Oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk Inleiding Krachtens de welzijnswet dient elke werkgever een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk op te richten (artikel 33, §1 welzijnswet). Deze dienst moet tenminste één preventieadviseur omvatten. In afwijking van het principe van één interne dienst per werkgever voorziet de welzijnswet in de mogelijkheid tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor een werkgever of een groep van werkgevers (artikel 38 welzijnswet). De wet bepaalt dat bij koninklijk besluit algemene voorwaarden kunnen bepaald worden voor de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst (artikel 38, §1 welzijnswet). Daarnaast laat de wet ook toe om via koninklijk besluit in individuele gevallen voorwaarden op te leggen (artikel 38, §2 welzijnswet). Het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (B.S. – 16 november 2009) geeft uitvoering aan het voormelde artikel 38, §1 welzijnswet en legt de algemene principes vast voor de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst. In de toelichting over het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 verschenen op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO)1, wordt verduidelijkt dat het nieuwe besluit in feite de principes vastlegt die reeds jarenlang gehanteerd werden bij het verlenen van toelatingen om een gemeenschappelijke interne dienst op te richten. Belangrijk 1
Zie: http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=569
vd/maart 2010 © NAVB-CNAC
1
verschil met vroeger is dat voortaan de minister bevoegd voor werk de toelating tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst verleent. Voorwaarden voor de oprichting gemeenschappelijke interne dienst
van
een
Het nieuwe besluit somt de voorwaarden op die vervuld dienen te zijn voor de oprichting van een 2 gemeenschappelijke interne dienst door een werkgever of een groep van werkgevers. Deze voorwaarden zijn: 1) De aanwezigheid van een juridische, economische, geografische of technische band tussen de betrokken werkgevers (artikel 2, 1° K.B.); 2) De gemeenschappelijke interne dienst biedt ten opzichte van de afzonderlijke interne diensten van de betrokken werkgevers één of meer voordelen. Deze voordelen betreffen met name de aanwezigheid van een groter aantal preventieadviseurs, de vertegenwoordiging van een groter aantal disciplines, de aanwezigheid van een hoger niveau van aanvullende vorming, de meer beschikbare tijd om te besteden aan preventietaken en de terbeschikkingstelling van meer middelen (artikel 2, 2° K.B); 3) De uitwerking van een planning van de organisatie van de gemeenschappelijke interne dienst (artikel 2, 3° K.B); 4) Het bestaan van een voorafgaand akkoord tussen de betrokken werkgevers ingeval ze de opname wensen van een bestaand departement belast met medisch 2
Volgens de toelichting bij het nieuwe besluit worden hier in feite de overheidsdiensten bedoeld: daar kan het voorkomen dat één persoon, bijvoorbeeld een gouverneur of een burgemeester, werkgever is van verschillende openbare diensten.
vd/maart 2010 © NAVB-CNAC
2
toezicht in de gemeenschappelijke interne dienst en ingeval ze een beroep wensen te doen op deskundigheden ergonomie, bedrijfshygiëne of psychosociale aspecten van de arbeid waarvoor werknemers van één of meerdere betrokken werkgevers een vorming bezitten (artikel 2, 4° K.B.); 5) De voorafgaande adviezen van de betrokken comités met betrekking tot de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst en de prestatieduur van de preventieadviseurs (artikel 2, 5° K.B.).
Procedure aanvraag oprichting gemeenschappelijke interne dienst
van
een
De aanvraag3 tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst wordt met behulp van een formulier dat als bijlage bij het nieuwe besluit is gevoegd4, overgemaakt aan de Algemene directie Humanisering van de Arbeid van de FOD WASO (artikel 3 K.B.). Is de aanvraag volgens de Algemene directie Humanisering van de Arbeid volledig, dan wordt deze voor onderzoek en advies overgemaakt aan de Algemene directie van het Toezicht op het Welzijn op het werk van de FOD WASO (artikel 4 K.B.). Het koninklijk besluit beschrijft met welke zaken de Algemene directie van het Toezicht op het Welzijn op het werk bij het geven van haar advies in het bijzonder rekening houdt (artikel 4 K.B.).
3
De aanvrager is de onderneming, instelling of organisatie die namens een werkgever of een groep werkgevers, wordt gemandateerd om een aanvraag te doen (zie artikel 1, 8° K.B.); 4 Dit formulier kan gedownload worden op de website van de FOD WASO: www.werk.belgie.be – zie thema gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk – procedures en formulieren;
vd/maart 2010 © NAVB-CNAC
3
Zo wordt rekening gehouden met het aantal voorziene preventieadviseurs, hun niveau van aanvullende vorming evenals de tijd die voorgesteld wordt om te besteden aan preventietaken (artikel 4, 1° K.B.). Vervolgens wordt aandacht besteed aan het niveau van aanvullende vorming van de preventieadviseur belast met de leiding van de gemeenschappelijke interne dienst en de tijd die voorgesteld wordt om te besteden aan preventietaken (artikel 4, 2° K.B.) alsook aan het aantal contactpersonen tussen de gemeenschappelijke interne dienst en de betrokken werkgevers (artikel 4, 3° K.B.). Vervolgens bepaalt het koninklijk besluit dat bij gunstig advies de Algemene directie Humanisering van de Arbeid een ontwerp van ministerieel besluit tot oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst overmaakt aan de bevoegde Minister5. Bij ongunstig advies brengt dezelfde directie de Minister hiervan op de hoogte (artikel 5 K.B.). Het is de bevoegde Minister die via ministerieel besluit de toelating tot oprichting verleent. Het koninklijk besluit somt enerzijds de bepalingen op die het ministerieel besluit tenminste moet bevatten6 en anderzijds de bijkomende voorwaarden die via het ministerieel besluit kunnen worden opgelegd (artikel 6 K.B.). Deze bijkomende voorwaarden betreffen de financiële aspecten van de werking van de gemeenschappelijke interne dienst en de oprichting van een beheerscomité belast met het toezicht op het beleid van de gemeenschappelijke dienst. Daarnaast kan het ministerieel besluit bepalingen bevatten betreffende de wijze waarop de werkgevers kunnen toetreden en/of zich kunnen terugtrekken uit de gemeenschappelijke interne dienst (artikel 6 K.B.).
5 6
Minister tot wiens bevoegdheid het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk behoort; Zie de opsomming vervat in artikel 4, tweede lid van het nieuwe K.B.
vd/maart 2010 © NAVB-CNAC
4
Bij weigering tot oprichting, motiveert de Minister zijn beslissing en wordt deze bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager (artikel 6 K.B.). Werking van de gemeenschappelijke interne dienst De preventieadviseurs van de gemeenschappelijke interne dienst dienen tot het personeel van één van de betrokken werkgevers te behoren en hebben toegang tot de bedrijven van alle betrokken werkgevers om hun opdrachten uit te oefenen (artikel 9 K.B.). De maandverslagen en het jaarverslag van de interne dienst dienen bijlagen te bevatten met afzonderlijke gegevens betreffende elk van de betrokken werkgevers (artikel 10 K.B.). Aanvullend beroep op een externe dienst Wat de aansluiting bij een externe dienst betreft, bepaalt het koninklijk besluit dat de werkgevers aangesloten bij een gemeenschappelijke interne dienst in beginsel een beroep dienen te doen op dezelfde externe dienst. Deze verplichting geldt evenwel niet voor de duur van de opzeggingstermijn ten aanzien van de betrokken werkgevers die de overeenkomst met hun externe dienst hebben opgezegd (artikel 8 K.B.).
Slot- en overgangsbepalingen De nieuwe regelgeving betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst is reeds op 26 november 2009 in voege getreden. Een aanvraag tot oprichting of wijziging van een gemeenschappelijke interne dienst, ingediend voor 26 november 2009 wordt, voor de verdere afhandeling ervan, gelijkgesteld met een aanvraag overeenkomstig het nieuwe K.B. (artikel 11, tweede lid K.B.).
vd/maart 2010 © NAVB-CNAC
5
De bepalingen van het nieuwe koninklijk besluit vormen voortaan hoofdstuk VII (de gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk) van titel II (organisatorische structuren) van de Codex over het welzijn op het werk (artikel 13 K.B.).
_____________
vd/maart 2010 © NAVB-CNAC
6