen komen samen bij het Dampoort Station. Tussen de steenwegen liggen er dichtbebouwde woonkernen. De Dampoort is gekend als een bijzonder drukke verkeersknoop. De kleine ring (R40) en de spoorweg Gent – Antwerpen vormen een sterke barrière tussen de binnenstad en de stadsrand. Dampoort is een soort “trechter” waar men door moet om de binnenstad te bereiken, met heel wat verkeersopstopping en files tot gevolg. Tegelijk is de knoop rond Dampoort het grootste en drukste kruispunt op het Gentse grondgebied. Verschillende structuren en gebruikers
Figuur 28: Verkeersknoop Dampoort (© Knack, Lies Willaert). Uit: In Beeld – Gent vroeger en nu.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
77
komen er samen, trein, voetganger, bus, auto, … waardoor de situatie complex en onoverzichtelijk wordt.3 De steenwegen zijn, naast belangrijke verkeersaders, ook assen waarlangs kleinhandel zich gevestigd heeft. De buurt is rijk aan grootwarenhuizen en buurtwinkels. Sommigen daarvan duidelijk voor en door één van de vele gemeenschappen die in de wijk gevestigd zijn. De grootste concentratie winkels ligt aan de Dendermondse steenweg, waar zich ook een winkelcentrum met parkeerterrein bevindt.
Figuur 29: Winkels op de Dendermondsesteenweg © Google Maps
De dichte en gesloten bebouwing bestaat uit een mix van eengezinswoningen, appartementen, kamers en studio’s4. De sector5 Dampoort, die in de onmiddellijke omgeving van het station ligt, bestaat vooral uit 19e eeuwse woningen waarvan een groot deel zijn opgedeeld en worden verhuurd als
Figuur 30: Parken en Speelpleinen. Uit: Geoloket Stad Gent
kamerwoningen of studio’s. Veel van deze woningen zijn in slechte staat. De sector Groot begijnhof bestaat vooral uit kleine 19e eeuwse arbeiderswoningen, vaak met weinig comfort en zonder tuin. Ten zuiden van de Dendermondsesteenweg vinden we voornamelijk burgerhuizen met beter comfort en tuinen. Er wordt veel gerenoveerd door jonge tweeverdieners die in dit deel van de wijk een woning kochten. Het meest zuidelijke deel van de Dampoortwijk (Scheldeoord) bestaat voornamelijk uit hoogbouw met sociale woningen. Hoewel er weinig open publieke ruimte is in de Dampoortwijk, is er de voorbije jaren wel wat ingezet op het herwaarderen van de pleintjes en parken. Zo werden onder meer het Banierparkje, de parkjes aan de Wolterslaan en de Wasstraat aangepakt. Tenmidden van de Dampoortwijk ligt ook de ingesloten rustige en groene ruimte van het Groot Begijnhof. Figuur 6 geeft een overzicht
3
http://www.gent.be/docs/Departement%20Stafdiensten/Dienst%20Stedenbeleid%20en%20Internationale%20Betrekkingen/D ampoort/Dampoort_infoavond_20110614.pdf 4 Op basis van de laatste Socio-Economische enquête zouden er 28,8% appartementen, kamers of studio’s zijn, 62% gesloten eengezinswoningen, 5,6% halfopen gezinswoningen en 2,8% open gezinswoningen. Het aandeel appartementen / kamers en studio’s wordt waarschijnlijk in deze cijfers onderschat. Enkel bewoners die volgens hun officieel domicilie-adres in de wijk wonen worden er aangeschreven. Kamer- en studio bewoners hebben vaker geen officieel domicilie adres op die plek. 5 Voor de indeling van de wijk in sectoren, zie figuur 1.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
78
van de parken en speelpleinen in de buurt. Hoewel er heel wat kleine pleinen en plekken aan de rand van de wijk benut werden, blijft Dampoort een wijk met erg weinig grote open groene ruimte. De grootste groene vlekken op de kaart zijn het Begijnhof en Campo Santo. In het oranje het recreatiedomein Rozebroeken, dat buitende de grenzen van de Dampoortwijk ligt, maar sowieso kinderen en jongeren van de ganse stad Gent aantrekt. Kinderen en jongeren zijn sterk vertegenwoordigd in Dampoort. Het geboortecijfer ligt er veel hoger dan het Gentse gemiddelde, dat heeft naar alle waarschijnlijkheid veel te maken met de veel hogere vruchtbaarheidcijfers bij de Etnisch Culturele Minderheden, die in de Dampoortwijk sterk vertegenwoordigd zijn. Naast (soms grote) gezinnen met kinderen, wonen er ook wel wat alleenstaanden in de Dampoortwijk. Op dat vlak scoort Dampoort naar het Gentse gemiddelde. In de kernstad zijn alleenstaanden nog sterker vertegenwoordig, in de rand heel wat minder. In elk geval biedt de Dampoortwijk nog heel wat goedkope woonmogelijkheden, vaak in de vorm van kamers of studio’s voor alleenwonenden. Grote gezinnen, opgedeelde woningen, .. het maakt van Dampoort niet alleen een dichtbebouwde maar ook een zeer dichtbevolkte wijk. In de Dampoort wonen gemiddeld zo’n 8000 inwoners per vierkante kilometer. Dat is meer dan 5 keer het Gentse gemiddelde. Tot slot wonen er weinig ouderen (65+ers) in de Dampoortwijk. Het meest zuidelijke deel van de wijk, waar er veel sociale woningen zijn, vormt daar wat een uitzondering op.
De wijk heeft niet alleen een dichte bevolking. Ze is ook ontzettend divers. Dat vertaalt zich onder meer in een hoog aandeel etnisch culturele minderheden (ECM). Turken en Bulgaren maken hier de hoofdmoot van uit, maar ook tal van andere nationaliteiten worden in Dampoort vertegenwoordigd. Het aandeel Turken is in de Dampoortwijk overigens wat aan een terugmars Figuur 31: Veelvoorkomende nationaliteiten wijk Dampoort. (Stadsmonitor Gent in Cijfers)
bezig. Het aantal Bulgaren daarentegen maakt een sterke opmars (Zie figuur 6).
Het mediane inkomen in Dampoort ligt laag. Enkel de sector Scheldestraat vind nog aansluiting bij het Gentse gemiddelde. De woningen hebben er meer comfort en zijn trekken ook andere bevolkingslagen aan. In deze sector steeg het mediaan en gemiddeld inkomen per aangifte het sterkst tussen 2005 en 2011. Sommige bewoners van Dampoort zijn nieuw, anderen zijn er al langer. Sommigen zijn blijvers, anderen trekken er snel weer weg. De wijk kent een erg hoge verhuismobiliteit, en fungeert als een soort transitwijk. Mensen wonen er tijdelijk, uit noodzaak omdat het er goedkoop is of omdat ze er
Een kindfocus in de Stadsmonitor
79
hun studententijd doorbrengen en gaan na vrij korte tijd weer op zoek naar andere oorden. Maar lang niet iedereen vestigt zich hier zo voorlopig. Families bouwen er hun leven op, nieuwkomers zoeken er contact en stabiliteit binnen hun culturele gemeenschap, jonge koppels kopen en renoveren er een woonst om er een hele tijd te blijven. Uit al het voorgaande mag blijken dat de Dampoort een wijk is met een mix aan gebruikers, bewoners, talen, culturen. Dicht op elkaar. De Toverberg rekruteert haar leerlingen dus uit een ‘superdiverse’, dichtbevolkte wijk met een groot verloop van bewoners. Dat blijkt ook uit een aantal kenmerken van de leerlingen. In de klas waar we mee aan de slag gaan, zitten twee anderstalige nieuwkomers. In dit geval twee Bulgaarse jongens die nog maar korte tijd in België verblijven. De mate waarin de leerlingen de Nederlandse taal machtig zijn, varieert sterk in de groep. Verder valt op dat de leerlingen uit soms erg verschillende gemeenschappen komen. Die verschillen vallen op in de manier waarover ze over de anderen spreken (“de wasstraat, dat is alleen maar voor Turken” / “wij doen dat niet zo BBQ’en in het park, wij doen kofte” / …). De Toverberg is een Brede School en wil open staan voor alle kinderen en wil aan iedereen goed onderwijs en de best mogelijke opvang geven. Afstemming op individuele behoeften, aanleg en niveau staan daarom voorop6. De Toverberg noemt zichzelf een “Kunst en Ontwikkelingsgerichte Leerthuis”. Daarmee gaan ze op zoek naar een passend begrip dat meer zegt over hun kijk op wat een “school” is: een warme thuis, waar kinderen plezier beleven in het leren, zich creatief kunnen ontplooien en zich gelukkig voelen.7 Het is voelbaar in de klas dat de leerlingen gewend zijn om te gaan met de diversiteit die aanwezig is in de school. Er wordt niet vaak negatief gereageerd op andere meningen of mogelijkheden van leerlingen. Het contact met de juf is persoonlijk en straalt warmte en bewondering uit. Uit de gegevens van de school blijkt ook dat een groot aandeel van hun leerlingen scoort op de zogenaamde GOK-indicatoren: een reeks indicatoren die bepaald in welke mate een school kan beroepen op extra middelen om te voorzien in gelijke onderwijskansen. De lagere en kleuterschool samen tellen 210 leerlingen. Ca. 100 lln kunnen aanspraak maken op schooltoelagen. Een groot deel van de leerlingen kan hier echter geen aanspraak op maken omdat de ouders nog niet lang genoeg officieel in België verblijven, en/of hier nog geen 2 jaar hebben gewerkt. De lagere school telt 120 leerlingen. Van meer dan 80% van de leerlingen is de thuistaal niet het Nederlands. Ook meer dan 80% van de leerlingen heeft een moeder die geen diploma van het secundair onderwijs behaalde. In de kleuterschool liggen deze percentage iets lager: ca 77% voor thuistaal, en 70% voor opleidingsniveau, vermoedelijk doordat een deel van deze schoolkansarmere kinderen pas school begint te lopen vanaf de leerplichtleeftijd. De Dampoortwijk heeft verschillende basisscholen. We hebben weinig zicht op de mate waarin de leerlingen door bestaande toewijzingsregels aan een bepaalde school worden toegekend en in welke mate de keuzevrijheid van ouders voor deze school al dan niet beperkt is.
6
Folder de toverberg (http://www.gent.be/docs/Departement%20Onderwijs%20en%20Opvoeding/Onderwijsinstellingen%20incl.%20Centrum%20voo r%20Leerlingenbegeleiding/BA_toverberg_folder_mv.pdf )) 7 Document Pedagogisch Project Toverberg: http://www.detoverberggent.be/Prenten/teksten/ontwerp%20P%20P%20Toverberg%20versie%209%20juni%2013.pdf
Een kindfocus in de Stadsmonitor
80
Het half uur voor de start van de lessen zijn we volop in de weer met het herinrichten van het klaslokaal en het installeren van het opname-materiaal. In de klas van Juf Lisa worden 2 eilanden gemaakt van tafels. De zithoek en een tapijt met kussens doen dienst als zitplek voor de introductie van het onderzoek. Ook het computerlokaal wordt ingericht met werktafel en zithoek voor een derde groepje. ’s Morgens komen de leerlingen aan, sommigen met hun ouders, die nog wat nakeuvelen op het plein voor de school. De lichte traphal van de school is ingericht met kleurrijke kunstwerkjes van de leerlingen.
Figuur 32: De Toverberg. Links: Plein voor de school op de hoek schoolstraat en land van waas laan. Rechts: Speelplaats, hier samen zingen met de leerlingen van de Wonderfluit © Het Nieuwsblad.
De computerklas is nogal kaal ingericht. De sfeer in het groepje is er ook wat afwachtender. In het lokaal van juf Lisa is er wat meer ‘ambiance’. De klas heeft een levendige uitstraling, en ook de leerlingen zijn actiever. Beide groepjes kunnen horen wat er aan de andere tafel gezegd wordt. Dat zorgt hier en daar voor wat interactie tussen de groepjes. Tijdens het onderzoek laveerde ze tussen de twee lokalen. Af en toe was er wat interactie tussen juf en leerlingen. Ze legde bepaalde woorden uit aan leerlingen die iets niet begrepen hadden of spoorde de meest onstuimige leerlingen aan om nog even geconcentreerd vol te houden, … Tijdens de pauze leven de leerlingen zich uit. Het geluidsniveau op de speelplaats piekt. Wanneer de leerlingen nadien weer naar de klas komen, is de drukte niet meer helemaal te temperen. De vrije woensdagnamiddag zit er duidelijk aan te komen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
81
1.4.2
Activiteit 1: toelichting onderzoek, luchtfoto en mental maps
1.4.2.1
Toelichting onderzoek
In de drie groepjes werd het onderzoek en de functie van de camera toegelicht. De leerlingen hadden op voorhand van hun juf al wat informatie gekregen over wat ze vandaag gingen doen. In één van de 3 groepjes kwam er meteen veel reactie op de vraag of ze wisten wat we zouden gaan doen. B[egeleider]
Weten jullie waarom we hier zijn?
L[eerling]1
Omdat jullie met ons een onderzoek gaan doen over Gent.
L2
Welke plekken dat wij het leukste vinden .
L3
Jullie gaan ons vragen stellen.
B
Ja, wij doen een onderzoek voor minister Freya Van Den Bossche. Die wil graag weten hoe het voor jullie is om in de stad te wonen en welke thema’s jullie belangrijk vinden.
L3
Zijn wij de eerste waaraan jullie dat vragen? Gaan jullie dat dan zo aan de minister geven?
De leerlingen klinken enthousiast en lijken het helemaal te zien zitten om aan het onderzoek mee te werken. 1.4.2.2
Kennismaking stedelijkheid – Luchtfoto-
Voor de eerste activiteit werden luchtfoto’s uitgedeeld met daarop het stadsdeel waarin de school gelegen is. De leerlingen kregen per twee een foto en mochten daarop plekken en routes markeren,
Een kindfocus in de Stadsmonitor
82
terwijl de begeleiders vragen stelden zoals ‘Wat herken je?’, ‘Hoe ga je naar school?’, ‘Wat zijn leuke plaatsen?’, ‘Wat zijn minder leuke plaatsen?’. Nadien konden de leerlingen nog toelichten wat ze allemaal aangeduid hadden. Alle leerlingen herkennen zaken op het introbeeld. Soms met de hulp van hun medeleerlingen, of na lang zoeken naar de straatnamen die ook op de foto staan vermeld. De manier waarop ze het introbeeld lezen verschilt sterk. Sommigen herkennen makkelijk straatpatronen in dit vogelperspectief. Zo duidt één van de leerlingen vrij snel ‘de vijfhoek’ aan, een punt waar vijf straten samenkomen. Andere leerlingen vragen zich dan weer luidop – en zichtbaar verward- af waar alle mensen zijn op de foto… L1
Er zijn geen mensen?
L2
Ja, maar dat is omdat dat zo uitgezoomd is.
L1
Ah, is dat dan een autosnelweg? Waar is dan het treinspoor?
Elementen die in alle groepjes snel genoemd worden op basis van de kaart zijn: De eigen straat (soms het eigen huis) Plekken waar familie woont, of waar ze familie zien De school en de weg er naar toe Het Azaleapark (een park vlak bij de school) Plaatsen waar vrienden en/of klasgenoten wonen
1.4.2.3
Gedeelde ruimte, verschillende belevingen
De meeste kinderen wonen in het gebied dat is afgebeeld op het introbeeld. De twee leerlingen uit Muide kunnen hun woonplaats wel situeren ten opzichte van de kaart, en een andere jongen vind vlot zijn vorige woonst die wel op de kaart staat. Het valt op dat er in de meeste groepjes een grote gemeenschappelijke kennis is van de buurt. Leerlingen weten vaak van elkaar over welke plekken ze het hebben, ook al geven ze er soms verschillende betekenissen aan. L1
(Wijst op de kaart) O. en H. zijn mijn vrienden en wonen daar. Ik woon daar. De Wolterslaan
is dichtbij en heeft een park. In de Wasstraat heb je ook een park. Daar gaan we samen spelen. Ondertussen wordt de Wasstraat in een ander groepje op een heel andere manier beschreven.. B
Zijn er plaatsen die je niet zo leuk vindt?
L2
Ja, ikke. De Wasstraat vind ik niet zo leuk. Daar komen zo veel Turken. Die komen daar om te
vechten en ik wil geen problemen hebben
Een kindfocus in de Stadsmonitor
83
1.4.2.4
Mijn straat is leuker
B
Wat zijn de leukste plaatsen die jullie kennen?
L1
De X-straat, mijn eigen straat, want daar passeren niet zo veel auto’s dus dat is heel rustig. (…)
L2
Hier woon ik, in de Y-straat. Nee, het is er niet zo leuk wonen. Het is een kleine, smalle
straat. De Z-straat is leuker. L3
Daar is het bijna ieder jaar speelstraat.
L1
Dat gebeurt bij ons ook al, speelstraat, in de X-straat.
L2
Ik ga vaak spelen in het Azaleapark. De X-straat is minder leuk.
L1
Waarom? Maar dat is mijn straat!
L3
Daar komen bijna nooit auto’s en daar is een park.
L1
Hij zegt dat maar.. Hij is nog nooit in mijn straat geweest.
In dit groepje wordt er nog even doorgepraat over leuke en minder leuke straten. Het is voelbaar dat dit belangrijk is. De manier waarop de jongens elkaars straat verder beoordelen maakt vleugjes jaloezie en een tikketje ‘neerkijken op’ voelbaar.
1.4.2.5
Gent Centrum
Heel wat leerlingen noemen ook het centrum van Gent als een leuke plek, hoewel het niet op de kaart staat. Het is duidelijk dat het centrum voor verschillende functies vervult voor de leerlingen. B
Wie komt er soms in het centrum van Gent?
L1
Ikke. Gewoon om te shoppen en ook om boottochten te doen, of heilige plekken te zien en
oude beeldjes. We zijn er ook al eens in een kerk gegaan. Ik kom er niet elke week maar zo soms. L2
Ja, het restaurant dat is op het centrum. Dat vind ik leuk.
L3
Het winkelcentrum van Zuid. Dat is leuk!
1.C.
Mental maps
We vragen de kinderen om een tekening te maken van hun buurt, alsof ze die voor iemand tekenen die hun buurt niet kent. Na het tekenen stellen de jongeren hun buurt aan elkaar en aan ons voor. Niet alle kinderen weten goed hoe ze er aan moeten beginnen. Er wordt wat naar elkaars tekening gekeken, en sommigen uiten de bezorgdheid dat ze niet alles weten zijn of weten hoe ze het moeten tekenen. Na het uiten van wat praktische vragen en moeilijkheden gaan ze toch allemaal vrij geconcentreerd aan de slag. L1
Wat doe jij? Wat moeten we doen? Ik ben dat al vergeten?
L2
We tekenen dus zo iets? (wijzend naar het introbeeld)
Een kindfocus in de Stadsmonitor
84
L3
Moeten we ook onze buurt opschrijven naast ons huis?
L4
Ai, ik ben die straat vergeten. Hamil, hoe heet jouw straat?
We stellen hen voor dat ze kunnen beginnen met hun huis, dan de plaatsen in de buurt die ze goed kennen, eventueel de weg naar school en wat ze onderweg allemaal tegenkomen. Die vragen geven duidelijk wat houvast en de tekening breiden uit en krijgen vorm. L5
Ik heb geen plaats meer op mijn papier.
L6
Ah, ik ga de tram tekenen in Ledeberg
Wanneer de leerlingen na het tekenen iets meer mogen vertellen over hun buurt, zijn er twee die dat liever niet doen, omdat ze hun buurt niet goed genoeg kennen. Ze willen wel op een paar vragen antwoorden waardoor we wel nog iets meer te weten komen.
1.4.2.6
Kaarten in soorten
Hoewel alle leerlingen dezelfde vraag krijgen, valt het op hoe verschillend ze met hun mental map aan de slag gaan. Sommigen maken tekeningen van alle plekken waar ze wel eens komen. Hun mentale kaarten zijn eerder ‘filmisch’. De tekening wordt getekend in de volgorde waarin ze de beelden doorlopen wanneer ze bijvoorbeeld naar school gaan. Het eigen huis, de bushalte tijdens het wachten (zonder bankje! En met de tabel waar foute uren op staan), de bus die aankomt, enzovoort. Andere leerlingen maken er dan weer een erg schematische voorstelling van, en voegen mondeling hun legende toe. “De stipjes zijn al mijn vrienden, die met de bolletjes errond zijn die dat wat verder weg wonen”.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
85
1.4.2.7
Het huis en de onmiddellijke woonomgeving
Sommige leerlingen vertellen iets over hun huis. Anderen tonen kort waar hun huis op hun mental map staat en hebben het heel schematisch weergegeven. Op sommige tekeningen is het zelfs moeilijk te achterhalen waar hun huis zich precies bevindt. De leerlingen wonen in verschillende soorten huizen, en kennen elkaars huizen vaak. L1
Ik woon in een rijhuis.
L1
Jouw huis is te groot.
L2
Mijn huis is ook groot
L1
Toch niet zo groot
L2
Ik heb geen plaats meer op mijn papier
L3
Ik woon in een appartement, op de derde verdieping.
L4
Ik woon in een sociale woning
1.4.2.8
Buitenruimte
Het valt op dat geen enkele leerling buitenruimte tekent aan het eigenhuis. Wel heel wat leerlingen tekenen een soort van speel- of buitenruimte die vlak bij hun huis is. L1
Dit is mijn huis. Met de trappen en de deurtjes (woont in een appartementsgebouw). Uit de
ramen van mijn appartement zie ik het park. Daar kom ik vaak. Ik ga er te voet naar toe. L2
Daar zijn zo rode stenen. Daar kan je op fietsen. We noemen dat de rode stenen, maar dat
heet niet zo. Dat zijn gewoon tegeltjes, maar we zeggen dan: ‘We gaan naar de rode stenen’. De straten zijn gewoon om naar mensen te gaan, en soms om te spelen. L3
Ik woon in de Nieuwewijkstraat, met een parkje. De oppas zit daar vaak.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
86
L4
1.4.2.1
Hier (wijst naar zijn kaart) is er een grote muur en daar spelen we voetbal.
Buren
Veel kinderen tekenen ook huizen van de buren. Soms zijn dat anonieme huizen, maar vaak weten ze ook wie er woont en hebben ze er iets meer over te vertellen. L1
Hier is mijn buur Martine. Er zijn ook Bulgaren, maar hun naam weet ik niet.
L2
Ik kom er (in haar straat) ook wel eens andere mensen tegen. Maar ik ken niemand anders.
Dat is zo raar. L3
Ik woon in die straat en hier woont mijn buur. Ik zie hem elke dag na school. Om 7u ga ik met
mijn zus van huis naar school. En als ik terug kom van school dan zie ik hem weer altijd. We hebben nog een buur, maar die heb ik niet meer getekend. Die heeft een Duitse herder. Dat vind ik niet zo leuk want die jaagt alle katten weg. Ik ga nooit naar het huis van mijn buurjongen. Ik tekende het huis omdat ik hem het meest tegenkom.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
87
L4
Hier is mijn huis, en hiernaast is het appartement van de bulgaren.
1.4.2.2
De buurt
We geven geen definitie van wat een buurt is of hoever die moet reiken. Sommige kinderen tekenen bijna uitsluitend hun eigen huis en enkele elementen die vlak in de buurt zijn. Het valt op dat het net de kinderen zijn die er nog niet lang wonen die slechts een klein gebied in kaart brengen. Eén van hen is een Bulgaarse jongen, die nog maar net in België woont (L1). De andere is een jongen die onlangs van de Dampoortwijk naar een gemeente wat verder van het centrum is verhuisd.
L2
Ik kom niet vaak
buiten want ik woon daar nog niet zo lang. Ik kijk er vooral tv. Mag ik mijn oude buurt doen? Die ken ik beter. Ah nee, ik wil toch mijn nieuwe buurt doen, maar moeten daar dan ook huizen van andere mensen op staan? Van andere leerlingen is hun mentale kaart dan weer erg uitgebreid. De kaart strekt tot over het kanaal en de spoorwegen. Van alle plekken op de kaart kan de jongen zeggen hoe hij er komt en wat hij er doet. Hij benoemt zelfs de aanknopingspunten van routes naar veel verder gelegen plaatsen. L3
Van hier kan je naar het kanaal, over het water langs het rond punt van Dampoort. En hier
kan je naar Deinze, Antwerpen en Brussel.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
88
1.4.2.3
Grenzen
Hoewel de buurt zich kenmerkt door veel fysieke grenzen (spoor- en waterwegen, drukke steenwegen, ..) worden die nergens echt uitdrukkelijk genoemd als grens. Een enkele keer wordt de Dendermondse steenweg genoemd als een drukke weg, waar je ’s avonds als het donker is moet opletten om over te steken. Wanneer we alle mentale kaarten samen leggen vallen toch enkele zaken met betrekking tot grenzen op: De meeste kaarten gaan niet verder dan het Dampoortstation. Enkele kaarten echter wel: de plekken die verderop nog worden aangeduid zijn de game mania, de vrijdagmarkt, een moskee, en een park vlakbij een vriend. Op geen enkele kaart is het Begijnhof of Campo Santo getekend. Toch zijn er heel wat leerlingen die er in de buurt wonen. Geen enkele kaart bevat plaatsen over de Schelde. Plaatsen die oostelijker in Sint Amandsberg liggen dan de school, komen amper op kaarten voor. Uitzonderingen daarop zijn (vaak pijlen, lijnen of verwijzingen naar) de Rozenbroeken, de Carrefour en de Quick) Wanneer er plekken expliciet genoemd worden waar ze niet komen, zijn dat vaak plaats waar ze niet mogen zijn. L1
Ik ken dat park aan de Nieuwewijkstraat, ik denk dat het Nieuwewijkpark heet. Maar dat is er
gevaarlijk. Ik mag er niet gaan van mijn ouders. Er zijn daar al dingen gebeurd. L2
De flippowinkel, daar mag ik eigenlijk niet komen, want ik mag dat zeker niet kopen. Maar ik
kom er eigenlijk wel graag. L3
Soms, als het park vol is, dan kunnen we er niet voetballen. Soms komen er ook Turkse
kinderen, die willen dan ook spelen, en dan gaan we naar Rozenbroeken voetbal. L4
Naast mij is er de spijkstraat met het park. Maar ik ga er niet meer naar toe, want ik mag er
niet komen. B
Waarom mag je er dan niet meer gaan?
L4
Er is geen gras meer, het is er droog en het stinkt daar.
1.4.2.4
Ontmoetingen
Wanneer de kinderen plekken aanduiden vertellen ze vaak over wie ze er zien en wat ze er doen. De meeste kinderen van de klas weten elkaar wonen en gebruiken elkaars woonplaats als referentiepunten op de kaart. Ze gaan samen voetballen op pleintjes, komen samen naar school, gaan soms bij een klasgenootje huiswerk maken of komen elkaar tegen aan de bushalte. L1
Wij komen bij elkaar thuis, dan maken wij huiswerk samen. Ik kan nu aan zijn mama vragen
of ik kan blijven slapen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
89
L2
Hier naast mij woont Joey (bijnaam). Dat is ook een anderstalige jongen van bij ons in de klas.
Ook enkele ontmoetingen met minder bekenden komen aan bod. L3
Er is zo een snoepwinkel bij onze school. Maar die vrouw is echt zo gemeen tegen iedereen.
Iedereen moet haar niet. Maar om snoep te kopen gaan we er toch. L4
Dat is mijn straat. Die is dodelijk. Dat is eng. Niemand komt er buiten. Ik kom ook niet vaak
buiten. Het is geen drukke straat. Ik weet niet hoe het komt dat niemand er buiten komt. L5
Op een keer was de bal over de muur gegaan en deed die mevrouw de garagepoort open en
mochten we die gaan halen.
1.4.2.5
Parken en groen
Heel wat parkjes en pleintjes worden getekend en benoemd:
Azaleapark
Parkje bij Halve Maanstraat
Parkje aan de Spijkstraat
Nieuwewijkstraat
Wasstraat
Wolterslaan
“Aldi” park (Bijgaardepark)
Rozenbroeken
Heiveldstraat
Vaak worden deze plekken met veel detail beschreven. Met wie ze er naar toe gaan, of ze er mogen komen van hun ouders, welke andere groepen en kinderen er nog gebruik van maken, .. Eén thema is wel heel erg hot: ‘Hoe geschikt zijn de plekken om er te voetballen?’. Het gaat echter om meer dan voetbal spelen alleen. Het gaat ook om wie kan of mag de plek toe-eigenen en wie krijgt ‘het recht’ op de beste plekken? L1
Vroeger voetbalden we vooral in het park, maar nu niet meer. Vroeger was er vooral gras. Nu
vooral bomen. Nu met de bomen shotten wij de bal, maar dan botst die terug. Ik wil dat niet meer. B
Misschien vinden andere mensen die bomen wel leuk. Waarschijnlijk wordt het park niet
alleen door jullie gebruikt? L1
Maar wij gebruiken het wel het meeste.
Ook de jongen die verteld dat hij en zijn vrienden soms moeten wijken omdat ‘het park al vol is’, verteld dat ze dan naar een andere plek gaan. L2
Maar daar is geen gras, daar zijn alleen maar goalen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
90
1.4.2.6
Mobiliteit
Er zijn jongeren die te voet gaan, fietsen, met de bus gaan, met de auto gebracht worden of met vrienden mee rijden. De meesten bewegen vrij veel te voet in hun eigen buurt rond. Enkele kinderen zijn daarop een uitzondering. Het valt dan ook op dat hun kaarten veel minder een netwerk van straten en plekken vormen, maar eerder een bundel van wegen die van het huis naar een bepaalde plaats vertrekt. Ook kinderen die vooral de bus nemen hebben een veel meer gefragmenteerde kaart en lijken wat minder te vertellen over dingen die ze in hun buurt allemaal beleven.
1.4.2.7
Winkels
De meeste kinderen duiden op hun kaart winkels aan. In hun verhaal hoor je dat ze enerzijds fungeren als herkenningspunten in de hun buurt, en dat het anderzijds plekken zijn die deel uitmaken van hun alledaags leven. Ze komen er alleen of met hun ouders. Ze kopen of lonken naar dingen die ze niet mogen hebben (zoals flippo’s), ze vormen een hoekpunt van hun gemeenschap (Thevid, een turkse winkel is een goeie winkel ‘van ons’) of maken gewoon deel uit van de levendigheid die hen vaak aanspreekt (zoals de cafés, de nachtwinkels of de vrijdagmarkt). Later in de klassessies zal de aanwezigheid of het gebrek aan winkels nog meer ter sprake komen.
L1
Er is daar ook een grote winkel waar ik graag ga met mijn mama. Ik ga ook naar de Zeeman
en de Aldi. Dat is allebei in mijn buurt. En hier in de bakkerij kom ik ook vaak. L2
Daar kan je naar de Vrijdagmarkt. Je kan daar eten en kleren kopen. Er was zo een
verkoopster en die riep: ‘Profiteer er van!’. L3
Hier is de Lotto, van de krasbiljetten, hier de Aldi en de Colruyt. Daar zijn ook nog café’s.
Naast mijn huis is er nog een nachtwinkel en ook nog een pitazaak.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
91
1.4.3
Verkenning beleidsdomeinen.
De begeleiders deelden vijf mapjes in vijf verschillende kleuren uit. De jongeren kregen de opdracht om per twee alle mapjes te bekijken en daaruit elk 1 foto te kiezen die hen aansprak of waarover ze iets wilden vertellen. Nadat ze elk een foto hebben gekozen mogen ze die aan de hele groep toelichten. Nadien zullen de begeleiders nog extra vragen stellen over de gekozen foto’s alsook over de mapjes waaruit geen enkele foto werd gekozen. Tijdens het kiezen van de foto’s mochten leerlingen elkaar vertellen wat ze van de thema’s vonden.
1.4.3.1
Oranje, groene en witte mapje
L1:
Ik ken dat, dat is bij citadelpark. Het Smak, dat is een museum.
L2:
Ik wou ook die oranje map!
L3:
Oooh Rozebroeken, Blaarmeersen.
L4:
Juf ik wil iets vertellen over het oranje mapje.
De beelden die jongeren het meest herkennen zitten in het oranje, groene en witte mapje. Ze doorbladeren enthousiast de mapjes en werpen opmerkingen meteen in de groep. Wanneer ‘Rozebroeken!’ is ontdekt in het oranje mapje, wordt dit meteen het favoriete mapje van vele kinderen. De opmerking ‘ik wilde ook de foto van Rozebroeken’ komt in alle groepjes aan bod. Verder valt het op hoe herkenbaar het SMAK is voor de meeste leerlingen. Ze kennen niet enkel het museum maar ook het citadelpark en het dierenasiel. Ze zijn al een keer met de school naar het museum geweest en weten dat je daar kunst kunt bekijken.
L1:
Kijk juf ik heb op mijn gsm een foto van de Blaarmeersen.
L2:
Mogen wij echt geen 2 foto’s kiezen?
De jongeren werken zeer goed mee en willen zo veel mogelijk vertellen waardoor ze zelfs hun gsm erbij nemen. Andere vinden het dan weer jammer dat je maar één foto kan kiezen, want er zijn volgens hen ‘zoveel leuke beelden’. Enkele kinderen kiezen dezelfde foto waardoor korte discussies ontstaan wie die foto nu mag hebben. De kinderen geraken er niet altijd uit, zodat de begeleider hen gerust stelt dat ze dezelfde foto mogen nemen indien er echt geen andere foto is die hen aanspreekt. De jongeren benoemen ook een aantal foto’s met ‘centrum Gent’.
L:
Ah, dit werk doet mijn papa. Zo straten maken.
L:
De wasstraat, die straat is sociaal. Die oude mensen die er wonen kunnen er samen
komen. Het witte mapje is vrij duidelijk voor de leerlingen, het gaat volgens hen over het ‘leren van beroepen’. Spontaan vertellen de leerlingen welk beroep ze later willen doen en wat hun ouders doen. Er zit ook een foto van de school in het mapje. De meeste leerlingen herkennen het beeld meteen en roepen ‘Onze School!!’. Tijdens het doorbladeren van de mapjes hebben deze kinderen
Een kindfocus in de Stadsmonitor
92
het regelmatig over andere mensen in de stad zoals hun ouders, mensen die ze ontmoeten op hun weg naar school en mensen die ze zien in de stad.
L:
Dit spreekt mij aan, is dit het shoppingcenter in de ZUID?
De foto van het (wijnegem) shopping center spreekt veel leerlingen aan. Vaak wordt de foto bestudeerd op gelijkenissen met het shoppingcenter ZUID (Gent), maar het water in het midden herkennen ze niet meteen wat hen dan weer doe twijfelen. Het shoppingcenter is voor hen meer dan een verzameling winkels. Ze vertellen dat ze daar samen iets drinken, kijken naar de producten in de vitrines maar ook naar andere mensen. Verder zijn er enkele winkels die deze leerlingen herkennen zoals onder andere ‘action’.
Gekozen foto’s Oranje
Rozebroeken (5x) Blaarmeersen (2x) Toneel
Groen
Woontypologieën Gent (2x) Natuur en honden Ontmoetingshuis Keizerpark
Wit
SMAK Praktijkles
Rood
Tanden
Geel
1.4.3.2
Stads – en algemene beelden
Tijdens het doorbladeren van de mapjes spraken de stads beelden het meest aan. Toch kiezen 5 leerlingen voor een meer algemeen beeld. Vaak kiezen ze deze vanuit een persoonlijke interesse zoals honden of toneel. Bij de algemene beelden was er dan ook geen sprake van overlapping of gelijkaardige keuzes. De interesse in Gentse beelden daarentegen kunnen we sorteren onder 5 beelden die gekozen werden door 11 jongeren. Rozebroeken werd 5 keer gekozen, Blaarmeersen 2 keer, woontypologieën in gent 2 keer en het SMAK 1 keer.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
93
1.4.3.3
Rozebroeken
L: Dat is rozebroeken, iedereen zwemt daar. L:Eergisteren gingen wij er nog met school. L:Dan volgen we zwemles. L: Dat is een superleuk zwembad. L:Er zijn daar veel mensen. L: Dat kost daar wel veel. Ja, jammer dat het zo duur is.
De foto van Rozebroeken wordt 5 keer gekozen door de leerlingen. Aanvankelijk leek het dat iedere leerling het een ‘superleuk zwembad’ vond, maar gaandeweg de presentaties kennen de leerlingen verschillende betekenissen toe aan Rozebroeken. Maar laten we beginnen met te rapporteren dat deze foto een bijzonder aantrekkingskracht uitoefent op deze leerlingen en het zwembad in de eerste plaats ‘heel leuk is’. Daarnaast blijkt het een plaats te zijn waar deze leerlingen met andere mensen naartoe gaan zoals met de school, met vrienden, met de jeugdbeweging en met de ouders. Verschillende leerlingen hebben het over ‘daar zijn veel mensen’ en dat vinden ze belangrijk. Je kan er volgens hen andere mensen tegenkomen die je kent. Met de school volgen ze er ook zwemles en in ieder groepje wordt duidelijk uitgelegd dat het deel dat we zien op de foto niet voor zwemlessen is maar de zwembaden zijn waar je mag ‘spelen’. Het bad waar ze zwemles krijgen ligt in een ander deel van het gebouw. Tot slot haalt één jongen ook de toegangsprijs van het zwembad aan. Hij zou er graag meer naartoe gaan maar kan dat niet betalen. Een andere jongen heeft het over een sleuteltje van de lockers. Hij raakte dit kwijt en moest heel lang wachten en een boete betalen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
94
1.4.3.4
Woontypologieën Gent
L: Dat is bij muide, bij afrikalaan. Ik heb de plaats nooit gezien, maar ik voetbal graag. Ik ja ik heb die gekozen want ik zou graag voetbal spelen waar ik woon.
L:Gekozen voor hier. Leuke straat. Ik woon niet in die straat. Er is een voetbalveld. Liever in een huis dan in een appartement. Ik woon nu in een huis maar zou graag voetbalterrein dichtbij hebben.
Twee leerlingen kiezen deze foto maar niet in de eerste plaats om de woontypologieën die erop staan. Ze wijzen allebei naar het voetbalterrein op de middelste foto. Tijdens de hele sessie blijkt dat de leerlingen een gebrek aan voetbalterreinen ervaren, waardoor verschillende leerlingen deze foto opmerken en vertellen dat ze graag een voetbalterrein in de buurt willen. Het voetbalterrein is niet enkel een plaats om te sporten maar een plaats waar ze leeftijdsgenoten en andere jongen kunnen ontmoeten. Wanneer het gesprek over de woontypologieën gaat wordt het al snel duidelijk dat ze een huis verkiezen boven woonblokken. Ze halen voornamelijk storende groepen aan als reden waarom ze er niet graag zouden wonen.
1.4.3.5
‘Dat is leuk…’, ‘ik zou graag…’, ‘wij gaan hier vaak naartoe…’, ‘dit doet mij denken aan…’.
Deze leerlingen kiezen voornamelijk foto’s uit het groene, witte en oranje mapje al is dat niet altijd om dezelfde reden. Algemeen kunnen we vier verschillende motivaties onderscheiden. Ten eerste zijn er de foto’s die gekozen worden omdat ze leuk zijn. Rozebroeken is daar een voorbeeld van, al is het niet zo dat alle leerlingen Rozebroeken om dezelfde reden kozen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
95
L: Ik heb deze tanden gekozen omdat ze er leuk en grappig uitzien.
Foto: zorg
Ten tweede worden er foto’s gekozen waarbij leerlingen vertellen dat ze bepaalde voorzieningen op de foto graag zouden hebben in hun eigen buurt (foto woontypologieën). Vooral foto’s in het groene mapje worden in dit opzicht vernoemd. Naast elementen zien leerlingen ook foto’s met beroepen die ze graag zouden beoefenen. Ze vertellen dat ze nu naar school gaan om later dat beroep te kunnen doen. Sommigen vertellen daarbij al de verschillende studies die ze daarvoor moeten ondernemen. L: Dat is mijn beroep, mijn toekomst. Garagist. Dat wil ik graag worden. Ik wou dat al lang. Mijn broer is ook garagist, maar dan in Bulgarije, ik wil hier werken. Ik ga naar school om dat te leren. Ik ga na deze school dan naar VIP gaan.
Foto: leren en onderwijs.
Ten derde worden er een aantal stads specifieke foto’s gekozen waarbij leerlingen vertellen dat ze er vaak komen. Ze beschrijven dan wat ze op die plaats doen, hoe ze erheen gaan, met wie ze er naartoe gaan en wie ze er ontmoeten. Dit zijn voor deze kinderen leuke plaatsen in Gent. L: (woont 6 maanden in Gent, voorheen in Bulgarije): Dat is keizerpark. Met mijn mama, papa en zus gaan we elke week met de auto naar deze park en we maken BBQ.
Foto: woonomgeving en mobiliteit
Tot slot worden foto’s gekozen omdat ze leerlingen doen denken aan plaatsen die ze kennen of hobby’s die ze beoefenen. Zo kiest een jongen een foto van een modeshow en vertelt dat hij zelf
Een kindfocus in de Stadsmonitor
96
toneel speelt bij LARF (jeugd theater). ‘de toneelclub is bij dampoort. Ik heb daar vrienden gemaakt. Ik ken Victor, Neo en Gerard’. Het valt op dat hij als enige van de groep via zijn hobby in contact komt met andere groepen in de stad. L: Ik heb deze foto gekozen omdat het met doet denken aan mijn eigen straat. De bomen zijn kaal en de grond is altijd vuil. Dat is slecht voor de natuur.
Foto: woonomgeving
1.4.3.6
‘Juf, is dat de stad, belangrijke mensen in de stad?’
Foto’s uit het oranje en groene mapje spreken de leerlingen het meest aan. Toch is het niet zo dat ze de beelden uit de andere map links lieten liggen. Maar als ze echt moeten kiezen tussen ‘Rozebroeken’ of ‘de stad proper maken’ vonden ze de eerste foto ‘toch leuker’. Omdat er in sommige groepje geen foto’s uit de rode en witte map worden gekozen, bespreekt de begeleider de thema’s kort met de leerlingen. Het rode mapje wordt er eerst bijgehaald waarop de begeleider vraagt wat de link zou zijn tussen de verschillende foto’s.
Brandweerman, politie, kuisen, stad proper maken, OCMW
Ah ja da’s bij zuid
Beroepen?
Kantoor, secretariaat. Om uw huis te zoeken. Bejaardenhuis. Juffen. Danslessen. Ouderenzorg. Baas, chauffeur, controle. Sociaal huis.
Is dat een bibliotheek?
ik ken da wel. Ik woon daar. Dat is om je identiteitskaart te maken.
Daar is ook zo’n machine voor cola en zo
Ziekenhuis, UZ, dokter, Politie, Tandarts
Hoewel de foto’s hen minder aanspreken, kennen de leerlingen bijna alle voorzieningen en hebben ze er soms al gebruikt van gemaakt. Toch blijkt het moeilijk om op een algemeen niveau een dialoog met deze jongeren aan te gaan over zorg en opvang, laat staan stedelijke dienstverlening. Sommige leerlingen pikken in op basis van ervaringen, anderen weten niet meer wat te zeggen en lezen de beroepen en namen die ze zien.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
97
1.4.3.7
Leren, in de bib, in de klas, .. kan je leren.
Ook het witte mapje wordt in twee groepen nog eens behandeld. De begeleider vraagt hen opnieuw om het verband tussen de verschillende foto’s te zoeken. De foto’s worden vlot benoemd en ook het thema leren en onderwijs raden ze gemakkelijk. Het valt op dat deze jongeren spreken over ‘leren’ en minder over school. Ze zien school als een plaats waar je iets kan leren, maar kunnen nog een aantal plaatsen opnoemen waar ze iets geleerd hebben: ‘ik heb leren voetballen’, ‘ik heb al eens iets geleerd in het museum’, ‘ik heb iets geleerd op de computer’. Leren bestaat voor hen minder op zich, maar wordt verbonden met een doel zoals een beroep aanleren.
1.4.4
Belevingskaarten aanleggen in groep.
L:
Ik wil oranje sportenboek.
L:
ik zou rood kiezen want er moet meer politie op straat komen en belangrijk om de dieven en pedofielen weg te doen.
L:
Ik wil de gele, shoppingcenter en voetbalstadion.
Aan het begin van de derde activiteit mogen alle groepjes, op basis van de foto’s in de mapjes, twee clusters van beleidsthema’s kiezen die ze belangrijk vinden en verder willen uitdiepen. Uiteindelijk behandelen we één van deze clusters en kiest de begeleider een alternatieve cluster die wordt ingebracht wanneer alle leerlingen dezelfde beleidsdomeinen kiezen. In alle groepjes blijkt dat het kiezen niet zo eenvoudig verloopt aangezien elke leerling andere keuzes zou maken. Oranje en rood zijn bijzonder populair, gevolgd door geel . Het is opmerkelijk dat de groene en witte cluster zelden benoemd worden als belangrijk voor de stad. In de drie groepjes ontstaat er een eigen manier van kiezen. Eén groepje doet dit, op aanraden van enkele leerlingen, via blad steen schaar. Zo verkiezen ze rood boven oranje. In een ander groepje kiezen leerlingen allemaal twee kleuren van beleidsclusters waarbij dan wordt opgeteld welke twee beleidsdomeinen het vaakst voorkomen, dit blijkt de rode en oranje cluster te zijn. Een derde groepje is het er vrij snel over eens dat de oranje cluster de kinderen het meest aanspreekt om verder uit te werken. Twee begeleiders kiezen daarbovenop nog eens de witte cluster, waarop enkele leerlingen teleurgesteld zijn omdat ze liever de gele cluster hadden verkend.
1.4.4.1
Niet eenvoudig in groep
Tijdens deze activiteit willen we nagaan wat een bepaald beleidsdomein voor jongeren betekent, meer bepaald hoe zij dit in groep op stadsniveau invullen. Op basis van de inzichten van de vorige sessies wordt gekozen voor een lichtjes andere werkwijze. Iedere deelnemer mag nu twee activiteiten kiezen die ze vaak doen. Deze activiteiten vormen dan de insteek voor dialoog. Nadien vragen we of er nog activiteiten zijn die ze vaak doen en indien zo, mogen ze die er ook bijleggen. Bij één begeleider verloopt deze oefening niet zo vlot, waardoor de leerlingen 2 activiteiten kiezen en die voorstellen, maar niet meer ingaan op elkaars activiteiten. Hoewel het in de andere twee
Een kindfocus in de Stadsmonitor
98
groepjes wel lukt om deze activiteit in groep te doen, wordt het bij momenten een meerstemmige monoloog in plaats van een echte dialoog. Toch slagen deze leerlingen er af en toe in om de activiteiten die iedereen vaak doet, te bespreken op stadsniveau.
De begeleiders overlopen alle activiteiten waarna de leerlingen elk twee activiteiten mogen kiezen die ze vaak doen in de stad. Iedere leerling stelt zijn activiteiten voor, waarop de begeleider de ander leerlingen in het gesprek betrekt. Vervolgens mogen leerlingen stedelijke voorzieningen selecteren waar ze de activiteiten doen. Indien er een plaats ontbreekt mogen ze die zelf toevoegen via blanco fiches. Tot slot willen we weten welke waardering deze jongeren aan die plaatsen zouden toeschrijven. Daarvoor hebben we een verzameling emoticons aangemaakt waaruit ze mogen kiezen, de begeleider polst of andere kinderen er hetzelfde of anders over denken.
1.4.4.2
Park, cultuur – en sportvoorzieningen centraal in oranje cluster.
De twee groepjes die de oranje cluster behandelen geven grotendeels dezelfde invulling aan deze beleidsdomeinen. Park, cultuur – en sportvoorzieningen staan daarin centraal. Park en sportvoorzieningen nemen daarin een zeer belangrijke positie, terwijl cultuurvoorzieningen net iets minder worden vernoemd.
L:
het park daar gaan we voetballen
L:
We gaan soms met school in het park gaan joggen.
Deze kinderen maken vaak gebruik van parken om te voetballen, te joggen, vrienden te ontmoeten en de picknicken. Hoofdzakelijk hebben ze het over buurtparken, maar voor speciale gelegenheden of grote BBQ’s met de familie gaan ze naar parken die verder liggen. Zo kwamen deze jongeren al in het Keizerspark, het citadelpark, Puyenbroeck (Wachtebeke) en het Albertpark.
L:
Sportclub, daar sport ik en voetbal ik. Balsporten doe ik heel vaak en zwemmen in zwembad Rozebroeken. Ik ga ook naar sportclub standaard de Muide, om te voetballen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
99
L:
Vorig jaar ging ik naar F.C. Azalea, maar nu ga ik ook bij Muide voetballen.
L:
Vorig jaar deed ik kickboksen, maar de lessen zijn te duur, dus ben ik gestopt.
Sportclubs en sportvoorzieningen zijn plaatsen waar deze kinderen vaak komen. Ze spelen allerhande sporten en vertellen dat ze dit waardevol vinden. Ze kunnen er vrienden ontmoeten en veranderen daardoor wel eens van sportclub. Toch is het niet voor alle leerlingen een even gemakkelijk onderwerp. Enkele jongeren geven aan dat ze niet meer in clubverband kunnen sporten aangezien het te duur is. Enerzijds gaan ze dan maar naar het park om te voetballen, anderzijds hopen ze om volgend jaar opnieuw te beginnen.
L:
ja cinema, de kinepolis is de beste.
Cinema is een kaartje dat bijzonder populair is. Verschillende leerlingen vertellen welke film ze het laatst gezien hebben en maken duidelijk dat ze deze bekeken in de Kinepolis. Iedereen is het er over eens, ‘kinepolis is de beste’. Ze bezoeken de cinema met ouders, broers of zussen en vrienden. Naast de Kinepolis zijn er enkele leerlingen gebeten door cultuur. Ze spelen theater, dansen of gaan graag naar muziekoptredens. Eén leerling doet dit in een vereniging, terwijl andere leerlingen hopen om snel bij een vereniging aan te sluiten aangezien ze het leuker zouden vinden om dit in groep te doen, in plaats van alleen thuis. Wanneer deze leerlingen het hebben over muziek, gaat dit vooral over Turkse of Bulgaarse muziek. De muziekoptredens die ze bijwonen, zijn dan ook hoofdzakelijk in de thuislanden van hun ouders.
L:
chatten doe ik vooral thuis.
Verschillende leerlingen geven aan regelmatig te chatten of spelletjes te spelen op de computer, dit doen ze meestal thuis.
1.4.4.3
Vertaling naar mental maps.
Tijdens de vervolgopdracht nemen we de belevingskaarten als uitgangspunt en vragen we de kinderen om met stift, in de kleur van het thema (oranje), plaatsen aan te duiden waar ze soortgelijke activiteiten kunnen doen of gelijkaardige voorzieningen hebben in hun buurt. Verschillende kinderen gaven aan dat ze niet zo goed konden tekenen, waarop de begeleiders hen vertelden dat ze ook de woorden mogen noteren. Verschillende leerlingen nemen daarop de kaartjes bij zich en schrijven elke letter over. Andere leerlingen tekenen scenes op hun mental map waardoor die veranderen in een soort storyboard.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
100
1.4.4.4
School, thuis en jeugdverenigingen centraal in witte cluster
Twee groepjes behandelden de thema’s van de witte cluster. Algemeen plaatsen ze hierin drie voorzieningen centraal. In de eerste plaats school, daarnaast thuis en in mindere mate jeugdverenigingen. School is een belangrijke plaats voor deze jongeren waar ze veel verschillende dingen leren. Met school bedoelen ze naast de lessen op school ook de uitstappen die ze met school maken naar bijvoorbeeld het ‘Design museum’, het park, de bibliotheek of ‘SMAK’. School betekent voor deze leerlingen ook het aanleren van een beroep en het halen van een diploma. Sommige leerlingen vertellen dan ‘ik heb al een diploma van 3e – 4e leerjaar in Bulgarije’.
L1:
‘Ik wil ingenieur worden en dan moet ik eerst ASO doen en daarna universiteit.
L2:
‘Mijn mama zegt dat ik architect moet worden, dat is een goed beroep’
L3:
‘Thuis moet ik van mijn mama 35 minuten lezen, die zegt zo, lees meer boeken en je leer daardoor beter Nederlands. Vooral moeilijke woorden.’
Thuis is voor deze kinderen een belangrijke plaats om iets te leren al is die context niet altijd even eenvoudig. Verschillende kinderen verwijzen naar wat hun ouders denken of zeggen om het belang van leren te schetsen. Anderen verwijzen naar hun positie in de samenleving en wijzen op de noodzaak van een diploma en beroep. Thuis is voor deze kinderen de plaats waar ze huiswerk maken, chatten, een boek lezen, op de computer spelen en uitstappen maken waarbij ze iets nieuws leren. Enkele leerlingen hebben het over jeugdvereniging waar ze tijdens het weekend of in de vakantie aan activiteiten deelnemen. Eén leerling gaat naar de tekenacademie, een andere leerling volgt theater en sommigen nemen in de vakantie deel aan activiteiten en vier leerlingen doen aan voetbal in clubverband. De andere leerlingen geven aan dat ze nieuwe dingen vooral thuis of in het park leren.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
101
1.4.4.5
Vertaling naar mental map
Dit thema vertaald naar de mental maps levert vooral peilen op naar vrijetijdsactiviteiten waar de kinderen iets nieuws leren, alsook peilen naar de bibliotheek, musea en scholen. Verder wordt ook de rol van thuis benadrukt. L: Kunst, ballet. Hier Jamclub, dat is dicht bij mijn huis. Elke woensdag ga ik altijd gaan kijken.
L: Ik heb getekend waar ik ga voetballen in SKW Oostakker. Ik weet de weg niet maar ik heb getekend hoe je naar de bushalte gaat. Bus 3 en dan bij Dampoort, pak je bus 38, 39, 70 en 72. Dan kom je daar en daar is een bord zo. Daar staat opgeschreven CKL…. Tuurlijk staat de bibliotheek er niet op. Dat is heel ver van mijn huis, twee bussen.
1.4.4.6
Jeugddienst onbekend in rode cluster
Twee groepjes behandelden de thema’s van de rode cluster. Daarbij viel het op dat de jeugddienst de enige voorziening is waarover de kinderen niks konden vertellen. Eén leerling had er al van gehoord, maar kon eigenlijk niet uitleggen wat het juist was. Daarnaast valt het op dat alle andere voorzieningen vrij goed gekend zijn bij deze leerlingen.
L:
‘Voor oudere mensen die geen huis hebben’.
L:
‘Oudere mensen zouden beter thuis blijven bij hun familie’
Het bejaardentehuis zorgt voor een verdeeldheid onder de jongeren. Enerzijds vinden jongeren het belangrijk dat ouderen mensen daar terecht kunnen. Anderzijds vinden enkele leerlingen het een vreemde gewoonte om oudere mensen ‘daar’ alleen te laten sterven, ze vinden dat ze beter bij de familie kunnen blijven wonen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
102
B:
hebben jullie al eens iets gevraagd aan de stad?
L:
Met toneel moesten we iets graven op de Campo Santo. En dan hebben wij dat
moeten vragen aan de burgemeester en die zei dan niet daar graven maar liever daar. L:
ik was in de Albert heyn. Mijn mama wou komkommer maar ik vond dat nergens. En dat heb ik dat gevraagd en dan hebben ze me dat getoond.
Voor deze jongeren is de stad iets vrij abstract. Enkele leerlingen linken dit met de burgemeester, maar voor hem behoren daartoe ook mensen die in de stad wonen en werken.
1.4.4.7
Politiebureau, OCMW en CLB
Deze voorzieningen zijn voor de kinderen niet enkel herkenbaar maar brengen ook meteen ervaringen naar boven. Deze jongeren vinden politie zeer belangrijk in de stad. Ze verwijzen vaak naar het gebrek aan sociale veiligheid in parken en straten en vinden dat de politie veel repressiever moet optreden. Verhalen over verkrachtingen en moorden beginnen zich te mengen in het gesprek waarop de begeleider vraagt of ze dit al hebben meegemaakt in hun buurt. ‘nee, maar je hoort dat wel dat er s’ nachts zulke dingen gebeuren’. Sommige leerlingen zien bepaalde plaatsen als gevaarlijk in hun buurt, waarbij familieleden hen aanraden om daar niet te komen. In een vlaag van verbijstering vraagt een leerling ‘meester geloof jij in de derde wereld oorlog’, blijkbaar was er die dag voorheen een gesprek op de Turkse televisie over het uitbreken van de derde wereldoorlog. Sommige leerlingen wisten niet goed wat ze ervan moesten denken en gaan te rade bij medeleerlingen en de begeleiders. Het illustreert de rol van media in het onveiligheidsgevoel die sommige kinderen ervaren, zonder dat ze perse iets onveiligs hebben meegemaakt in hun buurt.
L:
Ik heb me daar ingeschreven voor de jeugdbeweging.
L:
Of uw gas. Als dat op is kan je er daar nieuwe gaan halen.
L:
Voor geld ook. Als je daar problemen mee hebt. Ik tolk er voor mijn mama.
L:
Ik tolk ook voor mijn mama.
L:
Soms geven ze huizen, dat is goed.
Alle leerlingen kennen het OCMW goed en weten voor welke diensten je er terecht kan. Deze kinderen kennen dit niet enkel ‘van horen zeggen’, maar komen er ook mee in contact als tolk voor de ouders. Ze vinden het OCMW goed aangezien het mensen helpt die het moeilijk hebben.
L:
daar krijg je info.
L:
daar wordt ik droevig.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
103
Ook het CLB is goed gekend bij alle leerlingen. Je kan er volgens hen info krijgen alsook medische hulp. Omwille van de ‘spuitjes’ vinden verschillende leerlingen dit een plaats waar ze droevig worden.
1.4.4.8
Mobiliteit
Deze kinderen bewegen zich via verschillende vervoersmodi door de stad waarbij mobiliteit een belangrijk thema is. In de eigen wijk wordt veel te voet gedaan maar om van voorzieningen gebruik te maken die buiten de wijk liggen, nemen jongeren de bus of de auto. Mobiliteit is in die zin belangrijk omdat het mogelijkheden schept of obstakels vormt om bepaalde activiteiten te kunnen doen. Ze behandelen mobiliteit niet als een apart thema, maar als iets dat andere activiteiten mogelijk maakt.
1.4.5
Prioriteitenspel
De laatste activiteit daagt kinderen uit om prioriteiten te formuleren voor Gent. We vragen hen om zich in te beelden het Schepen College van Stad Gent te zijn, en de kwaliteiten en uitdagingen voor Gent te formuleren. Daarvoor mogen ze beschrijfbare fiches in de kleuren van de clusters nemen en erop schrijven welk beleidsaspect ze daarin belangrijk vinden voor hun stad. Ze mogen 5 kaartjes nemen, daarbij kiezen ze zelf welke kleuren voor hen belangrijk zijn. Waar de aandacht bij de belevingskaarten een dip kende, is de betrokkenheid tijdens deze activiteit erg hoog. De activiteit
Tijdens de vorige opdrachten was er steeds een voorkeur voor de thema’s van de oranje, witte en rode beleidsclusters. Hoewel de leerlingen spontaan rode en oranje fiches nemen, worden de groene en gele fiches even vlot gekozen. Tijdens de keuze van de fiches valt het op dat er in de drie groepjes minder interesse is in de witte fiches. Om te bepalen welk beleidsaspect ze belangrijk vinden, worden de mapjes met foto’s er terug bijgenomen. Enerzijds halen jongeren er inspiratie uit, anderzijds stellen ze regelmatig de vraag ‘hoort dit er dan ook bij?’
Prioriteitenlijst
Een kindfocus in de Stadsmonitor
104
1.4.5.1
‘Wat vinden jullie belangrijk voor de stad? ‘
Het wordt duidelijk dat de vraag ‘wat vinden jullie belangrijk voor de stad?’, ander soort materiaal oplevert dan ‘wat spreekt jullie aan in de stad’. Gezien hun voorkeur tijdens de vorige activiteiten voor de rode, witte en oranje beleidsclusters is het vrij opmerkelijk dat deze kinderen nu ook inzetten op de thema’s ‘werk en ondernemen’ en ‘Natuur, milieubeheer, woon en woonomgeving en mobiliteit’. Tijdens de vorige activiteiten lukte het vrij behoorlijk om het gesprek op stadsniveau te voeren. Het valt op dat de kwaliteiten en uitdagingen nu hoofdzakelijk op buurtniveau worden geformuleerd. Regelmatige formuleren ze een suggestie op buurtniveau en vertellen dan dat dit goed is voor ‘de hele wereld’. Voor het beantwoorden van deze vraag refereren jongeren niet enkel naar hun eigen positie in de samenleving, maar ook naar die van hun familie en kennissen. Ze refereren ook naar andere groepen in de samenleving waarmee ze niet noodzakelijk in contact komen.
1.4.5.2
Kwaliteiten en uitdagingen per beleidsdomein
Hieronder lijsten we per beleidscluster de prioriteiten van kinderen op. We rangschikken de beleidsclusters op basis van de aantal fiches. De kleur waarvan de leerlingen er het meest namen staat bovenaan.
Werk en Ondernemen voetbalwinkels
Meer kleine handelszaken
Meer voetbal winkels
Meer nieuwe winkels
Meer geld
Later werk en toekomst hebben
Turkse winkels zijn belangrijk
Lady gaga (iedereen moet streven naar zo een goede job met veel geld)
Meer winkels
Meer werk
Een kindfocus in de Stadsmonitor
105
Meer winkels
Goedkopere ipad
Goedkopere gsm’s
Goedkopere iphone
Meer werk
Meer werk
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid No!! war!!
Meer camera’s
Geen drugs, niet stelen.
Gevaar stoppen
Meer politie
Meer camera’s
politie
politie
politie
Meer politie
Meer scholen
Veilig naar school kunnen gaan
Meer politie
Gratis huizen voor armere mensen
Meer politie
Meer politie
Natuur, milieubeheer, woon – en woonomgeving en mobiliteit Geen milieuvervuiling
Meer gras
Meer bomen
Meer elektrische auto’s
Meer veld
Meer gras
Meer blaarmeersen
Meer auto’s
Meer Gras
Betere woningen
Park
Daklozen centra (zoals in Turkije)
Veel natuur
Een kindfocus in de Stadsmonitor
106
Cultuur en vrije tijd zwemmen
Voetbal
zwemmen
sporten
Goedkopere Rozebroeken
Goedkoper (vecht)sporten
Meer zalen voor jongeren
Toneel
Meer sportvoorzieningen
Meer sport
Meer zalen voor sport
Meer eten en kleren
Meer rijke mensen voor Afrika
Leren en onderwijs Meer school
Meer basis scholen
Strafstudie
Architectuur studeren
Geen strafstudie
Meer leren.
Beter leren= meer weten
Meer juffen
Meer meesters en juffen
1.4.5.1
Aantal fiches en verschuivingen
De volgorde van de beleidsdomeinen springt als eerste in het oog. Voor deze kinderen zijn de thema’s van de gele en de rode cluster prioritair in Gent. Doorheen de sessie spraken de foto’s uit de gele mapjes de jongeren aan, maar werden ze steeds ‘net niet’ gekozen. Deze kinderen zien leren en onderwijs voornamelijk in functie van werk, waardoor ze vaak de brug maken tussen beide beleidsclusters. Vanuit dit opzicht is de combinatie van witte en gele fiches het meest prioritair. Hoewel de gele thema’s niet uitvoerig werd behandeld tijdens een voorgaande activiteit hebben ze steeds een belangrijke rol gespeeld in de beleving van de buurt en de stad. In de cluster ‘werk en ondernemen’ zijn zowel werkgelegenheid als ondernemingen belangrijk. Naast de gele fiches vallen de rode fiches met daarop maar liefst 8 keer de prioriteit ‘meer politie’. Deze kinderen ervaren soms gevoelens van onveiligheid en zien daarbij de rol van de politie als cruciaal. Ze klagen ook de juridische procedures aan waarbij sommige daders te weinig gestraft worden. De rode thema’s zijn een constante geweest doorheen de hele sessie.
De oranje, groene en witte fiches zijn ongeveer gelijk in aantal. Het meest opmerkelijke zijn het aantal groene fiches. Hoewel een aantal foto’s uit het groene mapje werden gekozen bleken de
Een kindfocus in de Stadsmonitor
107
thema’s doorheen de sessie eerder impliciet aan bod te komen. Tijdens deze activiteit vertalen kinderen de impliciete noden naar prioriteiten. 1.4.5.2
De gele prioriteiten
L:
Later hoop ik werk te hebben, dus werkgelegenheid voor de toekomst.
L:
Meer bedrijfjes, kleine winkeltjes in plaats van die grote winkels.
De gele prioriteiten staan voor deze jongeren in het teken van meer werk en meer handelszaken in de stad. Werk is voor hen belangrijk aangezien ze het verbinden met school en leren. Een mooie toekomst zou hen motiveren om te studeren. Handelszaken zijn voor meerdere reden belangrijk. Ten eerste zijn het plaatsen die de stad doen leven. Ten tweede kan je er dingen kopen en dat is handig en leuk. Ten derde ontmoeten ze mensen in de handelszaken. Ten vierde ijveren ze vooral voor lokale, kleine handelszaken.
L:
Goedkopere ipad’s en Iphone’s.
L:
Lady gaga!
Sommige prioriteiten lijken op het eerste zicht niet in het rijtje te passen, waardoor de begeleiders polsen hoe zij dit verbinden met de beleidsdomeinen van de gele cluster. Met goedkopere Ipad’s bedoelen deze leerlingen dat bedrijven ze op een goedkopere manier moeten produceren. Lady gaga zou dan weer een symbool staan van een goede job die verschillende kinderen ambiëren. ‘Maar in een vleesjurk lopen, dat gaan we echt niet doen hoor’. We bedoelen gewoon dat het belangrijk is om een goede job te vinden zoals lady gaga met veel geld.
1.4.5.3
De rode prioriteiten
L:
Meer politie
L:
veilig naar school kunnen gaan.
De rode prioriteiten gaan vooral over politie en veiligheid in de stad. Deze kinderen ervaren geregeld gevoelens van onveiligheid en zien daarbij de rol van de politie als cruciaal. De gevoelens van onveiligheid worden gecreëerd door verhalen die ze horen via verschillende media. De prioriteit ‘no war’ refereert naar het nieuws de dag voordien op de Turkse televisie. In de toelichting van de rode prioriteiten leggen deze kinderen de nadruk op de verantwoordelijkheid van de stad om onveiligheid aan te pakken.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
108
1.4.5.4
De oranje prioriteiten
L:
Goedkopere sportvoorzieningen.
L:
Meer eten en kleren.
De prioriteiten rond Cultuur en vrije tijd gaan bij deze jongeren vooral over een tekort in het aanbod en de nood aan democratisering van voorzieningen. Een aantal voorzieningen zijn te duur en ze vinden dat iedereen de mogelijkheid moet krijgen om te gaan sporten. Ze zouden naast de sporten die ze beoefenen in het park of thuis graag aansluiten bij sportclubs. Eén leerling heeft het ook over een tekort aan voedsel en kleren en vindt dat de stad hiervoor maatregelen moet nemen. Het is duidelijk dat deze leerlingen cultuur en vrije tijd op een zeer specifieke manier invullen. Ze leggen hierin de nadruk op sociaal economische uitdagingen.
1.4.5.5
De groene prioriteiten
L:
Meer velden.
L:
Meer parken om te voetballen.
In de groene prioriteiten gaat het hoofdzakelijk over nood aan ruimte. In alle groepjes komt het tekort aan voetbalterreinen in de buurt aan bod. Vaak delen ze het park met andere mensen en willen die andere mensen niet dat ze daar voetballen. Dit vinden de jongeren knap lastig aangezien ze om financiële redenen niet altijd terechtkunnen bij een sportclub.
L:
Daklozen centra
L:
Goedkopere woningen.
Een leerlingen heeft het ook over een daklozen centrum. In Turkije hadden ze zo een centrum en dit zou de daklozen in Gent goed kunnen helpen. Verder hadden enkele leerlingen het doorheen de sessie al over de woningen in hun buurt. Ze kennen steevast straten waar ze wel en niet zouden willen wonen. Ze benoemen zelfs de leerling in de groep met de beste straat en woning. Mochten de leerlingen kunnen kiezen zouden ze graag in een beter huis wonen al zijn die volgens hen te duur.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
109
1.4.5.6
De witte prioriteiten
L:
meer leren
L:
meer meesters en juffen.
De witte prioriteiten staan regelmatig in verband met de gele prioriteiten aangezien deze kinderen leren en werken vaak verbinden. De leerlingen hebben een goed gevoel bij leerkrachten en scholen en vinden dat de stad hier nog meer mag op inzetten. Eén element mag dan weer worden afgeschaft en dat is de strafstudie, dit vinden ze een nogal oneerlijk principe. De begeleider vraagt de leerlingen of ze op deze school ook strafstudie hebben, maar dit blijkt vooral een angst te zijn voor wanneer ze naar de middelbare school zullen gaan.
1.4.6
Evaluatie door leerlingen
In ieder groepje werd, naargelang de resterende tijd, de sessie kort geëvalueerd. We vroegen leerlingen hoe ze de sessie ervaren hebben, welke elementen vonden ze leuk en welke zouden ze veranderen mochten we dit nog eens organiseren met andere jongeren. Verder vroegen we hen of het moeilijk was om hierover te praten en of ze iets hebben bijgeleerd. ²
Het was leuk Alles was er leuk aan. Ik was benieuwd waar dat ging uitkomen. Ik ook. Als jullie het nog eens gaan doen, gewoon hetzelfde doen. Zo is het goed Zeg, ik dacht dat dat allemaal verf was, maar die deksels waren alleen gekleurd. Gaan jullie nog een keer komen? Waarom niet? Ik wil niet nog iets vertellen. Maar ik wil nog een leuke dag hebben. Gaan jullie alles tegen de stad zeggen? (bgl: een aantal dingen gaan meegenomen worden) Want er moeten echt waar dringend meer winkels gebouwd worden!
Een kindfocus in de Stadsmonitor
110
1.5 Perceptiestudie Atheneum, Gentbrugge De allereerste klassessie vond plaats in het Atheneum van Gentbrugge. Gentbrugge werd binnen het PWO-project KIDS van HoGent geselecteerd als pilootbuurt voor het onderzoek omwille van de toekomstige ontwikkeling van de site van het voormalige Ottenstadion. Stad Gent wil er –in samenwerking met SoGent- een kindvriendelijke ecowijk van de 21e eeuw bouwen. Wanneer we de school contacteerden in het kader van ons onderzoek, bleek dat het Atheneum in Gentbrugge vaak wordt aangesproken door Hogescholen en universiteiten omwille van de geplande kindvriendelijke Ecowijk. De school organiseerde zelfs een inspraakmoment voor hun jongeren tijdens de ‘wijk van de maand’ in het voorjaar 2014. Vanuit een maatschappelijk engagement om de relatie met de buurt te verzorgen, stemde de school in om deel te nemen aan het onderzoek. Het Atheneum Gentbrugge is een secundaire onderwijsinstelling van het GO! (Gemeenschapsonderwijs). De school biedt uitsluitend Algemeen Secundair Onderwijs aan en het aanbod is geprofileerd rond klassieke talen, humane wetenschappen, wiskunde en wetenschappen. De middelbare school ligt in de rand van de grootstad Gent, in de Wijk Gentbrugge, Ooievaarsnest 3. Ze is gesitueerd op de rand van een residentiële wijk. Aan de andere kant sluit de school aan bij het groen gebied van de Gentbrugse Meersen (Zie Figuur 33).
Figuur 33: Links - Situering Atheneum Gentbrugge. Rechts - Leerlingen klassessie naar woonplaats. © Google Maps
Het Atheneum trekt leerlingen aan uit Gentbrugge, maar zeker ook uit verder gelegen gemeenten. Ongeveer 30% van de leerlingen van de 1e graad komen uit de gemeente Gentbrugge. Na Gentbrugge komen de meeste leerlingen uit Gent (Centrum), Ledeberg en Sint Amandsberg (Telkens zo’n 15%) Daarna volgen Melle, Destelbergen, Heusden en Merelbeke, samen goed voor 20%. Tenslotte woont er 5% in andere gemeenten die nog verder gelegen zijn van de school. De kaart (zie Figuur 33) geeft een overzicht van de leerlingen naar woonplaats van de klas waarin het perceptie onderzoek door ging. Maar weinig leerlingen wonen in de directe schoolomgeving.
De wijk Gentbrugge8 behoort tot de oostelijke stadsrand van Gent. De wijk Gentbrugge is een onderdeel van de deelgemeente Gentbrugge en wordt begrensd door de Schelde, de gemeente met Melle, de Brusselse Steenweg, en de grens met de wijk Oud Gentbrugge.
Zoals de meeste randgemeenten wordt Gentbrugge met de stad verbonden langs een grote steenweg: de Brusselse steenweg. De autosnelweg E17 loopt dwars over Gentbrugge. Een aantal belangrijke straatassen in Gentbrugge
Figuur 34: Situering wijk Gentbrugge volgens gebiedsgerichte werking Stad Gent & indeling in sectoren. Uit: Wijkmonitor Gentbrugge.
verdelen de wijk in verschillende woonbuurten.
De wijk heeft een typisch voorstedelijk karakter. De bebouwingsgraad is er laag 9 en de wijk geeft een open en groene indruk. De sterkste verdichting situeert zich in het westelijk deel van de wijk, dicht bij Oud Gentbrugge en dichter bij de kernstad. De verschillende woonwijken zijn veelal 20ste eeuwse verkavelingen van gezinswoningen met tuinen. In 2001 waren meer dan 40% van de woningen in Gentbrugge open of halfopen eengezinswoningen, 38,6% gesloten eengezinswoningen en 18,8% appartementen 10. Naast de verkeersstructuren en de bebouwing, bepalen ook de Schelde en de Meersen bepalen het uitzicht van de wijk. Het meest Oostelijke deel van Gentbrugge is onbebouwd. Hier strekt zich een groot groengebied uit tot aan de scheldebocht. De wijk Gentbrugge telt 289399m² publiek groen. Daaronder vallen de Meersen met het Geboortebos, het Rattendaele park en het volkstuinencomplex de Meersen.
Figuur 35: Groengebied Gentbrugge. (Uit: Wijkprogramma Gentbrugge 2006)
We volgen hier de wijkindeling voor gebiedsgerichte werking van Stad Gent Bebouwingsgraad van 8,9% Bron: Kadaster, 2008) 10 Bron: Socio-Economische Enquete 2001 8 9
Een kindfocus in de Stadsmonitor
112
Ook de bevolkingssamenstelling van Gentbrugge sluit aan bij het ‘stadrand’-profiel. Gentbrugge is beduidend dunner bevolkt dan de kernstad en haar 19e eeuwse gordel. De woningvoorraad bestaat vooral uit eengezinswoningen, wat maakt dat alleenstaanden minder sterk vertegenwoordigd zijn in Gentbrugge. Globaal genomen leven er meer kansrijke bewoners in de Gentbrugge. Het mediane inkomen is hoger en de kansarmoede in de wijk ligt lager dan het Gentse gemiddelde. De sector Coninxdonk is –gemeten aan het mediane inkomen per aangifte- zelfs de rijkste in heel Gent. De verkavelingswijken van Gentbrugge lijken waarschijnlijk voor velen op de gedroomde woonomgeving om kinderen op te brengen: ruime gezinswoningen met tuin, in een rustige buurt, doodlopende straten waar je op de weg zou kunnen spelen, en dat alles niet ver weg van parken en groen. Uit verhuiscijfers van Stad Gent blijkt inderdaad dat Gentbrugge een aantrekkingspool is voor jonge gezinnen die uit het stadscentrum weg verhuizen. Nochtans heeft Gentbrugge een minder jonge bevolkingen dan wat je op basis van dit beeld zou verwachten. Gentbrugge heeft in vergelijking tot het profiel van Gent een ‘rijpere’ bevolking. Er zijn minder 20- tot 39-jarigen, en ook minder jonge kinderen (0-4 jaar). Vanaf de leeftijd van 40 jaar is er een oververtegenwoordiging in Gentbrugge. De hogere gemiddelde leeftijd heeft dan ook vooral te maken met de afwezigheid van jonge alleenstaanden en minder hoge geboortecijfers dan in de 19e eeuwse gordel. De leeftijdscategorie van 12-18 jarigen is wel (nog) sterk vertegenwoordigd in Gentbrugge.
Figuur 36: Bevolkingspyramide Gentbrugge. (Bron: Stadsmonitor Gent in Cijfers)
Gentbrugge kent een relatief lage verhuismobiliteit. Dat heeft uiteraard grotendeels te maken met het feit dat de bewoners er vaak hun huis gekocht hebben, er dus langer blijven dan in buurten waar vooral gehuurd wordt. Dat er veel oudere koppels zonder kinderen wonen in Gentbrugge, lijkt er op te wijzen dat veel van de ouders in de gezinswoning blijven wonen, ook wanneer de kinderen al het huis uit zijn. Ontdanks het feit dat er geen ouderenvoorzieningen zijn in Gentbrugge, behoort Gentbrugge tot één van de meest verouderende wijken van Gent. Hoewel het Atheneum niet enkel kinderen uit de buurt aantrekt, lijkt het karakter van Gentbrugge wel door te spelen in de mentale kaarten van de leerlingen. Het groen en de open ruimte krijgt vaak heel wat plaats op hun mentale kaarten. Ook de drukke Brusselse steenweg die door de wijk loopt, structureert sterk de beleving van de kinderen. De school, die in een ‘kansrijkere’ buurt gelegen is, lijkt ook vooral kansrijkere jongeren aan te trekken. Op basis van GOK-gegevens weten we dat er van de 180 leerlingen eerste graad heeft minder dan 10% een vreemde nationaliteit. Er zijn enkele leerlingen uit de buurlanden, sommigen wat verder uit Europa en een erg klein aantal heeft een niet-Europese nationaliteit. De nationaliteit van de leerlingen lijkt ook weinig te zeggen over onderwijskansen van de leerlingen. Ze hangen bijvoorbeeld nauwelijks samen met de andere GOK indicatoren ‘opleidingsniveau moeder’ en de ‘thuistaal’. Van ongeveer 9% van de leerlingen spreekt geen van beide ouders Nederlands. De
Een kindfocus in de Stadsmonitor
113
meeste leerlingen hebben een moeder die een diploma van het hoger onderwijs behaalde. Van ongeveer 50 leerlingen is het opleidingsniveau van de moeder echter niet gekend. Slechts iets minder dan 20% van de leerlingen heeft een moeder die geen diploma van het (hoger) secundair onderwijs behaalde. De school heeft veel aandacht voor de brede harmonische vorming en beklemtoont de zorg voor alle leerlingen. Tegelijk staat het nastreven van leerwinst bij elke leerling voorop. Een vakbekwaam korps dat aandacht besteedt aan onderwijsontwikkeling vormt daarin hun sterke troef. De school hanteert een overwegend klassiek evaluatiemodel van examens en toetsen. Wat betreft het rapporteren en evalueren van attitudes en competenties, is de school nog wat meer zoekende 11. Het atheneum rekruteert leerlingen uit verschillende basisscholen. In de klas die wij bevraagden kwam slechts een zeer klein aantal leerlingen uit de naburige basisschool BSGO Gentbrugge (Hazenakker 1). De leerlingen uit de klas (van 17lln) komen uit 9 verschillende basisscholen. De meeste leerlingen stromen wel door in de eigen school, en maken dus hun ganse secundaire schoolloopbaan af in het atheneum. Ze ronden hun schoolloopbaan in het atheneum succesvol af, waarna zij hun studies vervolgen in het hoger onderwijs. Daar schommelt hun studiesucces rond de Vlaamse referentiewaarden. De leerprestaties van de leerlingen en de resultaten in het vervolgonderwijs worden door de school opgevolgd om aan zelfevaluatie te kunnen doen 12.
Figuur 37: Atheneum Gentbrugge
1.5.1
Opstelling en inleiding
De school opende om 8 uur de deuren, dus hadden we 25 minuten om onze setting op te stellen in het vaklokaal plastische opvoeding. De tapijten werden omwille van de leeftijdsgroep deze keer achterwege gelaten. Aangezien het team van Hogeschool Gent verdere analyses op het materiaal wilde uitvoeren, werden ook statieven en camera’s opgesteld. Met dank aan de nodige adrenaline waren we 10 minuten sneller dan de schoolbel geïnstalleerd. Tijdens de laatste minuten stemden de begeleiders op elkaar af en werden de camera’s finaal gecheckt. De leerlingen van het tweede Latijnse komen het lokaal, samen met hun leerkracht van het eerste uur, nieuwsgierig binnen. Fronsende blikken onderzoeken het heringerichte lokaal plastische 11 12
Doorlichtingsverslag GO! Atheneum Gentbrugge Doorlichtingsverslag GO! Atheneum Gentbrugge
Een kindfocus in de Stadsmonitor
114
opvoeding. De kleurrijke belevingsboxen sluiten aan bij de creatieve en expressieve sfeer die dit lokaal uitstraalt. Wouter introduceert kort het onderzoek, waarop de leerkracht de leerlingen in 3 groepjes verdeelt op basis van gender en energiepeil. De klas telt in totaal 16 leerlingen, 13 jongens en 3 meisjes. Om het voor de meiden leuk te houden kiest de leerkracht ervoor om 2 meisjes samen te zetten en het derde meisje bij een jongen waarmee ze goed kan opschieten. Uiteindelijk worden er 2 groepjes van 5 leerlingen gemaakt en 1 groepje van 6 leerlingen. Gedurende de sessie zijn er drie verschillende leerkrachten aanwezig. De wissels worden door de leerlingen amper opgemerkt, er is weinig interactie tussen leerlingen en leerkracht. Enkel bij de leerlingen die dicht bij de deur zitten valt hier en daar de zin ‘Heeft hij ons gehoord?’ Het lokaal is best gezellig, heeft veel licht en uitzicht op het voetbalveld. Er hangen verschillende kunstwerken die een expressieve sfeer de ruimte instuwen. Met drie groepjes blijkt de akoestiek van het lokaal barslecht waardoor het toen onduidelijk was of het opname materiaal (camera’s en dictafoons) de gesprekken duidelijk zouden registreren. 1.5.1.1
Toelichting onderzoek
In de drie groepjes wordt het onderzoek en de functie van de camera toegelicht. De leerkracht kwam in één groepje tussenbeide en vroeg of de camera (die in de richting van het kind opnames maakte) niet stoorde, de leerling vond dit geen probleem en bleef zitten.
B[egeleider]
We gaan vandaag met jullie praten over de stad, jullie mogen vertellen En wij gaan luisteren en veel vragen stellen. Zien jullie dat zitten?
L[eerling]
Moeten wij dan geen saaie enquête invullen?
B
Neen, we gaan vooral praten en enkele activiteiten doen.
L
Dat klinkt niet slecht.
Sommige leerlingen associeerden onderzoek met ellenlange enquêtes die ze zorgvuldig moesten invullen. Het was voor hen vrij nieuw om op deze manier deel te nemen aan onderzoek.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
115
1.5.1.2
Kennismaking stedelijkheid – Luchtfoto
Voor de eerste activiteit werden luchtfoto’s uitgedeeld met daarop het stadsdeel waarin de school gelegen is. De leerlingen kregen per twee een foto en mochten daarop aanduidingen maken.
B[egeleider]
Jullie zien allemaal dezelfde foto, wat herkennen jullie daarop?
L[eerling]
ik zie onze school,… het stadion (alé het oude he) en de Brusselse steenweg…..
De leerlingen hebben weinig moeite om de kaart te lezen . In alle groepjes werden de school, het stadion en de Brusselse steenweg als eerste herkend. Daarnaast herkennen de meesten ook nog de E17 en het bos (Rattendaele park). Verder doorkruisen straatnamen, ervaringen, schoolroutes en woonplaatsen de meeste gesprekken.
1.5.1.3
Bewoners vs bezoekers
Op het eerste zicht werden vooral herkenbare, in het oog springende, zaken aangeduid. Wat deze jongeren herkennen staat bijna altijd in relatie tot de school zoals:
plaatsen waar ze afspreken om naar school te gaan
plaatsen waar ze voor of na de turnles (in de sporthal) passeren.
de vervoersmodi die ze gebruiken om naar school te gaan.
Personen, huizen, straten en winkels die ze tegenkomen op hun weg naar en van school.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
116
Toch duiken hier en daar opmerkingen op die verwijzen naar ervaringen die verder reiken dan de momenten voor, tijdens of na school. 7 van de 16 leerlingen wonen in Gentbrugge, 3 onder hen kunnen hun woning op de kaart aanduiden en herkennen:
Hun vroegere school.
De plaats waar een marktkraam staat op zondag.
Plaatsen waar ze het openbaar vervoer nemen om naar hun hobby’s te gaan.
Plaatsen waar ze inkopen doen.
Plaatsen waar er niet veel te beleven valt.
Gevaarlijke kruispunten.
1.5.1.4
Grenzen en wegeltjes
B
Hoe komen jullie naar school?
LL’N
Met de bus…. Met de auto…. Met de fiets …. Met de tram….. Te voet…..
B
Welke weg neem jij?
L
Als ik naar huis ga neem ik deze weg via de Braemkasteelstraat over de Gentbruggebrug naar de Dendermondsesteenweg zo naar huis. Dat is ongeveer 6 km, maar eigenlijk moet ik van mijn mama via de Heusdenbrug door Destelbergen rijden omdat dat veiliger is, dat is 10 km!!!
Wanneer de begeleiders vragen naar de manier waarop leerlingen naar school komen, worden alle wegen en vervoersmodi vlot opgesomd en vergezeld van de adjectieven ‘gevaarlijk, druk, slecht en veilig’. De ruimere schoolbuurt blijkt sterke grenzen te kennen die deze jongeren moeten oversteken of vermijden op hun weg naar school. Wanneer leerlingen het hebben over gevaarlijke en drukke plaatsen worden telkens de straten: Brusselsesteenweg, Heusdenbaan, Braemkasteelstraat en Land van Rodelaan vernoemd. De leerlingen geven aan dat verschillende ouders niet graag hebben dat ze deze straten nemen tijdens hun route, al vinden sommige jongeren het lastig om een omweg te nemen als deze ‘gevaarlijke’ straten korter zijn. Enkele leerlingen worden met de auto gebracht en kunnen moeizaam hun route op de kaart aanduiden. Ze herkennen de E17 en de Brusselse steenweg, maar vanaf daar kunnen ze moeilijk aanduiden welke straten ze exact nemen om naar de school te gaan. De school grenst aan het natuurgebied ‘de Gentbrugse Meersen’, en is daardoor gelegen in een vrij groen gebied van Gentbrugge. In ieder groepje worden het bos (Rattendaele Park) en het natuurgebied herkend. Rond deze twee plaatsen hebben leerlingen het vaak over wegeltjes, tussenbaantjes en binnen baantjes, die ze nemen op weg naar school. Hier en daar wordt, tevergeefs, getracht om deze wegeltjes te zoeken op de kaart. Hoewel deze wegeltjes in hun beleving belangrijk zijn, kunnen ze die op de kaart moeilijk aanduiden.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
117
L1:
Hier ergens is er dan zo’n baantje, staat niet zo goed op de kaart. Is zo’n wegeltje.
L2:
Ik ga langs een tussenbaantje, raar om dat zo te zien op de kaart.
1.5.1.5
Rattendaele Park
L1:
Het bos kom je tegen onderweg naar school, soms spreken we daar ook af.
L2:
Het bos, ja dat wordt vaak gebruikt, om te roken enzo…
L3:
Dat is het bos waar we soms met school naartoe gaan.
L4:
Ik ging daar vroeger kampen bouwen.
Het Rattendaele Park is een plaats die een meervoudige betekenis krijgt toegeschreven. Je kan er volgens de jongeren door fietsen en spelen. Het wordt niet enkel door hun eigen leeftijdsgroep gebruikt, maar ook door oudere jongeren die er roken.
1.5.1.1
Beleving is gelaagd
De begeleiders vroegen de jongeren om per twee, de kaarten die ze bewerkten voor te stellen. Het valt op dat jongeren vanuit hun alledaagse ervaringen moeiteloos alle beleidsdomeinen kunnen aanhalen. Toch spreken ze niet over beleidsthema’s op zich maar staan die bij bijna altijd in relatie tot de verplaatsingen die ze maken van en naar school. De routes die ze nemen illustreren op deze manier geen geografische maar geleefde ruimtes. Samen met de plaats wordt vaak verteld wie ze daar tegenkomen, wanneer ze daar komen en de manier waarop ze daar geraken.
L2:
Daar is’t politiekantoor. Wij gaan daar elke keer na de LO les een blikje uit de automaat halen.
L3:
Onderweg naar school kom ik kasseien en een brug tegen. De Heusdenbrug. Wij spreken vaak af aan de Heusden brug maar die staat niet op de kaart. Op terugweg zijn we meestal met twee. Er rijd nog iemand mee, maar slaat aan de brug af. Hij doet speciaal een toerke om mee te rijden.
L3:
Soms kom ik met de tram. Wij stappen dan hier af. Nee, niet op de Brusselse steenweg. Die stopt zo redelijk dicht daar ergens.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
118
1.5.1.2
Mental maps
We vertellen de jongeren dat we het net hadden over een deel van de stad, maar dat we eigenlijk ook benieuwd zijn naar hun buurt en hoe zij die beleven. Dit zullen we doen via mental mapping, al wordt dit naar de jongeren niet op deze manier gecommuniceerd.
B:
Jullie mogen je buurt tekenen alsof je die zou voorstellen aan iemand die er nog nooit geweest is. Je mag beginnen met jouw huis te tekenen, daarna de straat en dan plaatsen die je belangrijk vindt in jouw buurt.
L1:
Mag dat ook mijn wijk zijn, want die is super groot?
L2:
Moet dat van bovenaanzicht zijn?
L3:
Ah zo met parken enzo, en ook parkeerplaatsen?
L4:
Mag ik dat eerst met potlood tekenen?
L5:
Moet dat juist getekend zijn?
L6:
Mogen wij daar ook straatnamen bijschrijven?
L7:
Moeten die kleine straten erbij?
1.5.1.3
Tekenen is niet vanzelfsprekend.
In tegenstelling tot de eerste opdracht komt het tekenen maar moeilijk op gang. Sommige leerlingen beginnen zeer langzaam en wachten af wat de anderen op papier zetten. De leerlingen stellen veel vragen over wat en hoe ze dit moeten tekenen. Enkele leerlingen wonen in Gentbrugge en nemen er prompt de luchtfoto bij om de straten ‘correct’ te tekenen. In sommige groepjes duurt het bijzonder lang vooraleer alle jongeren beginnen te tekenen. Meermaals vermelden de jongeren ‘Ik kan echt niet tekenen’. Wanneer de jongeren enkele zaken hebben getekend, vergelijken ze regelmatig hun tekening. Af en toe bekritiseren ze elkaars tekening door te zeggen ‘dat lijkt er echt niet op!’. 1.5.1.4
Buurt
Er komen een aantal vragen over hoe groot een buurt eigenlijk is. De begeleiders houden dit zo veel mogelijk open en laten de jongeren dit zelf invullen. Een paar jongeren vatten dit op als enkel hun eigen straat , andere tekenen 3-5 straten, enkele tekenen 5-10 straten. We vroegen kinderen ook waar ze vaak komen waardoor er op de mental maps regelmatig pijlen staan naar vrijetijdsactiviteiten, vrienden, familie,… .
Een kindfocus in de Stadsmonitor
119
Eigen straat
1.5.1.5
3-5 straten
5-10 straten
Huis
Alle leerlingen wonen in een huis met tuin. Deze variëren van rijwoningen tot woningen in de villawijk. Het valt op dat de meeste leerlingen enkel het eigen huis (1) in hun straat tekenen. Hoewel alle leerlingen buren hebben, tekenen ze zelden hun huis, en worden ze nooit vernoemd bij de presentatie van de mental maps. In de hele groep, zowel de leerlingen die in Gent als daarbuiten wonen, zijn er vier uitzonderingen. Twee leerlingen (Gentbrugge) tekenden de rijwoningen (2.A) in hun straat en duidden daarin hun eigen huis aan, maar ook hier worden de directe buren niet benoemd. Eén leerling (Sint-Amandsberg) kent zijn buurjongen heel goed en heeft zijn huis (2.B) getekend, de rest van de buren kent hij niet en hun huizen staan er dan ook niet op. Eén leerling (Gentbrugge) heeft een gedeelde tuin (3). Tijdens de voorstelling van zijn mental map, vermeldt hij de buren waarmee hij in de tuin speelt. 1.
Ik woon hier
2. A.
3.
Dit is mijn straat.
1. B.
Hier woon ik, ik heb een gedeelde tuin, ik voetbal met deze jongens, de andere buren waarmee ik de tuin deel. De buren langs de ene kant een
Een kindfocus in de Stadsmonitor
120
jaar ouder en vier jaar ouder, de andere buren zijn een jaar jonger.
Dit is mijn huis
1.5.1.6
Vrienden
De begeleiders vroegen de leerlingen waar ze vaak komen in hun buurt. Het valt op dat deze leerlingen het in dit opzicht nooit over familie hebben, maar eerder over (beste) vrienden in de omliggende straten. Deze vrienden kennen ze onder andere van: (vorige) school, van in het park of van vrije tijdsactiviteiten.
1.5.1.7
Parken en groen
L1:
Arbedpark, da’s gewoon een park waar ik redelijk veel ga.
L2:
In mijn buurt heb je het drakenpark en een ander park, ik ga er ongeveer fifty fifty, er is nog een derde park, maar daar kom ik niet veel.
L3:
Het grootste deel van mijn wijk is groenzone.
L4:
Ik vind natuur zelf niet zo belangrijk. Ik vind het belangrijk dat er leven is in de stad ( woont in Merelbeke)
L6:
Dit is mijn huis, met tuin. Daar zijn akkers, t’is hier rustig. Ik vind dat belangrijk. (woont in Merelbeke)
L7:
Ik speel vaak in de tuin van vrienden.
L8:
Hier is het bos, daar kom ik liever niet. Dat is louche.
Alle leerlingen hebben het in hun buurt over groenzones, parken en bosjes. Velen vinden dit belangrijk al zijn er ook jongeren die er anders over denken. Het is niet zo dat jongeren die in de stad wonen het belangrijker vinden dan diegene die in de randgemeentes wonen of omgekeerd. De betekenis van parken en groenvoorzieningen valt dus niet te veralgemenen maar hangt vaak samen
Een kindfocus in de Stadsmonitor
121
met een sociaal culturele context in elke buurt. Niet elk park dient om te spelen, maar verleent de jongeren ook mogelijkheden tot onder andere ontmoeten, wandelen, erdoor fietsen en chillen. Sommige parken zoals het Keizerspark hebben een duidelijk profiel waardoor de functies ervan voor jongeren iets duidelijker zijn, terwijl andere parken zoals het Arbedpark meer ruimte laten om de mogelijkheden ervan zelf in te vullen.
Gentse parken die tijdens deze activiteit aan bod komen: Rozebroeken
Keizerspark
Park de Porre
buurtpark pinguinstraat
Arbedpark
Drakenpark (wolterslaan)
Beigaardenpark
Lousbergpark
Gentbrugse meersen
Frans Tochpark
Rattendaele park
Geboortebos
1.5.1.8
Winkels en voorzieningen.
We vroegen de jongeren om eerst hun huis te tekenen, daarna hun straat en dan hun buurt. Tijdens het presenteren van hun mental map, houden jongeren grotendeels deze structuur aan. Ze vertellen eerst waar hun huis zich bevindt, soms ook de straat, en introduceren vervolgens hun buurt. Het vertellen over de buurt gaat gepaard met het aanduiden van referentiepunten. Naast harde grenzen, wegeltjes en vrienden komen hier vaak winkels en voorzieningen aan bod. De jongeren die buiten Gent wonen hebben het over de grotere supermarkten terwijl Gentse jongeren ook kleinere handelszaken benoemen. De jongeren in Gent vinden dit een voordeel aangezien ze hier alleen naartoe mogen en daardoor een mate van autonomie verwerven.
L1:
Er zijn wel veel winkels in mijn buurt, 2 frituren, 3 winkels, een carrefour en een klein nachtwinkeltje, dat vind ik tof. Ik mag er vaak alleen naartoe.
L2:
Hier is de carrefour en de bakker ik ga er alleen, met de fiets, naartoe als m’n ma geen zin heeft.
L6:
Ik heb veel winkels in mijn buurt, fijn dat ik er zoveel heb, dan moet ik minder ver lopen om al mijn spullen te gaan halen.
Twee jongeren verhuisden het laatste jaar naar de randgemeenten van Gent en geven aan dat handelszaken een vorm van leven in de stad brengen en dit belangrijk is voor hen. Ook op de mental maps van jongeren die buiten Gent wonen komen handelszaken en voorzieningen, weliswaar in mindere mate, aan bod als belangrijke plaatsen in hun buurt. Zowel uit de mental map als tijdens de presentatie ervan, blijkt dat handelszaken en voorzieningen enerzijds centraal staan in de belevingswereld van jongeren, en anderzijds duiden op grenzen van deze belevingswereld.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
122
Enerzijds tekenen jongeren peilen naar voorzieningen, waar ze regelmatig komen, die ver buiten hun eigen buurt liggen. Anderzijds stoppen straten geregeld op plaatsen waar een handelszaak of voorziening ligt. Grenzen die geografisch gezien veel verder liggen worden net achter de voorziening getekend.
Handelszaken en voorzieningen centraal.
Handelszaken en voorzieningen als grenzen in de belevingswereld
1.5.1.9
Minder leuke plaatsen?
Alle begeleiders vroegen de jongeren naar minder leuke plaatsen in hun buurt. Sommigen hadden tijdens de voorstelling van hun mental map al de onveiligheid van enkele drukke straten aangehaald, één leerling had het over een ‘marginale familie in de buurt’ en nog een andere over
Een kindfocus in de Stadsmonitor
123
‘een louche bos’. Verder zijn er discussies over meer en minder groen, alsook over enkele groepjes oudere jongeren die rondhangen. Maar algemeen kunnen deze jongeren weinig tot geen ‘minder leuke plaatsen’ aanduiden op hun kaart.
1.5.2
Verkenning beleidsdomeinen.
De begeleiders deelden vijf mapjes in vijf verschillende kleuren uit. De jongeren kregen de opdracht om per twee alle mapjes te bekijken en daaruit elk 1 foto te kiezen die hen aansprak of waarover ze iets wilden vertellen. Nadat ze elk een foto hebben gekozen mogen ze die aan de hele groep toelichten. Nadien zullen de begeleiders nog extra vragen stellen over de gekozen foto’s alsook over de mapjes waaruit geen enkele foto werd gekozen. Tijdens het kiezen van de foto’s mochten leerlingen elkaar vertellen wat ze van de thema’s vonden.
1.5.2.1
Oranje en Groene mapje
L1:
Die twee spreken me aan! (Blaarmeersen en Rozebroeken).
L2:
Ik ga voor het oranje mapje gaan.
L3:
Dit meer doet mij denken aan leuke zomerwandelingen.
Op het eerste zicht blijken in alle groepjes het groene en oranje mapje het meest populair te zijn. Tijdens het doorbladeren van deze mapjes vertellen de jongeren spontaan welke activiteiten ze doen in hun vrije tijd en welke parken of groenvoorzieningen hen aanspreken. Het valt op dat de meeste jongeren in deze twee mapjes vooral op zoek gaan naar foto’s van plaatsen die ze herkennen. De foto’s van Rozebroeken en Blaarmeersen blijken het meest aan te spreken.
Desondanks de aantrekkingskracht van het groene en het oranje mapje, blijken jongeren ook interesse te hebben in het rode mapje. De jongeren kunnen bijna alle beelden toelichten en zouden indien mogelijk een tweede beeld uit deze mapjes kiezen. L1:
Politie, brandweer, bejaardentehuis, affiche of zo, wijkwacht, ziekenhuis, is dat een crèche ofzo? Zie zijn. Dit mapje spreekt mij wel aan.
L2:
Sociaal huis!? Dat ken ik echt wel niet hoor.
Het witte mapje roept een aantal tegenstrijdige gevoelens op bij de jongeren. Hoewel de mapjes niet benoemd zijn, hebben leerlingen al snel door dat dit over leren en onderwijs gaat en vermijden strategisch dit mapje. Andere leerlingen voelen zich dan weer aangetrokken tot de stedelijke bibliotheek Gent Zuid. Ook de foto van het Smak blijft gemiddeld iets langer openliggen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
124
1.5.2.2
Stadsspecifieke beelden.
Alle jongeren kiezen een foto waarbij hun voorkeur voor stads specifieke beelden het eerst opvalt. Voor de meeste jongeren was het belangrijk om iets te vertellen over een foto die ze (her)kennen. ‘Ik heb deze gekozen omdat dit het enige prentje is waarvan ik wist waar het was’.
Gekozen foto’s Oranje
Rozebroeken (3x) Blaarmeersen (2x) Graffiti (algemene foto) Historisch stadscentrum Gent
Groen
Station Gent Sint Pieters Visserij (beluikhuisjes) Natuur (algemene foto) Bourgoyen. Fietsen (algemene foto)
Wit
SMAK Schoolstraat (Gent) Stedelijke bibliotheek Gent Zuid
Rood Geel
De meest populaire foto’s Rozebroeken en Blaarmeersen worden vergezeld met zinnen als ‘ik ben daar al zoveel keer geweest’ en ‘dat is daar echt zo tof’. Zelfs jongeren die nog nooit naar Rozebroeken gingen, herkennen het zwembad en overwegen de foto te kiezen.
1.5.2.3
Drie soorten motivaties: ‘Dat is leuk’, ‘Dat is belangrijk’, ‘Dat doet mij denken aan….’
De thema’s die jongeren het meest aanspreken zijn duidelijk, al is het niet zo dat alle foto’s binnen één thema om dezelfde reden worden gekozen. Algemeen kunnen we drie motivaties onderscheiden. Ten eerste worden foto’s gekozen omdat de plaatsen of activiteiten die erop staan leuk zijn om te doen. Jongeren vergelijken de plaats of activiteit met alternatieven in de stad, en motiveren op die manier wat hen aanspreekt op hun foto.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
125
Heel leuk zwembad. Veel groter dan andere. Veel meer dingen waar je in kan zitten. Glijbanen zijn leuker. Ik zit meestal in de glijbanen, soms in de wellness.
Foto: cultuur en vrije tijd.
Ten tweede worden foto’s gekozen omdat het thema waartoe het behoort belangrijk is voor deze jongeren. Natuur, groen en mobiliteit worden in dit opzicht het meest vermeld maar in mindere mate ook cultureel erfgoed. Iets dat belangrijk is wordt door deze jongeren vaak gedefinieerd op basis van kwaliteit in hun eigen woonomgeving. Zo vinden enkele jongeren die in de stad wonen mobiliteit en het historische karakter van Gent belangrijk, terwijl jongeren die meer aan de rand van Gent wonen Groen belangrijk.
Midden in de stad maar je ziet dat er toch ook bomen kunnen zijn. Ik vind het belangrijk dat er toch wat groen is in de stad.
Foto: wonen, woonomgeving, natuur – en milieuzorg en mobiliteit.
Ten derde worden foto’s gekozen omdat het bij leerlingen bepaalde herinneringen oproept. Enerzijds zijn dit persoonlijke verhalen waarmee ze duiden op een kwaliteit of een probleem in de stad zoals sociale veiligheid. Anderzijds zijn dit associaties die ze oppikken uit hun omgeving. Zo wordt in alle groepjes de foto van het SMAK gelinkt met het citadelpark, waarna iedereen zich uitlaat over het slechte imago van het park ‘maar citadelpark daar ga ik niet, pedofielen enzo…’.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
126
Het is een gewone straat, doet mij denken aan mijn eigen straat. In mijn straat is er ook al superveel gebeurd. Gevaarlijk. Als je daar uitrijdt, fietsers en auto’s.
Foto: leren en onderwijs
1.5.2.4
Beleving is gelaagd
L1:
‘Ik heb deze foto gekozen omdat ik daar al veel ben geweest. Ik vind het er tof, het is dicht bij mijn huis. Ik ga er een paar keer in de maand heen. Met mijn ouders en met vrienden. Meestal ga ik er in het weekend, in de voormiddag als er niet veel mensen zijn. Ik moet gewoon het straat oversteken en dan ben ik in’t park. Ik neem meestal de fiets en soms ga ik te voet.’
Net zoals in voorgaand citaat worden vaak stads specifieke foto’s gekozen die jongeren al (meerdere keren) bezochten. Ze motiveren hun keuze vanuit de beleving van die ruimte, waarbij de gelaagdheid ervan in het oog springt. Ze vertellen niet alleen wat die plaats voor hen betekent, maar ook hoe vaak en met wie ze er komen, wanneer ze er komen en welke weg ze daar naartoe nemen.
1.5.2.5
Minst interesse in wit, geel en rood mapje.
De jongeren toonden het minst interesse in het wit, geel en rood mapje. De begeleiders nemen de mapjes erbij en gaan een dialoog aan met de leerlingen over de beleidsthema’s.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
127
1.5.2.6
‘Het is toch normaal dat er overal scholen zijn.’
Leren en onderwijs blijkt over de drie groepjes heen een minder populair thema. Tijdens het bekijken van de foto’s wordt dit al een eerste keer duidelijk met volgende uitspraken: ‘Neen, ik neem niets uit de map onderwijs’, ‘gaan wij daar niet naartoe met GWP, neen GWP is stom’. Uiteindelijk kiezen drie leerlingen een foto uit het wit mapje al haalt enkel 1 leerling het aspect leren aan, terwijl de andere associaties leggen met de plaats op de foto. De stedelijke bibliotheek wordt gezien als een kwaliteit van de stad aangezien je er boeken kan uitlenen. Bij de foto’s van de Schoolstraat en SMAK worden associaties gelegd met de (sociale) onveiligheid van de plaats. In 1 groepje koos geen enkele foto uit het wit mapje waarop de begeleider het thema aansnijdt.
L1:
Die foto’s spraken me gewoon minder aan.
L2:
School zou leuker moeten zijn.
L3:
Ik vind dat de lessen speelser zouden mogen zijn.
L4:
Waarom moeten we al onze vrienden leren kennen via school we zouden toch ook ergens anders vrienden kunnen maken?
L5:
Het is toch normaal dat er overal scholen zijn?
Enerzijds beschouwen leerlingen scholen en leerkansen in de stad als vanzelfsprekend. Anderzijds blijken leerlingen niet erg tevreden te zijn over de algemene schoolcultuur. Ze vinden dat de lessen wat speelser mogen zijn, al counteren andere leerlingen die opmerking door te duiden op het vrije karakter van hun school. Deze leerlingen verwijzen ook naar berichtgeving in de media over kamperende ouders voor de schoolpoorten, ze vinden dat dit niet echt kan. In de eerste plaats associëren deze jongeren leren en onderwijs vooral met scholen en in grote mate hun eigen school.
1.5.2.7 L1:
‘Politie en oudere mensen? Daar zijn wij minder mee bezig.’ Politie, brandweer, bejaardentehuis, affiche of zo, wijkwacht, ziekenhuis, is dat een crèche ofzo? Zie zijn. Dit mapje spreekt mij wel aan.
L1:
Sociaal huis, dat ken ik echt wel niet.
Tijdens het bekijken van de foto’s wordt er regelmatig interesse getoond in het rood mapje.. Het is de vraag ‘kies een foto waarover je iets wil vertellen’ die jongeren overtuigd om deze tweede keus links te laten liggen en te kiezen voor die foto waarover ze een ervaring kunnen delen. De meeste foto’s zijn erg herkenbaar al zijn er enkele voorzieningen waarvan deze jongeren nog nooit gehoord hebben zoals het sociaal huis. Aangezien er geen enkele foto uit het rood mapje wordt gekozen gaat de begeleider een dialoog aan met de leerlingen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
128
L1:
Met politie en oudere mensen, daar zijn wij minder mee bezig, we zijn vooral bezig met ontspanning.
B:
(Wat vinden jullie van de stadswacht?)
L2:
Voor mij maakt het niet uit…
L3:
Ik heb ze bijna zelf nog nooit gezien. Het zouden er niet meer moeten zijn voor mij.
Geen enkele leerling heeft het tijdens dit gesprek over de thema’s zorg, stedelijke dienstverlening en opvang. Niettegenstaande halen verschillende jongeren het aspect (sociale) veiligheid aan wanneer ze hun foto toelichten. Een korte dialoog met een groepje leerlingen leert dat het thema op het eerste zicht minder aansluit bij hun leefwereld, maar wanneer we de thema’s op een concrete manier bespreken zoals CLB, zorgen voor ouderen of propere straten, vinden deze jongeren dit zeker niet onbelangrijk. De vraag die we hen stelden was echter niet ‘wat vind je belangrijk in de stad’ maar ‘wat spreekt je aan, waarover wil je iets vertellen’. L1:
1.5.2.8
Ja IVAGO, dat is super belangrijk!
‘Ik heb al eens geld verdiend met babysitten.’
Het thema werk en ondernemen blijkt een moeilijk thema voor deze jongeren. Enerzijds geven ze verschillende keren aan dat dit belangrijk is in de stad, anderzijds associëren ze dit vooral met wat hun ouders doen. Eén groepje leerlingen bespreekt de foto’s in het mapje waarbij het duidelijk wordt dat een vertaling dit thema meer bespreekbaar maakt. De vraag ‘wie heeft er al eens geld verdiend’ is een stuk eenvoudiger te beantwoorden voor deze jongeren. Sommige leerlingen krijgen geld van de grootouders, hebben al eens een keer gebabysit of wasten auto’s met vrienden.
1.5.3
Belevingskaarten aanleggen in groep. Clusters beleidsdomeinen
Groen (3x)
Natuur & milieubeheer, woon – en woonomgeving en mobiliteit.
Oranje (2x)
Cultuur en vrije tijd.
Wit
Leren en onderwijs.
Rood (1x)
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid.
Geel
Werk en ondernemen.
Aan het begin van de derde activiteit mogen alle groepjes, op basis van de foto’s in de mapjes, twee clusters van beleidsthema’s kiezen die ze belangrijk vinden en verder willen uitdiepen. Uiteindelijk
Een kindfocus in de Stadsmonitor
129
behandelen we één van deze clusters en kiest de begeleider een alternatieve cluster die wordt ingebracht wanneer alle leerlingen dezelfde beleidsdomeinen kiezen. In alle groepjes worden de oranje en groene beleidsdomeinen gekozen. Aangezien één groepje het tijdens de foto ronde geregeld had over sociale veiligheid, kiest de begeleider ervoor om de rode cluster van beleidsdomeinen in te brengen. Zo bespreekt ieder groepje de groene cluster, twee groepen de oranje cluster en één groepje de rode cluster.
1.5.3.1
Moeizaam in groep
Tijdens deze activiteit willen we nagaan wat een bepaald beleidsdomein voor jongeren betekent, meer bepaald hoe zij dit in groep op stadsniveau invullen. De belevingskaart krijgt in alle groepjes maar moeizaam vorm. Eén begeleider kiest daarom voor een meer individuele aanpak waarbij de leerlingen elk 2 activiteiten kiezen die ze vaak doen. In andere groepjes wordt vastgehouden aan het groepsprincipe al blijken daar vooral de meest ‘aanwezige’ leerlingen de kaart vorm te geven en blijven de motivaties doorspekt van persoonlijke buurtgebonden ervaringen. Deze activiteit verloopt moeizaam, vaak rommelig en vindt in alle groepjes op een andere manier plaats. Uiteindelijk blijkt de individuele aanpak het best te werken, al beantwoordt deze niet de onderzoeksvraag.
B:
Welke activiteiten doen jullie vaak in de stad?
L1:
Genieten en spelen.
L2:
hond uitlaten.
L3:
Tuinieren doe ik het meest.
L4:
Met de buren praten.
De leerlingen mogen activiteiten kiezen die ze vaak doen in de stad. Het stadsniveau wordt echter zelden besproken, tenzij het gaat over activiteiten die je enkel in de stad kan doen zoals ‘naar de cinema gaan’. De activiteiten zijn zeer concreet waardoor leerlingen ze associëren met wat ze doen in hun buurt en woonomgeving. Verschillende leerlingen geven aan dat ze de activiteiten meestal combineren zoals bijvoorbeeld ‘de hond uitlaten’ en ‘wandelen’, soms ‘genieten ze hierbij van de
Een kindfocus in de Stadsmonitor
130
natuur’, maar soms ‘ontmoeten’ ze hier vrienden en dan kunnen ze gewoon wat ‘rondhangen’. Wat ze vaak doen is niet echt op te splitsen in afzonderlijke activiteiten en hangt af van hun buurt, de mensen die ze daar tegenkomen en de voorzieningen die de stad ter beschikking stelt.
1.5.3.2
L:
Woonomgeving en thuis centraal in groene cluster
‘t Is er beu, die hekken rammelen, je hoort dat tot bij mij thuis.
Het valt op dat in alle groepjes de groene beleidsthema’s hoofdzakelijk buurtgerichte ervaringen aanwakkeren. Het gaat niet over groen in de stad, maar over groen in mijn buurt. Hierbij staat de woonomgeving centraal, waardoor een gemis vooral op buurtniveau wordt gelokaliseerd. Hoewel jongeren regelmatig refereren naar hun buurt als geografische plaats wordt die op sociaal vlak geproblematiseerd. L1:
Mijn buren zijn allemaal heel asociaal geworden. Vroeger zagen we elkaar veel, maar nu zijn we ouder geworden en allemaal asociaal geworden.
L2:
Buurtfeesten deden wij vroeger, maar nu niet meer… dat is jammer.
L3:
Mijn buurt dat zijn vooral jongere kinderen en baby’s, niet zo tof dus.
In tegenstelling tot de ‘asociale’ buurt en de onbekende ‘stad’, staat ‘thuis’ bij alle kinderen centraal. De meeste activiteiten zoals: BBQ’n, picknicken, tuinieren, vrienden ontmoeten, dieren voederen, hond uitlaten, doen ze thuis of in de tuin, samen met ouders, broers, zussen of alleen . Wanneer ze activiteiten buitenshuis doen, gebeurt dit meestal met familie en vrienden.
1.5.3.3
Rondhangen op eigen plaatsen
‘Ik hang vaak rond op MIJN plaats, de chillplek: mijn eigen plaatsje dat weet niemand zijn. Eerst moet je door de struiken kruipen, dat is achter de kerk ergens. Dan nemen we drinken en chips mee. Ik ga er gewoon zitten, eten, drinken. Ik heb deze plaats samen met een vriend gevonden. Nu is het gemakkelijk om af te spreken, iedereen (het vriendengroepje) weet gewoon dat het daar is.’
De meeste jongeren zien ‘thuis’ als hun eigen plaats, anderen gaan expliciet op zoek naar plaatsen die ze kunnen toe-eigenen in hun buurt of stad. Jongeren die aan de rand van de stad wonen, missen in dit opzicht parken en recreatiedomeinen. Enkele jongeren vinden rondhangen in hun buurt belangrijk en illustreren via onder andere bovenstaand citaat de gelaagdheid ervan.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
131
1.5.3.4
Eigen ontplooiing centraal in Oranje cluster
L1:
creatief bezig zijn, ik denk vaak na over welke dingen ik kan knutselen en maken.
L2:
Ik ga vaak naar optredens, vooral muziekoptredens.
De oranje cluster is bijzonder populair bij deze jongeren. Iedereen vindt het belangrijk dat jongeren mogelijkheden krijgen om zicht te ontplooien via vrije tijds – en cultuuractiviteiten. De betekenis van deze beleidsdomeinen krijgt dan ook vooral vorm vanuit de eigen ontplooiing. Meestal doen ze de activiteiten samen met jongeren die ze al kennen of familie. Zelden worden deze thema’s geassocieerd met ontmoeten, integendeel. Sommige jongeren geven aan dat ze enkel vrienden maken op school en met deze vrienden deelnemen aan culturele activiteiten.
1.5.3.5
Belevingswereld verknoping van stads en buurtniveau
De oranje cluster krijgt vooral vanuit individueel standpunt betekenis. De activiteiten waaraan de jongeren deelnemen vinden niet enkel plaats in hun buurt maar ook in de stad. Jongeren benoemen dit zelfs letterlijk als ‘stad’, alsof dat een plaats is waar ze zelden komen. Hoewel de jongeren zich duidelijk minder kunnen identificeren met de stad, komen ze er vaker dan ze denken voor onder andere hobby’s. Zo nemen enkele jongeren de bus, de fiets om naar de klim club, toneel, scouts of cultuurcentrum te gaan. Het valt op dat deze plaatsen niet geassocieerd worden met de stad, maar wel deel uitmaken van hun belevingswereld. De belevingswereld van de meeste jongeren illustreert een verknoping van buurt – en stadsniveau.
Ook in de oranje cluster blijkt ‘thuis’ erg centraal te staan. Enerzijds is het een ruimte waar ze verschillende vrije tijdsactiviteiten kunnen en mogen ondernemen. Geregeld worden hier in de vrije tijd vrienden uitgenodigd. Anderzijds is het een ruimte van waaruit de buitenwereld verkend wordt. Thuis worden regels bepaald hoe, met wie en welke voorzieningen bezocht mogen worden. Vaak hebben jongeren het ook over de mate van autonomie die hier wordt onderhandeld met ouders.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
132
1.5.3.6
L1:
Rode cluster is moeilijk maar in zekere mate toch belangrijk.
Politiebureau, daar komen we elke maandag na de turnles om er een blikje uit de Drankautomaat te nemen.
L2:
Opvang…., euhm ja de studie op school.
Eén groepje bespreekt op aanraden van de begeleider de beleidsdomeinen van de rode cluster. De meeste van de voorzieningen en activiteiten, zoals ‘hulp zoeken’, ‘iets zeggen aan de stad’, OCMW, politie zijn vrij onbekend voor deze jongeren. Sommigen jongeren kennen de politie omdat ze er elke maandag een blikje frisdrank gaan halen, maar kwamen er voor de rest nog niet mee in contact. Zelfs de jeugddienst blijkt voor veel leerlingen onbekend te zijn.
L1:
Ik ga naar gratis dokters, ik weet niet hoe dat heet maar vlakbij Delhaize daar kunnen mensen die belastingen betalen gratis naar de dokter.
L2:
Mijn opa zit in een bejaardentehuis, dat is redelijk duur.
Een dialoog leert dat moeilijkere thema’s als zorg en opvang wel degelijk te bespreken zijn met jongeren. Jongeren refereren bij deze thema’s naast eigen ervaringen ook naar familieleden. Waar sociaal economische argumenten tijdens de hele sessie in geen enkel groepje aan bod komen, duiken die wel op bij de bespreking van de rode cluster. Verder worden ook de lange wachttijden bij gespecialiseerde dokters en ziekhuizen aangekaart.
Tijdens de bespreking van de rode cluster wordt onbewust afgeweken van het vaak – soms – nooit principe waardoor er iets meer op groeps – en stadsniveau wordt gesproken. De jongeren geven aan dat religie een belangrijk thema is dat ze missen. Zij zouden dit toevoegen aan de rode cluster. Hoewel ze er in vergelijking tot de groene en oranje beleidsdomeinen minder mee in contact komen, vinden ze de thema’s uit de rode cluster toch vrij belangrijk.
1.5.3.7
Mobiliteit
Mobiliteit is een belangrijk thema dat zeer uiteenlopend wordt ingevuld, en voor de leerlingen krijgt dit voornamelijk betekenis in relatie tot de andere thema’s. Sommige leerlingen nemen altijd de bus en de fiets, anderen nooit en worden overal met de auto naartoe gebracht door hun ouders. Mobiliteit staat bij deze jongeren in functie van hun hobby’s en persoonlijke ontwikkeling. Muzieklessen, voetballen, skaten, tuinieren, een film bekijken, zwemmen, naar een optreden gaan zijn enkele van de vele activiteiten die deze jongeren vaak doen. De vervoersmodi kunnen variëren naargelang hun woonplaats en de specifieke hobby. Alle jongeren vinden mobiliteit dan ook een belangrijk thema in de stad.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
133
1.5.4
Prioriteitenspel
De laatste activiteit daagt jongeren uit om prioriteiten te formuleren voor Gent. We vragen hen om zich in te beelden het Schepen College van Stad Gent te zijn, en de kwaliteiten en uitdagingen voor Gent te formuleren. Daarvoor mogen ze beschrijfbare fiches in de kleuren van de clusters nemen en erop schrijven welk beleidsaspect ze daarin belangrijk vinden voor hun stad. Ze mogen 5 kaartjes nemen, daarbij kiezen ze zelf welke kleuren voor hen belangrijk zijn. Al gauw komt de vraag ‘mogen wij er niet meer nemen?’, de begeleiders antwoorden dat je in een stad keuzes moet maken, je kan niet op alles inzetten. Waar de aandacht bij de belevingskaarten een dip kende, is de betrokkenheid tijdens deze activiteit erg hoog. De jongeren hebben geen moeite met de vrij moeilijke opdracht die ze krijgen, integendeel ze maken heel bewuste keuzes en overleggen die geregeld met hun medeleerlingen. Tijdens de vorige opdrachten was er steeds een voorkeur voor de thema’s van de oranje en groene beleidsclusters. Hoewel de leerlingen spontaan oranje en groene fiches nemen, worden de rode en gele fiches even vlot gekozen. Tijdens de keuze van de fiches valt het op dat er in de drie groepjes weinig tot geen interesse is in de witte fiches. Om te bepalen welk beleidsaspect ze belangrijk vinden, worden de mapjes met foto’s er terug bijgenomen. Enerzijds halen jongeren er inspiratie uit, anderzijds stellen ze regelmatig de vraag ‘hoort dit er dan ook bij?’
1.5.4.1
‘Wat vinden jullie belangrijk voor de stad? ‘
Doorheen de vorige activiteiten kwamen deze jongeren maar moeilijk los van het buurtniveau, nu denken ze hoofdzakelijk op stadsniveau, zelfs op Vlaams en internationaal niveau. Wanneer deze jongeren het hebben over meer groen en milieu, denken ze aan meer groen in straten, minder files op autostrades en minder CO2 in het algemeen. Thema’s als ‘jobs’ en ‘belastingen’ zien ze als uitdagingen die zowel op stads als Vlaams niveau mogen worden aangepakt.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
134
Het wordt duidelijk dat de vraag ‘wat vinden jullie belangrijk voor de stad?’, ander soort materiaal oplevert dan ‘wat spreekt jullie aan in de stad’. Gezien de vorige activiteiten en hun voorkeur voor de groen en oranje beleidsclusters is het vrij opmerkelijk dat deze jongeren ook inzetten op ‘werk en ondernemen’ en ‘stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid’. Hier en daar worden de thema’s vertaald naar het buurtniveau, maar in het algemeen wordt gedacht en gecommuniceerd op stadsniveau. Natuur, milieubeheer, woon – en woonomgeving en mobiliteit Meer openbaar vervoer
Minder fietsers
Groen
Fietsers, parken en groen
Natuur en recreatie
Groen
Metro
Metro
Meer IVAGO
Meer natuur
Meer natuur
Meer dieren behouden
Meer natuur
Meer parkeerplaatsen
Minder dure huizen
Minder files
Betere wegen
Meer parken
Meer parkeerplaatsen
Goedkopere woningen op de markt
Meer groen
Meer goedkopere huizen
Meer fietspaden
Voor het beantwoorden van deze vraag refereren jongeren niet enkel aan hun eigen positie in samenleving, maar ook aan die van hun familie en kennissen. Verder halen ze geregeld informatie uit verschillende media aan om hun argument te staven zoals ‘Je hoort dat vaak op de radio’ en ‘ik had zo een reportage gezien van…’. Ze refereren ook naar andere groepen in de samenleving waarmee ze niet noodzakelijk in contact komen ‘dat is echt wel duur, en ook voor armere mensen’. Her en der schrijven leerlingen persoonlijke belangen neer, maar het grootste deel betreft toch maatschappelijke belangen.
1.5.4.2
Kwaliteiten en uitdagingen per beleidsdomein.
Hieronder lijsten we per beleidscluster de prioriteiten van kinderen op. We rangschikken de beleidsclusters op basis van de aantal fiches die de leerlingen namen. Diegene waarvan ze er het meest namen staat bovenaan.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
135
Stedelijke dienstverlening, zorg, opvang en veiligheid Meer fietspaden
Goedkopere boetes
Minder belastingen en goedkopere appartementen
Minder boetes voor de werkende man
Meer blauw op straat
Diensten beter organiseren
Minder boetes
Meer rusthuizen
Genoeg schoolopvang
Veiligere auto’s
Meer veiligheid in parken
Meer politie
Minder CLB
Veiligheid
Opvang
Meer oplettende autorijders
Meer opvang voor ouderen Cultuur en vrije tijd Spelen
Sport
Parken
Beter onderhouden sporthallen
Meer sporten en gymnastiek
Meer sport
Meer balsport
Meer zwembaden
Een BMX park
Meer subsidies voor clubs
Meer graffiti straatjes
Meer museums over nieuwe dingen
Evenementen
Renoveren van oude gebouwen
Mobiliteitsvriendelijke recreatiedomeinen
Meer interactieve museums
Meer jeugdbewegingen
Werk en Ondernemen Werkgelegenheid
Opleiding van migranten
Meer vrijwilligerswerk
Jongerenradio
Genoeg werkgelegenheid
Schoon Gent
Studentenjobs
Meer sportbegeleiders
Jobs
Werk
Werkgelegenheid
Meer jobs
Een kindfocus in de Stadsmonitor
136
Jobs
Meer vuilbakken
Leren en onderwijs Meer scholen en meer leerkrachten
Genoeg schoolplaatsen
Meer vrije uren (*)
Meer scholen (*)
Meer keuzevakken (*)
Genoeg scholen (*)
Geen huiswerk (*)
Leren belangrijk (*)
(*) deze worden geruild tijdens het reflectie moment, meestal komen ze in de plaats van groene en oranje kaartjes.
1.5.4.3
Aantal fiches en verschuivingen
Op het eerste zicht valt het op dat er veel rode fiches gekozen worden. Tijdens de voorgaande activiteiten was het al duidelijk dat de thema’s van de rode cluster kinderen aansprak maar niet werd gekozen aangezien ‘dat zwembad toch leuker is’. De rode cluster was met thema’s als ‘stedelijke dienstverlening, zorg en opvang’ niet de meest eenvoudige om te bespreken met kinderen. Vaak verwezen begeleiders naar ‘Hoe de stad mensen kan helpen en ondersteunen (in zorg en opvang)’. Het rode mapje werd regelmatig geconsulteerd alvorens iets op de fiches werd geschreven, waardoor de foto’s een zeker invloed hadden op de inhoud die de leerlingen aanbrachten op de fiches. Anderzijds waren er leerlingen die vastberaden zaken als ‘diensten beter organiseren’ en ‘minder belastingen’ noteerden, zonder het mapje nog een keer open te slaan. Naast de rode fiches, blijken de thema’s van de groene cluster bijzonder belangrijk voor deze jongeren. Over alle groepjes en doorheen elke activiteit waren de groene thema’s belangrijk voor kinderen, en ook hier worden ze het meest gekozen. Bij de helft van de leerlingen ligt een groen thema zelfs bovenaan de persoonlijke prioriteitenlijst. Enigszins verrassend kiest elk groepje een aantal gele fiches, zelfs meer dan witte fiches. Eén leerling legt een gele fiche bovenaan met daarop ‘werkgelegenheid’, maar ook een witte fiche haalt de bovenste plaats bij een ander leerling met daarop ‘meer schoolplaatsen’. Waar gele fiches nooit geruild worden, kiezen leerlingen om enkel witte fiches toe te voegen en daarvoor oranje en groene fiches weg te nemen. Deze keuze wordt in alle groepjes op dezelfde manier gemaakt. De begeleider merkt op dat er weinig witte fiches liggen en vraagt de leerlingen hoe dit zou komen. De leerlingen vertellen dat ze dit ‘vanzelfsprekend’ vinden. Vervolgens kiezen de leerlingen ervoor om een groene of oranje fiche weg te nemen en te vervangen door een witte fiche, want ‘school is eigenlijk wel belangrijk ze..’ of ‘genoeg plaatsen op scholen is belangrijk’. Waar in de vorige rondes de oranje cluster het meest aansprak, impliceert de vraag ‘wat vinden jullie belangrijk voor de stad’ een verschuiving in thema’s. De thema’s van de oranje cluster blijven belangrijk voor jongeren, al is het niet zo dat ze de prioriteitenlijst domineren. Het aantal oranje fiches is ongeveer gelijk met het aantal gele fiches, wat op zijn minst opmerkelijk is.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
137
1.5.4.4
De groene prioriteiten
De groene cluster gaat voor jongeren over meer dan ‘natuur’ en ‘parken’, en bevat suggesties als een ‘metro’ en ‘goedkopere woningmarkt’. Binnen de groene cluster halen jongeren alle beleidsdomeinen aan met uitzondering van milieu. Dit kwam in de vorige rondes wel aan bod, maar wordt op stadsniveau ietwat achterwege gelaten. Natuur, woon – en woonomgeving en mobiliteit zijn voor deze jongeren prioritair in Gent.
L:
Belangrijkste voor Gent is meer plaats voor fietsers en auto’s.
In alle groepjes ontstaat er een tegenstrijdigheid binnen het thema mobiliteit. Enerzijds ijveren een aantal leerlingen voor meer fietspaden, meer fietsenstallingen en betere wegen. Vanuit veiligheid wordt dit thema het meest aangehaald, en in mindere mate ook vanuit de leef kwaliteit van de stad. Anderzijds worden fietsers benoemd als storende weggebruikers die soms gevaarlijke situaties uitlokken. Deze jongeren ijveren voor betere autowegen in de stad, waarbij aandacht komt voor extra parkeerplaatsen en maatregelen die de files kunnen verminderen.
L:
Huizen goedkoper en beter georganiseerd. Ik ben nu al ongerust voor later, hoe duur dat dan gaat zijn.
Enkele jongeren benoemen de prijzen op de huizenmarkt als een prioriteit voor Gent. Wanneer ze over dit thema praten zijn ze bezorgd over hun toekomst. Eén leerling legt ‘meer en goedkopere huizen’ bovenaan de persoonlijke prioriteitenlijst en vindt het niet goed dat mensen moeten blijven huren aangezien de huizen duurder worden.
L:
Metro, ik weet niet of dit realistisch is. Maar dit lijkt mij een goed idee om de files te vermijden en snel in de stad te geraken vanuit Gentbrugge. Nu moet je lang wachten op trams en bussen en dan is er file waardoor je dan steeds te laat bent.
Deze leerling woont in Gentbrugge en gaat met zijn prioriteit in tegen het nogal dominerende ‘meer of minder principe’. Vanuit alledaagse ervaringen denkt hij aan alternatieve vervoerswijzen in de stad. Hij kan zijn buurman overtuigen van zijn idee, waardoor ‘Metro’ op twee fiches wordt ingevuld.
L:
Parken in het algemeen, en niet alleen als groen.
Deze jongeren schrijven op 9 kaartjes over groen, parken en natuur. Ze maken een onderscheid tussen groen en parken. Waarbij groen en natuur vooral worden aangegeven om het belang van het groene karakter van de stad te duiden, worden parken meer vermeld voor hun ontmoetingsfunctie.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
138
In parken heb je volgens hen paadjes en wegeltjes en kleine pleintjes waar je kan skaten en mensen ontmoeten. De ontmoetingsfunctie zowel aangehaald door leerlingen die in de stad wonen als daarbuiten.
1.5.4.5
De rode prioriteiten
Deze jongeren vinden de thema’s van de rode cluster belangrijk in Gent. Toch zijn niet alle thema’s even belangrijk voor hen, waarbij vooral zorg bijzonder weinig wordt aangehaald. Opvang, veiligheid en stedelijke dienstverlening komen gelijkwaardig aan bod in de prioriteitenlijsten. Opvang is voor hen belangrijk in het kader van scholen (kinderen), minder bedeelden en ouderen. Veiligheid wordt door deze jongeren aangehaald met betrekking tot mobiliteit en sociale veiligheid.
L:
Politiekers moeten meer denken aan de mensen die hen betalen en de stad levend houden. Ze moeten openstaan voor innovatie en ideeën van jongeren om de stad nieuwer en frisser te maken.
Stedelijke dienstverlening blijkt een belangrijk thema te zijn voor deze jongeren waarbij ze enerzijds allerhande boetes aankaarten en anderzijds de dienstverlening nogal omslachtig vinden. Verschillende jongeren vinden dat de stad teveel beslissing neemt zonder de burgers en ook jongeren daarbij te betrekken. Beslissingen worden maar traag gemaakt waardoor ze niet innovatief en fris overkomen. Anderzijds vinden ze dat Gent nog goed meevalt ‘ Gent is wel een van de beste steden van heel Vlaanderen, van België zelfs’. Voor deze jongeren is zorg een minder prioritair thema. Uit de vorige activiteiten blijkt dat voornamelijk het gezin en de familie deze taak op zich nemen. Zo haalden deze jongeren aan dat ze vooral steun en hulp vinden bij familieleden en nog nooit daarbuiten steun gezocht hebben. Instituties zoals het OCMW blijken vrij onbekend en vooral voor ‘armere mensen’ te helpen. Toch is het niet zo dat zorg helemaal niet belangrijk is voor deze Gentse jongeren. Wanneer jongeren hun prioriteiten voorstellen blijkt dat ze zorg niet behandelen als een apart domein, maar eerder als een component die pas betekenis krijgt in relatie tot andere beleidsdomeinen zoals opvang, school en werk.
1.5.4.6
De oranje prioriteiten
De oranje prioriteiten illustreren goed de verscheidenheid en gelaagdheid die jongeren toeschrijven aan de thema’s. Bij vrije tijd gaat het van ‘spelen’ tot ‘mobiliteitsvriendelijke recreatiedomeinen’. Cultuur varieert dan weer van ‘graffiti straatjes’ tot ‘renoveren van oude gebouwen’. De meeste prioriteiten in dit thema kaarten infrastructurele uitdagingen aan in Gent zoals meer zwembaden, betere sporthallen, meer parken.
L:
‘Meer interactieve museums in Gent en Gentbrugge, nu zijn dat saaie dingen’
Een kindfocus in de Stadsmonitor
139
Een element die jongeren vaak aanhalen bij het voorstellen van de oranje prioriteiten is innovatie. Ze vinden dat Gent meer moet inzetten op innovatieve ideeën die jongeren kunnen inspireren en prikkelen. Tegelijk met innovatie halen ze ook duurzaamheid aan als een kwaliteit die Gent moet nastreven. Niet enkel duurzaamheid als een infrastructurele kwaliteit maar ook als een sociale kwaliteit van de stad. In voorgaande activiteiten hadden deze jongeren het over gasboetes en asociale buurten waarin nauwelijks gesproken wordt met elkaar.
L:
‘Sport, want het is belangrijk om te bewegen.’
Sport is een belangrijk thema voor deze Gentse jongeren. Ze vinden dat er te weinig sportvoorzieningen zijn in de woonomgeving of buurt. Hierbij hebben ze het ook over sporthallen die niet goed onderhouden zijn alsook een tekort aan zwembaden. Indien ze stedelijke sport – en recreatievoorzieningen willen bezoeken vinden ze dat deze beter bereikbaar moeten zijn met de fiets, bus en tram. Niet enkel de infrastructuur, maar ook sportbegeleiders blijkt een prioritair thema voor sommige jongeren. Ze vinden dat vrijwilligers van sportkampen belangrijk zijn en dat de stad maatregelen moet nemen om meer sportbegeleiders aan te werven.
L:
‘meer jeugdbewegingen en subsidies voor clubs’.
Gent heeft volgens sommige jongeren nood aan meer jeugdbewegingen. In Gentbrugge zelf zijn er een aantal jeugdbewegingen, al nemen daar veel jongeren aan deel die niet in de stad wonen.
L:
‘meer graffiti straatjes’
Een aantal leerlingen noteerden prioriteiten die betrekking hebben tot het leven in de stad. Ze vinden onder meer graffitistraatjes een goede maatregel en ijveren voor meer van deze straatjes. Evenementen zouden nog meer ondersteuning kunnen krijgen onder andere via subsidies. Verder mogen oude gebouwen verbouwd worden aangezien ze de stad een betere uitstraling geven.
1.5.4.7
L1:
De gele prioriteiten
‘Meer jobs, je hoort wel van werklozen en bedrijven die zich verplaatsen naar andere landen’.
L2:
‘Jobs, er gaan altijd meer mensen failliet. Zie wat er gebeurd bij Ford Genk!’
Deze jongeren schreven op 8 fiches meer werk of jobs in Gent. Een thema dat tijdens de andere activiteiten zelden aan bod kwam, is hier het op één na (natuur & groen) meest vernoemde thema. Het thema wordt hoofdzakelijk aangehaald vanuit een bezorgdheid om de toekomst. Ze vinden het belangrijk dat de stad zich inzet om meer jobs te creëren en voorkomt dat bedrijven zich gaan vestigen in andere landen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
140
L:
Meer vrijwilligerswerk
Enkele jongeren hebben het ook over meer vrijwilligerswerk waarmee ze de noodzaak van vrijwilligers in het jeugdwerk aanhalen. Ze vinden het belangrijk dat deze mensen ondersteund worden door de stad en zeker niet verminderen in aantal.
L2:
‘Leukere studentenjobs. Je kan wel in MC Donalds achter de balie werken maar ja… Het zou leuk zijn mochten we een studentenjob vinden waarbij we iets leren voor later.
In ieder groepje kwamen studentenjobs ook ter sprake. Deze jongeren zitten in het tweede middelbaar en denken al na over een studentenjob in de komende jaren. Sommigen hebben al eens gebabysit, andere hadden al eens auto gewassen met de jeugdvereniging en hopen op een studentenjob die hen iets kan bijleren ‘voor later’. Hoewel werk een vrij eenvoudig thema is om te bespreken met jongeren blijkt ondernemen veel moeilijker te zijn. De foto in het gele mapje van JUS (jongerenradio Gent) is in dit opzicht de enige herkenbare foto voor hen. Naast ‘jongerenradio’ werd geen enkel prioriteit met betrekking tot ondernemen ingevuld.
1.5.4.8
De witte prioriteiten
De thema’s van de witte cluster blijken aanvankelijk minder prioritair voor deze jongeren. Er werden maar 2 witte fiches ingevuld waarbij de capaciteit van scholen werd aangehaald. In elk groepje merkt de begeleider de afwezigheid van de witte fiches op en vraagt leerlingen waarom dit voor hen minder prioritair is. Elk groepje antwoordde hierop dat ze het vanzelfsprekend vinden dat er scholen zijn. De begeleiders probeerden ‘leren’ breder te kaderen dan school en te wijzen op leerkansen in de stad. Waarop leerlingen vertelden dat school op zich wel belangrijk is maar dat het anders mag georganiseerd worden, vrijer, speelser, meer keuzevakken en samenwerken met ‘leuke’ (sport)organisaties buiten school. Het valt op dat leerlingen tijdens dit hele gesprek leren en onderwijs bespreken in termen van bijles, herexamens en CLB. Vaak gebeurde dit op een negatieve toon, waardoor een bepaalde spanning voelbaar werd. Reacties zoals ‘Wij leren zelden vrienden kennen buiten school’, illustreren dan weer de ontmoetingsfunctie van de school, en de nood aan alternatieven. Wanneer alle prioriteiten op de kaart worden gelegd en het geheel besproken wordt, ruilen verschillende leerlingen hun oranje en groene fiche voor een witte fiche. Ze vinden ‘school toch wel belangrijk’ en zien daarbij een groene of oranje fiches als logische pasmunt. De gele en rode fiches worden nooit gewijzigd in aantal.
Een kindfocus in de Stadsmonitor
141
1.5.4.9
Overlappingen
Een aantal thema’s komen terug onder verschillende beleidsdomeinen zoals fietspaden en IVAGO (afvalbeheer), omdat jongeren vanuit een andere invalshoek benoemen. Fietspaden worden aangehaald vanuit de nood aan veiligere fietspaden, maar ook als idee voor meer fietspaden. IVAGO komt aan bod in het kader van stedelijke dienstverlening, woonomgeving (propere buurten) en werk en ondernemen(belangrijke initiatief van de stad).
L:
Meer jobs, je hooft wel van werklozen, bedrijven die zich verplaatsen naar een ander
land. Ook meer diensten, hulp voor de mens, welzijn. Ziekenhuizen goedkoper. Je hoort dat altijd. Vorige keer had ik gekeken naar de operatie van mijn broer, dat was iets in de duizend vijfhonderd euro, dat is echt wel veel, en ook voor armere mensen. En lagere lonen voor politiekers. Dat zijn afzetters. Dan is er geen regering, dat is wel hun fout, en toch krijgen ze nog altijd geld. Meer vuilbakken en Ivago.
Geregeld worden binnen één prioriteit verschillende thema’s aangehaald waardoor het duidelijk wordt dat deze jongeren de thema’s niet verkapt zien maar eerder in relatie tot elkaar. Deze leerling had op zijn fiche ‘meer jobs’ geschreven, maar tijdens de toelichting van de prioriteiten verbindt hij het thema met heel wat andere beleidsthema’s zoals onder andere welzijn, zorg, armoede en stedelijke dienstverlening.
1.5.5
Evaluatie door leerlingen
In ieder groepje werd, naargelang de resterende tijd, de sessie kort geëvalueerd. We vroegen leerlingen hoe ze de sessie ervaren hebben, welke elementen vonden ze leuk en welke zouden ze veranderen mochten we dit nog eens organiseren met andere jongeren. Verder vroegen we hen of het moeilijk was om hierover te praten en of ze iets hebben bijgeleerd. ²
L1:
Was echt tof!
L2:
Tof om te weten hoe andere kinderen van de klas erover denken.
L3:
Jammer dat we het niet over het Otten stadion gehad hebben, had graag de plannen eens besproken, want heb gehoord dat er sociale woningen komen.
L4:
Ik denk dat de grootste boodschap moet zijn, denk meer aan die mensen die u
betalen en uw stad levend houden dan aan andere dingen (geld verdienen, campagne…) L5:
Tegen Termont zou ik zeggen: doe zo verder. Hij doet zijn job goed, beetje traag maar ja….
L6:
Sta open voor innovatie. Wat hier allemaal staat maakt de stad nieuwer en frisser. stad moeten bruisen van leven, nu bruist de stad teveel van het geklaag. Alles en ik
Een kindfocus in de Stadsmonitor
142
Vind toch als je ziet wat we nu allemaal gezegd hebben, dat er nog veel veranderd Kan worden. L7:
Ja maar Gent valt in vergelijking met andere steden nog heel goed mee!
Een kindfocus in de Stadsmonitor
143
Een kindfocus in de Stadsmonitor
145
Een kindfocus in de Stadsmonitor
146
Bijlagen bij hoofdstuk 4 Ontwerp van de vragenlijst
Een kindfocus in de Stadsmonitor
147
Bijlage 1 Vragenlijst voor kinderen en voor tieners – versie bijgewerkt na de testsessies Vooraf: De leerkracht of iemand die verantwoordelijk is voor de afname van de vragenlijst, duidt vooraf de stad aan. Dan moeten de kinderen dat niet zelf invullen. Daarnaast ook school en leerjaar. Dan moeten de kinderen alleen maar bevestigen. (De gegevens van klas en leerjaar moeten niet nog eens nagevraagd worden bij kinderen.)
Voor ontwerp vragenlijst In de opmaak moeten we vermijden dat kinderen te veel naar beneden moeten scrollen. Liever een nieuw scherm, dan naar onder scrollen. Algemeen:
Voortgang aangeven tijdens de vragenlijst
De hoofdvraag graag op een afzonderlijk scherm, met een groot en helder lettertype. Kinderen mogen doorklikken naar een volgend scherm voor de antwoorden.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 148
Item nr. 6, 7, 8, 9, 12 15 & 16
Algemene vraag Items over gezin
18 19 21 22
School Mobiliteit school Mobiliteit hobby’s Welke uitstappen heb je al gedaan in [stad]?
23 27
Wie help je in de buurt Bemiddeling (wie vertelt je wat je kan doen?) Kwaliteit van de stad
30
Speelplekken in de buurt
Afwijking in tienervragenlijst In tienervragenlijst wordt gesproken over moeder, vader en ouders. Sommige items zijn meer voor tieners geformuleerd. Basisidee blijft dezelfde. Bv: Voor tieners ‘zijn er genoeg plekken in jouw buurt om te spelen of vrienden te ontmoeten’. ‘Leerkracht’ ipv ‘juf of meester’ ‘Mijn vrienden’ ipv ‘samen met andere kinderen’ ‘Mijn vrienden’ ipv ‘samen met andere kinderen’ In de tienervragenlijst wordt de naam van de stad niet telkens herhaald. Toegevoegd: een café. ‘Ouders’ ipv ‘mama en papa’ Ouders ipv mama en papa ‘Leerkracht’ ipv ‘juf of meester’ Toegevoegd: item over ‘je welkom voelen’.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 149
Toelichting
[Eerste scherm - kindervragenlijst]
Met dit eerste scherm willen we kinderen en tieners aanspreken over het thema van de vragenlijst en vragen of ze mee willen werken.
Hallo!
Wil jij mij helpen?
Uitleg licht aanpassen voor kinderen en tieners (zie links). Tieners voelen zich wellicht niet aangesproken door het begrip ‘kinderen’.
Ik wil graag weten hoe kinderen denken over hun buurt en over hun stad. Hoe vind jij het om te wonen waar je woont? Kan je er goed spelen? Wordt er goed voor mensen gezorgd? Kan je er goed fietsen? Zijn er genoeg winkels? Wat zou er beter kunnen? Je ziet het, we gaan je wat vragen stellen. En jij mag antwoorden. Klaar? Druk dan op de Volgende knop hieronder!
Volgende
Tijdens de testsessies merkten we dat kinderen deze tekst eigenlijk nauwelijks lezen. Wanneer er een introductie in groep is, kunnen deze schermen overgeslagen worden.
Ontwerprichtlijn Het lettertype moet groot genoeg zijn voor kinderen. Zeker pt 14 of pt 16. Kinderen reageren goed op het begeleidende figuurtje, dat ook tijdens de vragenlijst opduikt. Dat figuurtje kan hen dan tijdens de vragenlijst regelmatig aanmoedigen. Voor tieners is het beter een ander figuurtje te zoeken, of hen een avatar te laten samenstellen. Een andere optie is de kinderen bij het begin te laten kiezen tussen een aantal figuurtjes.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 150
[Eerste scherm - tienervragenlijst]
Toelichting
Met dit eerste scherm willen we kinderen en tieners aanspreken over het thema van de vragenlijst en
Hallo!
vragen of ze mee willen werken.
Wil jij mij helpen?
Uitleg licht aanpassen voor kinderen en tieners (zie links). Tieners voelen zich wellicht niet aangesproken door het begrip ‘kinderen’.
Ik wil graag weten hoe tieners denken over hun buurt en over hun stad. Hoe vind jij het om te wonen waar je woont? Kan je er goed spelen? Wordt er goed voor mensen gezorgd? Zijn er buiten genoeg plekken voor jou? Zijn er genoeg winkels? Wat zou er beter kunnen? Je ziet het, we gaan je wat vragen stellen. En jij mag antwoorden. Klaar? Druk dan op de Volgende knop hieronder!
Volgende
Tijdens de testsessies merkten we dat kinderen deze tekst eigenlijk nauwelijks lezen. Wanneer er een introductie in groep is, kunnen deze schermen overgeslagen worden.
Ontwerprichtlijn Het lettertype moet groot genoeg zijn voor kinderen. Zeker pt 14 of pt 16. Kinderen reageren goed op het begeleidende figuurtje, dat ook tijdens de vragenlijst opduikt. Dat figuurtje kan hen dan tijdens de vragenlijst regelmatig aanmoedigen. Voor tieners is het beter een ander figuurtje te zoeken, of hen een avatar te laten samenstellen. Een andere optie is de kinderen bij het begin te laten kiezen tussen een aantal figuurtjes.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 151
[Tweede scherm] (idem voor kinderen en tieners)
Eerst en vooral een paar tips
Toelichting Alle kinderen begrijpen dit. Dit zijn goede tips. De kinderen vinden het goed om te weten dat je geen foute antwoorden kan geven. Dit geldt namelijk niet altijd zo op school, bijvoorbeeld bij een toets.
JE ANTWOORD IS ALTIJD JUIST. JE KAN GEEN FOUTE ANTWOORDEN GEVEN! GEEF ZO EERLIJK MOGELIJK ANTWOORD! ALS JE IETS NIET SNAPT, VRAAG HET DAN MAAR.
Het valt te overwegen om hier nog een woordje uitleg toe te voegen over anonimiteit. Zo zei een jongen in Genk: “Ik ga echt mijn geboortedatum niet geven aan een organisatie die ik niet ken”.
NIEMAND WEET WAT JIJ GEANTWOORD HEBT. ALLEEN JIJ WEET DAT. JE ANTWOORDEN ZIJN DUS ANONIEM.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 152
Hoe moet je antwoord geven?
Toelichting
Als je een vraag krijgt, mag je maar één antwoord kiezen.
Er zijn 3 zaken die vooraf wat toelichting nodig hebben. Dit moet vooraf in de instructie bij de vragenlijst
Voorbeeld
gebeuren.
Bij sommige vragen willen we graag weten of jij dit doet. Dan kan je kiezen tussen ja, soms en nee. Als je het antwoord echt niet weet, dan kan je in de laatste kolom ‘dat weet ik niet’13 invullen.
Antwoordstructuur van de vragen. Door die kort voor te stellen, hebben de kinderen het al eens
Hieronder zie je een voorbeeld
gezien. (In UNICEF – toolkit worden ook 3 Ja
Soms
Ik ga zwemmen in een zwembad
Nee
Dat weet ik niet
oefenvragen
aangeboden,
www.childfriendlycities.org)
Wat bij moeilijke woorden?
Hoe ga je over naar een volgend scherm. Dat blijkt op zich uit het ontwerp, maar het is wel belangrijk dat de ‘volgende’ knop altijd zichtbaar blijft. Er moet vermeden worden dat kinderen naar onder moeten scrollen om de ‘volgende’ knop te vinden.
13 Kinderen moeten de mogelijkheid krijgen om ‘dat weet ik niet’ te antwoorden. (Zaman, 2011)
Een kindfocus in de Stadsmonitor 153
Moeilijke woorden
Toelichting
Wat moet je doen als je niet goed weet wat een woord wil zeggen?
Toelichting
Dan kan je het aan iemand vragen.
Uit de perceptiestudie weten we dat er voor een reeks eerder abstracte woorden mogelijk problemen kunnen ontstaan. Kinderen begrijpen het niet altijd, maar kunnen
Of je kan ook met je pijltje naar het woord gaan en erop klikken als het er zo uitziet:
buurt
met een beperkte uitleg wel verder. Dit werd bevestigd tijdens de testsessies. Om dit element van de tool te laten werken, moet
Dan kom ik je even helpen.
rekening gehouden worden met het volgende:
Dan komt er een ballonnetje met jouw vraag en de uitleg. Als je dan met het pijltje op het ballonnetje
Suggesties:
klikt, dan gaat het weer weg.
Deze functie van de tool moet visueel duidelijk zichtbaar gemaakt worden. Het valt te overwegen om op elk scherm waar de ‘hulpfunctie’ kan
Wat is jouw buurt?
ingeroepen worden, ook het figuurtje te laten zien,
Je buurt, dat is de straat waar jij woont en
dat zegt: “als je een woord niet begrijpt, klik er dan
de straten daarrond.
op”.
Kinderen waren meer geneigd om het aan te klikken als het vooraf klassikaal getoond en geoefend werd.
Een andere mogelijkheid is om de hulpfunctie op te laten nemen door de begeleiding in de klas. Maar kinderen vinden het wel leuk om te klikken en de verschillende mogelijkheden van een tool te verkennen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 154
Toelichting
STOP
Voor ontwerp Als kinderen op de stop-button klikken, moeten ze een
Nu begint het voor echt!
scherm krijgen met volgende boodschap: ‘Oei, wil je stoppen? ‘ Het is echt belangrijk dat je alle vragen invult.
STOP
[en naar het einde toe] er zijn maar …. Vragen meer. Kies nu:
Ik wil terug naar de vragen Ik wil ermee stoppen.
VOLGENDE
Een kindfocus in de Stadsmonitor 155
Waar woon jij?
Toelichting
We willen vragen stellen over [stad]. Daarom moeten we eerst weten of jij in [stad] woont. Sommige kinderen wonen in 2
we kunnen niet zeggen ‘jouw stad’. We kunnen ook niet
huizen, bij mama en papa. K1
Jouw school is in [stad] Woon jij ook in [stad]?
Kinderen beschouwen de stad niet altijd als ‘van hen’. Dus zeggen ‘de stad’, want dat is te algemeen. Daarom geven we – telkens als er een vraag over de stad gesteld wordt – een concrete stadsnaam mee aanbieden. Vooraf moet door een administrator aangegeven worden in welke stad de bevraging plaatsvindt. De administrator
Ja, ik woon in [stad] Nee, ik woon niet in [stad] (= doorverwijsvraag) In welke gemeente woon je dan wel? …………………
duidt school, leerjaar en stad aan. Kinderen moeten dan enkel nog bevestigen. Dit bleek voor de kinderen hanteerbaar tijdens de testsessies. De vraag blijft evenwel moeilijk om twee redenen. 1) Nogal wat kinderen wonen op 2 plaatsen en moeten hier eigenlijk al kiezen. Die keuze tussen ouders willen ze niet maken. Een mogelijkheid is om te beginnen met vraag 12 (bij wie woon jij). Bij die kinderen die bij 2
[Is het mogelijk om de kinderen zelf te laten invullen en dan door het programma een link te laten leggen met een
ouders wonen, kan een doorverwijsvraag aangeboden
databestand?]
worden: woont jouw mama in [stad] en woont jouw papa in [stad]? Als een van beide ouders niet in de [stad] woont, dan kan de tool kiezen. Als beide ouders in
Een kindfocus in de Stadsmonitor 156
de [stad] wonen, zou de tool ook moeten kiezen. Kinderen kunnen denken dat hun ouders niet in de stad wonen, maar dit kan wel zo zijn. Daarom is er controle via “In welke gemeente woon je dan wel?” 2) Kinderen benoemen vaak de deelgemeente of het district waar ze wonen. Ze zeggen dan dat ze niet in de stad wonen, maar wonen er eigenlijk wel. Voor ontwerp K1// Eerst een stadsnaam aanbieden, en zeer duidelijk de mogelijkheid aanbieden dat ze niet in een van die steden wonen. De nummering van de vragen moet niet zichtbaar zijn voor de kinderen. Die dient voor de opmaak van de gegevenstabel. K2 // Is het technisch mogelijk om de kinderen zelf hun woonplaats in te laten vullen en het programma op basis daarvan te laten kiezen welke stad er dan moet aangeboden worden? Moeilijke woorden Stad – Buurt
Een kindfocus in de Stadsmonitor 157
Wie ben jij? K3
Ben je een jongen of een meisje? Duid het antwoord aan dat bij jou past. 0 0
Ik ben een meisje. Ik ben een jongen.
Toelichting Vragen K3 tot K12 zijn enkele persoonlijke gegevens. De concrete vraagstelling is gebaseerd op de vragenlijst voor 6-10 jarigen uit het onderzoek naar vrijetijdsbesteding en – beleving in Brussel (Berten & Piessens, 2014)
K4
Hoeveel jaar ben jij?
Vraag K4 is na de testsessies geherformuleerd. Kinderen vinden de datumnotatie te moeilijk. In combinatie met het vooraf ingegeven leerjaar, moet de leeftijd voldoende
Ik ben …………… jaar.
K5
In welk land ben jij geboren? Duid het antwoord aan dat bij jou past. 0 0 0
Ik ben in België geboren. Ik ben in een ander land dan België geboren. Ik weet niet in welk land ik geboren ben.
informatie geven.
Voor herkomst maken we enkel een onderscheid tussen Belgische en niet-Belgische. Vraag 50 uit Stadsmonitor wordt niet overgenomen (zie tabel vergelijking kindervragenlijst en vragenlijst voor volwassenen in bijlage 2)
Een kindfocus in de Stadsmonitor 158
[Je familie] K6
In welk land is je papa geboren? Duid het antwoord aan dat bij jou past. o o o
K7
Tijdens de testsessies bleek dat kinderen veel bijkomende vragen stelden, omdat hun concrete situatie net niet binnen de vragen paste.
Mijn papa is in België geboren. Mijn papa is niet in België geboren. Ik weet niet in welk land mijn papa geboren is.
In welk land is je mama geboren? Duid het antwoord aan dat bij jou past. o o o
K8
Mijn mama is in België geboren. Mijn mama is niet in België geboren. Ik weet niet in welk land mijn mama geboren is.
Wat doet je papa? Duid het antwoord aan dat bij jou past. o o o
K9
Mijn papa gaat werken. Mijn papa gaat niet werken. Ik weet niet wat mijn papa doet.
Wat doet je mama? Duid het antwoord aan dat bij jou past. o o o
Mijn mama gaat werken. Mijn mama gaat niet werken. Ik weet niet wat mijn mama doet
Toelichting
Een kindfocus in de Stadsmonitor 159
K10
Welke taal spreek je thuis? Je kan meer dan 1 antwoord aanduiden. o o o
K11
Ik spreek thuis Nederlands. Ik spreek thuis Frans. Ik spreek thuis een andere taal.
Toelichting Bij K12 is de volgorde gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke volgorde. Kinderen stelden vaak de vraag naar
2
huizen
en
lezen
niet
altijd
alle
antwoordmogelijkheden.
Hoeveel broers of zussen heb je? Vul in o o
Ik heb geen broer of zus. Ik heb wel broers of zussen (doorverwijsvraag) Bijkomende Ik heb …. zussen Ik heb …. broers
K12
Bij wie woon jij? Duid het antwoord aan dat bij jou past. o o o o o o o
Ik woon bij mijn mama en papa. Ik woon in 2 huizen: 1 bij mijn mama en 1 bij mijn papa. Ik woon bij 2 mama’s. Ik woon bij 2 papa’s. Ik woon bij mijn papa. Ik woon bij mijn mama. Ik woon ergens anders, maar niet bij mijn mama of papa.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 160
Toelichting Uit de testsessies bleek dat er minstens nog 1 tekening K13
Op welk van volgende tekeningen lijkt jouw huis het meest? Duid het antwoord aan dat bij jou past.
Woontypologieën aanbieden:
bijkomend moet aangeboden worden: de wijk. Daarnaast stellen we nog een extra tekening voor: een hoekhuis. Daar vroegen de kinderen ook naar tijdens de testsessies. Als kinderen met de cursor over de tekeningen gaan, moet ook
- Open bebouwing. - Huizenrij met halfopen bebouwing. - Aaneengesloten huizenrij (gesloten bebouwing). - Hoogbouw - Toevoegen: wijk - Toevoegen: hoekhuis
K14
Hier zijn nog enkele vragen over je thuis. Duid het antwoord aan dat het beste bij jou past.
de omschrijving verschijnen. Hier ontstond het probleem dat de ‘volgende’ knop niet meer zichtbaar was op de schermen. Kinderen weten niet altijd hoe ze dan vooruit moeten gaan.
Bij de testsessies bleek deze vraag over family affluence niet echt veel bijkomende informatie op te leveren. De
Ja Ik heb een eigen kamer Ik kan thuis een computer gebruiken Ik heb een eigen telefoon Wij hebben thuis een eigen auto? Ik krijg zakgeld
Een beetje
Nee
levensstandaard is bij de meeste gezinnen hoog, volgens dit criterium. Het valt te overwegen om deze vraag te schrappen. De vragen zijn
geherformuleerd op basis van de
vaststellingen uit de testsessies.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 161
Wie ben jij? [Vragen met een andere formulering voor tieners] Tieners krijgen inhoudelijk dezelfde vragen aangeboden, maar ze worden anders geformuleerd. In vragen 6, 7, 8, 9 en 12 moeten volgende woorden gewijzigd worden: -
Je moeder ipv jouw mama
-
Je vader ipv jouw papa
-
Je ouders ipv jouw mama en papa
Een kindfocus in de Stadsmonitor 162
Wat kan je allemaal doen? [Introductie nieuw soort vragen] Algemene uitleg is hetzelfde voor kinderen en tieners In je buurt en in [stad] kan je vanalles doen. Daarover gaan we je nu vragen stellen.
Toelichting Er worden 3 thema’s voorzien in de vragenlijst. Naargelang de leeftijd, krijgen de kinderen ad random 1, 2 of alle 3 de thema’s aangeboden. Bij het begin van elk thema moet de tekening over dat thema getoond worden.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 163
[thema 1 Spelen en buiten zijn] – Spelen en buiten dingen doen K15
Dit thema wordt afzonderlijk aangeboden voor kinderen tot
Kan je goed spelen in jouw buurt?
en met 10 jaar en voor tieners tussen 11 en 14 jaar. Basis is
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Ik heb genoeg speelplekken in mijn buurt. Ik heb genoeg plekken om te sporten in mijn buurt. Ik heb genoeg natuur om in te spelen in mijn buurt. Ik heb genoeg tijd om te spelen. Ik kan veilig spelen in mijn straat. Ik mag zelf naar speelplekken gaan in mijn buurt. Ik durf overal te komen in mijn buurt. Ik mag overal komen in mijn buurt.
Toelichting
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
vraag 9 uit de Stadsmonitor K15 – Kinderen Peilt naar de mogelijkheden die kinderen in hun buurt ondervinden om te spelen. Er zijn vragen bij opgenomen over mobiliteit, veiligheid, sociale veiligheid. Gezien de manier waarop kinderen daar in de klassessies op antwoordden, leek het beter om die vragen in één geheel aan te bieden. De vragen rond over ‘plekken om te sporten’ en ‘genoeg tijd om te spelen’zijn nieuw toegevoegd. Deze vragen zijn overgenomen uit de UNICEF – toolkit voor kinderen. Vraag over ‘tijd’ is ook gesteld in het vrijetijdsonderzoek in Brussel (Berten & Piessens, 2014). Een andere nieuwe vraag gaat over ‘bespeelbaar groen’, wat een thema was in de klassessies.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 164
K16
Kunnen andere kinderen ook goed spelen in jouw buurt?
K16 – Kinderen
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past.
Peilt naar de inschatting die kinderen maken over de
Ja Oudere kinderen hebben veel plekken om te spelen of te sporten in mijn buurt. Oudere kinderen hebben veel te doen in mijn buurt. Oudere kinderen zeggen dat ik weg moet gaan. Kleinere kinderen kunnen veel doen in mijn buurt. Kinderen met een handicap kunnen ook in mijn buurt spelen.
Een beetje
Nee
speelmogelijkheden van andere kinderen in hun buurt. Uit Dat weet ik niet
de kwalitatieve studie bleek dat kinderen hierover een inschatting kunnen maken. De testbevraging toont evenwel aan dat het niet voor alle kinderen eenvoudig te beantwoorden was. K16 spreekt de kinderen aan over de belangen van andere groepen kinderen en jongeren in hun buurt. We kiezen voor het woord ‘handicap’. Hoewel deze term in beleids- en wetenschappelijke taal niet meer gebruikt wordt, is ‘beperking’ voor kinderen wellicht minder gebruiksvriendelijk. Gezien de complexiteit van de vraag zou K16 zo zeker getest moeten worden bij kinderen en met hen besproken moeten worden . Indien deze vraag niet goed kan geïnterpreteerd worden door kinderen, zal deze nog gewijzigd moeten worden.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 165
K17
K17 groter schaalniveau
Wat doe je nog? Ja
Ik ga sporten in een sportclub. Ik ga spelen bij een jeugdbeweging of een jeugdwerking. Ik ga spelen bij het buurthuis. Ik ga spelen in de buitenschoolse opvang. Ik ga zwemmen in een zwembad. Ik ga naar een speeltuin. Ik ga naar een binnenspeeltuin. Ik ga naar een park. Ik ga ergens anders spelen.
Soms
Nee
Dat weet ik niet
De Stadsmonitor peilt in vraag 12 naar een hele reeks voorzieningen. Hier zijn een aantal van die voorzieningen opgenomen, die specifiek een rol kunnen spelen in dit thema. Deze vraag bleek tijdens de testsessie voor veel kinderen net iets te abstract. Mits uitleg, en mits ze de kans krijgen hun situatie te vertellen, kunnen ze het wel invullen. Hier kan op volgende manieren mee omgegaan worden:
De vraag zo laten, en er als begeleiding op voorzien zijn dat hier vragen over zullen komen.
De vraag schrappen.
De mogelijkheid om uitleg te vragen visueel meer onder de aandacht te brengen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 166
[thema 1 – tieners Buiten zijn met je vrienden ] –
Toelichting Dit thema wordt afzonderlijk aangeboden voor kinderen tot
Buiten zijn met je vrienden
en met 10 jaar en voor tieners tussen 11 en 14 jaar. Basis is vraag 9 uit de Stadsmonitor. Voor tieners wordt het thema ook anders aangebracht: verwijzingen naar spelen zijn veel
T15
minder aanwezig. Uit de test bleek dat sommige tieners dit
Zijn er genoeg plekken in jouw buurt om vrienden te ontmoeten?
‘belachelijk’ vonden.
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Ik heb genoeg plekken om vrienden te ontmoeten in mijn buurt. Ik heb genoeg plekken om te sporten in mijn buurt. Ik heb genoeg natuur om in mijn buurt. Ik heb genoeg tijd om iets leuks te doen. Ik kan veilig sporten in mijn straat. Ik mag alleen naar buiten gaan om mijn vrienden te ontmoeten Ik durf overal te komen in mijn buurt. Ik mag overal komen in mijn buurt.
Een beetje
Nee
T15 – Tieners Dat weet ik niet
Peilt naar de mogelijkheden die tieners in hun buurt ondervinden om te spelen. Er zijn extra vragen opgenomen over mobiliteit, veiligheid, sociale veiligheid. Gezien de manier waarop kinderen daar in de klassessies op antwoordden, leek het beter om die vragen in één geheel aan te bieden. Nieuw zijn vragen over ‘plekken om te sporten’ en ‘genoeg tijd om te spelen’. Deze vragen zijn overgenomen uit de UNICEF – toolkit voor kinderen. Een vraag rond ‘tijd’ is ook gesteld in het vrijetijdsonderzoek in Brussel (Berten & Piessens, 2014). Een andere nieuwe vraag gaat over ‘bespeelbaar groen’ (staat hiervoor al)
Een kindfocus in de Stadsmonitor 167
T16
Kunnen kleinere kinderen goed spelen in jouw buurt?
T16 - tieners
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past.
Peilt naar de inschatting die kinderen maken over de
Ja Kleine kinderen hebben veel plekken om te spelen of te sporten in mijn buurt. Kleine kinderen hebben veel te doen in mijn buurt. Kleine kinderen zeggen dat ik weg moet gaan. Kleine kinderen kunnen veel doen in mijn buurt. Kinderen met een handicap kunnen ook in mijn buurt spelen.
Een beetje
Nee
speelmogelijkheden van andere tieners in hun buurt. Dat weet ik niet
T16
spreekt tieners aan over de belangen van andere
groepen kinderen en jongeren in hun buurt.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 168
T17
T17 groter schaalniveau
Wat doe je nog? Ja
Ik ga sporten in een sportclub. Ik ga spelen bij een jeugdbeweging of een jeugdwerking. Ik ga spelen bij het buurthuis. Ik ga spelen in de buitenschoolse opvang. Ik ga zwemmen in een zwembad. Ik ga naar een speeltuin. Ik ga naar een park. Ik ga ergens anders spelen.
Soms
Nee
Dat weet ik niet
De Stadsmonitor peilt in vraag 12 naar een hele reeks voorzieningen. Hier zijn een aantal van die voorzieningen opgenomen, die specifiek een rol kunnen spelen in dit thema. Tieners
gaan
over
het
algemeen
niet
naar
binnenspeeltuinen. Deze vraag wordt dus niet aan hen gesteld.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 169
[thema Mijn school en hobby’s] – Mijn school en mijn hobby’s K18
Toelichting Dit thema komt nauwelijks aan bod in de Stadsmonitor,
We stellen wat vragen over jouw school.
maar speelt in de levens van kinderen een grote rol. Direct (als school) of indirect in de hobby’s die ze doen.
Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past.
We beginnen deze vragencluster bij de school (K17) en Ja Ik leer van alles bij op school. School is belangrijk voor werk voor later. Ik word eerlijk behandeld op school. Alle kinderen worden eerlijk behandeld op school. Het verkeer in de buurt van mijn school is veilig. Als ik een vraag heb, dan helpt mijn juf of meester mij. De toiletten op school zijn proper. Als ik een probleem heb, kan ik met iemand praten op school. Op school vragen ze wat ik van iets vind.
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
breiden gaandeweg uit naar hobby’s (K19) en gebruik van voorzieningen of activiteiten (K21) Voor tieners De vragen worden ook aangeboden aan tieners. Maar voor tieners moet ‘mijn juf of meester’ vervangen worden door ‘mijn leerkracht’. K18 School Combineert leren met het schoolklimaat, omdat uit de verhalen van kinderen blijkt een rol te spelen in de mate waarin ze kunnen leren. Uit te testbevraging bleek dat kinderen de vragen niet altijd duidelijk vonden. De items zijn waar mogelijk aangepast. 2 items zijn geschrapt omdat ze in de volgende vraag al aangeboden worden. (Item over ‘hoe ga je naar school’, en ‘met wie ga je naar school’).
Een kindfocus in de Stadsmonitor 170
K19
Toelichting
Hoe ga jij naar je school?
Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja
Ik ga te voet naar school. Ik ga met de fiets, met de step of met het skateboard naar school. Ik ga alleen of samen met andere kinderen naar school. Ik ga met de auto naar school. Ik ga met de bus naar school. Ik ga met de tram naar school. Ik ga met de trein naar school.
Soms
Nee
Dat weet ik niet
De vragenbatterij laat toe dat kinderen meerdere vervoersmiddelen kunnen aanduiden. Toch bleek het uit de testsessies niet altijd evident, omdat ze vanuit hun schooltraject redeneren, en dit niet op die manier lezen in de vragen. “Ik ga een stukje te voet en een stukje met de auto… Soms mag ik alleen stappen en soms gaat mijn mama mee… De terugweg is anders dan de heenweg….”
Voor tieners De vragen worden op dezelfde manier aangeboden aan tieners. Maar het item ‘ik ga alleen of samen met andere kinderen naar school’, moet vervangen worden door: ‘Ik ga alleen of met mijn vrienden naar school.’
Een kindfocus in de Stadsmonitor 171
K20
Welke hobby’s doe je? Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past.
K20 Hobby’s Beperkte opsomming van hobby’s die toch concreet
Idem voor tieners
genoeg zijn. We willen hiermee vermijden te veel opties
Wat zijn je hobby’s? Vul in: ………………………………………………………….
aan te bieden. Er zijn een aantal items toegevoegd, net zoals de aanvulling ‘thuis of ergens anders’, omdat daar veel vragen over kwamen.
Duid nu bij elke vraag aan of jij het doet.
Uit de testsessies bleek dat kinderen toch hun concrete hobby’s willen vertellen. Daarom willen we hen eerst zelf Ja
Ik doe een sport (thuis of ergens anders). Ik speel een muziekinstrument (thuis of ergens anders). Ik teken (thuis of ergens anders). Ik lees een boek of een strip (thuis of ergens anders). Ik dans (thuis of ergens anders). Ik leer bij over mijn geloof. Ik leer een taal. Ik turn (thuis of ergens anders). Ik speel spelletjes op de computer, de playstation of de wii. Ik doe dictie, toneel of voordracht. Ik heb geen hobby’s.
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
laten invullen wat ze doen. Wat we via deze vraag niet weten, is of de kinderen dit in georganiseerd verband doen. Wellicht kan dat wel door in de analyse een combinatie te maken met K15.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 172
K21
Hoe ga jij naar je hobby’s? Duid voor elke zin het antwoord aan dat het beste bij jou past.
K21 Mobiliteit vanuit actorschap Eigenlijk is de vraag nog te abstract, omdat dit voor elke hobby anders kan zijn. Toch geeft het een indicatie over de
Ja Ik ga te voet naar mijn hobby. Ik ga met de fiets, met de step of het skateboard naar mijn hobby. Ik ga alleen of samen met andere kinderen naar mijn hobby. Iemand brengt me met de auto naar mijn hobby. Ik ga met de bus naar mijn hobby. Ik ga met de tram naar mijn hobby. Ik ga met de trein naar mijn hobby.
Soms
Nee
mobiliteit die kinderen ervaren. Een mogelijkheid is om kinderen iets te laten vertellen over max. 3 hobby’s, en daar telkens ook de mobiliteitsvraag bij te stellen. Nadeel van die aanpak is dat er veel herhaling in de vragen komt, iets wat de kinderen tijdens de testsessies niet leuk vonden.
Voor tieners “Ik ga alleen of samen met andere kinderen naar mijn hobby.” Wordt: “Ik ga alleen of samen met mijn vrienden naar mijn hobby.
Andere formulering voor tieners
Een kindfocus in de Stadsmonitor 173
K22
Welke uitstappen heb je al gedaan in….?
[Kan de stad hier automatisch worden ingevuld] We willen gewoon weten
of je het al eens gedaan hebt, en niet met wie je het gedaan hebt. Ja Toneel in (stad). Een museum in (stad). De bibliotheek in (stad). Een optreden in (stad). Een shoppingcentrum in (stad). Een restaurant in (stad). Ik ga samen met mijn mama of papa op uitstap. Ik ga met de school op uitstap.
Soms
K22 uitstappen Gebruik van voorzieningen en activiteiten in de stad.
Neen
Dat weet ik niet
Zonder de stad of een specifieke voorziening te noemen. Uit de testsessies blijkt dat kinderen zich afvragen of dat met de ouders of met de school was. Oplossing?
Extra item voor tieners Ik ga naar een café
Een kindfocus in de Stadsmonitor 174
[thema Iets doen voor andere mensen en zorgen voor mijn buurt] Iets doen voor andere mensen en zorgen voor mijn buurt
Toelichting K23 is een nieuwe vraag ten opzichte van de Stadsmonitor. In de klassessies (en in ander onderzoek) komt het thema ‘helpen’ en ‘zorgen voor’ wel aan bod, evenals in de UNICEF-toolkit (thema participation and citizenship).
K23
Help jij soms andere mensen? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past Ja
Ik help mijn mama of papa thuis met de afwas of opruimen. Ik pas op mijn broer of zus. Ik doe boodschappen voor mijn mama of papa. Ik help mijn broer of zus met huiswerk. Ik help een vriend of een vriendin. Ik help een buurman of buurvrouw. Ik help iemand anders uit mijn straat.
Een beetje
Nee
Voor tieners Dat weet ik niet
Voor tieners: vervang ‘mijn mama’ door ‘mijn moeder’, ‘mijn papa’ door ‘mijn vader’ en ‘mijn papa of papa’ door ‘mijn ouders’.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 175
K24
Wat doe je in je buurt? Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past Ja
Nee
K24 is een sterk gereduceerde combinatie van vragen 26, 27 en 30 uit de Stadsmonitor.
Dat weet ik niet
Ik ben al eens naar een buurtfeest in mijn buurt geweest. Ik heb mijn buurt al eens mee helpen schoonmaken. Ik weet wat er in mijn buurt te doen is. Ik weet het als iets gaat veranderen in mijn buurt.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 176
K25
K25 is een sterk gereduceerde combinatie van vragen 8, 31
Wat vind je van de mensen in jouw buurt?
en 33 uit de Stadsmonitor. ‘Bang zijn van andere mensen’
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past Ja Ik ken de mensen in mijn buurt. Ik ben bang van sommige mensen in mijn buurt. Ik vertrouw de mensen in mijn buurt De mensen helpen elkaar in mijn buurt. Veel mensen spreken een andere taal dan het Nederlands. Ik speel met andere kinderen in mijn buurt. Mijn mama of papa praten met de mensen in mijn buurt. Ik voel mij veilig in mijn buurt.
Een beetje
Nee
is hier op verschillende manieren in geschoven, omdat dat Dat weet ik niet
in de klassessies een stevig thema was. Bovendien stelden we in de klassessies vast dat kinderen die een sterker buurtgebonden leefpatroon hadden, ook een contextueler gevoel van (on)veiligheid hadden. Kinderen die zich minder autonoom konden verplaatsen in de buurt, hadden ook een meer algemeen gevoel van onveiligheid. Voor de algemene analyse dus te combineren met K26 en K27. Anderzijds is het nodig op te passen met de negatief geformuleerde items, omdat dat verwarring kan oproepen (Instituto Paulo Montenegro, 2009). Dit leidt tot een dubbele
ontkenning,
en
kan
dus
tot
verkeerde
interpretaties leiden. Tijdens de testsessies stelden we vast dat de kinderen die de dubbele ontkenning opmerkten, ook twijfelden hoe ze erop moesten antwoorden.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 177
K26
K26 haalt items aan die niet in de Stadsmonitor
Wat vind jij? Zorgt [stad] goed voor de mensen?
opgenomen zijn, maar die door kinderen wel aangegeven
Duid het antwoord aan dat het best bij jou past.
Ja
werden als thema waar ze mee bezig waren.
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
Ik vind dat [stad] goed voor arme mensen zorgt. Er wordt goed gezorgd voor oudere mensen in [stad] Er zijn genoeg huizen voor iedereen in [stad]. De politie zorgt voor ons. Er is genoeg werk voor iedereen in [stad].
Een kindfocus in de Stadsmonitor 178
Toelichting
Nog even volhouden!
De
aanmoediging
wordt
door
meerdere
kinderen
gewaardeerd.
We gaan nog wat vragen stellen over jouw buurt en [stad]
Een kindfocus in de Stadsmonitor 179
[Vraag voor iedereen] K27
Wie zegt jou wat je kan gaan doen?
We weten uit de klassessies dat kinderen hun informatie
Er is vanalles te doen in je buurt en in [stad]?
vaak van anderen krijgen, en dat ze soms ook anderen nodig hebben om iets te kunnen gaan doen.
Wie vertelt je wat je kan gaan doen? Ja Mijn mama of papa vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Mijn broer of mijn zus vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Een vriend of een vriendin vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Mijn juf of meester vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Mijn oma of opa vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Een leider van de jeugdbeweging vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Iemand van mijn hobby’s vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad]. Iemand anders vertelt me wat ik kan doen in mijn buurt of in [stad].
K27 bemiddeling
Nee
Dat weet ik niet
‘Iemand
anders’
voorzieningen.
=
Kinderen
verzamelterm vertellen
over
voor
allerlei
OCMW
en
buurthuis, maar ze afzonderlijk opsommen, wordt veel te lang. De zinnen waren oorspronkelijk korter, maar we stelden vast dat kinderen de hoofdvraag niet lezen. Daarom wordt de inhoud van de vraag in elk item meegegeven.
Voor tieners Aanpassingen voor tieners: Mama of papa wordt: mijn ouders vertellen; juf of meester wordt: mijn leerkracht vertelt
Een kindfocus in de Stadsmonitor 180
[Vraag voor iedereen]
Hoe is het in jouw buurt?
Toelichting K28 is een verkorte en geherformuleerde versie van vraag 6 uit de Stadsmonitor.
K28
Wat vind jij van jouw buurt?
-
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja Mijn straat is leuk. Mijn buurt is leuk. De huizen zijn mooi in mijn buurt. De straten en voetpaden zijn proper in mijn buurt. Er zijn leuke mensen om mee te praten.
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
-
Items die onderscheid maken tussen ‘inrichting’ en ‘onderhoud’ zijn in elkaar geschoven, met de nadruk op het eindresultaat. Vragen over ‘andere mensen’ zijn behouden, ook al is het mogelijk dat de kinderen ‘ik weet het niet’ gaan antwoorden. Deze vragen spreken hen aan over andere groepen in de stad.
Ik zie oudere mensen in mijn buurt. Ik kan de tram nemen in mijn buurt. Ik kan de bus nemen in mijn buurt. Er staan veel auto’s geparkeerd. Ik kan veilig wandelen in mijn buurt. Ik kan veilig fietsen in mijn buurt. Ik ga naar de winkels in mijn buurt.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 181
[Vraag voor iedereen] K29
Hoe is het in jouw buurt?
Welke vervelende dingen gebeuren in jouw buurt? Duid voor elke vraag aan hoe veel het gebeurt in jouw buurt. Ja
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
De auto’s rijden te snel. Er is lawaai van verkeer. De buren maken lawaai Het stinkt in mijn buurt. Mensen doen stom op straat. Mensen maken dingen kapot op straat. Er ligt vuil op straat. Er ligt hondenpoep op straat. Er zijn plekken waar ik niet durf komen.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 182
[Vraag voor iedereen ]
Wat vind jij van [stad]?
Toelichting K30 vervangt vraag 4 en 5 uit de Stadsmonitor. Vraag over tevredenheid is geherformuleerd.
K30
Wat vind jij van [stad]?
-
Duid voor elke vraag het antwoord aan dat het beste bij jou past. Ja [Stad] is leuk. De straten in [stad] zijn mooi. Er is veel te doen in [stad]. De parken in [stad] zijn mooi. De winkels in [stad] zijn leuk.
Een beetje
Nee
Dat weet ik niet
-
-
Items die onderscheid maken tussen ‘inrichting’ en ‘onderhoud’ zijn in elkaar geschoven, met de nadruk op het eindresultaat. Item ‘de pleinen in mijn stad zorgen voor levendigheid en gezelligheid’ is vertaald als ‘er is veel te doen’ Items over monumenten en het centrum van de stad zijn geschrapt, omdat uit de kwalitatieve studie bleek dat kinderen daar niets over zeggen. Item over winkels is toegevoegd, want dat kwam vaak aan bod in de kwalitatieve studie.
Extra item voor tieners: Ik voel me welkom in [stad]
Een kindfocus in de Stadsmonitor 183
Bijlage 2 Verhouding Stadsmonitor volwassenen en vragenlijsten voor kinderen en tieners Blok 1 Algemene vragen over de stad en de buurt. Hier is de link tussen de vragen van de Stadsmonitor en de vragenlijsten voor kinderen en tieners eenduidig te leggen. Ik heb geprobeerd de nummers van de vragen te veranderen, omschrijving klopt niet altijd meer!!! Nummers vragen
Omschrijving items uit Stadsmonitor
Nummers vragen in vragenlijst tieners en kinderen 1-2
Omschrijving
1-3 4 5
Postcode en duur verblijf in een bepaalde stad Algemene tevredenheid Uitspraken over stad
30 30
Wat vind jij van? (ook algemene tevredenheid) Geherformuleerd en sterk gereduceerd. - Items die onderscheid maken tussen inrichting en onderhoud zijn in elkaar geschoven, met de nadruk op het eindresultaat. - Item ‘de pleinen in mijn stad zorgen voor levendigheid en gezelligheid’ is vertaald als ‘er is veel te doen’ - Items over monumenten en het centrum van de stad zijn geschrapt, omdat uit de kwalitatieve studie bleek dat kinderen daar eigenlijk zelf niets over zeggen. - Er is een item toegevoegd over de algemene sfeer ten opzichte van jongeren ‘jongeren zijn welkom in [stad], in vraag 30 van de tienervragenlijst.
6
Uitspraken over de buurt
28
7
Problemen in de buurt
29
Verkorte en geherformuleerde versie van vraag 6 uit de Stadsmonitor. - Items die onderscheid maken tussen inrichting en onderhoud zijn in elkaar geschoven, met de nadruk op het eindresultaat. - Vragen over ‘andere mensen’ zijn behouden, ook al is het mogelijk dat de kinderen ‘ik weet het niet’ gaan antwoorden. Het spreekt hen aan op andere groepen in de stad. Vervelende dingen. Verkorte en geherformuleerde versie van vraag 7 uit de Stadsmonitor.
47
JIJ & JE GEZIN Geslacht
3
Indicatie van locatie waar ze wonen
Geslacht
Een kindfocus in de Stadsmonitor 185
Nummers vragen
Omschrijving items uit Stadsmonitor
48 49
Geboortejaar Nationaliteit bij geboorte Vader Moeder
50 51
In welke buurt Hoeveel personen
52 53 54 55 56 57 58 59 60 61
Gezinssituatie Leeftijd kinderen Gezondheid Last van Belemmerd door Betaalde job Welk statuut Welke dagelijkse activiteit Hoogste diploma Netto inkomen
Nummers vragen in vragenlijst tieners en kinderen 4 6, 7
Omschrijving
6 7 13 11 12 12
Geboorteland vader Geboorteland moeder Woontypologie Broers en zussen Bij wie woon je? Bij wie woon je? Geschrapt Geschrapt Geschrapt Geschrapt Wat doet je mama ? Wat doet je papa? Geschrapt Geschrapt Geschrapt Geschrapt
8, 9
Geboortedatum Geboorteland (eenvoudig: België/niet-België)
Een kindfocus in de Stadsmonitor 186
Blok 2 Thematische vragen Hier worden de vragen uit de Stadsmonitor anders gegroepeerd in de vragenlijsten voor kinderen en tieners. Nummers vragen
Omschrijving items uit Stadsmonitor
8
Mensen in de buurt
Nummers vragen in vragenlijst tieners en kinderen 28
9
Speelplekken
15
10 11 12
Onveilig gevoel Plekken mijden Tevredenheid over voorzieningen
29
13 14
Activiteiten Hoe vaak aan sport gedaan
17– 20 –
15 16 17 18a 18b
Hoe dikwijls ontmoet je verschillende personen Hoe dikwijls heb je een praatje met … Vrijwilligerswerk op regelmatige basis Lid van een sportvereniging Lid van een andere vereniging
19 20 21 22 23 24 25
Voertuigen Hoe verplaats je je in je vrije tijd Werk of studeer je Mobiliteit voor werk of studie Weg naar werk of school – vervoersmiddel Afstand Tijd
17 22
15, 16, 17 25 28 23
19, 21
19, 21
Omschrijving
Wat vind je van mensen in jouw buurt. Samen met items uit vragen 31 en 33. Speelplekken in jouw buurt. Uitgebreid ten opzichte van Stadsmonitor. Uitbreiding op basis van klassessies, UNICEF onderzoek en onderzoek naar vrije tijd in Brussel (Berten & Piessens, 2014) Algemene onveiligheid buurt Selectie van specifieke voorzieningen aangeboden in thema ‘spelen’ Selectie van specifieke voorzieningen aangeboden in thema ’mijn school en mijn hobby’s’ Selectie van activiteiten aangeboden in verschillende thema’s Geschrapt. Items over sporten aangeboden bij thematische vragen. Vragen over ‘wat vind je van de mensen in je buurt. 1 item aangeboden over dit onderwerp. Beperkt aangeboden als ‘helpen’ Geschrapt Geschrapt Beide items worden indirect onder ‘iets leren’ aangeboden (K12) Geschrapt Mobiliteit wordt per thema aangeboden, daar waar dat relevant is. Geschrapt Geschrapt Mobiliteit wordt per thema aangeboden, daar waar dat relevant is. Geschrapt Geschrapt
Een kindfocus in de Stadsmonitor 187
Nummers vragen
Omschrijving items uit Stadsmonitor
26
Iets doen voor buurt of stad
27 28 29 30 31
Buurtactiviteit Uitspraken over informatievoorzieningen Bereidheid om mee te praten Deel bewonersgroep Voorzichtigheid in omgang met mensen
32 33 34
Vertrouwen in overheden Uitspraken over andere culturen Zieke familieleden verzorgd
35 36 37 38 39 40
Tevredenheid woning Verhuis gepland? Redenen voor verhuis Bouwjaar woning Soort woning Voorzieningen
41 42 43 44
Staat woning Vragen over ‘duurzaam gedrag’ Eigendom woning Afbetaling
Nummers vragen in vragenlijst tieners en kinderen 24
Omschrijving
27
Opgenomen als bemiddelingsvragen, bij elk thema Geschrapt Meedoen aan buurtactiviteit K22 is een sterk gereduceerde combinatie van vragen 8, 31 en 33 uit de Stadsmonitor. Bang zijn van andere mensen is hier op verschillende manieren in geschoven, omdat dat in de klassessies een stevig thema was. Bovendien stelden we in de klassessies vast dat kinderen die een sterker buurtgebonden leefpatroon hadden, ook een contextueler gevoel van (on)veiligheid hadden. Kinderen die zich minder autonoom konden verplaatsen in de buurt, hadden ook een meer algemeen gevoel van onveiligheid. Voor de algemene analyse dus te combineren met K6 en K7
24 29
26
13
K21 is een sterk gereduceerde combinatie van vragen 26, 27 en 30 uit de Stadsmonitor.
Uitspraken over ‘de [stad ] zorgt goed voor … Geschrapt Wel item over iemand helpen bij K20 Geschrapt Geschrapt Geschrapt Geschrapt Woontypologie aangeboden Geschrapt Vinden we niet te verantwoorden om kinderen te laten verantwoorden voor hun ouders. Dergelijke items worden ook in UNICEF-vragenlijst als strikt vertrouwelijk aangemerkt. Idem Geschrapt Geschrapt Geschrapt
Een kindfocus in de Stadsmonitor 188
Nummers vragen
Omschrijving items uit Stadsmonitor
45 46
Huur of afbetalingssom Niet betaald?
Nummers vragen in vragenlijst tieners en kinderen
Omschrijving
Geschrapt Geschrapt
Een kindfocus in de Stadsmonitor 189
Bijlage 3 Overzicht van woorden die uitgelegd moeten worden Woord Soms Buurt Jeugdbeweging Jeugdwerking Buitenschoolse opvang Vertrouwen Shoppingcentrum Hulp nodig hebben Op uitstap gaan Handicap Hobby Restaurant
Uitleg Niet altijd, maar wel af en toe. De straat waar je woont en de straten daarrond. Dit is een plek waar kinderen op zondag of zaterdag naartoe kunnen om voor enkele uren spelletjes te spelen met andere kinderen. Er zijn ook leidsters of leiders. Plekken waar voor kinderen en jongeren activiteiten worden georganiseerd, zoals jeugdbewegingen, jeugdhuizen en speelpleinen. Plaatsen waar je kan spelen voor of na schooltijd. Soms moet je er ook op woensdagmiddag en tijdens de vakanties naartoe. Meestal ga je hier naartoe omdat je mama of papa op het werk is. Wanneer je iemand vertrouwt, durf je met deze persoon te praten en voel je je er goed bij. Een shoppingcentrum is een overdekt gebouw met daarin veel winkels. Als je iets niet alleen kan doen, dan heb je hulp nodig. Ergens naartoe gaan waar het leuk is, bijvoorbeeld naar de zee, het zwembad, een museum of een pretpark. Iemand met een handicap heeft een probleem waardoor hij of zij meer hulp nodig heeft. Er kan iets aan de hand zijn met je lichaam (bijvoorbeeld blind zijn), of in je hoofd. Een hobby is iets dat je graag doet in je vrije tijd. Een restaurant is een plaats waar je iets kan gaan eten als je ervoor betaalt.
Bijlagen bij hoofdstuk 5
Bijlage 1: Verschillen naar geslacht
Tabel 16: KT15 - KT16
Een beetje
Nee
71.3
21.3
7.4 72.5 20.4
7.0
2 Ik heb genoeg plekken om te sporten in mijn buurt.
66.4
19.6
14.0 62.5 27.2 10.3
3 Ik heb genoeg natuur om in te spelen in mijn buurt.
64.2
19.3
16.5 63.8 23.4 12.8
4 Ik heb genoeg tijd om te spelen.
57.0
35.5
5 Ik kan veilig spelen in mijn straat.
49.1
24.1
26.9 41.3 31.2 27.5
6 Ik mag zelf naar speelplekken gaan in mijn buurt.
38.3
21.5
40.2 43.6 17.9 38.6
7 Ik durf overal te komen in mijn buurt.
67.6
16.7
15.7 60.1 16.1 23.8
8 Ik mag op sommige plekken in mijn buurt niet komen.
34.0
17.0
49.0 43.5 18.5 37.9
KT16 - Kunnen andere kinderen ook goed spelen in jouw buurt? (Oudere) kinderen hebben veel plekken om te spelen of te sporten in mijn 1 buurt.
64.1
25.2
10.7 61.5 24.6 13.8
2 (Oudere) kinderen hebben veel te doen in mijn buurt.
48.5
26.7
24.8 49.2 26.6 24.2
3 (Oudere) kinderen zeggen dat ik weg moet gaan.
10.9
4.0
4 Kleine kinderen kunnen veel doen in mijn buurt.
44.0
31.0
25.0 33.8 36.8 29.3
5 Kinderen met een handicap kunnen ook in mijn buurt spelen.
38.4
27.9
33.7 47.1 22.7 30.3
Ja
1 Ik heb genoeg speelplekken in mijn buurt.
Nee
Een beetje
Meisjes (N= 216)
Ja
Jongens (N= 143)
Sign
1.1.1.1
KT15 - Kan je goed spelen in jouw buurt?
1.1.1.2
7.5 54.2 36.6
85.1
6.7
9.2
8.1 85.2
Tabel 17: KT17
Nee
Ja
Sign
Ja
Nee
Jongens (N= 143) Meisjes (N= 216)
1 Ik ga sporten in een sportclub.
63.1
36.9
36.2
63.8 ***
2 Ik ga spelen bij een jeugdbeweging of een jeugdwerking.
26.5
73.5
26.1
73.9
3 Ik ga spelen bij het buurthuis.
22.9
77.1
23.3
76.7
4 Ik ga spelen in de buitenschoolse opvang.
14.6
85.4
7.5
92.5
5 Ik ga zwemmen in een zwembad.
81.7
18.3
70.1
29.9
6 Ik ga naar een speeltuin.
64.4
35.6
54.0
46.0
7 Ik ga naar een binnenspeeltuin.
38.8
61.2
25.2
74.8 *
8 Ik ga naar een park.
79.8
20.2
81.3
18.7
9 Ik ga ergens anders spelen.
62.4
37.6
61.1
38.9
KT17 - Wat doe je nog
Een kindfocus in de Stadsmonitor 194
Een kindfocus in de Stadsmonitor 195
1.1.1.3
Tabel 18: KT18 - KT19 - KT21
Een beetje/Soms
Nee
Ja
Een beetje/Soms
Nee
1 Ik leer van alles bij op school.
79.3
19.5
1.1
80.4
17.5
2.1
2 School is belangrijk voor werk voor later.
90.5
8.3
1.2
93.1
6.2
0.7
3 Ik word eerlijk behandeld op school.
65.5
25.0
9.5
80.1
16.9
4 Alle kinderen worden eerlijk behandeld op school.
52.5
28.8
18.8
63.6
34.1
5 Ik ga alleen naar school.
51.7
13.8
34.5
46.9
12.6
40.6
6 Mijn mama of papa brengt mij naar school.
23.5
24.7
51.8
28.2
16.9
54.9
7 Het verkeer in de buurt van mijn school is veilig.
42.0
39.5
18.5
38.8
44.0
17.2
8 Als ik een vraag heb, dan helpt mijn juf of meester mij.
77.4
16.7
6.0
84.7
13.2
9 De toiletten op school zijn proper.
34.1
34.1
31.7
46.3
41.2
10 Als ik een probleem heb, kan ik met iemand praten op school.
67.1
22.0
11.0
70.6
19.6
9.8
11 Op school vragen ze naar mijn mening.
44.4
27.2
28.4
55.6
37.3
7.1 ***
1 Ik ga te voet.
29.8
23.8
46.4
30.9
20.1
48.9
2 Ik ga met de fiets of met de step.
34.1
19.5
46.3
21.0
15.2
63.8 *
3 Ik ga alleen.
42.2
16.9
41.0
36.5
15.3
48.2
4 Iemand brengt me met de auto.
15.4
30.8
53.8
16.8
27.0
56.2
5 Ik ga met de bus of tram naar school.
26.2
5.0
68.8
50.0
6.6
1 Ik blijf thuis.
16.0
30.9
53.1
20.6
30.5
48.9
2 Ik ga te voet.
25.9
17.3
56.8
18.5
24.4
57.0
3 Ik ga met de fiets of met de step.
33.3
16.0
50.6
19.5
15.8
64.7
4 Ik ga alleen.
33.3
22.2
44.4
21.2
18.9
59.8
5 Iemand brengt me met de auto.
33.3
21.8
44.9
30.3
25.8
43.9
6 Ik ga met de bus of tram.
15.6
9.1
75.3
18.2
18.2
63.6
Sign
Ja
Jongens (N= 143) Meisjes (N= 216)
KT18 - We stellen wat vragen over jouw school.
2.9 * 2.3 ***
2.1 12.5 **
KT19 - Hoe ga jij naar je school?
43.4 **
KT21 - Hoe ga jij naar je hobby’s?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 196
1.1.1.4
Tabel 19: KT20 - KT22
Nee
Ja
Sign
Ja
Nee
Jongens (N= 143) Meisjes (N= 216)
1 Ik doe een sport.
76.5
23.5
52.9
47.1 ***
2 Ik speel een muziekinstrument.
19.5
80.5
23.2
76.8
3 Ik ga naar de tekenles.
17.3
82.7
8.0
92.0
4 Ik lees een boek of een strip.
68.7
31.3
72.3
27.7
5 Dansen.
15.9
84.1
47.8
52.2 ***
6 Ik leer bij over mijn geloof.
51.9
48.1
46.5
53.5
7 Ik volg taalles.
33.3
66.7
19.4
80.6 *
8 Turnen.
61.7
38.3
34.3
65.7 ***
9 Ik game.
91.4
8.6
45.1
54.9 ***
32.9
67.1
27.1
72.9
1 Een optreden in (stad).
46.6
53.4
64.3
35.7 *
2 Toneel in (stad).
54.8
45.2
60.6
39.4
3 Een tentoonstelling in (stad).
44.6
55.4
56.0
44.0
4 De bibliotheek in (stad).
85.5
14.5
87.0
13.0
5 Een shoppingcentrum in (stad).
83.3
16.7
87.6
12.4
6 Een restaurant in (stad).
81.1
18.9
81.2
18.8
7 Ik ga samen met mijn mama of papa op uitstap.
82.7
17.3
81.5
18.5
8 Ik ga met de school op uitstap.
89.6
10.4
97.6
9 Een café.
59.2
40.8
61.0
KT20 - Welke hobby's doe je
10 Ik heb geen hobby’s. KT22 - Welke uitstappen heb je al gedaan in….?
2.4 * 39.0
Een kindfocus in de Stadsmonitor 197
1.1.1.5
Tabel 20: KT23 - KT25 - KT26
Een beetje
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Ik help mijn mama of papa thuis met de afwas of opruimen.
55.6
40.3
4.2
63.7
29.8
6.5
2 Ik pas op mijn broer of zus.
43.1
13.9
43.1
46.9
13.3
39.8
3 Ik doe boodschappen voor mijn mama of papa.
38.9
43.1
18.1
43.2
31.4
25.4
4 Ik help mijn broer of zus met huiswerk.
22.2
22.2
55.6
33.6
22.4
44.0
5 Ik help een vriend of een vriendin.
73.2
18.3
8.5
71.4
22.7
5.9
6 Ik help een buurman of buurvrouw.
31.9
21.7
46.4
41.7
26.1
32.2
1 Ik ken de mensen in mijn buurt.
61.4
30.0
8.6
52.6
39.7
7.8
2 Ik ben bang van sommige mensen in mijn buurt.
20.0
20.0
60.0
25.7
21.2
53.1
3 Ik vertrouw de mensen in mijn buurt.
39.7
41.2
19.1
33.6
50.9
15.5
4 De mensen helpen elkaar in mijn buurt.
50.8
33.3
15.9
52.5
38.4
9.1
5 Veel mensen spreken een andere taal dan het Nederlands.
52.2
19.4
28.4
36.1
28.7
35.2
6 Ik speel met andere kinderen in mijn buurt.
43.5
26.1
30.4
44.1
20.7
35.1
7 Mijn mama of papa praten met de mensen in mijn buurt.
67.1
27.1
5.7
67.0
23.2
9.8
8 Ik voel mij veilig in mijn buurt.
62.3
31.9
5.8
56.0
38.5
5.5
1 Er wordt goed gezorgd voor arme mensen in [stad].
45.1
31.4
23.5
36.4
50.0
13.6
2 Er wordt goed gezorgd voor oudere mensen in [stad]
62.5
26.8
10.7
72.4
18.4
9.2
3 Er zijn genoeg huizen voor iedereen in [stad].
69.1
23.6
7.3
54.4
21.5
24.1 *
4 De politie zorgt voor ons.
58.9
26.8
14.3
49.4
28.7
21.8
5 Er is genoeg werk voor iedereen.
48.3
31.0
20.7
37.1
25.7
37.1
Sign
Ja
Jongens (N= 143) Meisjes (N= 216)
KT23 - Help jij soms andere mensen?
KT25 - Wat vind je van de mensen in jouw buurt?
KT26 - Zorgt [stad] goed voor de mensen?
Tabel 21: KT24
Nee
Ja
Nee
Meisjes (N= 216)
Ja
Jongens (N= 143)
KT24 - Wat doe je in je buurt? Ik ben al eens naar een buurtfeest in mijn buurt 1 geweest. Ik heb mijn buurt al eens mee helpen 2 schoonmaken.
63.4
36.6
61.9
38.1
30.0
70.0
38.4
61.6
3 Ik weet wat er in mijn buurt te doen is.
79.4
20.6
69.5
30.5
4 Ik weet het als iets gaat veranderen in mijn buurt.
61.3
38.7
56.7
43.3
Sign
1.1.1.6
Een kindfocus in de Stadsmonitor 198
Een kindfocus in de Stadsmonitor 199
1.1.1.7
Tabel 22: KT27 - KT29 - KT30
Ja
Nee
1 Mijn mama of papa.
78.9
21.1
78.3
21.7
2 Mijn broer of mijn zus.
39.8
60.2
44.1
55.9
3 Een vriend of een vriendin.
63.7
36.3
69.2
30.8
4 Mijn juf of meester.
40.2
59.8
41.0
59.0
5 Mijn oma of opa.
31.2
68.8
31.0
69.0
6 Een leider van de jeugdbeweging.
22.0
78.0
20.4
79.6
7 Iemand van mijn hobby’s.
41.8
58.2
31.3
68.7
8 Iemand anders.
32.4
67.6
48.4
51.6 *
Ja
Nee
Sign
Jongens (N= 143) Meisjes (N= 216)
KT27: Wie vertelt wat je kan doen in jouw buurt of in [stad]?
KT29: Welke vervelende dingen gebeuren in jouw buurt? 1 De auto’s rijden te snel.
45.2
54.8
49.0
51.0
2 Er is lawaai van verkeer.
43.8
56.2
44.2
55.8
3 De buren maken lawaai
34.3
65.7
29.1
70.9
4 Het stinkt in mijn buurt.
14.7
85.3
10.2
89.8
5 Mensen doen stom op straat.
23.9
76.1
21.2
78.8
6 Mensen maken dingen kapot op straat.
25.5
74.5
24.0
76.0
7 Er ligt vuil op straat.
38.5
61.5
38.4
61.6
8 Er ligt hondenpoep op straat.
35.5
64.5
33.5
66.5
9 Er zijn plekken waar ik niet durf komen.
29.8
70.2
39.6
60.4
1 [Stad] is leuk.
92.2
7.8
93.9
6.1
2 De straten in [stad] zijn mooi.
78.2
21.8
68.1
31.9
3 Er is veel te doen in [stad].
89.4
10.6
85.7
14.3
4 De parken in [stad] zijn mooi.
88.0
12.0
84.9
15.1
5 De winkels in [stad] zijn leuk.
93.3
6.7
95.8
4.2
6 In [stad] wordt goed voor mensen gezorgd.
82.9
17.1
82.0
18.0
KT30 - Wat vind jij van [stad]?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 200
1.1.1.8
Tabel 23: KT28
Een beetje
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Mijn straat is leuk.
55.6
29.1
15.4
55.3
27.4
17.3
2 Mijn buurt is leuk.
67.8
22.9
9.3
60.1
29.8
10.1
3 De huizen zijn mooi.
55.9
34.7
9.3
53.1
34.5
12.4
4 De straten en voetpaden zijn proper.
47.9
37.0
15.1
48.6
38.9
12.6
5 Er zijn parkjes waar ik kan spelen.
63.0
23.5
13.4
66.7
19.9
13.5
6 Er leuke mensen om mee te praten.
57.9
27.2
14.9
58.8
29.4
11.8
7 Er zijn oudere mensen.
74.3
23.8
2.0
76.2
19.5
4.3
8 Ik kan de tram of bus nemen.
65.3
13.9
20.8
75.6
11.0
13.4
9 Er staan veel auto’s geparkeerd.
51.9
28.8
19.2
49.1
34.1
16.8
10 Ik kan veilig wandelen.
71.7
20.8
7.5
63.9
26.5
9.6
11 Ik kan veilig fietsen.
73.3
21.0
5.7
59.4
28.8
11.9
12 Ik ga naar de winkels in mijn buurt.
71.4
16.2
12.4
65.9
15.9
18.3
Sign
Ja
Jongens (N= 143) Meisjes (N= 216)
KT28 - Wat vind jij van jouw buurt?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 201
Bijlage 2: Verschillen naar thuistaal
1.1.1.9
Tabel x: KT15 - KT16
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Ik heb genoeg speelplekken in mijn buurt.
74.8
18.9
6.3
66.7
23.3
10.0
2 Ik heb genoeg plekken om te sporten in mijn buurt.
67.1
23.2
9.7
59.1
25.0
15.9
3 Ik heb genoeg natuur om in te spelen in mijn buurt.
64.0
19.9
16.1
65.9
21.6
12.5
4 Ik heb genoeg tijd om te spelen.
56.0
35.2
8.8
52.8
39.3
7.9
5 Ik kan veilig spelen in mijn straat.
44.4
26.9
28.8
46.5
27.9
25.6
6 Ik mag zelf naar speelplekken gaan in mijn buurt.
38.4
13.2
48.4
47.1
29.9
** 23.0 *
7 Ik durf overal te komen in mijn buurt.
67.1
16.8
16.1
57.8
14.4
27.8
8 Ik mag op sommige plekken in mijn buurt niet komen.
34.7
18.1
47.2
45.6
17.7
36.7
KT16 - Kunnen andere kinderen ook goed spelen in jouw buurt? (Oudere) kinderen hebben veel plekken om te spelen of te sporten 1 in mijn buurt.
64.4
23.3
12.3
62.4
24.7
12.9
2 (Oudere) kinderen hebben veel te doen in mijn buurt.
47.9
29.6
22.5
51.8
22.4
25.9
Sign
Een beetje
Geen Nederlands (N= 120)
Ja
Nederlands (N= 237)
KT15 - Kan je goed spelen in jouw buurt?
3 (Oudere) kinderen zeggen dat ik weg moet gaan.
8.4
4.5
87.0
8.6
9.9
81.5
4 Kleine kinderen kunnen veel doen in mijn buurt.
35.9
37.2
26.9
40.2
29.9
29.9
5 Kinderen met een handicap kunnen ook in mijn buurt spelen.
38.6
25.8
35.6
50.0
22.2
27.8
1.1.1.10
Tabel x: KT17
Ja
Nee
Ja
Nee
Sign
Nederlands (N= 237) Geen Nederlands (N= 120)
1 Ik ga sporten in een sportclub.
48.4
51.6
47.1
52.9
2 Ik ga spelen bij een jeugdbeweging of een jeugdwerking.
28.4
71.6
21.2
78.8
3 Ik ga spelen bij het buurthuis.
16.7
83.3
33.3
66.7 **
7.1
92.9
16.9
83.1 *
5 Ik ga zwemmen in een zwembad.
72.5
27.5
78.2
21.8
6 Ik ga naar een speeltuin.
56.5
43.5
61.2
38.8
7 Ik ga naar een binnenspeeltuin.
28.4
71.6
34.9
65.1
8 Ik ga naar een park.
76.5
23.5
87.6
12.4
9 Ik ga ergens anders spelen.
59.3
40.7
67.5
32.5
KT17 - Wat doe je nog
4 Ik ga spelen in de buitenschoolse opvang.
Een kindfocus in de Stadsmonitor 202
Een kindfocus in de Stadsmonitor 203
1.1.1.11
Tabel x: KT18 - KT19 - KT21
Nee
Ja
Een beetje/Soms
Nee
80.0
17.3
2.7
79.5
20.5
0.0
91.2
8.1
0.7
94.9
3.8
80.4
16.8
2.8
64.9
24.3
10.8 *
4 Alle kinderen worden eerlijk behandeld op school.
62.0
31.4
6.6
55.1
33.3
11.6
5 Ik ga alleen naar school.
49.3
8.6
42.1
47.4
21.1
31.6 *
6 Mijn mama of papa brengt mij naar school.
21.9
19.2
58.9
36.0
20.0
44.0
7 Het verkeer in de buurt van mijn school is veilig.
33.8
49.3
16.9
54.9
26.8
18.3 **
8 Als ik een vraag heb, dan helpt mijn juf of meester mij.
81.8
15.5
2.7
79.7
15.2
5.1
9 1 0 1 1
De toiletten op school zijn proper. Als ik een probleem heb, kan ik met iemand praten op school.
40.1
40.8
19.0
45.2
32.9
21.9
71.8
18.8
9.4
63.5
24.3
12.2
Op school vragen ze naar mijn mening.
54.1
30.4
15.6
46.4
37.7
15.9
1 Ik ga te voet.
26.0
24.0
50.0
38.7
17.3
44.0
2 Ik ga met de fiets of met de step.
29.8
13.5
56.7
19.5
22.1
58.4
3 Ik ga alleen.
40.1
12.7
47.2
35.5
21.1
43.4
4 Iemand brengt me met de auto.
16.5
30.9
52.5
16.2
23.0
60.8
5 Ik ga met de bus of tram naar school.
43.5
5.1
51.4
38.2
6.6
55.3
1 Ik blijf thuis.
17.3
30.1
52.6
21.1
30.3
48.7
2 Ik ga te voet.
17.5
19.0
63.5
27.6
26.3
46.1 *
3 Ik ga met de fiets of met de step.
26.5
15.4
58.1
22.4
17.1
60.5
4 Ik ga alleen.
24.1
17.5
58.4
29.7
23.0
47.3
5 Iemand brengt me met de auto.
37.0
25.9
37.0
21.9
21.9
56.2 *
6 Ik ga met de bus of tram.
12.0
14.3
73.7
27.0
14.9
58.1 *
Sign
Een beetje/Soms
Geen Nederlands (N= 120)
Ja
Nederlands (N= 237)
KT18 - We stellen wat vragen over jouw school. 1 Ik leer van alles bij op school. 2 School is belangrijk voor werk voor later. 3 Ik word eerlijk behandeld op school.
1.3
KT19 - Hoe ga jij naar je school?
KT21 - Hoe ga jij naar je hobby’s?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 204
1.1.1.12
Tabel x: KT20 - KT22
Nee
Ja
Nee
1 Ik doe een sport.
64.6
35.4
60.0
40.0
2 Ik speel een muziekinstrument.
21.8
78.2
21.1
78.9
Sign
Ja
Nederlands (N= 237) Geen Nederlands (N= 120)
KT20 - Welke hobby's doe je
3 Ik ga naar de tekenles.
7.7
92.3
17.3
82.7
4 Ik lees een boek of een strip.
69.7
30.3
72.4
27.6
5 Dansen.
34.7
65.3
37.8
62.2
6 Ik leer bij over mijn geloof.
37.6
62.4
69.0
31.0 ***
7 Ik volg taalles.
16.4
83.6
39.7
60.3 ***
8 Turnen.
32.4
67.6
66.2
33.8 ***
9 Ik game.
58.5
41.5
72.9
27.1
23.0
77.0
42.9
57.1 **
1 Een optreden in (stad).
65.1
34.9
43.5
56.5 **
2 Toneel in (stad).
63.6
36.4
49.3
50.7
3 Een tentoonstelling in (stad).
61.7
38.3
34.8
65.2 ***
4 De bibliotheek in (stad).
90.2
9.8
79.5
20.5
5 Een shoppingcentrum in (stad).
87.6
12.4
84.3
15.7
6 Een restaurant in (stad).
89.4
10.6
65.2
34.8 ***
7 Ik ga samen met mijn mama of papa op uitstap.
85.2
14.8
73.9
26.1
8 Ik ga met de school op uitstap.
96.2
3.8
91.4
8.6
9 Een café.
66.4
33.6
45.2
10 Ik heb geen hobby’s. KT22 - Welke uitstappen heb je al gedaan in….?
54.8 *
Een kindfocus in de Stadsmonitor 205
1.1.1.13
Tabel x: KT23 - KT25 - KT26
Een beetje
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Ik help mijn mama of papa thuis met de afwas of opruimen.
59.0
35.1
6.0
63.5
31.7
4.8
2 Ik pas op mijn broer of zus.
46.9
11.7
41.4
43.1
17.2
39.7
3 Ik doe boodschappen voor mijn mama of papa.
44.3
32.8
22.9
35.0
43.3
21.7
4 Ik help mijn broer of zus met huiswerk.
28.7
20.9
50.4
30.0
25.0
45.0
5 Ik help een vriend of een vriendin.
79.2
13.8
6.9
57.4
36.1
6 Ik help een buurman of buurvrouw.
43.0
24.2
32.8
28.1
24.6
47.4
1 Ik ken de mensen in mijn buurt.
60.0
31.5
8.5
47.4
45.6
7.0
2 Ik ben bang van sommige mensen in mijn buurt.
21.4
21.4
57.1
27.6
19.0
53.4
3 Ik vertrouw de mensen in mijn buurt.
40.5
47.6
11.9
26.4
45.3
28.3 *
4 De mensen helpen elkaar in mijn buurt.
55.8
32.7
11.5
44.0
44.0
12.0
5 Veel mensen spreken een andere taal dan het Nederlands.
35.3
25.2
39.5
56.1
24.6
19.3 *
6 Ik speel met andere kinderen in mijn buurt.
44.5
25.0
30.5
43.4
17.0
39.6
7 Mijn mama of papa praten met de mensen in mijn buurt.
75.0
18.8
6.2
49.1
38.2
12.7 **
8 Ik voel mij veilig in mijn buurt.
61.1
33.3
5.6
52.8
41.5
5.7
1 Er wordt goed gezorgd voor arme mensen in [stad].
39.5
40.7
19.8
43.8
43.8
12.5
2 Er wordt goed gezorgd voor oudere mensen in [stad]
64.9
23.7
11.3
77.8
16.7
5.6
3 Er zijn genoeg huizen voor iedereen in [stad].
56.8
21.1
22.1
70.0
25.0
5.0
4 De politie zorgt voor ons.
45.2
30.8
24.0
72.5
20.0
5 Er is genoeg werk voor iedereen.
38.9
25.6
35.6
51.3
33.3
Sign
Ja
Nederlands (N= 237) Geen Nederlands (N= 120)
KT23 - Help jij soms andere mensen?
6.6 **
KT25 - Wat vind je van de mensen in jouw buurt?
KT26 - Zorgt [stad] goed voor de mensen?
1.1.1.14
7.5 ** 15.4
Tabel x: KT24
Nee
Ja
Nee
1 Ik ben al eens naar een buurtfeest in mijn buurt geweest.
66.7
33.3
52.5
47.5
2 Ik heb mijn buurt al eens mee helpen schoonmaken.
36.8
63.2
31.0
69.0
3 Ik weet wat er in mijn buurt te doen is.
76.9
23.1
64.6
35.4
4 Ik weet het als iets gaat veranderen in mijn buurt.
59.1
40.9
57.8
42.2
Sign
Ja
Nederlands (N= 237) Geen Nederlands (N= 120)
KT24 - Wat doe je in je buurt?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 206
1.1.1.15
Tabel x: KT27 - KT29 - KT30
Ja
Nee
1 Mijn mama of papa.
80.2
19.8
74.5
25.5
2 Mijn broer of mijn zus.
40.1
59.9
45.5
54.5
3 Een vriend of een vriendin.
66.1
33.9
68.8
31.2
4 Mijn juf of meester.
35.4
64.6
48.9
51.1 *
5 Mijn oma of opa.
31.7
68.3
29.7
70.3
6 Een leider van de jeugdbeweging.
22.3
77.7
17.2
82.8
7 Iemand van mijn hobby’s.
33.9
66.1
37.2
62.8
8 Iemand anders.
39.6
60.4
45.3
54.7
Ja
Nee
Sign
Nederlands (N= 237) Geen Nederlands (N= 120)
KT27: Wie vertelt wat je kan doen in jouw buurt of in [stad]?
KT29: Welke vervelende dingen gebeuren in jouw buurt? 1 De auto’s rijden te snel.
45.9
54.1
51.6
48.4
2 Er is lawaai van verkeer.
40.5
59.5
50.5
49.5
3 De buren maken lawaai
27.7
72.3
37.1
62.9
4 Het stinkt in mijn buurt.
11.4
88.6
13.5
86.5
5 Mensen doen stom op straat.
15.9
84.1
34.4
65.6 ***
6 Mensen maken dingen kapot op straat.
20.8
79.2
30.8
69.2
7 Er ligt vuil op straat.
38.4
61.6
39.8
60.2
8 Er ligt hondenpoep op straat.
32.6
67.4
38.9
61.1
9 Er zijn plekken waar ik niet durf komen.
29.2
70.8
47.1
52.9 **
1 [Stad] is leuk.
92.9
7.1
92.7
7.3
2 De straten in [stad] zijn mooi.
69.5
30.5
76.9
23.1
3 Er is veel te doen in [stad].
89.5
10.5
83.3
16.7
4 De parken in [stad] zijn mooi.
83.1
16.9
91.3
8.7
5 De winkels in [stad] zijn leuk.
94.8
5.2
95.0
5.0
6 In [stad] wordt goed voor mensen gezorgd.
81.0
19.0
85.1
14.9
KT30 - Wat vind jij van [stad]?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 207
1.1.1.16
Tabel x: KT28
Een beetje
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Mijn straat is leuk.
54.3
27.1
18.6
57.9
29.0
13.1
2 Mijn buurt is leuk.
64.6
24.9
10.6
60.4
31.1
8.5
3 De huizen zijn mooi.
53.5
34.2
12.3
56.1
34.6
9.3
4 De straten en voetpaden zijn proper.
46.5
40.6
12.8
50.9
34.0
15.1
5 Er zijn parkjes waar ik kan spelen.
57.6
25.5
16.8
80.0
12.4
6 Er leuke mensen om mee te praten.
57.5
28.2
14.4
62.7
26.5
10.8
7 Er zijn oudere mensen.
75.3
20.6
4.1
76.6
21.3
2.1
8 Ik kan de tram of bus nemen.
73.5
10.6
15.9
67.4
14.7
17.9
9 Er staan veel auto’s geparkeerd.
46.6
33.3
20.1
58.3
29.2
12.5
10 Ik kan veilig wandelen.
66.3
25.7
8.0
67.7
24.0
8.3
11 Ik kan veilig fietsen.
66.7
25.7
7.6
61.3
28.0
10.8
12 Ik ga naar de winkels in mijn buurt.
65.5
16.7
17.8
71.3
14.9
13.8
Sign
Ja
Nederlands (N= 237) Geen Nederlands (N= 120)
KT28 - Wat vind jij van jouw buurt?
7.6 ***
Een kindfocus in de Stadsmonitor 208
Bijlage 3: Verschillen naar woontypologie
1.1.1.17
Tabel 32: KT15 - KT16
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Ik heb genoeg speelplekken in mijn buurt.
67.5
22.9
9.6
79.3
17.1
3.7
2 Ik heb genoeg plekken om te sporten in mijn buurt.
62.0
25.2
12.9
69.6
21.5
8.9
3 Ik heb genoeg natuur om in te spelen in mijn buurt.
58.5
24.4
17.1
77.6
12.9
9.4 *
4 Ik heb genoeg tijd om te spelen.
52.7
39.4
7.9
59.5
31.0
9.5
5 Ik kan veilig spelen in mijn straat.
43.6
28.8
27.6
47.6
24.4
28.0
6 Ik mag zelf naar speelplekken gaan in mijn buurt.
45.4
20.9
33.7
33.7
16.9
49.4
7 Ik durf overal te komen in mijn buurt.
61.1
15.6
23.4
68.7
16.9
14.5
8 Ik mag op sommige plekken in mijn buurt niet komen.
38.7
19.3
42.0
39.4
15.5
45.1
KT16 - Kunnen andere kinderen ook goed spelen in jouw buurt? (Oudere) kinderen hebben veel plekken om te spelen of te 1 sporten in mijn buurt.
61.0
25.8
13.2
68.5
21.9
9.6
2 (Oudere) kinderen hebben veel te doen in mijn buurt.
50.3
23.3
26.4
47.8
33.3
18.8
3 (Oudere) kinderen zeggen dat ik weg moet gaan.
9.7
9.1
81.2
5.0
1.2
4 Kleine kinderen kunnen veel doen in mijn buurt.
38.4
32.7
28.9
35.6
39.7
24.7
5 Kinderen met een handicap kunnen ook in mijn buurt spelen.
42.6
22.0
35.5
43.5
30.6
25.8
Sign
Een beetje
(Half)open bebouwing (N= 120)
Ja
Stadswoning (N= 231)
KT15 - Kan je goed spelen in jouw buurt?
Tabel 33: KT17
Nee
Ja
Sign
(Half)open bebouwing (N= 120)
Ja
Stadswoning (N= 231)
Nee
1.1.1.18
93.8 *
1 Ik ga sporten in een sportclub. Ik ga spelen bij een jeugdbeweging of een 2 jeugdwerking.
41.9
58.1
58.8
41.2 *
21.9
78.1
32.5
67.5
3 Ik ga spelen bij het buurthuis.
22.2
77.8
23.0
77.0
4 Ik ga spelen in de buitenschoolse opvang.
10.1
89.9
11.7
88.3
5 Ik ga zwemmen in een zwembad.
75.5
24.5
72.5
27.5
6 Ik ga naar een speeltuin.
61.2
38.8
51.9
48.1
7 Ik ga naar een binnenspeeltuin.
35.2
64.8
21.5
78.5 *
8 Ik ga naar een park.
81.8
18.2
76.8
23.2
9 Ik ga ergens anders spelen.
62.4
37.6
62.3
37.7
KT17 - Wat doe je nog
Een kindfocus in de Stadsmonitor 209
Een kindfocus in de Stadsmonitor 210
1.1.1.19
Tabel 34: KT18 - KT19 - KT21
18.5
1.3
80.0
18.7
1.3
93.3
6.0
0.7
70.3
22.8
6.9
90.8
7.9
1.3
87.1
11.4
1.4 *
4 Alle kinderen worden eerlijk behandeld op school.
58.4
33.6
8.0
64.2
29.9
6.0
5 Ik ga alleen naar school.
53.6
11.3
35.1
37.3
16.0
46.7
6 Mijn mama of papa brengt mij naar school. 7 Het verkeer in de buurt van mijn school is veilig.
25.5
18.8
55.7
27.6
19.7
52.6
45.8
42.3
12.0
31.4
44.3
24.3 *
8 Als ik een vraag heb, dan helpt mijn juf of meester mij.
84.8
11.9
3.3
76.0
21.3
2.7
9 1 0 1 1
De toiletten op school zijn proper. Als ik een probleem heb, kan ik met iemand praten op school.
42.7
37.8
19.6
42.9
40.0
17.1
68.5
21.9
9.6
73.7
17.1
9.2
Op school vragen ze naar mijn mening.
53.0
33.6
13.4
50.0
33.8
16.2
1 Ik ga te voet.
32.9
23.3
43.8
27.0
18.9
54.1
2 Ik ga met de fiets of met de step.
28.0
15.4
56.6
21.9
19.2
58.9
3 Ik ga alleen.
45.1
15.3
39.6
26.4
16.7
56.9 *
4 Iemand brengt me met de auto.
12.3
27.5
60.1
23.0
29.7
47.3
5 Ik ga met de bus of tram naar school.
39.7
4.3
56.0
45.1
8.5
1 Ik blijf thuis.
20.0
31.9
48.1
16.7
26.4
56.9
2 Ik ga te voet.
25.5
19.7
54.7
13.5
24.3
62.2
3 Ik ga met de fiets of met de step.
23.5
14.7
61.8
25.7
18.9
55.4
4 Ik ga alleen.
26.3
18.2
55.5
23.3
23.3
53.4
5 Iemand brengt me met de auto.
25.0
21.2
53.8
41.9
31.1
27.0 ***
6 Ik ga met de bus of tram.
18.7
11.9
69.4
12.7
19.7
67.6
Sign
Nee
Nee
Een beetje/Soms
Een beetje/Soms
80.1
(Half)open bebouwing (N= 120)
Ja
Ja
Stadswoning (N= 231)
KT18 - We stellen wat vragen over jouw school. 1 Ik leer van alles bij op school. 2 School is belangrijk voor werk voor later. 3 Ik word eerlijk behandeld op school.
KT19 - Hoe ga jij naar je school?
46.5 *
KT21 - Hoe ga jij naar je hobby’s?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 211
1.1.1.20
Tabel 35: KT20 - KT22
Nee
Ja
Nee
1 Ik doe een sport.
60.4
39.6
67.6
32.4
2 Ik speel een muziekinstrument.
19.6
80.4
25.7
74.3
Sign
Ja
Stadswoning (N= 231) (Half)open bebouwing (N= 120)
KT20 - Welke hobby's doe je
3 Ik ga naar de tekenles.
9.9
90.1
12.2
87.8
4 Ik lees een boek of een strip.
71.8
28.2
67.6
32.4
5 Dansen.
37.3
62.7
32.4
67.6
6 Ik leer bij over mijn geloof.
54.2
45.8
36.1
63.9 *
7 Ik volg taalles.
28.4
71.6
16.7
83.3
8 Turnen.
50.4
49.6
31.6
68.4 *
9 Ik game.
63.0
37.0
62.5
37.5
33.8
66.2
20.3
79.7
1 Een optreden in (stad).
51.2
48.8
72.1
27.9 **
2 Toneel in (stad).
55.5
44.5
66.7
33.3
3 Een tentoonstelling in (stad).
50.0
50.0
58.6
41.4
4 De bibliotheek in (stad).
84.2
15.8
90.3
9.7
5 Een shoppingcentrum in (stad).
83.6
16.4
91.4
8.6
6 Een restaurant in (stad).
79.8
20.2
84.7
15.3
7 Ik ga samen met mijn mama of papa op uitstap.
79.7
20.3
85.3
14.7
8 Ik ga met de school op uitstap.
93.0
7.0
97.2
2.8
9 Een café.
57.6
42.4
65.5
34.5
10 Ik heb geen hobby’s. KT22 - Welke uitstappen heb je al gedaan in….?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 212
1.1.1.21
Tabel 36: KT23 - KT25 - KT26
Nee
Ja
Een beetje
Nee
KT23 - Help jij soms andere mensen? Ik help mijn mama of papa thuis met de afwas of 1 opruimen.
65.6
30.3
4.1
52.1
39.7
8.2
2 Ik pas op mijn broer of zus.
43.6
13.7
42.7
49.3
13.4
37.3
3 Ik doe boodschappen voor mijn mama of papa.
37.5
41.7
20.8
46.4
27.5
26.1
4 Ik help mijn broer of zus met huiswerk.
31.1
20.5
48.4
26.2
26.2
47.7
5 Ik help een vriend of een vriendin.
70.2
25.6
4.1
77.9
11.8
10.3 *
6 Ik help een buurman of buurvrouw.
34.5
24.1
41.4
43.3
25.4
31.3
1 Ik ken de mensen in mijn buurt.
51.7
39.0
9.3
63.2
30.9
5.9
2 Ik ben bang van sommige mensen in mijn buurt.
24.6
19.5
55.9
21.5
23.1
55.4
3 Ik vertrouw de mensen in mijn buurt.
31.9
45.1
23.0
43.1
50.8
6.2 *
4 De mensen helpen elkaar in mijn buurt. Veel mensen spreken een andere taal dan het 5 Nederlands.
51.5
32.0
16.5
52.5
44.1
3.4 *
50.4
24.8
24.8
25.8
25.8
48.4 **
6 Ik speel met andere kinderen in mijn buurt. Mijn mama of papa praten met de mensen in mijn 7 buurt.
43.5
21.7
34.8
44.6
24.6
30.8
66.4
23.3
10.3
69.7
25.8
4.5
8 Ik voel mij veilig in mijn buurt.
53.6
38.4
8.0
66.7
31.8
1.5
1 Er wordt goed gezorgd voor arme mensen in [stad].
45.7
35.7
18.6
34.0
51.1
14.9
2 Er wordt goed gezorgd voor oudere mensen in [stad]
67.5
21.7
10.8
71.4
20.4
8.2
3 Er zijn genoeg huizen voor iedereen in [stad].
64.0
24.4
11.6
56.2
16.7
27.1
4 De politie zorgt voor ons.
60.9
20.7
18.5
37.3
41.2
21.6 *
5 Er is genoeg werk voor iedereen.
45.2
27.4
27.4
38.6
29.5
31.8
Sign
Een beetje
(Half)open bebouwing (N= 120)
Ja
Stadswoning (N= 231)
KT25 - Wat vind je van de mensen in jouw buurt?
KT26 - Zorgt [stad] goed voor de mensen?
Tabel 37: KT24
Nee
Ja
Nee
(Half)open bebouwing (N= 120)
Ja
Stadswoning (N= 231)
KT24 - Wat doe je in je buurt? Ik ben al eens naar een buurtfeest in mijn buurt 1 geweest.
62.1
37.9
64.2
35.8
2 Ik heb mijn buurt al eens mee helpen schoonmaken.
35.1
64.9
34.3
65.7
3 Ik weet wat er in mijn buurt te doen is.
74.0
26.0
74.6
25.4
Sign
1.1.1.22
Een kindfocus in de Stadsmonitor 213
4 Ik weet het als iets gaat veranderen in mijn buurt.
57.4
42.6
62.1
37.9
Een kindfocus in de Stadsmonitor 214
1.1.1.23
Tabel 38: KT27 - KT29 - KT30
Ja
Nee
1 Mijn mama of papa.
79.7
20.3
74.3
25.7
2 Mijn broer of mijn zus.
40.2
59.8
43.9
56.1
3 Een vriend of een vriendin.
64.8
35.2
70.6
29.4
4 Mijn juf of meester.
43.2
56.8
33.7
66.3 *
5 Mijn oma of opa.
28.3
71.7
37.8
62.2 *
6 Een leider van de jeugdbeweging.
18.5
81.5
23.9
76.1
7 Iemand van mijn hobby’s.
32.4
67.6
39.6
60.4
8 Iemand anders.
41.9
58.1
40.9
59.1
1 De auto’s rijden te snel.
47.3
52.7
47.7
52.3
2 Er is lawaai van verkeer.
48.3
51.7
36.6
63.4
3 De buren maken lawaai
32.2
67.8
29.5
70.5
4 Het stinkt in mijn buurt.
15.2
84.8
6.5
93.5
5 Mensen doen stom op straat.
25.3
74.7
15.2
84.8 *
6 Mensen maken dingen kapot op straat.
26.2
73.8
20.5
79.5 *
7 Er ligt vuil op straat.
40.0
60.0
35.1
64.9
8 Er ligt hondenpoep op straat.
37.6
62.4
29.0
71.0
9 Er zijn plekken waar ik niet durf komen.
38.2
61.8
28.3
71.7 *
1 [Stad] is leuk.
92.4
7.6
93.5
6.5
2 De straten in [stad] zijn mooi.
75.8
24.2
65.0
35.0
3 Er is veel te doen in [stad].
84.7
15.3
90.3
9.7
4 De parken in [stad] zijn mooi.
88.4
11.6
80.2
19.8
5 De winkels in [stad] zijn leuk.
93.8
6.2
96.8
3.2
6 In [stad] wordt goed voor mensen gezorgd.
83.8
16.2
79.7
20.3
Ja
Nee
Stadswoning (N= 231) (Half)open bebouwing (N= 120)
KT27: Wie vertelt wat je kan doen in jouw buurt of in [stad]?
KT29: Welke vervelende dingen gebeuren in jouw buurt?
KT30 - Wat vind jij van [stad]?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 215
1.1.1.24
Tabel 39: KT28
Een beetje
Nee
Ja
Een beetje
Nee
1 Mijn straat is leuk.
55.3
26.8
17.9
55.8
28.8
15.4
2 Mijn buurt is leuk.
64.0
25.4
10.6
61.9
29.5
8.6
3 De huizen zijn mooi.
50.8
35.4
13.8
61.0
31.4
7.6
4 De straten en voetpaden zijn proper.
50.3
36.4
13.4
44.8
41.9
13.3
5 Er zijn parkjes waar ik kan spelen.
67.7
19.6
12.7
60.6
24.2
15.2
6 Er leuke mensen om mee te praten.
57.4
27.3
15.3
60.0
30.0
10.0
7 Er zijn oudere mensen.
72.0
25.0
3.0
81.8
14.1
4.0
8 Ik kan de tram of bus nemen.
72.1
10.9
17.0
70.4
14.3
15.3
9 Er staan veel auto’s geparkeerd.
59.4
30.6
10.0
35.4
34.3
30.3 ***
10 Ik kan veilig wandelen.
65.1
25.6
9.3
68.4
24.5
7.1
11 Ik kan veilig fietsen.
60.2
30.1
9.6
72.2
20.6
7.2
12 Ik ga naar de winkels in mijn buurt.
70.6
15.9
13.5
61.9
16.5
21.6
Sign
Ja
Stadswoning (N= 231) (Half)open bebouwing (N= 120)
KT28 - Wat vind jij van jouw buurt?
Een kindfocus in de Stadsmonitor 216