Leuvens Universitair Centrum voor interdisciplinaire navorming in arbeidssituaties Kasteel de Maurissens Weligerveld 6 B-3212 PELLENBERG Tel.: (016)33 89 88 Fax: (016)33 89 78 e-mail:
[email protected]
Een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk … ook als efficiënte organisatie in het katholiek onderwijs Vlaanderen
Eindwerk aangeboden tot het verkrijgen van het getuigschrift “Postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid Niveau 1” Academiejaar 2004-2006 Door: Promotor:
Eddy Van Havere Jos Van Heck
Inhoudsopgave Voorwoord Dankwoord Inleiding Bedrijfsvoorstelling Probleemstelling Hoofdstuk 1: Onderzoek naar de tijdsbesteding preventieadviseurs 1.1. Inleiding 1.2. Scholengemeenschappen met dezelfde tijdsbesteding voor de preventieadviseur per werkgever 1.3. Eén werkgever in 1 scholengemeenschap 1.4. Combinatie TAC/TA en preventieadviseur 1.5. Scholengemeenschappen met verschillende werkgevers 1.6. Scholengemeenschap: Katholiek onderwijs te Vilvoorde 1.7. Besluit Hoofdstuk 2: Risicoanalyse in verband met de tijdsbesteding preventieadviseurs 2.1. Wetgeving 2.1.1. K.B. Interne Dienst 2.1.2. Analyse van de gevolgen van het ontbreken van een procedure 2.2. Veiligheidsbeleid van het onderwijs 2.3. De dynamische inspectie-index 2.4. Benchmarking 2.5. Bespreking van de resultaten per scholengemeenschap 2.5.1. Scholengemeenschappen met evenveel uren preventieadviseur per werkgever 2.5.1.1. Vergelijking met de inspectie-index 2.5.1.2. Berekening tijdsbesteding coördinerende preventieadviseur 2.5.1.3. Berekening voltijds ambt voor de coördinerende preventieadviseur 2.5.1.4. Scholengemeenschap 2 2.5.2. Scholengemeenschappen met 1 werkgever 2.5.2.1. Scholengemeenschap 3 2.5.2.2. Scholengemeenschap 4 2.5.2.3. Scholengemeenschap 5 2.5.2.4. Scholengemeenschap 6 2.5.2.5. Scholengemeenschap 7 2.5.3. Combinatie hiërarchische lijn en preventieadviseur 2.5.3.1. Onafhankelijkheid van de preventieadviseur 2.5.3.2. Bescherming preventieadviseurs 2.5.3.3. Secretariaat van het Comité 2.6. Bespreking van de resultaten voor het katholiek secundair onderwijs Vlaanderen 2.6.1. Resultaten van de scholengemeenschappen 2.6.2. Resultaten voor het nijverheidsonderwijs 2.6.3. Resultaten voor ASO onderwijs 2.6.4. Resultaten voor de zachte sector 2.6.5. Algemeen resultaat 2.7. Bespreking van de tijdsbesteding voor het katholiek onderwijs Vilvoorde 2.8. Besluit
Hoofdstuk 3: Een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk 3.1. Wetgeving 3.2. Preventieorganisatie in het Gemeenschapsonderwijs 3.2.1. De structuur van de GDPBW in het Gemeenschapsonderwijs 3.2.2. Het Koninklijk Besluit van de GDPBW in het Gemeenschapsonderwijs 3.3. Het Koninklijk Besluit van de GDPBW in de scholengemeenschap KSO regio Mechelen 3.4. Preventieorganisatie in het katholiek secundair onderwijs van Vlaanderen 3.4.1. Twaalf GIDPBW en de preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst 3.4.2. Een organogram van een nog op te richten GDPBW, als voorbeeld 3.5. Besluit Hoofdstuk 4: De sterkte en zwakte analyse van een GIDPBW 4.1. Drie niveau’s 4.2. Sterkte analyse van een GIDPBW op microniveau 4.3. Sterkte analyse van een GIDPBW op mesoniveau 4.4. Sterkte analyse van een GIDPBW op macroniveau 4.5. Zwakte analyse van een GIDPBW 4.6. Opmerkingen van enkele preventieadviseurs die spreken uit ervaring 4.7. Besluit Hoofdstuk 5: De aanvraag voor een GDPBW 5.1. De oprichting van een GDPBW 5.2. Criteria voor het oprichten van GDPBW 5.3. Besluit Hoofdstuk 6. Opdrachten van de (gemeenschappelijke) interne dienst in een onderwijsinstelling 6.1. Opdrachten van de (G)IDPBW, een verantwoordelijkheid van de werkgever 6.2. Inspectie basisonderwijs 6.3. Inspectie secundair onderwijs 6.4. Syntheserapport 6.5. Vaststellingen 6.6. Werkpunten volgend uit het syntheserapport 6.6.1. Combinatie TAC/PA vermijden 6.6.2. Werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ 6.6.3. Niet te grootse (G)IDPBW 6.6.4. Aandacht voor aankoop- en indienststellingsbeleid 6.6.5. De gemeenschappelijke preventieadviseur zorgt voor de externe contacten 6.6.6. Een jaaractiepunt 6.6.7. Duidelijke dialogen creëren met GPP en JAP als werkdocument 6.7. Het identificatiedocument 6.8. Opdrachten Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk 6.9. Besluit Hoofdstuk 7: Functiebeschrijving van preventieadviseurs 7.1. Taken van de preventieadviseur 7.1.1. Soorten preventieadviseurs 7.1.2. Opdrachten voor een gemeenschappelijke preventieadviseur versus lokale preventieadviseur 7.2. Functiebeschrijvingen 7.3. Functiebeschrijving gemeenschappelijke preventieadviseur of preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk 7.4. Kerncompetenties voor een gemeenschappelijke preventieadviseur 7.5. Functiebeschrijving lokale preventieadviseur 7.6. Kerncompetenties voor een lokale preventieadviseur 7.7. Besluit
Hoofdstuk 8: Samen bouwen aan de organisatiestructuur van een (G)IDPBW 8.1. Organogram voor een IDPBW in functie van het syntheserapport 8.1.1. Efficiënt organiseren van de IDPBW in het katholiek onderwijs te Vilvoorde 8.1.2. De werkgroep ‘veiligheid’ in het katholiek instituut technisch onderwijs te Vilvoorde 8.1.3. Aanpassing van de tijdsbesteding voor de scholengemeenschap KOV 8.1.4. Besluit als efficiënte organisatie 8.1.5. Het organogram voor het katholiek onderwijs te Vilvoorde 8.2. Leren samenwerken en leren door samen te werken 8.2.1. Maandelijks overleg preventieadviseurs 8.2.2. Een communicatieplan 8.2.2.1. Breed en duidelijk communiceren 8.2.2.2. Een communicatieplan 8.2.2.3. Een organogram van het communicatieplan 8.2.3. Een takenmatrix 8.3. De 4 A’s voor een efficiënte organisatie 8.4. Besluit Hoofdstuk 9: Praktische toepassingen voor een (G)IDPBW 9.1. Uniforme welzijnsmappen 9.2. Een globaal preventieplan 9.3. Een jaaractieplan 9.4. Een jaarplanner 9.5. Een uniform maandverslag 9.6. Aankoop en indienststellingsbeleid 9.6.1. Een bestelformulier 9.6.2. Het indienststellingsverslag 9.7. Een standaarddocument voor “interne opdrachten” 9.8. Tuttava als jaarthema, voor orde en netheid 9.8.1. Oorsprong van Tuttava 9.8.2. Orde en netheid 9.8.3. Implementatie van een nieuw project 9.8.4. Implementatie van Tuttava 9.8.4. Startdatum Tuttava 9.8.5. Voorbeeld checklijsten per locatie en per standaard 9.8.6. Enkele voorbeelden checklijsten en zijn grafieken 9.8.7. Verbetervoorstellen 9.9. Besluit Hoofdstuk 10: Werken aan een preventiecultuur van een (G)IDPBW 10.1. Preventiecultuur en een drie dimensionaal model 10.2. Preventiecultuur verhogen door een planmatige aanpak geïntegreerd in het beleid 10.2.1. Inleiding tot het kernproces: stage 10.2.2. Resultaten 10.2.3. Bespreking van de resultaten 10.3. Besluit Algemeen besluit Referenties Bijlagen
Voorwoord Om een eindwerk te kiezen moesten er een aantal voorwaarden voldaan worden: Originaliteit, waarin de oorspronkelijke wetgeving (theoretische achtergrond) omgezet kon worden in praktijkvorm; Creativiteit, waarin de aanpak om de nieuwe voorstellen inzake preventiebeleid te verkopen naar de directie toe en de preventieadviezen te laten opnemen in het algemeen bedrijfsbeleid creatief aangepakt worden; Persoonlijkheid, waarin de cursist op een persoonlijke manier bijkomende kennis moet verwerven en integreren; Wetenschappelijk onderbouwd zijn; Juridisch, economisch, technologisch, beleidsmatig als psychologisch in de breedte uitgewerkt evenals in de diepte waar grondige en gefundeerde onderzoeksmethoden, onderzoeksresultaten en denkmodellen gebruikt worden; Inzicht hebben in en het kunnen doorvoeren van gesofistikeerde risicoanalyses als basis voor het voeren van een risicobeleid en de juiste keuze kunnen maken inzake risicoanalysemethodieken; Vaardigheden ontwikkelen in projectmatig werken en kennis en gebruik maken van planningssystemen. Dit is alvast een heel curriculum om een onderwerp te vinden dat hieraan kan voldoen zodat vertrekkende vanuit een probleemstelling en een grondige risicoanalyse er kan besloten worden met de evaluatie van geïmplementeerde oplossingen die allen op de eigen organisatie toegepast konden worden. Mijn gedrevenheid getuigt dat dit eindwerk kan bijdragen tot het preventiebeleid in het onderwijs. In mijn eerste schooljaar (2005 – 2006) als halftijds coördinerende preventieadviseur en in opleiding arbeidsveiligheid, niveau I, stelde ik mij twee vragen. Hoe organiseer je als coördinator de Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (DPBW)? Hoe verhoudt de minimale tijdsbesteding voor de preventieadviseurs in de eigen scholengemeenschap katholiek onderwijs te Vilvoorde, zich ten opzichte van andere scholengemeenschappen? In mijn zoektocht voor deze twee vragen en voor de inhoud van een nuttig eindwerk kwam ik terecht bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO). Men gaf mij het idee om een werk te maken over Gemeenschappelijke Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (GIDPBW) in en voor het onderwijs. Wat eerst leek op een saai onderwerp, waarin enkel in de welzijnswet in artikel 38 iets over te lezen viel, groeide uit tot dit eindwerk waarmee ik iedereen die maar iets met veiligheid en welzijn te maken heeft, wil overtuigen dat de organisatie van een Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk veel efficiënter kan worden door, enerzijds de coördinatie voor de Dienst PBW op een degelijke manier uit te werken met alle actoren van het onderwijsveld en anderzijds de minimale tijdsbesteding voor de preventieadviseurs met een kritische blik te evalueren. Daarom ook dit eindwerk als titel: Een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk … … ook als efficiënte organisatie in het katholiek onderwijs Vlaanderen.
Dankwoord Dit eindwerk moet voor de scholengemeenschap van het katholiek onderwijs te Vilvoorde mee helpen tot de realisatie van een goed uitgebouwde organisatie van zijn Dienst PBW. Dit eindwerk kan ook inspirerend werken voor andere betrokken actoren in het onderwijslandschap. Mijn dank tot het realiseren van dit werk gaat in de eerste plaats naar mijn vrouw en vier kinderen. Want ik geef toe dat, bij het naderen van de dead-line, mijn gedachte vooral bij dit eindwerk was. Met speciale dank aan - de voltallige Raad van bestuur van het KOV, om het vertrouwen in mij te hebben als coördinerende preventieadviseur en mij de kans te geven voor het volgen van deze opleiding; - dhr. A. Onkelinx en dhr. E. Deknopper, respectievelijk directeur van de nijverheidschool en coördinerende directeur van het katholiek secundair onderwijs; - dhr. M. Herremans voor de ondersteuning als ICT coördinator; - dhr. J. Van Neck, promotor van dit eindwerk; - dhr. H. Goorden, ambtenaar FOD WASO; - dhr M. Van De Laer, ambtenaar FOD WASO; - dhr. J. Teughels, gemeenschappelijke preventieadviseur KSG Mechelen; - dhr. J. Van Ocken, voorzitter Coprant vzw; - dhr.Etienne Goubert en dhr Guy Linten, huidige preventieadviseur coördinator van het Gemeenschapsonderwijs en zijn plaatsvervanger; - dhr. D. Van Berckelaer, adjunct vicaris van het Bisdom Antwerpen; - alle preventieadviseurs aanwezig op 15 maart 2006 te FOD WASO voor een discussieseminarie over gemeenschappelijke diensten van een halve dag; - alle directeurs en preventieadviseurs voor het terugzenden van de enquête of het geven van enige commentaar.
Vilvoorde, 2006 Eddy Van Havere
Inleiding Aan de hand van tien hoofdstukken wordt de opbouw tot een efficiënte organisatie van een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk besproken. De resultaten en de implementatie ervan worden voor de eigen scholengemeenschap in de hoofdstukken verwerkt. Om een onderscheid te maken tussen de bevindingen voor het onderwijslandschap en de eigen scholengemeenschap, is voor deze laatste een andere paginakleur gebruikt. Hoofdstuk 1: Onderzoek naar de tijdsbesteding preventieadviseurs In 75 scholengemeenschappen van het katholiek secundair onderwijs is gevraagd aan de coördinerende directeurs naar de tijdsbesteding van de preventieadviseur(s) in hun scholengemeenschap. Interessant voor dit onderzoek zijn de volgende vragen: Wat is het niveau van vorming van de preventieadviseurs? Wat is de tijdsbesteding van de preventieadviseurs? Hoeveel personeelsleden zijn er in dienst per school? Hoeveel leerlingen zijn er ingeschreven per onderwijsvorm? De resultaten van 34 scholengemeenschappen worden verwerkt in 4 groepen. Hoofdstuk 2: Risicoanalyse in verband met de tijdsbesteding preventieadviseurs Aan de hand van de Welzijnswet en de dynamische inspectie-index wordt de minimale tijdsbesteding voor de preventieadviseurs voor 9 scholengemeenschappen uit het katholiek secundair onderwijs kritisch bekeken. Voorstellen worden geformuleerd ten opzichte van de grafieken in de dynamische inspectie-index.. Het totaal gemiddelde minimale tijdsbesteding voor de preventieadviseurs, voor het katholiek secundair onderwijs in Vlaanderen wordt in grafiek getoond voor de verschillende onderwijsvormen. De tijdsbesteding voor de eigen scholengemeenschap wordt besproken. Hoofdstuk 3: Een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk Naast de wetgeving in verband met de oprichting van een GIDPBW en het daarbij horende Koninklijk Besluit worden twee voorbeelden van GIDPBW besproken. De gemeenschappelijke dienst voor het Gemeenschapsonderwijs en één uit het katholiek onderwijs. De vraag, hoeveel GIDPBW zijn er opgericht in het katholiek onderwijs van Vlaanderen, wordt beantwoord. Hoofdstuk 4: De sterkte en zwakte analyse van een GIDPBW In dit hoofdstuk bespreken we de sterkte en zwakte analyse voor een gemeenschappelijk preventiebeleid in de oprichting van een gemeenschappelijke Interne Dienst Interne Preventie en Bescherming op het Werk (GDPBW) en dit op drie niveau’s. Hoofdstuk 5: De aanvraag voor een GDPBW De aanvraag van een GIDPBW verloopt in fasen. Waar moet je aan voldoen en wat zijn de voorwaarden? Hoe verloopt een aanvraag? Welke formulieren heb je hier voor nodig? Wie bepaalt of uw aanvraag goedgekeurd wordt? In dit hoofdstuk probeer ik geïnteresseerden voor de oprichting van een GDPBW raad te geven over de oprichting van een GDPBW. Evenals de criteria voor oprichting en de nodige documentie.
Hoofdstuk 6: Opdrachten van de (gemeenschappelijke) interne dienst in een onderwijsinstelling Eerst wordt de werkgever als eindverantwoordelijke van de wettelijk toe te passen opdrachten van de (G)IDPBW besproken en bekijk ik de opdrachten die de onderwijsinspectie als norm toetst bij schooldoorlichtingen. Na het beschrijven van de noodzakelijkheden in het onderwijs, bespreken we de wettelijke opdrachten weergegeven in het K.B. Interne Diensten, Hoofdstuk 7: Functiebeschrijving van preventieadviseurs In een GIDPBW waar verschillende preventieadviseurs samenwerken, en geadviseerd worden door een gemeenschappelijke preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst, moeten er heel wat competenties aanwezig zijn om een goede werking te krijgen van deze preventiedienst. Dit hoofdstuk geeft een profiel voor de gemeenschappelijke en de lokale preventieadviseurs en dit door het beschrijven van een functiebeschrijving en de nodige kerncompetenties. Hoofdstuk 8: Samen bouwen aan de organisatiestructuur van een (G)IDPBW In dit hoofdstuk bespreek ik onder andere, het organogram van een (G)DPBW in functie van het syntheserapport. Het meest voor de hand liggende in een goed functionerende preventiedienst zijn de communicatiekanalen. Leren samenwerken en leren door samen te werken is het sleutelwoord voor een efficiënt (G)IDPBW. Ik geef voorbeelden van een communicatieplan en een takenmatrix die bijdragen tot het maken van goede en duidelijke afspraken. Eveneens is een evenwicht in regelruimte en werkdruk een aandachtspunt voor preventieadviseurs. Er wordt even stil gestaan bij de 4 A’s, arbeidsvoorwaarden,arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen. Dit hoofdstuk kan ook gebruikt worden voor IDPBW, waar verschillende lokale preventieadviseurs tewerkgesteld zijn en voor IDPBW waar door de aanwezigheid van 1 inrichtende macht er geen GIDPBW moet opgericht worden. Dit hoofdstuk moet een antwoord geven voor een werkende structuur van een GIDPBW. Hoofdstuk 9: Praktische toepassingen die hun nut reeds bewezen hebben Om werkprocessen en de output te standaardiseren geef ik in dit hoofdstuk enkele voorbeelden die nuttig zijn voor de werking van een gemeenschappelijke preventiedienst. Dit omvat de uitwerking van een uniform inventarisatiesysteem, een globaal preventieplan, een jaaractieplan en tenslotte het implementeren van een jaarplanner en een uniform maandverslag. De noodzaak om werk te maken voor een aankoop- en indienststellingsbeleid geeft de aanzet tot het invoeren van bestelformulieren, een indienststellingsverslag en een document voor de nijverheidsschool waar de interne opdrachten moeten gecommuniceerd worden. Tenslotte wordt een voorbeeld gegeven om netheid in scholen aan te pakken aan de hand van Tuttava. Dit jaarthema kan inspirerend werken voor het standaardiseren van de output voor alle scholen behorende tot de (G)IDPBW. Hoofdstuk 10: Werken aan een preventiecultuur van een (G)IDPBW Aan cultuur wordt mondjesmaat gewerkt. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een drie dimensionaal model de preventiecultuur van de eigen organisatie voorgesteld. Tenslotte wordt aan de hand van een voorbeeld een inleiding gegeven van EFQM. Dit model kan inspirerend werken als tool om de preventiecultuur te laten toenemen.
Bedrijfsvoorstelling 1. Het katholiek onderwijs van Vilvoorde Het katholiek onderwijs van Vilvoorde (afgekort: KOV) bestaat uit 4 secundaire scholen en 6 basisscholen. De beheersfuncties van deze scholen wordt in nauwe samenwerking met de schooldirecties uitgeoefend door één inrichtende macht. In feite dienen we voor het basisonderwijs het begrip ‘schoolbestuur’ te lezen en voor het secundair onderwijs het begrip ‘inrichtende macht’. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het uitbouwen, het in stand houden en het besturen van deze scholen die zij oprichtte of verwierf, gelegen is bij één vereniging zonder winstoogmerk (vzw), mogen we in het vervolg van deze tekst spreken van ‘inrichtende macht’. Het organigram voor het basisonderwijs van KOV, kunnen we als volgt voorstellen1:
Het secundair onderwijs is als volgt samengesteld: in de eerste graad: - de middenschool, Virgo Fidelis I & II (leerlingen 1ste en 2de middelbaar). de tweede en derde graad: - het Onze-Lieve-Vrouwecollege (OLVC) met opleidingsvorm algemeen secundair onderwijs (AS0) met enige opmerking dat er een aanbod is voor één technische richting: topsport; - het Onze-Lieve-Vrouwinstituut (OLVI) met technisch- en beroepsgeoriënteerde studierichtingen zoals verzorging, voeding, kantoor, sociale en technische wetenschappen, secretariaat-talen, handel, boekhouden-informatica, kantooradministratie en gegevensbeheer, thuis- en bejaardenzorg. Deze studierichtingen behoren tot een groepscategorie met beperkte risico’s. In het onderwijs spreekt men van een TSO/BSO school behorende tot ‘de zachte sector’; - het Katholiek Instituut voor Technisch Onderwijs (KITO) is een typische nijverheidsschool waar technisch en beroepsopleiding gegeven wordt die nauw aansluiten tot de nijverheid. 1
met ingang vanaf 1 september 2006.
Studierichtingen zoals auto, elektrische installaties, elektrische installatietechnieken, houtbewerking, industriële wetenschappen, lassen-constructie, mechanische vormgevingstechnieken, industriële elektriciteit, industrieel onderhoud, vrachtwagenchauffeur worden in deze school aangeboden. Het spreekt vanzelf dat in bovengenoemde opleidingen de risico’s vergroten door het vaak gebruik van arbeidsmiddelen, machines en rollend materieel. Om deze reden behoort het nijverheidsonderwijs, in tegenstelling tot de zachte sector, tot de risicogroep ‘de harde sector’. Dit geeft ons volgend organigram voor het secundair onderwijs van KOV2:
Alle vestigingsplaatsen van deze scholen bevinden zich in Vilvoorde, zoals in onderstaand grondplan wordt weergegeven door een rood symbool ( ).
2
met ingang vanaf 1 september 2006.
Meer details over de ligging en het pedagogisch project van deze scholengemeenschap kan u terugvinden op de website www.kov.be.
2. De Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk In 1996 startte het KOV met één preventiedienst volgend op het verschijnen van het K.B. van de Welzijnswet in het Belgisch Staatsblad (K.B. 4 augustus 1996, B.S. 18 september 2006). Eén preventieadviseur met opleidingsniveau, basiskennis, werd toen belast met de leiding van deze interne dienst. Daar de inrichtende macht als werkgever, in alle scholen samen meer dan 500 voltijdse equivalenten3 bevat, waaronder alle werknemers en ook leerlingen die arbeid verrichten4 en rekening houdende met de berekening voor het aantal gelijkgestelde personen5, behoort de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk voor het katholiek onderwijs te Vilvoorde tot groep B6. De preventieadviseur die belast is met de leiding van de dienst moet het bewijs leveren dat hij met vrucht een erkende cursus van ten minste het tweede niveau heeft beëindigd7. Het is sinds 2003 dat de lokale preventieadviseur van het nijverheidsonderwijs, met opleidingsniveau 2, belast wordt met de leiding van de IDPBW. Elke school van het katholiek onderwijs te Vilvoorde heeft een lokaal preventieadviseur met basisopleiding. De lokale preventieadviseurs worden bijgestaan door de preventieadviseur van het nijverheidsonderwijs. Een opmerkelijk feit is namelijk dat 4 van de 5 lokale preventieadviseurs en de coördinerende preventieadviseur (nu in opleiding en om deze reden ook dit eindwerk) allen nieuwe preventieadviseurs zijn van de laatste drie schooljaren en daarvoor geen binding met het aspect veiligheid hadden. Dit geeft een verklaring waarom er in deze scholengemeenschap werk moet gemaakt worden tot de opbouw van een goed en efficiënt werkende interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zoals ook de titel en de inhoud van dit eindwerk weergeeft. Art. 35. van de Welzijnswet wordt als volgt toegepast: “Indien de juridische entiteit bestaat uit één technische bedrijfseenheid wordt één Dienst opgericht”. In de scholengemeenschap is in 1996 gekozen voor het oprichten van één Comite voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) op vlak van gemeenschappelijke sociale criteria en dit in onderling akkoord tussen de werknemers- en werkgeversafgevaardigden. Hierdoor zijn er geen afdelingen voor het CPBW van toepassing. Voor de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk wordt beroep gedaan op Idewe.
3
gegevens jaarverslagen 2003, 2004, 2005. Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 2. §1. 5 Interne dienst, K.B. 27 maart 1998, art. 3. §2. 6 Interne dienst, K.B. 27 maart 1998, art. 3. §1. 7 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, art. 22. §1. 4
Het organogram voor de DPBW van het KOV, kan ten slotte als volgt voorgesteld worden8:
8
met ingang vanaf 1 september 2006.
Probleemstelling: Van gemeenschappelijke tot lokale preventieadviseur … … hoe efficiënt is onze(gemeenschappelijke) interne dienst? Preventieadviseurs hebben binnen hun onderwijsopdracht te weinig tijd voor het invullen van hun taken. Dit wordt gestaafd door het jaarverslag van de onderwijsinspectie. Hierdoor zijn zij verplicht tot het presteren van “niet-betaalde overuren” volgens inspecteur Hecor Smeesters. Een oplossing van deze problematiek blijft, de erkenning van het ambt van preventieadviseur binnen het onderwijs. Wordt het dus geen tijd dat op de vooravond van, 10 jaar Wet op het Welzijn er eindelijk eens een duidelijke oplossing komt voor erkennen van dit ambt? Er is op dit ogenblik geen afstemming tussen de federale wetgeving, namelijk de welzijnswet, en de onderwijswetgeving. Nijverheidsscholen beschikken meestal wel over een risicoanalyse van het machinepark en een planning om de risico’s te verminderen. Maar voor vele scholen vooral ASO-scholen en technische scholen uit de zachte sector is dit nog te vaak onbekend terrein. In hetzelfde rapport stelt men voor dat de leermiddelen waaraan risico's verbonden zijn, zouden opgenomen moeten worden in het aankoop- en indienststellingsbeleid. De preventieadviseur van de school speelt hier een belangrijke rol in, om de directie te adviseren over de wetmatige verplichtingen. Het opstellen van risicoanalyse en het aankoop- en indienststellingsbeleid zijn maar twee van de vele onderwerpen waar een school zou moeten aan voldoen, volgens de welzijnswet. De welzijnswet bepaalt dat het welzijn moet nagestreefd worden door maatregelen die betrekking hebben op 8 domeinen: 1. de arbeidsveiligheid; 2. de bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk; 3. de psychosociale belasting veroorzaakt door het werk; 4. de ergonomie; 5. de arbeidshygiëne; 6. de verfraaiing van de arbeidsplaatsen; 7. de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op de punten 1° tot 6°; 8. de bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Binnen het kader van onderwijswetgeving ondernemen, volgens hetzelfde inspectierapport, de scholen wel activiteiten in deze 8 domeinen, maar ontbreekt het in bepaalde risicoscholen toch wel van enige deskundigheid. Er is een evolutie merkbaar in het onderwijs, om een preventieadviseur aan te stellen op het niveau van de scholengemeenschap in de vorm van gemeenschappelijke diensten PBW en de zorg om de welzijnswet toe te passen in de scholen van het secundair onderwijs.Ook het opleidingsniveau van de preventieadviseurs is de voorbije jaren sterk gestegen. Verschillende hebben het attest van aanvullende vorming niveau I behaald. Het aanstellen van preventieadviseurs gaat meestal ten kosten van de pedagogische omkadering en vereist een specifieke vorming op niveau hoger onderwijs, waar niets tegenover staat. En dit laatste is nu juist een groot probleem voor het onderwijslandschap.
Voor de minimale tijdsbesteding voor het secundair onderwijs wordt een indicatie gegeven in de dynamische inspectie-index. De vraag is echter of deze tijdsbesteding effectief wordt besteed? En zoniet, hoe zouden we het dan wel beter kunnen? Door een samenwerking van verschillende werkgevers in de vorm van scholengemeenschappen is er ook momenteel een trend voor het oprichten van Gemeenschappelijke Interne Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk. Een sterkte en zwakte analyse kan misschien een antwoord zijn op vorige vraag. Een andere vraag die gesteld moet worden is, hoe gemeenschappelijke en coördinerende preventieadviseurs de organisatie van de Dienst PBW ervaren en hoe zij te werk gaan in hun organisatie. Preventieadviseurs die de leiding hebben van een gemeenschappelijke Dienst PBW en als doel hebben om een team van lokale preventieadviseurs professioneel te begeleiden moeten heel wat leidinggevende capaciteiten bezitten om de organisatie van de DPBW efficiënt mee te organiseren, samen met de directieleden van zowel het secundair als het basisonderwijs. Om deze reden is het nuttig om volgende stappen in dit werk te bespreken: • de tijdsbesteding van de preventieadviseurs; • de sterkte en zwakte analyse van een Gemeenschappelijke Interne preventiedienst; • de opdrachten van een Gemeenschappelijke Interne Dienst PBW; • de functiebeschrijving van gemeenschappelijke en lokale preventieadviseurs; • voorstellen tot het bouwen aan de organisatiestructuur voor een Gemeenschappelijke IDPBW aan de hand van mogelijke voorbeelden.
Hoofdstuk 1: Onderzoek naar de tijdsbesteding preventieadviseurs 1.1. Inleiding In 75 scholengemeenschappen van het katholiek secundair onderwijs is gevraagd aan de coördinerende directeur naar de tijdsbesteding van de preventieadviseur in hun scholengemeenschap.9 Interessant voor dit onderzoek zijn de volgende vragen: Wat is het niveau van vorming van de preventieadviseurs? Wat is de tijdsbesteding van de preventieadviseurs? Hoeveel personeelsleden zijn er in dienst per school?10 Hoeveel leerlingen zijn er ingeschreven per onderwijsvorm? 52 scholengemeenschappen hebben op deze vragen geantwoord (69,33%). De gegevens per scholengemeenschap konden in een staafdiagram verwerkt worden. Uit de 52 scholengemeenschappen zijn er 34 staafdiagrammen gemaakt11. Van 6 scholengemeenschappen waren de gegevens onbetrouwbaar om te verwerken, wegens onduidelijk of onvolledig ingevuld. 12 scholengemeenschappen behoren tot een GIDPBW12 en worden in hoofdstuk 3 besproken. Bisdom
geantwoord geantwoord GIDPBW Verwerkt aantal 52 op 75 SG 69,33% Per bisdom staafdiagrammen Antwerpen 15 op 19 78,95 % 6 9 Mechelen-Brussel 12 op 14 85,71 % 1 9 Hasselt 9 op 13 69,23 % 1 4 Gent 10 op 15 66,67 % 3 7 Brugge 6 op 14 42,86 % 1 5 Tabel 1 : beantwoorde scholengemeenschappen per bisdom In dit hoofdstuk wordt de tijdsbesteding in functie van het niveau van vorming bekeken. In een volgend hoofdstuk worden de resultaten verder besproken in functie van het aantal personeelsleden en het aantal leerlingen per werkgever, zodat we besluiten kunnen formuleren tot de organisatie van een efficiënte (G)IDPBW13. Niet alle 34 staafdiagrammen worden in dit hoofdstuk weergegeven. Het doel is om te kijken hoe de tijdsbesteding per scholengemeenschap wordt georganiseerd. Hierdoor worden de gegevens van de staafdiagrammen in 4 groepen geplaatst en worden er 10 staafdiagrammen voorgesteld als voorbeeld. Deze vier groepen zijn: 1. Scholengemeenschappen met dezelfde tijdsbesteding voor de preventieadviseur per werkgever; 2. Scholengemeenschappen met één werkgever; 3. Scholengemeenschappen met combinaties TAC/TA en preventieadviseur; 4. Scholengemeenschappen met verschillende werkgevers. 9
Zie voor de vraagstelling, bijlage 1. Er werd niet gevraagd naar het aantal voltijdse equivalenten. Het gaat hier om het aantal personeelsleden per werkgever. Dit geeft niet een correcte verwerking volgens de wetgeving, maar het gaat in dit onderzoek om een eerste indicatie voor het probleem: tijdsbesteding van de preventieadviseur in functie van de grootte van de school. 11 Alle staafdiagrammen kunnen in bijlage 2 bekeken worden. 12 Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, verder afgekort als GIDPBW. 13 (G)IDPBW: Gemeenschappelijk staat in de tekst tussen haakjes. Het onderzoek gaat naar het opbouwen van een efficiënt werkende gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk. Het is namelijk zo dat deze tekst ook integraal kan gebruikt worden voor interne diensten die niet tot een gemeenschappelijke dienst behoren. 10
1
1.2. Scholengemeenschappen met dezelfde tijdsbesteding voor de preventieadviseur per werkgever In de eerste groep van scholengemeenschappen (één inrichtende macht of verschillende inrichtende machten), heeft de werkgever gekozen voor een gelijke tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseur. Er zijn minstens drie scholengemeenschappen die tot deze groep behoren. Dit is de kleinste groep. Belangrijk hierbij te vermelden is dat wanneer in deze scholengemeenschappen gemeenschappelijke afspraken kunnen gemaakt worden over een uniforme tijdsbesteding (10% of 20%) voor alle preventieadviseurs, we er ook van mogen uitgaan dat er afspraken gemaakt worden over de invulling van de opdrachten, van toepassing op de Interne Dienst Preventie en Bescherming op het Werk. Nochtans is dit geen evidentie. Twee scholengemeenschappen worden verder besproken, zonder hun identificatie bekend te maken. Dat is helemaal niet de bedoeling van dit onderzoek. Het doel is om in het volgende hoofdstuk besluiten te formuleren die een aanzet kunnen geven tot betere resultaten. Scholengemeenschap 1, bestaat uit 5 inrichtende machten. Scholengemeenschap 2, uit 2 inrichtende machten. Iedere inrichtende macht heeft minstens één preventieadviseur. In scholengemeenschap 1, hebben de 5 verschillende werkgevers gekozen voor een tijdsbesteding van 10% van een voltijdse opdracht voor hun preventieadviseurs. Dit komt overeen met 2 lesuren van 50 minuten.14 Alle 5 preventieadviseurs hebben een basisopleiding, niveau 3. Het aantal werknemers varieert tussen 80 en 150. Het aantal leerlingen is gemiddeld 700 leerlingen15. Het betreft hier scholen met ASO en TSO/BSO studierichtingen van de zachte sector.
14
10% is 2 lesuren in bv. 2/20 of 3 lesuren in breuk 3/30. 15 Men spreekt in terminologie van scholen over het aantal leerlingen en niet over het aantal leerkrachten. Als men op straat praat over de school van een kind, vraagt men “hoe groot is de school?”. Antwoord: “500 lln? Dat is al een vrij grote school.” Men zal niet antwoorden, 60 personeelsleden. Daarom worden de resultaten in dit hoofdstuk verder besproken in grootte van leerlingen en niet in functie van het aantal personeelsleden. De wetgeving spreekt over werknemers en gelijkgestelden. De inspectie-index waar we het in het volgend hoofdstuk over hebben, geeft ook een norm voor de tijdsbesteding per aantal leerlingen.
2
Scholengemeenschap 2 heeft voor zijn 3 vestigingsplaatsen, 3 preventieadviseurs en een tijdsbesteding van 20% voorzien. 1 van de scholen is een vrij grote nijverheidsschool met minstens 700 leerlingen TSO/BSO georiënteerd en met opleidingen zoals mechanica, elektriciteit, hout, bouw, lassen-constructie,…en verschillende specialisatiejaren waaronder dakwerken
3
Deze 3 preventieadviseurs hebben een basisopleiding (niveau 3) gevolgd en hebben een evenredige tijdsbesteding van 20%, alhoewel de risico’s van de ene school duidelijker hoger liggen dan op een andere vestigingsplaats met louter ASO richtingen. Het aantal leerlingen per preventieadviseur zijn ongeveer 700, 950 en 1200 leerlingen. Dit wijst erop dat het ook in deze scholengemeenschap, het om vrij grote scholen met een aanzienlijke personeelsbezetting gaat. 1.3. Eén werkgever in 1 scholengemeenschap In de tweede groep, worden voorbeelden gegeven van scholengemeenschappen gevormd door één werkgever. 25% van de scholengemeenschappen hebben 1 inrichtende macht als werkgever16.
Figuur 0-1 : aantal Inrichtende Machten per scholengemeenschap
Voor de organisatie van de IDPBW is dit de eenvoudigste organisatie. In hoofdstuk 3 wordt door het bespreken van de wetgeving aangehaald dat, wanneer er geen andere werkgever beroep doet op deze interne dienst, er geen gemeenschappelijke dienst preventie en bescherming nodig is. De kans is reëel dat op termijn meer scholengemeenschappen slechts 1 inrichtende macht zullen hebben, doordat verschillende inrichtende machten juridisch een overeenkomst opmaken waardoor zij kunnen beschouwd worden als 1 werkgever. Uit de 19 scholengemeenschappen behorende tot deze groep, worden er enkele voorgesteld die interessant zijn voor een diepgaandere bespreking in het volgende hoofdstuk.
16
Gegevens opgezocht op 15 februari 2006 op www.vvkso.be.
4
In scholengemeenschap 3 stellen we vast dat iedere vestigingsplaats zijn preventieadviseur heeft (6 vestigingsplaatsen, 6 lokale preventieadviseurs). Hier zijn 3 ASO-scholen en ook 3 TSO/BSO scholen aangesloten met studierichtingen zoals hotel, voeding en bakkerij, elektriciteit, mechanica, bouw, … In deze scholengemeenschap varieert het aantal leerlingen van 350 tot 700 voor de ASO-scholen en voor de nijverheidsgerichte scholen van 500 en 1100 leerlingen. Er is één preventieadviseur met halftijdse opdracht en niveau 2 als opleiding, voor de nijverheidsschool van 1100 leerlingen. Voor de overige vestigingsplaatsen is geopteerd voor preventieadviseurs met een opdracht van minder dan 50% tijdsbesteding, met een basisopleiding niveau 3. In deze scholengemeenschap is er gekozen voor een voltijds coördinerend preventieadviseur, belast met de leiding van de IDPBW.
5
Een gelijkaardige situatie vinden we terug in scholengemeenschap 4: Echter valt hier op te merken dat het niveau van opleiding voor alle lokale preventieadviseurs minstens niveau 2 is. Deze scholengemeenschap wordt in het volgende hoofdstuk op een speciale manier verder toegelicht.
Scholengemeenschap 5 bestaat uit 5 vestigingsplaatsen waar de werkgever gekozen heeft voor 1 voltijds preventieadviseur met niveau 2.
6
De volgende scholengemeenschap (SG 6) kunnen we vergelijken met de voorgaande scholengemeenschap. Het enige verschil tussen beide scholengemeenschappen is dat SG 6 meer werknemers en leerlingen bevat en waarvoor de werkgever de keuze gemaakt heeft voor een hoger opleidingsniveau.
Scholengemeenschap 7 heeft voor al zijn 6 vestigingsplaatsen een preventieadviseur. De preventieadviseur met opleidingsvorm niveau 2 is werkzaam in een nijverheidsschool. Let vooral op de tijdsbesteding van de preventieadviseurs. Die vestigingsplaatsen waar geen lesuren voorzien zijn voor de preventieadviseur, zijn ASO scholen en scholen TSO/BSO van de zachte sector met schoolgroottes van ongeveer 700 leerlingen.
7
1.4. Combinatie TAC/TA en preventieadviseur Een 3de groep van organisatie voor de IDPBW, is deze met preventieadviseurs per vestigingsplaats, maar die ook in hun voltijdse of resterende deeltijdse opdracht de functie hebben van technisch adviseur coördinator17 of administratief personeelslid en zelfs directeur18 zijn. Ook in de vorige twee groepen, kan in de deeltijdse opdracht de resterende tijd ingevuld zijn in uren leerkracht, maar niet ondenkbaar ook als deels TAC/TA19 of gecombineerd met een opdracht als secretariaatsmedewerker of als opvoeder. Opmerkelijk feit was dat preventieadviseurs van de scholengemeenschappen die tot deze groep behoren, door de invuller van de gevraagde gegevens vooral weergegeven werd, door een andere taakinvulling dan voor preventieadviseur. In de verwerking van de gegevens van dit onderzoek viel ook op dat sommige werkgevers voor hun preventieadviseurs de tijdsbesteding aangaf als ‘niet van toepassing’ of met ‘zoveel als nodig’. Vooral voor personeelsleden die voor 100% werkzaam zijn als TAC/TA of als secretariaatsmedewerker. In 13 op 35 scholengemeenschappen (37 %) is er wel minstens één preventieadviseur in een vestigingsplaats werkzaam waaruit niet exact kon opgemaakt worden hoeveel uren per week er voor deze opdracht tijd voorzien moest worden . In 4 op 35 scholengemeenschappen (11,42 %) is er wel minstens één preventieadviseur in een vestigingsplaats werkzaam in combinatie met TAC, huismeester, administratief personeel en waarvan de werkgever geen andere tijdsbesteding opgaf dan 100% TAC of 100% werkzaam als administratief personeel. In 2 op 35 scholengemeenschappen (5,71 %) is naast de aanduiding van 100% TAC of administratief personeel, 1 personeelslid die als preventieadviseur wordt opgegeven voor alle scholen van de scholengemeenschap, ongeacht het aantal inrichtende machten (vb. SG 8). Er is zelfs 1 scholengemeenschap (SG 9) waar men niet spreekt van een preventieadviseur, maar waar alleen een melding gemaakt wordt van één technisch adviseur-coördinator per werkgever. Hieronder worden twee voorbeelden in staafdiagram voorgesteld van scholengemeenschappen behorende tot deze groep.
17
technisch adviseur coördinator, verder afgekort als TAC is een bevorderingsambt in het secundair onderwijs. Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T II, H I, art. 3: De groep D omvat de werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen en waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult. De scholengemeenschappen die we hier bespreken behoren minstens tot groep C. 19 TAC/TA: technisch adviseur coördinator of technisch adviseur. 18
8
In scholengemeenschap 8 wordt voor één vestigingsplaats in de scholengemeenschap 1 preventieadviseur aangesteld voor 100%. In de andere 5 vestigingsplaatsen en bij 2 andere werkgevers in deze scholengemeenschap, geeft men de taken van de preventieadviseurs aan de TAC’s of de administratieve personeelsleden met een specifieke opleiding arbeidsveiligheid.
Onderstaande scholengemeenschap (SG 9) geeft een voorbeeld voor 3 inrichtende machten die alle TAC’s ook aanduiden als preventieadviseur. In deze scholengemeenschap wordt geen ander personeelslid als preventieadviseur aangeduid.
9
1.5. Scholengemeenschappen met verschillende werkgevers Volgens figuur 1 is dit de grootste groep. 56 scholengemeenschappen van het katholiek secundair onderwijs zijn samengesteld uit verschillende werkgevers. Zo bestaat de scholengemeenschap Sint-Gorik Brussel uit 10 Inrichtende Machten en de scholengemeenschap Voorkempen uit 7 Inrichtende Machten. Om er maar 2 als voorbeeld te noemen. Een staafdiagram voor een welbepaalde scholengemeenschap bestaande uit 7 inrichtende machten en 8 vestigingsplaatsen zou volgens de ingestuurde gegevens er als volgt uitzien:
De bespreking van deze scholengemeenschap volgt in hoofdstuk 3, maar op te merken valt dat iedere vestigingsplaats zijn preventieadviseur heeft. En dat er voor de scholengemeenschap een coördinerende preventieadviseur is aangesteld, voor de leiding van de IDPBW en dit voor 100 % van zijn tijdsbesteding.
10
1.6. Scholengemeenschap: Katholiek onderwijs te Vilvoorde De scholengemeenschap katholiek onderwijs te Vilvoorde heeft voor zijn secundaire scholen volgend staafdiagram:
De scholengemeenschap heeft 1 inrichtende macht voor al zijn secundaire scholen. De werkgever heeft per vestigingsplaats een preventieadviseur aangesteld. Er zijn voor het secundair onderwijs in deze scholengemeenschap 4 preventieadviseurs werkzaam. 1. Eén preventieadviseur voor 14 % tijdsbesteding (4/29) voor de vestigingsplaats van het nijverheidsonderwijs, zonder opleiding. De reden hiervoor is dat deze preventieadviseur sinds 1 september 2005 aangesteld is als lokale preventieadviseur en er nog geen duidelijke afspraken gemaakt werden voor het volgen van een gepaste opleiding als preventieadviseur20. 2. Eén preventieadviseur, niveau 3, voor het Onze-Lieve-Vrouwecollege (AS0 studierichtingen en 1 TSO studierichting topsport) voor een tijdsbesteding van 10% (2/20). 3. Eén preventieadviseur, niveau 3 voor de middenschool Virgo Fidelis en het Onze-LieveVrouw Instituut (bovenbouw, TSO/BSO voor de zachte sector) deels gelegen op dezelfde Campus (Campus Roosevelt genoemd) en ook gevestigd op een andere vestigingsplaats te Hellingstraat. Voor zowel Campus Roosevelt als voor de andere vestigingsplaats is er door de werkgever voor deze preventieadviseur een tijdsbesteding voorzien van 40 %. Er dient tevens vermeld dat voor de vestigingsplaats van het Onze-Lieve-Vrouw Instituut te Hellingstraat er voor 5 % een preventiemedewerker is aangeduid die nauw samenwerkt met de lokale preventieadviseur. Deze preventiemedewerker, die geen bijkomende opleidingen volgt, werd niet weergegeven in het staafdiagram omdat we tot nu toe steeds gesproken hebben over de invulling van tijdsbesteding van preventieadviseurs. 4. Een coördinerende preventieadviseur met een tijdsbesteding van 50 % (10/20) voor de leiding van de IDPBW. Ikzelf combineer deze halftijdse preventieuren met een halftijdse opdracht als technisch adviseur coördinator in de nijverheidsschool waarvan de studierichtingen reeds vermeld werden in de bedrijfsvoorstelling. 20
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T II, H I, art. 23: De preventieadviseurs hebben het recht en de plicht zich te vervolmaken.
11
1.7. Besluit Van 75 scholengemeenschappen van het katholiek secundair onderwijs werden de gegevens van 52 scholengemeenschappen onderzocht. Hieruit stelde ik vast dat er 12 scholengemeenschappen tot een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk behoorde. In werkelijkheid zullen dit er meer zijn omdat enkel de vraag werd gesteld naar de samenstelling van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk voor het secundair onderwijs. Er werd geen bevraging gedaan naar schoolbesturen van het basisonderwijs die behoren tot de IDPBW die opgericht is voor scholengemeenschappen van het secundair onderwijs. 34 staafdiagrammen werden opgemaakt waarvan alle staafdiagrammen in bijlage 2 terug te vinden zijn. 4 groepen zijn interessant voor verder bespreking voor de tijdsbesteding van de preventieadviseurs: • Scholengemeenschappen met dezelfde tijdsbesteding voor de preventieadviseur per werkgever; • Scholengemeenschappen met 1 werkgever; • Scholengemeenschappen met een combinatie van TAC/TA en als preventieadviseur • Scholengemeenschappen met verschillende werkgevers; Iedere scholengemeenschap zou de voorziene tijdsbesteding voor zijn preventieadviseur(s) in staafdiagram moeten plaatsen, met op de x-as het opleidingsniveau en op de y-as de tijdsbesteding en dit diagram gebruiken voor een verdere bespreking van de organisatie van de Dienst Preventie en Bescherming op het Werk. Men zal vaststellen dat hieruit interessante gegevens voortvloeien tot het verbeteren van de organisatie van de Dienst Preventie en Bescherming op het Werk.
12
Hoofdstuk 2: Risicoanalyse in verband met de tijdsbesteding preventieadviseurs Eerst bespreek ik de wetgeving over de tijdsbesteding en de norm vanuit de dynamische inspectieindex: • 2.1. wetgeving en het K.B. Interne Diensten; • 2.2. veiligheidsbeleid van het onderwijs; • 2.3. de dynamische inspectie-index. Daarna wordt een grafiek getoond met de tijdsbesteding in functie van het aantal leerlingen voor alle verwerkte secundaire scholen: • 2.4. benchmarking. Verder bespreek ik verschillende scholengemeenschappen uit vorig hoofdstuk en geven hierop een advies voor een efficiëntere tijdsbesteding: • 2.5. bespreking van de resultaten per scholengemeenschap. Tenslotte worden de resultaten van de enquête verwerkt per onderwijsvorm (ASO, zachte sector en TSO/BSO als nijverheidsonderwijs) en worden hieruit besluiten geformuleerd. Ook berekenen we de huidige tijdsbesteding voor de eigen scholengemeenschap en vergelijken deze met het Vlaams gemiddelde. • 2.6. bespreking van de resultaten voor het katholiek secundair onderwijs Vlaanderen; • 2.7. bespreking van de tijdsbesteding voor het katholiek onderwijs Vilvoorde; • 2.8. besluit. 2.1. Wetgeving Zoals reeds vermeld in hoofdstuk 1, werd er een onderzoek verricht naar de huidige tijdsbesteding van preventieadviseurs in alle 75 scholengemeenschappen van het katholiek secundair onderwijs te Vlaanderen. Maar wat zegt de wetgeving over de tijdsbesteding? 2.1.1. K.B. Interne Dienst Volgend artikel in het Koninklijk besluit van 27 maart 1998, betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, is belangrijk voor de organisatie van de tijdsbesteding van de preventieadviseurs: K.B. 27 maart 1998, T.II, H.I, art.17. § 1. De werkgever bepaalt, na voorafgaand advies van het Comité: 1° de wijze van samenstelling van de interne dienst; 2° de technische en wetenschappelijke middelen, de lokalen en de financiële middelen, evenals het administratief personeel dat ter beschikking van de interne dienst wordt gesteld. De werkgever geeft gevolg aan dit advies overeenkomstig artikel 19 van het Koninklijk Besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk. §2. De werkgever bepaalt, na voorafgaand akkoord van het Comité, de minimumduur van de prestaties van de preventieadviseurs dermate dat de aan de interne dienst toegewezen opdrachten te allen tijde volledig en doeltreffend worden vervuld. Op verzoek van elke belanghebbende partij kan de minimumduur van de prestaties worden gewijzigd, volgens dezelfde procedure. Door duur van de prestaties moet worden begrepen de tijd die minimaal moet besteed worden om de opdrachten en activiteiten toegekend aan de preventieadviseurs te kunnen vervullen
13
In dit artikel van het uitvoeringsbesluit staat duidelijk vermeld dat na voorafgaand akkoord van het Comité Preventie en Bescherming op het Werk21, de minimum tijdsbesteding moet goedgekeurd worden in het CPBW zodat de aan de IDPBW toegewezen opdrachten volledig en doeltreffend kunnen worden uitgeoefend. Indien in de onderneming geen Comité is opgericht, is de vakbondsafvaardiging ermee belast de opdrachten van de Comités uit te oefenen22. In de ondernemingen waar noch een Comité, noch een vakbondsafvaardiging bestaat, nemen de werknemers zelf rechtstreeks deel aan de behandeling van vraagstukken die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk23. De wijze waarop deze werknemers dienen te worden betrokken, werd door het K.B. van 10 augustus 2001 nader bepaalt24. Dit wil zeggen dat de werkgever een voorafgaand akkoord moet vragen aan de werknemers door bijvoorbeeld via een mededeling of via een personeelsvergadering of welke vorm dan ook initiatieven te nemen om een voorafgaand akkoord te vragen indien er geen vakbondsafvaardiging aanwezig is. En dit laatste is naar mijn aanvoelen niet altijd het geval, zeker niet voor kleine scholen waar er minder dan 50 werknemers tewerkgesteld worden. Een akkoord veronderstelt een beslissing van het orgaan waaraan een akkoord wordt gevraagd25. Wanneer de welzijnsreglementering een akkoord van het Comité PBW eist, moet de werkgever een beslissing nemen overeenkomstig dit akkoord. Een voorafgaand akkoord van het Comité PBW is enkel vereist bij het bepalen van de minimumduur van de prestaties van de preventieadviseurs26 en bij het aanduiden, vervangen, verwijderen uit de functie van de preventieadviseurs of hun tijdelijke plaatsvervangers27 en de beëindiging van de functie van preventieadviseur. Beëindiging is er trouwens ook als de minimumduur van de preventieadviseur wordt gewijzigd. Dit is voor de tijdsbesteding voor de preventieadviseurs een zeer belangrijk artikel en hierop zouden werknemersafgevaardigden in het CPBW of de vakbondsafgevaardigden of de werknemers, meer beroep moeten doen voor het handhaven van de minimumprestaties van preventieadviseurs.. In feite is het zo dat de opdrachten door de werkgever moeten gekend zijn en moet worden toegewezen aan de uitvoerders, Interne Dienst PBW of Externe Dienst PBW, afhankelijk van de risicogroep28 waartoe de werkgever hoort, bepaald door de som van het aantal werknemers en het aantal gelijkgestelde leerlingen (leerlingen-stagiairs en leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die in de onderwijsinstelling wordt verricht). De inrichtende machten en de directieleden moeten dus grondig weten welke opdrachten de IDPBW moeten uitvoeren, vooraleer men een tijdsbesteding aan een preventieadviseur geeft. De tijdsbesteding voor preventieadviseurs kan 10% van een voltijdse opdracht zijn wanneer veel opdrachten worden uitgegeven aan een Externe Dienst PBW. De tijdsbesteding kan voor dezelfde inrichtende macht 100% zijn als overwogen wordt alle opdrachten in de wetgeving opgelegd door de Interne Dienst PBW zelf worden gedaan, maar daarvoor moet dan wel voldaan zijn aan de nodige vormingsvereisten van de preventieadviseurs. In het K.B. van de Interne Dienst PBW wordt zelfs een opsomming gemaakt voor de werkgevers van groepen A en B29 en voor de werkgevers behorende tot de groep C30. De opdrachten voor een IDPBW worden uitvoerig besproken in hoofdstuk 6.
21
Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, H. VIII, art. 48 t.e.m. art. 76. en Comité PBW, K.B. 3 mei 1999. Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, H. VIII, art. 52. 23 Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, H. VIII, art. 53. 24 Comité PBW, K.B. 3 mei 1999. 25 O. VANACHTER, “Advies, unaniem advies, voorafgaand akkoord”, Nieuwsbrief Arbeidsveiligheid 1999, afl.5, 1. 26 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. III, art. 17. §2. 27 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. IV, art. 20. §1. 28 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. I, art. 3. § 1. 29 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. II, art. 9. 30 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. II, art. 10. 22
14
Vervolgens stelt zich de vraag met welke meerderheid het Comité een beslissing kan nemen. De welzijnsreglementering behoudt hierover grotendeels het stilzwijgen31. Bij ontstentenis van wettelijke of reglementaire bepalingen omtrent de vereiste meerderheid, kunnen de leden van het Comité zelf een meerderheid overeenkomen. Deze afspraken worden opgenomen in het huishoudelijk reglement van het Comité32. Artikel 31, 8° K.B. Comité PBW bepaalt immers dat het huishoudelijk reglement de nadere regels vaststelt betreffende het vereiste aanwezigheidsquorum om rechtsgeldig te kunnen vergaderen en de wijze waarop wordt vastgesteld dat er een akkoord is. Enkel in materies waarin het akkoord van alle ledenvertegenwoordigers van de personeelsleden wordt geëist33, is geen afwijking via het huishoudelijk reglement mogelijk. De wet eist immers uitdrukkelijk unanimiteit. Dit is met name het geval bij het aanwijzen van de preventieadviseur die gespecialiseerd is in de psychosociale aspecten van het werk en van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk en bij het aanwijzen van de (eventuele) vertrouwenspersonen die deze preventieadviseur bijstaan34. 2.1.2. Analyse van de gevolgen van het ontbreken van een procedure Enerzijds moeten de opdrachten voor de IDPBW grondig gekend zijn vooraleer men de tijdsbesteding gaat aanduiden voor minimum prestaties voor de preventieadviseurs en anderzijds moet voor de minimum prestaties een voorafgaand akkoord gevraagd worden aan het Comité PBW. Veelal voorziet de welzijnsreglementering een procedure die moet worden gevolgd indien het akkoord niet wordt bereikt. Wanneer er geen akkoord kan worden bereikt, vraagt de werkgever het advies van de met toezicht belaste ambtenaar (de arbeidsinspectie). De met toezicht belaste ambtenaar hoort beide partijen en tracht hun standpunten te verzoenen. Indien geen verzoening wordt bereikt, verstrekt de met toezicht belaste ambtenaar, zelf een advies. De werkgever deelt het advies mee aan het Comité PBW en neemt daarna een beslissing35. Deze procedure is diegene die beschreven is in het K.B van de Interne Dienst PBW voor het voorgaand akkoord van het Comité PBW voor de aanduiding, vervanging of verwijdering van preventieadviseurs. Wanneer de werkgever de minimumduur van de prestaties van de preventieadviseurs bepaalt, wijzigt of beëindigt, ontbreekt hiervoor een dergelijke procedure. Dit valt te betreuren aangezien het gebrek aan procedure belangrijke gevolgen heeft. Het Comité PBW kan de beslissing van de werkgever immers blokkeren. Indien de werkgever een beslissing zou nemen zonder het akkoord van het Comité, schendt hij artikel 17 §2 K.B. Interne Dienst PBW. Een procedure kan ervoor zorgen dat de werkgever bijgevolg strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld wegens een inbreuk op de welzijnsreglementering36. Het ontbreken van een procedure is een zwakte voor het preventiebeleid, ook in het onderwijs37. Volgens mijn inziens, moet voor een efficiënt werkende Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk de werkgever uitgedaagd en gemotiveerd worden om de nodige inspanningen te leveren opdat een akkoord zal worden bereikt. De werkgever is immers de eindverantwoordelijke inzake het welzijn op het werk. Indien de werkgever geen akkoord tot stand kan brengen, moet hij zijn eigen voorstel doordrukken38. Zijn de werknemersvertegenwoordigers niet akkoord met het voorstel van de werkgever, kunnen zij het advies inwinnen van de met toezicht belaste ambtenaar. Deze kan op zijn beurt trachten een akkoord tot stand te brengen. Dit is een discussie met heel wat spanningen die het best vermeden kunnen worden. Het is ook aan de preventieadviseurs om de werkgevers te overtuigen dat de opdrachten van de Interne Dienst PBW en de taken van de preventieadviseurs moeten uitgevoerd worden zoals de wet dit voorschrijft. Indien hiervoor geen minimum tijdsbesteding 31
Reyniers K., “Enkele knelpunten bij de implementatie en toepassing van de welzijnsreglementering in de publieke sector”, arbeidsrecht Universiteit Antwerpen, artikel nog niet gepubliceerd op 5 juni 2006. 32 CPBW, K.B. 3 mei 1999, T. II, H. IV, Afd. V, art. 31. 8°. 33 Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 32 sexies, §1, 1°. 34 Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 32 sexies, §1, 2°. 35 CPBW, K.B. 3 mei 1999, T. II, H. I, Afd. IV, art. 20. §2. 36 Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 81, 1°. 37 Reyniers K., “Enkele knelpunten bij de implementatie en toepassing van de welzijnsreglementering in de publieke sector”, arbeidsrecht Universiteit Antwerpen, artikel nog niet gepubliceerd op 5 juni 2006. 38 VANACHTER, O., “Juridische problemen i.v.m. het statuut en de taken van de diensthoofden voor veiligheid”, Veiligheidsnieuws, extra editie 1980 (juli, augustus, september), 8.
15
voorzien wordt is dit alleszins een inbreuk op de welzijnsreglementering en zal de werkgever bij ernstige inbreuken toch mogelijk verantwoordelijk worden gesteld voor nalatigheden. Zover mogen we het bij een efficiënt te organiseren Interne Dienst PBW niet laten komen en moeten er alternatieven aangeboden worden. 2.2. Veiligheidsbeleid van het onderwijs Naast de welzijnswet vinden we ook in het veiligheidsbeleid van het onderwijs39 aanwijzingen in verband met de tijdsbesteding voor de preventieadviseurs. De preventieadviseur heeft voldoende tijd nodig om zijn opdracht van coördinatie, advisering en animatie van de interne dienst preventie en bescherming op het werk of een afdeling van deze interne dienst optimaal te realiseren. Deze aanwijzing blijft vaag, omdat de opdracht voor de preventieadviseur voor coördinatie, advisering en animatie, voor het optimaal realiseren van de IDPBW, eerst moeten gekend zijn door de werkgever en de hiërarchische lijn en ook moeten worden besproken met die personeelsleden die aangesteld worden om die opdrachten van de IDPBW mee uit te voeren. Veelal bestaat de IDPBW hoofdzakelijk uit één of enkele preventieadviseurs, wat ik met dit eindwerk voor een efficiënte organisatie toch wens te veranderen. De IDPBW moet ook bestaan uit leden van de hiërarchische lijn die op de hoogte zijn van de opdrachten van een IDPBW en van de taken van de preventieadviseurs. Om die reden moet er in het algemeen besluit van dit eindwerk aan bod komen dat zowel directieleden als hiërarchische lijn de nodige bekwaamheden en opleidingen moeten gevolgd hebben die er moeten voor zorgen dat er voldoende tijdsbesteding voorzien wordt voor de preventieadviseurs. Ofwel moet er een normering voorzien worden vanwege de overheid, in functie van het aantal personeelsleden, het aantal leerlingen, de aard van de opleiding, enz. Voor dit laatste is er enkel voor het secundair onderwijs een norm opgenomen in de dynamische inspectie-index.
39
veiligheidsbeleid in het onderwijs, 2000
16
2.3. De dynamische inspectie-index De wetgeving heeft opdrachten vastgelegd voor de organisatie van de IDPBW, maar laat de invulling voor de minimum prestaties voor de organisatie van de IDPBW vrij ter invulling aan de werkgever. Hierdoor werden in de dynamische inspectie-index40, 3 grafieken opgenomen waar de inrichtende machten voor het secundair onderwijs zich op kan baseren voor enerzijds het nijverheidsonderwijs, en anderzijds een afzonderlijke grafiek voor TSO/BSO scholen van de zachte sector en voor ASO scholen. De indicatieve richtlijnen worden hieronder voorgesteld.
Figuur 1: grafieken inspectie-index
Deze grafieken worden in dit onderzoek niet in vraag gesteld, daar er vroeger reeds voldoende risicoanalyse werd op toegepast om de risico’s in de scholen te bepalen volgens de studierichtingen. De vraag die we wel stellen is hoe de huidige tijdsbesteding wordt ingevuld van preventieadviseurs in het katholiek secundair onderwijs ten opzichte van deze grafieken. 2.4. Benchmarking Welk is de tijdsbesteding van de preventieadviseur van uw secundaire school? Neem het totaal aantal leerlingen (vb. telling van 1 februari). Ken de % tijdsbesteding van de preventieadviseur en plaats een punt in onderstaande grafiek. Hoe scoor je dan ten opzichte van al die andere secundaire scholen? Het eerste beeld dat we wilden hebben is hoe de tijdsbesteding is van alle preventieadviseurs (benchmarking) van die secundaire scholen waarvan de gegevens relevant zijn voor dit onderzoek. Van 32 scholengemeenschappen41 (niet horende tot een GIDPBW) waarvan in vorig hoofdstuk sprake was, is de tijdsbesteding van 183 secundaire scholen vergeleken. Van de 183 secundaire scholen zijn er 52 secundaire scholen (28,41%) die in deze benchmarking niet werden opgenomen omdat de gegevens niet relevant zijn om met elkaar te vergelijken. Zoals voor preventieadviseurs waarvan hun preventieuren opgegeven werden in combinatie met een opdracht als 100% technisch adviseur coördinator (8,7 %) of waarbij sprake was van een combinatie met een administratieve opdracht (6,3 %) en waarbij de werkgever aangaf dat de tijdsbesteding voor het uitvoeren van de taak als preventieadviseur wordt ingevuld als ‘zoveel als nodig’. De overige 13,41% werd verwijderd door het ontbreken van de juiste leerling- en/of werknemersgegevens.
40 41
www.onderwijsinspectie.be Resultaten ingevoerd voor 10 april 2006 voor 32 van de 34 bekomen resultaten.
17
Onderstaande grafiek geeft een eerste indruk van de tijdsbesteding, zonder rekening te houden met onderwijsvormen.
Op te merken valt dat de tijdsbesteding zich vooral onder de 30 % van een voltijdse opdracht van leraar is terug te vinden, hetgeen mij zorgen baart. Het zou kunnen dat de opgegeven tijdsbesteding voldoende is voor de organisatie van de opdrachten van de Interne Dienst PBW. Om deze reden bekijken we eerst enkele individuele scholengemeenschappen en vergelijken de gekende minimumprestaties tegenover de voorgestelde norm uit de inspectie-index. Ik neem hiervoor 7 scholengemeenschappen, uit het vorige hoofdstuk, die naar mijn inziens interessante informatie bevatten om een deskundig advies te formuleren, zoals bij een risicoanalyse, waar de werkgever op attent gemaakt wordt om het preventiebeleid voor zijn organisatie te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de nodige maatregelen kunnen getroffen worden ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk42.
42
Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 5, § 1.
18
2.5. Bespreking van de resultaten per scholengemeenschap We bespreken zeven scholengemeenschappen volgens de groepen uit vorig hoofdstuk en vergelijken de opgegeven tijdsbesteding ten opzichte van de norm van de inspectie-index. 2.5.1. Scholengemeenschappen met evenveel uren preventieadviseur per werkgever (SG1 & SG2) In deze groep vonden we terug: Het aantal werkgevers = het aantal preventieadviseurs = aantal uren tijdsbesteding. Sommige van deze preventieadviseurs hebben verschillende vestigingsplaatsen. De tijdsbesteding is gelijk en niet in functie van het aantal voltijdse werknemers, het aantal leerlingen en de mogelijke risico’s per vestigingsplaats. Hebben alle werkgevers even oude gebouwen? Dezelfde manier van organisatie? Hoe verloopt de communicatie tussen deze preventieadviseurs? Welke zijn hun taken en werd er over deze taken met de preventieadviseur gesproken? Wat wordt er verwacht in een tijdsbesteding van 10%? Waarop baseren de werkgevers zich om in SG1 met in totaal 3500 leerlingen een tijdsbesteding van 10% te voorzien en in SG2 met in totaal 2850 leerlingen een tijdsbesteding van 20%? Dit is een verschil van 650 leerlingen minder en toch 10% meer tijdsbesteding per werkgever. Natuurlijk legt de wetgeving hier geen verplichting op en is de werkgever vrij om de opdrachten voor de Dienst PBW te verdelen, maar wordt dit jaarlijks op de directie- en bestuursvergaderingen besproken en worden de mogelijke risico’s geëvalueerd zodat hieruit duidelijke taken uit volgen en een daar tegenover staande tijdsbesteding? In SG 2 is er wel 1 nijverheidsschool waar uiteraard meer uren preventieadviseur moeten voorzien worden dan in ASO scholen. Waarschijnlijk zal hier het verschil 20% voor SG2 en 10% voor SG1 in terug te vinden zijn. 2.5.1.1. Vergelijking met de inspectie-index Verklaring van onderstaande kolommen: Kolom 1: (SG1 en SG2) nummer scholengemeenschap Kolom 2: (N leerlingen) aantal leerlingen per scholengemeenschap Kolom 3: gelijke tijdsbesteding per werkgever is 10% respectievelijk 20% Kolom 4: (totale tijdsbesteding in de SG) vb. SG1 heeft 5 vestigingsplaatsen x 10% tijdsbesteding geeft totaal 50% tijdsbesteding voor de scholengemeenschap Kolom 5: (totale tijdsbesteding volgens de inspectie-index) berekening volgt verder Wat kunnen we nu vaststellen uit onderstaande tabel.
SG1 SG2
N leerlingen
Tijdsbesteding per WG
3500 2850
10 % 20 %
Totale tijdsbesteding in de SG 50 % 60 %
Totale tijdsbesteding volgens de inspectie-index 214,43 % 212,22 %
Voor 650 leerlingen minder in SG2, moet er volgens de inspectie-index (kolom 5) toch een gelijkwaardige tijdsbesteding voorzien worden. Dit heeft te maken door de aanwezigheid van de nijverheidsschool. Beide scholengemeenschappen liggen ver onder de voorgestelde tijdsbesteding die als inspectienorm kan gehanteerd worden Zij investeren slechts respectievelijk 23% en 28% van de voorgestelde tijdsbesteding.
19
Wat kunnen we hieruit besluiten: De tijdsbesteding die momenteel voor de lokale preventieadviseurs voorzien wordt in SG1 en SG2 kan gemotiveerd worden voor de ASO-scholen en die scholen die TSO/BSO onderwijsvormen hebben voor de zachte sector, als er 1 coördinerend preventieadviseur voltijds zou aangesteld worden met minstens niveau 2 als vorming. Alhoewel dit opleidingsniveau echt als een minimum moet geïnterpreteerd worden. De 20% tijdsbesteding voor de nijverheidsschool in SG2, ligt te laag door de aanwezige risico’s in de werkhuizen en voor de organisatie van de stages voor leerlingen. Voor de stages denken we dan aan het evalueren van de risicoanalyse van de werkposten, de werkpostfiche en de organisatie van het arbeidsgeneeskundig onderzoek. Verdere bevraging in SG2 bracht aan het licht dat er wel een coördinerende preventieadviseur werd aangesteld door de werkgever, maar niet officieel via de gestelde enquête. De werkgever heeft voor de leiding van de interne dienst PBW de opdracht gegeven aan een preventieadviseur zonder niveau, voor 10 lesuren (50%) terwijl de lokale preventieadviseurs met hun basisvorming het moeten stellen met 3 lesuren (20%). En of de lokale preventieadviseurs in deze organisatie hier tevreden over zijn is meer dan een vraag. We kunnen alleszins stellen dat we hier niet kunnen spreken van een doordachte of efficiënte organisatie. We gaan even verder met scholengemeenschap 1. Deze scholengemeenschap, bestaande uit 5 inrichtende machten, bestaat uit 5 scholen.
En een aantal leerlingen zoals hieronder weergegeven.43 SG1 School 1 School 2 School 3 School 4 School 5
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 700 150
700 600
850 Totaal aantal leerlingen:
43
Zachte sector
500 3500
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 10 % 10 % 10 % 10 % 10 % 50 %
Leerlingenaantallen zijn afgerond.
20
We berekenen per onderwijsvorm de voorgestelde tijdsbesteding volgens de inspectie-index. De tabel die hieronder wordt voorgesteld is bepaald uit de grafieken van de inspectie-index. Onderwijsvorm ASO TSO/BSO zachte sector Nijverheidsonderwijs
Aantal leerlingen 1800 1500 900
1 voltijds preventieadviseur 1 voltijds preventieadviseur 1 voltijds preventieadviseur
Tabel 2: aantal leerlingen voor een voltijds preventieadviseur Voor ASO geldt 1 voltijds ambt voor 1800 leerlingen. In school 1 zijn er 700 leerlingen ingeschreven dan wil dit zeggen dat er volgens de inspectie-index er een tijdsbesteding moet voorzien worden van 700 lln/1800 lln = 38,88 % van een voltijds ambt. Voor TSO/BSO van de zachte sector geldt 1 voltijdse opdracht preventieadviseur voor 1500 leerlingen. In school 5 zijn er 500 leerlingen, een eenvoudige rekensom zegt ons dan, 500 lln/1500 lln = 33,33 % van een voltijds ambt. We kunnen afhankelijk van het aantal leerlingen per onderwijsvorm een berekening maken volgens de norm van de inspectie-index. Dit geeft ons volgend resultaat: SG1 School 1 School 2 School 3 School 4 School 5
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 38,88 % 8,33 %
Zachte sector 46,67 % 40,00 %
47,22 % Totaal aantal leerlingen:
33,33 % 3500
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 38,88 % 55,00 % 40,00 % 47,22 % 33,33 % 214,43 %
Wat kunnen we hieruit besluiten: 50 % huidige tijdsbesteding ligt ver onder de 214,43 % voorziene tijdsbesteding (slechts 23 %); Door een berekening te maken per onderwijsvorm en per school, kan men per leerling een correcte verdeling maken voor de tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseur volgens de inspectie-index; School 2 en school 4, beiden 850 leerlingen groot geeft een verschil (weliswaar klein) in tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseur. Dit heeft uiteraard te maken met het feit dat de risicofactor voor gelijkgestelde leerlingen (leerling-stagiair en praktijkuren) en leerkrachten in de richtingen verzorgende, haartooi, kantoor, … (onderwijsvorm zachte sector) risico’s inhouden ten opzichte van leerkrachten die in ASO lesgeven, waar enkel LO-leerkrachten en chemieleerkrachten met mogelijke risico’s geconfronteerd worden; De werkgever niet zomaar 10 % tijdsbesteding moet voorzien voor alle scholen, maar de opdrachten van de IDPBW en de taken van de preventieadviseurs aandachtig moet kennen vooraleer een tijdsbesteding toe te kennen. Wat kan voorgesteld worden: De 5 werkgevers in de scholengemeenschap moeten voor een efficiënte organisatie zorgen om het welzijnsbeleid uit te voeren; Ofwel gebeurt dit door de tijdsbesteding te gebruiken die voorzien wordt in de inspectieindex, met als nadeel dat iedere preventieadviseur hetzelfde doet zonder overleg te plegen en met een waarschijnlijkheid dat de taken slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd. Eveneens spreken we hier dan van 5 verschillende Interne Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (IDPBW);
21
Ofwel gebeurt dit door een coördinerende preventieadviseur aan te stellen in de scholengemeenschap die zijn taken verdeelt volgens het gewicht van de verschillende scholen (gewicht is volgens de risico’s per onderwijsvorm en in functie van het aantal leerlingen) en dat met een aangepast opleidingsniveau (niveau 1 of minstens niveau 2) afhankelijk van de groep waartoe hij behoort44; Hiervoor is het best om wettelijk in orde te zijn dat de verschillende inrichtende machten overeenkomen een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (GIDPBW)45 op te richten, zodat de coördinerende preventieadviseur de leiding heeft van de GIDPBW. 2.5.1.2. Berekening tijdsbesteding coördinerende preventieadviseur Stel dat de werkgevers overeenkomen 1 coördinerend preventieadviseur aan te werven voor de leiding van de GIDPBW, dan moet ook hier de vraag gesteld worden wat de tijdsbesteding het best zou zijn voor deze preventieadviseur. Verder zal duidelijk worden dat voor een GIDPBW van 4200 leerlingen er goed aan gedaan wordt om 1 coördinerende preventieadviseur voltijds aan te werven46. Dit geeft voor 3500 leerlingen in scholengemeenschap 1 een tijdsbesteding van 83,33% (3500/4200). Coördinatie van de Dienst PBW en de leiding van de GIDPBW behoort tot zijn hoofdtaken (zie hoofdstuk 6), maar daarnaast ook ondersteuning van de lokale preventieadviseurs en dit volgens de risico’s per onderwijsvorm en per schoolgrootte. Rekening houdende met bovenstaande opmerkingen geeft ons dit de volgende berekening: SG1
School 1 School 2 School 3 School 4 School 5
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 14,88 % 3,19 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector 17,88 % 15,32 %
18,09 % Totale tijdsbesteding CPA:
12,77 % 83,33 %
24,00 % 33,93% 24,68 % 29,13 % 20,56 % 132,30 %
2.5.1.3. Berekening voltijds ambt voor de coördinerende preventieadviseur We kunnen nog een stap verder gaan. In een efficiënte organisatie kunnen we er van uitgaan dat de opdrachten voor leidinggevenden best zo veel mogelijk voltijds worden ingevuld. Niet alleen door zijn hogere opleidingsniveau, maar ook voor de motivatie van de betrokkenen. De preventieadviseur die de leiding heeft van de GIDPBW heeft een leidinggevende functie. Hij is verantwoordelijk voor de dienst en zal lokale preventieadviseurs mogen coachen. In scholengemeenschap 1 hebben we tenslotte berekend dat de coördinerende preventieadviseur een tijdsbesteding heeft van 83,33%. De keuze zou het best zijn om in dit voorbeeld de keuze te maken voor een voltijdse ambt. Hierdoor wordt in onderstaande tabel de omzetting van 83,33 % naar 100 % berekend en de tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseurs aangepast.
44
Interne Dienst K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. IV, art. 22. §1. Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 38, § 2. 46 Resultaat uit een Delphi-onderzoek naar de tijdsbesteding van preventieadviseurs, georganiseerd op 15 maart 2006 op uitnodiging van dit eindwerk voor coördinerende preventieadviseurs bij de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Zie bijlage 3. 45
22
Dat geeft ons volgend resultaat: SG1
School 1 School 2 School 3 School 4 School 5
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 18,12 % 3,88 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector 21,77 % 18,65 %
22,03 % Totale tijdsbesteding CPA:
15,55 % 100 %
20,76 % 29,35 % 21,35 % 25,19 % 17,78 % 114,43 %
Voor scholengemeenschap 1 kunnen we tenslotte besluiten dat deze scholengemeenschap beter af is met de oprichting van een GIDPBW, waarbij de leiding van deze Gemeenschappelijke Dienst geleid wordt door een voltijds coördinerende preventieadviseur. In de GIDPBW zijn er per afzonderlijke werkgever en per school nog lokale preventieadviseurs die volgens de berekening van de inspectieindex ongeveer 20 % tijdsbesteding nodig hebben voor de uitvoering van hun taken. Dit geeft ons volgende wijziging in staafdiagram:
23
2.5.1.4. Scholengemeenschap 2 Dezelfde redenering kunnen we toepassen op scholengemeenschap 2 (3 scholen en 3 inrichtende machten). SG2 School 1 School 2 School 3
SG2 School 1 School 2 School 3
SG2
School 1 School 2 School 3
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 350 700 450 Totaal aantal leerlingen:
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 19,44 % 77,78 % 25 % Totaal aantal leerlingen: Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 6,22 % 24,87 % 8% Totale tijdsbesteding CPA:
Zachte sector 600 750 2850
Zachte sector 40 % 50 % 2850
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 20 % 20 % 20 % 60 %
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 59,44 % 77,78 % 75 % 212,22 % Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur
Zachte sector 12,79 % 16 % 67,87 %
40,43 % 52,91 % 51 % 144,34 %
Wat kunnen we hieruit besluiten: Voor de coördinerende preventieadviseur zijn er nu twee mogelijkheden. 1. Ofwel behoudt deze een tijdsbesteding van 67,87 % (2850 lln / 4200 lln) en zorgt voor coördinerende taken per school, in functie zoals % weergegeven in bovenstaande tabel. Echter 1/3 van zijn voltijds ambt zal nog door een andere opdracht ingevuld moeten worden, hetgeen niet efficiënt is voor de organisatie. Ervaring leert ons dat bij een verantwoordelijke functie dit zoveel tijd vereist ten koste van de andere opdracht. We kunnen een voorbeeld geven. Een coördinerende preventieadviseur combineert deze opdracht met lesgeven. Het is goed mogelijk dat de coördinerende preventieadviseur één van deze twee opdrachten als teveel beschouwt. Hierdoor niet meer gemotiveerd is om bijvoorbeeld les te geven. Waardoor hij voor het lesgeven te laat komt, uitvluchten zoekt in de andere opdracht, niet tijdig punten heeft of deze niet tijdig inlevert, Hierdoor ontstaat minder vertrouwen bij zowel collega’s en directie. Met een slechte reputatie tot gevolg. Een volgende fase hierbij is dat directie de perceptie krijgt om ook de taken als coördinerende preventieadviseur in vraag te gaan stellen en niet meer positief oordeelt over zijn functioneren. Met alle scenario’s tot gevolg; 2. Ofwel streven naar een voltijds ambt voor de coördinerende preventieadviseur.
24
Wat kan voorgesteld worden: Voor een efficiënte organisatie zou het best zijn dat de coördinerende preventieadviseur voltijds als preventieadviseur zijn taken uitoefent. Dit voltijds ambt kan op twee verschillende manier opgebouwd worden. 1 voltijds coördinerende preventieadviseur en 3 lokale preventieadviseurs: Streven naar 100 % coördinerende preventieadviseur met aanpassing van de procenten per school en rekening houdende met de onderwijsvormen, zoals in onderstaande tabel wordt voorgesteld; SG2
School 1 School 2 School 3
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 9,14 % 36,78 % 11,76 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector 18,80 % 23,52 % 100 %
31,50 % 41 % 39,72 % 112,22 %
ofwel 1 deeltijds coördinerende preventieadviseur in combinatie met lokale taken: 67,87 % voor de leiding van de GIDPBW en 32,13 % in één van de scholen als lokaal preventieadviseur of met BPT-uren als stagecoördinator voor de organisatie van de stages en van het arbeidsgeneeskundig onderzoek, het verzamelen en controleren van de risicoanalyse documenten en de werkpostfiches. Het voorbeeld hieronder geeft tenslotte de tijdsbesteding van de andere lokale preventieadviseurs, zodanig aangepast dat we met 2 halftijdse opdrachten kunnen werken, die mogelijk ook 1 voltijds ambt kunnen zijn. In de scholengemeenschap die we hier als voorbeeld nemen zijn er trouwens 2 scholen die behoren tot 1 inrichtende macht. Dit vergemakkelijkt het toepassen van de wetgeving doordat de preventieadviseur verbonden moet zijn met de werkgever door middel van een arbeidsovereenkomst47. Die persoon die een tijdsbesteding heeft voor 10 % zou als preventiemedewerker kunnen functioneren (zie hoofdstuk 7). SG2
School 1 School 2 School 3
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 6,22 % 24,87 % 8% Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector 12,79 % 16 % 67,87 %
32,13 % + 10 % 50 % 50 % 144,34 %
Voor SG2 geeft dit volgende staafdiagram:
47
Interne Dienst, K.B 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. IV, art. 19.
25
2.5.2. Scholengemeenschappen met 1 werkgever In deze groep hebben we die scholengemeenschappen geplaatst die 1 werkgever hebben. 2.5.2.1. Scholengemeenschap 3 Met zijn 4200 leerlingen wordt deze scholengemeenschap als voorbeeld genomen in de verdere besprekingen van de besluiten.
SG3 School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
SG3 School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 400 300 150 1100 700 200 700 600 Totaal aantal leerlingen:
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 22,22 % 16,67 % 8,33 % 122,22 % 38,89 % 22,22 % 38,89 % 66,67 % Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector 50
4200
Zachte sector 3,33 %
4200
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 20 % 30 % 50 % 36 % 25 % 20 % 181 %
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 22,22 % 20 % 130,55 % 61,11 % 38,89 % 66,67 % 339,44 %
26
SG3
School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 6,55 % 4,91 % 2,45 % 36 % 11,46 % 6,55 % 11,46 % 19,65 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector 1%
100 %
15,67 % 14,09 % 92,1 % 43,1 % 27,43 % 47,02 % 239,44 %
Wat kunnen we hieruit besluiten: 83,07 % van de tijdsbesteding t.ov. de inspectie-index wordt gehaald door SG3. Hierin is rekening gehouden met de voltijdse opdracht van de coördinerende preventieadviseur. (181 % voor de lokale preventieadviseurs + 100 % voor de coördinerende preventieadviseurs = 282 % t.o.v. 339,44 % volgens de inspectie-index.) De tijdsbesteding voor de coördinerende preventieadviseur zal ongeveer 62 % voorzien moeten worden voor de nijverheidsscholen. In de scholengemeenschap zitten 45 % leerlingen in het nijverheidsonderwijs. Voor de nijverheidsschool met het grootste aantal leerlingen (school 3, 1100 lln TSO/BSO) is de resterende tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseur nog steeds 92,1 %. Als we het theoretisch model vergelijken met de huidige tijdsbesteding van de scholengemeenschap valt op dat voor de scholen waar nijverheidsgerichte opleidingen worden aangeleerd de huidige tijdsbesteding lager ligt dan voor de resterende tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseurs. Respectievelijk 50 %, 36 % en 20 % tegen over de resterende 92,1 %, 43,1 % en 47,02 %. Wat kan voorgesteld worden: De resterende tijdsbesteding voor die scholen met nijverheidsgerichte studierichtingen zou minstens moeten gevolgd worden. In de scholen 3, 4 en 6 zou minstens de tijdsbesteding uit bovenstaande tabel moeten opgevolgd worden daar de risico’s het grootst zijn bij deze studierichtingen; De coördinerende preventieadviseur zijn coördinerende taken voornamelijk in de nijverheidsgerichte scholen zal uitvoeren (2/3 van zijn voltijdse opdracht). De coördinerende preventieadviseur opleidingsniveau 1 zal hebben voor de leiding van de Interne Dienst PBW doordat het equivalent aantal personeelsleden en de gelijkgestelde leerlingen niet alleen de som van 1000 werknemers48 benadert maar vooral door de aanwezigheid van de risico’s door 3 nijverheidsscholen. Voor de nijverheidsgerichte school met meer dan 1000 leerlingen zal de preventieadviseur als adjunct kunnen functioneren met minstens niveau 2 en met een voltijdse opdracht als er voor deze school sprake is van een technische bedrijfseenheid49. Voor school 6 met meer dan 500 leerlingen in het nijverheidsonderwijs kan er eveneens sprake zijn van een adjunctpreventieadviseur en met minstens een opleidingsniveau 2 voor minstens een halftijdse opdracht
48 49
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. III, art. 15. 1°. Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 35, § 3.
27
Dit geeft ons volgend theoretisch model: SG3
School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 6,55 % 4,91 % 2,45 % 36 % 11,46 % 6,55 % 11,46 % 19,65 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector 1%
100 %
15 % 15 % 100 % 50 % 20 % 50 % 250,00 %
En volgend staafdiagram:
28
2.5.2.2. Scholengemeenschap 4
SG 4 met iets meer dan 2400 leerlingen heeft voor zijn 4 scholen een lokale preventieadviseur met een opleiding van minstens niveau 2 en een coördinerend preventieadviseur (niveau 1) voor 50 % die vrijgesteld is voor de coördinatie van de Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Zonder de tijdsbesteding van de coördinerende preventieadviseur haalt deze school 97% van de voorziene tijdsbesteding volgens de inspectie-index. De beste score van scholengemeenschappen opgenomen in dit onderzoek. Onderstaande tabel geeft de voorziene tijd weer voor de lokale preventieadviseurs. De tweede tabel geeft de berekening volgens de inspectie-index. In deze scholengemeenschap is er nagedacht over de tijdsbesteding. De school met het nijverheidsonderwijs heeft een lokale preventieadviseur, niveau 1 met een tijdsbesteding die hoger ligt dan het voorstel volgens de inspectie-index. De andere scholen hebben een gelijkaardige tijdsbesteding van 6 lesuren (6/20 of 6/21) van hun opdracht. De school met het minst aantal leerlingen (de nijverheidsschool) heeft niet specifiek minder preventieuren (71 %) zoals in sommige andere scholengemeenschappen wel het geval is. SG4 School 1 School 2 School 3 School 4
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 112 364 750 699 Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector
484 2409
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 71,00 % 30,00 % 27,00 % 27,00 % 155 %
29
SG4 School 1 School 2 School 3 School 4
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 6,22 % 40,44 % 41,67 % 38,83 % Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector
32,27 % 2409
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 46,67 % 41,67 % 38,83 % 32,27 % 159,44 %
De leiding van de Dienst PBW moet ervoor zorgen dat alle scholen volgens hun gewicht van risico’s gecoördineerd worden. De tijdsbesteding voor de coördinerende preventieadviseur zou er als volgt kunnen uitzien. SG4
School 1 School 2 School 3 School 4
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 2,24 % 14,55 % 14,99 % 13,97 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector
11,61 % 57,36 %
29,88% 26,68% 24,86% 20,66% 102,08 %
De vooropgestelde tijdsbesteding van 50 % voor de coördinerende preventieadviseur is meer dan gerechtvaardigd. Er dient voor deze scholengemeenschap, buiten de vermelding dat er natuurlijk scholengemeenschappen zijn die reeds efficiënt gebruik maken van hun minimum prestaties voor preventieadviseurs, hier verder niets aan toegevoegd te worden. 2.5.2.3. Scholengemeenschap 5 Scholengemeenschap 5 behorende tot 1 inrichtende macht is dan weer een ander voorbeeld. Hier heeft de werkgever gekozen voor 1 preventieadviseur voor al zijn vestigingsplaatsen
Deze scholengemeenschap heeft voor zijn 1680 leerlingen een voltijds preventieadviseur niveau 2. Dit is trouwens de tijdsbesteding die de nijverheidsschool zou mogen hebben volgens de berekeningen van de inspectie-index. Er zijn minstens 2 vestigingsplaatsen terug te vinden in deze scholengemeenschap. De 2de vestigingsplaats heeft geen lokale preventieadviseur. De werkgever heeft hier gekozen voor 1 preventieadviseur voor de dienst en dit laat de wet toe, rekening houdende dat art. 35. §2 van de welzijnswet wordt nageleefd:
30
Welzijnswet, art. 35. §2. Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden die elk te weinig werknemers tewerkstellen om aparte Comités op te richten, wordt er één Dienst opgericht. We bekijken even de vergelijkingen met de inspectie-index: SG5 2 vestigingsplaatsen
SG5 2 vestigingsplaatsen
SG5
2 vestigingsplaatsen
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 636 783 261 Totaal aantal leerlingen: 1680
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 35,33 % 87 % Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector 17,40 % 1680
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 10,11 % 24,91 % 4,98 % Totale tijdsbesteding CPA: 40 %
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 100 %
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 139,73 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 99,73 %
Volgens de inspectie-index is voor deze scholengemeenschap minstens 140% tijdsbesteding te voorzien. Wat kunnen we hieruit besluiten: 71,57 % van de inspectie-index wordt ingevuld; 1 preventieadviseur niveau 2 voor 2 vestigingsplaatsen is wettelijk toegelaten indien er geen afdeling van de IDPBW vereist is. Alle leerlingen van het nijverheidsonderwijs bevinden zich op 1 vestigingsplaats. Tevens bevinden 70 % van de werknemers zich op deze vestigingsplaats; Ongeveer 20 % van de volledige tijdsbesteding volgens de inspectie-index is nodig voor de 2de vestigingsplaats; 1 is maar alleen. Werken met een team van preventieadviseurs is efficiënt als er participatief kan gewerkt worden. Hierdoor horen werknemers en werkgevers al eens een andere stem. Als een team naar de werkgevers en werknemers adviezen kan formuleren en als groep functioneert om de preventiebeginselen te realiseren, dan moeten we hier aandacht voor hebben. Als die ene preventieadviseur het toeval heeft geen vertrouwen te hebben van een groep van mensen, dan kan het er soms hard aan toe gaan waardoor het preventiebeleid in de scholen een koers vaart die niet éénduidig is maar afhangt van waar de wind waait.
31
Wat kan voorgesteld worden: Een DPBW op te richten met minstens 2 en zelfs indien mogelijk met 3 preventieadviseurs; Volgens de berekeningen is er minstens 1 coördinerende preventieadviseur nodig met een tijdsbesteding van 40 %. Er zouden per vestigingsplaats 2 preventieadviseurs tewerkgesteld kunnen worden met een tijdsbesteding van ongeveer 75% en 25%. Dit komt er op neer dat de tijdsbesteding volgens de inspectie-index verdeeld wordt over 3 preventieadviseurs. Niet alleen wordt de voltallige 140 % tijdsbesteding ingevuld, maar wordt in de DPBW met minstens 3 verschillende preventieadviseurs gewerkt; Efficiënter zou zijn, dat de leiding van de IDPBW bestaat uit een voltijdse opdracht. Niet alleen omwille van het niveau van opleiding (minstens niveau 2) maar ook dat deze werkzaam blijft op de vestigingsplaats van de nijverheidsschool omdat in gans het preventiebeleid, de primaire preventie het belangrijkste blijft. Er moet dus gezocht worden naar een juiste tijdsbesteding voor de verschillende preventieadviseurs afhankelijk van de aanwezige risico’s; SG5
Vestigingsplaats 1 Vestigingsplaats 2
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 25 % 10 % 5% Totale tijdsbesteding CPA: 40 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 60 % + 15 % 25 %
De coördinerende preventieadviseur (minstens niveau 2, maar liefst niveau 1) heeft voor 40 % coördinerende opdrachten waarvan 25 % voor vestigingsplaats 1 en voor 15 % voor de tweede vestigingsplaats. Vestigingsplaats 1: De resterende 60 % van zijn opdracht werkt hij als lokale preventieadviseur samen met 1 preventieadviseur (15 %) met opleidingsvorm niveau 3. Vestigingsplaats 2: hier is een personeelslid voor 25 % van zijn voltijdse opdracht werkzaam als preventieadviseur, niveau 3. Dit geeft ons volgende staafdiagram:
32
2.5.2.4. Scholengemeenschap 6 Scholengemeenschap 6 heeft met één voltijds coördinerende preventieadviseur en een opleiding niveau 1, blijkbaar volgens de werkgever, een goed werkende interne dienst.
Nochtans kunnen we ook hier een kritische opmerking geven. Dat de interne dienst werkt stellen we met dit onderzoek niet in vraag,, maar wel of we met één persoon als preventieadviseur we hier kunnen spreken van een efficiënte organisatie. In deze scholengemeenschap zijn er minstens 5 vestigingsplaatsen. 1 vestigingsplaats enkel voor nijverheidsonderwijs voor ongeveer 800 leerlingen. 3 ASO scholen en nog 1 vestigingsplaats voor middenschool en TSO/BSO voor de zachte sector. De herkenbare berekeningstabellen geven het volgende weer: SG6 Vestigingsplaats 1 ASO school 1, 2 en 3 Vestigingsplaats 5
SG6 Vestigingsplaats 1 ASO school 1, 2 en 3 Vestigingsplaats 5
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 800 1100 500 400 Totaal aantal leerlingen: 2800
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 88,89 % 61,11 % 27,78 % Totaal aantal leerlingen:
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 88,89 % 61,11 % 54,45 % 204,45 %
Zachte sector
26,67 % 2800
100 %
33
SG6
Vestigingsplaats 1 ASO school 1, 2 en 3 Vestigingsplaats 5
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 30 % 20 % 9% 8% Totaal aantal leerlingen: 67 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 58,89 % 41,11 % 37,45 % 137,45 %
Wat kunnen we besluiten: Als we ook hier de inspectie-index vergelijken met de 100% voorziene tijdsbesteding voor de huidige preventieadviseur, dan stellen we vast dat volgens de berekening we slechts 50% van de voorziene tijdsbesteding (204,45 %) ingevuld krijgen; 2800 leerlingen en rekening houdende met de verdeling ASO, TSO/BSO zachte sector en TSO/BSO nijverheidsonderwijs dan zou een tijdsbesteding van 204,45 % mogen voorzien worden. En dan is er nog geen rekening gehouden met mogelijk aangesloten lagere scholen en scholen van buitengewoon onderwijs; Alleen de nijverheidsschool met zijn ongeveer 800 leerlingen geeft volgens de richtlijn ons al een idee dat de uren preventieadviseur van 90 % mogen voorzien worden; Hoogstwaarschijnlijk zullen de meeste taken voor de preventieadviseur aan deze nijverheidsschool gekoppeld worden, maar volgens de wetgeving moeten ook in de andere 4 vestigingsplaatsen de opdrachten van de Interne Dienst PBW voldaan worden. Of hier gekozen is voor opdrachten toevertrouwd aan een Externe DPBW is echter de vraag en is een verantwoordelijkheid van de werkgever; Wat kan voorgesteld worden: Om te spreken van een efficiënte organisatie van de IDPBW, moet er voor gezorgd worden dat het aantal uren preventieadviseur verhogen in deze scholengemeenschap; Iedere vestigingsplaats zou minstens over één preventieadviseur basisvorming moeten beschikken. Hierdoor wordt ook de groep medewerkers voor de uitvoering van de opdrachten van de DPBW groter; 1 coördinerend preventieadviseur met een tijdsbesteding van 67 % voor de leiding van de dienst PBW (2800 lln / 4200 lln) en de resterende tijdsbesteding (137,45 %) voor de lokale preventieadviseurs; Efficiënter zou zijn om ook hier de coördinerende preventieadviseur een voltijds ambt als preventieadviseur te geven met enerzijds coördinerende taken en anderzijds lokale taken in de vestigingsplaats van de nijverheidsschool. En dit voornamelijk door het niveau van opleiding (niveau 1) en weer dat gemotiveerd wordt dat primaire preventie primeert t.o.v. secundaire preventie; Hierbij kunnen we mits afronden van procenten voorstellen dat de coördinerende taken voor 50 % van zijn opdracht inhouden en de overige 50 % voor lokale taken in de nijverheidsschool. Eveneens is er een 2de lokale preventiemedewerker met een opdracht van 10 %; Voor de ASO scholen is er voor de lokale preventieadviseurs een tijdsbesteding voorzien van 15 % elk, met ondersteuning van de coördinerende preventieadviseur voor een totaal van 15 %. Dit lijkt niet veel maar het is exact wat de inspectie-index voorstelt. Echter mogen we niet vergeten te vermelden dat mits goedkeuring van de werknemersafgevaardigden (via het Lokaal Overleg Comité) er voor gelijk welke opdracht (ICT, zorg, ...) er voor 1 klasvrij BPT uur er 2 uren mogen gewerkt worden. Dat geeft voor deze DPBW per ASO school de volgende tijdsbesteding. 15 % voor de lokale preventieadviseur komt overeen met 3 lesuren (3/20). Effectief zijn dit 6 preventieuren per week, mede ondersteund door de coördinerende preventieadviseur voor 5 % (1/20). Dit komt overeen met 2 preventieuren per week of 8 preventieuren per maand. Samen geeft dit een som van 32 preventieuren per maand (4 weken / maand). Als in een ASO school 1 preventieadviseur 1 volledige week (32 uren) aan preventie kan werken per maand dan zullen de basistaken gerealiseerd worden;
34
SG6
Vestigingsplaats 1 ASO school 1, 2 en 3 Vestigingsplaats 5
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 22 % 15 % 6% 7% Totaal aantal leerlingen: 50 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 50 % + 10 % 3 x 15 % 40 % 145 %
Voor vestigingsplaats 5 zal de coördinerende preventieadviseur de lokale preventieadviseur die een tijdsbesteding van 40 % heeft tijdig advies verlenen bij het toepassen van de wet op het welzijn; We stelden reeds vast dat voor deze scholengemeenschap de IDPBW volgens de werkgever goed functioneert met 1 preventieadviseur. Echter mogen we stellen dat de IDPBW nog beter zou functioneren als er meer tijdsbesteding zou voorzien worden om een lokaal aanspreekpunt te hebben voor de verschillende vestigingsplaatsen. Eventueel kan er ook overwogen worden om in plaats van met verschillende lokale preventieadviseurs te werken, deze verschillende opdrachten (10 %, 3 x 15 %, 40 %) te laten uitvoeren door één adjunct preventieadviseur met opleidingsniveau 2. Deze moet dan op vastgelegde tijdstippen op een vestigingsplaats aanwezig zijn. Alleszins mogen we stellen dat in een scholengemeenschap met ongeveer 2800 leerlingen, 5 vestigingsplaatsen, 1 nijverheidsgerichte school met 800 leerlingen, er meer preventieuren mogen voorzien worden, er efficiënter gewerkt wordt met minstens 2 preventieadviseurs (niveau 1 en niveau 2), er uitwisseling is van kennis en ideeën tussen de preventieadviseurs, taken kunnen verdeeld worden, bij afwezigheid van 1 persoon er steeds een vervanger aanwezig is. Hier geldt zoals in hoofdstuk 7 zal besproken worden, leren samenwerken en leren door samen te werken!
OF
35
Niet alleen wordt de norm van de inspectie-index bereikt, maar er wordt vooral gewerkt met een breder team in de Interne Dienst PBW. Tussen de 2 en de 6 personen, afhankelijk welk scenario de werkgever kiest. Weliswaar hebben enkele lokale preventieadviseur een maximum van ongeveer 15% tijdsbesteding, maar het belang hiervan is dat iedere school zijn aanspreekpersoon heeft om gevaarlijke situaties te melden die tijdig kunnen onderzocht worden door de coördinerende preventieadviseur als het om risicoanalyse gaat of indien het voldoende is, kan hij samen met de lokale preventieadviseur en de plaatselijke werkgever oplossingen zoeken die leiden tot een veilige situatie. Alleen op deze wijze is het mogelijk om te spreken van een IDPBW die efficiënt werkt. 2.5.2.5. Scholengemeenschap 7 Scholengemeenschap 7 haalt maar 8,7 % van de voorgestelde tijdsbesteding. Nochtans heeft iedere vestigingsplaats toch zijn preventieadviseur, alleen zijn er geen lesvrije uren daarvoor voorzien. Ofwel doen deze preventieadviseurs hun taak kosteloos en met een gedrevenheid van idealisme ofwel is hier een goed uitgewerkt identificatiedocument50 opgesteld voor de organisatie van de DPBW, waar de externe dienst PBW een belangrijke taak te vervullen heeft om de opdrachten van de IDPBW tot een goed einde te brengen in samenspraak met de lokale preventieadviseur.
Echter als we de wetgeving hier op toepassen, stellen we vast dat deze in deze scholengemeenschap niet voldaan is. Deze scholengemeenschap heeft meer dan 3000 leerlingen, vermoedelijk meer dan 200 voltijds equivalente werknemers waardoor de werkgever in groep B terechtkomt en hierdoor enkele opdrachten voor de IDPBW zelf moet uitvoeren. Of de daarvoor voorziene tijdsbesteding voldoende is, kunnen we zeker in vraag stellen en laten we over aan de met toezicht belaste ambtenaar.
50
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. II, art. 8.
36
Hoe het dan wel zou moeten verduidelijken we met onderstaande tabellen. SG7 School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
SG7 School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
SG7
School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 500 400 700 100 150 500 250 Totaal aantal leerlingen: Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 27,78 % 44,44 % 38,89 % 5,56 % 8,83 % 27,78 % 13,89 % Totaal aantal leerlingen: Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 10,22 % 16,34 % 14,30 % 2,04 % 3,25 % 10,22 % 5,11 % Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector
50 100 450 3200
Zachte sector
3,33 % 6,67 % 30,00 % 3200
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 13,60 % 0% 0% 4,50 % 0% 0% 18,10 % Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 72,22 % 38,89 % 8,89 % 8,83 % 34,45 % 43,89 % 207,17 % Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur
Zachte sector
1,22 % 2,45 % 11,03 % 76,19 %
45,66 % 24,59 % 5,63 % 5,58 % 21,78 % 27,75 % 130,99 %
Wat kunnen we besluiten: Opvallend is dat voor de lokale preventieadviseur (13,60% tijdsbesteding ipv +/- 50% als inspectienorm) met opleidingsvorm niveau 2 en belast met de leiding van de interne dienst werkzaam is in een nijverheidsschool. De andere scholen zijn ASO en TSO/BSO van de zachte sector; Een tijdsbesteding van 13,60 % onnoemelijk weinig is om de taken voor de preventieadviseur in een nijverheidsschool en in de volledige scholengemeenschap uit te voeren;
37
Wat kan voorgesteld worden: Een engagement en een beleidsverklaring van de werkgever om de wet op het welzijn in de scholen toe te passen; 1 coördinerende preventieadviseur, belast met de leiding van de Interne Dienst PBW voor de scholengemeenschap (75 %) in combinatie met lokale opdrachten in de nijverheidsschool (25 %); In iedere school met meer dan 200 leerlingen, een lokale preventieadviseur met een tijdsbesteding van 20 % en voor 2 scholen met ongeveer 150 leerlingen een preventiemedewerker (5 % preventie) die risico’s opmerkt en signaleert aan de leiding van de Interne Dienst PBW, evenals arbeidsongevallen en de gegevens voor de opmaak van het maandverslag. SG7
School 1 School 2 School 3 School 4 School 5 School 6
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs 10 % 17 % 14 % 2% 3% 10 % 5% Totaal aantal leerlingen:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur Zachte sector
1% 3% 10 % 75 %
25 % + 20 % 25% 5% 5% 20 % 20 % 120 %
Het staafdiagram ziet er dan als volgt uit:
38
2.5.3. Combinatie hiërarchische lijn en preventieadviseur
SG 9 heeft per inrichtende macht 1 technisch adviseur coördinator aangesteld als preventieadviseur. We gaan hier geen berekening maken voor de uren tijdsbesteding nodig voor de preventieadviseurs. Het is nuttig om voor deze scholengemeenschap de wet eens te bekijken om na te gaan wat wel en wat niet in orde is. Zoals reeds in hoofdstuk 1 aangehaald is voor 11,42 % van de scholengemeenschap wel minstens 1 ‘preventieadviseur’ in een vestigingsplaats werkzaam in combinatie met TAC, huismeester, administratief personeel en waarvan de werkgever geen andere tijdsbesteding kon opgeven dan 100 % werkzaam als TAC of een andere administratieve opdracht. Wij bekijken de combinatie TAC en preventieadviseur omdat de technisch adviseur coördinator een bevorderingsambt is en kan beschouwd worden als leidinggevende.
39
2.5.3.1. Onafhankelijkheid van de preventieadviseur Artikel 43 van de welzijnswet zegt het volgende: Welzijnswet, art. 43. De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever en de werknemers. Zij mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten als preventieadviseur. De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever en de werknemers. Dit onafhankelijkheidsprincipe vinden we ook terug in het K.B. Interne Diensten, artikel 25: Interne Diensten, K.B. 27 maart 1998, art. 25. In toepassing van artikel 43 van de wet vervullen de preventieadviseurs hun opdrachten in volledige onafhankelijkheid ten overstaan van de werkgever en de werknemers. De meningsverschillen betreffende de werkelijkheid van deze onafhankelijkheid worden op verzoek van de preventieadviseurs, de werkgever of de werknemers voorgelegd aan het advies van de met het toezicht belaste ambtenaar. Het is aan de werkgever om na te gaan of de technisch adviseur coördinator onafhankelijk kan functioneren in zijn opdracht als TAC en als preventieadviseur. Ik kan mij gerust voorstellen dat de aankoopprocedure goed kan functioneren indien deze functie gecombineerd wordt. Maar als de technisch adviseur coördinator zetelt aan de zijde van de werkgeversafgevaardigden in het lokaal onderhandelingscomité (LOC) of in het Overkoepelend Comité van de Scholengemeenschap (OCSG) dan hebben we eerder te maken met een dubieuse situatie, waarin het advies van de met toezicht belaste ambtenaar zeker moet opgevolgd worden. De kans bestaat dat er een meningsverschil ontstaat, daar de onafhankelijkheid niet kan gegarandeerd worden bij het combineren van beide opdrachten. Eveneens vinden we in artikel 43 van de Welzijnswet terug dat de preventieadviseur geen nadeel mag ondervinden van zijn activiteiten als preventieadviseur. Enerzijds als preventieadviseur organiseert hij als voorbeeld geluidsmetingen in een werkplaats. Anderzijds moet hijzelf instaan voor de aankoop van gehoorbescherming na goedkeuring van de directie. Het wisselen van pet kan bevorderend maar ook belemmerend werken. Stel dat op een stafvergadering hij mee een keuze moet maken van prioriteiten voor verschillende aankopen, tussen bijvoorbeeld gehoorbescherming enerzijds en de aankoop van didactisch materiaal anderzijds. Dan kan de keuze in zijn nadeel uitdraaien. Om onafhankelijkheid te verzekeren en om geen nadeel te ondervinden in zijn activiteiten als preventieadviseur, is het best om de functie van én technisch adviseur coördinator én van preventieadviseur te scheiden.
40
2.5.3.2. Bescherming preventieadviseurs Indien een technisch adviseur coördinator als preventieadviseur wordt aangesteld door de werkgever (voor scholen met meer dan 20 werknemers), dan geniet deze persoon dezelfde bescherming als voor een preventieadviseur. Wet bescherming preventieadviseurs, K.B. 20 december 2002, art. 2. Onder “preventieadviseur” wordt verstaan: Elke natuurlijke persoon, verbonden aan een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk op voorwaarde dat: a) de werkgever met hem een arbeidsovereenkomst heeft gesloten of verbonden is met de werkgever krachtens een statuut waarbij zijn rechtspositie éénzijdig is geregeld door de overheid; b) hij door deze werkgevers daadwerkelijk wordt tewerkgesteld; c) hij de opdrachten vervult die luidens artikel “” § 1 lid 4 en § 3 Welzijnswet werden vastgesteld. De essentie van deze wet “bescherming van de preventieadviseurs” bestaat erin dat de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst of de statutaire tewerkstelling te beëindigen evenals de mogelijkheid om hem uit de functie te verwijderen wordt beperkt51. Wet bescherming preventieadviseurs, K.B. 20 december 2002, art. 3. De werkgever kan de overeenkomst met de preventieadviseur enkel beëindigen, een einde stellen aan de statutaire tewerkstelling van de preventieadviseur of hem verwijderen uit zijn functie om redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid of om redenen waaruit blijkt dat hij niet bekwaam is om zijn opdrachten uit te oefenen en voorzover hij de procedures als bedoeld in deze wet naleeft. Ook in dit artikel staat duidelijk in dat de preventieadviseur ‘onafhankelijkheid’ moet nastreven. De werkgever kan de overeenkomst met de preventieadviseur enkel beëindigen, … om redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid … . Ik kan alleen maar duidelijk stellen dat de werkgever de onafhankelijkheid slechts kan verzekeren, enerzijds na voorafgaand advies van het Comité PBW of bij betwisting, na advies van de met toezicht belaste ambtenaar. Anderzijds wordt in ditzelfde artikel gesproken over ‘bekwaamheid’. Het begrip ‘bekwaamheid’ moet enerzijds begrepen worden in functie van de basisopleiding en de aanvullende opleiding die de preventieadviseur genoten heeft en anderzijds in functie van de ervaring die hij heeft opgedaan. Bovendien bestaat er een verband tussen de bekwaamheid van de preventieadviseur en de vaardigheden die er in de onderneming moeten aanwezig zijn om de opdrachten van de IDPBW te verzekeren. In het voorgaande staafdiagram (SG 9) is er minstens 1 inrichtende macht die behoort tot groep B, waardoor de werkgever zelf enkele opdrachten moet realiseren van de IDPBW52. De andere werkgevers behoren tot groep C, waar alle opdrachten van de IDPBW worden uitgevoerd door een EDPBW. Volgens mijn vermoeden is hieraan voldaan maar ik wil vooral benadrukken dat de werkgever en de leden van het CPBW er op toezien dat ook technisch adviseurs coördinatoren de nodige vorming blijven volgen om hun ‘dubbele’ taken naar behoren uit te voeren. Het kan ook niet dat personeelsleden preventieadviseur zijn voor een beperkte tijd zolang het de werkgever uitkomt. Het ene jaar is personeelslid X preventieadviseur, het andere jaar wordt de TAC aangesteld als preventieadviseur, omdat de werkgever niet tevreden is over het functioneren van 51
Van Regenmortel, A., Statuut van de preventieadviseurs verbonden aan de interne en externe diensten, Blok IV, leereenheid 62, Postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau I – 2de jaar, academiejaar 2004 – 2006, p. 24. 52 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, art. 9.
41
personeelslid Y. Het kan ook niet, zoals in enkele basisscholen wel het geval is, dat een tijdelijk personeelslid ‘preventieuren’ krijgt om er een voltijdse opdracht van te maken en omdat de Welzijnswet eist om een preventieadviseur in dienst te hebben met een minimale tijdsbesteding om de opdrachten te kunnen uitvoeren. Het volgende schooljaar zijn er misschien geen klasvrije uren meer of worden deze uren voor andere doeleinden gebruikt. De werkgever en de vakbondsafgevaardigden moeten de Welzijnswet en zijn uitvoeringsbesluiten kennen en zowel het voorafgaand advies in het CPBW, als de procedures beschreven in de Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs toepassen. 2.5.3.3. Secretariaat van het Comité Het secretariaat wordt verzekerd door de interne dienst, wanneer bij de werkgever één Comite PBW moet worden opgericht53. Het secretariaatswerk moet verzekerd worden door de preventieadviseur, belast met de leiding van de IDPBW. Indien in SG 3 er één of meerdere comités opgericht werden, moeten in alle Comités PBW de technisch adviseur coördinatoren het secretariaatswerk op zich nemen. Onafhankelijkheid is hier weer een sleutelwoord. Kan de rechtstreeks leidinggevende van de werkplaatsen, onafhankelijk optreden als adviseur? Moeilijke vraag waar ik een antwoord schuldig blijf zolang ik hierover geen rechtspraak gevonden heb. In mijn besluit zal ik adviseren om de functie van technisch adviseur coördinator of de functie van hiërarchische lijn te scheiden van een onafhankelijk werkende preventieadviseur.
53
Comité PBW, K.B. 3 mei 1999, art. 23.
42
2.6. Bespreking van de resultaten voor het katholiek secundair onderwijs Vlaanderen54 Belangrijk in het onderzoek naar de tijdsbesteding van de preventieadviseurs is ook het totale resultaat per onderwijsvorm ten opzicht van de norm in de inspectie-index.
2.6.1. Resultaten van de scholengemeenschappen
De gegevens van 32 scholengemeenschappen kunnen samengevoegd worden. Hierin is terug te vinden dat: 9,09 % van de scholengemeenschappen de norm van de inspectie-index halen tussen 90 % en 99,99 %. 12,12 % van de scholengemeenschappen de norm voor minder dan 10 % invullen. Het gemiddelde van alle scholengemeenschappen ligt op 48,98 %. Dit wil dus zeggen dat geen 50 % van de norm als tijdsbesteding voor de preventieadviseurs wordt voorzien. Hierbij is geen rekening gehouden met de tijdsbesteding voor de preventieadviseurs in lagere scholen, het buitengewoon onderwijs en de internaten. Verder geven we de resultaten weer voor respectievelijk het gemiddelde getal voor het nijverheidsonderwijs, ASO scholen en scholen met enkel studierichtingen behorende tot de zachte sector. Het doel is om na te gaan waar de eigen school zich bevindt t.o.v het Vlaams gemiddelde.
54
Resultaten ingevoerd voor 10 april 2006 voor 32 van de 34 toegezonden resultaten.
43
2.6.2. Resultaten voor het nijverheidsonderwijs Onderstaande grafiek geeft de tijdsbesteding weer van 36 secundaire scholen die nijverheidsonderwijs aanbieden. Er is een onderscheid gemaakt tussen 22 scholen die enkel nijverheidsonderwijs aanbieden en 36 scholen die naast het nijverheidsonderwijs ook ASO en TSO/BSO voor de zachte sector als opleidingsvormen hebben en waaruit de tijdsbesteding voor studierichtingen uit de harde sector niet te filteren is.
De gemiddelde tijdsbesteding ten opzichte van de voorgestelde inspectie-index is 45,55 % voor alle 36 secundaire scholen (25112 leerlingen harde sector) en respectievelijk 43,57 % voor die 22 scholen met enkel nijverheidsonderwijs (17240 leerlingen harde sector).
44
2.6.3. Resultaten voor ASO onderwijs 53 secundaire scholen met enkel ASO studierichtingen (33893 leerlingen) geven volgende grafiek t.o.v. de norm in de inspectie-index.
Voor deze ASO scholen ligt het gemiddelde t.o.v. de voorgestelde norm op 41,47 %
45
2.6.4. Resultaten voor de zachte sector Onderstaande grafiek geeft het gemiddelde voor 54 secundaire scholen (42647 leerlingen) die studierichtingen aanbieden behorende tot de zachte sector. Deze scholen hebben geen nijverheidsgerichte studierichtingen, wel ASO richtingen. Voor deze scholen ligt het gemiddelde t.o.v. de voorgestelde norm op 53,06 %.
46
2.6.5. Algemeen resultaat Als we bovenstaande resultaten, respectievelijk enkel nijverheidsonderwijs, enkel ASO scholen en scholen met studierichtingen uit de zachte sector zonder nijverheidsonderwijs, samen in één grafiek plaatsen, krijgen we volgend resultaat. Hierbij valt op dat de procentverschillen t.o.v. de norm voor alle studierichtingen gelijkaardig is en dat 60 % van de scholen een tijdsbesteding voorzien minder of gelijk aan 50 % van de voorziene tijdsbesteding.
Het besluit dat hier uit kan getrokken worden is dat de voorziene tijdsbesteding voorgesteld door de inspectie-index niet als prioriteit wordt aangewend in het onderwijs. Het is nochtans één van de hoofdcriteria om te werken aan een efficiëntere organisatie voor een (G)IDPBW. In de meeste scholengemeenschappen zijn er ook nog basisscholen en scholen voor buitengewoon onderwijs aangesloten. Ook internaten mogen we hierbij niet vergeten. Dit bevestigt alleen maar de problematiek waar we momenteel mee geconfronteerd geraken, des te groter is. In de besproken enquête heb ik mij bewust gericht naar het katholiek secundair onderwijs omdat hiervoor een norm uit de inspectie-index gekend is. Alleen voor het basisonderwijs is een bijkomende tijdsbesteding voor preventieadviseurs gekend voor 1 lesuur preventie voor 100 leerlingen basisonderwijs55. De risico’s in internaten en de risico’s voor buitengewoon onderwijs zijn zeker niet te onderschatten. Leerlingen voor buitengewoon onderwijs hebben het voordeel dat de klassen minder groot zijn, maar door vaak de achterstand die ze hebben tegenover hun leeftijdsgenoten of door hun handicap, is de kans op een ernstig letstel voor zichzelf maar ook voor derden zeker niet te onderschatten en dienen hiervoor aangepaste 55
ter sprake gekomen tijdens het Delphi-onderzoek op 15 maart 2006: 1 lesuur voor 100 leerlingen evenals terug te vinden in Forum Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, februari 2006, nr. 2, p.16.
47
risicoanalyses uitgevoerd te worden in de werkhuizen, beschutte werkplaatsen, sportzalen, speelplaatsen, speeltuigen. In de tijdsbesteding die ik tot nu toe besproken had was helemaal geen rekening gehouden met deze bijkomende risico’s. Het is vanaf deze tekst ook dat we het basisonderwijs en het buitengewoon lager en secundair onderwijs betrekken.
48
2.7. Bespreking van de tijdsbesteding voor het katholiek onderwijs Vilvoorde Tenslotte bekijken we de eigen scholengemeenschap en passen dezelfde berekeningen toe zoals voorgaande voorbeelden om hieruit de nodige maatregelen te besluiten. In de scholengemeenschap van het katholiek Onderwijs van Vilvoorde is één coördinerende preventieadviseur aanwezig met een tijdsbesteding van 50 %.
KOV
Aantal leerlingen per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 570
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College 482 Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs 341 Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector
Tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 20 % 10 %
462
20 %
1855
14 % 64 %
De voorzien totale tijdsbesteding voor de opdrachten van de IDPBW is voor alle preventieadviseurs, exclusief lager onderwijs, 114 % (64 % lokaal en 50 % coördinerend).
49
De tijdsbesteding voorgesteld volgens de inspectie-index geeft ons volgend resultaat: KOV
Tijdsbesteding per onderwijsvorm ASO Nijverheidsonderwijs 31,67 %
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College 26,78 % Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs 37,89 % Totaal aantal leerlingen:
Zachte sector
Tijdsbesteding inspectie-index lokaal preventieadviseur 31,67 % 26,78 %
30,80 %
30,80 %
1855
37,89 % 127,14 %
Zonder rekening te houden met de lagere scholen wordt 90,23 % van de inspectie-index ingevuld voor preventietaken (inclusief coördinerende preventieadviseur) in het secundair onderwijs. Dit is meer dan het gemiddelde van de 32 verwerkte scholengemeenschappen. We berekenen de tijd nodig voor de coördinerende preventieadviseur per secundaire school. KOV
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 11,00 %
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College 9,30 % Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs 13,16 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 20,67 % 17,48 %
10,70 %
20,10 %
44,17 %
24,73 % 82,97 %
Daar de huidige coördinerende preventieadviseur 50 % preventietaken heeft wordt bovenstaande tabel aangepast met een factor 1,132 (50 % / 44,17 %). Dit geeft ons volgend resultaat. KOV
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 12,45 %
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College 10,53 % Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs 14,90 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 19,22 % 16,25 %
12,11 %
18,69 %
50 %
22,99 % 77,14 %
50
Wat kunnen we hier uit besluiten. Voor de lokale preventieadviseurs wordt bijna de minimale tijdsbesteding voorzien, zoals voorgesteld door de inspectie-index: 64 % in plaats van de berekende 77,14 %. De huidige tijdsbesteding is hoger dan de gemiddelde tijdsbesteding van de 32 verwerkte scholengemeenschappen. 90,23 % tegenover het gemiddelde van 48,98 %. En dat is een pluspunt. Voor een efficiënte organisatie van de IDPBW mogen we aan de directies niet enkel voorstellen om de tijdsbesteding aan te passen maar is het efficiënter om in te grijpen in de organisatie van de Interne Dienst, daar waar er mogelijkheden zijn. In samenspraak met de directies56, na advies van het Comité Preventie voor Bescherming op het Werk57 en na overleg met de lokale preventieadviseurs58 worden de klasvrije lesuren voor de preventieadviseurs behouden. Om deze reden gaan we ingrijpen op de organisatie van de Interne Dienst PBW. Het resultaat hiervan wordt beschreven in hoofdstuk 8 .
56
intern verslag CODIKOV mei 2006 intern verslag CPBW mei 2006 58 intern verslag overleg preventieadviseurs mei 2006 57
51
2.8. Besluit Voorstel 1: uren coördinerende preventieadviseur per scholengemeenschap. Coördinerende preventieadviseurs moeten aangesteld worden voor de leiding van de Dienst Preventie en Bescherming op het Werk voor ofwel: • een scholengemeenschap bestaande uit 1 inrichtende macht (1 Interne Dienst Preventie en Bescherming op het Werk); • tussen verschillende inrichtende machten al dan niet behorende tot één scholengemeenschap (1 Gemeenschappelijke Interne Dienst Preventie en Bescherming op het Werk). Coördinerende preventieadviseurs moeten voltijds aan het preventiebeleid kunnen werken om lokale preventieadviseurs te ondersteunen in hun meestal beperkte tijdsbesteding als preventieadviseur. Voltijds wil zeggen, afhankelijk van de grootte van de Dienst PBW waarvoor de coördinerende preventieadviseur de leiding heeft. Volgens de praktijk is één voltijds preventieadviseur nodig per 4200 leerlingen behorende tot de DPBW. Een eenvoudige berekening moet het mogelijk te komen tot een correcte tijdsbesteding voor de coördinerende preventieadviseur:
Tijdsbesteding CPA = aantal leerlingen behorende tot de DPBW x 100 % 4200
Een coördinerende preventieadviseur moet een opleidingsniveau I, arbeidsveiligheid hebben. Inrichtende machten hebben hierdoor een ingenieur arbeidsveiligheid behorende tot hun personeelsbestand. Hierdoor moeten zij minder beroep doen op externe diensten, waardoor de hoge opleidingskost terug verdiend wordt door een eigen vakkundigheid. Men zegt vaak dat veiligheid geld kost. Maar als zich ooit een ongeval met zware gevolgen zou voordoen in een school en men heeft nagelaten de welzijnswet toe te passen, dan zal de schadekost en de morele kost veel groter zijn. Het is om deze reden aan te raden een coördinerende preventieadviseur, niveau I, voltijds aan te stellen. Er moet goed nagedacht worden door de inrichtende machten om de arbeidsinhoud van deze persoon te bepalen. Dit kan door: • een voltijdse opdracht te voorzien; • deels opdracht als lokale preventieadviseur; • stagecoördinatie; • bouwcoördinatie; • milieucoördinatie, waarbij voor deze laatste coördinerende opdracht weer specifieke opleidingen vereist worden. Het zal er steeds op neer komen dat uit het lestijdenpakket er klasvrije uren moeten gezocht worden om de uiteindelijk voltijdse opdracht van de coördinerende preventieadviseur zo efficiënt mogelijk in te vullen. Het beste zou zijn moesten de Ministeries van onderwijs met hun gewestelijke bevoegdheden en/of de Federale Minister van Werk afspraken kunnen maken om het ambt van coördinerende preventieadviseur te creëren per scholengemeenschap zoals dit nu ook gebruikelijk is voor ICT uren, maar dan via de puntenenveloppe. Voorstel 1: Iedere scholengemeenschap krijgt uren coördinerende preventieadviseur van het Ministerie van Onderwijs, berekend op het aantal ingeschreven leerlingen secundair onderwijs. Met een totaal van 4200 leerlingen secundair onderwijs voor een voltijdse opdracht. Bij dit voorstel, stel ik zelf 2 voorwaarden voor.
52
Voorwaarde 1: Organiseren van resterende uren lokale preventieadviseur volgens de inspectieindex en 1 preventieuur per 100 leerlingen voor het basisonderwijs. Daarnaast moeten de lokale preventieadviseur ook voldoende tijdsbesteding krijgen om de taken voor de eerstelijnspreventie aan te kunnen. De tijdsbesteding voor het secundair onderwijs moet, meer dan nu, ingevuld worden volgens het voorstel in de dynamische inspectie-index. De tijdsbesteding voor het lager onderwijs kan bepaald worden door 1 preventieuur te organiseren per 100 leerlingen. Leiding van de DPBW ASO onderwijs Zachte sector nijverheidsonderwijs Lager onderwijs
1 voltijds coördinerende preventieadviseur 1 voltijds lokaal preventieadviseur 1 voltijds lokaal preventieadviseur 1 voltijds lokaal preventieadviseur 1 preventieuur lokaal preventieadviseur
Per 4200 leerlingen secundair onderwijs Per 1800 leerlingen Per 1500 leerlingen Per 900 leerlingen Per 100 leerlingen
De tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseurs moeten aangepast worden en dit afhankelijk van het procentuele tijdsbesteding die nodig zijn voor de coördinerende taken van de coördinerende preventieadviseur die hij theoretisch per vestigingsplaats moet voorzien. Een berekening hiervoor kan uitgevoerd worden op www.kov.be of zoals de eerder voorgestelde voorbeelden aantoonden. Om te genieten van uren coördinerende preventieadviseur zorgt deze bijkomende voorwaarde niet alleen tot het bereiken van de 100%-norm volgens de inspectie-index, maar worden taken gecoördineerd door de leiding van de gemeenschappelijke dienst en krijgen de lokale preventieadviseurs de nodige ondersteuning daar waar het nodig blijkt. Dit leidt dus tot een meerwaarde. Voorwaarde 1: Organiseren van uren lokale preventieadviseur volgens de inspectie-index voor het secundair onderwijs, minus de tijdsbesteding voor de coördinerende taken, en 1 preventieuur per 100 leerlingen voor het basisonderwijs. Voorwaarde 2: Het K.B. tot oprichting van een GIDPBW. Samenwerking tussen verschillende inrichtende machten is noodzakelijk om een goed preventiebeleid uit te voeren, evenals er samenwerking nodig is tussen alle lokale preventieadviseurs. Hierdoor heeft de aanstelling van een voltijds coördinerende preventieadviseur niet alleen belang in het coördineren, maar ook dat de aanwezige kennis en expertise wordt uitgewisseld over de verschillende lokale preventieadviseurs die samen zullen werken. 1 preventieadviseur die aangesteld is door één of meerdere inrichtende machten werkt niet zoals het moet, hoe goed deze preventieadviseur ook zijn best doet. Hij blijft het gevoel hebben dat hij er veelal alleen voor staat. Leren samenwerken en leren door samen te werken is nodig voor het bouwen aan een goed draaiende preventiedienst. En dit wil ik toch wel sterk benadrukken. Er moet gestreefd worden dat de groep van medewerkers in een interne dienst niet mag bestaan uit 1 preventieadviseur, maar uit een groep van enthousiaste medewerkers, preventieadviseurs of preventiemedewerkers. Indien verschillende inrichtende machten toch beslissen om samen te werken tot 1 gemeenschappelijke preventiedienst is het wettelijk verplicht een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming via een Koninklijk besluit op te richten. Ook kan deze Gemeenschappelijke Interne Dienst van belang zijn als voor slechts één werkgever als het aankomt op het vastleggen van de minimum prestaties voor de preventieadviseurs behorende tot de interne dienst PBW. Volgende hoofdstukken zullen verduidelijken waarom deze voorwaarde voordelen biedt.
53
Hoofdstuk 3: Een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk In dit hoofdstuk wordt de wetgeving besproken in verband met een gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. • 3.1. wetgeving Aan de hand van 2 voorbeelden wordt het nut van het Koninklijk Besluit besproken. Eerst stellen we als voorbeeld de GDPBW voor het gemeenschapsonderwijs voor en daarna een scholengemeenschap van het vrije net. • 3.2. preventieorganisatie in het gemeenschapsonderwijs; • 3.3. het K.B. van de GDPBW in de scholengemeenschap KSO regio Mechelen. Een antwoord op de vraag hoeveel gemeenschappelijke diensten er zijn opgericht in het katholiek onderwijs van Vlaanderen wordt beantwoord 3.4. • 3.4. Preventieorganisatie in het katholiek secundair onderwijs van Vlaanderen. 3.1. Wetgeving De Koning kan aan één werkgever of aan een groep werkgevers de toelating geven om een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk op te richten59. Welzijnswet, art. 38.- §2. De Koning kan een werkgever of een groep werkgevers machtigen een gemeenschappelijke Dienst op te richten. In voorkomend geval bepaalt Hij de bevoegdheid, de samenstelling en de werkwijze ervan. In een scholengemeenschap bijvoorbeeld kan een Gemeenschappelijke Dienst worden opgericht door verschillende Inrichtende Machten van het secundair onderwijs en ook mede door verschillende schoolbesturen van het basisonderwijs. Zo kan een samenwerking tussen een school van het vrije katholiek secundair onderwijs en het officieel gesubsidieerd secundair onderwijs tot stand komen door in plaats van 2 Diensten voor Preventie en Bescherming op te richten, 1 Gemeenschappelijke Dienst worden opgericht. Dit heeft als voordeel dat er samenwerking mogelijk is tussen verschillende werkgevers. Voor de wetswijziging van 13 februari 199860 kon een Gemeenschappelijke Dienst enkel worden opgericht door een groep werkgevers. De Tewerkstellingswet wijzigde de Welzijnswet in die zin dat ook één enkele werkgever kan overgaan tot het oprichten van een Gemeenschappelijke Dienst voor al zijn personeel. De wetswijziging was ingegeven vanuit de idee dat wanneer een werkgever verplicht wordt meerdere interne preventiediensten op te richten, het voor hem mogelijk moet zijn om over te gaan tot de oprichting van een Gemeenschappelijke Dienst. Dit probleem deed zich vooral voor in de publieke sector. Indien de gemeente bijvoorbeeld inrichtende macht was voor het gemeentelijk onderwijs, moest de werkgever twee interne preventiediensten oprichten: één voor het gemeentepersoneel en één voor het onderwijspersoneel61. Sinds de wetswijziging kan in deze situatie tot het oprichten van een Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk worden overgegaan62.
59
Welzijnswet, art. 38. §2. Wet 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, B.S. 19 februari 1998, afgekort Tewerkstellingswet. 61 X., “Eén gemeenschappelijke interne dienst in een gemeente?”, Preventactua 1999, afl. 9,1. 62 Reyniers K., “Enkele knelpunten bij de implementatie en toepassing van de welzijnsreglementering in de publieke sector”, arbeidsrecht Universiteit Antwerpen, artikel nog niet gepubliceerd op 5 juni 2006. 60
54
Er dient opgemerkt te worden dat bij Koninklijk besluit de algemene voorwaarden en de nadere regelen voor de oprichting van een Gemeenschappelijke Dienst kunnen worden bepaald63. Welzijnswet, art. 38.- §1. De Koning kan de voorwaarden en de nadere regelen bepalen volgens welke een werkgever of een groep van werkgevers toegestaan kan worden een gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk op te richten. Een dergelijk Koninklijk besluit werd echter nooit uitgevaardigd. Doch zullen we in hoofdstuk 664 en in dit hoofdstuk voorwaarden kunnen terugvinden die de administratie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) hanteert bij het verlenen van een machtiging voor de oprichting van een Gemeenschappelijke Dienst PBW. 3.2. Preventieorganisatie in het Gemeenschapsonderwijs65 3.2.1. De structuur van de GDPBW in het Gemeenschapsonderwijs De administratieve dienst van het Gemeenschapsonderwijs beschikt over één Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk samen met de onderwijsinstellingen van het Gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Het K.B. (nr. S14.372/B)66 over het oprichten van een GDPBW is vergund in maart 2000. Tot nader onderzoek dit tegenspreekt, wil ik hierbij vermelden dat dit de eerste GDPBW is die opgericht is voor het onderwijs. Zoals reeds eerder vermeld richt dit werk zich voornamelijk tot het vrij katholiek onderwijs, maar toch wil ik met dit werk volledig zijn en de Gemeenschappelijke Dienst van het Gemeenschapsonderwijs voorstellen. De administratieve diensten van het Gemeenschapsonderwijs en de onderwijsinstellingen van het Gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap bestaat uit één Centrale Dienst op het niveau van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en uit 11 afdelingen op het niveau van de Scholengroepen. Elke afdeling bestaat uit twee of drie Scholengroepen. De Centrale Dienst bestaat uit vier preventieadviseurs met een aanvullende vorming van niveau I overeenkomstig de bepalingen van het voormeld Koninklijk besluit van 10 augustus 1978. Eén preventieadviseur is belast met de leiding van de Gemeenschappelijke Dienst, de preventieadviseur-coördinator67. De gemeenschappelijke preventiedienst maakt een éénvormig beleid voor de verschillende onderwijsinstellingen van het Gemeenschapsonderwijs mogelijk. De preventieadviseur-coördinator ondersteunt, adviseert, controleert en coördineert de afdelingen inzake administratie, documentatie, wetgeving, risicobeheersing, vorming en probleemsituaties68. Naast de wettelijke opdrachten helpt de GDPBW de scholengroepen bij de risicoanalyse (en het beheersplan) betreffende legionella en van speeltuigen en speeltoestellen en ook bij doorlichtingen door het Ministerie van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
63
Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, H. VI, art. 38. §1. Lees 5.2: Criteria voor het oprichten van een GDPBW. 65 Met dank aan het gesprek met Etienne Goubert, preventie-adviseur coördinator en diens opvolger Guy Linten op 27 februari 2006. 66 Zie bijlage 4. 67 preventieadviseur-coördinator is geen officiële benaming volgens de wet, maar wel gebruikelijk in het Gemeenschapsonderwijs. 68 www.gemeenschapsonderwijs.be/ouders/publicaties/jaarverslagen, p. 72. 64
55
Drie preventieadviseurs zijn elk bevoegd voor een regio als regiomanager met een aanvullende vorming van niveau I. Eén regio omvat een aantal afdelingen. Op dit niveau wordt voor elke preventieadviseur een deelgebied toegewezen betreffende de multidisciplinariteit, nl. arbeidsveiligheid, arbeidshygiëne, ergonomie, en de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu. Aan het hoofd van elf afdelingen staat telkens een preventieadviseur met een aanvullende vorming van niveau II. Elke afdeling bestaat uit twee of drie Scholengroepen69 en omvat ongeveer 60 scholen en 2500 werknemers, exclusief leerlingen70. nr. afdeling 1
2 3
4
5
6 7
8 9 10
11
scholengroep 1: Antwerpen 2: Kapellen – Kalmthout 3: Brasschaat – Malle – Schoten 4: Mortsel – Edegem – Lier 7: Kempen 14: Maasland 15: Limburg Noord 29: BSD 12: Aarschot - Diest – Tessenderlo 13: Lanaken – Tongeren – Sint-Truiden 16: Hasselt 5: Mechelen – Keerbergen – Heist o.d. Berg 10: Vilvoorde – Zaventem 11: Leuven – Tienen 8: Brussel 9: Asse – Wemmel – Halle 19: Aalst – Denderleeuw – Ninove 20: Geraardsbergen – Zottegem 21: Avelgem – Oudenaarde – Ronse 26: Kortrijk 28: Westhoek 25: Brugge 27: Oostende 22: Gent 23: Meetjesland 24: Deinze – Tielt 6: Boom – Niel - Willebroek 17: Waasland 18: Dendermonde – Lokeren - Wetteren
regiomanager 1
2 2
2
1
1 3
3 3 3
1
69
http://oud.rago.be/subpage_startpagina/bestuurlijke_organisatie/welzijn/WELZGeogr.htm Indesteege, P., “Werkpostanalyse in de werkplaats mechanica”, eindwerk aangeboden tot het verkrijgen van het getuigschrift “aanvullende vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau 1”, academiejaar 2001 – 2002., p. 11-12. 70
56
Op het niveau van de scholen wordt voor elke school een contactpersoon voor preventie en bescherming aangeduid. Deze contactpersoon beschikt over een basisopleiding inzake preventie en bescherming op het werk. De tijdsduur van deze contactpersonen zal bepaald worden in het onderhandelingscomité op het niveau van de scholengroep. De voltallige personeelsformatie voor de GDPBW van het Gemeenschapsonderwijs bestaat dus uit één preventieadviseur-coördinator niveau I, drie regiomanagers niveau I en elf preventieadviseurs voor elf afdelingen met minstens een aanvullende vorming niveau II. 3.2.2. Het Koninklijk Besluit van de GDPBW in het Gemeenschapsonderwijs71 Het nut van de Gemeenschappelijke DPBW in het gemeenschapsonderwijs is voornamelijk dat alle scholen met zijn Scholengroepen en zijn afdelingen op het gebied van preventie en bescherming op het Werk naar buiten treden als één entiteit. Hierdoor wordt er een éénvormig preventiebeleid mogelijk over de verschillende onderwijsinstellingen heen. De Centrale Interne Dienst kan ondersteunend, adviserend, controlerend en coördinerend optreden naar de afdelingen op gebied van administratie, documentatie, wetgeving, risicobeheersing, opleiding, probleemsituaties, studies, contracten en noem maar op. Zoals Art. 38.- §2. vermeld, bepaalt de Koning 1. de bevoegdheid; 2. de samenstelling; 3. en de werkwijze van een GDPBW. Als een Koninklijk Besluit van een GDPBW wordt geraadpleegd dan vinden we deze 3 hoofdelementen steeds terug. Bekijken we even het K.B. van het Gemeenschapsonderwijs, dan vinden we hierin terug: 1. De bevoegdheid: Artikel 3: Aan de overige preventieadviseurs van de gemeenschappelijke dienst wordt een bevoegdheidsgebied toegewezen op basis van de scholengroepen waarin het Gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap is ingedeeld. 2. De samenstelling: Artikel 1: De gemeenschappelijke dienst omvat ten minste 15 preventieadviseurs die een aanvullende vorming van niveau I of II bezitten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 … Artikel 2: De preventieadviseur belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst bezit een aanvullende vorming van niveau I overeenkomstig de bepalingen van het voormeld koninklijk besluit van 10 augustus 1978. Artikel 5: In elke school wordt een contactpersoon voor preventie en bescherming aangeduid. Deze contactpersoon beschikt over een basisopleiding inzake preventie en bescherming op het werk. 3. De werkwijze: Artikel 4: Alle preventieadviseurs zijn tewerkgesteld door het Gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en besteden een voltijdse dagtaak aan hun opdrachten.
71
Zie bijlage 4.
57
Ook dit laatste is voor het preventiebeleid in het onderwijs van enorm nut. Zoals reeds eerder aangekondigd wordt de tijdsbesteding voor de preventieadviseur niet wettelijk vastgelegd. De oprichting van een GDPBW tussen verschillende werkgevers en zoals ook besproken door de Tewerkstellingswet, ook mogelijk voor een GDPBW voor één werkgever, geeft de plicht tot het opstellen van een Koninklijk Besluit waar in overleg met de Federale Overheidsdiensten, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de Dienst PBW wettelijk worden vastgelegd. Dit zorgt voor een blijvend engagement van de werkgever om mee te werken aan een doordacht en efficiënt preventiebeleid. 3.3. Het Koninklijk Besluit van de GDPBW in de scholengemeenschap KSO regio Mechelen72 De structuur die Julien Teughels, coördinerende preventieadviseur van de GDPBW heeft uitgelegd ga ik hier niet volledig beschrijven73. Dat een GDPBW ingewikkeld kan worden geeft enerzijds het bijhorende K.B weer (K.B. Nr.: HUA/1500/N/114B/D). De GDPBW in de scholengemeenschap KSO regio Mechelen bestaat uit 7 Inrichtende Machten74 verantwoordelijk voor 11 secundaire scholen, minstens 13 lagere scholen en 2 internaten. Mogelijk hebben de secundaire scholen en de lagere scholen nog verschillende vestigingsplaatsen en is er op het moment van afwerking van dit eindwerk weer opnieuw sprake van wijzigingen in de structuur van de scholengemeenschap. School Berthoutinstituut-Klein Seminarie 2 Scheppersinstituut Ursulinen Mechelen 2
code 2800 2800 2800
Gemeente Mechelen Mechelen Mechelen
Sint-Romboutscollege Coloma-Instituut - Middenschool Coloma-Instituut - Secundair Onderwijs Onze-Lieve-Vrouw van de Ham-Instituut SO Onze-Lieve-Vrouw van de Ham-Instituut AEG Sint-Norbertusinstituut 1e graad Sint-Norbertusinstituut-ASO-TSO-BSO Technische Scholen Mechelen - AEGSchool Technische Scholen Mechelen Sint-Ursula-Instituut 1
2800 2800 2800 2800
Mechelen Mechelen Mechelen Mechelen
2800
Mechelen
2570 2570 2800
Duffel Duffel Mechelen
2800 2861
Sint-Ursula-Instituut 2
2861
Sint-Ursula-Instituut 3
2861
Ursulinen Mechelen-Hagelstein
2860
Berthoutinstituut-Klein Seminarie 1 Ursulinen Mechelen 1
2800 2800
Mechelen Onze-LieveVrouw-Waver Onze-LieveVrouw-Waver Onze-LieveVrouw-Waver Sint-KatelijneWaver Mechelen Mechelen
Inrichtende macht De Ranken - VZW Scheppers-Mechelen-V.Z.W. V.Z.W.Verenigde Scholen Ursulinen Mechelen en Hagelstein De Ranken - VZW V.Z.W.Katholiek Onderwijs De Pelgrim V.Z.W.Katholiek Onderwijs De Pelgrim V.Z.W.Katholiek Onderwijs De Pelgrim V.Z.W.Katholiek Onderwijs De Pelgrim V.Z.W.Katholiek Onderwijs De Pelgrim V.Z.W.Katholiek Onderwijs De Pelgrim Technische Scholen te Mechelen-V.Z.W. Technische Scholen te Mechelen-V.Z.W. Onderwijsinrichting Ursulinen-V.Z.W. Onderwijsinrichting Ursulinen-V.Z.W. Onderwijsinrichting Ursulinen-V.Z.W. V.Z.W.Verenigde Scholen Ursulinen Mechelen en Hagelstein De Ranken - VZW V.Z.W.Verenigde Scholen Ursulinen Mechelen en Hagelstein
72
zie bijlage 5. Met dank aan het gesprek met Julien Teughels. 74 Gegevens volgens het gesprek dat plaatsgevonden heeft in november 2005. Het K.B. geeft nog 8 Inrichtende Machten weer. 73
58
Wijzigingen in de structuur leidt ook tot aanpassing van het Koninklijk Besluit en tot de aanvraag van een nieuw K.B. Dit bespreken we in hoofdstuk 5. Het is mij hier om de inhoud van het K.B. te doen waarin sprake is van bevoegdheden, samenstelling en de werkwijze voor de organisatie van de GDPBW. Werkgevers en preventieadviseurs die de werking van een GDPBW niet kennen weten ook niet welke draagkracht het Koninklijk Besluit heeft voor de tijdsbesteding van de preventieadviseurs. Dit K.B. is naast het identificatiedocument, dat verplicht op te stellen is voor de IDPBW, het enige document waarin de tijdsbesteding wettelijk vastgelegd wordt na voorafgaand akkoord van alle Comite’s PBW, aangesloten tot de GDPBW. In artikel 2, paragraaf 1. en 2. wordt de samenstelling besproken voor de coördinerende preventieadviseur, belast met de leiding van de Gemeenschappelijke IDPBW. In artikel 2, paragraaf 3. en 4. wordt de samenstelling besproken voor de lokale preventieadviseurs per werkgever. De sterkte in dit K.B. is dat er een onderscheid gemaakt wordt volgens de schoolgrootte en de risico’s die zich kunnen voordoen in een nijverheidsschool. Voor deze laatste scholen legt men bij K.B. vast dat de preventieadviseur over minstens een aanvullende vorming niveau II moet beschikken en over een tijdsbesteding van minstens 50 % van een voltijdse betrekking. In scholen met minder risico’s of kleiner in omvang (minder dan 200 werknemers) spreekt men van een contactpersoon met minstens een basisvorming preventie en met een tijdsbesteding van minstens 20 % van een voltijdse betrekking. Er wordt zelfs aan toegevoegd dat voor een werkgever of indien een school uitbreidt tot meer dan 200 werknemers, de contactpersoon een opleiding van minstens niveau II moet bezitten en hierdoor wordt aangesproken als preventieadviseur. Dit onderscheid konden we niet terugvinden in het K.B. van de GDPBW van het Gemeenschapsonderwijs. Onafhankelijk van de grootte van de scholen in een Scholengroep spreekt men steeds van een contactpersoon en wordt er geen melding gemaakt van mogelijke tijdsbesteding. Dit is eerder een zwakte in hun organisatie, daar de kans reëel is dat de contactpersoon of preventiemedewerker, zoals ik deze persoon benoem in het vervolg van de tekst, niet klasvrij gemaakt wordt. Ongeacht dat de totale tijdsbesteding voor het KSO scholengemeenschap regio Mechelen vermoedelijk nog onder de voorgestelde tijdsbesteding volgens de inspectie-index zal liggen, kunnen we hier toch spreken dat de werkgever zorgt voor een preventiestructuur waarop kan gewerkt worden. Het is aan de leden van het Comité PBW, de hiërarchische lijn en aan de werkgevers zelf om deze structuur te behouden75. Waar, op de vooravond van 10 jaar wet op het welzijn nog altijd scholen bestaan die geen preventieadviseur hebben of waar men niet goed weet wat eerst te doen als preventieadviseur, is hier in deze scholengemeenschap reeds lang sprake van coördinatie van de Dienst Preventie en Bescherming op het Werk.
75
Wet bescherming preventieadviseurs, K.B. 20 december 2002.
59
3.4. Preventieorganisatie in het katholiek secundair onderwijs van Vlaanderen 3.4.1. Twaalf GIDPBW gemeenschappelijke dienst
en
de
preventieadviseur,
belast
met
de
leiding
van
de
Ook in het katholiek onderwijs zijn er reeds een tiental GDPBW opgericht. Het was door de vraag te stellen, hoeveel GIDPBW er reeds bestaan in het katholiek secundair onderwijslandschap van Vlaanderen dat dit eindwerk tenslotte tot stand gekomen is. Hierover was geen éénduidig antwoord. En tot op vandaag nog steeds niet honderd procent omdat er nog steeds aanvragen lopende zijn bij de Federale Overheid. Er zijn ook verschuivingen in het begin van een schooljaar door wijzigingen van werkgevers in scholengemeenschappen. Zo werd tijdens een bijeenkomst van coördinerende preventieadviseurs, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst te FODWASO naar aanleiding van de sterkte en de zwakteanalyse van Gemeenschappelijke Diensten PBW76 gemeld dat 1 GDPBW zou ophouden te bestaan doordat verschillende werkgevers in een scholengemeenschap besloten hadden van het oprichten tot 1 vzw en tot 1 werkgever als gevolg. Dat het opstellen van overeenkomsten tot het bekomen van een GDPBW niet eenvoudig is, kunnen verschillende coördinerende preventieadviseurs bevestigen. In Vlaanderen werd door de opgestelde enquête melding gemaakt van 10 GDPBW, maar de bijeenkomst te FOD WASO, gaf melding van nog meer GIDPBW en gemeenschappelijke diensten die in oprichting zijn.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Julien Teugels Danny Duijsters Geert Blancke Marc Cuypers Wilfried VandePoel Jozef Van Vaerenbergh Jaak Verbeek Paul Van Assche Jan Van Ocken
11 12 13
Rit Melis Paul Moons Eddy Roosen
mailadres Mechelen VL-Br
[email protected] Overpelt Limburg
[email protected] Oudenaarde O-VL
[email protected] Roeselare W-VL
[email protected] Wetteren O-VL
[email protected] Gijzegem-Aalst O-VL
[email protected] Antwerpen Antwerpen
[email protected] Boom Bornem Puurs Antwerpen
[email protected] Ekeren Merksem Antwerpen
[email protected] Antwerpen noord Antwerpen Tabel 3 : voorbeelden van GIDPBW en hun CPA Borgerhout Antwerpen
[email protected] Herentals Antwerpen
[email protected] Sint Truiden Limburg
[email protected] Tabel 4: voorbeelden van GIDPBW in aanvraag
76
Resultaat uit een Delphi-onderzoek naar de tijdsbesteding van preventieadviseurs, georganiseerd op 15 maart op uitnodiging van dit eindwerk voor coördinerende preventieadviseurs bij de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
60
3.4.2. Een organogram van een nog op te richten GDPBW, als voorbeeld Scholengemeenschap 10 werd reeds kort voorgesteld in hoofdstuk 1, horende bij de scholengemeenschappen die bestaan uit verschillende werkgevers. Deze scholengemeenschap kan als voorbeeld dienen voor tal van andere scholengemeenschappen. Deze scholengemeenschap bestaat uit 7 inrichtende machten en hebben een goed uitgebouwde Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Volgens de wetgeving zou deze scholengemeenschap het best een GDPBW aanvragen zodat de coördinerende preventieadviseur de leiding heeft van de Gemeenschappelijke Dienst PBW. Bijgevoegd organogram geeft weer dat iedere vestigingsplaats zijn preventieadviseur heeft. Maar het is in dit organogram niet duidelijk of iedere werkgever zijn eigen Interne Dienst voor PBW heeft opgericht. Ik ga ervan uit dat door het aanduiden van een preventieadviseur er ook een IDPBW is per werkgever, maar dit is geen evidentie. De preventieadviseur mag niet de enige persoon zijn die deel uitmaakt van de IDPBW. Om de coördinerende preventieadviseur wettelijk in orde te houden voor alle werkgevers behorende tot dit organogram is het toepassen van art. 38 van de Welzijnswet aan te raden.
61
Directie: J. Verheyen PA: Luc Maes
720 leerlingen 114 Werknemers
Directie: J. Grommen PA: Lies Smits
731 leerlingen 104 Werknemers
CPBW Secundair + lagere school
Oudaen 72 2970 ’s-Gravenwezel
CPBW
H. Hart van Maria-instituut
Annuntia-instituut
Turnhoutsebaan 430 A 2110 Wijnegem
IDPBW
IDPBW
416 leerlingen 75 Werknemers
Directie: B. Coppin PA: Mark Struyf
Wilgendaalstraat 7 2900 Schoten
Sint-Cordula-instituut
CPBW via IM Vorselaar
706 leerlingen 102 Werknemers
Directie: M. Abbeel PA: Lutgard Bernaerts
Bredabaan 394- 479 2930 Brasschaat
Mater Dei-instituut
CPBW
558 leerlingen 91 Werknemers
Directie: K. Claerhout PA: Serge Seutins
J. Hendrickxstraat 153 2900 Schoten
Sint-Jozefinstituut
CPBW Secundair + Lagere school
1273 leerlingen 144 Werknemers
Directie: N. Merlin PA: Jo Verberckmoes
Kapelsesteenweg 72 2930 Brasschaat
CPBW
876 leerlingen 97 Werknemers
Directie: R. Vergauwen PA: Kris Bresseleers
Papenaardekenstraat 53 2900 Schoten
Sint-Michielscollege vzw
Totaal aantal leerlingen: 5609 Totaal aantal werknemers: 705
Sint-Michielscollege
Scholengemeenschap Voorkempen IDPBW: Papenaardekenstraat 53, 2900 Schoten Coördinerend Preventieadviseur: Chris Chantrain
Jozef Hendrickstraat 153, 2900 Schoten Coördinerend Directeur: Koen Claerhout
Scholengemeenschap Voorkempen
IDPBW
329 leerlingen 46 Werknemers
62
Directie: D. Michielsen PA: Els De Wachter
Sint-Amelbergalei 35 2900 Schoten
Vita et Pax-college
Dat ook na oprichting van verschillende Gemeenschappelijke Diensten PBW niet alles naar wens blijft verlopen kunnen ook enkele coördinerende preventieadviseurs verklaren. In het bisdom van Antwerpen heeft men in januari 2006 een infoavond georganiseerd voor de oprichting van een overkoepelende stuurgroep voor de bestaande GDPBW69. Naar aanleiding van diverse vragen en gesprekken betreffende de werking van de Gemeenschappelijke Interne Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk in de diverse scholengemeenschappen van het vrije net van de stad Antwerpen, leek het volgens het bisdom van Antwerpen hoog tijd dat er een samenwerking tot stand komt tussen de verschillende, reeds bestaande GDPBW. Het was wenselijk om in samenspraak met de verschillende inrichtende machten en schoolbesturen te starten met de oprichting van een overkoepelende stuurgroep GDPBW. In een eerste opzet was het de bedoeling om ook één Super Gemeenschappelijke Dienst op te richten. Dit project werd om juridische redenen in de diepvries gestopt, omdat het verband tussen de werkgever en de werknemer niet voldoende kon aangetoond worden. Bij zulke constructies mogen er juridisch geen foutieve beslissingen genomen worden om bestaande en goed werkende GDPBW niet in gevaar te brengen. Het project van een overkoepelende stuurgroep is momenteel van start gegaan en werd spijtig genoeg bij het verwezenlijken van dit eindwerk nog niet geëvalueerd. Het blijft een denkpiste voor andere GDPBW en voor andere bisdommen om een gelijkaardige weg op te gaan en om het preventiebeleid in beweging te houden. Spijtig genoeg wordt het preventiebeleid niet in alle bisdommen evenwaardig gestuurd zoals in het bisdom Antwerpen.
69
informatie verkregen na een gesprek met Dis Van Berckelaer, adjunct van de vicaris bisdom Antwerpen, januari 2006 naar aanleiding van de oprichting van een stuurgroep GIDPBW.
63
3.5. Besluit Indien een scholengemeenschap bestaat uit verschillende inrichtende machten bestaat de mogelijkheid om een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk op te richten. Hiervoor moet volgens de Welzijnswet, art. 38, aan de Koning toelating gevraagd worden. De bevoegdheid, de samenstelling en de werkwijze van een GIDPBW wordt bepaald door een Koninklijk Besluit. De structuur van de GIDPBW in het Gemeenschapsonderwijs is samengesteld uit de Centrale Dienst en bestaat uit vier preventieadviseurs, één preventieadviseur belast met de leiding van de Gemeenschappelijke Dienst PBW en drie regiomanagers. In totaal zijn er 15 preventieadviseurs aangeduid in het K.B. GIDPBW van het Gemeenschapsonderwijs en besteden een voltijdse dagtaak aan hun opdrachten. Een pluspunt in dit K.B. is dat er melding wordt gemaakt, dat in elke school een contactpersoon moet voorzien worden met minstens een basisopleiding inzake preventie en bescherming op het werk. Een minpunt is dat voor de scholen geen éénduidige minimale tijdsbesteding wordt voorzien. Ook het K.B. van de GDPBW in de scholengemeenschap KSO regio Mechelen geeft duidelijkheid over de samenstelling, de bevoegdheid en de werkwijze van de Gemeenschappelijke Dienst PBW. De sterkte in dit K.B. is dat er een onderscheid gemaakt wordt volgens de schoolgrootte en de risico’s die zich per school kunnen voordoen. In Vlaanderen zijn er een tiental GDPBW opgericht officieel met een K.B. De preventieadviseurs, belast met de leiding van deze gemeenschappelijke diensten melden dat het oprichten en het behoud van zulk een GDPBW niet altijd even vlot verloopt. Maar het K.B. GDPBW geeft duidelijkheid bij de oprichting voor: a) de samenstelling van de GDPBW; b) de tijdsbesteding voor de preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst; c) de minimale tijdsbesteding voor alle lokale preventieadviseurs; d) de verplichting tot het aanstellen van contactpersonen per vestigingsplaats. En dit is juist datgene dat het onderwijs nodig heeft voor zijn preventiebeleid: duidelijkheid!
64
Hoofdstuk 4: De sterkte en zwakte analyse van een GIDPBW In dit hoofdstuk bespreken we de sterkte en zwakte analyse voor een gemeenschappelijk preventiebeleid in de oprichting van een gemeenschappelijke Interne Dienst Interne Preventie en Bescherming op het Werk (GDPBW) en dit op drie niveau’s: • 4.2. sterkte analyse op microniveau; • 4.3. sterkte analyse op mesoniveau; • 4.4. sterkte analyse op macroniveau; • 4.5 zwakte analyse van een GIDPBW. De grootte van een GIDPBW speelt een fundamentele rol. Het is moeilijk om een GIDPBW voor 10 vestigingsplaatsen voor het secundair onderwijs, bestaande uit 2 inrichtende machten te vergelijken met een GIDPBW van meer dan 100 scholen en waarschijnlijk meer dan 2 inrichtende machten. Om deze reden wordt in dit hoofdstuk rekening gehouden met enkele opmerkingen van ervaren preventieadviseurs die de leiding hebben in een, noem maar grote interne dienst. • 4.6. Opmerkingen van enkele preventieadviseurs. Het wordt ook tijd dat ik enkele afspraken maak voor enkele benamingen. GDPBW vervangen door IDPBW: We spreken in deze tekst over het nut van een GDPBW. Een scholengemeenschap bestaande uit één inrichtende macht moet geen GDPBW oprichten, maar mag dit wel. Een scholengemeenschap bestaande uit één inrichtende macht, moet een IDPBW oprichten, geleidt door één preventieadviseur, belast met de leiding van de Dienst Preventie en Bescherming op het Werk. In het verdere verloop van dit werk, kan men waar GDPBW wordt gelezen dit woord vervangen door IDPBW. Het is om deze reden dat we vaak zullen spreken van (G)IDPBW, zodat een dubbel gebruik mogelijk is. Tot nu toe heb ik over drie benamingen van preventieadviseurs gesproken, horende tot de Dienst Preventie en Bescherming, dit zijn: • De coördinerende preventieadviseur; • De lokale preventieadviseurs; • Preventiemedewerkers; Met preventiemedewerker70 wordt een contactpersoon verstaan. In elke vestigingsplaats waaraan geen preventieadviseur verbonden is, wordt op zijn minst een contactpersoon aangesteld die de gepaste vorming genoten heeft om de problemen in verband met het welzijn op het werk op het niveau van de vestigingsplaats te onderkennen en die de directe medewerker is van de preventieadviseur. Met lokaal preventieadviseur wordt verstaan: de preventieadviseur die aangesteld is voor één of meerdere vestigingsplaatsen. Met coördinerend preventieadviseur71 wordt verstaan: de preventieadviseur met de leiding van de interne dienst in een scholengemeenschap, bestaande uit 1 inrichtende macht. Met gemeenschappelijk preventieadviseur72 wordt verstaan: de preventieadviseur met de leiding van de dienst in een scholengemeenschap met verschillende inrichtende machten, maar waarvoor de 70
Dit kan zijn waar een preventieadviseur preventietaken heeft in verschillende vestigingsplaatsen of het aantal werknemers in een school minder is dan 20 werknemers, waar de werkgever zelf als preventieadviseur mag optreden. Een preventiemedewerker is een bijkomend aanspreekpunt. 71 Dit is een officieuze naam die gecreëerd werd door het katholiek onderwijs. 72 Indien een GIDPBW gevormd wordt is het beter niet meer te spreken van coördinerende of gemeenschappelijke preventieadviseur, dit zijn immers officieuze namen, hoofd van de GIDPBW is dan beter en correcter.
65
overheid de toelating gegeven heeft bij KB om een gemeenschappelijke interne dienst PBW op te richten. 4.1. drie niveau’s De voor- en nadelen van een GIDPBW worden besproken aan de hand van drie niveau’s. Macro-, meso- en microniveau. De verschillende niveau’s zouden onderling nog verder kunnen onderverdeeld worden. Het is niet van belang om niveau’s tot in hun detail te splitsen. Het komt er op aan voor- en nadelen weer te geven op het niveau van de individuele school, op het niveau van de gemeenschappelijke dienst, op het niveau van bisdommen en Ministeries. Microniveau is het niveau van de primaire preventie. Hiermee kijken we naar elke individuele school. In de wetgeving spreekt men over de technische bedrijfseenheid. Het Comité Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) bevindt zich ook op dit niveau. Sommige scholen bezitten een afdeling van de interne dienst preventie en bescherming op het werk. In deze dienst werken preventiemedewerkers samen met de lokale preventieadviseur aan het dynamisch risicobeheersingsysteem waarvoor de werkgever het nodige personeel en middelen ter beschikking stelt. Op het niveau van het Comité PBW wordt telkens één preventieadviseur aangesteld voor het verzorgen van het secretariaat. Dat kan voor één school zijn, maar ook voor meerdere scholen. De eigenheid van elke individuele school is hier van belang. Mesoniveau is op het niveau van de IDPBW en de GIDPBW. Elke werkgever is verplicht een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) op te richten. Verschillende werkgevers kunnen via een Koninklijk Besluit een gemeenschappelijke dienst preventie en bescherming oprichten. Een GIDPBW, bestaande uit verschillende IDPBW en een door de wet vastgelegde samenwerking tussen verschillende inrichtende machten of schoolbesturen, wordt geleid door één gemeenschappelijk preventieadviseur73. Naast GIDPBW bestaan ook gemeenschappelijke comités preventie en bescherming op het werk. Macroniveau is op het niveau van koepels of organisaties die begeleiding en/of wetten en regels bepalen voor een lager gelegen niveau. Hier vinden we 5 bisdommen terug (Antwerpen, Mechelen-Brussel, Gent, Brugge, Hasselt), het VSKO en de verschillende Ministeries, zowel de Federale Ministeries als de Vlaamse Gemeenschap en het Brussel hoofdstedelijk gewest.
73
Het is niet noodzakelijk, maar wel gebruikelijk dat een gemeenschappelijke preventieadviseur wordt aangesteld tot hoofd van de centrale afdeling van de GIDPBW. Het is echter mogelijk dat twee of meer schoolgemeenschappen beslissen tot oprichting van een GIDPBW, één van de preventieadviseurs zal de leiding moeten nemen.
66
4.2. Sterkte analyse van een GIDPBW op microniveau Vlotte samenwerking tussen lokale en gemeenschappelijke preventieadviseur Betere ondersteuning van de taken van de lokale preventieadviseur in de technische bedrijfseenheid door een efficiënte samenwerking met de gemeenschappelijke preventieadviseur. Dit omvat: In het kader van de permanente risicoanalyse en het opstellen en het bijsturen van het globaal preventieplan en het jaaractieplan zal de lokaal preventieadviseur samen met de gemeenschappelijke preventieadviseur veelvuldig en systematisch onderzoek verrichten in klaslokalen, werkhuizen, sportzalen in het kader van de permanente risicoanalyse. Op eigen initiatief van de lokale preventieadviseur, op vraag van de werkgever, of op vraag van de betrokken werknemers, in samenwerking met de gemeenschappelijke preventieadviseur, opgelegde taken en/of werkposten onderzoeken naar mogelijke risico’s. Jaarlijkse rondgang De lokale preventieadviseur is er toe gehouden éénmaal per jaar een grondig onderzoek te verrichten van alle lokalen en werkplaatsen in de school, waar personeel arbeid verricht.Dat wil zeggen overal. Veel scholen organiseren deze rondgang samen met de rondgang met de arbeidsgeneesheer. Echter heeft deze extern persoon zijn eigen expertise of aandachtsveld, waardoor er andere risico’s, die ook aandacht vragen niet worden opgespoord. Doordat de gemeenschappelijke preventieadviseur een degelijke opleiding heeft voltooid, betreffende arbeidsveiligheid, is het voor de scholen een voordeel beide rondgangen op andere tijdstippen te plannen. Gemeenschappelijke en lokaal preventieadviseur maken samen een plan van aanpak. Arbeidsongevallen en incidenten Schierongevallen en kleine incidenten worden geregistreerd, op regelmatige tijdstippen geëvalueerd en opmerkingen ter voorkoming van wederkerende of ernstige ongevallen worden door de werkgever uitgevoerd. Het opstellen van een arbeidsongevallensteekkaart vraagt enige vakkennis. Vooral als het gaat over de preventieve maatregelen die als resultaat moeten uitgevoerd worden. Afspraken worden gemaakt tussen de lokale preventieadviseur en de gemeenschappelijke preventieadviseur wie, wanneer, bij welk soort ongeval het onderzoek voert. Maandverslagen/driemaandelijkse verslagen Ondersteuning bij de opmaak van het maandverslag of het driemaandelijks verslag (bij minder dan 50 werknemers en niet horende tot groep B) Verbeteren van het welzijn van het personeel Indien taken kunnen verdeeld worden, heeft de lokale preventieadviseur meer mogelijkheden om aan primaire preventie te doen. Bij deze primaire preventie hoort vooral het onderzoeken en opsporen van risico’s ter verbetering van het welzijn van het personeel. De lokale preventieadviseur die een luisterend oor kan zijn voor de lokale werknemers is een sterk pluspunt in plaats dat hij zich telkens moet terug trekken in zijn dossiers om zijn administratie bij te kunnen houden. Vervanging bij afwezigheid van directie In geval van dringende noodzakelijkheid en de onmogelijkheid om op de directie beroep te doen, moet de lokale preventieadviseur zelf de nodige maatregelen kunnen treffen om de oorzaken van het gevaar of de hinder te verhelpen. Bij twijfel kan er beroep gedaan worden op de kennis van de gemeenschappelijke preventieadviseur. Door samen de situatie te bespreken volgt er meestal wel een aanvaardbare oplossing. Zoniet kan er meestal nog beroep gedaan worden op een coördinerend directeur of ander persoon van de hiërarchische lijn waar de gemeenschappelijke preventieadviseur vanuit zijn taak contacten mee heeft.
67
Professionele integratie van de begrippen ‘dynamische risicobeheersing’ en ‘multidisciplinaire aanpak van risico’s’, ook in het lager onderwijs Ook in het lager onderwijs is door samenwerking tussen een CPA en lokale preventieadviseurs of preventiemedewerkers een degelijk preventiebeleid mogelijk. Het personeel van het lager onderwijs lopen een even groot risico op een arbeidsongeval als een personeelslid van het secundair onderwijs, met het enige verschil dat het aantal werknemers in een lagere school meestal kleiner is. Maar de risico bij het gebruik van onderhoudsproducten of het oplopen van een kwetsuur in een sportzaal door het gebruik van sporttoestellen blijven dezelfde. Daarom moeten de begrippen ‘dynamisch risicobeheersing’ en ‘multidisciplinaire aanpak van risico’s’ met even grote zorgvuldigheid toegepast worden. Lokale preventieadviseurs van een lagere school voelen zich gesteund door de bereikbaarheid van een gemeenschappelijke preventieadviseur. Door de oprichting van een GDPBW wordt het eenvoudiger om ervoor te zorgen dat elke inrichtende macht beschikt over het voorgeschreven identificatiedocument op basis waarvan een veiligheidsbeleid kan uitgestippeld worden. Permanente aanwezigheid van een deskundige preventieadviseur De wetgever heeft criteria vastgelegd, waarbinnen het niveau, de verschillende preventieadviseurs en hun takenpakket binnen de interne dienst duidelijk zijn vastgelegd. Voor een TSO/BSO school met < 200 fulltime equivalenten, is een basisvorming niveau 3 voldoende. Dit heeft consequenties voor het realiseren van het dynamisch risicobeheersingssysteem. Hiervoor moeten externe diensten ingeschakeld worden voor het volledige, wettelijke takenpakket, hetgeen gevolg heeft voor het kostenplaatje van de school. Er is ook geen permanente aanwezigheid van de deskundige preventieadviseur. De externe dienst zal eerder curatief optreden dan preventief. Door een gemeenschappelijke preventieadviseur aan te stellen is dit probleem deels opgelost. Dit is ook kostenbesparend. Lokale preventieadviseurs zonder vorming niveau 1 of 2 kunnen beroep doen op de gemeenschappelijke preventieadviseur in plaats van op (dure) externe diensten. 4.3. Sterkte analyse van een GIDPBW op mesoniveau In orde met de regelgeving Er zijn nogal wat scholengemeenschappen, bestaande uit verschillende inrichtende machten, die een gemeenschappelijke preventieadviseur aanstellen. De aanstelling van een gemeenschappelijke preventieadviseur is voor vele scholen van een scholengemeenschap vermoedelijk een verbetering, maar dit blijft een constructie die niet conform is met de regelgeving. De oprichting van een GDPBW is echter duidelijker omdat deze GDPBW moet werken binnen het kader van de regelgeving en binnen het bepaalde in het KB dat de oprichting van een GDPBW toestaat. Gesprekspartner De coördinerend directeur vindt gemakkelijker een gesprekspartner die op de hoogte is van de elementen die het veiligheidsdossier van de scholengemeenschap uitmaken. Samenwerking als team Een GDPBW bestaat uit verschillende preventieadviseurs. Hierdoor kunnen taken verdeeld worden onder de verschillende leden van het team. Iedere lokale preventieadviseur kan in samenspraak met de GDPBW en met zijn eigen mogelijkheden zichzelf bekwamen in een specifiek onderwerp. Hierdoor leren andere van elkaar en kan men voor één bepaald specifiek onderwerp beroep en support vragen aan diegene die hiervoor expert kan genoemd worden. Expert in onder andere: Het opstellen van risicoanalyses bij speeltuigen en sporttoestellen; Organisatie van brand- en evacuatierichtlijnen; De opmaak van een beheersplan voor legionella; Opstellen van risicoanalyses van machines;
68
Inventarisatie van gevaarlijke producten; HACCP-wetgeving; Arbeidsongevallen onderzoek … De kennis wordt verdeeld in toepassing van de wet op het welzijn en zijn uitvoeringsbesluiten. Leren samenwerken en leren door samen te werken Een lokale preventieadviseur is nog te vaak in het onderwijs (vooral in het lager onderwijs merkbaar) een persoon die alleen bezig is met de uitvoering van de wet op het welzijn. Het zijn deze personen die sterk vragende partij zijn om samen te werken met andere personen die het zelfde nastreven. Namelijk de veelheid van taken voor de preventieadviseur uitvoeren. Maar hoe begin je er aan? Ook al mag deze persoon een basisopleiding preventieadviseur gevolgd hebben en geslaagd zijn, het blijft een zoektocht om samen met de werkgever en werknemers een taak naar behoren uit te voeren. Een GDPBW bestaat uit verschillende preventieadviseurs, ieder reeds met zijn eigen kwaliteiten en expertise, maar ook met zijn eigen ervaringen. De GDPBW bevordert de teamleden om samen te werken. Kunnen samenwerken is één van de vaardigheden die een preventieadviseur dient te bezitten. Samenwerken met mensen is een vaardigheid om te luisteren naar hun noden en tijdig in te grijpen vooraleer een risico lijdt tot een ongeval. Door samen te werken in een groep van preventieadviseurs in een GDPBW, leren we met elkaar samen te werken en leren we van elkaar (ieders zijn expertise) door samen te werken. Samen sterker In bijscholingen wordt vaak aangegeven dat de preventieadviseur de scharnierfunctie is tussen de signalen die werknemers geven over mogelijke risico’s en tekortkomingen en tussen de werkgevers die deze signalen moeten uitvoeren om het welzijn van de werknemers te verbeteren. Hoe groter de groep wordt in de gemeenschappelijke dienst, des te meer scharnierfuncties zijn er aanwezig in de organisatie. Ook moet er een goede verstandhouding zijn tussen de gemeenschappelijke preventieadviseur en de coördinerende directeurs van de verschillende scholengemeenschappen. De coördinerende directeurs hebben ook een zeer belangrijke scharnierfunctie om het preventiebeleid te ontwikkelen bij hun collega directeurs. Als het soms niet lukt om preventiemaatregelen in te voeren na overleg tussen de lokale preventieadviseur en zijn directeur, kan het soms wel lukken als de coördinerende directeurs overtuigd zijn van het nut van deze preventiemaatregelen. Zij kunnen dan via directievergaderingen, de preventiemaatregelen ter bespreking op de agenda plaatsen. De mogelijkheid kan ook bestaan dat de gemeenschappelijke preventieadviseur gevraagd wordt dit agendapunt te komen verdedigen op dergelijke directievergaderingen. Als de directies goed meewerken, dan kan een GDPBW zorgen voor een grotendeels gemeenschappelijk globaal preventieplan, jaaractieplan en dergelijke. Bijhouden van de nodige documentatie In een gemeenschappelijke dienst kunnen afspraken gemaakt worden over modeldocumenten die alle technische bedrijfseenheden gebruiken. Hierdoor is het gebruik van een uniform documentatiesysteem voor alle betrokken scholen een voordeel. Indien documenten worden ingezameld kan iedereen deze begrijpen. Ook voor directies is dit een voordeel. In hun overlegmomenten herkennen ze dezelfde layout en inventarisatie van het welzijnsregister. Er zijn documenten die opgemaakt worden door de gemeenschappelijke dienst die daarna naar iedereen verspreid wordt (vb. lay-out en inhoud van de maandverslagen). Eveneens kan er een taakverdeling volgen, waarbij iedere preventieadviseur een deel van de opmaak van documenten op zich kan nemen. Onverminderd de nodige aanpassingen per inrichtende macht en per school, is het eenvoudiger om te komen tot een risico inventarisatie en evaluatie, een globaal preventieplan en daarna een jaaractieplan.
69
Arbeidsongevallen en incidenten Uniforme afspraken worden gemaakt bij het opstellen van de arbeidsongevallensteekkaart. Jaarverslag FODWASO Opmaak van 1 jaarverslag van de gemeenschappelijke interne dienst PBW voor de Federale Overheidsdienst, Werkaangelegenheid en Sociaal Overleg met de nodige bijlagen per juridische entiteit en per technische bedrijfseenheid. Hogere rendabiliteit De rendabiliteit van de uitgaven voor documentatie, lidmaatschappen en voor opzoekingen verhoogt doordat resultaten bekomen voor één geval te transfereren zijn naar ander gevallen. De inspanningen om formulieren en procedures uit te werken wordt rendabeler wegens het multiplicatoreffect. Dit geldt niet enkel voor inspanning van de gemeenschappelijke preventieadviseur maar ook voor inspanningen van lokale preventieadviseurs van betrokken scholen waarvan de resultaten in de ganse scholengemeenschap kunnen gebruikt worden. Door de oprichting van een GDPBW is het eenvoudiger om te onderhandelen over de contracten met de leveranciers van blusmiddelen, pictogrammen. Transportkosten bij gezamenlijke aankopen worden verdeeld over de deelnemende scholen. Er is één verzamelpunt voor video’s, DVD’s, CD Rom’s en documenten. Opleidingskosten voor de gemeenschappelijke preventieadviseur en het budget voor nascholing voor alle preventiemedewerkers en lokale preventieadviseurs worden gespreid over alle scholen van de scholengemeenschap. Eveneens moeten niet alle preventieadviseurs dezelfde nascholingen volgen. Door het verdelen van de expertise kan iedere preventieadviseur de nascholingen volgen specifiek voor zijn domein en de opgedane kennis overbrengen aan de anderen. Minimumprestaties van de preventieadviseurs liggen vast in het machtigingsbesluit De enige mogelijkheid om de minimumprestaties van de lokale en de gemeenschappelijke preventieadviseurs bij wet vast te leggen is door middel van het Koninklijk Besluit van de oprichting van de GDPBW. De Koning kan een werkgever of een groep werkgevers machtigen een gemeenschappelijke dienst op te richten. In voorkomend geval bepaalt Hij de bevoegdheid, de samenstelling en de werkwijze ervan. Comité preventie en bescherming op het werk De betrokkenheid van de comités preventie en bescherming op het werk verhoogt door het advies van de lokale preventieadviseurs en de gemeenschappelijke preventieadviseur die het secretariaat mee kan ondersteunen. We gaan ervan uit dat de gemeenschappelijke preventieadviseur meer management- en communicatietechnieken bezit, door zijn niveau van opleiding, waardoor hij de werknemers- en werkgeversafgevaardigden meer kan betrekken bij de comitévergaderingen. Aandacht op het toepassen van de wet op het welzijn De oprichting van een GDBPW vraagt meer nog, dan de aanstelling van een coördinerende preventieadviseur door een scholengemeenschap, aandacht voor de wet op het welzijn, bij de inrichtende machten en de directies die betrokken zijn bij de oprichting en de werking van de GDPBW.
70
4.4. Sterkte analyse van een GIDPBW op macroniveau Aanspreekpunten Bisdommen hebben de gemeenschappelijke preventieadviseur als aanspreekpunt bij het toepassen van de wet op het welzijn, infovergaderingen, nascholingsessies, begeleidingsdienst. Eveneens heeft het VSKO de mogelijkheid, personen aan te spreken die de tekorten en de noden voor het preventiebeleid in het katholiek onderwijs kennen. Ook kan het Ministerie op professionele preventieadviseurs beroep doen om grootste projecten, zoals organisatie van stages, uit te werken op maat van het onderwijs.
Aandacht op het toepassen van de wet op het welzijn De oprichting van gemeenschappelijke diensten kan tot gevolg hebben, dat deze dienst de aandacht krijgt van het bisdom doordat ook inrichtende machten en directies meer betrokken zijn bij deze dienst. Oprichten van stuurgroepen De samenwerking tussen de gemeenschappelijke preventieadviseurs moet er voor zorgen dat er minstens één stuurgroep wordt opgericht die het preventiebeleid in het onderwijs netoverschrijdend kan uitwerken. Op de vooravond van 10 jaar wet op het welzijn zijn er nog veel noden die deze stuurgroep moet inventariseren, analyseren en oplossingen moet voorstellen. 4.5. Zwakte analyse van een GIDPBW Ivoren toren Door een GIDPBW wordt er een gemeenschappelijke preventieadviseur aangesteld die de coördinatie als taak krijgt om de gemeenschappelijke dienst te leiden. Het secretariaat van deze dienst bevindt zich ofwel in een school ofwel op het secretariaat van één van de inrichtende machten. De mogelijkheid doet zich dan ook voor dat de gemeenschappelijke preventieadviseur te weinig voeling heeft met de individuele scholen. Men moet er op toezien dat de gemeenschappelijke preventieadviseur geen ivoren toren creëert want dan verloopt de werking van deze dienst moeilijker. De preventieadviseur met de leiding van de gemeenschappelijke dienst moet bereikbaar zijn (preventief en curatief). Hij moet een nauw contact hebben met de andere preventieadviseurs. Hij moet het vertrouwen hebben in de goede samenwerking. Hij mag de andere preventieadviseurs zeker geen gevoel geven dat hij boven hen staat, maar naast hen wil meewerken om risico’s op te sporen en maatregelen voor te stellen. Tenzij de directies goed meewerken dreigt een GDPBW te verzeilen in een bureaucratisering voor opstelling van het globaal preventieplan, het jaaractieplan en dergelijke. Afschuiven verantwoordelijkheden Bij een gemeenschappelijke dienst kan de aandacht voor en de tijd voor eerste lijnspreventie in de betrokken scholen verminderen, omdat men ervan uitgaat dat de gemeenschappelijke dienst wel het nodige zal doen. Directies hebben immers de neiging om een preventieadviseur, nog altijd, te beschouwen als een veiligheidsverantwoordelijke. Meer preventiemedewerkers en minder preventieadviseurs Door de aanwezigheid van een gemeenschappelijk preventieadviseur met opleidingsniveau I, zouden directies wel eens de tijdsbesteding van de lokale preventieadviseurs kunnen verminderen. Hierdoor zouden er meer preventiemedewerkers met een beperkte tijdsbesteding aangesteld worden. In het Koninklijk Besluit ter goedkeuring van een GIDPBW, wordt per preventieadviseur bepaald welke tijd hij of zij ter beschikking krijgt. Sterkte blijft dat de Comités PBW moeten overleggen over de tijdsbesteding van de preventieadviseurs.
71
Gemeenschappelijke preventieadviseurs treden op als externe dienst Gemeenschappelijke preventieadviseurs hebben als taak de gemeenschappelijke dienst te leiden en te coördineren. Zij moeten een neus hebben voor de noden van de scholen. Echter mag het woord ‘school’ niet vervangen worden door ‘klant’ . Van zodra er inderdaad sprake is van klanten, dan wordt hier ook een vergoeding voor gevraagd. Indien een gemeenschappelijke preventieadviseur optreedt op vraag van een school en hiervoor een vergoeding vraagt om de dienst werkbaar te houden, dan treedt de GDPBW op als externe dienst. Hiervoor moet de wettelijkheid van deze diensten grondig nagekeken worden om externe diensten niet voor de voeten te lopen. Waarschijnlijk zal de dienst geboden door de gemeenschappelijk preventieadviseur goedkoper zijn dan een externe dienst. Enerzijds moet er wettelijk grondig gekeken worden of dit wel kan. Anderzijds, scholen met een minimum aan financiële middelen zullen blijven prioriteiten leggen in pedagogische noden in plaats van in de toepassing van de wet op het welzijn. En het is juist dit laatste dat wij met een GDPBW proberen te verbeteren. 4.6. Opmerkingen van enkele preventieadviseurs die spreken uit ervaring Enkele opmerkingen i.v.m. bovenstaande tekst, opgesteld door enkele coördinerende en gemeenschappelijke preventieadviseurs die de leiding hebben van vrij grote (G)IDPBW. In punt 4.2 (vlotte samenwerking tussen lokale en gemeenschappelijke preventieadviseur op microniveau) schrijft u: “In het kader van de permanente risicoanalyse en het opstellen en het bijsturen van het globaal preventieplan en het jaaractieplan zal de lokaal preventieadviseur samen met de gemeenschappelijke preventieadviseur veelvuldig en systematisch onderzoek verrichten in klaslokalen, werkhuizen, sportzalen in het kader van de permanente risicoanalyse.” Volgens mij niet haalbaar gezien een coördinerende of gemeenschappelijke preventieadviseur meestal tien (tot zelfs meer dan 100) scholen heeft. Onmogelijk dus om veelvuldig en systematisch onderzoek te verrichten. In punt 4.3 (samenwerking als team op mesoniveau) noteert u: “Een GDPBW bestaat uit verschillende preventieadviseurs. Hierdoor kunnen taken verdeeld worden onder de verschillende leden van het team.” Wie zijn deze medewerkers? Van waar komen ze en wie betaalt deze mensen? Sommige diensten werken misschien nu zo maar dit is geen algemene regel! En als u de lokale preventieadviseur bedoelt: hij krijgt nu al geen tijd om in zijn eigen school aan preventie te werken, laat staan dat hij de kans krijgt om in andere scholen één of andere RIE te gaan uitvoeren! “Als de directies goed meewerken, dan kan een GDPBW zorgen voor een grotendeels gemeenschappelijk globaal preventieplan, jaaractieplan en dergelijke.” Volgens mij is het onmogelijk te komen tot een gemeenschappelijk GPP. Elk GPP legt de specifieke maatregelen vast die gelden voor die éne betrokken school. Wat wel mogelijk is, is het werken met een gemeenschappelijk systeem om te komen tot een GPP. Voor wat betreft de nadelen van de GIDPBW ben ik het volledig met u eens. Volgens mij kan het preventiebeleid in de scholen, al of niet met gemeenschappelijke GIDPBW, slechts goed draaien indien de lokale preventieadviseurs (en eventueel de gemeenschappelijke preventieadviseur al of niet met medewerkers) voldoende tijd krijgen om aan ‘Preventie en Bescherming’ te doen. Dit moet duidelijk en wettelijk vastgelegd worden én er moet een financiële regeling (of uren) voor voorzien worden. Vanuit mijn eigen ervaring weet ik dat nu vele lokale preventieadviseurs slechts af en toe de tijd krijgen om aan preventie (tussen de soep en de patatten) te doen. Daarnaast heb ik ook de vrees dat, zoals u bij de nadelen meldt: “Bij een gemeenschappelijke dienst de aandacht en de tijd voor eerste lijnspreventie in de betrokken scholen vermindert, omdat men ervan uitgaat dat de gemeenschappelijke dienst wel het nodige zal doen.”
72
Deze scholen zijn administratief wel goed in orde en hebben al de nodige risicoanalyses en keuringsverslagen, maar de vraag is of men in deze scholen wel bezig is met een “welzijnsbeleid”? Ik vrees dat hierdoor: 1. de lokale preventieadviseur nog minder te betekenen heeft dan in andere scholen en dat op deze manier de functie van lokale preventieadviseur nog meer ondermijnd wordt; 2. het preventiebeleid beperkt blijft tot een louter administratieve taak. Een GIDPBW moet zorgen voor ondersteuning, expertise en het uitvoeren van de nodige risicoanalyses maar binnen elke school moet een lokale preventieadviseur voldoende tijd krijgen om bezig te zijn met preventie en welzijn. Dit is volgens mij de énige goede manier om een welzijnsbeleid in een school te kunnen uitbouwen, een welzijnsbeleid waarbij alle personeelsleden en directies betrokken worden.
73
4.7. Besluit Het onderzoek betreffende de tijdsbesteding van de preventieadviseurs in hoofdstuk 2, wordt door de opmerkingen in vorig deel nog maar eens bevestigd. Lokale preventieadviseurs hebben te weinig tijdsbesteding om de wet op het welzijn toe te passen. Directieleden moeten bewust zijn dat zij samen met hun inrichtende machten en schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor het preventiebeleid in hun scholen. Dit wordt niet gerealiseerd door een minimum tijdsbesteding aan een lokale preventieadviseur te voorzien. Er moet een degelijk en goed uitgebouwde preventiestructuur uitgewerkt worden. Het oprichten van een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk met aan het hoofd een professioneel opgeleid preventieadviseur die de leiding heeft van de gemeenschappelijke dienst en hierna gemeenschappelijk preventieadviseur wordt genoemd is de basis van een efficiënt preventiebeleid. De sterkte op microniveau moet er voor zorgen dat de primaire preventie gewaarborgd blijft en dat de gemeenschappelijke preventieadviseur de lokale preventieadviseurs animeert, coacht en begeleidt om het welzijn van de werknemers te verzekeren. De sterkte op mesoniveau zorgt dat er een team van preventieadviseurs ter beschikking staat. Ieder met een specifieke bekwaamheid om elkaar als team te helpen. Het team moet in de eerste plaats leren samenwerken en ten tweede leren door samen te werken. De sterkte op macroniveau moet er voor zorgen dat de gemeenschappelijke preventieadviseurs de stuwende kracht zijn voor het preventiebeleid in het onderwijs en dit netoverschrijdend. Het is door samen te denken en signalen te geven aan de koepels en de bisdommen dat het ambt van preventieadviseur ooit zal bestaan. De zwakte van een GDPBW is zo zwak als zijn schakel. Te beginnen bij de leiding van de gemeenschappelijke dienst en het niet kunnen samenwerken met de lokale preventiemedewerker. Anderzijds moet er ook voldoende tijdsbesteding voor alle preventieadviseurs voorzien worden. Om deze reden stel ik voor dat in de startfase voor de oprichting van een GIDPBW men deze dienst niet te groot mag oprichten. GIDPBW voor een samenwerking tot 4200 leerlingen in het secundair onderwijs is werkbaar om een efficiënte organisatie te leiden.
74
Hoofdstuk 5: De aanvraag voor een GDPBW In hoofdstuk 3 werd het wettelijk kader voor de GDPBW besproken evenals enkele voorbeelden. In hoofdstuk 4 werd besloten dat het oprichten van een GDPBW als efficiënte organisatie de basis is van een efficiënt preventiebeleid. Dit hoofdstuk bespreekt hoe een aanvraag moet verlopen en welke de criteria zijn voor het oprichten van een GDPBW. • 5.1. de oprichting van een GDPBW; • 5.2. criteria voor het oprichten van een GDPBW. Tenslotte zullen de documenten voor de aanvraag van een GDPBW bijgevoegd worden. • 5.3. Documenten voor de aanvraag van een GDPBW. 5.1. De oprichting van een GDPBW Art. 38. § 1. van de Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk stelt: Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 38. § 1. De Koning kan de voorwaarden en de nadere regelen bepalen volgens welke een werkgever of een groep van werkgevers toegestaan kan worden een gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten. Tot nader order verscheen hierover geen Koninklijk Besluit, dat op een algemene wijze de criteria vastlegt waaraan een dergelijke Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk moet voldoen, noch een duidelijke procedure over hoe een aanvraag ertoe moet gebeuren. Wel kunnen we met deze tekst informatie geven hoe een aanvraag moet verlopen74. 1. De belanghebbende werkgevers richten een formeel schrijven naar de Federaal Minister van Werk, waarin de toestemming gevraagd wordt om een Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk op te richten. In de praktijk mogen de belanghebbende werkgevers de voorzitters zijn van het Comité PBW van de verschillende betrokken scholen. 2. De Minister van Werk, gelast de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO), een onderzoek ter plaatse in te stellen. 3. Een toezichthoudend ambtenaar, behorende tot deze Directie, in de praktijk meestal de arbeidsinspecteur onder wiens bevoegdheid de onderneming valt van wie het schrijven uitgaat, begeeft zich ter plaatse en stelt een onderzoek in naar de beweegredenen van de aanvraag. Hierbij wordt een oordeel gevormd omtrent de optimale structuur, aantal preventieadviseurs, nuttige tijdsbesteding van een eventuele GIDPBW, hetgeen volgt in voorwaarden die moeten voldaan worden. 4. De Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk stelt een formeel verslag op met de belangrijkste bevindingen. Dit verslag wordt overgemaakt aan de Directie Humanisering van de Arbeid van de FOD WASO, die een ontwerp van Koninklijk Besluit opstelt, waarin de aanvraag ofwel geweigerd ofwel toegestaan wordt. 5. Bij het toestaan van de oprichting van een GDPBW, zendt De Minister van Werk het ontwerp van Koninklijk Besluit ter ondertekening door naar het Hof. 6. Eénmaal ondertekend door het Hof, wordt de tekst van het Koninklijk Besluit per post overgemaakt aan de aanvrager.
74
Van Pethegem, J.,‘Creatie van een gemeenschappelijke interne preventiedienst’,Veiligheidsnieuws, PreBes, april/mei/juni 2006, p. 51.
75
Hieruit volgt dat een dergelijke toelating een ganse procedure doorloopt, waardoor het meestal een hele tijd duurt alvorens de uiteindelijke toelating in het bezit is van de aanvrager. In dit Koninklijk Besluit worden de betrokken technische eenheden opgegeven en gelden de opgelegde voorwaarden zoals deze op het moment van de erkenning onderzocht werden. Indien een andere werkgever zich bij de goedgekeurde GIDPBW wenst aan te sluiten of indien de voorwaarden, zoals de tijdsbesteding wegens het drastisch verminderen van het aantal voltijdse equivalenten (wegens het dalen van het aantal leerlingen) danig dient te wijzigen, met een nieuw Koninklijk Besluit worden uitgevaardigd waardoor in het slechtste geval de ganse procedure opnieuw moet doorlopen worden. In de praktijk valt dit evenwel nogal mee en wordt een ‘light’ versie van de procedure gehanteerd. Belangrijk in dit proces is te beseffen dat de formule van de GDPBW in de ogen van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk, beschouwd moet worden als een uitzonderingssituatie. Het principe van één Dienst PBW per onderneming blijft het basisprincipe. Men zal hier alleen van willen afwijken indien zij garanties heeft dat een GDPBW voor de betrokken ondernemingen effectief een toegevoegde waarde heeft. En juist dit laatste is de sterkte-zwakte analyse die ik met deze studie wens te bereiken voor onderwijsinstellingen van het katholiek onderwijs. 5.2. Criteria voor het oprichten van GDPBW De oprichting van een GDPBW is voorwaardelijk. Hieronder geven we enkele criteria voor het oprichten van een GDPBW gemeld door de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, met name de heer Michel Van De Laer75, voor ondernemingen maar zeker toepasbaar op onderwijsinstellingen: 1. De oprichting van een GDPBW is in de eerste plaats bedoeld voor bedrijven van groep C. Voor bedrijven van groep A en B mogen GDPBW opgericht worden, indien dit leidt tot hetzij een verhoging van het deskundigheidsniveau, hetzij het creëren van voltijdse equivalenten. Hiervoor wordt voornamelijk gedacht aan de preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst, namelijk de gemeenschappelijke preventieadviseur. 2. Elke werkgever moet afzonderlijk de wens uitdrukken om een GDPBW op te richten. 3. De Comités PBW of de lokale overlegcomités, indien er geen CPBW opgericht is, moeten akkoord gaan met de oprichting van een GDPBW. 4. De Comités PBW of de lokale overlegcomités moeten akkoord gaan met het niveau van de aanvullende vorming van de preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst en met het aantal van zijn adjuncten. Voor het bepalen van het niveau van de vorming worden dezelfde criteria als voor een gewone dienst aangewend, namelijk de graad van risico en het aantal werknemers in de ondernemingen. Voor het bepalen van het aantal adjuncten wordt rekening gehouden met de geografische spreiding. 5. De Comités PBW of de lokale overlegcomités moeten akkoord gaan met de minimumprestaties van zowel de preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst als van de eventuele adjuncten. 6. De ondernemingen moeten banden met elkaar hebben of gelijkaardige activiteiten hebben. 7. De preventieadviseurs (leidinggevende en adjuncten) maken deel uit van het personeel van één der ondernemingen. 8. In elke aangesloten onderneming wordt een contactpersoon aangeduid. 9. Tussen de aangesloten ondernemingen moeten duidelijke en controleerbare overeenkomsten bestaan over de tijdsbesteding van de preventieadviseur, belast met leiding van de gemeenschappelijke dienst en zijn eventuele adjuncten. 10. Het jaarverslag van de gemeenschappelijke dienst bevat bijlagen met afzonderlijke gegevens over elk van de betrokken werkgevers.
75
voor informatie mag steeds contact genomen worden met
[email protected] .
76
Men zal merken dat onderwijsinstellingen geen problemen hebben om aan bovenstaande criteria te voldoen. Belangrijk hierbij te vermelden is dat de rol van de Comités PBW en de verslaggeving van hun overlegmomenten, belangrijk is voor het vlot afhandelen van de goedkeuring. Een positieve houding van de betrokken Comités PBW is belangrijk en zelfs essentieel. Het verdient alleszins aanbeveling dat de betrokken werkgevers het dossier voor de aanvraag van een GIDPBW tijdig ter advies voorleggen aan alle Comités PBW zonder uitzondering. De afhandeling van het dossier in de gewenste zin wordt sterk bespoedigd indien in al deze Comités PBW minstens een neutraal en liefst een positief advies wordt verkregen. Indien het Comité van één of meer van de betrokken werkgevers een formeel negatief advies zou geven over deze aanvraag, verdient het wellicht de voorkeur om de bewuste technische bedrijfseenheden uit te sluiten uit de aanvraag. Eveneens wordt de tijdsbesteding en het niveau van vorming voor alle preventieadviseurs, vastgelegd na goedkeuring van de Comités en vastgelegd in een Koninklijk Besluit waar de werkgevers zich moeten aan houden. Ook worden in alle aangesloten scholen, contactpersonen aangeduid die na advies van het Comité en volgens de voorwaarden in het Koninklijk Besluit, in deze tekst preventiemedewerker76 worden genoemd. Ook mag een GIDPBW geen verdoken externe preventiedienst worden. Er bestaat geen éénduidig antwoord op de vraag welke tijdsbesteding de lokale preventieadviseurs moeten hebben. De reglementering volstaat met het standpunt dat dit in onderling overleg met de werkgever moet worden bepaald en ter goedkeuring moet besproken worden op het Comité PBW. Er wordt voor de beschikbare preventieadviseurs de voorkeur gegeven aan zoveel mogelijk voltijdse equivalenten. Dit is juist het probleem waar het onderwijs mee te maken heeft. De uren preventieadviseur komen uit het lestijdenpakket onder de benaming pedagogische uren en hierin werd reeds eerder aangegeven dat de meeste werkgevers prioriteiten geven aan het pedagogische in plaats van een personeelslid voltijds vrij te roosteren als preventieadviseur. De met toezichthoudende ambtenaar zal bij zijn bezoek zich ervan vergewissen dat de GIDPBW voldoende bemand moet worden en eventueel aangevuld door externe deskundigen. Hiervoor is dan weer het identificatiedocument wettelijk van belang om aanspraak te blijven maken op de externe diensten. Indien de preventieadviseur, zoals in vele scholen, opdrachten uitvoert die niet rechtstreeks verband houden met de Welzijnswet en zijn uitvoeringsbesluiten, zoals technisch adviseur coördinator, milieucoördinatie, vertrouwenspersoon, energiecoördinator, econoom, … komen deze aspecten niet ter sprake tijdens de besprekingen tot de creatie van een GIDPBW. Rest ons na deze informatie nog even te kijken naar de nodige documenten77.
76 77
Is geen officieuze naam. Zie bijlage 6.
77
5.3. Besluit Een toelating voor het oprichten van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, doorloopt een ganse procedure, waardoor het meestal een hele tijd duurt alvorens de uiteindelijke toelating in het bezit is van de aanvrager. Belangrijk in dit proces is te beseffen dat de formule van de GDPBW in de ogen van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk, beschouwd moet worden als een uitzonderingssituatie. Het principe van één Dienst PBW per onderneming blijft het basisprincipe. Men zal hier alleen van willen afwijken indien zij garanties heeft dat een GDPBW voor de betrokken ondernemingen effectief een toegevoegde waarde heeft. En juist dit laatste is de sterkte-zwakte analyse dat ik met deze studie wensen te bereiken voor onderwijsinstellingen van het katholiek onderwijs. Want zoals we in de criteria beschreven hebben moet het oprichten voor een GDPBW in groepen A en B aanleiding geven tot het verhogen van het deskundigheidsniveau en het creëren van voltijdse equivalenten en deze wensen we nu net te verkrijgen in het onderwijs. Belangrijk besluit is ook te vermelden dat de rol van de Comités PBW en de verslaggeving van hun overlegmomenten, belangrijk is voor het vlot afhandelen van de goedkeuring. Een positieve houding van de betrokken Comités PBW is belangrijk en zelfs essentieel. Hopelijk mocht dit hoofdstuk inspiratie geven om met de Algemene Directie Toezicht op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg contacten te maken tot het oprichten van een GDPBW.
78
Hoofdstuk 6. Opdrachten van de (gemeenschappelijke) interne dienst in een onderwijsinstelling Eerst wordt de werkgever als eindverantwoordelijke van de wettelijk toe te passen opdrachten van de (G)IDPBW besproken en bekijken we de opdrachten die de onderwijsinspectie als norm toetst bij schooldoorlichtingen. • 6.1. opdrachten van de (G)IDPBW, een verantwoordelijkheid van de werkgever; • 6.2. inspectie basisonderwijs; • 6.3. inspectie secundair onderwijs; • 6.4. syntheserapport; • 6.5. vaststellingen; • 6.6. werkpunten volgend uit het syntheserapport. Na het beschrijven van de noodzakelijkheden in het onderwijs, bespreken we de wettelijke opdrachten weergegeven in het K.B. Interne Diensten, • 6.7. het identificatiedocument; • 6.8. opdrachten (G)IDPBW. In wat volgt zullen we spreken over de opdrachten van een Gemeenschappelijke Interne Dienst PBW waarbij Gemeenschappelijk tussen haakjes staat, .(G)IDPBW, omdat voor een Interne Dienst bestaande uit 1 inrichtende macht deze tekst eveneens van toepassing is. In dit geval mogen de benamingen voor gemeenschappelijke preventieadviseur vervangen worden door coördinerende preventieadviseur. 6.1. Opdrachten van de (G)IDPBW, een verantwoordelijkheid van de werkgever Instellingen en ondernemingen worden door de wetgever verplicht om een welzijnsbeleid te voeren. In verschillende wetteksten worden de elementen van een dergelijk beleid en de rol van de medewerkers omschreven. De wet van 4 augustus 1996, B.S. 18 september 1996, de welzijnswet geheten, wordt dan ook beschouwd als een basiswet betreffende veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk. De rol van het personeel (als lid van de hiërarchische lijn) is zeer belangrijk voor de realisatie van het veiligheidsbeleid. De veiligheidsreglementering gaat ervan uit dat het schoolbestuur of de inrichtende machten (de werkgever) de eindverantwoordelijke is voor de veiligheid, maar verwacht dat er een taakverdeling is waarbij de directeur van de school een kernfunctie heeft. Het is de schoolleiding die met de medewerking van de hiërarchische lijn en de Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk ervoor zorgt dat veiligheid en welzijn op school in orde zijn.
79
6.2. Inspectie basisonderwijs De controlelijst ‘Veiligheid en welzijn op school’ is het instrument van de inspectie basisonderwijs78 voor de controle van het veiligheidszorgbeleid van de scholen. De controlelijst wordt gebruikt tijdens de schooldoorlichtingen of bij controlebezoeken gericht op veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid van de school. Daarnaast kan de directeur, de hiërarchische lijn, de preventieadviseurs de controlelijst hanteren als vorm van zelfcontrole inzake het veiligheidszorgsysteem van de school. Voor het toepassen van deze zelfcontrole komen we terug in hoofdstuk 979. De onderwijsinspectie van het lager onderwijs hanteert vier indicatoren: 1 organisatie van het veiligheids- en welzijnsbeleid 2 bewoonbaarheid van de schoolinfrastructuur 3 veiligheid van de leer- en werkomgeving 4 hygiëne, gezondheid en milieuzorg Iedere indicator bestaat uit een aantal variabelen. Elke cluster van variabelen en indicator wordt gewaardeerd volgens één van de drie niveau’s. Niveau Waardering 1 Voldoet
2
3
Actie Gunstig advies, Eventueel met aandachtspunten te integreren in een actieplan volgens de eigen prioriteiten van de school. Onvoldoende Gunstig advies, beperkt in de tijd, Binnen beperkte tijd maatregelen te treffen door het schoolbestuur; er volgt een opvolgingscontrole. Onaanvaardbaar Ongunstig advies en/of melden aan Administratie Basisonderwijs, onmiddellijk maatregelen te treffen door het schoolbestuur, eventueel procedure advies 3 (paritair college).
De onderwijsinspectie steunt voor de controle van het veiligheidszorgbeleid van de school op art. 7 § 4. van het Besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999, betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd. Art. 7. § 4. De inspectie zal een marginale controle uitoefenen op de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Tevens zal zij onderzoeken of de materieel bevoegde overheden geen tekortkomingen hebben vastgesteld en of alle wettelijke vereiste veiligheidsattesten zijn afgeleverd. De school stelt bij de doorlichting het dossier ‘veiligheid en welzijn op school’ ter beschikking van de inspectie. Dit dossier bevat de documenten, die de overheid bevoegd voor deze materie eisen. Ook moeten er documenten (brandpreventieverslag, attesten en keuringsverslagen) voor gelegd worden, waarmee de school kan aantonen dat zij een welzijnsbeleid voert conform de welzijnswet. Zoals bij ieder onderneming moeten we met een over aanbod van Koninklijke Besluiten en Ministriële besluiten en omzendbrieven rekening houden. Het is dus meer dan belangrijk om met dit doorlichtingsdossier rekening te houden, daar de meest voorkomende wetten en reglementeringen, waar schoolbesturen verantwoordelijk voor zijn, zich moeten aan houden We gaan hier niet het volledige dossier bespreken. De checklijst kan nagekeken worden op de website van de onderwijsinspectie80.
78
‘Veiligheid en welzijn’ op school. Dynamisch risicobeheersingsbeleid van scholen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement onderwijs – inspectie basisonderwijs, 1 september 2002. 79 Zie hoofdstuk 10: werken aan een preventiecultuur van een (G)IDPBW. 80 Zie www.onderwijsinspectie.be
80
6.3. Inspectie secundair onderwijs Voor het secundair onderwijs wordt de ‘dynamische inspectie-index’ als meetinstrument gebruikt.81 Sinds januari 2001, hanteert de inspectie secundair onderwijs de ‘dynamische inspectie-index’ om de veiligheid en het welzijn op school te meten tijdens de doorlichting. De inspectie-index is als instrument ontwikkeld door een werkgroep opgericht in de schoot van de inspectie secundair onderwijs met de deelname van externe deskundigen. Dit instrument laat toe iedere school op dezelfde wijze te bekijken en de resultaten periodiek te kwantificeren. In de inspectie-index worden vier indicatoren weerhouden: De organisatie van het welzijnsbeleid; De arbeids- en leermiddelen; De leer- en werkomgeving; De hygiëne en de gezondheid. Elke indicator bestaat uit een aantal variabelen met beschrijvingen, waaraan moet voldaan worden. Zoals uit onderstaande tabel blijkt wordt elke variabele gewaardeerd volgens 1 van de 5 niveaus waarbij de niveaus 2, 3 en 4 verder initiatief overlaten aan de school. Niveau 0 en 1 vragen een opvolging door de inspectie. Niveau 0 1 2 3 4
Waardering Actie Onmiddellijk Onaanvaardbaar binnen beperkte tijd Onvoldoende inbreuken integreren in actieplan Dient verder uitgewerkt Voldoet Voorbeeld van goede praktijk en integratie in het schoolbeleid
Indien blijkt dat er zich in de school een ernstig veiligheids- of welzijnsprobleem voordoet, dat niet in de onderzoekspunten van de verschillende indicatoren uit de inspectie-index vervat zit, wordt er een situationele factor in rekening gebracht. Een school krijgt een gunstig advies als zij per indicator het niveau 2 bereikt en er zich geen situationele factor voordoet.
81
‘Dynamische veiligheidsindex’, Veiligheid en Welzijn op school, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement onderwijs, inspectie secundair onderwijs. 1 september 2001.
81
6.4. Syntheserapport We staan even stil bij het syntheserapport van de doorlichting van het secundair onderwijs. Voornamelijk om de lezer te overtuigen dat de opdrachten van de (G)IDPBW grondig moeten geëvalueerd worden en het opstellen van de functiebeschrijving voor de preventieadviseurs ernstig en doordacht moeten gebeuren, door de werkgevers. Anderzijds is deze tekst nuttige informatie voor beginnende (coördinerende) preventieadviseurs, zodat zij prioriteiten kunnen leggen voor de opdrachten in hun (G)IDPBW of vestigingsplaats. Jaarlijks maakt de inspectie secundair onderwijs een rapport op dat de stand van zaken en de evoluties weergeeft. Op de website van de doorlichting kunnen deze rapporten geraadpleegd worden.82 Dank zij de informatisering van de rapporten kunnen de resultaten periodiek gekwantificeerd worden. Onderstaande tabel geeft de gemiddelde scores van de indicatoren en de variabelen voor de 4 eerste jaren na de invoering van de inspectie-index. De cijfers zijn de gemiddelden van de doorgelichte campussen secundair onderwijs per schooljaar. Voor het schooljaar 2000-2001 gaat het over 56 campussen, voor het schooljaar 2001-2002 over 89 campussen, voor het schooljaar 2002-2003 over 71 campussen, voor het schooljaar 2003-2004 over 80 campussen. Op één campus kunnen meerdere scholen gevestigd zijn, maar deze scholen functioneren over één Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Per schooljaar ligt de inspectie rond de 120 scholen door. De planning van de doorlichtingen gebeurt per scholengemeenschap. Dat wil zeggen dat in één periode of voor grote scholengemeenschappen in aansluitende periodes alle scholen van de scholengemeenschap worden doorgelicht. Syntheserapport 'Veiligheid en Welzijn op school' Gemiddelde scores van de Indicatoren en de Variabelen
I I,1 I,2 I,3 I,4 I,5 I,6 II II,1 II,2 III III,1 III,2 III,3 III,4 III,5 82
Schooljaar Organisatie van het Welzijnsbeleid Schoolbestuur of gemandateerde Hiërarchische lijn Comité P.B.W./overlegcomité Interne dienst Externe dienst Attitude van personeel en leerlingen Arbeids- en leermiddelen Aankoop- en indienststellingsbeleid Geschreven instructies voor apparaten Leer- en werkomgeving Risico valgevaar Brandveiligheid Evacuatie Bewoonbaarheid Elektrische installaties
2001 2.22 1.95 2.25 2.14 1.75 2.82 2.43 1.90 1.88 1.93 2.11 2.29 1.63 2.57 2.52 1.88
2002 2.51 2.44 2.64 2.47 2.34 2.71 2.44 2.16 2.07 2.26 2.24 2.42 1.57 2.78 2.63 2.11
2003 2.42 2.21 2.53 2.51 2.32 2.76 2.17 2.30 2.25 2.34 2.19 2.18 1.84 2.58 2.41 2.25
2004 2.55 2.69 2.56 2.49 2.48 2.80 2.28 2.04 1.90 2.18 2.20 2.14 1.64 2.74 2.35 2.19
Rapport geraadpleegd op 2 april 2006 op www.onderwijsinspectie.be .
82
III,6 IV IV,1 IV,2 IV,3
Producten met gevaarlijke eigenschappen Hygiëne en gezondheid Sanitaire installaties Voedingsmiddelenhygiëne E.H.B.O. - CPR-technieken
Globaal niveau
1.80 2.22 2.14 2.46 2.09 2.15
1.96 2.43 2.23 2.53 2.48 2.36
1.87 2.36 2.09 2.63 2.34 2.23
2.18 2.3 2 2.65 2.26 2.32
6.5. Vaststellingen Tijdens de voorbije onderzoeksjaren zijn een aantal opmerkelijke vaststellingen merkbaar83. 1 op 5 scholen worden beschouwd als risicoschool. Binnen het aantal ongunstige adviezen is er een kern van scholen, die op alle indicatoren ondermaats scoren en als risicoscholen kunnen beschouwd worden. Deze groep telde in 2001 28,6% van de scholen. In 2003 nog steeds 21% van de doorgelichte scholen. Dit cijfer blijft hoog. Een kenmerk van deze scholen is dat binnen het schoolbeleid geen of te weinig aandacht is voor veiligheid en welzijn. Dit bevestigt nog maar eens de resultaten besproken in hoofdstuk 2, betreffende de tijdsbesteding van de preventieadviseurs. In deze scholen moet meestal nog een welzijnsbeleid en een bijhorende organisatie uitgebouwd worden. In vele gevallen heeft dit te maken met onwetendheid en het ontbreken in de school van deskundigheid terzake. Binnen een verdere analyse blijven de oorzaken van de ongunstige adviezen vooral te liggen bij : - de brandveiligheid van de gebouwen; - het beheer en de opslag van producten met gevaarlijke eigenschappen. zwakker blijven scoren: - de sanitaire installaties; - het aankoop- en indienststellingsbeleid. 6.6. Werkpunten volgend uit het syntheserapport Werkpunten uit het rapport worden hieronder besproken en in het volgende hoofdstuk worden de resultaten van de implementatie daarvan toegepast op de eigen scholengemeenschap. Dit geeft ons volgende bespreking en besluiten. 6.6.1. Combinatie TAC/PA vermijden Verschillende leden van de hiërarchische lijn zoals de technisch adviseurs coördinatoren en de technisch adviseurs hebben de basisvorming preventie voor bescherming en welzijn op het werk gevolgd, evenals de cursus veiligheidsmanagement voor leidinggevende niveau III. Positieve vaststelling, maar hier moet wel opgemerkt worden uit de resultaten van hoofdstuk 2, dat 11,42 % van de scholengemeenschappen deze personen eveneens aanduiden als preventieadviseur. Hetgeen zowel bevorderend als belemmerend werkt. Het advies van het Comité PBW zal hier moeten zijn om deze functies te scheiden. In de praktijk zal deze persoon de functie van TAC en PA op willekeurige tijdstippen zelfstandig invullen naargelang de situatie. Maar waar ligt de scheiding? De ervaring toont aan dat de ene tijd er meer tijd geïnvesteerd wordt in veiligheid, zoals instructies geven in VCA opleidingen, BA4/BA5 opleidingen, nijverheidshelper, brandweerverslagen en de voorbereiding van brandevacuatie, uitvoeren van risicoanalyses in de werkhuizen, het implementeren van Tuttava als evaluatieinstrument voor netheid in de scholen, … en dit tenkoste van het bereikbaar zijn voor de 83
Reflecties en aanbevelingen naar aanleiding van het gebruik van de dynamische inspectieindex door de inspectie S.O./ dhr. Hector Smeesters., Studiedag ‘De dynamische inspectieindex van het welzijn in het secundair onderwijs’, Provinciehuis Brugge, 29 september 2004.
83
praktijkleerkrachten voor bijvoorbeeld de bestellingen voor de werkhuizen en de luisterbereidheid voor diegene die het juist dan nodig vinden om ondersteuning te vragen aan de technische adviseurs. Om dit probleem zichtbaar te scheiden moeten er goede afspraken gemaakt worden tussen directie en TAC/PA. Dit wil zeggen dat er moet gesleuteld worden aan de organisatie van de leidinggevenden. Het beste en duidelijkst is dat deze functies gescheiden worden door 2 personeelsleden die de vrijheid hebben om hun opdrachten uit te voeren enerzijds als TAC of TA, anderzijds als preventieadviseur, lokaal, coördinerend of gemeenschappelijk. Zeker en vast zou de gemeenschappelijke preventieadviseur voltijds moeten vrijgesteld zijn als preventieadviseur en zou de werkgever moeten inzien dat een combinatie TAC/PA geen voldoende ondersteuning kan bieden voor de andere lokale preventieadviseurs. Hierdoor wordt een element uit de sterkte analyse weggenomen voor de uitbouw van een efficiënte (G)IDPBW. We mogen ook de belangrijkheid van onderstaand artikel uit het K.B. Interne Dienst niet uit het oog verliezen: K.B. Interne Dienst, art. 21.84 De preventieadviseurs bezitten voldoende kennis van de wetgeving inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing in de onderneming of instelling waarin zij hun opdracht vervullen, en hebben de nodige technische en wetenschappelijke kennis om de activiteiten bedoeld in afdeling II te kunnen vervullen. Deze kennis heeft inzonderheid betrekking op: 1° de technieken in verband met risicoanalyse 2° de coördinatie van preventieactiviteiten 3° de maatregelen in verband met de hygiëne op de arbeidsplaatsen 4° de organisatie van de eerste hulp en dringende verzorging van slachtoffers van een ongeval of een plotse ziekte en de maatregelen te nemen in geval van een ernstig en onmiddellijk gevaar; 5° de aspecten van de collectieve arbeidsbetrekkingen die betrekking hebben op zijn onderneming of instelling; 6° de verslaggeving. Evenals de onafhankelijkheid van optreden van de preventieadviseurs zoals besproken in hoofdstuk 2. Besluit: bij het opstellen van een functiebeschrijving voor preventieadviseurs, moet er rekening gehouden worden met de tijdsbesteding, de combinatie van opdrachten en met de opgegeven taken aan de preventieadviseurs, evenals met het advies van het Comité PBWom de functie TAC/PA te scheiden.. Er moet ten alle tijde rekening gehouden worden dat de preventieadviseurs onafhankelijk moet kunnen optreden. 6.6.2. werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ Sommige scholen richten een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ op ter vervanging van het CPBW. Het CPBW (of basisoverlegcomité voor overheidsdiensten) is verplicht voor een technische bedrijfseenheid vanaf 50 werknemers.85 Bij het niet aanwezig zijn van een Comité worden de in de wet vernoemde opdrachten van het Comité besproken in het lokaal overlegcomité. In veel overlegcomités zijn de werknemersafgevaardigden te veel bezig met personeelsaangelegenheden en is er geen welzijnscultuur aanwezig om hiervoor agendapunten te voorzien. Ook overkoepelende overlegcomités (OCSG)86 staan dikwijls te ver van de individuele scholen. Daarom dat het oprichten van een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ zeer goed werk kan leveren en zijn zij het draagvlak voor de school en een klankbord voor de preventieadviseur, maar een werkgroep mag het Comité niet 84
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, art. 21. Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. IV. 86 OCSG staat voor Overleg Comité Scholengemeenschappen 85
84
vervangen. In deze werkgroep kan wel naast de preventieadviseur en de technisch adviseur coördinator of technisch adviseur ook de werknemersafgevaardigden in participeren, die het CPBW vertegenwoordigen (meestal wordt dit ervaren als meer betrokken zijn, in plaats van in het CPBW, waardoor de motivatie en de kennis in verband met welzijn stijgt ), evenals nijverheidshelpers, leden van de interventieploeg, daarnaast kunnen er ook enkele BPT uren geïnvesteerd worden voor personeelsleden die een bepaalde binding hebben met welzijn zoals een leerkracht informatica die mee wil werken met het tekenen van evacuatieplannen met zijn leerlingen als leerkrachten PV/TV en AV. Denken we maar aan die leerkrachten die een opleiding VOL-VCA 87gevolgd hebben. Indien werknemersafgevaardigden van het CPBW in een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ participeren kunnen zij als lid van het CPBW wel bepaalde taken in de werkgroep, die wettelijk vastliggen voor het CPBW, combineren. Zoals inzage van keuringsattesten, indienststellingsverslagen, bestelbonnen, asbestdossiers, enz. en deze in de werkgroep bespreken. Dit heeft alleen maar nut als de werknemersafgevaardigden werkzaam zijn in de betrokken school en afgevaardigde zijn voor het CPBW. Om wettelijk in orde te zijn moeten het CPBW hiermee akkoord gaan en de werknemersafgevaardigden in de werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ opnemen in het huishoudelijk reglement van het CPBW. Eveneens moeten deze personen de andere CPBW-leden op de hoogte houden van de bevindingen uit de werkgroep tijdens de maandelijkse CPBW bijeenkomsten.
Besluit: creëren van een breder draagvlak met mensen om samen een ‘goed draaiende (G)IDPBW’ te maken. Via een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’, maar ook door geëngageerde personeelsleden te motiveren door hun inspraak te geven. Bij de functiebeschrijving van de preventieadviseurs moet er aandacht geschonken worden als ‘animator van het preventiebeleid’ om zoveel mogelijk mensen te betrekken tot de (G)IDPBW en ‘kunnen motiveren’ is een belangrijke competentie. 6.6.3. Niet te grootse (G)IDPBW Sommige overkoepelende interne diensten staan te ver af van de school en geven daardoor te weinig ondersteuning aan de ontwikkeling en de uitvoering van het welzijnsbeleid. Hier moet het beleid waken dat de functieomschrijvingen worden ingevuld en er een duidelijke taakverdeling wordt voorzien. Het Comité speelt hier weer een belangrijke rol. Advies geven over de tijdsbesteding en de taken van de preventieadviseurs. Belangrijk element is dat de gemeenschappelijk interne dienst niet te groot mogen worden. Daarom wordt met dit eindwerk geadviseerd 1 coördinerende preventieadviseur aan te stellen per 4200 leerlingen (dit is een streefgetal voor 1 (G)IDPBW). Grotere gemeenschappelijke diensten zouden voor een optimale werking het best opgesplitst worden. De vraag moet gesteld worden of in extreem grote gemeenschappelijke diensten van meer dan 100 scholen er nog wel efficiënt kan gewerkt worden en of het niet te maken heeft met grootheidswaanzinnen van de preventieadviseur met de leiding van de gemeenschappelijke dienst.
Besluit: duidelijke functieomschrijving voorzien voor de lokale preventieadviseurs en de preventieadviseurs met de leiding van de (gemeenschappelijke) Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk en dit communiceren met het Comité PBW in een niet te grootse (G)IDPBW
87
VOL-VCA: Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden - Veiligheid Checklijst Aannemers
85
6.6.4. Aandacht voor aankoop- en indienststellingsbeleid Meestal beschikken scholen wel over een risicoanalyse van het machinepark en een planning om de risico’s te verminderen. Maar wordt er ook iets meegedaan? Worden deze risico’s bij de bron aangepakt of dient het enkel om aan de doorlichting te laten zien dat er enkele jaren geleden daar tijd in gestoken werd door een technisch adviseur coördinator (of TA) of een preventieadviseur, die daarnet zijn eindwerk over gemaakt heeft? Het opmaken van risicoanalyses is een thema waaraan wekelijks in overleg werk van gemaakt moet worden. We moeten dan ook niemand overtuigen dat een TAC tijdens zijn bestellingen, stagecoördinatie, directievergaderingen, meewerken aan uurrooster nog voldoende tijd over heeft om hier zichtbaar werk van te maken. Groter wordt dit probleem nog vooral voor ASO-scholen, technische scholen uit de zachte sector en voor basisscholen voor bijvoorbeeld hun sportzaal of speeltuigen. Voor deze scholen is zowel het opstellen en evalueren van risicoanalyses en het aankoop- en indienststellingsbeleid vaak onbekend terrein. Daarenboven is het aankoopbeleid ook niet zo transparant en blijkt er nogal wat vrees om de preventieadviseur hierbij te betrekken. Verder beschouwen vele scholen dit als een last die weinig bijbrengt aan de school. Strikt genomen geldt de regelgeving hieromtrent enkel voor arbeidsmiddelen en is dus zeker van toepassing op technische scholen uit het nijverheidsonderwijs. In deze scholen vraagt de toepassing van de wet dan ook heel wat werk. In de andere scholen is dat werk echter veel beperkter, maar de onderwijsinspectie vraagt toch ook dat de leermiddelen waaraan risico’s verbonden zijn zouden opgenomen worden in het aankoop- en indienststellingsbeleid. Men denkt hier aan toestellen die gebruikt worden in de lessen lichamelijke opvoeding (onderhoudsschema en controleregister voor sporttoestellen), aan computers met hun elektrische aansluitingen en risico’s (werd er voldoende aandacht geschonken aan correcte aansluitingen van de PC’s of aan de ergonomische opstelling?), val en struikelgevaar, aan bepaalde laboratoriumtoestellen , aan keukentoestellen,. In principe gaat het om alle aankopen waarop een risicoanalyse zinvol kan uitgevoerd worden. Als voorbeeld kan hier vermeld worden, de aankoop van sleutelhangers te dragen rond de hals. Men ziet toch vaak dat leerlingen die van thuis uit hun eerste sleutel krijgen die vaak rond hun hals hangen. Of personeelsleden die hun sleutelbos in hun buurt houden door een gekleurd en hippe sleutelkoord eventueel met het logo van de school als gadget uitgedeeld op een opendeurdag. Preventieadviseurs kunnen advies geven over het al dan niet aankopen van dergelijke sleutelkoorden en de werkgever wijzen op de risico’s van dit gebruiksmiddel. Het advies zou kunnen zijn sleutelkoorden aan te kopen met een ontgrendelsysteem indien iemand er mee blijft hangen of wanneer iemand er bruusk aan trekt bij bijvoorbeeld een poging tot pesten. De preventieadviseur is de man of vrouw die hiervoor moet geadviseerd worden. Welke directeur zou graag zien dat er een ongeval gebeurt met een ‘ding’ waarvan achteraf blijkt dat het niet veilig is? Besluit: Binnen een preventiebeleid is een aankoop- en indienststellingsbeleid een belangrijke schakel. Een gemeenschappelijke preventieadviseur moet als coördinator van de (G)IDPBW, de lokale preventieadviseur ondersteuning geven bij zowel: het viseren van de offerte; de opmaak van een bestelbon; de aankoop van arbeidsmiddelen; de aankoop van PBM’s; als bij de levering ervan, zorgen voor de ondersteuning bij de controle op naleving van de bijkomende veiligheidseisen. Daarna is er nog een belangrijke ondersteunende taak, namelijk het in dienst stellen van de arbeidsmiddelen. De lokale preventieadviseur verleent zijn medewerking aan de werkgever om een procedure uit te werken betreffende het aankoop- en indienststellingsbeleid.
86
6.6.5. De gemeenschappelijke preventieadviseur zorgt voor de externe contacten In sommige scholen komt de brandweer geen controle uitvoeren op de brandveiligheid en levert zij geen brandpreventieverslag af. De aanvraag voor een brandpreventieverslag moet gebeuren via de burgemeester, die dan de opdracht geeft aan de brandweer om een brandpreventieverslag op te maken. Dit verslag is een officieel document. De gemeenschappelijke preventieadviseur is de geschikte contactpersoon om als vast aanspreekpunt te fungeren tussen het dienstdoende brandweerkorps van de verschillende technische bedrijfseenheden en de werkgevers. Dit geldt trouwens voor alle externe contacten die nodig zijn om de opdrachten voor de (G)IDPBW naar behoren uit te kunnen voeren. Besluit: In de functiebeschrijving van de gemeenschappelijke preventieadviseur, moet er een vermelding staan naar de coördinatie van de externe contacten. 6.6.6. Een jaaractiepunt De inventaris ontbreekt veelal of is onvolledig. Hierbij is het chemielokaal voor vele preventieadviseurs vrij onbekend terrein. De etikettering ontbreekt nog op een aantal scheikundige producten in labo chemie. Er zijn nog veel producten aanwezig die niet (meer) gebruikt worden tijdens de lessen (o.a. benzeen). Evenals de producten met gevaarlijke eigenschappen die verspreid zijn over en opgeslagen in de verschillende afdelingen, klassen of werkplaatsen. De opslag gebeurt niet steeds in geschikte afsluitbare kasten. Het advies dat de inspectie geeft is, om na de opmaak van de inventaris een opkuisactie te organiseren. Voor de producten, die in de lessen mogen gebruikt worden, is het leerplan de richtlijn. Een volgende stap is na te gaan of producten met gevaarlijke eigenschappen niet kunnen vervangen worden door ongevaarlijke producten. Dan kan ook een lijst opgemaakt worden van welke producten in de school mogen aanwezig zijn en in welke hoeveelheden. Een stockbeheerprogramma is hiervoor een handig instrument.88 Dit tekort staaft vooral ons eerder onderzoek dat de kennis omtrent deze materie niet aanwezig is in de betrokken scholen. Secretariaatsmedewerkers als preventieadviseur zijn meestal niet geschoold om gevaarlijke producten te onderscheiden van anderen. Zij kunnen wel beroep doen op de medewerking van de vakleerkrachten, maar dan is dit meestal na de lesuren dat dit moet gebeuren. Hierin speelt de vakkundige rol van de externe diensten zeker een hoofdrol, of beter nog de vaak goed opgeleide preventieadviseurs en de gemeenschappelijke preventieadviseur als leiding van de gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming. Hij moet de animator zijn om jaarlijks minstens één actiepunt te hebben waar een volledig schooljaar aangewerkt hebben of de intentie hebben om thematisch te werken. Besluit: Zoals een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming beschikt over vakkundig personeel, ieder met zijn ervaring en kennis, zo zou een (G)IDPBW ook moeten beschikken over verschillende preventieadviseurs met hun eigen specifieke interesse en kennis. Een gemeenschappelijke preventieadviseur moet de animator zijn om jaarlijks een nieuw jaaractiepunt aan te brengen. Hij moet er voor zorgen dat de lokale preventieadviseurs de nodige kennis op doen om zelfstandig in hun afdeling het jaaractiepunt mee te trekken. Een sterk gegeven is dat jaaractiepunten gekozen worden naargelang de reeds opgedane kennis van de lokale preventieadviseurs in het voorbije jaar.
88
de EDPBW Idewe, heeft voor het jaar 2006 als jaaractiepunt: inventarisatie van gevaarlijke producten. Zie website www.idewe.be
87
6.6.7. Duidelijke dialogen creëren met GPP en JAP als werkdocument Dat er een tekort is aan sanitaire installaties en er geen duidelijke scheiding gemaakt wordt tussen de sanitaire installaties voor jongens en voor meisjes is geweten. Het niet vooropstellen van prioriteiten omwille van financiële redenen speelt hierbij een rol. Nochtans als er een globaal preventieplan opgesteld werd in deze scholen, rekening houdende met de tekorten opgelijst in een checklijst via de jaarlijkse rondgang dan kon hier reeds lang op voorhand een aanvraag via DIGO voor ingediend worden. Een GPP is echter vaak nog een papierenkwestie en geen werkinstrument om een lange termijnvisie te ontwikkelen. De onderwijsinspectie stelt in de scholen vast dat door een goed werkende (G)IDPBW en een goede inbreng van agendapunten door werknemersafgevaardigden in het Comité er in de scholen een verbetering op hygiënisch vlak merkbaar is. Wederom speelt de ernst van de lokale preventieadviseur en zijn daarvoor voorziene tijdsbesteding een belangrijke rol. Een lokaal preventieadviseur die 2 lesuren (nog te vaak op papier) zich mag vrijmaken voor het inventariseren van tekorten in schoolgebouwen, moet ook nog zijn opmerkingen kwijt krijgen aan de werkgever die hier oor voor moet hebben. Via een goed uitgewerkte (G)IDPBW waar er dialoog mogelijk is tussen de gemeenschappelijke preventieadviseur, de lokale preventieadviseurs en de werkgevers kunnen er prioriteiten en strategische afspraken gemaakt worden. Dit moet wel opgenomen zijn in de functiebeschrijving van de preventieadviseurs. Het sterke element van de functiebeschrijving komt nu aan het licht. De werkgever schrijft in de functiebeschrijving van de preventieadviseur dat er op regelmatige tijdstippen overleg moet zijn met de werkgever of ander actoren van de wet op het welzijn. Indien er geen momenten voorzien worden voor overleg kan de preventieadviseur zijn functiebeschrijving gebruiken als argument om op regelmatige tijdstippen overlegmomenten te voorzien. In organisaties waar regelmatig overleg is, is er wel verbetering zichtbaar in de nodige toebehoren zoals voldoende wastafels, zeepdispensers en hygiënische voorzieningen voor het drogen van de handen. Evenals het opzetten van procedures voor het onderhoud en de schoonmaak van de dergelijke sanitaire ruimtes. Besluit: De functiebeschrijving kan als argument gebruikt worden om in dialoog te treden met de verschillende actoren. Het welzijnsbeleid moet met behulp van het globaal preventieplan en het jaaractieplan de mogelijkheid geven om prioriteiten en strategische afspraken te maken. In de functiebeschrijving moet er aandacht zijn voor: Pleegt regelmatig overleg met … (afgevaardigde van de inrichtende macht, de werkgever, de rechtstreeks leidinggevende van de (G)IDPBW of de afdeling, preventieadviseurs, externe diensten, …) 6.7. Het identificatiedocument Daar de opdrachten van de verschillende preventieadviseurs in de organisatie aanvullend zijn, kunnen de taakverdelingen niet los van elkaar gezien worden. De invulling van alle wettelijke opdrachten moeten vermeld worden89. Het is aan te raden dat directies vanuit hun visie op de toekomst en voeling met de schoolcultuur best positie m.b.t. de wijze van invulling kiezen.90 Uiteindelijk blijft de werkgever verantwoordelijk voor een correcte invulling van de wettelijke verplichtingen en gemaakte afspraken. Om de taken van de respectievelijke preventieadviseurs te verdelen moeten wij eerst nakijken wat de wet hiervoor weergeeft: De aanwezigheid van een goed werkende (gemeenschappelijke) interne dienst PBW binnen de scholengemeenschappen, is noodzakelijk voor de uitbouw van een doeltreffend preventiebeleid ten aanzien van het welzijn op het werk.
89
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, , T. II, H. I, Afd. II,: de opdrachten van de interne dienst preventie en bescherming op het werk. 90 functieomschrijving voor ‘Preventieadviseur’ en ‘Centrale preventieadviseur’, Coprant vzw.
88
De preventieadviseurs van deze (gemeenschappelijke) interne dienst moeten dan ook voldoende kennis hebben van de wetgeving en bekwaam zijn om de risico’s op te sporen en middelen te adviseren om deze risico’s weg te werken. De wetgeving huldigt het principe van de multidisciplinariteit bij het opstellen en uitvoeren van het preventiebeleid. De werkgever kan een beroep doen op vijf verschillende deskundigen inzake: - de arbeidsveiligheid - de arbeidsgeneeskunde - de ergonomie - de bedrijfshygiëne - de psychosociale aspecten van de arbeid, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Binnen de (G)IDPBW moet steeds een preventieadviseur, arbeidsveiligheid, aanwezig zijn en doordat het aantal voltijdse equivalenten de 1000 overstijgt zal de vorming ervan niveau I moeten zijn. Scholen worden verondersteld geen eigen gezondheidstoezicht te organiseren (wettelijk zou dit wel kunnen, maar tot op vandaag is dit financieel niet interessant), hierdoor wordt voor de deskundigheid arbeidsgeneeskunde beroep gedaan op een externe dienst. Uit het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan kan bovendien blijken dat er nood is aan deskundigen met de specialisaties ergonomie, bedrijfshygiëne en psychosociale aspecten. Hier kan de werkgever kiezen: hij werft zo’n deskundige aan binnen de (G)IDPBW of doet een beroep op een externe dienst PBW. Ook bestaat er de mogelijkheid dat de werkgever beroep doet op andere personen binnen zijn scholen die niet behoren tot de (G)IDPBW. Deze personen moeten wel beschikken over de deskundigheid zoals vermeld in artikel 22, 3° en 4° van het Koninklijk Besluit van 27 maart 1998 betreffende de Externe Diensten PBW en voor zover deze personen kunnen beschikken over de nodige tijd en middelen. Voorlopig zal het er op aankomen dat de (G)IDPBW de kennis in huis haalt voor het aspect arbeidsveiligheid en voorlopig de andere 4 aspecten uitgeeft aan een EDPBW. Belangrijk hierbij te vermelden is ook voor (G)IDPBW, dat één enkele preventieadviseur terzelfdertijd niet meer dan twee disciplines mag vertegenwoordigen.91 In elk geval mag de discipline inzake arbeidsveiligheid en deze inzake arbeidsgeneeskunde nooit door één en dezelfde persoon beoefend worden. We gaan er dus van uit dat een (G)IDPBW voor zijn risicobeheersing beroep doet op het aspect van arbeidsveiligheid. De (G)IDPBW heeft een lange lijst van taken en opdrachten (art. 4 tot en met 12 van het KB betreffende de Interne Dienst PBW: Codex, Titel II, Hoofdstuk I) Enkele voorbeelden hiervan zijn: veelvuldig en systematisch onderzoeken in de werkplaatsen verrichten; op aanvraag van de werknemersafgevaardigden in het CPBW in de kortst mogelijke tijd overgaan tot het onderzoek van de werkplaatsen; ten minste éénmaal per jaar een grondig onderzoek verrichten van de arbeidsplaatsen en de werkposten; de aanleiding van arbeidsongevallen en incidenten onderzoeken en opstellen van de arbeidsongevallensteekkaart; in geval van dringende noodzakelijkheid en de onmogelijkheid om op de directie een beroep te doen, zelf de nodige maatregelen treffen; opstellen van de maand- en jaarverslagen van de IDPBW en (G)IDPBW; de documenten opstellen in het kader van het preventiebeleid; het secretariaatswerk van het gemeenschappelijk CPBW en het lokaal CPBW uitvoeren;
91
Externe Dienst, K.B. 27 maart 1998, art 23.
89
advies geven over de risicoanalyse en de preventiemaatregelen, over de organisatie van de arbeidsplaatsen, de omgevingsfactoren, de fysische, chemische en biologische agentia, de arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de hygiëne op de arbeidsplaatsen, …; ter beschikking staan van de werkgever, de hiërarchische lijn en de werknemers voor alle vragen die rijzen in verband met de toepassing van de welzijnswetgeving; voorstellen doen voor het onthaal, de informatie, de vorming en sensibilisatie van de werknemers; meewerken aan de organisatie van de eerste hulp; meewerken aan het onderzoek van de werkdruk en de aanpassing van de techniek en de arbeidsomstandigheden aan de mens; samenwerken met de Externe Dienst PBW. Als men dit lijstje overlopen heeft, zullen sommige (toekomstige) preventieadviseurs niet weten waar eerste aan te beginnen en is het overduidelijk dat het scoren op de inspectie-index nog ondermaats is (niveau 2 of lager) voor 1 op de 5 secundaire scholen (de eerder vernoemde risicoscholen) als het ambt van preventieadviseur moet gehaald worden uit een ‘overschot’ van pedagogische lesuren. Directeurs zijn uiteraard dagelijks aan het pedagogisch beleid aan het sleutelen, maar niet met bovenstaande opsomming. Het is ook geen oplossing om een preventieadviseur niveau I aan te duiden die 20% van zijn voltijdse opdracht mag meewerken aan het toepassen van de wet op het welzijn. Er moeten duidelijke taken gegeven worden door de werkgever wat men verwacht van de gemeenschappelijke en lokale preventieadviseurs. Wettelijk moet dit trouwens ook vermeld worden in een identificatiedocument92. Art. 8. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 9 tot 12 worden de opdrachten en taken bedoeld in de artikelen 5 tot 7 uitgeoefend door de interne dienst of de externe dienst. Onverminderd de bepaling van artikel 11, kunnen alle opdrachten en taken bedoeld in het eerste lid worden uitgeoefend door de interne dienst, indien deze over de vereist bekwaamheid beschikt. De werkgever moet het in het vierde lid bedoelde identificatiedocument, hetzij apart, hetzij als deel van het jaarverslag van de dienst, hetzij als een bijlage bij de overeenkomst met de externe dienst ter beschikking houden van de met toezicht belaste ambtenaar. Dit document vermeldt: 1° de identificatie van de werkgever; 2° de opdrachten die door de interne dienst worden verricht, eventueel middels een verwijzing naar de desbetreffende bepalingen van dit besluit; 3° de samenstelling van de interne dienst, het aantal preventieadviseurs, hun kwalificaties en hun prestatieduur; 4° de vaardigheden die vertegenwoordigd zijn in de interne dienst, zodat de opdrachten volledig en doeltreffend kunnen worden vervuld; 5° de administratieve, technische en financiële middelen waarover de interne dienst beschikt; 6° de adviezen van het Comité; 7° wanneer het gaat om de opdracht inzake gezondheidstoezicht, een kopie van de erkenning verleend door de bevoegde Gemeenschap. Dit document93 is het enige document dat ter inzage moet aanwezig zijn in de scholen waar de tijdsbesteding van de preventieadviseurs wordt vermeld. Dit document wordt ook ter advies voorgelegd aan het CPBW. 92 93
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, art. 8. Voor een voorbeeld van identificatiedocument, zie bijlage 7.
90
6.8. Opdrachten Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk94 Indeling in groepen: Voor de toepassing van de bepalingen van het uitvoeringsbesluit voor de organisatie van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk worden de werkgevers in vier groepen ingedeeld.95 Deze groepen worden bepaald door het aantal werknemers. Het aantal werknemers kan verminderd worden afhankelijk van de activiteit van de technische bedrijfseenheid. Daar het onderwijs niet behoort tot de industrie wordt hier geen rekening mee gehouden. K.B. Interne Dienst, art. 3. § 1. Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit worden de werkgevers in vier groepen ingedeeld. De groep A bevat de werkgevers die meer dan 1000 werknemers tewerkstellen. ... De groep B omvat de werkgevers: Die tussen 200 en 1000 werknemers tewerkstellen en die niet opgenomen zijn in groep A; … De groep C omvat de werkgevers die minder dan 200 werknemers tewerkstellen en die niet zijn opgenomen in de groep A en B; De groep D omvat de werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen en waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult.
Groep A bevat de werkgevers die meer dan 1000 werknemers tewerkstellen. Tot deze groep behoort de organisatie van de Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, zeker met het vooruitzicht dat inrichtende machten en schoolbesturen in de toekomst nog meer gaan samenwerken Groep B bevat de werkgevers die tussen 200 en 1000 werknemers tewerkstellen en die niet opgenomen zijn in groep A. Hier vinden we in het onderwijslandschap vaak Interne Diensten terug bestaande uit scholen op verschillende vestigingsplaatsen. Groep C omvat de werkgevers die minder dan 200 werknemers tewerkstellen en die niet zijn opgenomen in de groep A en B. Groep D omvat de werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen en waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult.
AANTAL WERKNEMERS 1 19 20 D C
199
200 B
999
1000 A
>1000
94
Bron: VDVHB Werkgroep Reglementering Bijlage bij VDVHB-nieuwsbrief 143 – juni 1998, Bron: website IKMO 95 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, art.3 §1.
91
In verschillende bronnen, kan men de wettelijk opgelegde opdrachten96 voor de IDPBW, in tabelvorm terugvinden. We geven hieronder een voorbeeld. In deze tabel valt op dat, voor een organisatie behorende tot groep A of groep B, verscheidene opdrachten en taken door de (gemeenschappelijke) interne dienst zelf moeten worden vervuld. Het is aan de werkgever om te bepalen wie deze opdrachten en taken moet uitvoeren. Het is onmogelijk om een gemeenschappelijke preventieadviseur aan te duiden voor een deeltijdse opdracht als hiervan verwacht wordt dat hij alle taken en opdrachten van de (G)IDPBW moet realiseren. Het is ook ondenkbaar dat de (G)IDPBW bestaat uit één persoon. Om deze reden moet er werk gemaakt worden van een efficiënte, goed uitgebouwde (G)IDPBW, met: • • • • • •
•
een engagement van de werkgever in de vorm van een beleidsverklaring; een hiërarchische lijn met minimum opleiding basisveiligheid; vakkundig gevormde preventieadviseurs; voldoende preventiemedewerkers per vestigingsplaats; voldoende tijdsbesteding voor alle preventieadviseurs; een aanvraag voor oprichting van een Gemeenschappelijke Interne Dienst PBW waarin de tijdsbesteding en de medewerkers van de GIDPBW worden vastgelegd in een Koninklijk Besluit; een taakverdeling van de preventieadviseurs in de vorm van een functieomschrijving als werkinstrument.
Een functieomschrijving met de nodige kerncompetenties zullen we in het volgende hoofdstuk bespreken.
96
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, art. 8, Onverminderd de bepalingen van de artikelen 9 tot 12 worden de opdrachten en taken bedoeld in de artikelen 5 tot 7 uitgeoefend door de interne dienst of de externe dienst. Artikelen 9 tot 12 bepalen voor de groepen A, B en C wanneer de IDPBW of een EDPBW de opdrachten voorzien in de wetgeving mogen of moeten uitvoeren.
92
Alinea 2
10°
9°
8°
7°
6.
5°
3° 4°
2°
1°
a) b) c) d)
a) b) c) d) e)
c)
a) b)
Bijstand verlenen aan werkgever, hiërarchische lijn en werknemers bij te staan in de uitwerking, programmatie, uivoering en evaluatie van het beleid bepaald door het DRBS In het kader van het DRBS heeft de IDPBW volgende opdrachten: in verband met de risicoanalyse: Meewerken aan de identificatie van de gevaren Advies verlenen over de resultaten die voortvloeien uit het vaststellen en nader bepalen van de risico’s, en maatregelen voorstellen teneinde over een permanente risicoanalyse te beschikken Advies verlenen en voorstellen formuleren voor de opstelling, uitvoering en bijsturen van het GPP en JAP Deelnemen aan de studie van de factoren die van invloed zijn op het ontstaan van ongevallen of incidenten en aan de studie van de oorzaken van doorslaggevende aard van elk ongeval dat een arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft gehad Deelnemen aan de analyse van de oorzaken van beroepsziekten Bijdragen tot en meewerken aan het onderzoek van de werkdruk, de aanpassing van de techniek en de arbeidsomstandigheden aan de menselijke fysiologie evenals de voorkoming van overmatige professionele fysieke en mentale vermoeidheid en deelnemen aan de analyse van de oorzaken van aandoeningen te wjjten aan de werkdruk en andere psycho-sociale factoren verbonden aan de arbeid. Advies verlenen over de organisatie van de arbeidsplaats, de werkpost, de omgevingsfactoren en fysische, chemische, carcinogene en biologische agentia, de arbeidsmiddelen en de individuele uitrusting Advies verlenen over de hygiëne op de arbeidsplaats inzonderheid wat de keukens, refters, kleedkamers, sanitaire installaties, werk- en rustzitplaatsen en andere bijzondere sociale voorzieningen eigen aan de onderneming betreft die bestemd zijn voor de werknemers Advies verlenen over het opstellen van instructies betreffende: Het gebruik van arbeidsmiddelen Het gebruik van chemische en carcinogene stoffen en preparaten en biologische agentia Het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen De voorkoming van brand De toe te passen procedures in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar Advies verlenen over de vorming van de werknemers Bij indienstneming Bij een overplaatsing of verandering van functie Bij invoering van een nieuw arbeidsmiddel of verandering van arbeidsmiddel Bij invoering van een nieuwe technologie Voorstellen doen voor het onthaal, de informatie, de vorming en de sensibilisering van de werknemers inzake de maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing in de onderneming of instelling en medewerken aan de maatregelen en de uitwerking van propagandamiddelen die in dat verband worden vastgesteld door het CPBW Aan de werkgever en aan het Comité advies verstrekken over ieder ontwerp, maatregel of middel waarvan de werkgever de toepassing overweegt en die rechtstreeks of onrechtstreeks,
Art. 5
Alinea 1
Afdeling 2: De opdrachten van de interne dienst OVERZICHT VAN DE OPDRACHTEN & TAKEN
KB 27 maart 1998 Codex, titel II hfdst I Artikels van het KB
IDPBW
IDPBW IDPBW IDPBW IDPBW IDPBW
IDPBW IDPBW IDPBW IDPBW IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
IDPBW
GROEP A (Art. 9)
GROEP B (Art. 9)
IDPBW
GROEP C MET PA NI of NII (Art. 10)
IDPBW
EDPBW
EDPBW EDPBW
ZONDER PA NI of NII (Art. 11 & 12) EDPBW
EDPBW
EDPBW EDPBW
EDPBW
GROEP D (Art. 11§3)
93
Art. 7
Art. 6
§1
1°
3°
2°
1°
15° 16°
14°
13°
12°
11°
c)
b)
a)
c)
b)
a)
onmiddellijk of op termijn, gevolgen kunnen hebben voor het welzijn van de werknemers Deelnemen aan de coördinatie, de samenwerking en de informatie inzak het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wat betreft de ondernemingen van buitenaf en zelfstandigen en meewerken aan de coördinatie, de samenwerking en de informatie inzake veiligheid en gezondheid wat betreft de ondernemingen en instellingen die aanwezig zijn op eenzelfde arbeidsplaats of wat betreft de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen Ter beschikking staan van de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers voor alle vragen die rijzen in verband met de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten en deze, in voorkomend geval, voorleggen voor advies aan de externe dienst; Meewerken aan de uitwerking van de interne noodprocedures en de toepassing van de maatregelen te nemen in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar Meewerken aan de organisatie van de eerste hulp en dringende verzorging van werknemers die slachtoffer zijn van een ongeval of getroffen worden door ziekte Het verzekeren van het secretariaat van het comité Alle andere opdrachten verrichten die worden opgelegd door de wet en de uitvoeringsbesluiten Naast de samenwerking voor het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in artikel 5, zijn de volgende opdrachten voorbehouden aan de preventieadviseurs van de afdeling medisch toezicht Het onderzoeken van de wisselwerking tussen mens en de arbeid en hierdoor bijdragen tot een betere afstemming van de mens op zijn taak enerzijds en de aanpassing van het werk aan de mens anderzijds Het gezondheidstoezicht op de werknemers verzekeren inzonderheid om: Te vermijden dat werknemers worden tewerkgesteld aan taken waarvan zij, wegens hun gezondheidstoestand normaal de risico’s niet kunnen dragen en te vermijden dat personen tot het werk worden toegelaten die getroffen zijn door ernstige besmettelijke aandoeningen of die een gevaar voor de veiligheid inhouden van de andere werknemers De tewerkstellingskansen te bevorderen voor iedereen, onder meer door het voorstellen van aangepaste werkmethodes, het voorstellen van aanpassingen van de werkpost en het zoeken naar aangepast werk, ook voor personen met een beperkte arbeidsgeschiktheid Zo vroeg mogelijk beroepsziekten en de aandoeningen gebonden aan de arbeid op te sporen, de werknemers te informeren en te adviseren over de aandoeningen en gebreken waardoor zij zijn getroffen en mee te werken aan het opsporen en de studie van de risicofactoren die van invloed zijn op beroepsziekten en aandoeningen gebonden aan de uitvoering van het werk Toezicht houden op de organisatie van de eerste hulp en dringende verzorging van de werknemers die het slachtoffer zijn van een ongeval of getroffen worden door ziekte Om deze opdrachten te vervullen zijn de preventieadviseurs ertoe gehouden ten minste de volgende taken uit te oefenen: In het kader van de permanente risicoanalyse en het opstellen en het bijsturen van het GPP en het JAP: Verrichten van veelvuldige en systematische onderzoeken op de arbeidsplaats, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de werkgever, hetzij binnen de korst mogelijke tijd na een aanvraag van de werknemers of hun vertegenwoordigers Op eigen initiatief, op vraag van de werkgever of op vraag van de betrokken werknemers de werkposten te onderzoeken telkens wanneer een werknemer die op die werkpost wordt tewerkgesteld wordt blootgesteld aan de verhoging van de risico’s of nieuwe risico’s Ten minste éénmaal per jaar een grondig onderzoek verrichten van de arbeidsplaatsen en van de IDPBW
IDPBW
IDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
IDPBW
IDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
94
3°
1° 2°
b)
a)
b) c)
a)
werkposten Onderzoeken doen naar aanleiding van arbeidsongevallen en incidenten die zich op de arbeidsplaats hebben voorgedaan. De nuttige, de nodige en pertinente onderzoeken en opsporingen verrichten voor de verbetering van het welzijn van de werknemers Zelfanalyses of controles uitvoeren of doen uitvoeren onder de voorwaarden bepaald door de wet en de uitvoeringsbesluiten Kennis nemen van de fabricageprocédés, werkmethodes en arbeidsprocessen en ze ter plaats onderzoeken en maatregelen voorstellen om de risico’s te verhelpen die eruit voortvloeien De nodige documentatie bijhouden waarvan de inhoud bepaald is in bijlage I In geval van dringende noodzakelijkheid en de onmogelijkheid om op de directie beroep te doen, zelf de nodige maatregelen treffen om de oorzaken van het gevaar of hinder te verhelpen De taken die de werkgever hen geeft in toepassing van artikel 26 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, teneinde de herhaling van ernstige arbeidsongevallen te vermijden. In het kader van het beheer en de werking van de dienst te zorgen voor: Het opstellen bij de werkgevers van de groepen A, B en C van de maandverslagen en bij de werkgevers die minder dan 50 werknemers tewerkstellen en die niet behoren tot groep B van de driemaandelijkse verslagen waarvan de inhoud is bepaald in bijlage II bij dit besluit Het opstellen van het jaarverslag waarvan de inhoud is bepaald in bijlage III bij dit besluit Het opstellen van de arbeidsongevallensteekkaart waarvan de inhoud is bepaald in bijlage IV bij dit besluit of het invullen van het formulier voor de aangifte van het arbeidsongeval, overeenkomstig artikel 28 van het koninklijk besluit van 27 maart1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De documenten op te stellen, aan te vullen of te viseren in het kader van de keuze, de aankoop, het gebruik en het onderhoud van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen De kennisgevingen die in toepassing van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten aan de overheid moeten worden verricht bij te houden Taken in het kader van het secretariaatswerk van het Comité te verrichten zoals bepaald in de reglementering die de werking van het Comité vaststelt In het kader van de opdrachten inzake gezondheidstoezicht bepaald in artikel 6 zijn volgende taken voorbehouden aan de afdeling belast met het medisch toezicht: Ervoor zorgen dat de werknemers die het slachtoffer zijn van een ongeval of getroffen worden door ziekte, de eerste hulp en de dringende verzorging krijgen, tenzij andere medische diensten opgericht in toepassing van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen hiermee belast zijn De aangifte doen van beroepsziekten Indien beroep gedaan wordt op een externe dienst wordt de interne dienst steeds belast met de volgende opdrachten: De samenwerking met de externe dienst organiseren De coördinatie verzekeren met de externe dienst door aan deze externe dienst alle nuttige informatie te verstrekken die zij nodig heeft voor het vervullen van haar opdrachten In het kader van de risicoanalyse samenwerken met de externe dienst, door de preventieadviseur van de externe dienst te vergezellen bij onderzoekingen op de arbeidsplaats en hem bij te staan bij IDPBW
IDPBW IDPBW
EDPBW
EDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
EDPBW
EDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
EDPBW
EDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW IDPBW
IDPBW
EDPBW
IDPBW IDPBW
EDPBW97
IDPBW
IDPBW IDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW
EDPBW98
95
Belangrijk is hier op te merken dat indien er geen preventieadviseur met opleiding niveau I of II aanwezig is in de (G)IDPBW, dan moet het onderzoek naar aanleiding van arbeidsongevallen met vier of meer dagen arbeidsongeschiktheid uitgevoerd worden door de EDPBW. 98 Het onderzoek naar aanleiding van arbeidsongevallen met vier of meer dagen arbeidsongeschiktheid moet uitgevoerd worden door de EDPBW.
97
Art.12
§2
5°
4°
3°
2°
j)
h) i)
g)
f)
e)
d)
5°
4°
Tabel 5: opdrachten Interne Dienst
het onderzoeken van de oorzaken van arbeidsongevallen en beroepsziekten en bij het opstellen van inventarissen Medewerken met de externe dienst in het kader van de implementatie van de preventiemaatregelen die op basis van de risicoanalyse zijn vastgelegd inzonderheid door advies te verstekken in verband met de maatregelen inzake propaganda en inzake het onthaal, de informatie, de vorming en sensibilisering van de werknemers en inzake het opstellen van de instructies ten behoeve van de werknemers Het medewerken aan de uitwerking van de procedures te volgen bij ernstig en onmiddellijk gevaar, de organisatie van de eerste hulp en de dringende verzorging IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
IDPBW
96
6.9. Besluit In een (G)IDPBW zullen verschillende personen met elkaar moeten samenwerken. Dit is niet anders dan voor gelijk welke organisatie. Vertrokken van de noodzaak volgens de doorlichting heb ik achtereenvolgens 7 werkpunten voorgesteld waar we rekening mee kunnen houden voor een efficiënt werkende (G)IDPBW. Deze werkpunten zijn: • Vermijd een combinatie van technisch adviseur coördinator en preventieadviseur; • Zorg voor een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ die bestaat uit verschillende actoren; • Maak de (G)IDPBW niet te groot; • Aandacht voor een procedure voor een aankoop- en indienststellingsbeleid; • De gemeenschappelijke preventieadviseur zorgt voor de externe contacten; • Een jaaractiepunt of thematisch werken moet deel uitmaken van de opdracht van de gemeenschappelijke preventieadviseur; • Duidelijke dialogen creëren met GPP en JAP als werkdocument De opdrachten van de (G)IDPBW en de taken van de preventieadviseurs moeten door de werkgever gekend zijn en er moet duidelijkheid zijn wie welke opdrachten uitvoert. Het identificatiedocument is daar een belangrijk document voor.
97
Hoofdstuk 7: Functiebeschrijving van preventieadviseurs 7.1. Taken van de preventieadviseur 7.1.1. Soorten preventieadviseurs Zoals de tabel in vorig hoofdstuk weergeeft, kan de (G)IDPBW de meeste taken van de in de wet opgegeven opdrachten (art. 5 en art. 7) zelf uitvoeren, mits de voorwaarde voldaan is dat de preventieadviseur die de leiding heeft van de (gemeenschappelijke) interne dienst over de nodige kennis beschikt. Indien een preventieadviseur niveau I in dienst is, kunnen hoger genoemde opdrachten door deze persoon uitgevoerd en afgehandeld worden. De meeste scholen, waar een beperkt aantal risico’s aanwezig zijn, zoals ASO scholen, TSO/BSO scholen van de zachte sector en het basisonderwijs, hebben een preventieadviseur die in het beste geval een basisopleiding, niveau 3, gevolgd heeft. Deze preventieadviseur heeft een beperking in het uitvoeren van zijn opdrachten. Zo mag deze preventieadviseur geen belangrijke risicoanalyses maken, geen arbeidsongeval met een arbeidsongeschiktheid van 4 dagen of meer onderzoeken. Het gevolg hiervan is dat men in scholen voor verschillende opdrachten, wettelijk een beroep moet doen op Externe diensten. Hierbij valt op te merken dat werkgevers die behoren tot groep D, wettelijk verplicht blijven om de opdrachten te laten uitvoeren door een Externe dienst.99 Het is daarom van belang om de opdrachten die wettelijk moeten gebeuren op te splitsen in soort van preventieadviseur: opdrachten voor een preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke interne dienst (niveau I), gemeenschappelijke preventieadviseur genoemd; opdrachten voor een preventieadviseur, belast met de leiding van de interne dienst (niveau II), coördinerende preventieadviseur genoemd; opdrachten voor een preventieadviseur voor een afdeling van de interne dienst of een technische bedrijfseenheid (minstens niveau 3), lokale preventieadviseur genoemd; opdrachten voor een contactpersoon zonder vorming en met een minimum aan opdrachten in een vestigingsplaats, preventiemedewerker genoemd. GIDPBW Gemeenschappelijke preventieadviseur Niv I
IDPBW 1
IDPBW 2
Coördinerende preventieadviseur min. Niv II
Coördinerende preventieadviseur min. Niv II
…
Afdeling 1
Afdeling 2
Afdeling 3
Afdeling 4
Lokale preventieadviseur min. Niv III
preventiemedewerker
Lokale preventieadviseur min. Niv III
Lokale preventieadviseur min. Niv III
…
99
Externe Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. II, art.11 §3.
98
7.1.2. Opdrachten preventieadviseur
voor
een
gemeenschappelijke
preventieadviseur
versus
lokale
We bespreken de gemakkelijkste vorm van (G)IDPBW. Eén gemeenschappelijke preventieadviseur die de leiding heeft van de Gemeenschappelijke Interne Dienst PBW voor minstens 2 inrichtende machten en verschillende lokale preventieadviseurs per vestigingsplaats. Voor een scholengemeenschap met n inrichtende machten is dit de meest gunstige situatie indien de wetgeving dit toelaat. Om zeker te zijn of de wetgeving wordt toegepast is om het organogram voor te leggen ter advies aan de met toezicht belaste ambtenaar van uw regio.
GIDPBW Gemeenschappelijke preventieadviseur Niv I
Afdeling 1 IM 1 Lokale preventieadviseur min. Niv III
Afdeling 2 IM 1 preventiemedewerker
Afdeling 3 IM 2 Lokale preventieadviseur min. Niv III
Afdeling 4 IM 3 Lokale preventieadviseur min. Niv III
…
…
Indien er geen GIDPBW is opgericht voor de school als organisatie, maar 1 IDPBW voor een scholengemeenschap bestaande uit 1 inrichtende macht, dan volstaat het in het vervolg van deze tekst, het woord gemeenschappelijk te vervangen door coördinerend.
IDPBW Coördinerende preventieadviseur min. Niv II
Afdeling 1
Afdeling 2
Afdeling 3
Afdeling 4
Lokale preventieadviseur min. Niv III
preventiemedewerker
Lokale preventieadviseur min. Niv III
Lokale preventieadviseur min. Niv III
…
99
We bespreken de taken voor de gemeenschappelijke preventieadviseur en deze voor de lokale preventieadviseurs. De functieomschrijvingen voor de coördinerende preventieadviseurs en de preventiemedewerkers kunnen zoals later wordt samengevat hieruit afgeleid worden. 1. Gemeenschappelijk versus lokaal Zoals een gemeenschappelijke preventieadviseur de leiding heeft van de GIDPBW zo zal een lokale preventieadviseur de leiding hebben van een afdeling. Hierdoor kunnen we de opdrachten vanuit de wet beschreven opsplitsen in een taakverdeling voor gemeenschappelijke versus lokale preventie. Het blijft van uiterst belang dat de primaire preventie primeert. 2. Advies verlenen versus Informeren De gemeenschappelijke preventieadviseur zal voor de (G)IDPBW optreden op het domein arbeidsveiligheid. Door zijn kennis en gevolgde opleiding zal hij voornamelijk advies verlenen aan de werkgever, de hiërarchische lijn en de lokale preventieadviseurs. Iedere school heeft zijn eigenheid en de gemeenschappelijke preventieadviseur zal deze cultuur moeten respecteren. De lokale preventieadviseur blijft het aanspreekpunt voor de werknemers en de werkgevers van de plaatselijke school in toepassing van de wet op het welzijn. Hij zal de werkgevers informeren over zijn eigen kennis en ervaring of advies dat hij ingewonnen heeft bij de gemeenschappelijke preventieadviseur. Eveneens heeft de lokale preventieadviseur de plicht informatie door te geven naar de gemeenschappelijke preventieadviseur. Hij zal informatie moeten geven over bestaande knelpunten of onwetendheden zoals, Informeren bij calamiteiten Informeren bij ernstige risico’s Informeren bij aankoop van arbeidsmiddelen Informeren bij de indienststelling van arbeidsmiddelen Informeren bij ernstige of zeer ernstige ongevallen … Hierdoor kan ook de gemeenschappelijke preventieadviseur overleg plegen met zijn rechtstreekse werkgever (coördinerende directeur van de scholengemeenschap) of een gepast advies formuleren en meedelen aan de lokale preventieadviseur.
Preventieadviseur, belast met de leiding van de Gemeenschappelijke Interne Dienst PBW
Adviseren Informeren
Preventieadviseur, belast met de leiding van de Interne Dienst PBW of een afdeling
100
3. Meewerken Zowel op het niveau van de (G)IDPBW als voor de afdeling is samenwerken en meewerken met de werkgever100, de hiërarchische lijn en de werknemers101, prioritair voor een preventieadviseur om aan alle verplichtingen die de wet op het welzijn voorschrijft te voldoen. Of dit nu de gemeenschappelijke, coördinerende of een lokale preventieadviseur is, doet er niet toe. In de wetgeving staat duidelijk vermeld dat een interne dienst de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers moet bijstaan voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en alle andere preventiemaatregelen en activiteiten102. Indien bij de risicobeheersing beroep gedaan wordt op het aspect arbeidsgeneeskunde, psychosociale aspecten, ergonomie, arbeidshygiëne op een externe dienst of indien bij een technische controle beroep gedaan wordt op een extern controleorganisme moeten alle preventieadviseurs meewerken. 4. Besturen versus bijsturen Een (G)IDPBW kan stuurloos niet werken. De leiding van deze diensten moeten de nodige capaciteiten en competenties bezitten om deze diensten te leiden. Enerzijds is het besturen van deze diensten van belang, maar ook het continu bijsturen van het beleid en de activiteiten op de werkvloer (= primaire preventie). Het is van belang dat de preventieadviseur tijdig bijstuurt waar een mogelijk risico zich zou kunnen voordoen. We spreken van een pro-actief preventiebeleid dat moet gevoerd worden of laten we zeggen een preventiestructuur dat pro-actief moet gestuurd worden. Dan is de kans groot dat het geschreven hoofdstuk in verband met preventiecultuur kan gelezen worden en ook in de praktijk zichtbaar is. We weten allen dat het gras niet groeit door er aan te trekken maar we moeten ook niet wachten tot het gras groen genoeg is vooraleer we er ons op mogen begeven. Wacht als preventieadviseur niet tot het gras groen ziet, maar geef het de gepaste meststoffen en water en bijkomende graszaden daar waar nodig. En dat kun een leidinggevende alleen doen door zich tijdig op het grasveld te begeven en niet door aan de kant te blijven staan tot er zich iets voordoet om in te grijpen. 5. Organiseren Een gemeenschappelijke preventieadviseur en een lokale preventieadviseur moet veelvuldig onderzoek verrichten, ieder volgens zijn kennis. Hij moet zijn preventiediensten efficiënt organiseren. Dat een preventieadviseur aan de kant moet staan en wachten tot er advies wordt gevraagd van de werkgever of hiërarchische lijn hebben we reeds eerder besproken en getuigt niet van een pro-actief preventiebeleid. De preventieadviseurs zullen moeten animeren en organiseren zoveel als de organisatie vereist. Werkgevers en leden van de hiërarchische lijn, die zelf initiatieven nemen op gebied van de wet op het welzijn, zullen minder organisatie vragen van de lokale preventieadviseurs dan voor werkgevers die niet gebeten zijn door één of andere vorm van preventiecultuur. Het is niet de bedoeling dat de preventieadviseurs de drijvende kracht blijven voor het toepassen van de wetgeving, maar eerst moet er georganiseerd worden om veiligheid bewust te maken bij alle actoren van de (G)IDPBW. Voor het verlenen van advies, het meewerken aan de coördinatie van externe diensten en controleorganismen en dit ter voorkoming van risico’s, het bijsturen van de gemeenschappelijke diensten en de interne diensten met zijn afdelingen zijn er tal van modeldocumenten die kunnen uitgewerkt worden zodanig dat iedere school zijn eigen cultuur kan behouden. Dit gaat van het preventieregister, over het globaal preventieplan en het jaaractieplan, inventarisatieinstrumenten tot het opstellen van verschillende checklijsten die nodig zijn voor het opsporen van mogelijke risico’s. Het opstellen van modeldocumenten in samenspraak met de interne dienst en zijn lokale preventieadviseurs, de werknemers, de hiërarchische lijn en de werknemers. Zowel het implementeren van deze documenten, als het ter beschikking stellen van deze documenten, tot een bruikbaar
100
Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 5. Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 6. 102 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, art. 4. 101
101
ordeningssysteem via een eventueel beschikbaar internetplatform, behoren tot de organisatie van de coördinerende preventieadviseur. Daartegenover is het de bedoeling dat de individuele scholen met hun lokale preventieadviseurs deze documenten ook toepassen in hun organisatie. Daarom moeten de lokale preventieadviseurs het nodige organiseren en communiceren met hun rechtstreekse medewerkers zodat deze documenten bruikbare documenten worden voor iedere gebruiker. We vatten deze 5 vergelijkingen als volgt samen:
Secundaire preventie Gemeenschappelijke preventieadviseur
Primaire preventie Lokaal preventieadviseur
Gemeenschappelijk Advies verlenen Meewerken Besturen Organiseren
Informeren Meewerken Bijsturen Organiseren Lokaal
Als we ook rekening houden met de opdrachten volgens tabel 5, dan vertaalt zich dat in onderstaande tabel waaruit we functieomschrijvingen kunnen opstellen.
102
Gemeenschappelijke preventieadviseur Gemeenschappelijk Advies verlenen Art.5, 13°
Art.5, 11°
Art 5, 10°
Art 5, 9°
Art.5, 8° Art.5, 7° Art.5, 6° Art.5, 5°
Art.5, 4°
Art.5 3°
Art.5,16° Art.5, 15° Art.5, 14°
Art.5, 12° Art.5, 1°
Art.12 Art. 7, 1° d)
Besturen & Organiseren
103
Informeren
Meewerken aan de uitwerking van de interne noodprocedure en de toepassing van de maatregelen te nemen in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar Deelnemen aan de coördinatie, de samenwerking en de informatie inzake het welzijn van de werknemers … Aan de werkgever en aan het Comité advies verstrekken over ieder ontwerp, maatregel of middel waarvan de werkgevr de toepassing overweegt … Voorstellen doen voor het onthaal, de informatie, de vorming en de sensibilisering van de werknemers bij de uitvoering van hun werk Advies verlenen over de voming van de werknemers … Advies verlenen over het opstellen van instructies … Advies verlenen over de hygiëne op de arbeidsplaatsen … Advies verlenen over de organisatie van de arbeidsplaats, de werkpost, … Bijdragen tot en meewerken aan het onderzoek van de werkdruk, … Deelnemen aan de analyse van de oorzaken van beroepsziekten Deelnemen aan de studie van de factoren die van invloed zijn op het ontstaan van ongevallen of incidenten en … Alle andere opdrachten verrichten die worden opgelegd door de wet en de uitvoeringsbesluiten Het verzekeren van het secretariaat van het comité Meewerken aan de organisatie van de eerste hulp en dringende verzorging van werknemers die slachtoffer zijn van een ongeval of getroffen worden door ziekte Ter beschikking staan van de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers voor alle vragen … In het kader van het DRBS: a) Meewerken aan de identificatie van de gevaren b) Advies verlenen over de resultaten Advies verlenen en voorstellen formuleren voor de opstelling, uitvoering en bijstuen van het GPP en JAP Indien beroep gedaan wordt op een EDPBW Onderzoeken doen naar aanleiding van arbeidsongevallen en incidenten die zich op de arbeidsplaats hebben voorgedaan103 In het kader van de permanente risicoanalyse en het opstellen en het bijsturen van het GPP en het JAP a) t.e.m. j) In het kader van het beheer en de werking van de dienst te zorgen voor a) het opstellen van de maandverslagen b) het opstellen van het jaarverslag c) het opstellen van de arbeidsongevallensteekkaart De documenten op te stellen, aan te vullen of te viseren in het kader van de keuze, de aankoop, het gebruik en het onderhoud van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen De kennisgevingen die in toepassing van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten aan de overheid moeten worden verricht bij te houden Taken in het kader van het secretariaatswerk van het Comité te verrichten.
Art.5, 16° Art.5, 15° Art.5, 14°
Art.5, 12° Art.5, 1°
Art.12 Art.7, 1°d)
Art.7,1°
Art.7,2°
Art.7,3°
Art.7,4°
Art.7,5°
Organiseren en Bijsturen Lokaal
meer dan 4 dagen werkverlet.
103
Meewerken
Meewerken
Art.5, 2°
Lokaal preventieadviseur
7.2. Functiebeschrijvingen Een functieomschrijving is geen dictaat maar eerder een werkkader voor elk medewerker. Het is een suggestie voor alle belanghebbende die moet aangepast worden aan de plaatselijke situatie. Binnen een breed kader, hebben de scholen en de scholengemeenschappen immers de vrijheid over de manier waarop deze opdrachten concreet gemaakt worden. Deze vrijheid wordt echter beperkt door het verband van de opdrachten met bevoegdheden en door een aantal wettelijk vastgelegde taken die verplicht uitgevoerd dienen te worden zoals reeds hierboven werd beschreven. Natuurlijk zal op dit vlak de eigenheid van de plaatselijke situatie met zijn specifieke afspraken en de aanwezige middelen van invloed zijn. Voor de functiebeschrijving voor gemeenschappelijke en lokale preventieadviseur is er gestreefd naar een evenwichtige verdeling, rekening houdende met de noodzakelijke vereiste kennis van de preventieadviseurs. Bij het opstellen van de functiebeschrijvingen is er gebruik gemaakt van de functieomschrijvingen die reeds bestonden via: - de website van Coprant vzw, Functieomschrijving voor ‘Preventieadviseur’ en ‘Centrale preventieadviseur’, documentbeheer Guy Lenaerts; - de functieomschrijving van de CPA geschreven voor de (G)IDPBW voor de scholengemeenschap Mechelen, documentatie via Julien Teugels; - de functieomschrijving algemeen preventieadviseur voor de scholengemeenschap Vilvoorde; - de functiebeschrijving regionaal preventieadviseur, vzw Onderwijsinrichtingen van de Zusters der Christelijke Scholen, Vorselaar. Eveneens is er over gewaakt dat alle wettelijke opdrachten correct ingevuld werden. Voor de opdrachten van de (G)IDPBW voor groepen C en D, waar geen preventieadviseur niveau I of niveau II werkzaam is, moet er volgens de wetgeving beroep gedaan worden op een EDPBW. Het is evident dat deze opdrachten deel uitmaken van de gemeenschappelijke preventieadviseur met opleiding niveau I. Zoals we reeds eerder aanhaalden, is het niet onze bedoeling om super (G)IDPBW op te richten, maar (G)IDPBW die werkzaam zijn bij ongeveer 4200 leerlingen waar er volgens dit werk, ter advies voltijds gemeenschappelijke preventieadviseur moet worden aangesteld. Indien 8400 leerlingen worden bereikt, met de mogelijkheid van een adjunct, moet hier een nieuwe functiebeschrijving geschreven worden. Eveneens kunnen de functies van een coördinerende preventieadviseur en een preventiemedewerker afhankelijk van het organogram van de organisatie worden opgesteld. De werkgever zou de gewoonte moeten hebben om jaarlijks de functiebeschrijving van de gemeenschappelijke en lokale preventieadviseurs te evalueren (via de jaarlijks wederkerende functiegesprekken) en deze zonodig bij te sturen afhankelijk van de situatie en veranderingen in de organisatie, zoals gevolgde bijscholingen en meer tijdsbesteding. Eveneens zou men best de opdrachten van de preventieadviseur, koppelen aan het voorafgaand akkoord dat aan het Comité PBW gevraagd wordt door de werkgever, zodat de functiebeschrijving een werkdocument wordt. In onderstaande functiebeschrijvingen baseren wij ons, zoals eerder weergegeven, op een organisatie met 1 gemeenschappelijke preventieadviseur, niveau I en voor elke technische bedrijfseenheid een lokale preventieadviseur, niveau 3. De functiebeschrijving moet je als volgt lezen: - er zijn verschillende taakmodules (voor het opvoedingsproject, als opdrachthouder van de welzijnswet en als teamlid); - per taakmodule wordt de functie beschreven (= functiebeschrijving); - per functie wordt er een taak aan gekoppeld (= taakomschrijving).
104
De functiebeschrijving moet je als volgt toepassen: - steeds in dialoog tussen de werkgever en de preventieadviseur; - indien de tijdsbesteding, de hoeveelheid van taken niet toelaat uit te voeren worden er afspraken gemaakt tussen de werkgever en de preventieadviseur; - de tijdsbesteding, de inhoud van de functie en de taken worden bepaald na voorafgaand akkoord over de minimum tijdsbesteding van het Comité PBW; - er wordt een identificatiedocument opgesteld waarin vermeld staat welke opdrachten en taken door de (G)IDPBW zelf worden uitgevoerd of door de externe dienst, rekening houdende met de wettelijk vastgelegde opdrachten voor de (G)IDPBW.
105
7.3. Functiebeschrijving gemeenschappelijke preventieadviseur of preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk Inleidend In een (G)IDPBW als efficiënte organisatie hechten we veel belang aan overleg. Een functiebeschrijving is een uitnodiging voor elke medewerker om na te denken, te reflecteren en in dialoog te treden met de afgevaardigde van het schoolbestuur of inrichtende machten. De opdracht van de gemeenschappelijke preventieadviseur bestaat erin toe te zien vanuit de wet op het welzijn (K.B. 4/8/1996) op de werkomgeving van alle werknemers en brengt advies uit naar de hiërarchische lijn over veiligheid, gezondheid, psychosociale belasting, hygiëne, verfraaiing van de werkplaatsen, ergonomie en milieu. De gemeenschappelijke preventieadviseur werkt ook mee aan het realiseren van het opvoedingsproject van de aangesloten scholen van de Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk ((G)IDPBW). Vandaar dat de functiebeschrijving van de gemeenschappelijke preventieadviseur opgebouwd is rond zeven taakmodules: 1. als mededrager van het opvoedingsproject; 2. als adviseur van de werkgever; 3. als coördinator van de (G)IDPBW; 4. als animator van het preventiebeleid; 5. als secretaris en raadgever van het GCPBW/CPBW; 6. als administratief medewerker; 7. als teamlid. Vervolgens worden de onderliggende gewenste competenties voor de goede uitvoering van deze taken beschreven. De functiebeschrijving van de gemeenschappelijke preventieadviseur moet niet worden gelezen als een keurslijf, maar als een poging om zich professioneel te ontplooien. Het moet een uitnodiging zijn tot zelfreflectie over de eigen taak. In zeven taakmodules wordt de functie beschreven en daaraan taken gekoppeld. Tenslotte wordt ze ook gebruikt als een instrument om zowel de toepassing van de wet op het welzijn, als het welbevinden van de medewerker te bevorderen. De gemeenschappelijke preventieadviseur moet de lokale preventieadviseurs per technische bedrijfseenheid de nodige ondersteuning, zijn medewerking en advies geven om zijn taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Hij moet als coach optreden naar de lokale preventieadviseurs. (In onderstaande tabel kunnen de mogelijke taken voor iedereen verschillend zijn. Er zijn enkele taken als voorbeeld ingevuld.)
106
Domeinen Functiebeschrijving 1. Als mededrager van het • betoont respect voor het unieke van elke jongere of collega, opvoedingsproject ongeacht ras, kleur, geaardheid of stand. • Leeft de waarden van het opvoedingsproject voor. • Zorgt mee voor de naleving van het schoolreglement en de wet op het welzijn, zowel binnen de persoonlijke contacten als voor zijn eigen specifieke taken. • Bevordert het welbevinden van de werknemers en de leerlingen. 2. Als adviseur van de • Adviseert, werkt mee en ondersteunt de werkgevers, werkgever hiërarchische lijn, de lokale preventieadviseurs en de werknemers bij de uitvoering, programmering, uitvoering en evaluatie van het preventiebeleid. • Adviseert in een aantal specifieke gevallen aan de werkgevers, bij ieder ontwerp, ieder middel of iedere maatregel waarvan de werkgever de toepassing overweegt en die rechtstreeks of onrechtstreeks, onmiddellijk of op termijn gevolgen kunnen hebben voor het welzijn van de werknemers. • Pleegt regelmatig overleg met de afgevaardigde van de inrichtende macht (rechtstreeks leidinggevende van de (G)IDPBW). • Indien noodzakelijk voor het formuleren van een advies, kennis nemen van werkmethodes, fabricageprocédés, arbeidsprocessen in de verschillende afdelingen. • Verleent advies over de organisatie van de arbeidsplaats, de werkpost, omgevingsfactoren en het gebruik van arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en gevaarlijke stoffen en preparaten (GSP), …, in alle afdelingen. • Verleent advies over de hygiëne op de arbeidsplaatsen in alle afdelingen • Verleent advies over het opstellen van instructiekaarten voor arbeidsmiddelen, gebruik van gevaarlijke stoffen,
107
Tijdens het overleg brengt hij verslag uit over de preventiewerking in de afdelingen en de werking van de (G)IDPBW.
Informeren en sensibiliseren werknemers en hiërarchische lijn
Mogelijke taken
3. Als coördinator van de (G)IDPBW
• Bevoegde personen uit de afdelingen of externe controleorganismen aanduiden die deze nazichten volgens de wetgeving zullen uitvoeren. • Tekortkomingen voortvloeiend uit de bevoegde controles en die niet (onmiddellijk) kunnen worden opgelost, opvolgen.
• Waakt en informeert de lokale preventieadviseurs tot het bijhouden van een welzijnsregister, controledocumenten, de nodige inventarissen en checklijsten.
• Stelt in overleg met de lokale preventieadviseur een ongevallensteekkaart op voor elk ongeval met meer dan één dag arbeidsongeschiktheid.
•
•
•
•
•
•
•
persoonlijke beschermingsmiddelen, voorkoming van brand in alle afdelingen. Verleent advies over de vorming van werkgevers, de hiërarchische lijn en de werknemers Verleent advies bij de opstelling van het GPP en JAP en de evaluatie hiervan. Belast met de leiding en organiseert de werking van de Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Organiseert de werking van de Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. Coördineert de samenwerking tussen de Gemeenschappelijke Interne Dienst en de lokale preventieadviseurs van de afdelingen. Hij streeft daarbij een gelijkmatige aanpak tussen de afdelingen na. Gaat na of de gegeven inlichtingen en informatie begrepen en toegepast worden. Coördineert de samenwerking met de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.
108
Organiseert de samenwerking tussen de EDPBW en de lokale preventieadviseurs. Verzekert de coördinatie door alle nuttige informatie te verstrekken. Afspraken moeten gemaakt worden dat bij een arbeidsongeval in een afdeling, van meer dan 1 dag arbeidsongeschiktheid, de gemeenschappelijke preventieadviseur op de hoogte wordt gesteld. Een inventaris opstellen van alle van alle toestellen en machines die gecontroleerd moeten worden door een extern controleorganisme (ECTD). Een lijst en de locatie van de gebruikte gevaarlijke producten. Periodieke controle van de vaklokalen zoals turnzalen, keukens, werkhuizen, speelpleinen, speeltuigen en labo’s laten uitvoeren. Evenals de sanitaire ruimtes.
Invoering van een uniform welzijnsregister kan een hulpmiddel zijn.
Een procedure tot het bekomen van de ‘groene lichten’ moet uniform opgesteld zijn, zodat de gemeenschappelijke preventieadviseur samen met de lokale preventieadviseur, steeds betrokken is bij: - aanvraag van een offerte; - opmaak van een bestelbon; - aankoop van arbeidsmiddelen; - aankoop van persoonlijke beschermingsmiddelen. - Een procedure dat bijdraagt tot de controle op de naleving van de bijkomende veiligheidseisen bij levering, met opgesteld zijn, zodat de gemeenschappelijke preventieadviseur samen met de lokale preventieadviseur steeds betrokken zijn bij leveringen. - Een procedure tot het in dienst stellen van arbeidsmiddelen moet opgesteld zijn, zodat de gemeenschappelijke preventieadviseur samen met de lokale preventieadviseur steeds betrokken is bij: de levering en het opstellen van een indienststellingsverslag. - Een procedure tot het informeren van de gemeenschappelijke preventieadviseur en de lokale preventieadviseur moet opgesteld zijn, bij werken met derden.
Het doel moet zijn om voor alle variabelen minstens ‘voldoet’ (niveau 3) te scoren voor het secundair onderwijs en ‘voldoet’ (niveau 1) voor het basisonderwijs.
109
• Werkt mee aan de coördinatie, de samenwerking en de informatie bij werken in de afdelingen uitgevoerd door een onderneming van buiten de school (wetgeving werken met derden) • Coördineert en informeert de lokale preventieadviseurs bij de uitwerking van een intern noodplan • Coördineert en informeert de lokale preventieadviseurs bij de organisatie van de EHBO. • Coördineert en informeert de lokale preventieadviseurs bij de Legt de contacten met de brandweer- en politiediensten. Volgt mee het branddossier van de scholen op. organisatie van evacuatieoefeningen Is aanwezig als waarnemer bij evacuatieoefeningen. • Coördineert en informeert te werkgever en de lokale Coördineren van de procedure van leerling-stagiairs;
• Geeft ondersteuning bij het in dienst nemen van arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen en installaties.
• Geeft ondersteuning bij de controle op naleving van de bijkomende veiligheidseisen bij levering van arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, nieuwe en aangepaste installaties.
• Geeft ondersteuning bij schooldoorlichtingen van de onderwijsinspectie. Met in het bijzonder het continu evalueren van de dynamische inspectie-index. Voor het secundair onderwijs en de controlelijst ‘veiligheid en welzijn’ voor het basisonderwijs • Geeft ondersteuning bij het opstellen van de documenten zoals: - bij het viseren bij de aanvraag van een offerte; - bij de opmaak van een bestelbon; - bij de aankoop van arbeidsmiddelen; - bij de aankoop van persoonlijke beschermingsmiddelen
4. Als animator van het preventiebeleid
110
• Communiceert regelmatig met de directies van de aangesloten Beantwoorden van vragen via mail en steeds forwarden naar de lokale preventieadviseur. Dit verhoogt de betrokkenheid scholen, steeds in overleg met de lokale preventieadviseurs. en de kennis van de lokale preventieadviseur. • Organiseert regelmatig bijeenkomsten met de lokale Deze bijeenkomsten hebben als voornaamste doel het preventieadviseurs. Hij zorgt voor de verslaggeving van deze verstrekken van informatie en wisselen van mekaars kennis en ervaringen. bijeenkomsten. Bij de voorbereiding van een nieuw schooljaar moeten de vergadermomenten bij alle directies en de lokale preventieadviseurs gekend zijn (data en uur van aanvang). Zodat deze vergadermomenten opgenomen worden in de jaarkalender. Maandelijks overlegmoment voor alle lokale preventieadviseurs. Voorstelling van een actiepunt voor de volgende maanden. • Verstrekt informatie en organiseert opleidingen voor de lokale Bespreking van de wetgeving. Opleiding op maat voorzien. preventieadviseurs • Coördineert gezamenlijke acties met preventieactiviteiten tot doel. • Bezoekt minstens éénmaal per jaar de verschillende Bespreking van het verslag in het maandelijks overleg met de afdelingen, samen met de lokale preventieadviseur, de lokale preventieadviseurs en in het CPBW. werkgever en eventueel een afvaardiging van het CPBW.. Hij
•
•
•
•
preventieadviseur voor stagiairs-leerlingen en stagiairs die Coördineren van de arbeidsgeneeskundige onderzoeken; stage lopen in de afdelingen. Coördineren voor het invullen van de werkpostfiches voor stagiairs die in de afdelingen stage lopen. Ziet toe op de uitvoering van de wettelijke opdrachten en taken die zijn toegewezen aan de afdelingen. Afspraken maken met de andere preventieadviseurs van de Woont regelmatig bijscholingen en vormingsdagen bij. (G)IDPBW, wie zich waar in wil bekwamen. Onderhoudt alle externe contacten die nodig zijn om de Coördineren van de ophaling van KGA opdrachten van de (G)IDPBW, naar behoren uit te kunnen voeren. Communiceert regelmatig met de lokale preventieadviseurs Beantwoorden van vragen via mail. 1 maal per maand een vast tijdstip voorzien voor een van de afdelingen. overlegmoment.
en het
6. Als administratief medewerker
5. Als secretaris raadgever van GCPBW/CPBW
maakt een verslag van de bezoeken. • Verzekert het secretariaatswerk voor het Gemeenschappelijk Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk en coördineert het secretariaatswerk voor de lokale CPBW’s en vervangt bij ziekte of diens afwezigheid. • Woont op vraag de vergaderingen van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk van de afdelingen bij. • Organiseert het secretariaat van de Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk • Ziet toe dat de werkgever een identificatiedocument ter beschikking houdt van de met toezicht belaste ambtenaar, hetzij apart, hetzij als deel van het jaarverslag van de dienst, hetzij als een bijlage bij de overeenkomst met de externe dienst. • In het kader van het beheer van de (G)IDPBW: - opstellen van de maandverslagen voor de (G)IDPBW - verzamelen van de maandverslagen van de afdelingen - opstellen van het jaarverslag - verzamelen van het GPP en JAP • Houdt de nodige documenten bij op de zetel van de (G)IDPBW, zoals: - wetten, besluiten en overeenkomsten - akten en documenten bij dezelfde wetten - elk ander document dat verband houdt met het welzijn van de werknemer. • Ziet toe dat de nodige vergunningen en veiligheidsrapporten tijdig worden geactualiseerd. • Volgt de inhoud op, in samenspraak met de werkgever, de lokale preventieadviseurs en de arbeidsgeneesheer van de externe dienst , van de kwartaalstaten voor het arbeidsgeneeskundig onderzoek en geeft advies aan alle actoren bij het toekennen van de risicofactoren.
111
Toepassen van de VLAREM wetgeving en deze ook kennen.
Afspraken maken met de lokale preventieadviseurs, dat de maandverslagen of driemaandelijkse verslagen (groep D of groep C met minder dan 50 werknemers) elektronisch worden verzonden naar de gemeenschappelijke preventieadviseur, op vaste tijdstippen. Jaarverslag aan de leden van het CPBW bezorgen voor 15 februari
Opmaken en ter advies voorstellen aan het CPBW voor 1 april.
Indien er een gemeenschappelijk Comité is.
7. als teamlid van de scholengemeenschap(pen)
• is beschikbaar om (deel)taken van collega’s over te nemen indien dit nodig is. • Heeft vertrouwen in, waardeert en komt op voor collega’s • Wisselt actief informatie uit en vraagt raad aan collega’s • Als leider, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst, ondersteunt hij het preventie- en het welzijnsbeleid. • Gedraagt zich naar buiten uit als lid van een team. • Zorgt mee voor een positieve uitstraling van de (G)IDPBW
112
7.4. Kerncompetenties voor een gemeenschappelijke preventieadviseur Hieronder worden de minimum nodige competenties gegeven voor een gemeenschappelijke preventieadviseur, belast met de leiding van een (G)IDPBW voor 6 kerncompetenties: functionele bekwaamheid, administratieve zorgvuldigheid, communicatieve vaardigheid, teamgerichtheid, mentale veerkracht en verantwoordelijkheid . Net zoals de functiebeschrijving laten we de vrijheid aan de werkgevers om bijkomende competenties aan te vullen. 1.functionele bekwaamheid
• • • • • • • •
Kennis van de regelgeving betreffende de wet op het welzijn. kennis van de organisatie en het overleg binnen de (G)IDPBW. Technische kennis en inzicht betreffende risicobeheer. Bezit de nodige kennis inzake werken met PC Betoont actieve interesse voor nascholing en de implementatie ervan. Dwingt respect af door deskundigheid. Heeft het getuigschrift arbeidsveiligheid zoals voorgeschreven in de Codex, T. II, H. I, art. 15. …
2. administratieve zorgvuldigheid
• • • • • •
3. Communicatieve vaardigheid
• • • • • • • • • •
4. Teamgerichtheid
• • • • • • • • • •
Getuigt van een administratieve efficiëntie bij de uitvoering van zijn werk. Heeft zin voor orde. Werkt nauwkeurig en informeert bij twijfel bij derden. Zorgt voor een tijdige afhandeling van dossiers. Voert uit wat beloofd is binnen de afgesproken termijnen. … Bekwaam om contacten te leggen en te onderhouden. Staat open voor anderen. Communiceert vanuit voldoende assertiviteit. Spreekt, schrijft klare taal. Kan de wetgeving, duidelijk en verstaanbaar overbrengen aan leken Kan goed luisteren. Kan constructief omgaan met kritiek. Informeert op gepaste wijze, interne en externe actoren. Kan duidelijke argumenten communiceren. …
Werkt constructief mee aan het welzijnsbeleid. Engageert zich om gemeenschappelijke afspraken na te komen. Is bekwaam om in groep de eigen argumenten te formuleren en respect te tonen voor de opinie van anderen. Is bereid constructief mee te werken en gedeelde verantwoordelijkheid op te nemen. Gedraagt zich naar buiten uit als lid van een team. Kan individuen en groepen motiveren. Heeft vertrouwen in, waardeert en komt op voor collega’s. Denkt aan het belang van de (G)IDPBW in plaats van aan de uitbouw van een eigen territorium. Levert een actieve bijdrage tot de teamdoelstellingen. …
113
5. Mentale veerkracht
6. Verantwoordelijkheid
Bezit de weerbaarheid om met druk om te gaan. Kan weloverwogen prioriteiten stellen in de voorliggende opdrachten. Zet zich enthousiast en op een positieve wijze in. Blijft in alle omstandigheden, hoffelijk en vriendelijk. Staat steeds open voor problemen. Houdt rekening met wijzigende omstandigheden. Herhaalt acties indien nodig. …
• • • • • • • •
• • • • •
Kan relativerende tegenover ernstige problemen onderscheiden. Gebruikt de wetgeving, artikels, normen, goede praktijkvoorbeelden en zijn ervaring om dringende maatregelen voor te stellen. Kan bij afwezigheid van de leidinggevende in hoogdringendheid beslissingen nemen. Stelt met de gegeven mogelijkheden, haalbare oplossingen voor. …
114
Domeinen Activiteiten Mogelijke acties 1. Als mededrager van het • betoont respect voor het unieke van elke jongere of collega, ongeacht ras, kleur, opvoedingsproject geaardheid of stand. • Leeft de waarden van het opvoedingsproject voor. • Zorgt mee voor de naleving van het schoolreglement en de wet op het welzijn, zowel binnen de persoonlijke contacten als voor zijn eigen specifieke taken. • Bevordert het welbevinden van de werknemers en de leerlingen. 2. Als adviseur van de • Werkt mee aan de uitvoering van het gedeelte preventie zoals omschreven in de werkgever beleidsverklaring van de directie • Staat de werkgever bij in de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het Dynamisch Risicobeheersingssysteem (DRBS). Daarvoor werkt hij, samen met de coördinerende preventieadviseur, mee aan de identificatie van gevaren, evaluatie van de risico’s teneinde over een permanente risicoanalyse te beschikken • Onderzoekt systematisch alle arbeidsplaatsen • Verricht tenminste éénmaal per jaar een grondig onderzoek van de arbeidsplaatsen en van de werkposten en dit in samenspraak met de coördinerende preventieadviseur. • Werkt mee aan het schriftelijk opstellen van het Globaal Preventieplan (GPP) • Werkt mee aan het schriftelijk opstellen van het Jaaractieplan (JAP) • Verleent zijn medewerking bij het opstellen van de documenten met bijkomende veiligheidseisen bij de aanvraag van een offerte en/of de opmaak van een bestelbon voor arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), gevaarlijke stoffen en preparaten (GSP), …, en dit steeds in samenspraak met de coördinerende preventieadviseur. • Verleent zijn medewerking bij de controle op naleving van de gevraagde bijkomende veiligheidseisen bij levering van arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), gevaarlijke stoffen en preparaten (GSP), …, en dit
115
De lokale preventieadviseur moet als aanspreekpunt fungeren voor de werkgever, de hiërarchische lijn en de werknemers van de vestigingsplaats, betreffende het welzijn op het werk. Hij moet als teamleider, samenwerken met de werkgevers, de voltallige hiërarchische lijn en de werknemers.
De taken van de lokale preventieadviseur kan men als volgt omschrijven:
7.5. Functiebeschrijving lokale preventieadviseur
5.
Als
secretaris
en
4. Als animator van het preventiebeleid
3. Als coördinator van de afdeling
• Organiseert het secretariaat van het CPBW
116
Laten invullen van checklijsten door medewerkers Indien geen CPBW aanwezig (< 50
steeds in samenspraak met de coördinerende preventieadviseur. Verleent zijn medewerking bij het in dienst nemen van arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), gevaarlijke stoffen en preparaten (GSP), … en dit steeds in samenspraak met de coördinerende preventieadviseur. Werkt mee aan de coördinatie, de samenwerking en de informatie tussen de school en de onderneming van buiten de school bij werken op terrein van de school en dit steeds in samenspraak met de coördinerende preventieadviseur Werkt mee aan de uitwerking van een intern noodplan. Werkt mee aan de organisatie van de EHBO Werkt procedures uit. Werkt mee aan evacuatieoefeningen: Stelt een evacuatieplan op. Duidt in overleg met de werkgever verantwoordelijken aan Organiseert minstens éénmaal per jaar een aangekondigde en een niet aangekondigde evacuatieoefening Maakt een evacuatiedossier voor de plaatselijke brandweer op en dit in samenspraak met de gemeenschappelijke preventieadviseur Werkt mee aan de organisatie van het onthaal van nieuwe medewerkers Treft in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar en niet in de mogelijkheid om op de directie beroep te doen, maatregelen. Eventueel in samenspraak met de gemeenschappelijke preventieadviseur. Woont regelmatig bijscholingen en vormingsdagen bij. Onderhoudt alle externe contracten die nodig zijn om de opdrachten naar behoren uit te kunnen voeren. Animeert het preventiebeleid in de school.
• Organiseert sensibiliseringsacties voor collega’s en leerlingen. • Organiseert intern periodieke controles
•
• •
• •
• • •
•
•
• • • •
Maakt en verstuurt de verslagen van het CPBW Maakt en verstuurt de uitnodigingen aan alle genodigden van het CPBW. Coördineert het bekendmaken van de agenda en de verslagen in alle afdelingen. Verstrekt advies op de vergaderingen van het CPBW wanneer hierom gevraagd wordt. 6. Als administratief • Werkt samen met de gemeenschappelijke preventieadviseur aan het onderzoek naar medewerker de oorzaak van arbeidsongevallen voor elk ongeval met meer dan één dag arbeidsongeschiktheid. • Stelt in overleg met de gemeenschappelijke preventieadviseur een ongevallensteekkaart op voor elk ongeval met meer dan één dag arbeidsongeschiktheid. • In het kader van het beheer van de afdeling: - opstellen van de maandverslagen voor de afdeling • Werkt mee met de gemeenschappelijke preventieadviseur met de opmaak van het jaarverslag van de (G)IDPBW en de (G)IDPBW • Houdt de nodige documenten bij zoals: - wetten, besluiten en overeenkomsten - akten en documenten bij dezelfde wetten - elk ander document dat verband houdt met het welzijn van de werknemer - inventaris van de toestellen en machines die gecontroleerd moeten worden door een externe controleorganisme - een lijst en de locatie van de gebruikte gevaarlijke producten - een lijst en de gegevens van de aanwezige emissiepunten. • Actualiseert bovenstaande documenten op regelmatige basis met een minimum van één keer per jaar. 7. als teamlid van de • is beschikbaar om (deel)taken van collega’s over te nemen, indien dit nodig is. scholengemeenschap(pen) • Heeft vertrouwen in, waardeert en komt op voor collega’s • Wisselt actief informatie uit en vraagt raad aan collega’s • Als leider, belast met de leiding van de interne dienst of een afdeling, ondersteunt
raadgever van het CPBW
117
werknemers, kan hij advies geven op het lokaal onderhandelingscomité (LOC)
hij het preventie- en het welzijnsbeleid. • Gedraagt zich naar buiten uit als lid van een team preventieadviseurs. • Zorgt mee voor een positieve uitstraling van de (G)IDPBW en zijn afdelingen.
118
7.6. Kerncompetenties voor een lokale preventieadviseur Hieronder worden de minimum nodige competenties gegeven voor een lokale preventieadviseur, belast met de leiding van een afdeling of vestigingsplaats voor 6 kerncompetenties: functionele bekwaamheid, administratieve zorgvuldigheid, communicatieve vaardigheid, teamgerichtheid, mentale veerkracht en verantwoordelijkheid . Net zoals de functiebeschrijving laten we de vrijheid aan de werkgevers om bijkomende competenties aan te vullen. 1. functionele bekwaamheid
• • • • • • •
Kennis van de regelgeving betreffende de wet op het welzijn. kennis van de organisatie en het overleg binnen de afdeling. kennis en inzicht betreffende risicobeheer. Bezit de nodige kennis inzake werken met PC Betoont actieve interesse voor nascholing en de implementatie ervan. Heeft minimaal een opleiding basisveiligheid niveau 3 behaald of hoger afhankelijk van de wettelijke vereisten (Codex, T. II, H. I, art. 15) …
2. administratieve zorgvuldigheid
• • • • • •
3. Communicatieve vaardigheid
4. Teamgerichtheid
• • • • • • • • •
5. Mentale veerkracht
• • • • • • • • •
Getuigt van een administratieve efficiëntie bij de uitvoering van zijn werk. Heeft zin voor orde. Werkt nauwkeurig en informeert bij twijfel bij de coördinerende preventieadviseur of bij derden. Zorgt voor een tijdige afhandeling van dossiers. Voert uit wat beloofd is binnen de afgesproken termijnen. … Bekwaam om contacten te leggen en te onderhouden. Staat open voor anderen. Communiceert vanuit voldoende assertiviteit. Spreekt, schrijft klare taal. Kan goed luisteren. Kan constructief omgaan met kritiek. Informeert op gepaste wijze, interne en externe actoren. Kan duidelijke argumenten communiceren. …
Werkt constructief mee aan het welzijnsbeleid. Engageert zich om gemeenschappelijke afspraken na te komen. Is bekwaam om in groep de eigen argumenten te formuleren en respect te tonen voor de opinie van anderen. Is bereid constructief mee te werken en gedeelde verantwoordelijkheid op te nemen. Gedraagt zich naar buiten uit als lid van een team. Kan individuen en groepen motiveren. Heeft vertrouwen in, waardeert en komt op voor collega’s. Levert een actieve bijdrage tot de teamdoelstellingen. …
• •
Bezit de weerbaarheid om met druk om te gaan. Kan weloverwogen prioriteiten stellen in de voorliggende opdrachten.
119
Zet zich enthousiast en op een positieve wijze in. Blijft in alle omstandigheden, hoffelijk en vriendelijk. Staat steeds open voor problemen. Houdt rekening met wijzigende omstandigheden. Herhaalt acties indien nodig. …
• • • • • • 6. Verantwoordelijkheid
• • • •
Kan relativerende tegenover ernstige problemen onderscheiden. Kan bij afwezigheid van de leidinggevende in hoogdringendheid beslissingen nemen. Stelt met de gegeven mogelijkheden, haalbare oplossingen voor. …
120
7.7. Besluit In de organisatie moet de persoon die taken op zich neemt of taken deels toegewezen krijgt, als gemeenschappelijke preventieadviseur, individu centraal blijven staan. Het is zeker nooit de bedoeling geweest om de taak van de gemeenschappelijke preventieadviseur als belangrijkste taak te beschouwen in de organisatie van de (G)IDPBW. Hij is een pion waar je niet kunt naast kijken omdat de preventieadviseur, belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst, mee de lijnen zal trekken van de preventiebeginselen. De lokale preventieadviseurs die zorgt voor de eerstelijnspreventie moeten in zijn school de centrale rol blijven spelen voor het toezicht op de Wet Welzijn. Hier moet de nodige aandacht aan geschonken worden en zij moeten voldoende tijdsbesteding blijven behouden om hun taken naar behoren uit te voeren. De realiteit zit anders in elkaar en de lokale preventieadviseurs hebben onvoldoende uren om de veelheid van taken uit te voeren. Een preventieadviseur in opleiding of nieuw in zijn opdracht moet de nodige ondersteuning, animatie en begeleiding krijgen van professionele collega’s. Hopelijk kunnen we met bovenstaande gegevens werk maken van een persoonscultuur, waar de lokale preventieadviseur centraal staat in zijn school. Bij een persoonscultuur zijn competenties, behoeften en vaardigheden het uitgangspunt voor de organisatie van de (G)IDPBW. Het werk moeten we verdelen en organiseren op basis van persoonlijke voorkeuren en wensen. Het succes van de (G)IDPBW valt nagenoeg samen met het succes van het individu. In het begin van het gebruik van de functiebeschrijvingen en de taakverdelingen zullen we te maken hebben met een taakcultuur. Hier ligt de focus in het bijzonder op de prestatie. De sturing van de gemeenschappelijke preventieadviseur ligt in het begin gefocust op het realiseren van de output. Volgens de literatuur vinden we een taakcultuur vooral terug in organisaties die te maken hebben met turbulente omgevingen waar opgaven en eisen vanuit de omgeving snel wisselen. Dit is ook de reden waarom eerst sprake zal zijn van een taakcultuur104. Wanneer de werking van de (G)IDPBW goed draait en waarbij geen wissels van preventieadviseurs zich voordoen gedurende enkele jaren zal er sprake zijn van een persoonscultuur. Het mag zeker niet het geval zijn dat de rol van de gemeenschappelijke preventieadviseur in een machtscultuur terecht komt want dan is gans het opzet van dit hoofdstuk over de functiebeschrijving als werkdocument voor niets geweest.
104
Gebaseerd op een tekst uit Kluytmans. Dr. F. Leerboek personeelsmanagement, Open Universiteit, Wolters Noordhoff, p. 36, 2001.
121
Hoofdstuk 8: Samen bouwen aan de organisatiestructuur van een (G)IDPBW Nu de taken en de opdrachten van een (G)IDPBW gekend zijn. En er ook functiebeschrijvingen voorhanden zijn voor alle preventieadviseurs. Kunnen we bouwen aan de structuur om te komen tot een efficiënte (G)IDPBW. Om strategieën en doelen te kunnen bereiken moet de (G)IDPBW op strategieën en doelen worden afgestemd. De term “organisatiestructuur” verwijst naar de manier waarop arbeid wordt opgesplitst en vervolgens wordt gecoördineerd. Om als gemeenschappelijke preventieadviseur de veelheid van opdrachten voor de (G)IDPBW en de taken van de lokale preventieadviseurs te coördineren en op te splitsen, moeten we met alle actoren die meewerken in de Dienst de snaren gelijk stemmen, goede afspraken maken en duidelijkheid creëren in de opbouw van de structuur van de (G)IDPBW. Bij het lezen van boeken over managementstijlen is voornamelijk de indeling van Mintzberg105 me bij gebleven. De indeling van Mintzberg (1979) geeft een beschrijvings- en analysekader voor organisatiestructuren in samenhang met omgevingskenmerken. Hij onderscheidt, op basis van de manier waarop afstemming tussen werkzaamheden in een organisatie plaatsvindt, vijf systeemconfiguraties. Werkzaamheden worden volgens Mintzberg als volgt op elkaar afgestemd: • Via directe supervisie: Eén persoon, de gemeenschappelijke preventieadviseur, wordt verantwoordelijk voor het toezicht op het werk van de andere lokale preventieadviseurs. Coördinatie vindt plaats door het geven van instructies en het uitoefenen van controle opdat alle 8 domeinen van de Wet op het Welzijn zoals de wet ook voorschrijft worden verwezenlijkt. Dit houdt ook in controle op het aanwezig zijn van de nodige keuringsattesten en alle soorten van documentatie nodig voor de met toezicht zijnde ambtenaar van de arbeidsinspectie en voor de onderwijsdoorlichting. Vb. de opmaak van een globaal preventieplan, een jaaractieplan, gegevens voor maandverslagen en het jaarverslag voor de FOD WASO, asbestinventarisatie, brandweerverslagen, … • Via onderlinge afstemming: Twee of meer preventieadviseurs stemmen onderling en informeel hun werk op elkaar af. • Via standaardisatie van werkprocessen: In plaats van dat iedere lokale preventieadviseur zijn taken uitvoert ieder volgens zijn eigen stijl of de huisstijl van de technische bedrijfseenheid, worden processen en methoden gestandaardiseerd en genormeerd. Iedere school aangesloten tot de (G)IDPBW heeft zijn eigen jaaractieplan, die ter advies worden voorgesteld aan het (Gemeenschappelijk) CPBW. Iedere school heeft volgens de stijl van de lokale preventieadviseur een andere inhoud. Waarom kunnen de documenten opgesteld in de (G)IDPBW niet op elkaar worden afgestemd en uniform worden gemaakt? Evenals voor het inventariseren van alle documenten, kunnen afspraken in de Dienst gemaakt worden om standaarddocumenten op te maken. • Via standaardisatie van bekwaamheden: Ook opleiding en training kunnen gecoördineerd verlopen. Vanuit ieders deskundigheid weet iedereen wat hij moet doen. Het werk van de (G)IDPBW door alle preventieadviseurs kan alzo opgesplitst worden. De ene is beter in de opmaak van noodplannen en evacuatierichtlijnen, de andere is bevoegd voor de opmaak en het beheer van asbestinventarissen, nog iemand anders maakt op regelmatige tijdstippen een rondgang betreffende speeltuigen en sporttoestellen. • Via standaardisatie van de output: Het te bereiken eindresultaat wordt zodanig gespecifieerd, dat alle preventieadviseurs in de (G)IDPBW weten wat van hen wordt verwacht. De taken voor de preventieadviseur met een tijdsbesteding van 10% van een voltijdse opdracht zal er gans anders uitzien dan de taken voor de preventieadviseur met een tijdsbesteding van 50 %. De taken voor de preventieadviseur voor een nijverheidsschool zullen ook andere prioriteiten bevatten dan een preventieadviseur voor louter een ASO school. Door de verwachtingen op elkaar af te stemmen zullen de preventieadviseurs geruster zijn in het realiseren van hun opdracht, zullen zij de gemaakte afspraken nakomen, zullen zij in staat zijn het vooropgestelde 105
Kluytmans. Dr. F., Leerboek personeelsmanagement, open universiteit, Wolters Noordhoff, p. 32-33, 2001
122
doel tot een goed einde te brengen zichtbaar positief voor hun rechtstreeks leidinggevenden daar zij mee betrokken moeten worden bij het vastleggen van de prioriteiten. Deze vijf systeemconfigeraties vormen de voedingsbodem tot de bouw van een efficiënte (G)IDPBW en tot het naar elkaar toe groeien van alle preventieadviseurs die samenwerken om de vooropgestelde doelen te realiseren. Ik ben ervan overtuigd dat wie rekening houdt met deze vijf werkzaamheden mede de basis legt van een goed draaiende (G)IDPBW. De rol van de gemeenschappelijke preventieadviseur is niet enkel het adviseren van de opgedane kennis aan lokale preventieadviseurs en de betrokken leidinggevenden, het is vooral coachen, animeren en het in de juiste richting beweging houden van een team in het deming-wheel.
Figuur 0-2: een team in een deming-wheel Deze vijf systeemconfigeraties op een IDPBW werd als toepassing geïmplementeerd in de eigen organisatie. Naast de bijhorende wetenschap tracht ik telkens een voorbeeld te geven hoe ik te werk ben gegaan. Via directe supervisie wordt eerst het organogram van de (G)IDPBW besproken. • 8.1. Organogram voor een IDPBW in functie van het syntheserapport; Om onderlinge afstemming en informeel taken op elkaar af te stemmen is het nodig om te spreken hoe we moeten omgaan met communicatie. Daarom wordt een communicatieplan besproken en een model om de taken op elkaar af te stemmen, hetgeen een takenmatrix wordt genoemd. • 8.2.Leren samenwerken en leren door samen te werken. Standaardisatie van bekwaamheden wordt kort toegelicht in volgend deel: • 8.3. De 4 A’s voor een efficiënte organisatie Voorbeelden voor standaardisatie van werkprocessen en van de output kunnen inspirerend werken en enkele geïmplementeerde voorbeelden worden besproken in hoofdstuk 9. • Hoofdstuk 9: Praktische toepassingen voor een (G)IDPBW.
123
8.1. Organogram voor een (G)IDPBW in functie van het syntheserapport Het doel is orde scheppen in de chaos en structuur brengen in de organisatie van de (G)IDPBW. 80 % van de faalkosten binnen een bedrijf is namelijk het gevolg van het ontbreken van een goede structuur. Om deze reden moet er werk gemaakt worden van een degelijk organogram waarin alle medewerkers van een (G)IDPBW worden voorgesteld. Lokale preventieadviseurs die contacten hebben met hun directeur en met de coördinerende preventieadviseur; De gemeenschappelijke preventieadviseur die overleg pleegt met lokale preventieadviseurs en met externe diensten en met de coördinerende directeur; Vertrouwenspersonen in de scholen in contact met de preventieadviseur psychosociale aangelegenheden; Bedrijfshulpverleners en brandbestrijdingsploegen; Het Comite PBW. We nemen de opbouw van het organogram van de eigen scholengemeenschap als voorbeeld. 8.1.1. efficiënt organiseren van de IDPBW in het katholiek onderwijs te Vilvoorde We mogen stellen dat de inrichtende macht van het katholiek onderwijs te Vilvoorde, zoekt naar mogelijkheden om het preventiebeleid te verbeteren. In de aangesloten scholen is er dan ook een zichtbare verbetering merkbaar in de welzijnsstructuur. Zo geven we hier als voorbeeld dat voor de invulling voor een halftijdse opdracht als technisch adviseur coördinator voor het nieuwe schooljaar uren voorzien worden voor de ondersteuning als stagecoördinator en coördinator voor de veiligheidsopleidingen voor personeelsleden en leerlingen (vb. leerlingen voorbereiden tot het behalen van hun VCA-attest.). Weliswaar gaat dit ten koste van pedagogische lesuren, maar we mogen niet vergeten dat juist dit de grote belemmering is voor veel werkgevers om de tijdsbesteding van preventieadviseurs te verruimen. We geven dit als voorbeeld dat in een scholengemeenschap er mogelijkheden zijn. Eerst willen en dan doen. De coördinerende preventieadviseur De coördinerende preventieadviseur heeft een halve opdracht (10/20) als preventieadviseur om de lokale preventieadviseurs te coachen, te animeren en te begeleiden in de opdrachten die voorzien zijn voor de Interne Dienst PBW van het KOV. De andere halve opdracht (10/20) spelen ook een rol voor de coördinerende functie als preventieadviseur. Indien de preventieadviseur de resterende 10 lesuren effectief les moet geven is er uiteraard geen bijkomende tijd om het preventiebeleid als coördinator uit te werken. Om de situatie in de scholengemeenschap te begrijpen moeten we 3 schooljaren terug kijken. Schooljaar 2003 – 2004: De vorige preventieadviseur, niveau 1, had een halftijdse opdracht (10/20) als lokaal preventieadviseur van de nijverheidsschool en was belast met de leiding van de Dienst PBW. Echter zag deze persoon zichzelf niet goed functioneren. Hij stelde aan de werkgever voor om voltijds als preventieadviseur aan de slag te kunnen daar hij met zijn opleidingsniveau (niveau I) meer efficiëntie wilde bereiken dan eerder het geval was. Hij motiveerde zijn vraag door aan te tonen dat hij zijn taken niet gerealiseerd kreeg binnen de voorziene tijdsbesteding. De werkgever ging hier niet op in en daardoor koos deze man om voltijds te gaan werken als preventieadviseur in het bedrijfsleven. Hij verliet de school met een verlofstelsel op 1 september 2004. Schooljaar 2004 – 2005:
124
Hierdoor moest er een andere preventieadviseur gezocht worden. Indien deze persoon geen voldoende opleidingsniveau arbeidsveiligheid bezat was hij aangewezen om voor 2 academiejaren een opleiding te volgen. De kandidaat preventieadviseur was op dat moment werkzaam als technisch adviseur coördinator in de nijverheidsschool. Dit was een ideale gelegenheid om als werkplaatsverantwoordelijke een opleiding te volgen als preventieadviseur arbeidsveiligheid. De leiding van de Dienst werd na goedkeuring van het Comité PBW, één jaar verricht door een andere lokale preventieadviseur uit de scholengemeenschap. Hierdoor kon de kandidaat preventieadviseur toekijken wat zijn taken zijn als secretaris van het Comité PBW. Dit schooljaar was er geen lokale preventieadviseur voor de nijverheidsschool daar de werkgever koos dat de toekomstige preventieadviseur zijn huidige taken kon combineren met preventietaken. Hierdoor kregen we de combinatie technisch adviseur coördinator en preventieadviseur in opleiding. Hier kon de vraag gesteld worden of er geen contradictie ontstond tussen de leidinggevende functie als TAC en tussen de neutrale opdracht als preventieadviseur. In het besluit van hoofdstuk 6 had ik hierover al een standpunt ingenomen. Huidig schooljaar 2005 – 2006: Dit schooljaar was er reeds een verschuiving merkbaar. In het 2de academiejaar als kandidaat preventieadviseur werd door de werkgever gekozen te starten met een coördinerende functie als preventieadviseur, belast met de leiding van de Dienst PBW. Alhoewel de Dienst PBW een preventieadviseur men minstens niveau II in dienst moest hebben, was het vertrouwen er van de werkgevers en van het CPBW om de preventieadviseur in opleiding reeds het secretariaatswerk van het Comité te laten uitvoeren en te starten met coördinerende opdrachten voor de lokale preventieadviseurs. Hierdoor veranderde de opdracht naar een halftijdse technische adviseur coördinator voor de nijverheidsschool en een halftijdse opdracht als coördinerende preventieadviseur voor de scholengemeenschap. Voor het eerst bestond de Interne Dienst PBW van het katholiek onderwijs te Vilvoorde uit een organogram bestaande uit 1 coördinerende preventieadviseur en 5 lokale preventieadviseurs voor in totaal 4 secundaire scholen en 6 vestigingsplaatsen voor het lager onderwijs (zie bedrijfsvoorstelling). In de nijverheidsschool waar de persoon in opleiding ook als halftijds technisch adviseur coördinator werkt werd een nieuwe lokale preventieadviseur aangeduid. Ditzelfde schooljaar werd in de nijverheidsschool een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ opgericht. Door deze werkgroep op te richten werd door de werkgever de mogelijkheid gegeven om gedurende 1 uur het veiligheidsbeleid te integreren in de school door een participatieve inbreng van verschillende personeelsleden. Dit zijn, vanwege de werkgeverszijde, directeur en de halftijdse technisch adviseur coördinator, en vanwege de werknemerszijde, 2 leden uit het CPBW die ook werkzaam zijn in de nijverheidsschool. Deze werkgroep wordt verder aangevuld door een CAD-CAM tekenaar en de lokale preventieadviseur en de coördinerende preventieadviseur. De lokale preventieadviseur zorgt voor de verslaggeving van deze vergadering. Komende schooljaar 2006 – 2007: Zoals reeds eerder aangehaald is het niet evident om als leidinggevende de opdracht te combineren met een onderwijsopdracht. Samen met de directeur en twee halftijdse technisch adviseur coördinatoren is er een oplossing bedacht. De coördinerende preventieadviseur die dus ook halftijds werkzaam is als TAC en door zijn opdracht als TAC niet altijd neutraal kon functioneren tegenover de werkgever en de werknemers, zal vanaf het nieuwe schooljaar (2006 – 2007) niet meer functioneren als TAC. De andere persoon wordt hierdoor voltijds technisch adviseur coördinator waardoor hij niet én les moet geven én een leidinggevende taak heeft. Er moet wel een goede en efficiënte oplossing bedacht worden voor de vrijgekomen halftijdse opdracht van de coördinerende preventieadviseur. Na overleg zijn er mogelijkheden om naast de halftijdse opdracht als coördinerende preventieadviseur de andere helft van de opdracht in te vullen als stagecoördinator en als VCA-coördinator in de nijverheidsschool. Dit heeft bijkomende voordelen.
125
Als stagecoördinator blijft deze persoon betrokken bij het coördineren van de stages voor alle leerlingstagiairs van het nijverheidsonderwijs. Het contact met bedrijven is voor een nijverheidsschool van belang. Niet alleen om te weten wat er leeft in het bedrijfsleven, maar ook om veiligheid bespreekbaar te houden. Rond de wetgeving in verband met leerling-stagiairs is de laatste jaren heel wat te doen geweest. Er is niet alleen de verplichting tot het opstellen van de risicoanalyse van de werkpost en de werkpostfiches, maar er is nu duidelijkheid over het arbeidsgeneeskundig onderzoek. En net dit laatste maakt dat de opdracht als stagecoördinator werd uitgebreid. Het inventariseren en het opvolgen van de risicoanalyse van de werkposten en het arbeidsgeneeskundig onderzoek is eerder een taak voor de preventieadviseur dan voor de technisch adviseur coördinator, zonder opleiding arbeidsveiligheid. Als VCA coördinator. VCA staat voor ‘Veiligheid Checklist Aannemers’106. De laatste jaren is er rond dit attest een beweging merkbaar in het onderwijs. Om het veiligheidsgevoel te verhogen bij de leerlingen is veiligheid geïntegreerd in het leerplan van het technisch- en beroepsonderwijs. In praktijklessen moet veiligheid continu primeren en zichtbaar zijn. Een bijkomende test tot het behalen van het VCA attest is een hulpmiddel om enerzijds de 13 voorziene modules van het VCA aan te leren en anderzijds om de leerlingen te testen of ze voldoende begaan zijn met veiligheid. De bedoeling is dat leerlingen een VCA attest behalen voor zij op stage gaan. Hierdoor zijn zij meer bewust van mogelijke risico’s en gevaren die zich kunnen voordoen op de werkplek. Op de VCA coördinator kunnen de leerkrachten beroep doen bij lesvoorbereidingen en op didactisch materiaal dat gebruikt wordt om het leerplan te realiseren in de praktijklessen en in vakken algemene vorming. Eveneens zal de VCA coördinator ondersteuning geven aan die leerkrachten die de VCA modules zullen geven aan de leerlingen. Hij zal deze lessen coördineren en er op toezien dat alle studierichtingen de nodige lessen gekregen hebben door een planning te voorzien in de jaarkalender. Hij zal eveneens instaan voor het organiseren van opleidingen voor VCA voor leerkrachten. Deze opdracht kan nog verder uitgewerkt worden tot de coördinator voor de opleidingen die intern zullen gegeven worden voor o.a. BA4/BA5 opleidingen. Momenteel loopt er in samenspraak met een leerkracht een opleiding ‘veilig werken met elektriciteit’. Alle laatstejaars leerlingen, zowel uit het technologisch107 onderwijs, als uit het praktisch108 onderwijs, krijgen de mogelijkheid voor het afstuderen om een bijkomend attest ‘veilig werken met elektriciteit’ te behalen. Zowel de taken voor de stagecoördinator als voor de VCA coördinator steunen op de kennis van een preventieadviseur. Hierdoor wordt de opdracht als coördinerend preventieadviseur halftijds aangevuld met uren voor stage en voor de organisatie van VCA in de nijverheidsschool.
106
Ook wel ‘Veiligheid Certificaat Aannemers’ genoemd. Technologisch onderwijs is een zelfgekozen naam vanuit de nijverheidsschool, in de plaats van het secundair technisch onderwijs. Deze benaming klinkt moderner en zou het watervalsysteem en de gendergevoeligheid in de school moeten verbeteren 108 Praktisch onderwijs is een zelfgekozen naam zoals hierboven vermeld, in de plaats van het secundair beroepsonderwijs. 107
126
8.1.2. De werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ in het katholiek instituut technisch onderwijs te Vilvoorde Wat ook nieuw geïmplementeerd werd vanaf 1 september 2005 in de scholengemeenschap te Vilvoorde, is dat er voor thema’s toepasbaar op het welzijnsbeleid wekelijks in de nijverheidsschool een overlegmoment is. Dit is ook één van de pluspunten die terug te vinden zijn in het syntheserapport van de schooldoorlichting van het secundair onderwijs109. Tot deze werkgroep behoort de lokale preventieadviseur, de coördinerende preventieadviseur, de technisch adviseur coördinator, 1 persoon aangeduid voor 2 lesuren CADCAM tekenen voor o.a. het tekenen van evacuatieplannen, 2 werknemersafgevaardigden behorende tot het CPBW en beide werkzaam als leraar in de nijverheidsschool en de directeur van de school. Voor deze laatste twee werknemers, is het op aanraden van een ambtenaar van de Federale Overheidsdienst110 om de verantwoordelijkheden die normaal in het CPBW worden besproken, uit te voeren in de werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ mogelijk, mits er opname is van hun bevoegdheden in het huishoudelijk reglement van het CPBW en de goedkeuring van alle leden van het CPBW werd gevraagd. In het huishoudelijk reglement zal ook opgenomen worden dat deze 2 werknemersafgevaardigden op de maandelijkse vergaderingen van het CPBW een korte toelichting geven van de werking van deze werkgroep. Hierdoor kunnen de nodige documenten voor het bestel- en indienststellingsbeleid besproken worden, ter inzage, in deze werkgroep ‘veiligheid en welzijn’. 8.1.3. Aanpassing van de tijdsbesteding voor de scholengemeenschap KOV Zoals reeds te lezen viel in hoofdstuk 2 (2.7) is in de nijverheidsschool er één lokale preventieadviseur en er is voor de scholengemeenschap 1 coördinerende preventieadviseur die wekelijks het overlegmoment van de werkgroep mee opvolgt. KOV
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 12,45 %
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College 10,53 % Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs 14,90 % Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 19,22 % 16,25 %
12,11 %
18,69 %
50 %
22,99 % 77,14 %
De coördinerende preventieadviseur wordt in deze school (schooljaar 2006 – 2007) tevens stagecoördinator en VCA coördinator. We kunnen samenvatten dat de coördinerende preventieadviseur halftijds aanwezig is in de school met de grootste risico’s. Om deze reden kunnen we eens nagaan of de tijdsbesteding voor de halftijdse opdracht van de coördinerende preventieadviseur niet anders kan ingevuld worden. De voorziene 14,90 % ondersteuning voor het KITO kunnen we verdelen over de 3 andere secundaire scholen met als reden dat de coördinerende preventieadviseur reeds voor 50 % aanwezig is in het KITO;
109
Reflecties en aanbevelingen naar aanleiding van het gebruik van de dynamische inspectieindex door de inspectie S.O./ dhr. Hector Smeesters., Studiedag ‘De dynamische inspectieindex van het welzijn in het secundair onderwijs’, Provinciehuis Brugge, 29 september 2004. 110 Met name Michel Van De Laer, FOD WASO en verantwoordelijk voor de aanvragen voor GIDPBW.
127
In de resterende tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseur is er in oorsprong enkel rekening gehouden met de tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseur van het KITO (4/29 = 14 %). We moeten ook de uren van de andere participanten aan de werkgroep mee rekenen daar zij ook zorgen voor het verbeteren van de primaire preventie door wekelijks voor risico’s en ongevallen preventiemaatregelen uit te werken. Dit komt neer op: 4 lesuren (4/29) voor de lokale preventieadviseur; 2 lesuren (2/20) voor de CADCAM tekenaar; 1 lesuur (1/20) voor 1 werknemersafgevaardigde CPBW; 1 lesuur (1/20) voor 1 werknemersafgevaardigde CPBW. Dit geeft in totaal 8 lesuren of in procenten uitgedrukt 34 %. Onderstaande tabel geeft de aanpassing met de nieuwe gegevens. KOV
Tijdsbesteding per onderwijsvorm voor 1 coördinerende preventieadviseur ASO Nijverheidsonderwijs Zachte sector 18,06 %
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College 15,27 % Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs 0% Totale tijdsbesteding CPA:
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur 13,61 % 11,51 %
16,66 %
14,14 %
50 %
37,89 % 77,14 %
8.1.4.. Besluit als efficiënte organisatie 50 % van de coördinerende taken als coördinerende preventieadviseur steunen voornamelijk in ondersteuning van de lokale preventieadviseurs voor 3 secundaire scholen: Virgo Fidelis voor 18,06 % = 3,5 lesuren Onze-Lieve-Vrouwe College voor 15,27 % = 3 lesuren Onze-Lieve-Vrouw Instituut voor 16,66 % = 3,5 lesuren Het katholiek instituut technisch onderwijs krijgt ondersteuning voor 50 % via andere coördinerende opdrachten. Rekening houdende dat daarnaast nog voor 34 % uren voorzien voor de primaire preventie (lokaal preventieadviseur en werkgroep ‘veiligheid en welzijn’) krijgen we een overzicht voor de organisatie van de DPBW en het voorstel van tijdsbesteding volgens de inspectie-index. KOV
Virgo Fidelis Onze-Lieve-Vrouwe College Onze-Lieve-Vrouw Instituut Katholiek Instituut Technisch Onderwijs Coördinerende preventieadviseur
Huidige tijdsbesteding primaire preventie schooljaar 2004 - 2005 20 %
Resterende tijdsbesteding lokaal preventieadviseur
10 %
11,51 %
10 %
20 %
14,14 %
20 %
14 %
37,89 %
50 %+ 34 %
50 %
50 %
50 %
114 %
127,14 %
184 %
13,61 %
Voorziene tijdsbesteding primaire preventie schooljaar 2006 - 2007 20 %
128
We kunnen besluiten dat door het invullen van aangepaste tijdsbesteding voor de coördinerende preventieadviseur en het werken met een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ in de school met de meeste risico’s we tot een efficiëntere invulling komen voor het realiseren van de opdrachten van de Interne Dienst PBW. In oorsprong werd voor 90,23 % van de inspectie-index gerealiseerd. Vanaf het schooljaar 2006 2007 start de scholengemeenschap met 144,72 % (184 % / 127,14 %) t.o.v. de inspectie-index! Wat een opmerkelijke verbetering is voor de preventiestructuur. Eén opmerking dient hierbij nog gemaakt te worden. Wij hebben bij deze bespreking geen rekening gehouden met ondersteunende taken van de coördinerende preventieadviseur voor het lager onderwijs. Zoals reeds eerder gemeld zijn er in de scholengemeenschap 6 vestigingsplaatsen in het katholiek onderwijs te Vilvoorde. Hiervoor zijn per vestigingsplaats telkens een lokale preventieadviseur werkzaam in combinatie met administratieve taken. Zij hebben een tijdsbesteding van 2 lesuren (10 %) per vestigingsplaats. Ook voor deze lokale preventieadviseurs is een professionele ondersteuning meer dan nodig. Hierdoor is het geen luxe dat de tijdsbesteding voor de coördinerende preventieadviseur samen met die van de lokale preventieadviseurs meer dan nodig is ten opzichte van de voorgestelde inspectienorm. Daar komt nog bij dat door de professionele werking van de DPBW ook vragen worden gesteld vanuit andere basisscholen zoals Machelen en Diegem waar er met de scholengemeenschap KOV een samenwerkingsverband is voor de scholengemeenschap van het basisonderwijs, namelijk scholengemeenschap NoordRand. Dit zijn twee basisscholen die geen preventieadviseur met minstens niveau 2 als opleiding hebben en officieel beroep moeten doen op een externe preventiedienst voor de opdrachten van de IDPBW. De aanzet van een efficiënt werkende Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming voor het katholiek onderwijs te Vilvoorde en voor de scholengemeenschap NoordRand, krijgt hier een basis om op verder te bouwen. 8.1.5. Het organogram voor het katholiek onderwijs Vilvoorde Een woordje uitleg over onderstaand organogram is noodzakelijk. 1.Scholengemeenschap NoordRand: zoals hierboven reeds aangehaald, horen naast de 6 basisscholen van het KOV ook nog 2 basisscholen, Diegem en Machelen tot de scholengemeenschap NoordRand. De preventieadviseurs kunnen naast hun externe dienst ten gepaste momenten ook beroep doen op de coördinerende en ondersteunende taken van de coördinerende preventieadviseur. (In het organogram wordt dit met een oranje stippellijn aangegeven.) 2.Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk: De EDPBW zorgt voor de arbeidsgeneeskundige onderzoeken (AGO). Eveneens wordt er in samenspraak met de werkgever en de coördinerende preventieadviseur , jaarlijks een rondgang georganiseerd in alle scholen, aan de hand van een thema. Naast het aspect arbeidsgeneeskundige dienst wordt er ook beroep gedaan op het aspect psychosociale belasting op het werk, met name geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Het identificatiedocument zorgt voor deze communicatiekanalen. (In het organogram wordt dit met rood aangegeven.)
3.Gebouwenfonds GEBO: De inrichtende macht KOV heeft een gebouwenfonds opgericht waar het beheer van de gebouwen wordt besproken. Afgevaardigden van de inrichtende macht en één medewerker zorgen voor de nodige dossiers op lange termijn maar ook op korte termijn nodig voor een dringende procedure. Het is van belang dat lopende dossiers besproken worden in de IDPBW. De coördinerende preventieadviseur zorgt voor een deskundig advies bij de opmaak van deze dossiers en vraagt de mening van de lokale preventieadviseurs en informeert hen ook tijdig over de stand van zaken. Dit verhoogt de communicatiekanalen bij het ‘werken met derden’. (In het organogram worden
129
deze kanaalstromen tussen de werkgever en de coördinerende preventieadviseur met bruin aangegeven.) 4.Coördinerende & ondersteunende taken: Zoals in vorig hoofdstuk beter beschreven heeft de coördinerende preventieadviseur voor zijn interne dienst, coördinerende en ondersteunende taken. Het is bij een goede coördinatie en ondersteuning van de leiding van de dienst PBW, dat de preventiestructuur die hier wordt voorgesteld tot zijn recht komt. Maandelijks overleg waarop alle preventieadviseurs op aanwezig zijn en gedurende twee lesuren effectief werken rond een thema of rond een vooropgesteld actiepunt bewijst zijn nut. Evenals staat niets in de weg dat de coördinerende preventieadviseur steeds bereikbaar is voor de lokale preventieadviseurs om advies en antwoorden te geven. (alle rechtstreekse contacten tussen de preventieadviseurs onderling worden in het organogram in het groen aangegeven.) 5.Drie strategische doelstellingen: In hoofdstuk 9 wordt in punt 9.2 over het globaal preventieplan gesproken. Minstens 3 strategische doelstellingen moeten de basis vormen voor continu overleg, des te meer deze onderwerpen niet alleen in de wet beschreven worden als noodzakelijke opdrachten van de interne dienst preventie en bescherming op het werk, maar ook omdat ‘het stokpaardjes’ zijn van lokale preventieadviseurs. Werken met derden, arbeidsongevallenonderzoek, de opmaak van nodige risicoanalyse, het voorkomingsbeleid of een intredeprocedure moeten als prioriteiten gesteld. De procedure voor ‘het werken met derden’, wordt ingevuld door de communicatiestromen door het gebouwenfonds (GEBO). De andere drie vormen de basis van dit preventieorganogram. Door deze drie doelstellingen op te nemen in het organogram krijgen zij een vaste waarde in het geheel en worden zij mogelijk ook continu in de aandacht gebracht door en voor alle actoren die er mee geconfronteerd worden. 6.Maandelijks overleg coördinerende directie: Zoals de lokale preventieadviseurs advies moeten geven aan hun rechtstreekse werkgever of lokale directeur, zo moet de coördinerende preventieadviseur overlegmomenten inbouwen, liefst maandelijks, met de coördinerende directies. Daar er een coördinerende directeur is voor zowel het secundair als voor het basisonderwijs kunnen zij beiden geïnformeerd worden over de werking van de IDPBW van het KOV. 7.CPBW: De preventieadviseur die de leiding heeft van de dienst PBW, zorgt ook voor het secretariaatswerk van het Comité PBW. Zoals ook reeds eerder besproken, is er voor de nijverheidsschool een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ opgericht, die kan functioneren als een werkgroep van het CPBW. In deze werkgroep moet de werkgever (lokale directie) alle nodige documenten ter inzage kunnen voorleggen, zoals indienststellingsverslagen, bestelformulieren, keuringsattesten, onderzoeksverslagen bij ongevallen, enz… . (In het organogram zijn deze communicatiestromen in het blauw aangeduid.) 8. Externe contacten: Het onderhouden van externe contacten behoort ook tot één van de taken van de coördinerende preventieadviseur. Contacten met het Verbond van het katholiek onderwijs (basisen secundair onderwijs) zijn belangrijk voor de herkenning van het ambt van preventieadviseurs. Alle coördinerende preventieadviseurs zouden per bisdom regelmatig moeten samenkomen. Al is het maar om de drijvende kracht te zijn in een stuurgroep om de lokale preventieadviseurs per bisdom op regelmatige tijdstippen bij elkaar te brengen. Eveneens is het van belang dat de persoon, belast met de leiding van de IDPBW, op de hoogte blijft van de huidige wetgeving. Contacten moeten onderhouden blijven tussen Coprant, PreBes, Prevent en de website met de Federale Overheidsdiensten, om er maar enkele te noemen.
Hopelijk is het geheel van onderstaand organogram niet te onoverzichtelijk. Het zou een idee moeten geven hoe er in een (G)IDPBW kan samengewerkt worden en op hoeveel verschillende niveau’s er moet gecommuniceerd worden om te spreken van een efficiënte preventiestructuur.
130
131
8.2. Leren samenwerken en leren door samen te werken Een model dat ook het doel van effectiviteit nastreeft zijn acht dragers voor een beleidseffectieve school111. Van de acht schoolkenmerken die een rol spelen in de mate van beleidseffectiviteit, daarvan zijn er drie kenmerken die volgens de auteurs het eigenlijke hart uitmaken. Ondersteunende relaties tussen teamleden, gedeeld leiderschap en een doeltreffende communicatie.
Figuur 0-3: de dragers van de beleidseffectiviteit van scholen
Dat leiderschap en gedeeld leiderschap van belang is voor een goed functionerende (G)IDPBW werd in het vorig hoofdstuk (7.1) reeds uitvoerig besproken. De tijdsbesteding voor preventieadviseurs zou grotendeels moeten bestaan uit communiceren met leerkrachten, met leerlingen op de werkvloer (vb. stagiairs), met leidinggevenden, met collega preventieadviseurs, in plaats van zich terug te trekken achter een computerscherm voor het beheren van allerlei documenten. Daarom is een goed communicatieplan van belang en worden ondersteunende relaties tussen preventieadviseurs ook besproken. Het doel van communiceren is mensen aan elkaar te koppelen. Goede communicatie zorgt ervoor dat informatie wordt uitgewisseld. Probleemsituaties worden correct gemeld en advies wordt op een professionele wijze overgebracht. Communicatie is meer dan een in de praktijk goed georganiseerd systeem om probleemsituaties te melden, advies te geven, mededelingen te doen en kennis en inlichtingen te verspreiden. Naast de formele en informele gesprekken is communicatie ook, het bewaken van relaties tussen preventieadviseurs onderling en tussen de werknemers en werkgevers, het formuleren van doelen (volgens SMART), het tot stand brengen van afspraken en het motiveren van personeelsleden om mee te werken aan projecten tot ver na de uitvoeringsfase. Kortom, het is belangrijk dat de Dienst PBW een goed georganiseerd communicatiesysteem heeft. In een efficiënt draaiende (G)IDPBW worden waar nodig posities in het leven geroepen die een goede communicatie op gang moeten brengen en bewaken. Voorbeelden daarvan zijn meldpunten, vertrouwenspersonen, preventiemedewerkers, een verantwoordelijke voor de informatieverspreiding van de op te hangen verslagen, overlegmomenten, een communicatieplan. Communicatiekanalen verbinden de leden van de (G)IDPBW met de rest van de scholen. Dat komt de werking van de (G)IDPBW ten goede, doordat men weet waar men met vragen of klachten terecht kan, dat men weet welke procedures gevolgd moeten worden en dat gemaakte afspraken worden nagekomen. Organisatorisch betekent dit dat communicatie moet verlopen zowel in verticale als in horizontale richting. Dat de coördinerende preventieadviseur bijvoorbeeld waakt dat wie verantwoordelijkheid draagt, altijd op de hoogte is van het reilen en zeilen in de welzijnsdomeinen die zich binnen zijn bevoegdheden vallen. Voorbeeld, de arbeidsgeneesheer of de Externe Diensten PBW in verband met de aanwerving van nieuwe personeelsleden of de arbeidssituatie die wijzigt voor een bestaand 111
Vanhoof, J., Van Petegem, P., Pei/ijlen naar succesvol schoolbeleid, Wolters Plantyn, p. 53 – 73, 2006.
132
personeelslid (via de verplichte kwartaalstaten) of de lokale preventieadviseur in verband met de aankoop van nieuwe machines (een aankoopbeleid). Dit wil niet zeggen dat de coördinerende preventieadviseur zelf moet instaan voor deze communicatie. Dit zal zijn tijdsbesteding niet toelaten, maar een belangrijke taak in zijn functiebeschrijving is er voor waken en de nodige stappen ondernemen opdat er een goede informatiedoorstroming is tussen de top van de organisatie tot in de werkplaatsklassen en het leraarslokaal en vice versa. Dat er ook informatie doorstroomt in de breedte. In een goed draaiende organisatie is het van belang dat personeelsleden op de hoogte zijn van procedures ontwikkelt door de directie (top down communicatie) en door lokale preventieadviseurs (rechts-links communicatie) Communicatie verloopt evenwel niet alleen via formele kanalen. Informele communicatie binnen de school heeft ten minste evenveel impact, zowel ten goede als ten kwade. Roddel, achterklap, ballonnen oplaten en spookverhalen kunnen de gemoederen lang bezig houden en kunnen het welzijnsbeleid dat in scholen moet worden gevoerd, lange tijd verlammen. Doch is in het onderwijs de informele contacten één van de belangrijkste communicatiekanalen die op een heel constructieve manier kunnen worden aangewend. Daardoor hebben de preventiemedewerkers in iedere vestigingsplaats een enorm nut voor het aanhoren van knelpunten. Wanneer deze knelpunten dan ook nog vlot worden gesignaleerd, geïnventariseerd, waarna een risico analyse wordt op toegepast, geëvalueerd naar de ernst en daarna wordt aangepakt bij de bron en is er voor de melder een verbetering op korte termijn waarneembaar dan zijn we bezig met het efficiënt gebruik van alle vormen van communicatie. Heel veel problemen in scholen zijn het gevolg van slechte of gebrekkige communicatie. De manier waarop mensen in een school of in een (G)IDPBW communiceren, kan evenwel niet zomaar tot in detail gepland en gecontroleerd worden. Hetgeen ik wil bereiken is een hand aan te reiken met een aantal voorbeelden die geïmplementeerd werden in de eigen IDPBW en wat andere preventieadviseurs toepassen. In de volgende paragrafen worden enkele voorbeelden beschreven die bijdragen tot de verbetering van een efficiënte (G)IDPBW. 8.2.1. Maandelijks overleg preventieadviseurs Maandelijks overleg tussen alle lokale preventieadviseurs, preventiemedewerkers en coördinerende preventieadviseurs is een must in de efficiënte werking van de (G)IDPBW. Het is ook van belang dat de hiërarchische lijn hierbij aanwezig is om mee te beleven wat er leeft in de groep van preventieadviseurs. Wat aan te raden is, dat de coördinerende directeur maandelijks aanwezig is op dit overleg. De coördinerende preventieadviseur bespreekt vooraf samen met de coördinerende directeur de hoofddoelen en ze stellen een agenda op. Er wordt bij het opstellen van de agenda zeker rekening gehouden met de ideeën en de noden van de lokale preventieadviseurs. De coördinerende preventieadviseur bereidt de vergadering voor. Hij stelt een informatiemap samen met op de voorkaft de agenda en de actiepunten die uit een vorige vergadering als doel gesteld werden. De map bevat ook de nodige informatie, niet overdreven veel, om de vergadering vlot te laten verlopen en om deze informatie te implementeren in de eigen vestigingsplaats indien dit nodig is. Van belang is dat alle preventieadviseurs aanwezig zijn. Het is dan ook noodzakelijk dat de vergadermomenten voor het begin van het nieuwe schooljaar vast liggen en dat er een vast tijdstip vergaderd wordt zodat de preventieadviseurs kunnen vrijgeroosterd worden. In het katholiek onderwijs te Vilvoorde is bijvoorbeeld donderdagnamiddag de afgelopen 2 jaren gekend om preventievergaderingen te plannen. Zoals de maandelijkse overlegmomenten, de Comité vergaderingen, de jaarlijks geplande rondgangen met de arbeidsgeneesheer. In de scholengemeenschap van Mechelen is bijvoorbeeld vrijdagnamiddag een vaste waarde waar vergaderingen gepland worden112. Het voordeel van een vaste halve dag voor alle preventieadviseurs in de (G)IDPBW is dat de coördinerende preventieadviseur gemakkelijk afspraken kan maken met een lokaal preventieadviseur indien dit gewenst wordt om bijvoorbeeld calamiteiten te bespreken. Het is ook nuttig aan de hand van de voorziene tijdsbesteding voor de verschillende vestigingsplaatsen dat er afspraken gemaakt worden 112
Naar aanleiding van een gesprek met J. Teughels, coördinerende preventieadviseur GIDPBW Mechelen.
133
per vestigingsplaats wanneer de coördinerende preventieadviseur ondersteuning kan bieden aan de lokale preventieadviseur. Een vast maandelijks moment kan opgenomen worden in de jaarkalender van de (G)IDPBW. Tijdens het maandelijks overleg (max. 2 uren) van alle preventieadviseurs, worden de agendapunten duidelijk besproken en worden duidelijke actiepunten afgesproken waar rekening gehouden wordt met SMART. Een actiepunt moet: • Specifiek voor dit onderwerp zijn; • Meetbaar zijn als resultaat; • Aanvaardbaar voor iedereen; • Realistisch als resultaat; • Tijdsgebonden zijn. Volgende voorbeelden kunnen inspirerend werken: - een duidelijke agenda; - duidelijke actiepunten.
134
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
Agenda 01 juni 2006 Map nr. 6 Uitgenodigd voor de interne dienst PBW: (namen preventieadviseurs: ………………………....….……………………………………….)
Mee te brengen door iedereen : Voor agendapunt 2: evaluatie evacuatieoefeningen Voor agendapunt 3: asbestdossier Agendapunten: (14u00 – 14u15) 1. verslag van vorige vergadering, 27 april 2006 Doel: overzicht acties Documenten: zie verslag van 27 april 2006 (14u15 – 14u30) 2. planning evacuatieoefeningen 2006 – 2007 en evaluatie evacuatieoefeningen: Doel: 1 aangekondigde en 1 niet aangekondigde evacuatieoefening plannen en evalueren van de afgelopen evacuatieoefeningen Documenten: eigen evaluatie evacuatieoefeningen per vestigingsplaats (14u30 – 15u00) 3. beheersplan asbest: Doel: opstellen van een beheersplan, wie doet wat en wanneer Documenten: eigen asbestdossier (15u00 – 15u15) 4. nascholing vertrouwenspersonen: Doel: plannen wanneer en geïnteresseerden vragen (15u15 – 15u45) 5. communicatiematrix: Doel: te nemen acties voor het schooljaar 2006 -2007 Documenten: communicatiematrix en functiebeschrijvingen (15u45 – 16u00) 6. eigen inbreng: Doel: belangrijk om ieders noden en opmerkingen te kennen
135
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
OVERZICHT ACTIES
Startdatum
Omschrijving
Wie
8/12/2005
Aanschaf steektemperatuurmeters
………….
8/12/2005
Opmaak milieuvergunningen
………….
02/02/2006 02/02/2006 09/03/2006
Doormailen aan ……. of er inschrijvingen zijn voor opleiding EHBO Organiseren van elektronische aangifte van arbeidsongevallen Nakijken van de risicocodes voor alle werknemers in uw school, samen met de directie
Afwerkingsdatum 31/05/2006
Allen …………. Allen Allen
27/04/2006
Procedure aankoopbeleid
………….
27/04/2006
Intern noodplan
………….
27/04/2006
Plannen cursus vertrouwenspersonen
………….
01/06/2006
27/04/2006
Plannen cursus courante ziektebeelden
………….
01/06/2006
27/04/2005
Bliksemafleiders in KOV scholen
………….
27/04/2005
Ba4/BA5 attesten
………….
136
8.2.2. Een communicatieplan Zoals reeds eerder besproken is communicatie een proces, een opeenvolging in de tijd van handelingen, gericht op het bereiken van een bepaald doel. Om risico’s en gevaren op te sporen is een doel op zich voor de preventieadviseurs maar niet alle risico’s worden opgemerkt, hiervoor is duidelijke interne communicatie een noodzaak. Communicatiedoelen moeten zoveel mogelijk meetbaar geformuleerd worden, omdat je daardoor een betrouwbaardere evaluatie van de werking van de (G)IDPBW kan beoordelen113. Men spreekt over doelgroepgericht communiceren. Is het niet zo dat wij ons altijd richten tot één of andere doelgroep? We communiceren toch niet voor de vuist weg? Vaak toch wel, leert de praktijk. Althans men verdiept zich onvoldoende in de doelgroep.Men hoort ten alle tijde rekening te houden met eigenschappen van de doelgroep en condities aan de kant van de doelgroep die de communicatie kunnen beïnvloeden. Ook al gaan we er van uit dat we de doelgroep menen te kennen, laat deze al eens te wensen over. Het kan ons zijn ontgaan dat men op de werkvloer over zaken anders is gaan denken. Een conflict met de directie kan argwaan wekken waardoor een besluit van het ene moment op de andere kan worden afgestoten. Incidenten beïnvloeden de condities waaronder met de doelgroep wordt gecommuniceerd. Daarom is een interne radar en permanente analyse van elke doelgroep noodzakelijk. We kunnen ons nu de vraag stellen of dit zinvol is, want conflicten zijn er altijd. Maar hoe vaak komt het niet voor dat een lokale preventieadviseur een advies formuleert aan de directie en bod vangt omdat het moment van communiceren niet goed gekozen was. Uiteraard is dit een moeilijke opgave en tijdrovend voor zowel de lokale als de coördinerende preventieadviseur. Informeel informeren kan een hulpmiddel zijn voor het formeel communiceren. We hebben het in dit werk vaak gehad over de functies van coördinerende en lokale preventieadviseurs. Denken we maar aan het optimaal benutten van de tijdsbesteding, de opdrachten van de (G)IDPBW en de taken van de preventieadviseurs. Het communiceren tussen de preventieadviseurs onderling en de communicatiekanalen die er zijn tussen de preventieadviseurs en de werknemers en de werkgevers zijn uiterst belangrijk om de voorgaande hoofdstukken tot een goed einde te brengen. Met alle goede wil kan een preventieadviseur zijn taken als individu uitvoeren en een welzijnsbeleid uitstippelen, maar als er geen communicatie mogelijk is met hem en alle andere actoren in de school omdat hij deze competentie niet bezit, dan blijft het bij individuele acties. De school zal wel veilig worden, er zullen mogelijk minder ongevallen plaatsvinden maar de hoofdstukken die hierna volgen, namelijk het realiseren van een welzijnscultuur en pro-activiteit zullen moeten inboeten door een tekort aan communicatie. Hiermee wens ik het belang van meerdere personen in de (G)IDPBW aan te moedigen. Die ene preventieadviseur die weinig communicatieve en/of assertieve vaardigheden bezit, maar wel technisch en vakkundig zeer correct is, kan in de (G)IDPBW aangevuld worden door een ander lokale of coördinerende preventieadviseur. Verschillende mensen vullen elkaar zo aan. In een organisatie met 1 preventieadviseur en 1 directeur kunnen de onderlinge gesprekken vlot lopen, maar de communicatie naar de werkvloer (leerkrachten en leerlingen) kan afgesnoerd worden door slechte communicatie of door communicatie die bij de ontvangers anders wordt ontvangen dan oorspronkelijk de bedoeling was.
113
Bos, M., Mastenbroek, J., Communicatie in organisaties; cultuur, stijl en leiderschap, Alphen a/d Rijn, Samson, p. 94, 1998.
137
Figuur 5: zandlopereffect
De zenders moeten er steeds op bedacht zijn dat elke vorm van communicatie de neiging heeft tussen de zender en de ontvanger een vernauwing te vertonen van de verticale communicatiestromen. In de literatuur noemt men dit het zandlopereffect114. Directie en preventieadviseurs verwachten dat alle informatie die voor de leerkrachten of een middenkader van belang is, daar ongekleurd, volledig en tijdig terechtkomt, maar in de praktijk blijkt die verwachting lang niet altijd uit te komen. Oorzaken hiervan zijn onder andere demotivatie van personeelsleden, slordig werkoverleg, gemakzucht, afwezigheid, moeilijk taalgebruik en ook dubbelzinnige informatie. Daarom daag ik iedereen uit de volgende 2 stappen eens te doen. Ten eerste, met veel mensen (coördinerende en lokale preventieadviseurs), ieder op zijn niveau communiceren. De positie van zender en ontvanger moeten op elkaar afgestemd zijn. Ten tweede, de boodschap die gebracht moet worden eens te meten via een communicatieplan om na te kijken of iedereen de boodschap wel juist en ten gepaste tijde ontvangt. We bespreken beide stappen even.
114
Bos, M., Mastenbroek, J., Communicatie in organisaties; cultuur, stijl en leiderschap, Alphen a/d Rijn, Samson, p. 105, 1998.
138
8.2.2.1. Breed en duidelijk communiceren Enerzijds communiceren met zoveel mogelijk mensen over hetzelfde onderwerp. Het nut van goede communicatie tussen de coördinerende preventieadviseur en de coördinerende directeur van de (G)IDPBW is van belang. Deze laatste zal de gekregen informatie doorzenden via directievergaderingen aan de andere directies, die op hun beurt de informatie ook te horen krijgen via de lokale preventieadviseurs, daar de lokale preventieadviseurs rechtstreeks moeten communiceren met hun leidinggevenden. Wanneer de informatie niet duidelijk is of ergens blijft hangen is de kans groot dat men de interpretatie van wat men te horen krijgt, kan herbeleven via een ander kanaal. De fout die ikzelf nog te vaak maak is dat ik als coördinerende preventieadviseur communiceer met een directielid van een bepaalde vestigingsplaats (omdat dat sneller gaat), enerzijds voelt de lokale preventieadviseur zich daar niet goed mee en de kans is groot dat hij zelf niets over de gemaakte afspraken informatie krijgt, anderzijds kan het zijn dat de directie het advies opvat als controlerend en als een ’moeten’ opneemt in plaats van adviserend van zijn eigen lokale preventieadviseur. Iedereen die een boodschap brengt moet stilstaan bij de volgende 6 zinnen115: Bij het overbrengen van de boodschap: Wat wil je werkelijk zeggen? Wat denk je dat je zegt? Bij het ontvangen van de boodschap: Wat denk je dat de ander hoort? Wat horen de andere? Bij het reageren van de ontvanger: Wat zegt de ander? Wat denk je dat de ander zegt? Wanneer we zorgen voor voldoende zenders bij een boodschap en we houden de 6 bovenstaande vragen in ons achterhoofd, dan maken we veel kans dat de boodschap ongekleurd toekomt bij de zender, juist gereflecteerd door de ontvanger en wordt uitgevoerd.
115
Communicatie en preventie, docent Busschots, W., blok IV, leereenheid 57, postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau 1 – 2de jaar, 2004 – 2006.
139
8.2.2.2. Een communicatieplan Probeer ook eens voor een bepaald onderwerp een plan op te stellen hoe de communicatie verloopt tussen zender en ontvanger. Dit is tijdrovend maar efficiënt en veelal kom je tot de vaststelling dat je een stap vergeten bent of iemand vergeten bent te informeren. We bespreken een communicatieplan aan de hand van een voorbeeld. Er heeft binnenkort een aangekondigde evacuatieoefening plaats en vooraf wenst de preventieadviseur alle personeelsleden hierover te informeren. Een communicatieplan kan bestaan uit 5 indelingen die stap voor stap horizontaal worden beschreven: onderwerp Zender Ontvanger Medium feedback De verschillende stappen in de aangekondigde evacuatieoefening zijn: Stap 1: de voorbereiding – communicatie voorafgaand aan de evacuatieoefening Stap 2: de actie – de evacuatieoefening Stap 3: het slot – de evaluatie
140
CPA
LPA LPA 4. informeren van alle personeelsleden over de evacuatie richtlijnen in de school Afspraken maken en inhoud bepalen in de stafvergadering Directeur LPA Verslag stafvergadering Secretaris Via de wekelijkse mededelingen het personeel de tijdstippen van toolbox Directeur meeting meedelen Toolbox meeting evacuatieoefening leerkrachten LPA Toolbox meeting evacuatieoefening administratief personeel LPA Het onderhoudspersoneel mondeling op de hoogte brengen van de LPA evacuatierichtlijnen(*) 5. Leerkrachten informeren alle leerlingen over de evacuatierichtlijnen in de school Leerkrachten informeren de leerlingen Leerkracht
2. wekelijkse stafvergadering (directie – TAC – graadcoördinatoren-secretaris) Verslag overleg preventieadviseurs bespreken op stafvergadering LPA Verslag overleg preventieadviseurs ophangen in leraarslokaal LPA Verslag stafvergadering Secretaris Via de wekelijkse mededelingen Directeur 3. maandelijkse vergadering CPBW Voorstellen datum alle aangekondigde evacuaties voor alle scholen Voorzitter Secretaris Verslag CPBW Secretaris
Verslag overleg preventieadviseurs
Stap 1: de voorbereiding – voorafgaande communicatie onderwerp Zender 1. maandelijks overlegmoment preventieadviseurs (CPA – LPA – CODI) vastleggen datum evacuaties (aangekondigde en niet aangekondigde) voor CPA alle scholen
Mondeling Mondeling Email Email Email Schriftelijk Mondeling Mondeling Email Schriftelijk Mondeling Mondeling Mondeling
Mondeling
Secretaris Alle leden van CPBW Alle leden van CPBW LPA Directeur Leerkrachten LPA Leden van de staf Leden van de staf Leerkrachten Leerkrachten Adminstratief personeel Onderhoudspersoneel
Leerlingen
Mondeling Email Email
coördinerende directeur LPA CODI Mondeling Schriftelijk Email Schriftelijk
Mondeling
LPA
Leden van de staf Leerkrachten Leden van de staf Leerkrachten
Medium
Ontvanger
Mondeling
mondeling Mondeling Mondeling
141
Mondeling Mondeling Goedkeuring vorig verslag Mondeling
Mondeling Mondeling Goedkeuring vorig verslag Email Mondeling -
Mondeling Mondeling Goedkeuring vorig verslag -
Mondeling Goedkeuring vorig verslag Goedkeuring vorig verslag
Mondeling
Feedback
Dit geeft ons volgend uitgewerkte communicatiestromen volgens de volgorde van bespreking en zoals het zich voordoet in één van de scholen:
TAC
Schriftelijk Mondeling Email Email Schriftelijk mondeling
TAC CPA Onderhoudspersoneel
Mondeling email Email Mondeling Email -
Mondeling email Email Mondeling Email Email
LPA Officier brandweer LPA Officier brandweer Officier brandweer LPA
Stap 2: de actie – de evacuatieoefening onderwerp Zender 8. Brandalarm melden Brandhaard wordt LPA nagebootst Evacuatietoon Hoorn herkenbaar 2 leerlingen begeven 2 leerlingen zich naar het onthaal
Mondeling
Slachtoffer
Alle aanwezigen in Geluid de school Onthaal Mondeling
Medium
Ontvanger
Mondeling
Evacuatie start
Drukken op een brandmelder
Feedback
142
Besluit stap 1: Het is niet altijd duidelijk wanneer de coördinerende preventieadviseur of de lokale preventieadviseur iemand informeert. Aan de hand van dit communicatieplan wordt het duidelijk en kan er over gepraat worden tijdens de maandelijkse overlegmomenten van de preventieadviseurs. We merken op dat de taak van de coördinerende preventieadviseur in dit geheel de volgende zijn: het leiden van de maandelijkse overlegmomenten, het secretariaatswerk van het CPBW, de contacten onderhouden met de brandweerdiensten, extern waarnemer bij evacuatieoefeningen We merken op dat de taak van de lokale preventieadviseur in dit geheel de volgende zijn: het leiden van de evacuatieoefening, op regelmatige tijdstippen overleg onderhouden met de directie. Indien de lokale preventieadviseur niet regelmatig op een stafvergadering wordt uitgenodigd voor het bespreken van de plannen en de inhoud van de toolbox meetings, dan is de kans groot dat er niet voldoende enthousiasme is van het personeel om naar de infosessies te komen omdat het engagement van de directie ontbreekt. Door de wekelijkse mededelingen komt het initiatief van de directie om alle personeelsleden aan te moedigen minstens 1 toolbox meeting in verband met de evacuatierichtlijnen te volgen. (*) In het proces kwam ter orde dat het onderhoudspersoneel, steeds overdag aanwezig op de school, niet geïnformeerd werd over de evacuatierichtlijnen doordat zij de wekelijkse mededelingen van directie in het leraarslokaal nooit lazen. Er werd afgesproken met de coördinerende preventieadviseur en met goedkeuring van de directie dat de lokale preventieadviseur hen mondeling op de hoogte zou brengen.
In orde brengen van tekortkomingen
CPA CPA CPA CPA & LPA CPA CPA 7. controle evacuatierichtlijnen en pictogrammen in en rond het schoolgebouw Controle evacuatierichtlijnen en pictogrammen adhv een checklist LPA
6. contacten met de brandweer Doornemen van het interventiedossier Afspraak maken Datum samenkomst brandweer bevestigen Samenkomst brandweer Verslag samenkomst brandweer
het
Onthaal
TAC of eerst Mondeling toekomend personeelslid in het onthaal eerst Brandweer Mondeling
TAC of toekomend personeelslid in het onthaal 9. opstarten crisiscentrum Verwittigen TAC Directeur Telefonisch hiërarchische lijn TAC LPA Telefonisch Administratief Hoorn Administratief Geluid personeel heeft een personeel specifieke opdracht bij evacuatie Voorzien van de Administratief Directeur Schriftelijk nodige documenten personeel zoals crisismap, evacuatieplan, interventiedossier, klassenlijsten Klasvrije Hoorn Klasvrije leerkrachten Geluid leerkrachten begeven zich naar het crisiscentrum Specifieke Directeur Klasvrije leerkrachten Mondeling (nood)opdrachten toewijzen 10. verzamelplaats Documenten voor de Hoorn Onthaal Geluid evacuatieplaats
Verwittigen hulpdiensten
en melden probleem
143
Documenten nemen nodig voor de verzamelplaats zoals aanwezigheidslijsten, klaslijsten, megafoon, klasbordjes voor op het grasveld van de verzamelplaats en zich begeven naar de verzamelplaats
Actie uit te voeren
Zich begeven naar het crisiscentrum
Legt dossiers klaar voor de officier van de brandweer
Mondeling en komt ter plaatse Voert specifieke opdracht uit
Mondeling en komt ter plaatse
Mondeling
Mondeling
Melding afwezigen Onthaal op verzamelplaats 13. controle schoolgebouw Geven van instructies Officier brandweer Controle Brandweerkorps schoolgebouw 14 einde evacuatieoefening Einde Officier brandweer evacuatieoefening
EHBO post Hoorn Aankomst leerkracht Onthaal met een klas Naamafroeping Leerkracht Melden van Leerkrachten aanwezigheid aan de hand van het aanwezigheidsbriefje Melden van Onderhoudspersoneel aanwezigheid Bijkomende vragen Onthaal van aanwezigen via megafoon 11. specifieke opdrachten leerlingensecretariaat Openen van de Hoorn toegangspoort voor de brandweer Aankomst brandweer Brandweer Aankomst brandweer Brandweer Vrijhouden van de Leerlingensecretariaat telefoon 12. overleg met de brandweer Crisismanagement Officier brandweer
Mondeling Mondeling
Mondeling
Brandweerkorps Officier brandweer
Directeur
Mondeling
144
Mondeling Mondeling Mondeling Mondeling
Mondeling Mondeling Mondeling Mondeling
Directeur TAC LPA Officier brandweer
Voeren hun taak uit Mondeling
Doorsturen naar het crisiscentrum Mondeling Telefoonlijn vrijhouden voor buitengaande berichten
mondeling
Leerlingensecretariaat Mondeling Directeur Mondeling Telefoon Geluid
mondeling
Leerkrachten
Schriftelijk noteren van de aanwezigheid
Opent de toegangspoort voor de brandweer en houdt de toegang vrij
Mondeling
Onthaal
Nemen van de EHBO koffer en zich begeven naar de verzamelplaats Krijgen een klasbordje voor op het grasveld met daarop een aanwezigheidsbriefje Duidt de aanwezigheid aan op het aanwezigheidsbriefje Schriftelijk noteren van de aanwezigheid
Leerlingensecretariaat Geluid
Mondeling Mondeling
Leerling Onthaal
Leerlingensecretariaat Geluid Leerkracht Mondeling
Leerlingen
TAC Hoorn onthaal Iedereen op verzamelplaats Mondeling
Mondeling Geluid uit Mondeling de Mondeling
Iedereen terug naar de klassen
Einde alarm Evacuatieoefening opgeheven Mondeling Einde evacuatieoefening
Aankomst leerkracht Onthaal met een klas Melden van Leerkrachten aanwezigheid aan de hand van het
9. opstarten crisiscentrum 10. verzamelplaats Documenten voor de Hoorn evacuatieplaats
Stap 2: de actie – de evacuatieoefening onderwerp Zender 8. Brandalarm melden Evacuatietoon Hoorn herkenbaar 2 leerlingen begeven 2 leerlingen zich naar het onthaal en melden het probleem Onthaal Medium
Feedback
Onthaal
Leerkracht
Onthaal
145
Documenten nemen nodig voor de verzamelplaats zoals aanwezigheidslijsten, klaslijsten, megafoon, klasbordjes voor op het grasveld van de verzamelplaats en zich begeven naar de verzamelplaats Mondeling Krijgen een klasbordje voor op het grasveld met daarop een aanwezigheidsbriefje Mondeling Schriftelijk noteren van de aanwezigheid
Geluid
TAC of eerst Mondeling Mondeling toekomend personeelslid in het onthaal
Alle aanwezigen Geluid Evacuatie start in de school Onthaal Mondeling Mondeling
Ontvanger
Besluit stap 2: In fase 2 komen er verschillende actoren in actie zoals het onthaal, het administratief personeel, de klasleerkrachten. In een tabel moet je eens proberen om alleen de rijen te behouden met bijvoorbeeld de taken voor het onthaal. Dit geeft de mogelijkheid om met de verantwoordelijke van het onthaal over de taken te praten en de procedure van evacuatie te overlopen.
Directeur TAC TAC Melding einde Onthaal evacuatieoefening via megafoon Klasleerkracht
mondeling
Mondeling Mondeling
Leerkrachten
Officier brandweer
onthaal Mondeling Mondeling Iedereen op de Mondeling Einde evacuatieoefening verzamelplaats
mondeling
Mondeling Schriftelijk noteren van de aanwezigheid
Onthaal
146
Een probleem dat opviel in het communicatieplan is dat het onthaal én de melding krijgt van de brand én de brandweerdiensten moest verwittigen én de mappen moest nemen voor op de verzamelplaats én zich begeven zo snel mogelijk naar de verzamelplaats. Het onthaal werd uitgekozen voor het inventariseren van de aanwezigen op de verzamelplaats omdat deze persoon alle leerlingen zeer goed kent en dagelijks de afwezigheden in de school opneemt en noteert. Zij weet precies wie er in de school aanwezig is en niet. Zij weet precies hoeveel leerlingen er in een klas zitten. Dit versnelt het proces moest er toch iemand vermist zijn en verkleint de kans op foute informatie. Om deze reden is er overwogen dat de eerste toekomende persoon op het onthaal (daar waar ook de brandcentrale zich bevindt) de alarmdiensten zal verwittigen. Uit ervaring weten we dat dit ofwel de technisch adviseur coördinator ofwel de lokale preventieadviseur van de school is. tijdens één van de afgelopen evacuatieoefeningen is het melden van de aanwezigen op de verzamelplaats een chaotisch probleem. Vaste klassenaanduidingen zijn niet mogelijk omdat de enige verzamelplaats rond de school een grasveld is op openbaar domein. Om deze reden werd er vanuit de stafvergadering voorgesteld om te werken met houten klassenborden die de leerkrachten bij het toekomen op de verzamelplaats krijgen. Deze worden op de plaats waar men staat in de grond gestoken. Daarop hangt een aanwezigheidsbriefje waarop het aantal aanwezigen en de namen van de afwezigen worden op genoteerd. De leerkracht brengt dit briefje naar de verantwoordelijke van het onthaal. Van het onderhoudsteam was het niet zeker of zij zich nog in het schoolgebouw bevonden tijdens de evacuatie. Daarom dat er ook een melding van hun aanwezigheid op de verzamelplaats moet gebeuren.
aanwezigheidsbriefje Melden van Onderhoudspersoneel aanwezigheid Bijkomende vragen van Onthaal aanwezigen via megafoon 11. specifieke opdrachten leerlingensecretariaat 12. overleg met de brandweer Melding afwezigen op Onthaal verzamelplaats 13. controle schoolgebouw 14 einde evacuatieoefening TAC Melding einde Onthaal evacuatieoefening via megafoon
Secretaris
Externe waarnemers de LPA
Secretaris
voorzitter
16. communicatie naar de leerkrachten Uit het verslag van de Directeur stafvergadering
Evaluatie op het CPBW
Evaluatie op de LPA werkgroep ‘veiligheid’ LPA
Secretaris
Evaluatie met het Onthaal onthaal en het administratief personeel Administratief personeel Directeur Directeur
Evaluatie tijdens stafvergadering
Stap 3: Het slot – de evaluatie onderwerp Zender 15. evaluatie evacuatieoefening Evaluatie met externe Externe waarnemers waarnemers (CPA en officier brandweer)
de Email
de Mondeling
de Email
Mondeling de Mondeling
schriftelijk
het Email
het Mondeling
Leerkrachten
LPA Leden van staf Leden van staf Leden van werkgroep Leden van werkgroep Leden van CPBW Leden van CPBW
Mondeling
Mondeling
Directeur
Wekelijkse mededeling
Goedkeuring van het verslag
Mondeling
Mondeling
Opmerkingen verbeteren tegen de volgende evacuatie
mondeling mondeling
Opmerkingen verbeteren tegen de volgende evacuatie
Mondeling mondeling Opmerkingen verbeteren tegen de volgende evacuatie Mondeling
Mondeling
mondeling
Mondeling
Directeur
Feedback
TAC Mondeling LPA Mondeling Directeur Email Leden van de Mondeling staf Leden van de email staf Directeur Mondeling
Medium
Ontvanger
147
Schriftelijk Verslag in leraarslokaal
Schriftelijk Verslag in leraarslokaal
Schriftelijk Verslag op prikbord voor de leerlingen Schriftelijk Artikel in de schoolkrant
Leerkrachten
Leerkrachten
Leerlingen Leerlingen
Verslag in leraarslokaal
schriftelijk
Leerkrachten
148
In stap 3 is het van belang om enerzijds een evaluatie te houden met alle actoren van de school en de besluiten uit deze evaluaties ook aan iedereen te communiceren. Het nut van het opstellen van een communicatieplan is om even na te denken dat niemand betrokken bij het schoolgebeuren vergeten wordt om mee te evalueren en de informatie van de besluiten te horen of te lezen krijgt. Het opstellen van dergelijk communicatieplan is geen bladvulling. Iedere preventieadviseur die even stil staat om een communicatieplan op te stellen zal vlug de knelpunten van communiceren ontdekken en kan dit plan gebruiken om problemen te bespreken met de directie en de hiërarchische lijn. Het motto zoals in het begin van dit hoofdstuk beschreven mogen we niet uit het oog verliezen. We moeten zo breed mogelijk communiceren en door middel van een communicatieplan kunnen we ‘leren samenwerken’ en ‘leren, door samen te werken’.
Uit het verslag van de LPA werkgroep ‘veiligheid’ Het verslag van de LPA evacuatieoefening met de opmerkingen van de externe waarnemers Uit het verslag van het LPA CPBW 17. communicatie naar de leerlingen Uit het verslag van de Voorzitter leerlingenraad leerlingenraad schoolkrant schoolredactie Besluit stap 3:
8.2.2.3. Een organogram van het communicatieplan De volgende stap zou kunnen zijn dat vanuit het communicatieplan er een organigram wordt opgesteld. Stap 1: bepaal horizontale en verticale niveau’s. Verticale niveau’s zijn o.a. directieniveau, personeelsniveau, leerlingenniveau, externen niveau. Horizontale niveau’s zijn o.a.: Voor directieniveau: directeur, technisch adviseur coördinator, lokaal preventieadviseur Voor personeelsniveau: leerkrachten, graadcoördinatoren, onthaal, administratief personeel, onderhoudspersoneel, CPBW Voor leerlingenniveau: leerlingen, leerlingenraad Voor externen niveau: officier brandweer, coördinerende preventieadviseur, hulpdiensten, ouders, omgeving, bedrijven Stap 2: schets per fase in het communicatieplan de communicatie tussen zender en ontvanger. Wanneer tussen zender en ontvanger de communicatie wederzijds verloopt kan hiervoor een ‘twoway’, dubbele pijl, getekend worden. Wanneer de communicatie enkel verloopt tussen zender en ontvanger dan spreken we van ‘one-way communication’ of er wordt een enkele pijl getekend. Stap 3: de moeilijkste stap is om het organogram kritisch te bekijken en hieruit besluiten te formuleren die eerder niet zichtbaar waren in het communicatieplan. Uit de eerder besproken evacuatieoefening wordt het organigram van de actie als voorbeeld gegeven.
149
Op te merken valt dat in de two-way communicatie het administratief personeel een zeer belangrijke rol speelt in het verloop van de evacuatieoefening. Zij moeten zeker betrokken worden bij de evaluatie en het opstellen van hun taken wil de evacuatieoefening slagen en wil bij een ernstig voorval van brand er geen fouten gemaakt worden. De graadcoördinatoren die wekelijks in de stafvergadering aanwezig zijn, daarvan valt op dat zij bij de uiteindelijke actie geen rol meer spelen. Hier komen geen pijlen toe. Daar het onthaal een belangrijke rol te vervullen heeft op de verzamelplaats en doordat er bij het noteren van de aanwezigen steeds mankracht te kort is wordt voorgesteld dat zij in het communicatieplan worden opgenomen om de coördinatie op zich te nemen van de verzamelplaats.
150
8.2.3. Een takenmatrix Een volgend onderdeel dat besproken wordt is een takenmatrix. Bij een goed functionerende (G)IDPBW zullen de nodige afspraken gemaakt worden om de opdrachten en de taken van een (G)IDPBW, respectievelijk preventieadviseur uit te voeren. Een takenmatrix kan ervoor zorgen dat alle gerealiseerde opdrachten per school overzichtelijk worden voorgesteld en dat tekortkomingen die eventueel na lange tijd nog niet ingevuld werden, worden gelokaliseerd. Ook de taakverdeling, door de expertise en navorming van preventieadviseurs, kan hierbij geplaatst worden zodat de uitvoerder of die persoon die waakt op het uitvoeren van de opdracht zorgt dat de betreffende taak gerealiseerd wordt. De takenmatrix die hieronder wordt voorgesteld is een aanpassing van een matrix die Coprant vzw. gebruikt in de verdeling van de taken van betrokken werknemers116. In de takenmatrix van Coprant vzw. wordt voor 48 technische bedrijfseenheden voor welgekende taken aangegeven of dossiers afgewerkt werden, in uitvoering zijn, niet van toepassing zijn of waaraan nog moet begonnen worden. Aan deze taken wordt ook een persoon gekoppeld die de betreffende taken tot een goed einde verwerkt. Bij het bezoek is deze takenmatrix ook duidelijk zichtbaar in het bureel waar de taken worden gecoördineerd. Het valt iedere bezoeker op. Men kan ook zien dat er een evolutie in het matrix zit. Opdrachten die men enkele jaren geleden gestart heeft zijn grotendeels gerealiseerd, nieuwe opdrachten zijn in uitvoering of daarvoor zoekt men een verantwoordelijke die de taken kan uitvoeren. Als het bijvoorbeeld gaat over het tekenen van elektrische schema’s voor laagspanningsborden dan wordt hiervoor gezocht naar een computertekenaar die kennis heeft van schematekenen. Zelf heb ik dit matrix als inspiratiebron gebruikt voor de organisatie van een (G)IDPBW. Zoals reeds in de inleiding vermeld kan efficiëntie bereikt worden door (G)IDPBW niet te groot te laten worden. Een organisatie zoals Coprant vzw kunnen we alleen meer toejuichen dat ze bestaat, een (G)IDPBW van meer dan 50 scholen komt voor, maar laten we duidelijk zijn dat wij een voorbeeld schetsen om communicatie te verbeteren in een (G)IDPBW met één coördinerende preventieadviseur, belast met de leiding van de (G)IDPBW en lokale preventieadviseurs als adjuncten per vestigingsplaats en/of technische bedrijfseenheid. Als de organisatie te groot wordt moet een eenvoudig en duidelijk visueel overzicht gegeven worden van de taken en zijn uitvoerders. Hiervoor is het concept van Coprant vzw. zeker aan te raden. Indien de organisatie niet te groot is kunnen er nog enkele elementen aan toegevoegd worden die mee van belang zijn voor de goede werking van de (G)IDPBW. Op die manier wordt een communicatiematrix voorgesteld die efficiënt werkt in de scholengemeenschap van Vilvoorde en waaruit tekortkomingen opgenomen werden in een jaaractieplan en een globaal preventieplan. De uitvoerder: dit is de persoon die kan zorgen voor de uitvoering van de opdracht, maar kan ook de persoon zijn die zorgt dat de opdracht uitgevoerd wordt door derden. Twee voorbeelden verduidelijken. Eén preventieadviseur heeft zich bekwaamd in het opstellen van de risicoanalyse voor speeltuigen. In het maandelijks overleg van preventieadviseurs spreekt men af dat de uitvoering van de risicoanalyse, het opstellen van een beheersplan en de opvolging van alle speeltuigen behorende tot de (G)IDPBW tot het takenpakket van deze preventieadviseurs behoort. In een ander hoofdstuk 7 waar de taken van de preventieadviseurs worden toegelicht en een functiebeschrijving wordt opgesteld voor de coördinerende en lokale preventieadviseurs wordt met de werkgever(s) overeengekomen dat de opvolging van de speeltuigen door de preventieadviseur wordt uitgevoerd die de bekwaamheid hiervoor heeft. Het werkplaatsreglement en laboreglementen daarvoor ligt de verantwoordelijkheid bij de praktijkleerkrachten, respectievelijk de laboleerkracht. Dit is niet rechtstreeks een taak voor de preventieadviseurs. Zij kunnen er wel op toezien dat de reglementen in overleg worden opgesteld, zichtbaar worden opgehangen in de locaties en worden toegepast. Calamiteiten worden aan de werkgever gemeld. Indien in één school of 116
Naar aanleiding van een gesprek met Jan van Ocken, gemeenschappelijk preventieadviseur Ekeren-Merksem en voorzitter van Coprant vzw.
151
meerdere scholen deze reglementen niet van toepassing zijn kan men dit terugvinden in het matrix. Datum van uitvoering: een handig hulpmiddel is om in de cellen gegevens te plaatsen die nuttig kunnen zijn, zodat de coördinator van het matrix tijdig kan ingrijpen en de opdrachten van de (G)IDPBW kan coördineren. Voorbeeld: vanaf welke datum is het asbestdossier van toepassing en is er een beheersplan opgesteld? Om het matrix actueel te houden dient dit maandelijks aangevuld te worden tijdens overlegmomenten met de preventieadviseurs en moet het als vast werkdocument door iedereen aanvaard worden. Rubrieken: Een organisatie heeft ook een inventarissysteem nodig en liefst uniform in gebruik voor alle vestigingsplaatsen. In hoofdstuk 9 wordt een uniform inventarisatiesysteem voorgesteld met name, de welzijnsmappen. Om het communicatiematrix in rubrieken voor te stellen en daaraan een codering toe te voegen gebruikt volgens de welzijnsmappen kunnen onderwerpen gemakkelijk terug gevonden en geïnventariseerd worden. De rubrieken die als leidraad kunnen dienen zijn de volgende: Algemene gegevens per vestigingsplaats; Administratieve documenten; Opdrachten behorende tot het dynamisch risicobeheersingssysteem; Keuringen; Interne noodplannen; Stagiairs.
152
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
uitvoerder
school 1
school 2
70
19
aantal leerlingen 1/2/2005
341
210
aantal gelijkgestelde leerlingen
77,5
1. Algemene gegevens aantal leerkrachten
aantal onderhoudspersoneel
3
aantal administratief en ondersteunend personeel
firma
5
1
naam preventieadviseur
Iwein Perdaens
Ann Hendrickx
niveau preventieadviseur
zonder
3
14%
5%
aantal nijverheidshelpers
2
3
aantal personen brand en interventieteam
0
0
apr/05
apr/05
tijdsbesteding preventieadviseur naam preventiemedewerker tijdsbesteding preventiemedewerker
2. Administratie A-1
beleidsverklaring
Leiding (G)IDPBW
A-2
Identificatiedocument
Leiding (G)IDPBW
A-2
attesten vorming preventieadviseurs
Leiding (G)IDPBW
A-3
verslag arbeidsgeneesheer
Leiding (G)IDPBW
nov/05
nov/05
A-3
jaarverslag Externe Dienst PBW
Leiding (G)IDPBW
jan/06
jan/06
A-3
jaarlijkse rondgang arbeidsgeneesheer
Leiding (G)IDPBW
okt/05
okt/05
A-5
jaarverslag FOD WASO
Leiding (G)IDPBW
mrt/06
mrt/06
?
? mei/06
A-6
onthaalbrochure personeel
A-7
jaarlijkse rondgang arbeidsveiligheid
A-8
doorlichtingsverslag
A-11
navormingsplan
A-12
verslagen CPBW
A-13
maandverslagen IDPBW
A-14
verslag maandelijks overleg preventieadviseurs
A-15
milieuvergunningen
directie
E-3
kwartaalstaten personeelslijsten
directie
E-6
vergunning FAVV
directie
niv 3
Leiding (G)IDPBW
Leiding (G)IDPBW
mei/06
lokale preventieadviseurs
mrt/06
mrt/06
Leiding (G)IDPBW
mei/06
mei/06
apr/06
apr/06
1996
1996
3. Dynamisch risico beheersingssysteem A-4
Globaal Preventieplan
lokale preventieadviseurs
A-4
Jaaractieplan
lokale preventieadviseurs
A-9
instructies werken met derden
Leiding (G)IDPBW
E-2
asbestdossier
Leiding (G)IDPBW
E-2
asbestbeheersplan
Leiding (G)IDPBW
E-4
risicoanalyse EHBO
E-5
risicoanalyse keuken
E-5
keukenreglement
lokale preventieadviseurs
E-9
registratie EHBO verzorging
EHBO verantwoordelijke
E-9
risicoanalyse ongevallen
E-10
risicoanalyse sanitaire installaties
Leiding (G)IDPBW
153
E-12
beheersplan legionella
M-1
inventaris gevaarlijke producten
M-3
aanwezigheid MSDS-fiches
Leiding (G)IDPBW
M-4
ophaling KGA
Leiding (G)IDPBW
M-6
risicoanalyse turn- en sporttoestellen
M-7
risicoanalyse ladders/stellingen
M-11
risicoanalyse speeltoestellen
M-13
risicoanalyse werkplaatsen
M-15
werkplaatsreglement
M-15
risicoanalyse labo
M-15
laboreglement
M-16
instructies bestelling busmaatschappijen
M-18
Veiligheidsinstructiekaarten
M-25
risicoanalyse extramurosactiveiten
M-25
instructies extramurosactiviteiten
M-26
risicoanalyse openschooldagen
M-26
instructies feestactiveiten
M-27
risicoanalyse afzuiginstallaties
Leiding (G)IDPBW lokale preventieadviseurs ?
Wilfried Igné praktijkleerkrachten laboleerkrachten lokale preventieadviseurs
4. Keuringen B-2
blusapparaten
externe keuring
B-3
brandhaspels
B-4
noodverlichting
B-5
brandweerverslag (vijfjaarlijks)
B-8
rook- en gasdetectoren
lokale preventieadviseurs
B-9
alarminstallatie brand (maandelijks)
lokale preventieadviseurs
B-15
keuring hoogspanning (jaarlijks)
externe keuring
B-16
keuring laagspanning (vijfjaarlijks)
externe keuring
B-19
gasinstallaties (jaarlijks)
externe keuring
B-20
stookruimte (jaarlijks)
externe keuring
B-22
elektrische schema's aanwezig
B-23 B-24
controle noodladders lijsten blusapparaten, noodverlichting, brandhaspels
M-9
liften
externe keuring lokale preventieadviseurs coördinerende preventieadviseur
directie lokale preventieadviseurs
externe keuring
5. Interne noodplannen B-1
plannen schoolgebouw
B-7
pictogrammen in orde
B-10
verslagen evacuatieoefening
lokale preventieadviseurs
mei/06
B-11
interventiedossier
lokale preventieadviseurs
mei/06
B-12
intern noodplan
lokale preventieadviseurs
B-13
rampenplan
lokale preventieadviseurs
B-21 6. Stagiairs
risicoanalyse evacuatie (plannen vluchtschema's)
E-11
procedure stagiairs
stagecoördinator
E-11
risicoanalyse werkpost
stagecoördinator
E-11
werkpostfiche
stagecoördinator
E-11
arbeidsgeneeskundig onderzoek
stagecoördinator
Iedere gebruiker heeft uiteraard voldoende mogelijkheden om eigen rubrieken toe te voegen.
154
8.3. De 4 A’s voor een efficiënte organisatie Een (G)IDPBW heeft als één van de belangrijkste taken een samenwerkingsverband te creëren tussen mensen. Medewerkers brengen hun persoonlijke kenmerken en eigenschappen in. Preventieadviseurs willen zich ontplooien in hun werk en willen zich identificeren met de groep waarvan men deel uitmaakt. Personeelsmanagement wordt vaak omschreven als het proces van afstemming tussen individu en organisatie117. En de criteria die daar mee samenhangen, hebben ook rechtstreeks betrekking op de mate waarin deze afstemming is geslaagd. Kan de werkgever er voor zorgen dat voor de organisatie van de (G)IDPBW, hij preventieadviseurs voldoende aan zich kan binden en hen motiveren door gunstige arbeidsvoorwaarden, een aantrekkelijke arbeidsinhoud, goede arbeidsomstandigheden en aangename arbeidsverhoudingen? Dit zijn de 4 A’s en het sluit aan bij het model van Karasek118. De werkgever moet meer dan nu, zorgen dat de preventieadviseur optimaal zal presteren en in gunstige omstandigheden kan werken. Dit is niet altijd het geval. Eén van de meest onderzochte en toegepaste modellen in de werkstressliteratuur is het model van werkdruk en regelruimte dat door Robert Karasek in 1979 werd geïntroduceerd. De cruciale factor in Karasek’s model is “regelruimte”, waarmee de ruimte wordt bedoeld die een preventieadviseur zou moeten hebben om het werk zelf in te delen, of om zelf beslissingen te nemen. Is de werkdruk hoog en de regelruimte beperkt, dan kan de door de werkdruk gemobiliseerde energie niet worden omgezet in activiteiten gericht op het aanpakken van de werkdruk. Het logische gevolg is dat de werkdruk als belastend en bedreigend wordt ervaren, hetgeen gepaard gaat met stressklachten en symptomen van burnout en/of afhaken van zijn opdracht als preventieadviseur.
Het interessante van Karasek’s model is dat het tevens voorspelt dat regelruimte, bij toenemende werkdruk, de kans op optimaal presteren doet toenemen. Immers, heeft de preventieadviseur genoeg regelruimte, dan kan de gemobiliseerde energie als gevolg van de toenemende werkdruk worden gebruikt om adequaat met de werkdruk om te gaan. Daardoor is de kans groter dat de werkdruk als uitdagend en motiverend wordt ervaren.119 En het is nu net dit laatste dat we moeten proberen te realiseren. Een preventieadviseur met een tijdsbesteding van 2 lesuren kan zonder bijkomende ondersteuning weinig realistische taken tot een goed eind brengen. Veelal blijft het, vooral in lagere scholen, bij het organiseren van evacuatieplannen, het ophangen van veiligheidspictogrammen, ervoor 117
Kluytmans, Dr. F., Leerboek personeelsmanagement, Wolters-Noordhoff Groningen, 2001, p. 22. Vuerstaek, S., Stress en stressbeleid, Leereenheid 44, postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau 1 – 1ste jaar 119 Van Yperen, N. W., Over vlammen en afbranden, Groningen, uitgeverij C. Regenboog, 2004. 118
155
zorgen dat de EHBO in orde is, de inventaris van onderhouds- en gevaarlijke producten en het bijhouden van de nodige documenten voor de schooldoorlichting als men deze documenten al krijgt van de directie. Vaak is een regelmatig overleg met directie niet gepland, zijn er geen duidelijke risicoanalyses uitgevoerd, is er geen overleg met externe diensten, zijn er geen instructies voor extramuros activiteiten, zijn er geen veiligheidsinstructiekaarten beschikbaar bij het gebruik van machines, enz. De opdrachten van de (G)IDPBW en de taken van de preventieadviseur worden in een ander hoofdstuk besproken120. Ik heb het reeds meermaals aangehaald, het blijft een belangrijke indicator van een efficiënt preventiebeleid om de opdrachten en de taken van de IDPBW te kennen. Als we geen duidelijke afbakening hebben voor de taken van de preventieadviseur, dan is de werkdruk hoog. Komt daarbij, een beperkte tijdsbesteding, dan merken we volgens het model van Karasek dat dit wel eens een zeer stressvolle opdracht zou kunnen worden. Het is niet zonder reden dat er jaarlijks preventieadviseurs afhaken omdat zij de stress niet meer aankunnen of omdat zij niet gemotiveerd worden door hun werkgever, door o.a. de voorziene tijdsbesteding. Het is van belang om jaarlijks de beleidsverklaring ondertekend door de werkgever op een personeelsvergadering of op een CPBW of LOC opnieuw tot de aandacht te brengen zodat het niet blijft bij loze beloftes en administratieve doelen, maar eerder een efficiënte, gestuurd door de werkgever, dynamische (G)IDPBW. Er kunnen voorbeelden gegeven worden waarbij preventieadviseurs de fakkel doorgeven aan nieuw gemotiveerde preventieadviseurs of preventieadviseurs die deze functie omruilen voor bijvoorbeeld een opdracht als technisch adviseur coördinator. Dit is niet abnormaal. Maar als we bij enkelen de dieperliggende reden navragen in een informeel gesprek valt op dat men op zoek is naar niet alleen een nieuwe uitdaging, maar ook dat men zekerheid wenst in zijn opdracht wat voor de tijdsbesteding voor de preventieadviseur zeker niet het geval is121. Om van een (G)IDPBW, een goed geoliede machine te maken, is het meer dan noodzakelijk voor de werkgever aandacht te hebben voor de regelruimte van de preventieadviseurs en voor de 4 A’s: • Goede arbeidsvoorwaarden; • Een aantrekkelijke arbeidsinhoud; • Goede arbeidsomstandigheden; • Aangename arbeidsverhoudingen. 8.3.1. Arbeidsvoorwaarden Arbeidsvoorwaarden liggen grotendeels vast in de opdrachten van het onderwijs. Voor nieuwe personeelsleden is de overgang van een tijdelijke opdracht naar een vaste benoeming één van de werkzekere arbeidsvoorwaarden. Na het bekomen van een benoeming is de kans klein op werkonzekerheid. Nog te vaak merken we dat onder andere in het lager onderwijs preventieadviseurs nieuwe personeelsleden zijn die naast hun opdracht van zorgverbreding of GOK122 of ICT123 ook enkele resturen krijgen voor preventieadviseur om alzo een grotere of voltijdse lesopdracht te hebben in de betrokken school. Zij worden als het ware gedwongen, om via resturen een grotere opdracht uit te oefenen. Dit is echter niet bewezen maar de praktijkervaring leert dat personeelsleden in het lager onderwijs liever voltijds in een klas tewerkgesteld worden voor een volledige opdracht in plaats van enkele lesuren af te staan om preventieadviseur te worden. Wat ook meetelt is, dat tijdelijke personeelsleden zekerheid willen in een toekomstige vaste benoeming als leraar en hierdoor niet in resturen willen tewerkgesteld worden, waardoor men de indruk krijgt dat andere personeelsleden voorrang krijgen op hun vaste benoeming. Door een goede communicatie en een wederzijds vertrouwen van de werkgever zou dit vermeden kunnen worden. Eveneens blijven vastbenoemde 120
Lees hoofdstuk 6: “de opdrachten van de (gemeenschappelijke) interne dienst in een onderwijsinstelling”. Informeel gesprek gebaseerd op een overlegmoment van preventieadviseurs nijverheidsonderwijs op 28 april 2006 te KITO Vilvoorde 122 GOK staat voor Gelijke Onderwijs Kansen. 123 ICT staat voor Informatie en Communicatie Technologie. 121
156
personeelsleden liever een klas behouden in plaats van zich bij te scholen als preventieadviseur, vaak ontbreekt het hen ook van een technische bagage wat remmend werkt om de kans te grijpen mee te werken aan een veilige en welzijnsomgeving. Eén van de gesproken preventieadviseurs die als preventieadviseur werkt in 3 lagere scholen doet dit als bijberoep en werkt als hoofdopdracht in een groot bedrijf als ontwerper voor productielijnen. Hij staat op de loonlijst van de scholen als werknemer (wat de wet ook voorschrijft) en wordt met een vooraf afgesproken bedrag betaald voor wekelijks gepresteerde diensten als lokaal preventieadviseur. Een groot voordeel is dat het preventiebeleid door zijn ervaring indrukwekkende vorderingen maakt. Een nadeel is dat dit een zware loonkost is uit de eigen werkingsmiddelen, om via een sociaal secretariaat de verloning te regelen. Dit wil niet zeggen dat wij voorstander zijn om externen in dienstverband aan te werven, maar wel dat er sterk moet overwogen worden wie als preventieadviseur gevraagd wordt. Wat zeker moet vermeden worden is dat personeelsleden de indruk krijgen ‘gedwongen’ te worden om enkele uren preventieadviseur te zijn in een school, door resturen, voor een volledigere opdracht. 8.3.2. Arbeidsinhoud Een aantrekkelijke arbeidsinhoud is een tweede criteria voor een efficiënte organisatie. Administratief is er een preventieadviseur, inhoudelijk is de inhoud van de opdracht niet gekend. Te vaak komt het voor dat preventieadviseurs niet weten wat zij moeten doen. Na een gepaste basisopleiding hebben zij leerstof en bagage om aan de slag te kunnen, maar komen de prioriteiten die de ‘nieuwe’ preventieadviseur stelt overeen met de vereisten van de directie? Als er geen overleg is tussen directie en preventieadviseur, is vaak de werkdruk niet in evenwicht met de regelruimte. En wanneer het ontbreekt van arbeidsinhoud is de verleiding groot dat de preventieadviseur die opdracht uitvoert die zichtbaar is voor zijn collega’s. Stellen we ons maar even voor dat in combinatie van ICT en preventie er in een school problemen zijn met het netwerk of met computers of als de website dringend aan een up-date toe is, dan wordt er op dat moment weinig aan het preventiebeleid gewerkt. Vaak is dit minder zichtbaar en wordt er reactief beroep gedaan op de opdracht van de preventieadviseur in geval van camaliteiten. Een pro-actief preventiebeleid werkt niet op deze wijze. Het is ook niet ondenkbaar dat de preventieuren worden opgeslorpt door het pedagogisch gebeuren in een school wanneer een personeelslid moet vervangen worden wegens ziekte of bij uitstappen of indien hoogdringend bijles moet gegeven worden op vraag van collega’s. Dit zijn maar enkele voorbeelden die we de scholen, de directies en de collega’s niet kwalijk mogen nemen, maar op het einde van een schooljaar is er niet gewerkt geweest aan het welzijn van de personeelsleden, blijken de opmerkingen van de schoolraad124 of het LOC betreffende onveilige toestanden in de school en aan het schoolgebouw niet opgelost te zijn. Hierdoor stelt men vragen over het functioneren en het nut van preventieuren met het alom gekende gevolg dat er geen preventieadviseur meer aangesteld wordt voor het volgende en de komende schooljaren. Men zal op het niveau van de scholengemeenschap wel een oplossing zoeken. Er is een verschil in inhoud en kennis voor preventieadviseurs in een lagere school en voor preventieadviseurs in secundaire en meer specifieke nijverheidsscholen. Bij een degelijke arbeidsinhoud voor de preventieadviseurs van een goed functionerende (G)IDPBW horen overleg over de inhoud van de opdracht, afspraken betreffende prioriteiten, niet te veel werk ineens, het werk afgestemd op de mogelijkheden van de preventieadviseur (lager of secundair onderwijs, lokaal of coördinerend preventieadviseur), voldoende autonomie om zich te bekwamen en de opdrachten te regelen naar eigen tijdsbesteding, met dien verstande dat de opdracht binnen zijn tijdsbesteding valt, want vaak wordt er ook beroep gedaan op de ‘vrijwilligheid’ na lesuren of administratieve opdrachten.
124
participatiedecreet vereist een schoolraad.
157
8.3.3. Goede arbeidsomstandigheden Met arbeidsomstandigheden bedoelen we de werkdruk die bij de opdracht hoort en zwaar fysisch werk. Een signaal dat ook te vaak voorkomt is dat de preventieadviseur manusje-van-alles is. Een misnoegde preventieadviseur stuurde eens een mail met als afsluiter ‘hoogachtend uw preventierepareur’. Dat zegt al genoeg, dat de omstandigheden waarin deze persoon tewerkgesteld wordt niet optimaal verlopen. Een preventieadviseur moet zorgen voor het advies en het op deskundige wijze informeren van probleemsituaties. Hij moet als goede ‘huisvader’ het preventiebeleid samen met de werkgever en alle personeelsleden mee uitbouwen. Maar als men een preventieadviseur beschouwt als klusjes man die de kapotte TL-verlichting wel zal wegdoen naar het containerpark, dan is men fout bezig. De arbeidsomstandigheden zouden zo moeten zijn dat de preventieadviseur advies geeft aan de werkgever die op zijn beurt de opdracht laat uitvoeren door wel iemand die op de loonlijst staat als ‘manusje-vanalles’. Echter dit laatste ontbreekt dan ook weer meer in het lager onderwijs dan in het secundair onderwijs. In een nijverheidsschool kan men al wel eens beroep doen op technisch geschoolde leerlingen of vakkundige leerkrachten die een technische opdracht tot een goed einde brengen. In het secundair onderwijs is vaak wel een klusjesman aanwezig om de preventieadviseur bij te staan om risico’s op ongevallen te verminderen. 8.3.4. Arbeidsverhoudingen Met arbeidsverhoudingen komen we op het domein van hoe kan er gecommuniceerd worden tussen de preventieadviseur en de leidinggevenden en met de uitvoerders om knelpunten weg te werken. Vaak is dit de reden waarom de opdracht van preventieadviseur en technisch adviseur coördinator één geheel vormen. Als preventieadviseur heeft hij oog voor mogelijke risico’s en dat alle 8 welzijnsdomeinen ieder op zijn domein worden uitgevoerd. Als technisch adviseur coördinator werkt hij nauw samen met directie. Het ontbreekt hem niet om tekortkomingen snel te melden op een staf- of directievergadering. Het zal hem niemand kwalijk nemen indien hij een bestelling doet die snel moet vooruitgaan om het gevaar snel te elimineren. De klaagzang die te veel preventieadviseurs hebben is dat zij geen gehoor hebben bij hun directie, dat zij werken in een slechte sfeer, dat zij een directie hebben die niet mee wil met veiligheid, dat zij een autoritair leider hebben die geen regelruimte toelaat. Het is geen gemakkelijke opdracht om knelpunten in deze situaties te melden aan de directie waarvan je weet dat de deur toch gesloten blijft. Wat ook een sterke rol speelt in de arbeidsverhouding, is het niveau van opleiding. Enerzijds is er de lokale preventieadviseur die in één vestigingsplaats, rechtstreeks afhangt van de directie belast met het dagelijks beheer van deze school125. In de voorbeelden die besproken werden is dit meestal een preventieadviseur met minstens een opleidingsniveau basisveiligheid. Anderzijds is er de eventueel aanwezige coördinerende preventieadviseur die in een (Gemeenschappelijke) Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, de leiding heeft van de Dienst PBW en rechtstreeks afhangt van de meestal coördinerende directeur van een scholengemeenschap of zoals de wetgeving voorschrijft, belast met het dagelijks beheer van de onderneming. De coördinerende preventieadviseur heeft meestal een opleidingsniveau minstens niveau II. Wat wil zeggen dat de arbeidsverhouding tussen de coördinerende directeur belast met de leiding van de scholengemeenschap overeenkomt met het niveau van opleiding van de coördinerende preventieadviseur. Om de opleiding te kunnen volgen heeft deze persoon hoger onderwijs gevolgd bestaande uit 2 cycli. Indien nu de tijdsbesteding voor de preventieadviseurs met minstens niveau II lager is dan 50 % van een voltijdse opdracht in het onderwijs, dan is de kans groot dat deze personen op een later tijdstip ofwel afhaken en preventieadviseur worden in het bedrijfsleven waar andere legale voordelen worden aangeboden ofwel een bevorderingsambt ambiëren voor technisch adviseur coördinator of directeur, waar zij dan wel voor een voltijdse opdracht hun ‘ding’ kunnen doen. Met het gevolg dat door demotivatie door te weinig lesuren als preventieadviseur de kennis en de kunde weer door iemand anders moet overgenomen worden. Indien zich dit voordoet zal de kost voor opleidingen te duur
125
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, Afd. III, art. 16.
158
worden en de kans groot dat de leidinggevenden de voorkeur geven aan minder opgeleide lokale preventieadviseurs, zonder coördinerende functies. 8.4. Besluit Communiceren blijft een belangrijk sleutelwoord voor een goed werkende organisatie. Dr. F. Kluytmans geeft vijf systeemconfiguraties weer waarbij directe supervisie en onderlinge afstemming de nodige communicatie vereisen. Volgens J. Van Hoof en P. Van Petegem behoort doeltreffende communicatie tot één van de drie kenmerken die het hart vormen voor beleidseffectiviteit van scholen. Dit werkt inspirerend om communicatie voor de (G)IDPBW te bespreken en dit leidde tot de uitwerking van een communicatieplan om breed en duidelijk te communiceren en tot een takenmatrix. Beide toepassingen hebben hun nut reeds bewezen voor het bevorderen van alle communicatiekanalen voor de eigen scholengemeenschap. Het blijft ook van groot belang op alle momenten zowel voor de preventieadviseur, als voor de leidinggevenden aandacht te hebben voor de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden, de arbeidsinhoud en de arbeidsverhoudingen van hun lokale preventieadviseurs om te komen tot een goed draaiende en efficiënte Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.
159
Hoofdstuk 9: Praktische toepassingen voor een (G)IDPBW Laten we in dit hoofdstuk enkele praktische voorbeelden geven die van nut kunnen zijn voor een goed draaiende (G)IDPBW. Eerst geef ik enkele voorbeelden die als uniform systeem kunnen ingebouwd worden voor alle Interne Diensten, afdelingen, technische bedrijfseenheden en vestigingsplaatsen. Deze documenten zijn opgebouwd én geïmplementeerd in alle vestigingsplaatsen van de IDPBW van het katholiek onderwijs te Vilvoorde. Het is door te kijken en te luisteren, hoe andere preventieadviseurs in hun Interne Dienst werken, door navormingen te volgen en dankzij het overleg van de preventieadviseurs van het bisdom Mechelen-Brussel dat deze documenten in mijn bezit zijn gekomen. Mits kleine aanpassingen en in overleg met de lokale preventieadviseurs van de scholengemeenschap zijn deze documenten opgenomen in hun werking en worden zij als positief ervaren. De volgorde zoals ik deze documenten voorstel is ook de volgorde van het tot stand komen van de documenten. Documenten moeten geïnventariseerd worden, er moet een globaal preventieplan opgesteld worden waaruit een jaaractieplan groeit en tenslotte kan hieruit een jaarplanner opgemaakt worden voor de maandelijkse evaluatie. • 9.1. Uniforme welzijnsmappen; • 9.2. Een globaal preventieplan; • 9.3. Een jaaractieplan; • 9.4. Een jaarplanner; Maandverslagen moeten opgesteld worden door alle werkgevers. Om deze maandverslagen leesbaar te maken voor alle leden van het Comité PBW wordt ook een voorstel tot uniform document opgesteld. •
9.5. Een uniform maandverslag;
Zoals reeds eerder besproken in het jaarverslag van de schooldoorlichting is het van groot belang dat scholen werken met een aankoopbeleid. Dit kan volgens mij alleen maar slagen als er voldoende aandacht wordt geschonken aan de communicatie tussen directie, technisch adviseur coördinator of een ander personeelslid die instaat voor de aankopen van de school en de lokale preventieadviseur. Om deze communicatie tot stand te brengen kan een eenvoudig standaardformulier opgesteld worden die alle betrokkenen tijdig tekenen vooraleer bestellingen of werken worden uitgevoerd. • •
9.6. Aankoop en indienststellingsbeleid 9.7. Een standaarddocument voor “uit te voeren werken”;
Tenslotte wordt Tuttava voorgesteld als jaarthema. Een voorbeeld voor het in de aandacht brengen van orde en netheid. Dit programma moet groeien door zijn eigen succes in de verschillende scholen van de (G)IDPBW. •
9.8. Tuttava als jaarthema voor orde en netheid.
160
9.1. Uniforme welzijnsmappen126
De welzijnsmappen kunnen als uniform inventarissysteem gebruikt worden. Er worden o.a. 4 mappen gebruikt, waarvan de onderwerpen voor zich spreken:
MAP A Administratie – Organisatie – Beleid Classif. A-1
A-2
A-3
A-4
A-5 A-6 A-7 A-8 A-9 A-10 A-11 A-12 A-13 A-14
Onderwerp Beleidsverklaring Vergunning – contract Milieuvergunning Interne dienst Vorming PA Identificatiedocument Bijscholingen PA Externe dienst Jaarverslag EPBW Contract EDPBW Verslagen bezoeken Metingen Globaal preventieplan Jaaractieplannen Opvolging JAP Jaarverslagen ministerie arbeid
Freq. 1/J
uitvoerder IDPBW Eddy Van Havere
1/j
IDPBW Eddy Van Havere
Onthaalbrochure nieuwe personeelsleden Verslagen jaarlijkse rondgang Verslagen inspectie onderwijsdoorlichting Instructies werken met derden Geformuleerde adviezen Memo’s ivm veiligheid Vorming personeelsleden ivm veiligheid Verslagen CPBW
Occ
3 maandelijkse verslagen IDPBW KOV Verslagen dienst preventie
Occ Occ
1/5J 1/J 1/M 1/J
Datum
IDPBW Eddy Van Havere
IDPBW Eddy Van Havere
1/J Occ Occ Occ occ 10/J 4/J 10/M
IDPBW Eddy Van Havere IDPBW Eddy Van Havere IDPBW Eddy van Havere
A-15
126
Gegevens van Erik Parmentier, coördinerende preventieadviseur voor Don Bosco vzw.
161
MAP B Brand - elektriciteit Classif. B-1 B-2 B-3 B-4 B-5 B-6 B-7 B-8 B-9 B-10 B-11 B-12 B-13 B-14 B-15 B-16 B-17 B-18 B-19 B-20 B-21 B-22 B-23 B-24
Onderwerp Plannen schoolgebouw Blusapparaten en signalisatie Haspels + signalisatie Veiligheidsverlichting Brandweerverslagen Vluchtschema’s in gebouw Evacuatiepictogrammen Rook- en gas detectoren Werking alarminstallatie Verslagen evacuatieoefening Interventiedossier Intern noodplan Rampenplan Controle rookkoepels Hoogspanningscabine Laagspanningsinstallatie Laagspanningskasten Afsluiting en pictogrammen Laagspanning plannen Gasinstallaties Centrale verwarmingen stookruimten Risicoanalyse evacuatie Elektrische schema’s Controle noodladders Lijsten brandblusapparaten, brandhaspels, rookmelders, veiligheidsverlichting
Freq.
Uitvoerder
1/J 1/J 2/J Min 1/5J 1/J 1/J 2/J 10/J 2/J 1/J 1/J 1/J 1/J 1/J 1/5J 1/J
Externe firma Externe firma
1/J 1/J 1/J 1/J 1/5J 1/J 1/J
Datum
Lokale preventieadviseur
Lokale preventieadviseur
Externe firma Externe firma
Externe firma Externe firma Lokale preventieadviseur Installatieverantwoordelijke (BA5) Lokale preventieadviseur Lokale preventieadviseur
B-25
162
MAP E EHBO- Hygiëne – medische keuringen – ongevallen Classif. E–1 E–2 E–3 E–4 E–5 E–6 E–7 E–8 E–9
E – 10 E – 11 E – 12 E - 13 E – 14
Onderwerp Putwater Asbest- inventarisatie Med. onderzoek onderworpenen Risicoanalyse EHBO Risicoanalyse keuken Keukenreglement Attest voedingswaren Getuigschriften van hulpverleners Arbeidsongevallen Registratie EHBO verzorging leerlingenongevallen risicoanalyse ongevallen risicoanalyse sanitaire installaties stagiairs Beheersplan legionella Griepvaccin
Freq. 1/J 1/J 1/J
Vertrouwenspersonen Gegevens en opleidingen
Occ
1/J 2/J 1/J Occ
uitvoerder Externe firma Externe firma Idewe Caroline Teughels
Datum
Idewe Peter Verstraeten IDPBW Eddy Van Havere
Occ Occ
2/J Occ Occ
stagecoördinator Idewe Caroline Teughels IDPBW Eddy Van Havere
E - 15
163
MAP M Materieel Classif. M-1 M-2 M-3 M-4 M-5 M-6 M-7 M-8 M-9 M-10 M-11 M-12 M-13
M-14 M-15 M-16 M-17 M-18 M-19 M-20 M-21 M-22 M-23 M-24 M-25
Onderwerp Inventarislijst gevaarlijke producten met hoeveelheden Inventarislijst per plaats met hoeveelheden MSDS fiche per product
Freq. 1/J
uitvoerder Leerkrachten
1/J
Leerkrachten
Occ
IDPBW Eddy Van Havere
Ophaling KGA Risicoanalyse turn- en sporttoestellen Risicoanalyse ladders en stellingen Hefwerktuig garage liften Compressoren > 300 l Risicoanalyse speelpleintoestellen Kledij – PBM risicoanalyse werkplaatsen Plannen en schikkingen werkplaatsen Werkplaatsreglement Laboreglement Risicoanalyse werkplaatsen en labo’s Onderzoek bestellingen Indienststelling machines Veiligheidsinstructiekaarten Stookolie < 5000 l > 5000 l Drinkwaterfonteinen Voertuigen garage 011 Lastoestellen 012 Draaibanken 030 Werktuigmachines hout 009 Risicoanalyse extramurosactiviteiten Instructies extramurosactiviteiten Risicoanalyse openschooldagen Instructies feestactiviteiten Risicoanalyse afzuiginstallatie werkplaatsen
1/J 1/J Occ 1/J 1/3J 1/J 1/J 1/J 1/J 1/J
occ occ 1/J 1/3J 1/2J 1/J 1/J 2/J Occ Occ Occ
Datum
O.C.B. Externe dienst Wilfried Igné
Externe firma Preventiedienst Preventiedienst Externe dienst Externe dienst
Occ
M-26
164
9.2. Een globaal preventieplan127 Het globaal preventieplan is het concrete document waarin het geheel van activiteiten in het kader van het dynamisch risicobeheersingssysteem gecentraliseerd wordt voor alle vestigingsplaatsen, technische bedrijfseenheden en afdelingen die eventueel aanwezig zijn in een (G)IDPBW. Het globaal preventieplan stelt het programma vast van de te ontwikkelen en toe te passen preventieactiviteiten. Het wordt opgesteld door de werkgever in overleg met de leden van de hiërarchisch lijn en de Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk. De werkgever raadpleegt daartoe eveneens het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Elke wijziging of aanpassing van het globaal preventieplan wordt vooraf ter advies voorgelegd aan dat Comité PBW. Het globaal preventieplan omvat de volgende elementen: 1. De resultaten van de identificatie van de gevaren en het vaststellen, nader bepalen en evalueren van de risico’s; 2. De vast te stellen preventiemaatregelen; 3. De te bereiken prioritaire doelstellingen; 4. De activiteiten die moeten worden verricht en de opdrachten die moeten worden uitgevoerd om deze doelstellingen te bereiken; 5. De organisatorische, materiële en financiële middelen die moeten worden aangewend; 6. De opdrachten, verplichtingen en middelen van alle betrokken personen; 7. De wijze waarop het globaal preventieplan wordt aangepast aan gewijzigde omstandigheden; 8. De criteria voor de evaluatie van het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De eerste twee delen van het globaal preventieplan hebben duidelijke betrekking op de risicoanalyse en de vast te stellen preventiemaatregelen. In feite vormen die twee elementen het risicodossier. In de punten 3 tot 6 wordt vastgesteld hoe het beleid zal worden gevoerd via de volgende vragen: wat wordt beoogd en wat moet er gebeuren, hoe en door wie? De twee laatste rubrieken hebben betrekking op de bijsturing van het plan en de evaluatie van het bereikte resultaat128. Het globaal preventieplan wordt in principe opgesteld voor de duur van vijf jaar. Nochtans betekent dit niet dat het gedurende vijf jaar onveranderd hetzelfde zal blijven. Het globaal preventieplan moet mee evalueren met de toestand van de (G)IDPBW. Om die reden wordt het deming-wheel in het globaal preventieplan dat ik hieronder als voorbeeld stel geïntegreerd. Hierdoor wordt de aandacht gevestigd aan de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de leden van de Dienst PBW (gemeenschappelijke interne diensten en de aangesloten externe diensten) om voor een termijn van vijf jaar in onderling overleg het globaal preventieplan uit te werken, te programmeren, uit te voeren en te evalueren (Plan – Do – Check – Act).
127
Welzijnsbeleid, K.B. 27 maart 1998, T. I, H. III, art. 10. Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, “De risicoanalyse”, oktober 2002, p. 38 – 39. 128
165
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
Globaal preventieplan ter bevordering van het welzijn op het werk Jaar: 2006 - 2010 Vijfjarenplan betreffende de gezondheid, de arbeidsveiligheid en de arbeidshygiëne van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. 1. Begrippen en definities in het kader van dit Globaal Preventieplan Welzijnswet: De Wet van 4 augustus 1996 betreffende het Welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. KB Beleid: Het Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Globaal Preventieplan (GPP): Het vijfjaarlijks actieplan waarin de te ontwikkelen en toe te passen preventieactiviteiten worden geprogrammeerd die toepasselijk zijn voor de organisatie. Jaarlijks Actieplan (JAP): Het jaarlijkse actieplan waarin de te ontwikkelen en toe te passen preventieactiviteiten worden geprogrammeerd voor het betreffende dienstjaar. Het Jaarlijks Actieplan is gesteund op het Globaal Preventieplan. Werkgever: De werkgever is verantwoordelijk voor het Welzijnsbeleid in zijn organisatie. Preventieadviseur, belast met de leiding van de dienst, ook coördinerende preventieadviseur genoemd: De persoon die als hoofd van de interne dienst voor ‘Preventie en Bescherming op het Werk’ instaat voor het advies aan de werkgever. Deze persoon rapporteert en adviseert via de coördinerend directeur, behoudens de wettelijk voorziene mogelijkheden tot rechtstreekse rapportering aan de werkgever. De persoon die de lokale preventieadviseur raad geeft en coacht in de uitoefening van hun opdracht. Lokale preventieadviseur: De persoon die lokaal in zijn school instaat voor het advies aan de werkgever. Deze persoon rapporteert en adviseert via de plaatselijke directie. Comité Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW): Het adviesorgaan waarin de werknemersafgevaardigden zetelen en dat advies geeft aangaande het te voeren beleid en zijn praktische uitvoering.
166
Hiërarchische lijn (HL): De verzameling van personen die bevoegd zijn om opdrachten te geven, op hun niveau en aan de mensen die onder hun gezag staan. Volgende personen behoren dus onder andere ook tot de hiërarchische lijn: technisch adviseur coördinatoren, leerkrachten. Dynamisch risicobeheersingsysteem (DRBS): Het systeem dat tot doel heeft de planning van de preventie en de uitvoering van het beleid met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk mogelijk te maken en dat hiertoe aan een aantal wettelijke vormvereisten dient te voldoen. 2. Doelstelling In het kader van de Welzijnswet van 4 augustus 1996 en het uitvoeringsbesluit van 27 maart 1998 (B.S. 31 maart 1998) art 10, stelt de werkgever, in overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (DPBW), een globaal preventieplan (GPP) op voor een termijn van vijf jaar. Het is een dynamisch plan, dus het dient in functie van de tijd en de wijzigende risico’s regelmatig bijgestuurd en aangepast te worden. Het globaal preventieplan geldt voor een periode van 5 jaar maar zal worden aangepast in functie van veranderende omstandigheden. Het plan omvat actiepunten in 8 welzijnsdomeinen: • Arbeidsveiligheid • Bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk • Psychosociale belasting veroorzaakt door het werk • Ergonomie • Arbeidshygiëne • Verfraaiing van de arbeidsplaatsen • Maatregelen van de organisatie inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op vorige welzijnsdomeinen • Bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk Jaarlijks wordt de inhoud van het globaal preventieplan nagezien in de maand oktober en waar nodig aangepast in functie van wijzigingen van prioriteiten, veranderingen in de organisatie, arbeidsongevallen, op verzoek van één of meerdere van de betrokken partijen of op verzoek van controle diensten, … Het globaal preventieplan dient als basis voor het opstellen van het jaaractieplan (JAP). In het kader van het actieplan worden de noodzakelijke middelen vastgelegd, alsmede de taakverdeling en de fasering om de doelstellingen te bereiken.
167
3. Voorafgaande toelichtingen Om het ‘Dynamisch Risicobeheersingsysteem’ (DRBS) in praktijk om te zetten, moet de werkgever schriftelijk een Globaal Preventie Plan opstellen voor een termijn van vijf jaar in overleg met: - de vertegenwoordigers van de werkgever; - de leden van de hiërarchische lijn; De werkgever betrekt de leden van de hiërarchische lijn en de diensten PBW bij de uitwerking, de programmatie , de uitvoering en de evaluatie van het GPP. Er wordt tevens rekening gehouden met de adviezen van: - de diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk waaronder dient te verstaan de interne en externe dienst indien op een externe dienst beroep gedaan wordt voor gezondheidstoezicht; - het CPBW.
168
4. Schematische situering: In de onderstaande figuur wordt het Dynamisch Risicobeheersingsysteem voorgesteld en worden de strategische doelstellingen gesitueerd.
Dit wil met andere woorden zeggen dat voor het globaal preventieplan voor de vijfjaarlijkse periode, 2006 – 2010, de directies van de verschillende vestigingsplaatsen horende tot de Interne Dienst Preventie en Bescherming op het Werk van het Katholiek Onderwijs van Vilvoorde de nodige engagementen aangaan om de volgende doelstellingen te realiseren:
169
1. meewerken aan en middelen voorzien voor het opstellen van de nodige risicoanalyses zodat preventiemaatregelen getroffen kunnen worden om 1° risico’s te voorkomen; 2° schade te voorkomen; 3° schade te beperken. 2. meewerken aan een procedure van een aankoopbeleid en de procedure mee realiseren 3. meewerken aan een procedure bij werken met derden en de procedure mee onderschrijven. 4. meewerken aan het inventariseren van ongevallen op school, zowel bij de werknemers als bij de leerlingen en aan het onderzoek van dergelijke ongevallen. 5. Strategische doelstellingen van het GPP: Nummering
Welzijnsdomein
Omschrijving van de maatregelen en de Vestiging acties
2 0 0 6
2 0 0 7
2 0 0 8
Het is aan de werkgevers en aan de preventieadviseurs een vrije keuze dat bovenstaand voorbeeld van ‘Globaal PreventiePlan’ wordt opgesteld voor alle scholen tesamen of afzonderlijk. Voor het katholiek onderwijs te Vilvoorde is er gekozen voor één gebundeld ‘Globaal PreventiePlan’ voor de werkgever en per vestigingsplaats afzonderlijke jaaractieplannen.
170
2 0 0 9
2 0 1 0
9.3. Een jaaractieplan129 Naast de planning op lange termijn, moet ook duidelijk omschreven worden welk resultaat de werkgever jaarlijks wil bereiken. Dit wordt gerealiseerd via het Jaarlijks ActiePlan (JAP)130. De werkgever stelt dit jaarlijks actieplan op in overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk. Dit jaaractieplan wordt opgesteld voor een dienstjaar. Dit wil zeggen dat scholen een jaarlijks actieplan mogen opstellen voor een schooljaar dat begint op 1 september van het ene jaar tot 31 augustus van het volgende jaar. Men mag het jaaractieplan ook laten samenvallen met het kalenderjaar zodat deze overeenkomen met de eindafrekening van de jaarrekeningen volgens de vzw-plicht en met het verplicht op te stellen jaarverslag voor de Federale Overheidsdiensten. Het ontwerp van jaarlijks actieplan moet voor advies voorgelegd worden aan het Comité PBW uiterlijk, de eerste dag van de tweede maand voorafgaand aan het begin van het dienstjaar waarop het betrekking heeft131. Bijvoorbeeld: - dienstjaar 1 januari – 31 december 2006, jaaractieplan voorleggen voor 1 november 2005; - dienstjaar 1 september – 31 augustus 2007, jaaractieplan voorleggen voor 1 juli 2005. Mijn advies is om het JAP te laten samenvallen met het burgerlijk jaar: - om te vermijden dat op het einde van een schooljaar (juni, juli, augustus) het preventiebeleid stilvalt door een lange vakantieperiode. Deze periode zou moeten gebruikt worden om de tekortkomingen in een tussentijdse evaluatie, die gebeurt half juni, in te halen in plaats van een vakantieperiode in te lassen en in september te starten met een nieuw jaaractieplan waarin eventueel de tekortkomingen in worden opgenomen; - In de opmaak van een planning is het niet slecht om in het begin van een schooljaar (september) de jaarlijkse rondgangen te organiseren waarvan de opmerkingen worden opgenomen in het nieuwe jaaractieplan die voor advies wordt besproken op het CPBW in de maand oktober; - Met deze adviezen moet rekening gehouden worden in de budgettering van het nieuwe burgerlijke jaar; Het jaarlijks actieplan bepaalt: 1. De prioritaire doelstellingen in het kader van het preventiebeleid van het volgende dienstjaar; 2. De middelen en methoden om deze doelstelling te bereiken; 3. De opdrachten, verplichtingen en middelen van alle betrokken personen; 4. De aanpassingen die moeten worden aangebracht aan het globaal preventieplan (GPP). Deze aanpassingen kunnen zich opdringen ingevolge: - gewijzigde omstandigheden; - de ongevallen en incidenten die zich in de onderneming of instelling hebben voorgedaan; - het jaarverslag van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk van het voorbije burgerlijk jaar; - de adviezen van het Comité tijdens het voorbije burgerlijk jaar. In het jaaractieplan dat wordt voorgesteld kunnen we volgende gegevens in aanduiden: - nummering volgens de welzijnsmappen; - omschrijving van de maatregelen en de acties; - de betrokken vestigingsplaats (indien om gekende redenen er geen afzonderlijk JAP wordt opgesteld); - de verantwoordelijke uitvoerder; - de voorziene begroting; 129
Welzijnsbeleid, K.B. 27 maart 1998, T. I, H. III, art. 11. Zakboekje voor de preventieadviseur, Kluwer, 2005, p. 271. 131 Welzijnsbeleid, K.B. 27 maart 1998, T. I, H. III, art. 12. 130
171
-
een tussentijdse evaluatie door aan te duiden “OK”, “in uitvoering”, “nog op te stellen” is het een maatregel of actie die occasioneel is of verloopt over meerdere jaren. Dit kan aangegeven worden door een aanduiding met een “X” te voorzien in meerder jaren.
De 8 welzijnsdomeinen132 vormen samen met de organisatie van de IDPBW, 9 hoofdthema’s om de maatregelen in onder te verdelen. 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
organisatie van de IDPBW; arbeidsveiligheid; bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk; psychosociale belasting; ergonomie; arbeidshygiëne; verfraaiing van de arbeidsplaatsen; maatregelen inzake leefmilieu; bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Door deze 9 hoofdthema’s vast op te nemen in het standaarddocument wordt bij het opstellen van het jaaractieplan aan de hand van het globaal preventieplan continu aandacht geschonken aan de 8 welzijnsdomeinen door zowel directie en hiërarchische lijn die mee de realisatie als de uitwerking van het JAP moeten ten uitvoer brengen.
We verklaren niet alle kolommen. Vermoedelijk is het duidelijk wat achtereenvolgens wordt bedoeld met nummering, omschrijving van de maatregelen en de acties, vestiging, verantwoordelijke uitvoerder. Onderstaande kolommen krijgen wel enige aandacht, daar zij deel uitmaken van een regelmatig evalueren van het jaaractieplan. Evaluatie 2 2 2 OK/ in uitvoering/ 0 0 0 nog op te stellen 0 0 0 5 6 7 Het jaaractieplan zou een werkdocument moeten zijn, net zoals zoveel documenten beschreven in dit werk. Zowel de preventieadviseurs, als de hiërachische lijn, als de werkgever moeten het jaaractieplan evalueren. Zij kunnen dit door in de kolom ‘EVALUATIE’ de aanduidingen aan te brengen, OK/in uitvoering/nog op te stellen. Op deze wijze krijgt iedereen een duidelijk beeld van de evolutie van dit jaaractieplan. Moesten er toch nog acties of te nemen maatregelen omwille van onvoorziene omstandigheden niet uitgevoerd zijn in het jaar waarin het voorzien was, dan kan men in de laatste kolom door middel van een kruisje aangeven dat deze actie wordt doorgeschoven naar het volgende dienstjaar. 2 2 2 0 0 0 0 0 0 5 6 7 Voorbeeld 1: actie niet gerealiseerd in 2005, wordt vervolgd in 2006: X Voorbeeld 2: actie komt jaarlijks terug: X X X Voorbeeld 3: waarschijnlijk dit jaar niet in orde. Actie loopt door in 2007 X X We geven een voorbeeld van ingevuld jaaractieplan voor 2006.
132
Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996, art. 4. §1.
172
0.D.1.
0.C.1. 0.C.2.
0.B.3. 0.B.4.
0.B.2.
0.B.1.
0.A.1.
Nummering
A. Organisatorische structuren Welzijnsmappen in orde brengen B. Voorkomingsbeleid In schoolwerkplan de nodige afspraken voor de leerkrachten zetten ivm. het gebruik van de computerklas In schoolreglement de afspraken voor de leerlingen zetten ivm. het gebruik van de computerklas Vergaderingen met alle PA's en hoofd PA Vergadering CPBW C. Onthaal, vorming en informatie Opmaken onthaalbrochure welzijn Verdelen onthaalbrochure welzijn D. Geïntegreerd Welzijnsbeleid PHG PHG
PHG PHG
Peutie
Peutie
PHG
Vestiging
Directie + PA Directie + PA
PA PA (niet altijd)
Directie + PA
Directie + PA
PA
Verantwoordelijke uitvoerder
Jaaractieplan 2006
Omschrijving van de maatregelen en de acties
O. ORGANISATIE VAN DE IDPBW
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
50 0
13,5 13,5
0
0
Begroting €
2 0 0 6
2 0 0 7
X X
X X X X X X
X
X
X X X
2 0 0 5
173
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
Richtlijnen voor evacuatie omhoog hangen Plannen voor evacuatie omhoog hangen Gastoevoer kunnen afsluiten buiten stooklokaal Zelfsluitende of op slot brandwerende deuren aan het stooklokaal Pictogrammen hangen Co2 brandblussers in de nabijheid van de computerklas Struikelgevaar in lok. B.0.05 opruimen Regelmatige controle van speeltuigen Haken voor boekentassen aan de banken monteren Losliggende linoleumtegels vastplakken in lok. A.1.01 Opgestapelde Pc's verwijderen uit lok. A.1.02 en A.1.03 Trappen slipvrij maken (band op kleven) Traphal in A.0.G1: gekleurde tape kleven op plafond (komt veel te laag) Plafond in lok. A.0.01 vervangen (is isomo) Losliggende tegels in lok. B.0.02 vast leggen Niveauverschil (trapje) op speelplaats aanduiden met een opvallende lijn Berging B.0.08 opruimen en geen papier meer in onderbrengen (is enige vluchtweg)
1.1. 1.2. 1.3.
1.17.
1.14. 1.15. 1.16.
1.12. 1.13.
1.11.
1.10.
1.7. 1.8. 1.9.
1.5. 1.6.
1.4.
Omschrijving van de maatregelen en de acties
Nummering
1. ARBEIDSVEILIGHEID
Groenstr
Groenstr. Groenstr. Groenstr
PHG Houtem
Houtem
Houtem
Peutie PHG Houtem
PHG Peutie
PHG
PHG PHG PHG
Vestiging
Directie + PA
Directie + Parochie Directie + PA Directie + PA
Directie + PA Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA Directie + PA Directie + PA
Directie + PA Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA Directie + PA Directie + PA
Verantwoordelijke uitvoerder
0
Parochie 50 25
900 70
100
50 200
100
15 15
Begroting €
OK
OK
OK
OK
OK HG
OK OK in Peutie OK
X
X
2 0 0 6
2 0 0 7
X
X
X
X
X
X
X X X X
X
2 0 0 5 X
174
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
Installeren van CV in alle klassen Organisatie evacuatieoefeningen Deksels van de putten laten herstellen 5- jaarlijkse controle elektriciteit (laagspan.) Opzoeken wanneer controle moet gebeuren Jaarlijkse controle brandblussers (Somati) Jaarlijkse controle brandblussers (Ansul) Jaarlijkse controle noodverlichting Jaarlijkse controle gasketels (Barcho) Jaarlijkse controle gasketels (Freddy) Aanvraag brandweerverslag Plaatsing evacuatiealarm Plaatsing noodverlichting Gebo aanspreken voor uitbreiding evacuatieAlarm (niet hoorbaar in lokA.0.03) Inventariseren van gevaarlijke chemische producten (per klas) Algemene inventaris gevaarlijke chemische producten opmaken Veiligheidsinformatiebladen gevaarlijke chemische producten opmaken PHG
PHG
PHG
Groenstr PHG Groenstr Peutie HG PH Groenstr PHG PH Groenstr PHG Groenstr Groenstr Houtem
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie
2.2.
2.1.
Nummering
Periodiek nazicht en aanvullen van EHBOkastjes Steekproeven temperatuur warme maaltijden en soep
Omschrijving van de maatregelen en de acties
PHG
PHG
Vestiging
Directie + PA
Nijverheidshelper
Verantwoordelijke uitvoerder
2. BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN DE WERKNEMER OP HET WERK
1.33
1.32.
1.31.
1.18. 1.19. 1.20. 1.21. 1.22. 1.23. 1.24. 1.25. 1.26. 1.27. 1.27. 1.28. 1.29. 1.30.
25
500
Begroting €
?
?
?
7000 0 NVT Gebo 0 200 100 0 500 175 ? Gebo Gebo Gebo
Wacht op aankoop thermometer KOV
2 0 0 5 X
175
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
OK
X
2 0 0 6 X
X
X
X
X X X
X X X X X
2 0 0 7 X
X X X X
X X X X X X
OK OK OK
X X X X
OK
Handhaven en verbeteren van goede sociale verhoudingen Bevorderen onderling respect en betrokkenheid Verminderen van stresstoestanden en werkdruk
Omschrijving van de maatregelen en de acties
4.3. 4.4.
4.2.
4.1.
Nummering
Ergonomisch meubilair aanschaffen of laten maken voor de computerklas Nieuwe banken aankopen voor alle klassen en bestaande banken naar de juiste graad verhuizen Scherm directie haaks op het raam zetten Tussentijdse controle computers van de computerklas
Omschrijving van de maatregelen en de acties
4. ERGONOMIE
3.3.
3.2.
3.1.
Nummering
3. PSYCHOSOCIALE BELASTING
Groenstr Peutie
Peutie
Peutie
Vestiging
PHG
PHG
PHG
Vestiging
Directie + PA ICT-coördinator
Directie + PA
Directie + PA
Verantwoordelijke uitvoerder
Directie
Directie
Directie
Verantwoordelijke uitvoerder
0 100
3000/jaar
1500
Begroting €
0
0
0
Begroting €
2 0 0 6 X
2 0 0 7 X
2 0 0 6 X
2 0 0 7
X X X X
X X
2 0 0 5
X X X
X X X
2 0 0 5 X
176
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
5.10.
5.9.
5.8.
5.8.
5.8.
5.7.
5.6.
5.4. 5.5.
5.3.
5.2.
5.1.
Nummering
Min. 1 toilet voorzien van recipiënt voor maandverband Berging aan leraarslokaal voldoende verluchten Gevaarlijke producten veilig opbergen en inventariseren Schuifraam in lok. A.0.03 maken Affiches ivm. handhygiene omhoog hangen in de toiletten Lavabo met koud en warm stromend water installeren in het leraarslokaal Lavabo met koud en warm stromend water installeren in het leraarslokaal Lavabo met koud en warm stromend water installeren in het leraarslokaal In de toiletten voldoende lavabo's installeren (1 per 4 Wc’s en 1 per 20 kleuters) In de buurt van het personeelslokaal een toilet voorzien voor het personeel Alle toiletten tijdig voorzien van wc-papier, zeep, (wegwerp-)handdoekjes Aanvraag controle eetwareninspectie (3-jaarlijks)
Omschrijving van de maatregelen en de acties
5. ARBEIDSHYGIENE
PHG
PHG
Peutie
PHG
Groenstr
Peutie
Houtem
Peutie PHG
PHG
Peutie
PHG
Vestiging
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Verantwoordelijke uitvoerder
100
750
Gebo
?
Gebo
150
? 50
0
50
Begroting €
OK
OK
OK
OK
X
X
X
X
X
X
X
2 0 0 6
X X
X X
X
2 0 0 5 X
177
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
2 0 0 7
6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
6.3.
6.2.
6.1.
Nummering
Gestapelde Pc’s uit lokaal B.0.01 (directie) verwijderen Overdekte fietsenstalling plaatsen, voldoende afgescheiden van de speelplaats Overdekte fietsenstalling plaatsen, voldoende afgescheiden van de speelplaats Plaatsen van drinkwaterfonteintjes Plaatsen van drinkwaterfonteintjes Speelplaats vernieuwen Tafelpoot vastzetten in de personeelsruimte Zoeken naar een andere plaats voor het kopieertoestel dat nu in klas B.1.01 staat
Omschrijving van de maatregelen en de acties
6. VERFRAAIING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN
Peutie HG Houtem Houtem Groenstr
PG
Houtem
Peutie
Vestiging
Directie + PA Directie + PA Directie + PA Directie + PA
Directie + PA + oudercomité Directie + PA
Directie + PA
Verantwoordelijke uitvoerder
Gebo Gebo 35000 10 ?
Oudercom.
0
Begroting €
X X
OK
178
X
2 0 0 5 X
OK
OK
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
X
X
X
2 0 0 6
2 0 0 7
Gescheiden vuilnisbakken plaatsen in alle lokalen Ophaling gescheiden afval: papier, PMD, GFT en restafval Oplossing zoeken voor GFT-verwerking MOS-verantwoordelijke aanstellen Ophaling gebruikte batterijen en inktpatronen
Omschrijving van de maatregelen en de acties
Peutie PHG PHG
HG
PHG
Vestiging
Directie + PA Directie + PA Directie + PA
Directie + PA
Directie + PA
Verantwoordelijke uitvoerder
0
?
2.200
?
Begroting €
OK
OK
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
8.1. 8.2.
Nummering
Bekend maken van een vertrouwenspersoon
Omschrijving van de maatregelen en de acties
PHG
Vestiging
Directie
Verantwoordelijke uitvoerder
Begroting €
2 0 0 6 X
2 0 0 7
2 0 0 5 X
2 0 0 6 X
2 0 0 7
X X X X X
X X X
2 0 0 5
179
Evaluatie OK/ in uitvoering/ nog op te stellen
8. BESCHERMING TEGEN GEWELD, PESTERIJEN EN ONGEWENST SEKSUEEL GEDRAG OP HET WERK
7.3. 7.4. 7.5.
7.2.
7.1.
Nummering
7. MAATREGELEN INZAKE LEEFMILIEU
De directie: (naam en handtekening)
Voor het bestuur: Datum: De Inrichtende Macht: (naam en handtekening)
De werknemers: (naam en handtekening)
De werkgevers: (naam en handtekening)
Ter goedkeuring voorgesteld aan de leden van het Comité Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) Datum: De voorzitter: (naam en handtekening)
De leden:
Ter goedkeuring voorgesteld aan de leden van de Interne Dienst Preventie en Bescherming op het Werk (IDPBW) Datum: Preventieadviseur belast met de leiding van de dienst: (naam en handtekening)
Bijlage 1: Jaarplanner JAP 2006
180
9.4. Een jaarplanner Nadat via een uniform inventarisatiesysteem (de welzijnsmappen), het globaal preventieplan en het jaaractieplan opgesteld zijn voor alle vestigingsplaatsen in de (G)IDPBW kan er tenslotte nog werk gemaakt worden van een jaarplanner. Deze planner geeft op een overzichtelijke wijze de actiepunten weer opgenomen in het jaaractieplan per maand. Dit document moet gebruikt worden in één of meerdere plaatsen zoals: • zichtbaar opgehangen op een locatie voor alle personeelsleden; • zichtbaar opgehangen in het lokaal van de technisch adviseur coördinator of indien deze niet aanwezig is in het lokaal van directie of de aankoopdienst; • zichtbaar opgehangen in het lokaal van de lokale preventieadviseur; Eveneens moet dit document als werkdocument fungeren zodat op een vlotte wijze geplande activiteiten die om bepaalde redenen niet werden uitgevoerd kunnen opgespoord worden. Hierbij denk ik aan jaarlijkse keuringen en aan initiatieven die de werkgever gepland heeft in de loop van een bepaalde periode. Dit document doet praktisch dienst als evaluatiedocument van het jaaractieplan en kan eveneens een hulp zijn voor de besprekingen van het Comité PBW. We geven een voorbeeld van jaarplanner van het dienstjaar 2005.
181
Jaarplanner JAP 2005 Num 3.2.5. 1.9. 3.2.6. 3.2.7. 1.3.12 1.3.11 3.1.5. 4.3. 6.1. 6.3. 1.3.4. 1.3.5. 1.3.6. 1.3.8. 1.3.9. 3.1.4. 3.2.3. 1.3.13 2.8.
1.3.10 4.2. 5.1. 5.4. 5.5. 5.6. 7.1. 7.3.
Opvolging JAP Verslagen CPBM Werking alarm Overleg PA en directie Overleg PA en IDPBW Periodieke controle geb Contr lastoestellen Navorming VCA Aankoop beamer Richtlijnen soepbedeling Aankoop keukenthermometer Contr hefbrug garage Contr ladders Contr stellingen Contr brandblussers Contr brandhaspels Navorming legionella Afspraken IDPBW Controle klimtouwen Afzuigsysteem chemie Jaarverslag Min Arbeid Contr keuken Evacuatieoefeningen Herinrichting lok 028 Aanschaf computers Herinrichten vaklokaal hout 213 Herinrichten 3de computerklas 214 Herinrichten magazijn draaierij 030 Aanbrengen nieuwe beplanting Inventaris gevaarlijke
Freq 1/m 8/j 1/m 1/w 1/m 1/m 2/j
J X X X X X X X X X X
F X X X X X X
M X X X X X
A X X X X X X
M X X X X X X
J X X X X X X
J X
A X
X
X
X
X
S X X X X X X X
O X X X X X X
N X X X X X X
X 1/j 2/j 2/j 1/j 1/j
1/j
2/j 2/j
X X X X X X X
X X
X X X X
X X X X X
X
X X X X
182
D X X X X X
1.4. 1.5. 1.3.3. 1.3.7. 1.13. 1.18. 5.2. 5.3. 7.4. 7.5. Num 1.8. 2.7. 1.7. 1.14. 4.1. 6.4. 6.5. 1.3.1. 3.2.4. 1.3.2. 3.2.1. 7.2. 8.1. 2.2. 3.1.6.
1.2. 1.10. 1.11. 1.12. 1.15. 1.16.
stoffen Instructies brand Instructies gevaarlijke stoffen Contr hoogspanning Controle asbest Evacuatieroute praktijklokalen Aanschaf valmat Realisatie werkplaatsklas 030 Herinrichting pneumaticaklas 102 Opruimen afval rondom schoolgebouw Aanbrengen klasnummers Veiligheidsverlichting Arbeidsgeneeskundig onderzoek stagiairs Inventaris veiligheidsmateriaal Lijsten in klassen Contr beeldschermen Herinrichten kleedruimte sportzaal Contr legionella Contr brand verslag Min prestatie PA Centrale verwarming onthaalbrochure Ontwerp kast leraarslokaal Vertrouwenspersoon OSGW Jaarlijkse rondgang Navorming VCA Bespreking JAP Contr EHBO kasten Dynamisch risicobeheersingsmodel Nooduitgang VIRGO Risicoanalyse Lidmaatschap veiligheid Aanpassing elektrische verlichting sportzaal Aanpassing elektrische
X X 1/j 1/j
X X X X X X X X
Freq 2/j
J
F
M
A
M
J X X
J
A
S
O
N
D X
X X X X 1/j 1/j 1/j
X X X X X X X
1/j
X X X X X X X X X X
183
1.17. Num 1.19. 1.20.
2.1. 3.1.1 3.2.8. 6.6. 7.6.
verlichting keuken VIK’s Freq
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
Draaibanken lok 030 Aanpassen arbeidsmiddelen lok 030 Contacten arbeidsgeneesheer Navormingsplan Bekendheid CPBW Contr asbest inventaris Plan gescheiden afval
X D X X
X X X X X
Opmerking: Bovenstaande lijst is niet bindend, maar dynamisch wijzigbaar afhankelijk van de actuele gebeurtenissen. Deze lijst is eerder een handig hulpmiddel om de veelheid van activiteiten aan de hand van het jaaractieplan overzichtelijk voor te stellen.
Eddy Van Havere Coördinerende preventieadviseur Katholiek onderwijs Vilvoorde
[email protected]
184
9.5. Een uniform maandverslag Ook een uniform maandverslag mag niet ontbreken in een efficiënt werkende (G)IDPBW. Een maandverslag moet in het kader van het beheer en de werking van de Dienst PBW opgesteld worden bij werkgevers die behoren tot de groepen A, B en C. Een driemaandelijks verslag moet opgesteld worden door werkgevers die niet behoren tot groep B bij de werkgevers die minder dan 50 werknemers tewerkstellen133. Over het jaaractieplan werd gesproken dat het een evaluatiedocument is samen met de jaarplanner. Het maandverslag zou een nog sterker evaluatiedocument moeten zijn om de activiteiten betreffende de welzijnswet te evalueren. Zowel voor de werkgever, als voor leden van het CPBW, als voor alle preventieadviseurs behorende tot de (G)IDPBW. Eveneens moet bij het opstellen van een uniform maandverslag voor alle vestigingsplaatsen, rekening gehouden worden dat: het leesbaar is voor iedereen; een gemeenschappelijke preventieadviseur hiervan een gemeenschappelijke nota kan opstellen voor het maandelijks overleg met de coördinerende directie en over de werking van de gemeenschappelijke interne dienst; hieruit gemakkelijk de registratie van de arbeidsongevallen uitgehaald kunnen worden, evenals de getroffen maatregelen; hierin ook maandelijks het aantal equivalente werknemers en het aantal werkelijk gepresteerde arbeidsuren, kan gelezen worden. Dit laatste lukt alleen maar als de organisatie het toelaat om maandelijks over deze gegevens te beschikken. De twee laatste opmerkingen zorgen ervoor dat het maandverslag een hulpmiddel wordt bij het opstellen van het jaarverslag. Het aantal arbeidsongevallen en de ernstgraad, de werkelijke ernstgraad, de globale ernstgraad worden door een eenvoudige sommatie verkregen als jaaroverzicht. Indien het document in een rekentabel werd opgemaakt, dan moet men zelfs geen bijkomende berekeningen maken. De software doet die automatisch. Er zal niemand tegenspreken dat de opmaak van een jaarverslag veel tijd vraagt wanneer men niet goed voorbereid is om de jaargegevens zoals het aantal arbeidsongevallen, aantal equivalente werknemers, aantal werkelijk gepresteerde werkuren, aantal uitzendkrachten, aantal jobstudenten, totaal aantal gepresteerde uren en ongevallen door derden, te verzamelen. Een goed uitgewerkt maandverslag zorgt ook voor een correcte invulling van het jaarverslag. Een voorbeeld van een blanco maandverslag, gebruikt voor alle vestigingsplaatsen van het katholiek onderwijs te Vilvoorde, volgt.
133
Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998, T. II, H. I, art. 7, § 1. 2°, a.
185
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
Maandelijks verslag Dienst P.B.W. MAAND: januari 2006 0. Inlichtingen over de technische bedrijfseenheid Naam in te vullen Preventieadviseur: Niveau preventieadviseur: basisvorming Samenstelling TBE: 1. - naam van de school:
2. - naam van de school:
3. - naam van de school:
Naam in te vullen Aantal equivalente werknemers: Aantal equivalente leerlingen: Aantal werkelijk gepresteerde Arbeidsuren:
0
Naam in te vullen Aantal equivalente werknemers: Aantal equivalente leerlingen: Aantal werkelijk gepresteerde Arbeidsuren:
0
Naam in te vullen Aantal equivalente werknemers: Aantal equivalente leerlingen: Aantal werkelijk gepresteerde Arbeidsuren:
0
Totaal aantal werkelijk gepresteerde arbeidsuren: (Ax) : met x de x-de periode van het burgerlijke jaar
(Ax)
186
1. Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk 1.1. Overzicht van de activiteiten van de interne dienst
1.2. relaties met de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW) datum bezoek arbeidsgeneesheer Naam arbeidsgeneesheer Aantal werknemers voor onderzoek Aantal leerlingen (stagiairs) voor onderzoek
0 0
Contactdatum EDPBW Voorstellen, vragen, opmerkingen
2. Opzoekingen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
3. Overzicht van opgespoorde risico’s Datum
Locatie
Omschrijving
4. Synthese van de arbeidsongevallen 4.1. driemaandelijks overzicht Dodelijke ongevallen
Ongevallen met blijvende ongeschiktheid 0
Aantal
0
Aantal verloren kalenderdagen Aantal dagen forfaitaire ongeschiktheid
0
0
0
0
Ongevallen met tijdelijke ongeschiktheid 0 0
Totaal
0 (B) 0 (C) 0
Formule
Fg = Bx1.000.000 = Ax Weg = Cx1.000 = Ax Geg = (C+D)x1.000 = Ax
(D)
187
4.2. jaarlijks overzicht Dodelijke ongevallen Aantal
Ongevallen met blijvende ongeschiktheid 0
0
Ongevallen met tijdelijke ongeschiktheid 0
Totaal
0 (B) 0 (C) 0
Aantal verloren 0 0 0 kalenderdagen Aantal dagen 0 0 forfaitaire ongeschiktheid (D) (Atot) : De som van de werkelijk gepresteerde arbeidsuren van het burgerlijk jaar
Formule
Fg = Bx1.000.000 = Atot Weg = Cx1.000 = Atot Geg = (C+D)x1.000 = Atot
4.3. Analyse van de arbeidsongevallen (A.O.) Volgnummer ongevallensteekkaart: Naam slachtoffer: Plaats van het ongeval: Omschrijving van het A.O.:
1 Mevrouw – De heer
Getroffen maatregelen (voorkoming) Uitgevoerde werken:
Maatregelen voor opgespoorde risico’s:
Maatregelen na het schadegeval:
Maatregelen door de hiërarchische lijn getroffen:
4.4. Ongevallen op de weg van en naar het werk
Ernst Dood Blijvende ongeschiktheid Tijdelijke ongeschiktheid totaal
Leerkrachten, administratief personeel, directie, TAC en stageleerlingen Driemaandelijks overzicht Jaaroverzicht 0 0 0 0 0 0 0 0
5. Overzicht van getroffen preventiemaatregelen Datum
Locatie
Omschrijving
188
6. Opvolging van het jaarlijks actieplan (JAP) 6.O. ORGANISATIE VAN DE IDPBW Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
A. Organisatorische structuren 0.A. . B. Voorkomingsbeleid 0.B. . C. Onthaal, vorming en informatie 0.C.. D. Geïntegreerd Welzijnsbeleid 0.D. . 6.1. ARBEIDSVEILIGHEID Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
1. . 1. . 6.2. BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN DE WERKNEMER OP HET WERK Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
2. . 2. . 6.3. PSYCHOSOCIALE BELASTING Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
3. . 3. . 6.4. ERGONOMIE Nr.
Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
4. . 4. . 6.5. ARBEIDSHYGIËNE Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
5. . 5. . 6.6. VERFRAAIING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
6. . 6. .
189
6.7. MAATREGELEN INZAKE LEEFMILIEU Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties
Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen
7. . 7. . 6.8. BESCHERMING TEGEN GEWELD, PESTERIJEN EN ONGEWENST SEKSUEEL GEDRAG OP HET WERK Nr. Omschrijving van de maatregelen en de acties Evaluatie OK/ in uitvoering/ opmerkingen 8. . 8. . 7. Commentaar over de wijzigingen aangebracht in de volgende documenten Commentaar 7.1. Het organogram
7.2. de exploitatievergunning en de opgelegde exploitatievoorwaarden 7.3. de verslagen van de afgevaardigden van het Comité PBW belast met onderzoek van ongevallen 7.4. de attesten, processen-verbaal en verslagen afgeleverd door erkende organismen 7.5. Suggesties van de bevoegde brandweerdienst 8. Energieboekhouding ELEKTRICITEIT Datum
kWh-meter 1
kWh-meter 2
GAS Datum
Teller 1 – m³
WATER Teller 2 – m³
Datum
Teller – m²
9. Gezien door het CPBW Datum: Handtekeningen:
De werkgever:
Lokale preventieadviseur:
Preventieadviseur belast met de leiding van de dienst: Werknemersafgevaardigden:
190
9.6. Aankoop- en indienststellingsbeleid Zoals in het document ‘reflecties en aanbevelingen naar aanleiding van het gebruik van de dynamische inspectie index door de inspectie secundair onderwijs’134 te lezen valt, beschikken scholen over een risicoanalyse van het machinepark en een planning om de risico’s te verminderen, maar voor vele scholen vooral ASO-scholen, technische scholen uit de zachte sector en scholen behorende tot het basisonderwijs is dit nog te vaak onbekend terrein. Daarenboven is het aankoopbeleid ook niet zo transparant en blijkt er nogal wat watervrees om de preventieadviseur hierbij te betrekken. Verder beschouwen vele scholen dit als een last, die weinig bijbrengt aan de school. Strikt genomen geldt de regelgeving hieromtrent enkel voor arbeidsmiddelen en is dus zeker van toepassing op technische scholen uit de harde sector. In deze scholen vraagt de toepassing van de wet dan ook heel wat werk. In de andere scholen is dat werk echter veel beperkter, maar vraagt de onderwijsinspectie toch dat ook de leermiddelen waaraan risico’s verbonden zijn zouden opgenomen worden in het aankoop- en indienststellingsbeleid. Toestellen die gebruikt worden in de lessen lichamelijke opvoeding, computers, laboratoriumtoestellen, keukentoestellen, soorten gereedschappen zouden allen aan een voorafgaande risicoanalyse moeten onderworpen worden, vooraleer er wordt overgegaan tot een bestelling en tot het implementeren ervan in een school. We spreken hier uiteraard over het voorkomingsbeleid waar de wetgeving het over heeft en zijn 3 groene lichten: 1ste groen licht: de opmaak van een risicoanalyse; 2de groen licht: voorzien van de nodige documenten, bestelformulier, conformiteitsattest, keuringsattesten; 3de groen licht: de opmaak van een indienststellingsverslag. Achtereenvolgens geven we hieronder een voorbeeld van een bestelformulier en een indienststellingsverslag, beiden geïmplementeerd in de nijverheidsschool van de scholengemeenschap. Belangrijk hierbij op te merken valt dat aan verschillende personen een handtekening wordt gevraagd zodat alle betrokkenen op de hoogte zijn van een bestelling en opmerkingen hierover kunnen geven of adviseren. Zo worden minstens drie handtekeningen vereist op een bestelformulier: Directeur, beheerder van de begroting; Technisch adviseur coördinator, meestal de opdrachtgever; Lokale of coördinerende preventieadviseur, voor de opmaak van de risicoanalyse en het geven van de nodige adviezen voorafgaand aan de bestelling. Waar ook nog werk van kan gemaakt worden is dat er een handtekening kan geplaatst worden, ter inzage voor de werknemersafgevaardigden in het CPBW. Daar in de nijverheidsschool een werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ werd opgericht, is het mogelijk dat voor een bestelling wordt uitgevoerd deze leden ook hun handtekening plaatsen na akkoord. Goede afspraken zijn hier nodig tussen alle betrokkenen, zodat documenten niet lang blijven liggen vooraleer men een bestelling kan uitvoeren. Het implementeren van onderstaand modeldocument getuigt dat na het maken van goede afspraken en het tijdig aanpassen van de procedure, zeker in de beginfase, er een bestelprocedure kan opgestart worden in alle scholen, niet alleen in nijverheidsscholen, maar ook in ASO-scholen, technische scholen uit de zachte sector en voor het basisonderwijs.
134
Reflecties en aanbevelingen naar aanleiding van het gebruik van de dynamische inspectieindex door de inspectie S.O./ dhr. Hector Smeesters., Studiedag ‘De dynamische inspectieindex van het welzijn in het secundair onderwijs’, Provinciehuis Brugge, 29 september 2004.
191
9.6.1. Een bestelformulier
Bestelling Aan Naam Adres Postcode Telefoon
Datum Bestelbonnr: Contactpers.
Plaats Fax
Voor
Beschrijving
5/07/2006 0006/EVH E. Van Havere
Aantal
Stukprijs
Totaal
0,00 Subtotaal
0,00
BTW
0,00
TOTAAL
0,00
Opmerking:
De factuur dient opgemaakt in dubbel met vermelding van het bestelbonnummer. Betaling geschiedt op rekening na ontvangst.
P. Van De Voorde Technisch Adviseur Coördinator
I. Hermans Preventiedienst
A. Onkelinx Directeur
192
9.6.2. Het indienststellingsverslag
Indienststellingsverslag Uitgevoerd volgens art. 54 quater 3.3 en 3.4 van het ARAB en Art. 8.3 Arbeidsmiddelen Codex Titel VI
Identificatie van het object Benaming:
installatie
machine
andere
HAAS CNC draaicentrum, model Toolroom Lathe TL-1HE – S/N 72690
Machine Nummer toestel:
72690
193
Merk:
Toolroom Lathe TL-1HE
Type:
Haas CNC draaibank
Serie Nr:
72690
Bouwjaar:
2006
Lokaal:
draaierij mechanica 030
Naleving van de veiligheidseisen Dit object werd gecontroleerd op de naleving van: 1
De vigerende wetten, reglementeringen en normen inzake Veiligheid en Hygiëne: in orde
opmerkingen:
2 Bijkomende veiligheidseisen: in orde opmerking betreffende 2.1 mechanische:de machineverantwoordelijke dient de vereisten voor smering van de klembalken te kennen.
2.2 elektrische: de noodstopinrichting mag niet gebruikt worden als stopschakelaar om eventueel het verlies van programmagegevens te voorkomen. Contact dient opgenomen te worden met leverancier om deze handeling, voorgesteld door de leverancier, te voorkomen. Het zou beter zijn deze noodstopinrichting door een gewone stopschakelaar te vervangen. Pedagogisch mogen wij als leerkracht deze handeling niet tolereren naar de leerlingen toe. De noodstopinrichting is bedoeld om: •
•
de risico's die dreigen te ontstaan (gevaarlijke situaties) af te wenden of om bestaande risico's te verminderen die letsels of schade zouden kunnen berokkenen aan personen, aan het werk in uitvoering of aan de machine zelf; op gang gebracht te kunnen worden door één enkele menselijke handeling indien de normale stopfunctie onvoldoende is.
2.3 chemische: Te gebruiken smeertype: Molybdeendisulfide vet (20% tot 25% molybdeengehalte) Te gebruiken minerale snijolië volgens het smeerschema Te gebruiken smeerolie (3 liter Mobil Vectra 2) Van bovenstaande producten dienen de MSDS-fiches (veiligheidsinstructiekaarten) nog aangevraagd te worden door TAC en te bezorgen aan de IDPBW KOV.
194
2.4 brand en ontploffing: geen opmerkingen
2.5 omgevingsfactoren: De buitendeur links van deze machine mag niet meer gebruikt worden als toegangsdeur zolang de machine op deze plaats in gebruik wordt genomen. Deze deur dient gesloten te blijven. Leerlingen moeten via het onthaal de werkplaats binnen gaan. De nooduitgang voor lokaal 030a, 030b en 030c zal langs de wasplaats dienen te gebeuren. Hiervoor zijn de nodige sleutelkastjes reeds gemonteerd. Pictogrammen dienen nog opgehangen te worden.
2.6 ergonomie: Bijhorend materiaal en werkstukken dienen op een werktafel geplaatst te worden bij gebruik ervan, evenals dienen bijhorende gereedschappen gestockeerd te worden in een gereedschapskast die goed toegankelijk is. Zowel de werktafel als de gereedschapskast kunnen één geheel vormen. Deze dienen zichtbaar en goed hanteerbaar opgesteld te worden in de werkzone.
2.7 andere vereisten: Aanpassing van de werkzone is nodig. Gele markering aanbrengen.
3 documenten inzake veiligheid voorhanden: 3.1 attest van de leverancier (artikel 54 quater 3.2) ja
neen
3.2 instructies voor de medewerkers (artikel 54 quater 3.4) ja
neen
Een gebruikershandleiding in verschillende talen op CD-Rom werd met de machine meegeleverd. De gewenste taal dient aangeklikt te worden.
3.3 keuring door een erkend organisme
ja
neen
niet van toepassing
Keuringsverslag door Elektro-test uitgevoerd op 29 mei 2006.
3.4 risicoanalyse uitgevoerd ja
nee
Een risicoanalyse van de indienststelling en de omgevingsfactoren is gebeurd.
195
Een risicoanalyse wordt opgesteld eind augustus wanneer leerkrachten deze machine leren gebruiken. Een bijkomende risicoanalyse wordt opgesteld in september wanneer leerlingen voor de eerste maal leren werken met deze machine.
Verslaggeving,
Raadpleging,
Advies,
E. Van Havere
P. Van De Voorde
Dr. Teughels
(Preventieadviseur)
(Technisch adviseur coördinator)
Handtekening + datum: Handtekening + datum:
(Arbeidsgeneesheer)
handtekening + datum:
Beslissing indienststelling, door de werkgever/hiërarchische overste:
toegelaten
toegelaten onder voorbehoud mits naleving van de opmerkingen
geweigerd
A. Onkelinx (Directeur)
Handtekening + datum:
196
9.7. Een standaarddocument voor “interne opdrachten”
Evenals door het geven van interne opdrachten door een technisch adviseur coördinator , wordt verwacht dat preventieadviseurs op de hoogte zijn van de uit te voeren werken. Om deze reden wordt onderstaand ‘opdrachtenformulier’ door verschillende mensen ondertekend. Dit zijn de directeur van de betrokken school, de opdrachtgever (hier de technisch adviseur coördinator), de lokale preventieadviseur of bij diens afwezigheid door de coördinerende preventieadviseur. Hierbij zijn het maken van duidelijke afspraken belangrijk, zodat het ondertekenen van deze documenten door verschillende personen vlot verlopen. Het implementeren van dit document heeft er voor gezorgd dat niet alleen de (G)IDPBW tijdig op de hoogte is van interne werken, maar ook dat de onderlinge communicatie vlotter verloopt. Dergelijk document kan tevens dienst doen voor een vlotte verwerking van maandverslagen. Opdrachtenformulier Werken uit te voeren in schoolgebouwen Opdrachtnummer: ………… Onderwerp: ………………... Lokaalnummer: …………………… Opdrachtgever: ………… …………. Omschrijving van de opdracht: …………………………………………………………………………………
Uit te voeren door: o derden: o onderhoudspersoneel: o Leerlingen van …… …………………..
Bestelling: (Een bestelling gebeurt steeds na een offerteaanvraag en met de opmaak van een bestellingsformulier met bestelbonnummer. Hierbij worden de handtekening van directie, technisch adviseur-coördinator en preventiedienst vereist (ARAB art. 54 quater) Bestelbonnummer: ………/………… Leverancier: ………………………………………………………………………………… Bestelde materialen: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
197
Opdracht in fasen van uitvoering: 1. 2. 3. handtekeningen P. Van de Voorde Technisch adviseur coördinator KITO ……………………………...
A. Onkelinx Directeur KITO ………………………….
Startdatum van de werken: ………………………….
Aanbevelingen van de interne dienst preventie en bescherming op het werk: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… handtekening preventiedienst I. Perdaens Lokale preventieadviseur KITO …………………………….
Uitgevoerd door leerlingen: Naam: …………………………………….. Naam: …………………………………….
E. Van Havere Coördinerend preventieadviseur KOV ………………………..
Evaluatie: Klas: ……… Klas: ………
Handtekening leerkracht Naam leerkracht: ………………….. Handtekening leerkracht: ………………….
Einddatum van de werken: …………………………… Dit document wordt na het beëindigen van de werken bezorgd aan TAC
Aantal bijlagen: ………….
198
9.8. Tuttava als jaarthema, voor orde en netheid Tuttava, als praktisch voorbeeld waar in alle scholen kan aan gewerkt worden in een (G)IDPBW. Eerst beginnen als proefproject in één school. En met deze bevindingen en met zijn succes kunnen we het project laten doorstromen naar de andere scholen aangesloten tot de Dienst. Dit gebeurt uiteraard niet in een korte tijdspanne. 2 schooljaren zijn nodig om dit project minstens 1 periode in alle scholen geïmplementeerd te krijgen. Dit project is sinds februari gestart in de nijverheidsschool waar orde en netheid prioritair moest aangepakt worden. Door de zichtbare verbetering wordt er in het college van directies over “Tuttava” gesproken waardoor andere directies interesse hebben in het project. Het is dan aan de lokale of coördinerende preventieadviseur om het project ter ondersteuning mee te begeleiden. In de aanvangsfase van het nijverheidsonderwijs is er gezocht naar verbanden met andere projecten, zodat de slaagkans groter wordt indien er meerdere personen betrokken zijn. Het project is als idee door de preventieadviseurs gebracht op een stafvergadering, in de werkgroep ‘veiligheid’, goed bevonden als samenwerking in het DANI-project, een project waarin gewerkt wordt aan gendergevoeligheid (een voorwaarde voor meer meisjes in het nijverheidsonderwijs is te zorgen voor een nette en ordelijke school). Al deze overlegorganen waren voor de aanvangsfase bereid tot medewerking. Hieronder geven we de teksten weer die aan het personeel en aan leerlingen werden gegeven. 9.8.1. Oorsprong van Tuttava135 Tuttava is een acroniem van de Finse woorden voor veilig ('turvallinen'), productief werk ('tuottava työ') en gewoontes ('tavat'). Amerikaanse studies toonden aan dat 85% of meer van de gevolgen van een arbeidsongeval (dood, verlies werkdagen, letsel, verlies eigendom, bijna-ongeval, eerste hulp) uitsluitend te wijten was aan onveilig gedrag. Professor Saari ontwikkelde daarop het Tuttavaprogramma en paste het begin jaren '80 toe op een scheepswerf in Finland. De resultaten logen er niet om: het aantal arbeidsongevallen daalde spectaculair (met bijna 80%). Professor Saari stelt nochtans dat het Tuttava-programma het aantal arbeidsongevallen in het beste geval met 25% kan doen teruglopen. Hij gelooft vooral dat Tuttava een goede groepsdynamiek en werksfeer in de hand werkt, waardoor werknemers ook andere problemen gaan aanpakken. Andere experimenten bevestigden het succes van het programma. 9.8.2. Orde en netheid Niemand kan ontkennen dat orde en netheid de veiligheid ten goede komen. Het is echter geen sinecure om de werkvloer continu en systematisch ordelijk en net te houden. Wat ordelijk is voor de één, is dat immers niet noodzakelijk voor de ander. Daarnaast is de betrokkenheid van werknemers vaak gering. Bovendien ontbreekt doorgaans de ondersteuning van het management. Kuis- en opruimprogramma's (zoals de 5 S) zijn dan tijdelijke, maar geen systematische oplossingen. Bij orde en netheid gaat het trouwens om veel meer dan alleen een propere en opgeruimde werkplaats. Het betekent ook dat zich in een bepaalde werkomgeving alleen het meest noodzakelijke materiaal bevindt en dat elk onderdeel zijn plaats heeft. Als leerlingen het juiste gereedschap immers makkelijk kunnen vinden, zijn ze ook eerder geneigd het te gebruiken. Goed opgeslagen gereedschap heeft ook een grotere kans om in goede staat te blijven. Een ordelijke werkomgeving laat bovendien een blijvende positieve indruk achter, niet alleen bij de leerkrachten, maar ook bij de leerlingen. Om orde en netheid te verbeteren in de scholen van het katholiek onderwijs te Vilvoorde heeft de werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ van de nijverheidsschool als proefproject ‘Tuttava’ geïmplementeerd omdat de leerlingen van het technisch en beroepsonderwijs in hun later beroepsleven meer dan anderen de vaardigheid moeten hebben om ordelijk, hygiënisch en net te werken en een klaslokaal of een werkplaats ook zo achter te laten. 135
VAN LANDUYT, N., “Methode in verband met orde en netheid: TUTTAVA”, Blok III, leereenheid 59, Postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau I – 1ste jaar, academiejaar 2004 – 2006. 135 www.prevent.be.
199
9.8.3. Implementatie van een nieuw project Vooraleer we Tuttava gaan implementeren als nieuw project moeten we een actieplan opstellen. Voor een efficiënt werkende (G)IDPBW moeten er altijd prioriteiten gesteld worden in een actieplan. Echter een actieplan op zich kan mooi zijn, maar dat neemt nog niet weg dat de vernieuwingen geïmplementeerd geraken. Jan Vanhoof en Peter Van Petegem, beiden verbonden aan het Instituut voor Onderwijs- en Informatiewetenschappen hebben in hun recent boek ‘Pei/ijlen naar succesvol schoolbeleid’136 een interessante beschrijving gegeven waar teams moeten op letten als zij vernieuwing wensen te implementeren. Preventieadviseurs van een (G)IDPBW zijn continu op zoek hoe zij, pro-actief het welzijnsbeleid kunnen verbeteren in hun scholen of hoe zij ten gepaste tijde aspecten van het welzijnsbeleid kunnen implementeren. Het is voor de opdrachten van de (G)IDPBW niet voldoende om een globaal preventieplan en een actieplan te hebben, men moet er ook voor zorgen dat nieuwe wetten, een zorgsysteem, kort en langdurende projecten, zoals Tuttava, worden aanvaard door diegene die niet rechtstreeks betrokken zijn met het toepassen van de welzijnswet. Initiatieven aanbrengen tot vernieuwing en een pro-actief beleid berust op vijf sleutelelementen. Het al dan niet aanwezig zijn ervan is bepalend voor de manier waarop leidinggevenden en personeelsleden reageren op vernieuwingen en voor de resultaten waartoe de geplande verandering zal leiden. De sleutelelementen waar men over spreekt zijn: • Visie; • Vaardigheden; • Motivatie; • Middelen; • Actieplan. We passen deze sleutelelementen toe op het nieuw te implementeren project ‘Tuttava’. Als alle vijf de sleutelelementen aanwezig zijn dan is de kans groot dat het project geïmplementeerd geraakt. Visie = met alle betrokkenen van de school, directie, leerkrachten, leerlingen, externen, zorgen dat het in de school en de omgeving rond de school proper en net is. Als er geen visie als doel wordt gesteld of als de visie indruist tegen de normale werking in, dan leidt dit tot verwarring. Men zal zich vragen stellen als: Waarom doen wij dit? Hoe moet dit eruitzien? Waarheen brengt dit ons? Zonder visie, geen actief preventiebeleid. Vaardigheden = alle betrokkenen zijn bekwaam om van de school een nette school te maken. We verwachten dat leerkrachten de vaardigheid hebben om in hun eigen klas of werkplaats een checklijst op te stellen of te oordelen dat als doel stelt, het verbeteren van de netheid en de orde, energie- en milieubewust omgaan, vandalisme te beperken en hygiëne in de aandacht te brengen. Nochtans, als sommige leerkrachten geen inspiratie hebben om een lijst op te stellen moet dit gebeuren door anderen. Om die reden, rekenen we op vrijwilligers die de lijsten wensen op te stellen en wekelijks de vooropgestelde doelen wensen aan te duiden. Indien van personen te hoge verwachtingen worden geëist die hun vaardigheden overstijgen, dan leidt dit tot angst. Motivatie = Leerkrachten en leerlingen moeten gemotiveerd worden om aan dit project mee te doen. In het opstellen van een actieplan kan er al nagedacht worden hoe men motivatie als stimulans kan voorzien zodat het project niet als een ongeboren kind wordt beschouwd. Als men de vernieuwing niet ondersteunt of als men afspraken of beloften horende bij het project niet naleeft, dan krijgt men frustraties. Middelen = Zonder middelen geen project. Middelen werken ook stimulerend. Het ontbreken van middelen zal het project te vroeg uitdoven of het project vertragen. ‘Bezint voor je begint’ is een passend spreekwoord. Men spreekt hier over een geleidelijke vernieuwing Actieplan = alles draait rond een goed uitgewerkt actieplan, maar dat is niet voldoende. Als één of meerdere sleutelelementen ontbreken kunnen we niet spreken van een succesvolle innovatie. Kenners 136
Vanhoof, J., Van Petegem, P., Pei/ijlen naar succesvol schoolbeleid, Wolters Plantyn, p. 135, 2006
200
zullen het hoofd knikken dat het implementeren van vernieuwing nooit zonder slag of stoot gaat. Ook met deze vijf sleutelelementen zal het moeilijk blijven om anderen te overtuigen van een pro-actief welzijnsbeleid. Als het actieplan ontbreekt dan kunnen we spreken van een valse start. Zonder actieplan zal de vernieuwing op het eerste gezicht wel goed van start gaan, maar het idee zal te vroeg stilvallen.
Visie
+ Vaardigheden
+ Motivatie
+ Middelen
+ Actieplan
→
Vernieuwing
+ Vaardigheden
+ Motivatie
+ Middelen
+ Actieplan
→
Verwarring
Visie
+
+ Motivatie
+ Middelen
+ Actieplan
→
Angst
Visie
+ Vaardigheden
+
+ Middelen
+ Actieplan
→
Frustraties
Visie
+ Vaardigheden
+ Motivatie
+
+ Actieplan
→
Geleidelijkheid
Visie
+ Vaardigheden
+ Motivatie
+ Middelen
+
→
Valse start
Deze vijf sleutelelementen zijn ook belangrijk voor alle activiteiten die de Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk aanbelangen en zou ook in het begin van dit eindwerk tersprake kunnen gekomen hebben. Een (G)IDPBW werkt efficiënt als er: een visie is van alle preventieadviseurs en de visie moet door iedereen gedragen worden; Specifieke vaardigheden moeten aanwezig zijn door alle personen, betrokken in de (G)DPBW. We hebben het hierover gehad bij de functiebeschrijving; In de (G)IDPBW moeten we werken met gemotiveerde mensen. Echter dat is niet voldoende, zij moeten ook gemotiveerd worden zodat ze gemotiveerd blijven. Hier is een belangrijke taak weggelegd voor de directieleden en de coördinerende preventieadviseur; Er moeten middelen voor de (G)IDPBW voorhanden zijn. Het is fout als men altijd beweert dat veiligheid geld kost. Veiligheid bevordert het welzijn van de werknemers en voorkomt ongevallen die ons allen veel meer kosten bij een betreurenswaardig voorval. Een project verdient een goed uitgewerkt actieplan opgesteld door zoveel mogelijk betrokkenen. Dit bevordert het participatieve karakter en de betrokkenheid van de deelnemers tot de (G)IDPBW.
201
9.8.4. Implementatie van Tuttava 9.8.4.1. Visie Alle betrokkenen van de school, directie, leerkrachten, leerlingen, externen, zorgen mee dat het in de school en de omgeving rond de school proper en net is. Dat er milieubewuster wordt omgegaan met warmte en licht. Dat vandalisme wordt gemeld en gesanctioneerd. Dat er aandacht is voor hygiëne. 9.8.4.2. Vaardigheden Tuttava start in eerste instantie in de klaslokalen, speelplaats, eetzaal en sanitaire installaties. Aan vrijwillige leerkrachten wordt gevraagd om wekelijks een checklijst aan te vinken en deze binnen te brengen bij iemand van het administratief personeel. Hiervoor zijn geen bijkomende vaardigheden nodig, enkel bereidwilligheid en de overtuiging dat het geen controleinstrument is om leerkrachten achteraf te evalueren of zij al dan niet een klas proper achterlaten. 9.8.4.3. Motivatie Misschien voor gans dit project wel het belangrijkste sleutelelement. Hoe kunnen we leerkrachten overtuigen om wekelijks de gegevens te laten invullen. Hiervoor moet de trukkendoos bovengehaald worden met motiverende tools. De eerste maand is er geen probleem. De tweede maand moet verandering waarneembaar zijn, zoniet valt de motivatie weg en stopt het project. De derde maand moet er iets nieuws bijkomen om intrinsieke motivatie te behouden. Als men de beloftes niet kan waarmaken dan is het project vlugger vergeten dan dat het gestart was. In het project werden volgende motiverende tools uitgeprobeerd met succes.
202
Datum Startdatum: 1 februari 2006
Uitleg Motivatietool Vanaf 1 februari start het project in de school. Aan Maandthema alle leerlingen wordt gemeld dat ‘netheid in de school’ het maandthema van februari is. In alle klassen zal een kleine affiche opgehangen worden met het maandthema.
Maand februari
In het leraarslokaal worden grafieken opgehangen zodat alle leerkrachten de orde index voor een wel bepaald lokaal of locatie kunnen nakijken. De krokusvakantie zal gebruikt worden om tekortkomingen bij te werken, zodat een vervolg van dit project en een verbetering van de orde index als doel kan gesteld worden in de maand maart Het DANI project wordt voorgesteld op een personeelsvergadering. Het verband tussen Tuttava en DANI worden toegelicht De grafiek worden met teksten van het DANI project ook ter inzage getoond aan de leerlingen. In vakwerkgroepen wordt gevraagd aan de praktijkleerkrachten dat ook zij checklijsten opstellen ieder specifiek voor zijn welbepaald werkhuis Leerlingen krijgen voor welbepaalde plaatsen ook de mogelijkheid om checklijsten in te vullen. De grafieken worden vergeleken met de ingevulde lijsten door leerkrachten. Blijkt dat leerlingen kritischer de lijsten invullen. Aan de checklijst krijgen de invullers vanaf nu ook de mogelijkheid om een verbeterpunt aan te vullen. De directie engageert zich om de verbeterpunten, indien mogelijk binnen de week uit te voeren. Examenmaand. Het project krijgt ademruimte door een pauze tot september. Een lijst van verbeterpunten is opgelijst. Aan deze lijst wordt zo snel mogelijk voldaan. Niet alles was reeds uitgevoerd. De motivatie blijft maar werken als de lijst tot nul is herleid. Tuttava wordt hervat in september.
Maand maart
Maand april
Maand mei
Maand juni
Feedback door grafieken
Aanpassing van de lijsten met opmerkingen van de leerkrachten Betrokkenheid vergroten met leerlingen en Tuttava verruimen naar alle werkplaatsen
Inbrengen van verbeterpunten en deze binnen de week uit te voeren.
Pauze en uitvoeren van alle verbeterpunten tijdens examens en de vakantieperiode
203
9.8.4.4. Middelen Een borstel en een vuilblik mogen niet belemmerend werken voor dit project. De directie moet het engagement hebben om enkele honderd euro’s te voorzien voor dit project. Er kan ook gezocht worden naar deelprojecten die voor middelen kunnen zorgen. Tuttava een deelproject van DANI Gevoelig zijn voor een nette school is een deelproject van het DANI project137. ‘Dat niet’ staat ook voor een propere speelplaats, zuivere klaslokalen, nultolerantie voor vandalisme. Tuttava en DANI reiken elkaar de hand en juist daardoor heeft de school ambitie om beide projecten te laten slagen. 9.8.4.5. Het actieplan Vanaf 1 februari 2006 kan dit project starten in de school. Aan alle leerlingen wordt gemeld dat ‘netheid in de school’ het maandthema van februari is. In alle klassen zal een kleine affiche opgehangen worden met het maandthema. Gedurende 4 weken in februari zal het project Tuttava opgevolgd worden. In het leraarslokaal worden grafieken opgehangen zodat alle leerkrachten de orde index voor een wel bepaald lokaal of locatie kunnen controleren. De krokusvakantie zal gebruikt worden om tekortkomingen bij te werken, zodat een vervolg van dit project en een verbetering van de orde index als doel kan gesteld worden in de maand maart De implementatie neemt vier tot zes maanden in beslag. Tuttava bestaat uit acht stappen: 8 stappen Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Wat? Starten project
Hoe? van
het Leden van de IDPBW samen met de coördinatoren van het DANI-project en de stafleden. Stel standaards op De IDPBW houdt een brainstorming met als resultaat een lijst van standaards voor een ordelijke werkplek. Deze standaards zijn best al van toepassing voor 40 à 60%. Op die manier is er plaats voor verbetering en kan de lat bv. Maandelijks hoger gelegd worden (70% - 75% - …) Licht de Het team maakt afspraken met werknemers in en de leerkrachten om de leidt hen zo nodig standaards te respecteren. op Tuttava wordt toegelicht. Maak de Eventuele obstakels en standaards oplossingen worden haalbaar vastgelegd via de IDPBW. Indien nodig wordt materiaal besteld. Stel een checklist Een checklist met ja/neen op. vragen, die in verband staan met de standaards, wordt opgesteld.
Uitvoering Startdatum: dinsdag 24 januari 2006 Klaslokalen: Toiletten: Speelplaats: Groene gang: Refter leerlingen: Leraarslokaal: Rokerslokaal: Keuken leerkrachten: Personeelsvergadering dinsdag 24 januari 2006
137
zie voor het DANI project op de website van www.kov.be of op de website van het Europees Fonds www.esf.be .
204
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Als bv. Een standaard is ‘propere klaslokalen’, zouden vragen op de checklist kunnen zijn ‘ligt er vuil op de grond?’, ‘zijn de tafels proper?’ De eerste 2 maanden zou de checklist dagelijks moeten ingevuld worden. Het aantal ja-antwoorden, levert een orde-index op. 12 ja-antwoorden op 20 vragen geeft een orde index van 60%. Leg de orde index Spreek met de leerkrachten af duidelijk af welk percentage orde je op een bepaalde termijn wenst te bereiken. Geef feedback Op een duidelijke zichtbare plaats wordt een overzichtsblad opgehangen waarop dagelijks of wekelijks de orde index wordt genoteerd. Opvolging Gedurende een jaar wordt op regelmatige basis geobserveerd en worden de resultaten bekendgemaakt.
205
Toiletten:
Locatie: Klaslokaal: 101
Zijn alle lichten gedoofd? Zijn alle toestellen uitgeschakeld? Zijn alle vensters gesloten? Zijn de gordijnen gesloten het laatste lesuur van de dag? Is de deur op slot?
Is er niets geschreven op de tafels? Zijn de deuren onbeschreven? Zijn de muren onbeschreven?
Is de waterkraan aan de wastafel dicht gedraaid? Is er voldoende toiletpapier aanwezig? Hangt het toiletpapier op de voorziene plaats? Zijn de vuilbakken voor het maandverband in orde? Zijn er voldoende hygiënische zakjes aanwezig? Is er een toiletborstel aanwezig? Is de toiletborstel hygiënisch te gebruiken?
Vandalisme
Hygiëne
Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Is het bureau van de leerkracht proper en ordelijk? Is het bord afgeveegd en proper achtergelaten? Zijn de krijtresten verwijderd? Staan de stoelen netjes op hun plaats? Staan de tafels netjes op hun plaats? Zijn de kasten dicht? Zijn de vensterbanken leeg? Wordt de vuilbak regelmatig geledigd?
Checklijst
Energie- en milieubewust
Standaards Netheid in de klassen
9.8.5. voorbeeld checklijsten per locatie en per standaard
/3
/5
/10
/3
/5
/10
/3
/5
/10
/3
/5
/10
/3
/5
206
/10
maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag Ja Neen Ja Neen Ja Neen Ja Neen Ja Neen
Ligt er geen vuil op de grond op de speelplaats? Ligt er geen vuil op de grond tussen de planten? Ligt er geen vuil op de grond aan de inkomhal van de eetzaal? Staan de banken op zijn plaats? Staan de vuilbanken netjes op een rij? Heeft de groene ploeg zijn werk gedaan?
Is de groene gang vrij van materiaal en obstakels? Ligt er geen vuil op de grond? Heeft de praktijkklas, verantwoordelijk van week, zijn werk gedaan?
Staan de tafels ordelijk op zijn plaats?
Netheid
Netheid
Netheid
Speelplaats:
Groene gang:
Refter leerlingen:
Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Wordt het PMD afval in de rode vuilbak gedaan?
Zijn de wc-rolhouders nog intact? Zijn de deuren onbeschreven en rein? Zijn de muren onbeschreven en rein? Is de deur dicht? Liggen er geen sigarettenpeuken in het toilet?
Vandalisme
Is de toilet proper? Is de vloer van het toilet proper? Zijn de wc-brillen in orde? Is er zeepdispenser aanwezig? Zijn de wastafels proper? Zijn er mogelijkheden om de handen te drogen?
/3
/7
/5
/13
/3
/7
/5
/13
/3
/7
/5
/13
/3
/7
/5
/13
/3
/7
/5
207
/13
Staan de tafels ordelijk op zijn plaats? Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Staan er geen lege tassen meer in het leraarslokaal? Wordt karton en papier in de papierbak gedaan? Wordt het restafval in de zwarte vuilbak gedaan?
Staan de tafels ordelijk op zijn plaats? Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Staan er geen lege tassen meer in het rokerslokaal? Staan er geen lege flesjes meer in het rokerslokaal? Worden de asbakken leeg gemaakt? Wordt het restafval in de vuilbak gedaan? Zijn de vensterbanken leeg? Zijn de ramen gesloten?
Staan de tafels ordelijk op zijn plaats? Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Staat de afwas in het afwasmachine? Is de afwasbak proper? Is er gelegenheid om de handen te drogen? Wordt het restafval in de vuilbak gedaan? Zijn de vensterbanken leeg? Zijn de ramen gesloten?
Netheid
Netheid
Netheid
Leraarslokaal:
Rokerslokaal:
Keuken:
Wordt het restafval in de zwarte vuilbak gedaan?
/10
/10
/7
/6
/10
/10
/7
/6
/10
/10
/7
/6
/10
/10
/7
/6
/10
/10
/7
/6
208
9.8.6. Enkele voorbeeld checklijsten en zijn grafieken
Checklijst voor in de klaslokalen Standaards Netheid in de klassen
Checklijst Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Is het bureau van de leerkracht proper en ordelijk? Is het bord afgeveegd en proper achtergelaten? Zijn de krijtresten verwijderd? Staan de stoelen netjes op hun plaats? Staan de tafels netjes op hun plaats? Zijn de kasten dicht? Zijn de vensterbanken leeg? Wordt de vuilbak regelmatig geledigd?
Energie- en milieubewust
Zijn alle lichten gedoofd? Zijn alle toestellen uitgeschakeld? Zijn alle vensters gesloten? Zijn de gordijnen gesloten het laatste lesuur van de dag? Is de deur op slot?
Vandalisme
Is er niets geschreven op de tafels? Zijn de deuren onbeschreven? Zijn de muren onbeschreven?
Voorbeeld grafiek:
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 4a pr i di l2 25 00 6 ap wo r il 2 e2 00 6a 6 pri do l2 27 00 6 ap v ri ril j 28 20 06 ap ri l 2 di 0 06 2m wo ei 20 e3 06 me i2 do 0 06 4m ei v ri 2 0 j5 m e 06 i2 di 9 m 00 6 wo ei e1 0 m 2006 ei do 20 11 06 m e v ri i 2 j 12 0 m e 06 i2 00 6
Netheid in de klas (op 10) Energie- en milieubewust (op 5) Vandalisme (op 3)
ma 2
resultaten
Lokaal 215
dagen
209
Checklijst voor in het rokerslokaal Standaards Checklijst Netheid Staan de tafels ordelijk op zijn plaats? Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Staan er geen lege tassen meer in het rokerslokaal? Staan er geen lege flesjes meer in het rokerslokaal? Worden de asbakken leeg gemaakt? Wordt het restafval in de vuilbak gedaan? Zijn de vensterbanken leeg? Zijn de ramen gesloten?
Voorbeeld grafiek:
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 4a pr i l2 di 00 25 6 ap wo ril e2 2 00 6a 6 pri l2 do 00 27 6 ap r il v ri 20 j 28 06 ap ri l 2 00 di 6 2m ei wo 20 e3 06 me i 20 do 06 4m ei 2 v ri 00 j5 6 me i2 00 di 6 9m wo ei 20 e1 06 0m ei do 20 11 06 me v ri i2 j 12 00 6 me i 20 06
Netheid (op 10)
ma 2
resultaten
Rokerslokaal
dagen
210
checklijst voor in de keuken van de leraars Standaards Checklijst Staan de tafels ordelijk op zijn plaats? Netheid Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Staat de afwas in het afwasmachine? Is de afwasbak proper? Is er gelegenheid om de handen te drogen? Wordt het restafval in de vuilbak gedaan? Zijn de vensterbanken leeg? Zijn de ramen gesloten?
Voorbeeld grafiek:
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 4a pr i l2 di 00 25 6 ap wo ril e2 2 00 6a 6 pri l2 do 00 27 6 ap r il v ri 20 j 28 06 ap ri l 2 00 di 6 2m ei wo 20 e3 06 me i 20 do 06 4m ei 2 v ri 00 j5 6 me i2 00 di 6 9m wo ei 20 e1 06 0m ei do 20 11 06 me v ri i2 j 12 00 6 me i 20 06
Netheid (op 10)
ma 2
resultaten
Keuken leraars
dagen
211
Gecontroleerde zaken in de refter Standaards Checklijst Netheid Staan de tafels ordelijk op zijn plaats? Staan de stoelen ordelijk op zijn plaats? Is de vloer vrij van vuil? Zijn de tafels zuiver? Wordt het PMD afval in de rode vuilbak gedaan? Wordt het restafval in de zwarte vuilbak gedaan?
Voorbeeld grafiek: Refter
5 Netheid (op 6)
4 3 2
di
4a pr i l2 00 25 6 a wo pr i l2 e2 0 6a 06 pr i do l2 0 27 06 ap ril v ri 20 j 28 06 ap ri l 20 di 06 2m ei wo 20 e3 06 me i2 do 00 4m 6 ei 2 v ri 0 j5 06 me i 20 di 06 9m wo ei e1 20 06 0m ei 2 do 00 11 6 me v ri i 20 j 12 06 me i 20 06
1 0
ma 2
resultaten
7 6
dagen
212
9.8.7. Verbeter voorstellen Tuttava werkt als er genoeg mensen achter het project staan. Een project kan ook enkel slagen als er regelmatig: • feedback is naar het personeel; • motivatie door regelmatige aanpassingen; • en op een gepast moment een rustperiode in te bouwen. Deze 3 voorgaande elementen werden als volgt ingevuld: • •
feedback naar het personeel: door alle grafieken op een duidelijke en zichtbare plaats op te hangen voor het personeel, maar ook voor de leerlingen; motivatie door regelmatige aanpassingen, zoals o leerlingen mee betrekken door het laten invullen van de checklijsten; o de mogelijkheid geven tot een verbeterpunt na +/- 2 maanden, zodat de grafieken in sommige locatie toch kan verbeteren. O.a. schilderen van vuile muren, repareren van schade, … o op een gepast moment een rustperiode in te bouwen zoals voor de eindexamens (half juni) het project tijdelijk een halt toe te roepen met de boodschap in september weer vast te gaan met hetzelfde project.
Dit leidde ten slotte tot volgende verbeter voorstellen:
Overzicht voorstellen tot verbeteractie (TUTTAVA) Lokaal
Voorstel
114
Klas ontruimen: oude tafels weghalen. Sloten van de kasten repareren. Vensterblad repareren. Poten van de nieuwe tafels staan los: verstevigen. Tegels rond de wastafel herstellen. Nieuwe vloer.
104
In de stopcontacten is er met balpen geschreven. Kan Kristel dit proper maken?
115
De deur aan de kant van de gang heeft een opknapbeurt (schuren, vernissen, …) nodig. Herbetegelen van muurtje aan de wasbak. Krijtstrepen op de muur verwijderen en papieren propjes op het plafond en de muur verwijderen.
202
Losliggende tegels voor het bord vast metselen. Dak lekt achteraan in de klas (werd reeds gemeld).
101
Venster stuk en geen vensterslot aanwezig om de venster dicht te doen: venster altijd open.
Refter
Ook meer orde tijdens de studie-uren in de refter. De vuilbakken zijn dikwijls overvol en op maandag staat er meestal maar één vuilbak.
102
Dit lokaal wordt ook op andere uren dan de gewone planning gebruikt. Ik kan hierdoor moeilijk de klas/leerkracht aanspreken over mogelijke problemen. Klassenbezetting respecteren en/of wijzigingen doorgeven.
111
Een zestal stoelen zijn niet meer bruikbaar (poot af, zit los, rugleuning stuk, …) en staan achteraan in het lokaal. Kunnen deze stoelen zo mogelijk vervangen worden door bruikbare stoelen. Momenteel zijn er namelijk 23 bruikbare stoelen. In het lokaal kunnen maximaal 26 leerlingen een plaats hebben. Graag dus nog 3 stoelen extra.
024
Stopcontacten herstellen en vastzetten in de muur.
213
9.9. Besluit Als kort besluit zou ik hier willen vermelden dat een goed werkende (G)IDPBW functioneert met een groep van preventieadviseurs die allen samen afspraken maken om documenten uniform te implementeren in hun preventiedienst. Beginnende met een uniform inventarisatiesysteem. Een globaal preventieplan en een jaaractieplan met eenzelfde layout vergemakkelijkt de verwerking voor alle Comitéleden. Ook voor directieleden is een GPP of een JAP van een andere school gemakkelijker te interpreteren wanneer dezelfde opbouw wordt gebruikt. Denken we maar aan een coördinerende directeur of bestuursleden die deze documenten willen bekijken. Niets is gemakkelijker dan het bespreken van de JAP ’s of van de maandverslagen van andere scholen tijdens een overlegmoment van preventieadviseurs wanneer eenzelfde opbouw wordt gerealiseerd. Ook kunnen de overige voorgestelde documenten inspiratie geven tot het maken van afspraken om het aankoop- en indienststellingsbeleid concreet uit te werken of tot het communiceren van uit te voeren werken in en rond de school. Tenslotte is het Tuttava project meer dan de moeite waard om orde en netheid bespreekbaar te maken. Verbetervoorstellen zullen er misschien zo ook wel voorgesteld worden in een school zonder Tuttava, maar soms geven ‘facts and figurs’ toch een stimuli om over dit onderwerp te praten.
214
Hoofdstuk 10: Werken aan een preventiecultuur In de opbouw van dit eindwerk over Gemeenschappelijke Interne Diensten, vroeg ik aan één coördinerende preventieadviseur wat hij in mijn eindwerk zou willen terugvinden. Hij antwoordde mij dat hij een antwoord zocht om in zijn gemeenschappelijke dienst te werken aan een preventiecultuur. Deze vraag heb ik in de opbouw van dit eindwerk, gedurende een gans werkjaar, steeds in mijn achterhoofd gehouden en er zijn mij twee zaken bijgebleven vanuit de theorie in deze tweejaar durende opleiding evenals in het lezen van de nodige literatuur: Hoe kunnen we werk maken van een betere preventiecultuur? Enerzijds door de bestaande cultuur visueel voor te stellen en vragen te stellen waar er verbetering mogelijk is. In verschillende lessen werd gesproken over integratie van veiligheid, kwaliteit en milieu binnen een zorgsysteem138. Het drie dimensioneel model dat toen ter sprake kwam geeft een idee over een bepaalde KVM-cultuur139. In dit hoofdstuk wordt als voorbeeld de scholengemeenschap besproken in het drie dimensioneel model voor het aspect veiligheid. 10.1. preventiecultuur en een drie dimensioneel model. Tenslotte wordt aan de hand van een ‘good practices140’ een voorbeeld gegeven hoe door een planmatige aanpak in het beleid, er werk kan gemaakt worden aan een cultuur waar er over veiligheid en welzijn wordt gesproken. Hoe kunnen we door een planmatige aanpak de bestaande preventiecultuur verhogen? 10.2. preventiecultuur verhogen door een planmatige aanpak geïntegreerd in het beleid Deze twee laatste onderverdelingen is slechts een kleine greep uit vele bronnen die trachten inzicht te geven over het bevorderen van een cultuur rond veiligheid en welzijn. Heel diep ga ik er niet op in, maar ik vond het toch belangrijk dat mits al de voorgaande hoofdstukken grondig uitgewerkt te hebben, bij de opbouw van een efficiënte organisatie van een (gemeenschappelijke) interne dienst PBW er ook sprake moet zijn van een preventiecultuur. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat het einde van dit hoofdstuk pas het begin is van een langzaam proces. 10.1. preventiecultuur en een drie dimensioneel model Preventiecultuur is een verzamelwoord voor al die aspecten die het verbeteren van de veiligheid tot doel hebben. De preventiecultuur van een organisatie verbeter je door de aanpak en de manier van omgaan met veiligheid in de schoolorganisatie gaandeweg te verbeteren. Een preventiecultuur bereikt men niet plotsklaps, dit moet men stapsgewijs proberen. Een (G)IDPBW heeft steeds tot doel de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij te staan voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk en alle andere preventiemaatregelen en -activiteiten. Daarvan verwacht de directie en de inrichtende machten of schoolbesturen dat die zo goed mogelijk zijn, wil men blijven investeren in veiligheid en in de tijdsbesteding voor de preventiedienst. Net zoals de preventieadviseur als persoon kan groeien en daardoor steeds beter kan functioneren om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken is dat ook zo voor de (G)IDPBW. Een (G)IDPBW moet kunnen functioneren in een schoolorganisatie en moet aanvaard zijn. Hierdoor moet er een cultuur tot stand komen in de school van de top tot op de werkvloer. Dit wil zeggen een preventiecultuur die leeft van bij de Inrichtende Macht of het schoolbestuur, bij de directie, de hiërarchische lijn, de leerlingen, het onderhoudsteam, secretariaatsmedewerkers, ouders, en alle andere actoren die enige binding hebben met de school als organisatie.
138
‘Integratie van veiligheid, kwaliteit en milieu binnen een zorgsysteem’, lesgever: P. Olivier, blok IV, leereenheid: 53, Postacademische vorming preventieadviseurs, Arbeidsveiligheid Niveau 1 – 2de jaar. 139 KVM-cultuur staat voor de zorgsystemen voor kwaliteit, veiligheid en milieu. 140 zie voor goede praktijkvoorbeelden, website www.meta.fgov.be,
215
In een cursusdeel over integratie van veiligheid, kwaliteit en milieu binnen een zorgsysteem, werd er gesproken over een drie dimensioneel model141. Zelf gaan we hier niet in op de theorie van dit model, daarvoor verwijs ik naar de cursus. Interessant is wel om eens stil te staan bij de drie verschillende assen en zijn drie onderverdelingen en dit toegepast op de implementatie van vorige hoofdstukken op de eigen scholengemeenschap. We kunnen dit doen op alle scholen afzonderlijk of op de gegevens die gekend zijn voor de gehele scholengemeenschap. In dit werk geven we een indicatie voor de gehele scholengemeenschap zodat we hieruit een besluit kunnen formuleren. Er zijn drie assen in het drie dimensioneel model:
Figuur: drie dimensioneel model
1. de proces-as of de as van de technieken en methoden. Dit is de technische as die specifieke kennis vergen voor allerlei methoden en technieken die veiligheidsrisico’s kunnen beheersen. Er zijn drie evolutieniveau’s merkbaar op deze as. Er is het niveau van de ‘correctieve’ technieken of methoden, gevolgd door de ‘preventieve’ technieken en ten derde het niveau van de ‘gekwantificeerde’ technieken. In het ‘correctieve’ niveau gaan scholen voornamelijk investeren in machineveiligheid, detectie en interventiemiddelen ingeval van brand of ongeval. Er worden correctieve maatregelen genomen om te voldoen aan wetgeving en reglementering. Scholen die geen preventiecultuur kennen en waar ‘veiligheid’ steeds aanzien wordt als kost, zullen zich voornamelijk in deze fase bevinden. In de scholengemeenschap is dit net zo. Brandweerverslagen moeten in orde zijn voor de doorlichting, maar de gouden regel is, ‘geleidelijkheid’, want het zou wel eens veel geld kunnen kosten, terwijl men al tien jaar weet dat een brandweerverslag opmerkingen bevat waar geen prioriteit aan gesteld werd. 141
‘Integratie van veiligheid, kwaliteit en milieu binnen een zorgsysteem’, lesgever: P. Olivier, blok IV, leereenheid: 53, Postacademische vorming preventieadviseurs, Arbeidsveiligheid Niveau 1 – 2de jaar, p. 32-49.
216
Er moet waarschijnlijk nog een lange weg afgelegd worden vooraleer men in het volgende niveau terecht komt. In het ‘preventieniveau’ trekt men lessen uit ongevallen, zoals uit sportongevallen. Er zijn scholen die het gebeuren van sportongevallen op school opvolgen. In de eigen scholengemeenschap zijn dit niet meer dan 2 secundaire scholen van de vier. In het derde niveau , waar men spreekt over het kwantitatieve niveau, gaat men zoeken en vragen naar meetresultaten. Budgetten worden voorzien naargelang de waarde van het project. De kans dat dit niveau ooit bereikt wordt in het onderwijs is zeer klein, wegens de beperkte financiële middelen. Nochtans moeten projecten niet altijd veel geld kosten om tot een succes te leiden. Zoals het correctieve niveau een reactief preventiebeleid inhoudt, steunt het preventieve niveau op een pro-actief preventiebeleid en heeft het kwantitatieve niveau een meerwaarde voor het preventiebeleid door bijkomende projecten. 2. De mens-as of de as voor vaardigheden en attitudes. Ook op deze as worden drie evolutieniveau’s onderscheiden. Het laagste niveau, is het niveau van de ‘bewustwording’. Bestuursleden, directie’s, technisch adviseurs coördinatoren, leerkrachten, onderhoudspersoneel, administratief ondersteunend personeel, leerlingen die arbeid verrichten. Al deze actoren moeten zich bewust worden dat veiligheid en welzijn geen vak op zich is dat moet aangeleerd worden, maar dat hoort tot de cultuur waarin men leeft. Deze fase is in de scholengemeenschap geleidelijk aan van toepassing. Het is momenteel een gevoel dat in het onderwijs, de Mens-as gemakkelijker resultaten worden bereikt, dan voor de Proces-as. Misschien omdat bij processen er al te vaak gesproken wordt over budgetten. Het niveau van participatie op de Mens-as is in één school gerealiseerd aan de hand van het Tuttava-project. Het is nu de bedoeling dat dit project ook nog vorm krijgt in de andere scholen. Eveneens bestaat de mogelijkheid dat personeelsleden betrokken worden bij het preventiebeleid en naar hun mening gevraagd wordt. Dit is mogelijk aan de hand van toolbox meetings. Zo denken we bijvoorbeeld aan de organisatie van evacuatieoefeningen waar er niet alleen aandacht wordt geschonken aan het proces aan de hand van een communicatieplan, maar ook aan het organiseren van een toolboxmeeting waar gevraagd wordt naar elkaars mening. Dit medium wordt ook gebruikt voor de organisatie van stages, bijkomende opleidingen zoals VCA en BA4/BA5. Als we dit gerealiseerd krijgen in andere scholen dan bevinden we ons op een hoger gelegen niveau, namelijk het niveau van participatie. 3. De derde as wordt de Management-as genoemd, of de as voor documenten en systemen. Ook hier weer drie niveau’s. De eerste twee niveau’s moeten in het onderwijs, in ieders bereik kunnen liggen van een (G)IDPBW. Namelijk de niveau’s voor documentatie en de opbouw van een structuur. Hierbij denken we voornamelijk aan voorgaande hoofdstukken waar er voldoende informatie werd gegeven voor het implementeren van uniforme documenten en waar er werk werd gemaakt voor functiebeschrijvingen voor de gemeenschappelijke en lokale preventieadviseurs. Ook het organogram voor de IDPBW van het KOV is nu een duidelijk en handig werkinstrument voor alle actoren van de scholengemeenschap. Er zou nu werk moeten gemaakt worden van het laatste niveau, de visie. De beleidsverklaring die de visie en het engagement van de directie formuleert zou nu meer moeten zijn dan een geschreven en ondertekend document. Er moeten nu concrete elementen uit voort vloeien die zichtbaar zijn voor alle werknemers. Misschien is het implementeren van een zorgsysteem voor veiligheid een gepast instrument om hier vooruitgang in te brengen? Door het werken met een coördinerende preventieadviseur die genoten heeft van een degelijke opleiding, arbeidsveiligheid niveau I, bestaat de kans dat in dit drie dimensionaal model op mogelijk iedere as het niveau op onbepaalde termijn zal stijgen. Het is mede door de gemeenschappelijke en coördinerende preventieadviseurs dat de verworven kennis overgedragen zal worden naar bestuursleden, directie, hiërarchische lijn, leerkrachten en naar leerlingen die arbeid verrichten. Het zijn tenslotte de preventieadviseurs die de leiding hebben van een (G)IDPBW die het deming-wheel in beweging zullen houden en er voor zullen zorgen dat er op termijn een preventiecultuur zal ontstaan.
217
Om dit te verduidelijken worden drie niveau’s van preventiecultuur in een (G)IDPBW onderscheiden: geen of een zwakke preventiecultuur; een toenemende preventiecultuur; een sterke preventiecultuur. Geen of een zwakke preventiecultuur: Een IDPBW waar veiligheid geen prioriteit is kunnen we herkennen door een organisatie waar er een minimale tijdsbesteding voorzien wordt. De preventieadviseur die, misschien, enkele klasvrije uren heeft is eerder een preventierepareur dan adviseur. De eerste niveau’s op de assen van het drie dimensionaal model worden misschien wel bereikt, maar daar blijft het dan ook bij. Het niveau van correctie op de proces-as wordt meestal omwille van het reactieve wel bereikt en het is niet zeker of er overleg is tussen de verschillende preventieadviseurs van eenzelfde werkgever. Iedere preventieadviseur doet zijn ‘ding’, zonder overleg, zonder opgelegde taken van de werkgever, zonder tijdsbesteding. Tot deze groep van scholen behoren hoogstwaarschijnlijk enkele risicoscholen die in het rapport van de schooldoorlichting werden besproken, evenals scholengemeenschappen waar er geen tijdsbesteding voor de preventieadviseurs voorzien worden op basis van de aanwezige risico’s. Geen verschil in tijdsbesteding voor ASO-scholen en secundaire scholen behorende tot de zachte sector of tot het nijverheidsonderwijs. Hiervoor verwijzen we bijvoorbeeld naar hoofdstuk 1, voor SG 1 en SG 2 en voor scholengemeenschappen waar hoofdzakelijk de technisch adviseur coördinator wordt aangesteld als preventieadviseur (SG 8 en SG 9) en geen keuze wordt gemaakt voor een ander personeelslid als preventieadviseur. Een toenemende preventiecultuur: Scholen en scholengemeenschappen waar duidelijk gekozen wordt voor verschillende preventieadviseurs en het liefst één preventieadviseur per vestigingsplaats ondervinden een toenemende preventiecultuur als de werkgever doelbewust voldoende tijdsbesteding voor de organisatie van zijn IDPBW voorziet. Ook bij het bewust oprichten van gemeenschappelijke diensten voor preventie en bescherming op het werk is een toename van de aandacht voor veiligheid waarneembaar. Dit heeft vooral te maken door het aanstellen van een coördinator of een preventieadviseur belast met de leiding van de (G)IDPBW. Preventiediensten waar een gemeenschappelijke of coördinerende preventieadviseur aangesteld wordt zijn over het algemeen goed georganiseerd en hebben een preventiedienst waar positieve beweging in zit. De kans dat in het drie dimensionaal model de eerste niveau’s minimaal bereikt worden is groot. En dat hoger gelegen niveau’s als doel worden gesteld hangt niet alleen af van het enthousiasme van de groep van preventieadviseurs, maar veelal van de aandacht die zij krijgen van de bestuursleden, directie en andere actoren van deze scholen. Die aandacht wordt versterkt en bewust ervaren wanneer enkele bestuursleden, directieleden en leerkrachten uit eigen initiatief of met voldoende motivatie de nodige navorming volgen die betrekking hebben op het toepassen van de welzijnswet. Een minimale basisopleiding arbeidsveiligheid (niveau III), geïnteresseerd in een opleiding VOL-VCA, het volgen van een cursus ‘veilig werken met elektriciteit’, het volgen van een PreBes opleiding ‘taken van de hiërarchische lijn’, zijn maar enkele voorbeelden die aanleiding geven tot het bewust worden, dat veiligheid niet alleen voor de preventieadviseur is, maar voor alle betrokkenen van het onderwijs. Een sterke preventiecultuur: Zolang aan het voorgaande niet voldaan wordt, zal er nooit sprake zijn van een sterke preventiecultuur. Deze wordt in eindfase pas bereikt als op alle drie de assen, de drie niveau’s kunnen aangeduid worden. Bewust ga ik hier niet verder op in, omdat dit behoort tot een ander eindwerk. De enquête die in hoofdstukken 1 en 2 werd besproken geeft weer dat we eerst moeten zorgen voor voldoende tijdsbesteding voor de organisatie van de (G)IDPBW, zodat de gemiddelde tijdsbesteding van 48,98% ten opzichte van de voorgestelde norm in de inspectie-index stijgt en dat er werk moet gemaakt worden voor het efficiënt organiseren van de (G)IDPBW. Zonder deze twee voorwaarden kunnen we nooit spreken van een sterke preventiecultuur.
218
Over de scholengemeenschap van Vilvoorde kan gezegd worden dat zij een preventiecultuur heeft die toeneemt. Het ontbreekt hen misschien van personeelsleden die in verband met veiligheid en welzijn voldoende kennis hebben om de kar te trekken, maar zolang er mensen zijn die in de scholengemeenschap het geheel in beweging kunnen houden, bestaat de mogelijkheid dat andere personeelsleden en directieleden bewust worden van de noodzaak om hier werk van te blijven maken en de nodige opleiding wensen te volgen. Onderstaand drie dimensioneel model geeft naar mijn inziens een voorstel van de eigen scholengemeenschap.
10.2. preventiecultuur verhogen door een planmatige aanpak geïntegreerd in het beleid Eens de eigen organisatie in een drie dimensionaal model werd gebracht kunnen we werk maken van het implementeren van een zorgsysteem om te proberen de preventiecultuur te laten toenemen. Dit lukt enkel wanneer de organisatie hier klaar voor is. Het is mogelijk dat het succes van het bevorderen van een cultuur bereikt wordt door te werken aan projecten. Projectmatig werken zou ik hier als sleutelwoord durven vooropstellen om een positieve invloed te bewerkstelligen op de preventiecultuur in de schoolorganisatie en van het functioneren van de (G)IDPBW. “Tuttava” is een voorbeeld van zo’n project. Ik kan met tevredenheid zeggen dat door het implementeren van dit project enerzijds orde en netheid als jaarthema, een vast gegeven was in één school als proefproject, anderzijds wekt dit automatisch bij verschillende mensen tot een bewustzijn om veiliger met bepaalde elementen om te gaan. Ik had op deze wijze onbewust er voor gezorgd dat een technisch adviseur coördinator enkele bijscholingen was gaan volgen om mee te kunnen praten in verband met de thema’s veiligheid. Zo had hij zich bijgeschoold voor BA4/BA5, VOL-VCA en een cursus basisveiligheid. Projectmatig werken vereist veel voorbereiding en kennis. Projectteams moeten zo optimaal mogelijk samengesteld worden. Eens een project afgehandeld is, komt de kennis van het team terug ter beschikking voor een volgend project. Het onmiddellijk inspelen op snel wisselende omgevingen vraagt naar flexibele organisaties en dit is niet altijd gemakkelijk in schoolse organisaties.
219
Gebaseerd op het boek ‘Veiligheid en Welzijn op School142’ kan een zorgsysteem geïmplementeerd worden gebaseerd op het EFQM-model In Europa is het EFQM-Excellence model of het model van de European Foundation for quality Management het meest bekend en gebruikt. Het model werd in 1988 ontwikkeld door 14 grote ondernemingen en heeft haar basiselementen gehaald uit het Japanse model, de Deming-Award, dat reeds een kleine vijftig jaar bestaat, en het Amerikaanse Malcom Baldrige National Quanlity Awardmodel, dat begin de jaren tachtig ontstaan is. Ondertussen is het EFQM-Excellence model uitgegroeid tot een referentiemodel dat wereldwijd wordt gebruikt143. Het EFQM-model is geschikt voor organisatieverbetering. Ieder gemeenschappelijke of coördinerende preventieadviseur voor een (G)IDPBW zou dit boek moeten gelezen hebben. Het zou voor iedereen inspirerend moeten werken om de preventiecultuur te verhogen. Het voordeel is dat men door het verwerken van de verkregen informatie men deze kan verwerken in grafieken. Het zijn tenslotte ‘the facts and figurs’ die medebepalend kunnen zijn voor een grotere bewustwording. Naarmate meer en meer aandachtsvelden geïmplementeerd geraken, begrijpen de medewerkers steeds beter het belang ervan en nemen ze deze op in hun persoonlijke cultuur. Men gaat beslissingen nemen op basis van de verkregen resultaten of de tekortkomingen. Maar ook in gesprekken of in onderling overleg wordt creatief nagedacht om veiligheid in en rond de school te verbeteren. En dit laatste is net wat een lerende organisatie voorstelt. Het voorgestelde zorgsysteem bestaat tenslotte uit 350 stellingen voor 9 aandachtsvelden. De stellingen worden in het boek toegelicht om onduidelijkheden te verklaren. De kracht van deze manier van werken ligt in het feit dat de directie in samenspraak met de betrokken leerkrachten, groepsverantwoordelijke, technisch adviseurs en andere geïnteresseerden kan komen tot een gezamenlijke afspraak over hoe veiligheid en welzijn op de school kan verbeterd worden. De meer dan 350 stellingen scheppen het welzijnskader en een lage beoordeling van een stelling toont dat er nog werk te doen is. Dit vereist acties op korte of lange termijn144. Hierdoor is de werkwijze niet alleen geschikt voor organisatieverbetering, maar ook nuttig voor de opmaak van het globaal preventieplan waar in de welzijnswet sprake is van het dynamisch risicobeheersingssysteem. In één van de scholen van de scholengemeenschap van Vilvoorde is via de werkgroep ‘veiligheid en welzijn’ als aandachtsveld ‘stages’ gekozen, omdat rond dit thema de laatste jaren heel wat te doen is geweest. De resultaten worden hieronder voorgesteld.
142
J. Vervecken, ‘Veiligheid en Welzijn op School’, Een dynamisch zorgsysteem voor het secundair onderwijs, Versie 1.0 maart 2003. 143 “Excellent, een handleiding voor de toepassing van het EFQM-Excellent model, Broux, G., Crets, L., De Cleyn, W., Legrand, J., Majoor, G., Van Nuland, Y., Vleminckx, G., Comatech bvba, 1999, p. 17. 144 Deze paragraaf werd letterlijk overgenomen uit het boek van J. Vervecken, ‘Veiligheid en Welzijn op School’, Een dynamisch zorgsysteem voor het secundair onderwijs, Versie 1.0 maart 2003, p.8.
220
10.2.1. Inleiding tot het kernproces: stage Onderstaande gegevens werden aan alle stagebegeleiders geïnformeerd. Aan 10 personen werd gevraagd om de gegevens in te vullen. Tekst: Door de individuele voorstellen in de groep te gooien kan men in overleg komen tot gemeenschappelijke acties. Het wordt niet opgelegd vanuit de directie en de vragenlijst is alleen maar een aanzet tot verbeterpunten. De 4 stadia D,C,B en A om een stelling te beoordelen hebben volgende betekenis:
Voorwaardenscore Score D C
Prestatieniveau Niet aanwezig Enige vooruitgang
Verklaring
Er gebeurt op dit vlak niets. Misschien zijn er wel wat ideeën maar ze zijn nog niet veel verder gekomen dan wishfull thinking.
Er zijn feitelijke aanwijzingen dat erop dit vlak toch iets gebeurt. Toevallige evaluaties leiden tot verbeteringen. Er zijn losse successen en goede resultaten.
B
Duidelijke vooruitgang
A
Volledig gerealiseerd
Er is duidelijk bewijs, dit onderwerp wordt goed aangepakt. Er zijn regelmatig evaluaties en bijsturingen. Toch is de toepassing nog niet universeel of volledig gerealiseerd. Een buitengewone benadering of resultaat dat overal toegepast wordt. Het is moeilijk om nog verdere verbeteringen aan te brengen.
We gaan de groep stagebegeleiders en de stagecoördinator van de school bijeenroepen en deze individueel de stellingen laten scoren met D,C,B en A volgens de voorwaardenscore (zie boven).
221
5. Proces
D
C
5.5. Stage 5.5.1. Er is een duidelijke checklist en/of een stappenplan om de verschillende fase bij het zoeken naar een geschikte stageplaats te overlopen. 5.5.2. De stagebegeleider heeft voldoende bekwaamheid en ervaring om de veiligheids- en welzijnsaspecten van de stageplaats en de stage in het algemeen te identificeren en te evalueren. 5.5.3. Er bestaat een werkpostfiche van de stageplaats. 5.5.4. De stagebegeleider laat zich bijstaan door de preventieadviseur van de school. 5.5.5. Er is een stageovereenkomst, een stagereglement en een lijst met stageactiviteiten opgemaakt en ondertekend door alle partijen (stageverlenend bedrijf of organisatie, school en leerling-stagiair/ouders). 5.5.6. De stageovereenkomst, het stagereglement is conform de wetgeving en wordt regelmatig aangepast. 5.5.7. De aanpak van de stagebegeleider past in de visie van de school en wordt begeleid door de stagecoördinator. 5.5.8. Alle stageplaatsen worden eerst bezocht en beoordeeld door de stagebegeleider. 5.5.9. In de keuze van de stageplaatsen wordt met de wensen en mogelijkheden van de leerling en het stagebedrijf rekening gehouden. 5.5.10. De stage wordt uitvoerig besproken met de leerling-stagiair. 5.5.11. Er volgt een schriftelijke evaluatie van de stageplaats na elke stage op basis van evaluatiedocumenten en een stageschrift van de leerling-stagiair. 5.5.12. Er wordt een stageschrift (stagedoeboek) uniform gebruikt in de school. 5.5.13. In het stageschrift worden de veiligheids- en welzijnsaspecten/ervaringen opgenomen. 5.5.14. Ongevallen op de stageplaatsen worden onderzocht en geëvalueerd door de preventieadviseur van de school. 5.5.15. De stagebegeleiders worden adequaat geholpen bij problemen. 5.5.16. Alle stageplaatsen worden regelmatig (5-jaarlijks) geëvalueerd 5.5.17. Het arbeidsgeneeskundig onderzoek voor de onderworpen leerling-stagiair wordt georganiseerd door het bedrijf of door de school.
222
B
A
10.2.2. Resultaten We geven niet alle 17 grafieken als resultaat weer. Enkel een viertal grafieken, waarin tekorten zichtbaar zijn en waaruit verbeter voorstellen konden uitgewerkt worden. Hierdoor werden alle 10 betrokkenen geconfronteerd door zichtbare gegevens hoe de andere hierover dachten, werden er verbetervoorstellen uitgewerkt en werd er aandacht geschonken aan een thema dat eerst voor iedereen in orde leek. EFQM stage
lkr 1 lkr 2 lkr 3 lkr 4 lkr 5 lkr 6 lkr 7 lkr 8 lkr 9 lkr 10
5.5.2. De stagebegeleider heeft voldoende bekwaamheid en ervaring om de veiligheids- en welzijnsaspecten van de stageplaats en de stage in het algemeen te identificeren en te evalueren.
EFQM stage
lkr 1 lkr 2 lkr 3 lkr 4 lkr 5 lkr 6 lkr 7 lkr 8 lkr 9 lkr 10
5.5.3. Er bestaat een werkpostfiche van de stageplaats.
223
EFQM stage
lkr 1 lkr 2 lkr 3 lkr 4 lkr 5 lkr 6 lkr 7 lkr 8 lkr 9 lkr 10
5.5.12. Er wordt een stageschrift (stagedoeboek) uniform gebruikt in de school.
EFQM stage
lkr 1 lkr 2 lkr 3 lkr 4 lkr 5 lkr 6 lkr 7 lkr 8 lkr 9 lkr 10
5.5.14. Ongevallen op de stageplaatsen worden onderzocht en geëvalueerd door de preventieadviseur van de school.
224
10.2.3. Bespreking van de resultaten Een berekening zoals in het werkboek werd beschreven, gaf als resultaat voor de stage, dat het totaal van de 17 stellingen slechts 49,64 % scoort. Waar iedereen van overtuigt was dat de stage goed georganiseerd is, blijkt nu dat bij bevraging van 10 stagebegeleiders er heel wat onwetendheid leeft en dat afspraken niet opgevolgd worden of niet gekend zijn. Dit soort van metingen geeft aanleiding tot nadenken. Wanneer er ook nog acties afgesproken worden uit het overlegmoment van dit team en deze acties daadwerkelijk worden uitgevoerd dan kunnen we spreken van een verbetering van de stageorganisatie. De nabespreking en de daaruit besloten acties worden in dit werk niet besproken. Ik wil alleen maar aantonen dat dit deel behoort tot het bevorderen van een preventiecultuur en hoort bij de uitwerking van een efficiënt werkende (G)IDPBW.
225
10.3. Besluit Het doel op termijn zou moeten zijn dat iedere as in het drie dimensioneel model, minstens één niveau stijgt. Dan kunnen we spreken van een succes in de organisatie van de IDPBW van de scholengemeenschap van het katholiek onderwijs van Vilvoorde. Het is in een organisatie zoals het onderwijs gemakkelijker te werken aan de Mens-as.
Dat dit een proces van lange duur is, daar ben ik mij van bewust. Het duurt minstens drie jaar vooraleer er resultaten merkbaar zijn in verandering van een cultuur. Verandering kan mogelijk gemaakt worden door het implementeren van een dynamisch zorgsysteem voor alle scholen behorende tot de (G)IDPBW. In dit hoofdstuk is er een aanzet gegeven als voorbeeld tot de organisatie van de stages. Het heeft zeker nut om andere aandachtsvelden te toetsen in de organisatie van de (G)IDPBW en de resultaten aan de hand van ‘facts and figurs’ bespreekbaar te maken. Zichtbare resultaten motiveren vaak om werk te maken van de tekortkomingen. De vraag blijft echter wie moet dit implementeren? Hoogstwaarschijnlijk is de gemeenschappelijke of de coördinerende preventieadviseur, belast met de leiding van een (gemeenschappelijke) IDPBW de hoofdrolspeler. Vooral omdat hij de nodige kennis en kunde bezit om hierover te praten. Wanneer deze persoon ook nog beschikt over de nodige capaciteiten om aan te voelen wanneer een onderwerp ter sprake kan komen, dan blijft er slechts nog één probleem niet ingevuld en dat is de nodige tijdsbesteding om dit alles te implementeren. Hierdoor belanden we opnieuw bij de problematiek, besproken in hoofdstuk 1.
226
Algemeen Besluit Een (Gemeenschappelijke) Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk kan ook als efficiënte organisatie werken in het katholiek onderwijs als er minstens aan volgende stappen aandacht wordt geschonken: stap 1: voorzien van voldoende tijdsbesteding voor de lokale en de gemeenschappelijke preventieadviseurs; stap 2: efficiënt organiseren van de tijdsbesteding van alle preventieadviseurs met als norm de grafieken uit de dynamische inspectie-index; stap 3: weten dat een gemeenschappelijke preventiedienst mogelijk is; stap 4: de sterkte en zwakte analyse kennen voor een gemeenschappelijke interne dienst; stap 5: het oprichten van een gemeenschappelijke dienst of toch al op zijn minst dit thema bespreekbaar maken in de overlegmomenten van directieleden en bestuursleden; stap 6: de opdrachten kennen van een (G)IDPBW en weten wat de eigen dienst wettelijk moet organiseren; stap 7: de taken van de preventieadviseurs aanduiden in de (G)IDPBW, door gebruik te maken van de functiebeschrijving van de preventieadviseurs als werkdocument; stap 8: samen met alle actoren van de aangesloten scholen, bouwen aan de organisatiestructuur van een (G)IDPBW; stap 9: werk maken van standaarddocumenten en een jaarthema voor alle scholen aangesloten in de (G)IDPBW; stap 10: het stapsgewijs implementeren van een preventiecultuur in de (G)IDPBW. Deze stappen zijn niet per toeval de 10 hoofdstukken die besproken werden in dit eindwerk en die allen geïmplementeerd werden gedurende 1 werkjaar in de eigen scholengemeenschap. Behalve stap 10, want deze laatste stap is het begin van een lange weg waarvan het einde niet bepaald kan worden. Laten we zeggen dat deze 10 stappen (of hoofdstukken) natuurlijk niet in deze volgorde moeten doorlopen worden. Het is wel zo dat stap 1 en stap 10 de moeilijkste zijn én dat ze ook samen horen. We kunnen niet over een preventiecultuur spreken als er door de werkgever niet voldoende tijdsbesteding voor de samenstelling en de werkwijze van de preventiedienst voorzien wordt. Stap 10, het implementeren van een preventiecultuur in alle scholen behorende tot de (gemeenschappelijk) preventiedienst duurt minstens drie jaar en waarschijnlijk in veel organisaties veel langer. Als gemeenschappelijke preventieadviseur er zelf in geloven is één element. Een tweede dat je slechts over preventiecultuur kan praten wanneer bestuursleden, directieleden en hiërarchische lijn zich bewust zijn dat veiligheid en de welzijnswet moeten nageleefd worden. Wanneer zij ‘veiligheid’ beschouwen als een ‘kost’ of als een opdracht enkel voor de preventieadviseur dan zal deze stap een zeer lang proces moeten doorstaan. De grafiek die voorkomt uit het drie dimensionaal model kan een aanzet geven en een mogelijk gesprek openen bij de leidinggevenden om hogere niveau’s tot doel te hebben. Eveneens kan het implementeren van een dynamisch zorgsysteem met als leidraad het geschreven werkboek door de coördinerende preventieadviseur van de scholengemeenschap van Geel en Kasterlee, Jef Vervecken, voldoende ‘facts and figurs’ geven om knelpunten te detecteren en een planning op te maken voor korte en lange termijn. Een derde element die de belangrijkste rol speelt voor het toenemen van de preventiecultuur is de aanwezigheid van gemeenschappelijke of coördinerende preventieadviseurs die de leiding hebben van een (gemeenschappelijke) IDPBW. In een scholengemeenschap of in een groep van scholengemeenschappen moeten directieleden overtuigd blijven dat het implementeren van systemen, procedures, de welzijnswet en zijn uitvoeringsbesluiten voornamelijk zal gebeuren door preventieadviseurs met de nodige kennis en kunde. Een sterke preventiecultuur zal slechts mogelijk zijn in het onderwijs wanneer er voldoende tijdsbesteding voorzien wordt voor én gemeenschappelijke preventieadviseurs voor de coördinatie en de ondersteuning én lokale preventieadviseurs voor de primaire preventie.
227
Stap 1, het voorzien van voldoende tijdsbesteding voor de preventieadviseurs. Lokale preventieadviseurs hebben te weinig tijdsbesteding om de wet op het welzijn toe te passen. Directieleden moeten bewust zijn dat zij samen met hun inrichtende machten en schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor het preventiebeleid in hun scholen. Dit wordt niet gerealiseerd door een minimum tijdsbesteding aan een lokale preventieadviseur te voorzien. Het katholiek secundair onderwijs zou beter moeten kunnen scoren dan de berekende 48,98 % ten opzichte van de voorgestelde norm uit de dynamische inspectie-index. Hierdoor werden volgende voorstellen geformuleerd (stap 2): - start met het oprichten van een goed uitgebouwde Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. En eventueel nog beter tot de oprichting van een Gemeenschappelijke IDPBW. Het Koninklijk Besluit horende bij de oprichting van de GIDPBW geeft de samenstelling en de werkwijze weer, waarin de tijdsbesteding van de preventieadviseurs in een wettelijk document wordt vastgelegd; - duidt een gemeenschappelijke preventieadviseur aan, die de opgegeven taken en de wettelijke opdrachten voor de GIDPBW kan uitvoeren; - voorzie een voltijdse opdracht voor de gemeenschappelijke preventieadviseur per 4200 leerlingen horende tot het secundair onderwijs; - zorg voor een tijdsbesteding voor lokale preventieadviseurs per school, volgens de norm voorgesteld in de dynamische inspectie-index, rekening houdende met de reeds voorziene tijdsbesteding van de gemeenschappelijke preventieadviseur; Leiding van de GIDPBW ASO onderwijs Zachte sector nijverheidsonderwijs Lager onderwijs
1 voltijds coördinerende preventieadviseur 1 voltijds lokaal preventieadviseur 1 voltijds lokaal preventieadviseur 1 voltijds lokaal preventieadviseur 1 preventieuur lokaal preventieadviseur
Per 4200 leerlingen secundair onderwijs Per 1800 leerlingen Per 1500 leerlingen Per 900 leerlingen Per 100 leerlingen
- zorg ervoor dat indien de lokale en de gemeenschappelijke preventieadviseur geen voltijdse opdracht heeft in de GIDPBW, de resterende tijd efficiënt wordt ingevuld; - Het beste zou zijn moesten de Ministeries van onderwijs met hun gewestelijke bevoegdheden en/of de Federale Minister van Werk afspraken kunnen maken om het ambt van coördinerende preventieadviseur te creëren per scholengemeenschap zoals dit nu ook gebruikelijk is voor ICT uren, via de puntenenveloppe. Echter is men over dit ambt, reeds langer dan het bestaan van de Welzijnswet aan het praten. Het wordt tijd dat de verschillende Ministeries hier duidelijkheid in creëren. Stappen 3 en 5: Er moet een degelijk en goed uitgebouwde preventiestructuur uitgewerkt worden. Het oprichten van een Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk met aan het hoofd een professioneel opgeleidt preventieadviseur die de leiding heeft van de gemeenschappelijke dienst is de basis van een efficiënt preventiebeleid. Het zou niet slecht zijn moesten al de gemeenschappelijke en coördinerende preventieadviseurs minstens één maal per jaar op het VSKO samenkomen om enerzijds de contacten te behouden en anderzijds de ervaringen aan elkaar uit te wisselen. Het bezoek te FOD WASO op 15 maart naar aanleiding van de sterkte/zwakte analyse gaf aan dat sommige preventieadviseurs dit zouden appreciëren. Stap 4: De sterkte op microniveau moet er voor zorgen dat de primaire preventie gewaarborgd blijft en dat de gemeenschappelijke preventieadviseur de lokale preventieadviseurs animeert, coacht en begeleidt om het welzijn van de werknemers te verzekeren. De sterkte op mesoniveau zorgt dat er een team van preventieadviseurs ter beschikking staat. Ieder met een specifieke bekwaamheid om elkaar als team te helpen. Het team moet in de eerste plaats leren samenwerken en ten tweede leren door samen te werken. De sterkte op macroniveau moet er voor zorgen dat de gemeenschappelijke preventieadviseurs de stuwende kracht zijn voor het preventiebeleid in het onderwijs en dit netoverschrijdend. Het is door samen te denken en signalen te geven aan de koepels en de bisdoms dat het ambt van preventieadviseur ooit zal bestaan.
228
De zwakte van een (G)IDPBW is zo zwak als zijn schakel. Te beginnen bij de leiding van de gemeenschappelijke dienst en het niet kunnen samenwerken met de lokale preventiemedewerker. Anderzijds moet er ook voldoende tijdsbesteding voor alle preventieadviseurs voorzien worden. Om deze reden stel ik voor dat in de startfase voor de oprichting van een GIDPBW men deze dienst niet te groot mag oprichten. GIDPBW voor een samenwerking tot 4200 leerlingen in het secundair onderwijs is werkbaar om een efficiënte organisatie te leiden. Stappen 6 en 7: De opdrachten van de (G)IDPBW en de taken van de preventieadviseurs moeten door de werkgever gekend zijn en er moet duidelijkheid zijn wie welke opdrachten uitvoert. Het identificatiedocument is daar een belangrijk document voor. Daarnaast moet de functiebeschrijving als werkdocument gebruikt worden, zowel door de werkgever in gesprek met lokale en gemeenschappelijke preventieadviseur als door de preventieadviseurs zelf. Dit geeft mede duidelijkheid welke opdrachten door wie worden uitgevoerd in een (G)IDPBW en welke taken als prioritair werden gesteld door de werkgever. Tenslotte (stappen 8 en 9) denk ik toch dat het opstellen van een goed doordacht organogram evenals het werk maken van een communicatiematrix en het implementeren van uniforme documenten nodig voor een (G)IDPBW, zorgen voor een goede samenwerking tussen alle preventieadviseurs horende tot de Interne DPBW en een basis is voor een efficiënt draaiende (G)IDPBW. In de scholengemeenschap van Vilvoorde zijn voorgaande stappen tijdens dit werkjaar geïmplementeerd, zoals: er is sinds dit werkjaar een goed en werkbaar organogram; er is een tijdsbesteding voor de lokale preventieadviseurs die overeenstemt met het voorstel van de dynamische inspectie-index; Er is een coördinerende preventieadviseur voor een halftijdse opdracht die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de IDPBW en alle lokale preventieadviseurs ondersteuning geeft waar nodig en volgens gekende afspraken. De resterende tijdsbesteding voor de coördinerende preventieadviseur wordt vanaf 1 september 2006 doordacht ingevuld, als stagecoördinator en VCA begeleider; Er wordt sinds 1 september 2005, gebruik gemaakt van uniforme documenten in alle aangesloten scholen; Er wordt gebruik gemaakt van een communicatiematrix, sinds januari 2006; Er werd positief geëxperimenteerd met Tuttava als jaarthema in één van zijn scholen en verbeter voorstellen uitgewerkt; Er werden resultaten gemeten aan de hand van een dynamisch zorgsysteem; Er wordt vanaf 1 september 2006, gebruik gemaakt van functiebeschrijvingen als werkdocument. Er zijn momenteel gesprekken gestart met nabijgelegen basisscholen (Diegem en Machelen) om toe te treden tot de IDPBW. Wat wijst dat we niet slecht bezig zijn. Indien een GIDPBW dient opgericht te worden, doordat de verschillende schoolbesturen van deze lagere scholen hun eigen bestuur wensen te behouden, zijn we voorbereid om deze procedure te starten en kennen we enkele ambtenaren bij de federale overheidsdiensten die ons raad kunnen geven. Waarschijnlijk zijn er door dit eindwerk nog zaken die we vergeten zijn te besluiten. Alleszins wat eerst leek op een eindwerk over gemeenschappelijke diensten waar ik wat wantrouwig tegenover stond is uitgegroeid tot een jaarwerk waar ik voor de eigen scholengemeenschap een geweldige sprong voorwaarts heb gemaakt tot het organiseren van een efficiëntere interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Dit is nog maar een begin. Ik ben er van overtuigd dat hier nog jaren zal op verder gebouwd worden. En ik hoop dat dit werk inspiratie zal geven voor andere coördinerende preventieadviseurs. Wat het einde betekent voor dit eindwerk, is nog maar een begin op wat nu nog gaat volgen.
229
Referenties 1. Wetgeving in alfabetische volgorde: Beschermingswet preventieadviseurs, K.B. 20 december 2002 Comité PBW, K.B. 3 mei 1999 Externe Dienst, K.B. 27 maart 1998 Interne Dienst, K.B. 27 maart 1998 Tewerkstellingswet, K.B. 13 februari 1998 Welzijnsbeleid, K.B. 27 maart 1998 Welzijnswet, K.B. 4 augustus 1996 2. Literatuurlijst in alfabetische volgorde: BOS, M., MASTENBROEK, J., “Communicatie in organisaties; cultuur, stijl en leiderschap”, Alphen a/d Rijn, Samson, 1998. BROUX., G., CRETS, L., DE CLEYN, W., LEGRAND, J., MAJOOR, G., VAN NULAND, Y., VLEMINCKX, G., “Excellent, een handleiding voor de toepassing van het EFQM-Excellent model”, Comatech bvba, 1999. BUSSCHOTS, W., “Communicatie en preventie”, blok IV, leereenheid 57, postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau 1 – 2de jaar, 2004 – 2006. FOD WASO, “De risicoanalyse”, oktober 2002, p. 38 – 39.
FOD WASO, “Veiligheidsbeleid in het onderwijs”, 2000 INDESTEEGE, P., “Werkpostanalyse in de werkplaats mechanica”, eindwerk aangeboden tot het verkrijgen van het getuigschrift “aanvullende vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau 1”, academiejaar 2001 – 2002. KLUYTMANS, Dr. F., “Leerboek personeelsmanagement”, Open Universiteit, Wolters Noordhoff, 2001. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DEPARTEMENT ONDERWIJS “Dynamische veiligheidsindex, Veiligheid en Welzijn op school”, inspectie secundair onderwijs. 1 september 2001. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT ONDERWIJS, “Veiligheid en welzijn’ op school. Dynamisch risicobeheersingsbeleid van scholen”,– inspectie basisonderwijs, 1 september 2002. OLIVIER, P., “Integratie van veiligheid, kwaliteit en milieu binnen een zorgsysteem”, blok IV, leereenheid: 53, Postacademische vorming preventieadviseurs, Arbeidsveiligheid Niveau 1 – 2de jaar. REYNIERS, K., “Enkele knelpunten bij de implementatie en toepassing van de welzijnsreglementering in de publieke sector”, arbeidsrecht Universiteit Antwerpen, artikel nog niet gepubliceerd op 5 juni 2006.
SMEESTERS, H., “Reflecties en aanbevelingen naar aanleiding van het gebruik van de dynamische inspectieindex door de inspectie S.O”, Studiedag ‘De dynamische inspectieindex van het welzijn in het secundair onderwijs’, Provinciehuis Brugge, 29 september 2004. VANACHTER, O., “Advies, unaniem advies, voorafgaand akkoord”, Nieuwsbrief Arbeidsveiligheid 1999, afl.5, 1. VANACHTER, O., “Juridische problemen i.v.m. het statuut en de taken van de diensthoofden voor veiligheid”, Veiligheidsnieuws, extra editie 1980 (juli, augustus, september), 8.
VANHOOF, J., VAN PETEGEM, P., “Pei/ijlen naar succesvol schoolbeleid”, Wolters Plantyn, 2006. VAN LANDUYT, N., “Methode in verband met orde en netheid: TUTTAVA”, Blok III, leereenheid 59, Postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau I – 1ste jaar, academiejaar 2004 – 2006. VAN PETHEGEM, J., ”Creatie van een gemeenschappelijke interne preventiedienst”, Veiligheidsnieuws, PreBes, april/mei/juni. VAN REGENMORTEL, A., “Statuut van de preventieadviseurs verbonden aan de interne en externe diensten”, Blok IV, leereenheid 62, Postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau I – 2de jaar, academiejaar 2004 – 2006.
VAN YPEREN, N. W., “Over vlammen en afbranden”, Groningen, uitgeverij C. Regenboog, 2004 VDVHB Werkgroep Reglementering Bijlage bij VDVHB-nieuwsbrief 143 – juni 1998, VERVECKEN, J., “Veiligheid en Welzijn op School. Een dynamisch zorgsysteem voor het secundair onderwijs”, Versie 1.0 maart 2003. VUERSTAEK, S., “Stress en stressbeleid”, Leereenheid 44, postacademische vorming preventieadviseurs arbeidsveiligheid niveau 1 – 1ste jaar X., “Eén gemeenschappelijke interne dienst in een gemeente?”, Preventactua 1999, afl. 9,1.
Zakboekje voor de preventieadviseur,2006, Kluwer 3. Websites in alfabetische volgorde: http://oud.rago.be/subpage_startpagina/bestuurlijke_organisatie/welzijn/WELZGeogr.htm www.coprant.be
www.esf.be www.gemeenschapsonderwijs.be/ouders/publicaties/jaarverslagen www.idewe.be www.ikmo.be www.kov.be www.onderwijsinspectie.be www.prevent.be www.vvkso.be