Earth, Life & Social Sciences Van Mourik Broekmanweg 6 2628 XE Delft Postbus 49 2600 AA Delft
TNO-rapport
www.tno.nl
TNO 2015 R10933
Economische Verkenningen Utrecht 2015
Datum
7 juli 2015
Auteur(s)
Dr. Walter Manshanden Olaf Koops MSc. drs. Thijmen van Bree
Exemplaarnummer Oplage Aantal pagina's Aantal bijlagen Opdrachtgever Projectnaam Projectnummer
51 (incl. bijlagen) Economic Board Utrecht Economische Verkenningen Utrecht 2015 060.14199
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. © 2015 TNO
T +31 88 866 30 00 F +31 88 866 30 10
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
2 / 51
Samenvatting Dit is de tweede editie van de Economische Verkenningen Regio Utrecht, uitgevoerd in opdracht van de Economic Board Utrecht. Doel van het onderzoek is een update te geven van de economische ontwikkelingen in de provincie Utrecht in de periode 2011-2013 en een doorkijk te geven van de economische ontwikkelingen tot en met 2015. Belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat na twee jaren van lichte krimp van de economie van Utrecht in 2012 en 2013, de economie weer aantrekt. De economische groei Utrecht komt na een tweetal jaren van krimp op een hoger niveau uit, namelijk 2 procent in 2014 en 2,75 procent in 2015. De economische crisis heeft een zwaar spoor achtergelaten op de dragers van de regionaal economische groei in Utrecht vanaf de jaren negentig (financiële diensten, specialistische zakelijke diensten, informatie en communicatie en groothandel). Nieuwe groei komt van het zorgdomein, non-profitdiensten en vervoer en opslag. Tot slot houden de trends van schaalverkleining en verstedelijking van de economie in Utrecht aan. Het economisch herstel in stadsgewest Utrecht en stadsgewest Amersfoort laat een ander hersteltempo zien na 2009 ten opzichte van de deelregio’s Utrecht-West en Zuidoost-Utrecht. Kerngegevens provincie Utrecht 2011
2012
2013
Bruto binnenlands product *, Nederland mld E, 2013
658
647
643
Groei in %
1,7
-1,6
-0,7
57
57
57
0,9
-0,6
-0,8
763
764
752
0,3
0,2
-1,7
831
831
832
0,3
0,2
-1,7
609
616
618
73
74
74
28
35
47
4,7
5,8
7,5
Bruto regionaal product *, Utrecht
mld E, 2013
Groei in %
Werkzame personen
x 1000 pers.
Groei in %
Bevolking 15-64
x 1000 pers.
Groei in %
Beroepsbevolking
x 1000 pers.
% van bevolking 15-64 jaar
Werkloosheid % van beroepsbevolking
x 1000 pers.
2014
2015
2016
0,9
2,0
2,1
2
2,75
-0,4
1,1
-0,1
-0,1
74
74
7,7
7,2
* Bruto Binnenlands Product in marktprijzen. Verder in deze rapportage worden basisprijzen gehanteerd. Bron: CBS/CPB/TNO
De groeiverwachting tot en met 2015 is voor de provincie Utrecht relatief positief doordat naast de export ook de binnenlandse consumptieve uitgaven en de bedrijfsinvesteringen aantrekken. Omdat de regionale economie van Utrecht voor
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
3 / 51
een relatief groot deel van de binnenlandse afzetmarkt afhankelijk is, is de huidige fase van economisch herstel voordelig voor Utrecht. De werkgelegenheid kromp in 2013 nog betrekkelijk snel met 1,7 procent. De krimp neemt in 2014 af, en pas in 2015 wordt een toename van de werkgelegenheid verwacht met een plus van meer dan 1 procent. Deze toename is bescheiden. Economische herstructurering na 2008 Het jaar 2008 markeert een breuk in de economische ontwikkeling. Het uitbreken van de financiële crisis, gevolgd door een schuldencrisis, heeft een grote wissel getrokken op de groei en structuur van de economie van Utrecht. Sectoren die van oudsher trekkers waren van de regionale economie van Utrecht (ICT, financiële diensten, groothandel), vertonen na 2008 krimp of stagnatie. Er vindt een economische structuurverandering plaats in Utrecht. Het verdienvermogen van de zakelijke en financiële dienstverlening gaat achteruit onder invloed van de toenemende mogelijkheden en invloed van ICT. Ook zijn deze sectoren in Utrecht harder geraakt door de economische crisis ten opzichte van het nationaal gemiddelde. Het meest sprekende voorbeeld is de ICT-sector in Utrecht die het hardst getroffen is door de economische crisis. Inmiddels zijn de eerste tekenen van herstel zichtbaar zijn met veel nieuwe bedrijvendynamiek en een lichte toename van de werkgelegenheid in 2015. Sectoren met een relatief stabiel groeipad, ook na de kredietcrisis van 2008, zijn de zorg, onderwijs en overheid. Vooral de zorg heeft een sterke groei laten zien in de periode 2009-2013 in Utrecht, die ook hoger ligt ten opzichte van Nederland en de Metropoolregio Amsterdam. Ook vervoer en opslag laat een positieve groei zien. De non-profit dienten nemen licht toe in Utrecht, juist in de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort. Daardoor vertonen de stadsgewesten na 2008 nog enige groei in Utrecht, en krimpen de landelijke regio’s Utrecht West en Zuidoost Utrecht. De groei van de financiële diensten draagt bij aan de groei van Stadsgewest Utrecht. Voor de horeca geldt hetzelfde. Binnenlandse vakanties en uitbesteding door moderne huishoudens doen de toegevoegde waarde van de horeca in stadsgewest Utrecht tegen de trend in groeien na 2008. Schaalverkleining Utrecht kent relatief veel kleine ondernemingen. Dit komt deels door de sectorstructuur van Utrecht met relatief veel dienstensectoren en deels door de netwerkvoordelen van Utrecht voor kleine bedrijven en zzp-ers. In de periode 20092014 is de gemiddelde bedrijfsgrootte in Utrecht in snel tempo kleiner geworden, het gemiddelde bedrijf in Utrecht in 2014 is bijna een kwart kleiner ten opzichte van 2009. De trend van schaalverkleining vindt in Utrecht na 2002 versneld plaats, ook ten opzichte van Nederland. De specialisatie van Utrecht in dienstensectoren verklaart deze bovengemiddelde trend. De specialistische zakelijke dienstverlening, informatie en communicatie, bouw, en cultuur, sport en recreatie zijn de sectoren met absoluut en relatief het grootste aandeel zzp-ers en zijn in Utrecht oververtegenwoordigd. Verstedelijkingsopgave Het belang van stedelijkheid voor de economie neemt verder toe. Dit verklaart ook waarom de relatief stedelijke provincie Utrecht de economische crisis vanaf 2009 relatief beter is doorgekomen dan het nationaal gemiddelde. De economische crisis na 2008 heeft dit proces verder versneld. In de stedelijke regio’s rond Utrecht en Amersfoort zien we licht herstel van de economie. De meer landelijke deelregio’s
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
4 / 51
Utrecht-West en Zuidoost-Utrecht laten sterke krimp zien. Binnen stadsgewesten wordt het belang van stedelijkheid verder versterkt. Steden hebben een groter aanpassingsvermogen en kunnen beter inspelen op de veranderende economie en de trend van schaalverkleining. Stedelijkheid en agglomeratievoordelen krijgen een groter belang in de ontwikkeling van de economie van Utrecht en de rol van vooral de stad Utrecht zal belangrijker worden. De ruimte in de steden zal (nog) schaarser worden. Hier ligt een verstedelijkingsopgave om de toekomstige groei van Utrecht te accomoderen.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
5 / 51
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................... 2 1
Inleiding .................................................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.3
De economische ontwikkeling van de provincie Utrecht .................................... 7 Macro-economische ontwikkelingen op hoofdlijnen .................................................. 7 Economische ontwikkeling per sector ..................................................................... 18 Economische specialisatie van de provincie Utrecht .............................................. 31
3
Economische ontwikkeling naar deelregio ......................................................... 37
4
Conclusies .............................................................................................................. 46
5
Referenties ............................................................................................................. 49
6
Bijlage ..................................................................................................................... 50
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
6 / 51
1 Inleiding In 2012 is in opdracht van de Taskforce Innovatie Utrecht en Kamer van Koophandel Midden-Nederland de eerste editie van de Economische Verkenningen Regio Utrecht verschenen om beter inzicht te krijgen in de toekomstige economische prestaties van de Utrechtse economie (TNO, 2012). In deze studie in onderzocht in welke mate de economie van de provincie Utrecht is gegroeid op de lange termijn en welke bedrijfstakken een bijzondere rol aan die economische ontwikkeling hebben geleverd. Vervolgens is de vraag in welke mate topsectoren en speerpunten (sleutelbedrijfstakken in het beleid van de regio Utrecht) aan de gebleken economische ontwikkeling hebben bijgedragen. De analyse is uitgevoerd aan de hand van de ontwikkeling van toegevoegde waarde. Daarnaast is naar werkgelegenheid gekeken, arbeidsproductiviteit en gemiddelde bedrijfsgrootte. Ook is er vervolgens gekeken naar groeipotenties naar 2020. Vier bedrijfstakken hebben vanaf de jaren zeventig een belangrijke bijdrage geleverd aan de structurele economische ontwikkeling van de provincie Utrecht en bieden kansen naar de toekomst: informatie en communicatie, specialistische zakelijke diensten, financiële diensten en groothandel. Deze bedrijfstakken zijn omvangrijk, overgeconcentreerd in de provincie Utrecht en hebben een hoge groei doorgemaakt. De rol van de negen nationale topsectoren in de provincie Utrecht is beperkt. Een ander interessant resultaat uit de analyse is de hernieuwde groei in de stad Utrecht, dat duidt op agglomeratievoordeel. Dit onderzoek, in opdracht van de Economic Board Utrecht, heeft als doel om een update te geven van de economische ontwikkelingen in de provincie Utrecht in de periode 2011-2013. Hoe heeft de economie van Utrecht zich ontwikkeld in termen van toegevoegde waarde, werkgelegenheid en aantal vestigingen? Wat zijn de ontwikkelingen geweest voor de verschillende economische sectoren en deelgebieden in Utrecht? Anders ten opzichte van de vorige editie, wordt in deze editie ook een korte termijn raming gemaakt van de economische groei in de provincie Utrecht tot en met 2015.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
7 / 51
2 De economische ontwikkeling van de provincie Utrecht In dit hoofdstuk beschrijven we de economische ontwikkeling in de provincie Utrecht in de periode 1995-2015. De regionale economische ontwikkeling van de provincie Utrecht kan niet los gezien worden van de algemene conjuncturele ontwikkeling van Nederland in een internationale economische context. Dit hoofdstuk begint derhalve met een korte beschrijving van enkele relevante nationale, Europese en mondiale ontwikkelingen. De economische ontwikkeling van de provincie Utrecht zal eerst in het perspectief van deze nationale en internationale context worden beschouwd, alvorens nader wordt ingezoomd op de economische ontwikkeling per sector en het specialisatiepatroon van de Utrechtse economie. De analyses in dit hoofdstuk berusten op CBS-cijfers ná de revisie van 2014. Voor Nederland als geheel heeft het CBS de revisie voor de volledige tijdreeks 19952013 doorgevoerd. De Regionale Economische Jaarcijfers zijn in deze vorm echter alleen voor de jaren 2010-2013 gepubliceerd. TNO heeft om deze reden een eigen regionale revisieraming voor de jaren 1995-2009 opgesteld. Eind 2015 zal het CBS naar verwachting een volledig gereviseerde regionaal-economische tijdreeks publiceren, waardoor de in deze rapportage gepresenteerde cijfers over economische groei naar (deel)regio’s en sectoren wellicht moeten worden bijgesteld. De opstellers van deze TNO-rapportage verwachten echter niet dat dit zal leiden tot fundamentele herzieningen van de conclusies. De revisie van de nationale cijfers over de tijd liet een forse aanpassing in het niveau van het bbp zien, terwijl de ontwikkeling min of meer hetzelfde bleef.
2.1 2.1.1
Macro-economische ontwikkelingen op hoofdlijnen Internationale en nationale economische context
Na jaren van laagconjunctuur sinds het uitbreken van de Grote Recessie in 2008, trekt de mondiale economie aan, vooral gedragen door gunstige ontwikkelingen in de VS (CPB, 2015). Daarentegen is er in Azië en de meeste opkomende economieën sprake van een groeivertraging, waarbij opgemerkt wordt dat de economische groei zich hier nog altijd op een aanzienlijk hoger niveau bevindt dan in de geïndustrialiseerde landen (CBS, 2015). De Europese economie heeft, voor het eerst sinds 2011, in 2014 de weg naar economisch herstel gevonden met een bbp-groei van 0,9 procent. Een lagere euro/dollar koers (waarvan sinds een jaar sprake is) en de lagere olieprijzen dragen hier naar verwachting in 2015 verder aan bij. Overigens was de omvang van zowel de Nederlandse economie als die van de Eurozone nog altijd bijna 2 procent lager dan het niveau vóór de Grote Recessie. Ook is de werkloosheid in Europa nog onverminderd hoog (11,2 procent in januari 2015). Binnen de EU zijn het vooral Duitsland en het VK die de kar trekken. De ontwikkeling van Nederland ging recentelijk nog gelijk op met het gemiddelde groeipad van de Eurozone, hetgeen zo’n 0,4 procentpunt onder gemiddelde van de gehele EU in 2014 is.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
8 / 51
Wel bestaan er nog altijd onzekerheden en risico’s rond het wereldwijde economische herstel. In Europa bestaan de grootste onzekerheden rond de lage inflatie en de financiële situatie van Griekenland. Daarnaast zorgen geopolitieke spanningen, o.a. het conflict tussen Rusland en de Oekraïne, voor neerwaartse risico’s met betrekking tot internationale handel. Een mogelijke mondiale vraaguitval bij aanhoudende instabiliteit kan het herstel van investeringen en consumentenvertrouwen teniet doen. Ook kampen huishoudens en bedrijven nog altijd met hoge schulden, hetgeen een remmende werking op de bestedingsbereidheid heeft. In het Centraal Economisch Plan (gepubliceerd in maart 2015) spreekt het CPB van een ‘gestaag, maar niet uitbundig’ herstel van de Nederlandse economie. Ondanks de genoemde onzekerheden heeft het CPB ten opzichte van de voorlaatste raming (MEV 2015,september 2014) de verwachting over de groei van het bbp van Nederland opwaarts bijgesteld. Naar verwachting groeit de Nederlandse economie in 2015 met 1,7 procent en in 2016 met 1,8 procent. Gunstig is dat de economische groei gedragen wordt door zowel de binnenlandse consumptie, investeringen als de export. Ondanks dat export nog altijd de boventoon voert, is het niet langer de enige drijvende kracht achter het economische herstel van Nederland. Ook de consumptie van de overheid is in de jongste raming licht positief geworden. De investeringsbereidheid van bedrijven neemt toe als gevolg van de aantrekkende vraag uit het buitenland en ruimere bancaire kredietverlening. De verwachting is dat de bedrijfsinvesteringen in 2015 en 2016 met respectievelijk 5,3 procent en 5,8 procent toenemen. Ook is het consumentenvertrouwen na een dal in 2012 en 2013 weer fors toegenomen gedurende 2014 en het eerste kwartaal van 2015. Ondanks dat het aantal optimisten wat kleiner is dan het aantal pessimisten (het consumentenvertrouwen ligt aan het eind van het eerste kwartaal in 2015 derhalve net onder nul), gaat het CPB toch uit van een stijging van consumentenbestedingen in 2015 en 2016 met respectievelijk 1,5 en 1,7 procent. Dit is een positieve trendbreuk met het recente verleden. Figuur 2.1 Consumentenvertrouwen Nederland, 2008-2015, seizoengecorrigeerd 10 0
-10
200 8
-20 -30 -40 -50 Bron: CBS
200 9
201 0
201 1
201 2
201 3
201 4
201 5
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
9 / 51
Hierachter gaat een reële inkomensstijging van huishoudens schuil, veroorzaakt door de lage inflatie bij gelijkblijvende lonen. Een keerzijde van de lage inflatie is overigens dat reële schulden van huishoudens niet afnemen. Vooral consumenten met een huis dat ‘onder water’ staat, voelen zich geremd in het doen van extra consumptieve uitgaven. Het echte positieve punt is dat de woningmarkt weer in beweging komt. Het aantal woningtransacties is in 2014 krachtig toegenomen, de woningprijzen dalen niet langer en stijgen enigermate. Als gevolg van het gestage economische herstel trekt de Nederlandse arbeidsmarkt ook voorzichtig aan. In 2014 was er nog sprake van een licht oplopende werkloosheid. Voor 2015 en 2016 wordt verwacht dat de werkgelegenheid juist weer toeneemt; het CPB raamt de werkgelegenheidsgroei respectievelijk op 0,8 procent en 0,9 procent. Tegelijkertijd zal het arbeidsaanbod toenemen, ingegeven door een stijgende arbeidsparticipatie van vooral vrouwen en ouderen en het feit dat minder mensen zich ontmoedigd voelen om te participeren op de arbeidsmarkt. Vermoedelijk kan de werkgelegenheidsstijging het toenemende arbeidsaanbod in 2015 en 2016 absorberen. Hierdoor zal de werkloosheid per saldo licht dalen; naar 7,2 procent in 2015 en 7,0 procent in 2016. Er bestaat nog wel een probleem rond langdurige werkloosheid. In 2014 was 43 procent van alle werklozen langer dan een jaar op zoek naar werk.
2.1.2
Economische groei in de provincie Utrecht
Bruto regionaal product Voor de provincie Utrecht is de jongste raming van het CPB goed nieuws. De provincie Utrecht zal naar verwachting in 2015 een groei van 2,75 procent laten zien. Dat is meer dan dat het CPB voor Nederland verwacht en in lijn met de positieve verwachting voor de Metropoolregio Amsterdam. De bron van deze relatief positieve verwachting voor Utrecht is het aantrekken van de binnenlandse bestedingen. De Utrechtse economie is voor een relatief groot deel daarvan afhankelijk. Het betreft investeringen door bedrijven en consumptieve bestedingen van huishoudens. De regio Utrecht is een centrum van nationale diensten, zowel in de commerciële sfeer als de niet-commerciële sfeer. Utrecht is de vestigingsplaats van veel hoofdkantoren die de Nederlandse nationale markt bedienen. Deze activiteiten zullen naar verwachting profijt hebben van het herstel van de binnenlandse bestedingen die het CPB voorziet. De provincie Utrecht liet over de periode na 2008 een groeipad zien dat samenhangt met haar rol in de Nederland. De grote recessie van 2009 en de recessie van 2012 werkten in Utrecht minder door vanwege de minder dominante rol van de financiële sector in Utrecht ten opzichte van Amsterdam. Amsterdam is het centrum van de nationale financiële sector en juist daar werkte de financiële crisis van 2009 door. Dat betrof de herstructurering van banken zelf met gevolgen voor bestedingen allerlei diensten door banken zelf, maar ook de crisis op de nationale woningmarkt waardoor er tevens minder transacties en provisies voor makelaars en notarissen waren. Een belangrijk kenmerk van de Utrechtse regionale economie is dat exporterende bedrijfstakken er sterk zijn ondervertegenwoordigd. Utrecht ontbeert enerzijds een krachtig industrieel cluster zoals in Eindhoven en heeft anderzijds geen mainports zoals in de metropolitane regio’s Amsterdam en Rotterdam. Dat is zichtbaar aan het groeipad van de regionale economie. Utrecht ondervond in 2011, een positief jaar, een beperkte groei omdat de groei van dat
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
10 / 51
jaar met name exportgedreven was en de Nederlandse consument juist terughoudend bleef. Daarentegen werkte de krimp van de wereldhandel in 2012 in Utrecht minder sterk door dan landelijk het geval was. Per saldo is het groeipad van de provincie Utrecht meer op dat van Nederland gaan lijken. In de jaren negentig van de vorige eeuw had de provincie Utrecht voordeel van de expansie van de Nederlandse economie. De binnenlandse bestedingen namen in de periode jaarlijks fors toe waarbij de vraag naar allerlei commerciële diensten navenant groeide. Juist die bedrijvigheid is in Utrecht geconcentreerd. Over de jaren 2008-2013 is het verschil tussen Utrecht en Nederland afwezig. In dat tijdsbestek is behalve een financiële crisis ook een herstructurering onder invloed van technologie in de (commerciële) dienstensector gaande. Dezelfde nieuwe technologie die in de jaren negentig tot nieuwe vormen van dienstverlening leidde en groeimarkten creëerde, zorgde er na 2008 voor dat diezelfde bedrijven vernietigd werden (Schumpeteriaanse creatieve destructie). Fysieke winkels verdwijnen en worden vervangen door levering via webwinkels, en grote dienstverlenende activiteit wordt vervangen door een groot aantal kleine bedrijven die zich in netwerken organiseren. Dergelijke veranderingen in de sectorstructuur leidden mede tot leegstand van kantoren en winkelvastgoed. Per saldo is de regio Utrecht nu zondagskind af; anders dan in voorgaande decennia wordt Utrecht nu wel getroffen door sectorspecifieke herstructureringen. In volgende paragrafen wordt dit sectoraal uitgewerkt.
Tabel 2.1 Bruto nationaal en regionaal product (bbp/brp), Nederland, Utrecht en de Metropoolregio Amsterdam. Niveau 2013 (in marktprijzen), en groei 2008-2013 (realisatie/voorlopig Nederland) en voorspelling 2014-2015 1995-08
Nederland Utrecht MRA
2009-13
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2,1
Mld Euro
%
%
642,9
2,8
-0,6
1,7
-1,6
-0,7
0,8
2,0
56,6
3,2
-0,5
0,9
-0,6
-0,8
2,0
2,8
118,4
3,4
-0,2
2,8
-1,3
-0,8
1,6
3,0
Mld Euro
%
%
Utrecht
56,6
3,2
-0,5
0,9
-0,6
-0,8
Stadsgewest Utrecht
32,7
3,2
0,3
3,2
0,6
-0,3
3,7
3,0
-4,8
-11,1
-3,3
-0,9
10,6
3,4
0,4
1,3
-1,5
-0,9
3,8
2,3
-1,7
-1,2
-1,9
-0,9
Utrecht West Stadsgewest Amersfoort Zuidoost Utrecht Bron: CBS/CPB/TNO
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
11 / 51
Figuur 2.2 Ontwikkeling bruto nationaal/regionaal product Utrecht, Metropoolregio Amsterdam (MRA) en Nederland, 1995-2013, alsmede verwachting 2014-2016 Jaarlijkse groei in procenten 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 1995
2000
2005
Nederland
2010 Utrecht
2015 MRA
Bron: CBS/CPB/TNO
Figuur 2.3 Ontwikkeling bruto nationaal/regionaal product Utrecht, Metropoolregio Amsterdam (MRA) en Nederland, 1995-2013, alsmede verwachting 2014-2016 Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten per tijdvak 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 Nederland
Utrecht
MRA
-1,0 1995-00 Bron: CBS/CPB/TNO
2001-05
2006-08
2009-13
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
12 / 51
Binnen Utrecht trad over de periode 2008-2013 een verschil op tussen de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort enerzijds en Utrecht West en Zuidoost Utrecht anderzijds. De beide stadsgewesten laten gemiddeld over de gehele periode een bescheiden groei zien, hoewel Stadsgewest Amersfoort 2012 nog met 1,5 procent kromp. Voor 2008 was het verschil in groei tussen de Utrechtse stadsgewesten en beide landelijke deelregio’s in Utrecht niet zo groot als na 2008. Juist na 2008 concentreert de weinige groei zich in de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort. Herstel gaat na 2008 klaarblijkelijk samen met de voordelen die het stedelijk vestigingsmilieu biedt en verliezen de landelijke deelregio’s in Utrecht verder economische activiteit. Verhuizingen van bedrijven spelen hier wellicht een rol. En als ondernemers beginnen, doe ze dat liever in de stadsgewesten. Mogelijk zijn er ook minder expanderende bedrijven die de landelijke deelregio’s ruimte zoeken voor bereikbaarheid en ruime huisvestingsmogelijkheden. De analyse naar sector en naar vestigingsgrootte en deelregio verder in deze verkenning gaat hier verder op in. Aangenomen wordt dat het stedelijk milieu aantrekkelijk is voor nieuwe, in opkomst zijnde kleine bedrijven en de samenwerkingsverbanden en netwerken die tussen hen ontstaan. Dergelijke bedrijven groeien niet en bljiven dus in de stad. In stedelijke milieus is bovendien sprake van een nabijheidsvoordeel dat transactie- en transportkosten verlaagt. Het aantrekken van de binnenlandse bestedingen in 2015 heeft een relatief gunstig effect op de economie van de provincie Utrecht. Na 2008 tekent zich een duidelijk patroon af in de regionaal economische ontwikkeling van Utrecht. De groei die plaatsvindt wordt aangetroffen in de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort. Kleine bedrijven hebben een voorkeur voor een stedelijk vestigingsmilieu.
Economische groei in internationaal perspectief Ook in de rest van Europa groeit de economie harder in stedelijke regio’s. In tabel 2.2 laten cijfers uit de laatst gepubliceerde Randstadmonitor (TNO, 2014) zien dat de top-20 van grootstedelijke regio’s gemiddeld met 0,2 tot 0,3 procent harder groeit ten opzichte van de economische groei van heel Europa. Dit vindt structureel plaats over de periode 1995-2012 en ook in recente jaren na de start van de economische crisis in 2009. Randstad Holland is een van de 20 grootstedelijke regio’s. Als we de provincie Utrecht hierin verbijzonderen, dan valt op dat Utrecht het tot het uitbreken van de economische crisis beter deed. Na 2009 vindt er economische krimp plaats in heel Europa. Ook de economische groei in de top-20 van stedelijke regio’s verdwijnt in zijn geheel over de periode 2009-2012.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
13 / 51
Tabel 2.2 Ontwikkeling bruto regionaal product in Utrecht en top-20 van Europese stedelijke regio’s, 1995-2012, in marktprijzen 2012 Mld euro 653.2 618.2 398.2 262.4 273.8 189.2 176.0 183.8 141.1 139.8 131.6 143.1 124.5 119.3 117.1 101.7 83.1 76.7 66.2 57.1 38.0 39.2
1995-08
2009-12
2011
2012
% 4.3 2.6 1.3 0.6 3.0 4.0 1.8 2.2 3.1 1.6 1.8 1.1 4.0 3.4 2.2 2.2 6.8 1.9 2.5 3.2 4.0 5.5
% -0.3 0.7 0.5 -1.1 -0.7 -0.9 -0.2 0.4 -1.5 -0.9 0.0 1.3 2.6 0.0 0.9 0.3 -0.5 0.5 -1.4 -0.5 -0.3 -0.1
% 2.5 2.2 2.9 -0.1 0.9 0.9 2.9 2.2 0.2 0.5 1.5 2.1 5.7 2.8 4.1 1.8 0.3 1.2 -1.8 0.9 2.8 -0.6
% 0.1 0.1 1.1 -2.6 -1.1 -1.3 0.6 -0.4 -2.3 -0.9 1.5 1.8 1.4 -1.3 0.0 0.9 2.8 -1.6 -2.6 -0.6 -0.1 2.2
Top-20 regio's
3957.0
2.6
0.0
1.9
-0.1
Nederland
647.4
2.8
-0.6
1.7
-1.6
12987.8
2.4
-0.3
1.7
-0.4
Regio Londen Parijs Ruhrgebied Milaan Randstad Holland Madrid Frankfurt/Main Vlaamse Ruit Barcelona Rome Hamburg Berlijn Stockholm MRA München Wenen Dublin Kopenhagen Lissabon Utrecht Boedapest Praag
EU 28
Bron: TNO, op basis van OECD/CBS/Eurostat.
In figuur 2.4 zien we een Europa van twee snelheden. De innovatieve stedelijke regio’s in Noordwest Europa laten herstel zien na 2009, met Stockholm en Berlijn voorop. De stedelijke regio’s in het zuiden van Europa hebben te maken met sterke krimp door de economische herstructurering van overheidsschuld en bankencrisis. Nederland en Randstad Holland blijven achter bij het herstel van andere regio’s uit Noordwest Europa. Oorzaak zijn de relatief grote bezuinigingen van de overheid en de sterke krimp van de consumptieve bestedingen in Nederland. De provincie Utrecht wordt relatief hard getroffen door de economische neergang door de sterke afhankelijkheid van de binnenlandse consumptie door overheid en huishoudens. In de onderstaande figuur zien we Utrecht terug bij de krimpende stedelijke regio’s tussen Budapest en Dublin. De metropoolregio Amsterdam doet het beter met een plaats in de middenmoot. Randstad Holland, door de sterke krimp in Zuid-Holland, blijft achter bij Utrecht. Ook in herstel van werkgelegenheid blijven blijven Utrecht en Randstad Holland als geheel achter na 2009 ten opzichte van andere grootstedelijke regio’s uit Noordwest Europa. Hier staat tegenover dat in de voorafgaande periode, 1995-
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
14 / 51
2008, Utrecht het juist beter deed met een plaats in de subtop, achter koplopers Budapest, Barcelona, Madrid en Dublin. Deze koplopers hebben het na 2009 moeilijk. Nieuwe banengroei na 2009 vindt plaats in Stockholm, Berlijn, Praag, Hamburg en London. Figuur 2.4 Gemiddelde jaarlijkse groei van het bruto regionaal product in 2009-2012 in Utrecht en top-20 van Europese stedelijke regio’s.
Bron: TNO, op basis van OECD/CBS/Eurostat.
Werkgelegenheid De werkgelegenheid in Utrecht neemt na twee jaren van krimp weer enigszins toe in 2015, namelijk met 1,1 procent, tegen 0,9 procent in de verwachting van het CPB. De groei van het aantal werkzame personen is beduidend minder dan de toename van het brp. Dat heeft twee redenen: een verandering van het brp (extra euro’s) wordt verdeeld over productiviteit (meer doen met dezelfde arbeidsuren) en extra arbeidsuren van mensen. Ondernemers nemen mensen aan als de zittende werknemers volledig benut zijn en de verwachtingen over de vraag positief blijven. Gemiddeld over meer jaren is de groei van de werkgelegenheid daardoor altijd lager dan de groei van het brp. Ook bij zzp-ers vindt dit proces plaats, maar dan op micro-schaal. Zij zijn flexibeler in het aanpassen van het aantal gemaakte arbeidsuren per week en vormen zo hun eigen buffer. De toename van het aantal zzp-ers in de economie heeft echter geen aantoonbaar effect op het totaal aantal gemaakte productieve uren in de economie. Daarnaast reageren ondernemers pas geruime tijd na het aantrekken van de conjunctuur met het aannemen van extra werknemers (zie figuur 2.5). Door deze twee redenen zien we juist in hersteljaren als deze dat de groei van het brp ruim boven de groei van de werkgelegenheid ligt. Over de jaren na 2008 is de werkgelegenheid in Utrecht per saldo gekrompen en is er geen enkel jaar geweest met een groeicijfer zoals nu voor 2015 wordt verwacht.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
15 / 51
Dit groeicijfer is in het huidige tijdsbestek relatief veel, maar we hoeven niet lang terug te gaan voor hogere cijfers. Voor 2008 zijn er enige jaren geweest waarin de werkgelegenheid in Utrecht om en nabij de 4 procent toenam op jaarbasis. De vraag op de arbeidsmarkt ontwikkelt dit jaar en naar verwachting ook volgend jaar weliswaar positief, maar is op termijn bescheiden en zal de werkloosheid niet doen verdwijnen. In de verwachting voor 2014 en 2015 groeit Utrecht sneller dan MRA. Het verschil is dat in de verwachting van Utrecht het positieve consumentenvertrouwen van de laatste maanden is verwerkt. Deze positieve ontwikkeling, naast andere zoals de lagere olieprijs van de laatste zes maanden klinkt door in de opwaartse bijstelling van de recente verwachting van de Nederlandse economie door het CPB.
Tabel 2.3 Werkgelegenheid, Utrecht, Metropoolregio Amsterdam en Nederland. Niveau 2013 (in werkzame personen) en groei 2008-2013 (realisatie/voorlopig Nederland) en voorspelling 2014-2015 2013 1995-08 WP x 1000
2009-13
11
12
13
14
15
16 1,0
%
8.701,0
1,6
-0,5
0,9
-0,5
-1,3
-0,3
0,9
751,6
1,9
-0,3
0,3
0,2
-1,7
-0,4
1,1
1.479,7
1,8
-0,2
1,9
-0,2
-1,2
-1,2
0,2
Utrecht
751,6
1,9
-0,3
0,3
0,2
-1,7
-0.4
1.1
Stadsgew. Utrecht
459,8
1,9
0,5
2,8
0,6
-1,6
61,2
2,1
-4,4
-12,7
-1,0
-2,9
163,0
2,0
-0,2
0,0
0,1
-1,7
67,4
1,8
-1,3
-1,8
-1,0
-1,6
Nederland Utrecht MRA
Utrecht West Stadsgew. Amersfoort Zuidoost Utrecht
Bron: CBS/CPB/TNO Over het algemeen heeft de provincie Utrecht een snellere toename van de werkgelegenheid laten zien dan Nederland en de MRA in de jaren tot en met 2008. Dit geldt niet voor de ontwikkeling van het brp, waarvan de ontwikkeling in Utrecht tussen die van Nederland en de MRA in lag. De economische groei van Utrecht is derhalve relatief arbeidsintensief, hetgeen toe te schrijven is aan de dominante rol van arbeidsintensieve diensten in de Utrechtse economie. Kapitaalintensieve industrie is in Utrecht ondervertegenwoordigd, maar groeit wel als gevolg van de toenemende IT-investeringen in dienstensectoren. De ontwikkeling van de werkgelegenheid naar deelregio’s in Utrecht laat een afwijkend beeld zien dat de ontwikkeling van het bruto regionaal product. De landelijke regio’s in Utrecht laten voor 2008 een overeenkomstige toename van de werkgelegenheid zien als de beide stadsgewesten. De groei van het aantal werkzame personen is in Utrecht West zelfs het hoogst geweest tot 2008. Over de jaren 2009-2013 neemt het aantal werkzame personen nog enigszins toe in Stadsgewest Utrecht. Samengevat zien we dat de werkgelegenheid in Utrecht aantrekt, zij het zeer bescheiden. De vraag naar arbeid reageert met vertraging op de opleving van de conjunctuur. Ruimtelijk zien we na 2008 dat de vraag naar arbeid in Stadsgewest Utrecht nog enigszins overeind bleef,
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
16 / 51
waar deze in Utrecht als geheel kromp. Voorzover er na 2008 sprake is geweest van extra economische activiteit in Utrecht, dan is deze in stadsgewest Utrecht geconcentreerd en enigermate in stadsgewest Amersfoort.
Figuur 2.5 Gemiddelde jaarlijkse groei van de werkgelegenheid en bruto regionaal product in Utrecht, in procenten (realisatie/voorlopig 1995-2013, en verwachting/raming 2014-2015) 8 6 4 2 0 -2 -4 1995
2000
2005 Utrecht, brp
2010
2015
Utrecht, WP
Bron: TNO
Participatie en werkloosheid Het verwachte herstel werkt naar verwachting vooralsnog onvoldoende door in afname van de werkloosheid. Een toenemende arbeidsvraag volgt circa een jaar na het aantrekken van de groei; bovendien gaat een deel van de groei in extra productiviteit zitten. Pas als de groei boven de 1,5-2 procent komt en de verwachtingen positief blijven, neemt de vraag naar arbeid toe. Tegelijkertijd neemt in zo’n periode het aanbod toe; men verwacht sneller een baan te vinden. Voorheen inactieven betreden op zo’n moment de arbeidsmarkt. Daar komt bij dat oudere werknemers gestimuleerd worden t blijven werken. Deze trends zijn zichtbaar in de participatiegraad in Utrecht (zie figuur 2.6). Deze neemt niet meer toe als voorheen maar heeft nog steeds een lichte neiging tot toenemen. De participatiegraad in Utrecht houdt gelijke tred met die van de MRA en komt op circa 74 procent. Van belang is dat de participatiegraad in Utrecht na 2008 niet is afgenomen door ontmoediging in een aantal jaren met een zwakke vraag en oplopende werkloosheid. Wel is de werkloosheid opgelopen na 2008. Het werkloosheidsniveau in Utrecht is in vergelijking met Nederland en de MRA iets lager, namelijk rond de 7 procent. In Nederland ligt deze rond de 8 procent, en in de MRA op 9 procent van de beroepsbevolking. De werkloosheid heeft door de licht aantrekkende arbeidsmarkt een neiging tot dalen in 2015. De piek van de werkloosheid die na 2008 ontstond
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
17 / 51
lijkt achter ons te liggen. Om deze op een structureel lager niveau te krijgen is een robuust herstel nodig van het bruto regionaal product in Utrecht in 2016 en 2017.
Figuur 2.6 Bruto participatiegraad Utrecht, MRA en Nederland, 1995-2015. Het totaal van werkzamen en werklozen als percentage van de bevolking 15-64 76 74 72
70 68 66 64 62
60 58 56 1995
2000 Nederland
2005
2010
Metro Amsterdam
2015 Utrecht
Bron: CBS/CPB/TNO
Figuur 2.7 Werkloosheid Utrecht, MRA en Nederland, 1995-2015. Het aantal werklozen als percentage van de beroepsbevolking 10,0 9,0 8,0
7,0 6,0 5,0 4,0 3,0
2,0 1,0 0,0
1995
2000 Nederland
Bron: CBS/CPB/TNO
2005 Metro Amsterdam
2010
2015 Utrecht
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
2.2
18 / 51
Economische ontwikkeling per sector
2.2.1
Ontwikkeling toegevoegde waarde
In het algemene beeld over de ontwikkeling van het brp in de regio Utrecht is opgemerkt dat de regionale economie van Utrecht voor een relatief groot deel afhankelijk is van de binnenlandse bestedingen. Impulsen van de wereldhandel, bij een stagnerende binnenlandse economie, zullen Utrecht niet aandoen. Als daarentegen de binnenlandse economie aantrekt, dan leeft ook Utrecht op, zo is de verwachting. Bij binnenlandse bestedingen gaat het om de uitgaven van Nederlandse huishoudens die terecht komen in Utrecht dan wel uitgaven van Nederlandse bedrijven (investeringen) die door bedrijven in Utrecht worden geproduceerd. Buiten dat heeft de Utrechtse economie, ondanks de sterke relaties met de rest van Nederland, ook een eigen dynamiek. Hoofdkantoren en banken in de regio Utrecht doen bestedingen in de directe omgeving. Hierdoor genereert een impuls een indirect effect in Utrecht zelf, hetgeen waarneembaar is aan een hoger dan gemiddeld groeipad. Dit staat bekend als agglomeratievoordeel. Tabel 2.4 Bruto toegevoegde waarde naar sector in Nederland en Utrecht, 2013. Miljard euro (basisprijzen, prijzen 2013), en als aandeel van totale economie 2013 NL
Utrecht
mld Euro Totaal
NL
Utrecht
Aandeel in %
578,5
50,9
100
100
Landbouw, bosbouw en visserij
11,4
0,3
2
1
Delfstoffenwinning
21,1
0,0
4
0
Industrie
70,1
3,2
12
6
Energie, water en afvalbeheer
10,6
0,5
2
1
Bouwnijverheid
26,4
2,5
5
5
Groothandel
46,6
4,7
8
9
Detailhandel
28,2
1,8
5
4
Vervoer en opslag
28,1
1,8
5
4
Horeca
9,4
0,8
2
2
Informatie en communicatie
26,7
4,4
5
9
Financiële dienstverlening
47,5
6,2
8
12
Verhuur en handel van onroerend goed
30,0
2,8
5
6
Specialistische zakelijke diensten
44,7
5,1
8
10
Verhuur en overige zakelijke diensten
32,6
2,9
6
6
Openbaar bestuur en overheidsdiensten
44,3
4,3
8
8
Onderwijs
29,7
2,9
5
6
Gezondheids- en welzijnszorg
56,0
5,0
10
10
Cultuur, sport en recreatie
7,7
0,6
1
1
Overige dienstverlening
7,0
1,0
1
2
Huishoudens
0,4
0,1
0
0
Bron: CBS/CPB/TNO
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
19 / 51
De sectoren die in Utrecht relatief zijn oververtegenwoordigd, zijn achtereenvolgens de financiële dienstverlening, de specialistische zakelijke diensten en informatie & communicatie. Het aandeel van deze bedrijfstakken is minimaal twee procent groter dan het aandeel van die bedrijfstakken in de Nederlandse economie. Deze drie bedrijfstakken maken gezamenlijk 31 procent van de economie uit. In Nederland is dat 21 procent. Banken, verzekeringen, juristen, accountants, ingenieurs en softwarebedrijven vormen de kern van de marktsector in Utrecht. Gezondheidszorg en openbaar bestuur maken in Utrecht eveneens een groot deel (18 procent) van de economie van, maar dat is precies in verhouding met Nederland als geheel. Dit is een gevolg van de ruimtelijke herverdeling van middelen op basis van bevolkingsomvang. De groothandel en komt in Utrecht min of meer evenveel voor als in Nederland (8 tot 9 procent). Het grote verschil in de industrie. In Nederland brengt deze sector 12 procent van de toegevoegde waarde voort, in Utrecht is dat 6 procent. De krimp in de toegevoegde waarde van de provincie Utrecht over de jaren 2012 en 2013 laat zien dat deze juist geconcentreerd is in voor Utrecht belangrijke bedrijfstakken: groothandel, specialistische zakelijke diensten en informatie & communicatie. Deze hebben alle drie een absoluut groot aandeel in Utrecht, en de laatste twee ook relatief. Dit laat zien dat de krimp van de economie juist optreedt in bedrijfstakken die de kern van de Utrechtse productiestructuur betreffen. Teruggelopen bestedingen aan juristen, juristen, accountants, reclame, architecten, software en media tasten de specialistische zakelijke diensten en informatie & communicatie aan. In deze bedrijfstakken treedt ook een effect van technologische en institutionele verandering aan het licht. Mede door de recessie gedreven zijn velen voor zichzelf begonnen, waardoor dezelfde diensten voor een lagere prijs worden aangeboden. Deze veranderingen zorgen in de Informatie en communicatie dat de sector zich weet aan te passen met nieuwe ICT-toepassingen voor zorg, industrie en zakelijke diensten. In 2014 zijn in gegevens van het PAR en het UWV tekenen van herstel zichtbaar in de ICT-sector in Utrecht met een sterk toenemende werkgelegenheid en ook het aantal vacatures trekt aan. De afruil is dat men de grote organisatie verlaat, en een klein bedrijf start in de nabijheid van anderen. Het geïnternaliseerde informatievoordeel in een groot bedrijf wordt ingeruild voor een geëxternaliseerd voordeel van de stedelijke omgeving, waar marktinformatie wordt verkregen door ruimtelijke spillover als positief extern effect van de agglomeratie. Een deel van de krimp van deze sectoren is verklaarbaar door dit proces: dezelfde diensten voor een lagere prijs. Dit verklaart mede de leegstand van vastgoed. De krimp van de groothandel in Utrecht, anders dan in de MRA, is mogelijk het gevolg van verhuizingen. Grond en bedrijfsruimte zijn in de huidige markt ruim voorhanden. Locatie dichter bij de mainports is dan voordelig. Het is ook mogelijk dat er een verschil in marktbereik van de groothandel. De groothandel in Utrecht heeft een nationale functie, die nog te lijden heeft gehad van de stagnatie in de binnenlandse bestedingen over de afgelopen jaren. Voor zover er groei was in de groothandel, betrof dit de internationale wederuitvoerstromen dichtbij Schiphol. Mogelijk is er om die reden enige groei van de groothandel in de MRA vanwege het internationale karakter. Datzelfde treedt waarschijnlijk op bij informatie en communicatie in Utrecht, die er harder kromp dan in MRA. Tegenvallende nationale bestedingen door bedrijven aan software trof vooral de regio Utrecht.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
20 / 51
Figuur 2.8 Groei bruto toegevoegde waarde Utrecht, Metropoolregio Amsterdam en Nederland, 2012-2013. Groei als tweejaarlijks gemiddelde in procenten Zorg
Landbouw Openbaar nut Financiële diensten Vervoer en opslag Overheid Onderwijs Ov. Diensten Horeca Onroerend goed Verhuur/overige zdvl. Totaal
Cultuur, sport en recr. Groothandel Spec. zakelijke diensten Industrie Detailhandel Informatie en comm. Bouwnijverheid -8,0
-6,0
-4,0
Nederland Bron: CBS/CPB/TNO
-2,0 MRA
0,0
2,0
Utrecht
4,0
6,0
8,0
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
21 / 51
De financiële diensten in Utrecht zijn een lichtpunt in de Utrechtse economie. Als absoluut en relatief omvangrijke sector in Utrecht vertoonde deze sector enige groei in 2012 en 2013. Het betreft hier groei van de toegevoegde waarde, die worden gerealiseerd door productiviteitsstijgingen. Door grote investeringen in IT en online dienstverlening, neemt de werkgelegenheid in de bankensector al jaren af en nieuwe bezuinigingen op personeel worden aangekondigd. De groei van deze sector is in Utrecht evenwel bescheiden – het is geen krimp. Voor de toekomst kan voor deze sector geen grote groei verwacht worden; dit tempert verwachtingen voor de regio. De banken die er zijn gevestigd hebben een sterke nationale functie. De toegevoegde waarde nam toe in de gezondheidszorg, meer dan in de MRA en Nederland. Utrecht kent een sterk cluster op gebied van zorg met aanwezigheid UMCU, UU en aanverwante innovatieve bedrijvigheid op gebied van farma en biotechnologie. Omdat de zorg in Utrecht een absoluut grote bedrijfstak is, gaat van de groei van deze sector een compenserend effect op de krimp in de marktsector. Datzelfde geldt voor de overheid en het onderwijs, met absoluut grote aandelen in de Utrechtse economie. Juist in Utrecht groeiden deze sectoren, weliswaar bescheiden, maar krompen deze licht in de MRA en Nederland. De toegevoegde waarde van vervoer en opslag nam toe in Utrecht (met circa 1 procent gemiddeld per jaar in 2012 en 2013), waar deze het in de MRA en Nederland minder deed in 2012 en 2013 (rond nul gemiddeld in beide jaren). Het verschil is evenwel klein; in Utrecht is geen luchtvaart of zeevaart aanwezig die de internationale concurrentie voelt en waar de prijzen sterk onder druk staan. De nationale spoorwegen zijn klaarblijkelijk een stabiele nationale markt. De nationale spoorwegen hebben daardoor tegelijkertijd geen grote ontwikkelingen in de toekomst in het verschiet.
Breuk 2008 Het jaar 2008 markeert een breuk in de economische ontwikkeling. Deze heeft, zoals we zagen twee dimensies: de financiële crisis en een verandering die door technologie is veroorzaakt. Nieuwe technologie leidde voor 2008 tot nieuwe producten, diensten en bedrijvigheid, na 2008 brengt diezelfde technologie een verandering in de productie teweeg. Het beste voorbeeld is de winkel die door de webwinkel wordt vervangen. Voor de consument is het welvaartswinst, voor de maatschappij resten overtollige panden. De breuk is zichtbaar gemaakt door de sectorale groei van de periode 1995-2008 te vergelijken met die over de jaren 2009-2013. Dan is zichtbaar dat de sterk groeiende bedrijfstakken uit de jaren 1995-2008 juist na 2008 een krimp vertonen. Deze tegenstelling is het meest pregnant bij informatie & communicatie. Deze ontwikkelde in Utrecht zeer krachtig na 1995 (vanaf een laag niveau) om tot een grote sector te ontwikkelen, maar 2008 komt de klad in de informatica en communicatie. Na 2008 teruglopende bestedingen van banken, de overheid en andere bedrijven in Nederland werken sterk door. Specialistische zakelijke diensten en groothandel zien de groei terugvallen tot krimp, en de financiële sector in Utrecht levert in, alhoewel er groei blijft. Op de Utrechtse verhuur/overige zakelijke diensten is tevens fors bezuinigd. Er werd minder uitgegeven aan schoonmaak, beveiliging en huur van bv hijskranen. Juist deze activiteiten maakten een boom door na 1995. Nieuwbouw en gebruik van vele kantoren leidde tot extra bestedingen aan dergelijke diensten; nu staan die kantoren leeg en worden minder bijgebouwd,
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
22 / 51
hetgeen ten koste gaat van dergelijke toeleveringen. Het verschil in sectorale groei voor en na 2008 maakt duidelijk dat sectoren als de zorg, de overheid, onderwijs en overige diensten de Utrechtse economie stabiliteit hebben verleend. Figuur 2.9 Groei bruto toegevoegde waarde naar sector, Utrecht, 1995-2008 en 2009-2013, in gemiddelde jaarlijkse groei in procenten Zorg Overheid Vervoer en opslag Onderwijs Landbouw Overige diensten Horeca Financiële diensten Onroerend goed Groothandel Totaal Detailhandel Industrie Spec. zakelijke diensten Openbaar nut Bouwnijverheid Verhuur/overige zakelijke dvl. Cultuur, sport en recreatie Informatie en communicatie -6,0 -4,0 -2,0 2009-13
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
1995-08
Bron: CBS/CPB/TNO
De effecten van de crisis op economische sectoren in Utrecht verschillen van de nationale patronen. In onderstaande figuur is, gesorteerd op volgorde figuur 2.9 op
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
23 / 51
basis van jaarlijkse groei Utrecht 2009-2013, de nationale groei weergegeven in 1995-2008 en 2009-2013. De bouw en horeca zijn sectoren die nationaal het hardst zijn geraakt in de periode 2009-2013. De commerciële dienstverlening die in Utrecht het hardst is geraakt door de crisis heeft nationaal een kleinere krimp doorgemaakt. Ook zien we dat in de sectoren die in Utrecht na de breuk de kar hebben getrokken (zorg, overheid, vervoer en opslag en onderwijs), bovengemiddeld zijn gegroeid ten opzichte van het nationale groeipad. Figuur 2.10 Groei bruto toegevoegde waarde naar sector, Nederland, 1995-2008 en 2009-2013, in gemiddelde jaarlijkse groei in procenten. Zorg Overheid Vervoer en opslag Onderwijs Landbouw Overige diensten Horeca Financiële diensten Onroerend goed Groothandel Totaal Detailhandel Industrie Spec. zakelijke dvl. Openbaar nut Bouw Verhuur/overige zdvl. Cultuur, sport en recr. Informatie en comm. -10,0
-5,0
2009-2013 Bron: CBS/CPB/TNO
0,0 1996-2008
5,0
10,0
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
24 / 51
Sectorale ontwikkeling naar deelregio De sectorale breuk van 2008 liet zien dat met name de voor Utrecht belangrijke markt gedreven bedrijfstakken terugvallen in groei en de meer budget afhankelijke bedrijfstakken een stabieler patroon laten zien. Figuur 2.11 laat de groei van sectoren zien per deelregio die voor de provincie Utrecht een positieve bijdrage hebben gegeven aan de economische groei in de periode 2009-2013. Bij deze sectoren valt op dat de groei alleen in de stadsgewesten plaatsvindt, juist daar waar de zorg, overheid en onderwijs (Uithof) ook zijn geconcentreerd. Markt gedreven bedrijfstakken die aan de economie van de stadsgewesten bijdragen zijn vervoer en opslag, overige diensten, horeca en financiële diensten. Buiten de overheid, zijn het de NS, de financiële diensten en horeca die groei realiseren in beide stadsgewesten. De ontwikkeling van deze beide in deze periode van stagnatie is opvallend. De financiële sector in Utrecht is relatief beperkt geraakt maar is wel aan herstructureren om de toegevoegde waarde te verhogen (en daarmee de solvabiliteit te versterken). De groei van de horeca staat in contrast met de rem op uitgaven door consumenten. Nu is de horeca slechts een beperkte uitgavenpost bij consumenten. Grote uitgavenposten zijn rente op hypotheken, auto’s, meubelboulevards en buitenlandse vakanties. Cafés, restaurants en hotels maken een kleiner deel van het budget uit. De groei van de horeca kan zijn veroorzaakt door een toename van de bestedingen aan binnenlandse vakanties waar de Nederlandse horeca van profiteert, en ook de toename van uitbestedingen van eenpersoonshuishoudens en zzp-ers in de stadsgewesten. Dergelijke oorzaken kunnen achter de groei van de horeca in Stadsgewest Utrecht verklaren, waar deze bedrijfstak krimpt in stadsgewest Amersfoort en beide landelijke regio’s Zuidoost Utrecht en Utrecht west.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
25 / 51
Figuur 2.11 Groei bruto toegevoegde waarde naar sector, de provincie Utrecht en vier deelregio’s, 2009-2013. Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten voor sectoren die in 2009-2013 in de provincie Utrecht zijn gegroeid
Bron: CBS/CPB/TNO
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
2.2.2
26 / 51
Ontwikkeling werkgelegenheid
Nadat in de voorgaande paragraaf de toegevoegde waarde van de economie van de provincie Utrecht centraal stond, ligt in de deze en de volgende paragraaf het accent op de werkgelegenheid en bedrijvigheid (paragraaf 2.2.3). Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens van het Provinciale Arbeidsplaatsenregister (PAR) van de provincie Utrecht. Met behulp van bedrijfsgegevens uit het PAR kunnen individuele bedrijven in de tijd worden gevolgd. Het PAR geeft informatie over werkgelegenheid, locatie en sector. Het PAR is de provinciale voedingsbron van het landelijke werkgelegenheidsregister LISA. Op basis van LISA gegevens is een vergelijking gemaakt van de uitkomsten van Utrecht met Nederland en de 1 Metropoolregio Amsterdam .
In 2014 telt de provincie Utrecht volgens de werkgelegenheidsdefinitie van het Provinciale Arbeidsregister 665,7 duizend banen. De zorg (103,2 duizend banen), specialistische zakelijke diensten (77,2 duizend) en detailhandel (70.3 duizend) zijn de bedrijfstakken met het grootste aantal banen in de provincie Utrecht. De werkgelegenheid in Utrecht is in de periode 1996-2008 sterk gegroeid met gemiddeld 2,3 procent per jaar. Daarna zwakt de groei af. In de periode 2009-2011 groeide de werkgelegenheid met 0,5 procent per jaar, in 2012-2014 is er sprake van krimp van het aantal banen met 15 duizend (-0,9 procent per jaar). De krimp van de werkgelegenheid in de periode 2012-2014 zien we terug over de hele linie. De relatief grootste krimp vindt plaats in de bouw (-4,8% per jaar), landbouw (-3,7% per jaar) en de industrie (-2,7% per jaar). Opvallend is verder de omslag in banengroei in de non-profitsector (zorg, onderwijs en openbaar bestuur) vanaf 2012 als gevolg van de bezuinigingen in het overheidsbudget. In het bijzonder de gezondheids- en welzijnszorg in Utrecht wordt in 2014 hard getroffen met een krimp van ruim 3200 banen ten opzichte van het voorgaande jaar. Drie sectoren laten in de periode na 2012 groei zien en vallen alle drie onder de consumentendiensten (cultuur, sport en recreatie plus detailhandel en horeca). Het cultuur-historische karakter van de steden Utrecht en Amersfoort, centraal gelegen in het land en nabij natuur zijn factoren die bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de bestedingen die hieruit voortvloeien. Deze bestedingen komen ten goede aan deze bedrijfstakken.
1
PAR gegevens zijn beschikbaar tot en met 2014, LISA gegevens tot en met 2013.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
27 / 51
Tabel 2.5 Werkgelegenheid in provincie Utrecht in 2014 en ontwikkeling 1996-2014
Bedrijfstak
Werkzame personen 2014
x1000 Landbouw
als %
Gemiddelde jaarlijkse groei 1996199620092014 2008 2014
20092011
20122014
als %
als %
als %
als %
als %
7.4
1%
-1.6
-1.0
-2.2
-0.7
-3.7
Industrie Energie, water en afvalbeheer
35.7
5%
-1.3
-0.8
-2.4
-2.2
-2.7
3.0
0%
-1.6
-2.4
-0.4
1.6
-2.3
Bouwnijverheid
35.6
5%
0.8
2.0
-2.5
0.0
-4.8
Groothandel
47.9
7%
0.1
0.9
-2.3
-2.3
-2.3
Detailhandel
70.3
11%
1.5
1.7
0.7
1.1
0.4
Vervoer en opslag
25.1
4%
-0.3
0.5
-1.7
-1.1
-2.3
Horeca Informatie en communicatie
25.6
4%
2.5
3.0
0.6
1.0
0.2
44.2
7%
3.5
4.5
-0.7
-1.0
-0.5
Financiële diensten
30.2
5%
1.6
2.3
-1.7
-2.8
-0.5
Onroerend goed
5.0
1%
1.7
2.9
-2.2
-1.5
-2.9
Spec. zakelijke dvl
77.2
12%
4.2
5.3
0.6
1.5
-0.3
Verhuur/ov. Zak.dvl.
29.2
4%
1.9
3.0
-0.9
-0.2
-1.7
Overheid
40.8
6%
1.6
2.0
0.2
0.7
-0.3
Onderwijs Zorg Cultuur, sport en recreatie Overige dienstverlening Alle economische activiteiten
51.1
8%
1.9
2.4
0.7
1.4
0.0
103.2
15%
2.8
3.2
1.3
3.1
-0.4
16.4
2%
4.9
5.2
3.6
5.5
1.7
17.9
3%
1.9
2.6
0.3
1.2
-0.7
665.7
100%
1.7
2.3
-0.2
0.5
-0.9
Bron: PAR 2014
In deze paragraaf richten we ons op de ontwikkeling in de bedrijvendynamiek in de provincie Utrecht aan de hand van gegevens over het aantal vestigingen in het Provinciale Arbeidsregister. De stagnering van de economie van Utrecht in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid, is niet terug te zien in de groei van het aantal vestigingen. De trend van schaalverkleining in de economie, waarbij de opkomst van de zzp-er een grote rol speelt, zet onverminderd door. Deze trend voltrekt zich over de voltallige breedte van de economie. In alle sectoren, behalve bij de overheid en de financiële dienstverlening, groeit het aantal vestigingen en treedt schaalverkleining op (zie tabel 2.6). De trend van schaalverkleining is sterker in de dienstensectoren, maar ook in de industrie en bouw treedt schaalverkleining op.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
28 / 51
Tabel 2.6 Ontwikkeling aantal vestigingen in de Provincie Utrecht Aantal vestigingen in 2014, gemiddelde vestigingsgrootte en groei aantal vestigingen per bedrijfstak Omvang in 2014
Landbouw
1
Banen per vestiging
Aantal
In %
1995
2014
Gemiddelde jaarlijkse groei aantal vestigingen 1996-2014 1996-2008 2009-2014
2.917
2,5
.
.
.
.
.
Delfstoffenwinning
2
0,0
.
.
.
.
.
Industrie
3.640
3,1
18
10
2,0
1,7
1,4
Openbaar nut
172
0,1
37
17
2,4
1,7
2,3
Bouwnijverheid
9.384
8,0
10
4
6,0
7,2
2,1
Groothandel
5.988
5,1
10
8
1,5
1,3
0,0
Detailhandel
12.245
10,5
6
6
1,6
1,1
1,8
Vervoer en opslag
2.225
1,9
26
11
4,1
3,7
4,1
Horeca
3.359
2,9
7
8
1,9
1,6
2,1
Informatie en communicatie
8.371
7,1
14
5
9,1
8,8
6,6
Financiële dienstverlening
1.173
1,0
17
26
-0,6
-0,4
-1,7
Onroerend goed
1.028
0,9
6
5
3,2
3,8
0,4
Spec. zakelijke diensten
28.596
24,4
6
3
8,3
7,9
6,7
Verhuur/ov. zakelijke dvl.
5.538
4,7
10
5
5,5
4,9
4,8
Overheid
278
0,2
98
147
-0,5
-0,6
-0,6
Onderwijs
6.701
5,7
18
8
6,6
5,3
9,2
Zorg
12.386
10,6
16
8
6,3
4,5
9,9
Cultuur, sport en recreatie
7.236
6,2
5
2
9,0
8,2
9,5
Overige dienstverlening
5.924
5,1
5
3
4,3
3,6
5,0
Alle economische activiteiten 117.163 100
11
6
5,2
4,5
5,4
Bron: PAR 1
Landbouwtellingen zijn niet opgenomen in het PAR-bestand.
In figuur 2.12 is de trend van de gemiddelde bedrijfsomvang weergegeven over de periode 1996-2014 in Utrecht en Nederland. Hierin zien we dat in Utrecht de bedrijven in snel tempo kleiner worden. De gemiddelde bedrijfsgrootte is met bijna een kwart afgenomen tussen 2009 en 2014. De trend van schaalverkleining vindt in Utrecht na 2002 versneld plaats, ook ten opzichte van Nederland. De specialisatie in dienstensectoren, waar de schaalverkleining het sterkst heeft plaatsgevonden, is hiervoor een belangrijke verklaring.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
29 / 51
Figuur 2.12 Gemiddelde bedrijfsomvang in Utrecht en Nederland, 1996-2014. 11 10 9 8 7 6
Utrecht
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
5
Nederland
Bron: LISA/PAR 2014
In het voorgaande is de aandacht gericht op gemiddelde bedrijfsomvang; een blik op de verschillende grootteklassen kan de beelden nuanceren omdat gemiddelde bedrijfsgrootte onafhankelijk is van de verdeling over verschillende grootteklassen. Schaalverkleining vindt over de hele linie plaats, maar elke sector kent zijn eigen ‘natuurlijke’ schaalomvang aan de hand van factoren die bepalen of economische activiteiten geïnternaliseerd of geëxternaliseerd kunnen worden door een bedrijf. Dit levert interne schaalvoordelen op voor een bedrijf. Schaalvoordelen spelen een belangrijke rol bij de productie van goederen en diensten. Schaalvoordelen houden lagere kosten per extra eenheid product in.
Tabel 2.7: Aantal vestigingen naar grootteklasse in de Provincie Utrecht in 2014 Indeling grootteklasse naar aantal werkzame personen
Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning
Micro
Klein
Middel
Groot
(0-1)
(2-10)
(11-100)
(>100)
1.081
1.780
56
0
Totaal vestigingen
2.917
1
1
0
0
2
2.111
996
459
74
3.640
67
51
48
6
172
Bouwnijverheid
7.299
1.601
434
50
9.384
Groothandel
3.204
2.006
718
60
5.988
Detailhandel
5.619
5.558
979
89
12.245
Vervoer en opslag
1.429
537
216
43
2.225
Horeca
1.051
1.706
586
16
3.359
Informatie en communicatie
Industrie Energie, water en afvalbeheer
6.561
1.408
352
50
8.371
Financiële dienstverlening
542
484
106
41
1.173
Verhuur en handel van onroerend goed
595
367
61
5
1.028
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
30 / 51
Specialistische zakelijke diensten
23.858
3.884
786
68
28.596
3.750
1.413
335
40
5.538
17
34
127
100
278
Onderwijs
4.922
904
784
91
6.701
Gezondheids- en welzijnszorg
8.315
2.789
1.142
140
12.386
Cultuur, sport en recreatie
6.196
842
187
11
7.236
Overige dienstverlening
4.624
1.086
196
18
5.924
81.242
27.447
7.572
902
117.163
Verhuur en overige zakelijke diensten Openbaar bestuur en overheidsdiensten
Alle economische activiteiten Bron: PAR 2014
In tabel 2.7 en figuur 2.13 is een verdeling weergegeven per sector van de bedrijvigheid naar microbedrijf, kleinbedrijf, middenbedrijf en grootbedrijf. De specialistische zakelijke dienstverlening, informatie en communicatie, bouw, en cultuur, sport en recreatie zijn de sectoren met absoluut en relatief het grootste aandeel zzp-ers. Deze groep bestaat uit zelfstandige professionals die bewust kiezen voor het ondernemerschap, freelancers die door de onzekere aard van hun product gedwongen zijn tot ondernemen, en een groep die als gevolg van gedwongen ontslag is genoodzaakt tot het ondernemerschap. Deze laatste groep vindt veel plaats in de bouw, maar ook in de ICT-sector. Figuur 2.13: Verdeling van aantal vestigingen naar grootteklasse in provincie Utrecht in 2014 0%
20%
40%
Landbouw, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning Industrie Energie, water en afvalbeheer Bouwnijverheid Groothandel Detailhandel Vervoer en opslag Horeca Informatie en communicatie Financiële dienstverlening Verhuur en handel van onroerend goed Specialistische zakelijke diensten Verhuur en overige zakelijke diensten Openbaar bestuur en overheidsdiensten Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Overige dienstverlening Alle economische activiteiten Micro Bron: PAR 2014
Klein
Middel
Groot
60%
80%
100%
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
31 / 51
Utrecht kent relatief veel kleine ondernemingen. Dit wordt deels verklaard door de sectorstructuur van Utrecht met veel dienstensectoren waar veel zzp-ers werkzaam. Daarnaast biedt Utrecht netwerkvoordelen. Bedrijven profiteren dan van elkaars nabijheid in de omgeving voor samenwerkingen en opdrachten, zonder onderdeel uit te maken van hetzelfde bedrijf. Kleine bedrijven, vaak eenpersoonsbedrijven, profiteren van deze netwerkvoordelen en dit leidt tot ‘economies of scope’. In een moderne economie wordt welvaart verkregen uit relatief kleinschalige behoeftes, die specifiek op de vraag van de klant zijn toegesneden. Maatwerk, productdifferentiatie en –variatie en specifieke kennis zijn doorslaggevend en de informatie over vraag en aanbod vindt plaats via specifieke netwerken om vraag en aanbod met elkaar in contact te brengen.
Door het belang van netwerken in productieketens speelt nabijheid in ruimtelijke clusters een essentiële rol voor kleine bedrijven; daar komen hun opdrachten vandaan. Ook kennen zij elkaar, voor het aannemen van grotere projecten, zodat zij kunnen samenwerken (bijvoorbeeld: een consortium van aannemende bedrijven bij een bouwproject). Vertrouwen is hierbij belangrijk en dat wordt bewerkstelligd door ‘face-to-face’ contact, niet dagelijks, maar de mogelijkheid om dat tegen lage kosten te realiseren. Dit verlaagt niet alleen transportkosten, maar ook transactiekosten (informatiekosten en het opstellen en uitoefenen van een contract in het geval van inkoop/uitbesteding op de markt). Deze nabijheid is in steden optimaal – daar kan de ontmoetingsfunctie uitgeoefend worden. Behalve nabijheid is de ruimtebehoefte van kleine bedrijven en ZZP-ers minimaal, zeker in de dienstensector. Thuiswerken en ICT volstaat al; door hun schaal is ruimte geen beperking, zoals bij een grote internationale consultancy. Stedelijke milieu’s bieden zo de ruimte voor werken aan huis en de ontmoetingsfunctie. Dit zien we ook terug in het groeipad van de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort, die beter herstellen dan de overige deelregio’s in Utrecht.
2.3
Economische specialisatie van de provincie Utrecht
Regio’s blinken doorgaans uit in een beperkt aantal economische activiteiten. Welke dat zijn is een uitkomst van vele factoren zoals de aanwezigheid van grondstoffen, geschoold personeel, toegang tot kapitaal, infrastructuur, de historie, overheidsingrijpen en de geografische ligging. Daarnaast spelen relatieve productiekosten van goederen en diensten een rol: de kosten in vergelijking met de productiekosten in andere regio’s. Hieruit blijkt het comparatief voordeel van een regio. Al deze kenmerken bepalen het unieke economische profiel van een regio (het specialisatiepatroon). Een hoge mate van specialisatie in een bepaalde sector drukt relatief kostenvoordeel en een sterke concurrentiepositie voor de regio uit. Als een hoge mate van specialisatie gecombineerd wordt met een hoge economische groei, dan is dat een teken van regionale concurrentiekracht. In deze paragraaf wordt aan de hand van specialisatiepatronen en groeipatronen van sectoren en bedrijfstakken een analyse gemaakt, welke clusters uitblinken in Utrecht.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
32 / 51
De locatiequotiënt van een sector (of bedrijfstak) in de provincie Utrecht wordt berekend als de verhouding tussen het aandeel (%) van de toegevoegde waarde van een sector of bedrijfstak in Utrecht ten opzichte van het toegevoegde waarde aandeel (%) van een sector (of bedrijfstak) in Nederland. Deze verhouding is vervolgens geïndexeerd waarbij het nationaal gemiddelde op 100 is gesteld. De economische groei is weergegeven ten opzichte van de Y-as, de X-as geeft de specialisatiegraad weer. Regionaal concurrentievoordeel treedt op in sectoren die een bovengemiddelde groei combineren met een bovengemiddelde specialisatiegraad (zie overzicht 2.1 en TNO/ESD (2014)) . Overzicht 2.1: Regionaal concurrentievoordeel van een sector/bedrijfstak is een combinatie van bovengemiddelde groei met een bovengemiddelde specialisatiegraad.
Figuur 2.14 geeft de specialisatiegraad van de provincie Utrecht weer per sector, in samenhang met de economische groei (toegevoegde waarde) over de recente periode 2009-2013. De omvang van de ‘bollen’ in de figuren geeft de absolute omvang van elke sector/bedrijfstak weer op basis van de toegevoegde waarde in 2013. Sectoren die in de periode 2009-2013 de hoogste groei laten zien, bevinden zich in de non-profit sector (zorg en welzijn, overheid en onderwijs). Non-profit sectoren zijn afhankelijk van de publieke financiering en ook in hun spreiding over het land weinig geconcentreerd. De provincie Utrecht is in deze sectoren licht gespecialiseerd, mede als gevolg van de gunstige ligging in het midden van het land. Van de sectoren waarin Utrecht sterk gespecialiseerd is laten de financiële diensten en overige diensten een bovengemiddelde groei zien.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
33 / 51
Figuur 2.14: Economische specialisatie van de Provincie Utrecht (korte groei) Specialisatie-index o.b.v. toegevoegde waarde, 2012 (horizontale as); gemiddelde groei toegevoegde waarde, 2009-2013 (verticale as); omvang toegevoegde waarde (bolgrootte), 2013*
* Delfstoffenwinning is buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
Zoals in paragraaf 2.1 al aangegeven is er vanaf het begin van de economische crisis sprake van een kentering in het groeipad van de economie van Utrecht. Sectoren die de afgelopen decennia de hoogste groei lieten zien, vallen nu terug. In de Economische Verkenningen Regio Utrecht 2012 werd op basis van een lange termijn groeipad de volgende sectoren geïdentificeerd met een bovengemiddelde economische groei én waarin de provincie gespecialiseerd is: informatie- en communicatiediensten, specialistische zakelijke diensten, financiële diensten, groothandel en cultuur, sport en recreatie. In figuur 2.15 is een actualisatie van gegeven van lange termijn groei en specialisatie van de provincie Utrecht, met cijfers t/m 2013 en na revisie. Cultuur, sport en recreatie en specialistische zakelijke dienstverlening vallen hierdoor weg uit het kwadrant rechtsboven. In vergelijking met figuur 2.14 zien we dat de jaren 2009-2013 crisisjaren zijn geweest met een gemiddelde groei van -0.2 procent per jaar in Utrecht, tegenover 2.2 procent per jaar in de periode 1996-2013. De non-profitsectoren laten lichte stijging zien in de gemiddelde jaarlijkse groei na 2009. De marktsectoren zijn sterk gekrompen, met name in de informatie en communicatie, overige zakelijke diensten, en cultuur, sport en recreatie.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
34 / 51
Figuur 2.15: Economische specialisatie van de Provincie Utrecht (lange groei) Specialisatie-index o.b.v. toegevoegde waarde, 2012 (horizontale as); gemiddelde groei toegevoegde waarde, 1996-2013 (verticale as); omvang toegevoegde waarde (bolgrootte), 2013*
* Delfstoffenwinning is buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
Topsectoren Topsectoren zijn sinds 2011 belangrijk in het nationale bedrijvenbeleid van Nederland. De topsectoren zijn kennisintensief, export georiënteerd en kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken wereldwijd. Om economisch en maatschappelijk tot de wereldwijde top te blijven behoren, richt het nationale bedrijvenbeleid zich op maatregelen voor alle bedrijven en op negen topsectoren, waarbij slimme samenwerking tussen bedrijven, onderzoekers en de overheid centraal staat. Op basis van de sectorale afbakening van de topsectoren door het CBS (zie CBS Monitor Topsectoren (CBS (2012; 2014)) is het mogelijk om de werkgelegenheid per topsector in kaart te brengen voor de provincie Utrecht op basis van PAR gegevens. Deze afbakening is gemaakt op het 4/5-digit niveau van de Standaard Bedrijfsindeling. Het CBS heeft daarnaast in een aantal gevallen maatwerk toegepast op bedrijfsniveau in de topsectoren-afbakening, deze zijn hier buiten beschouwing gelaten. De resultaten wijken daardoor af ten opzichte van het CBS, naast dat de bronbestanden verschillen. Verder zijn er een aantal bedrijfstakken toegerekend aan meerdere topsectoren. In de figuur is het totaal topsectoren exclusief dubbeltellingen. Dubbeltellingen ontstaan als een bedrijfstak geheel of gedeeltelijk aan meerdere topsectoren is toegerekend in de CBS-afbakening van topsectoren. Topsectoren zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd in de provincie Utrecht. Alle topsectoren, behalve creatieve industrie en life sciences & health,
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
35 / 51
hebben een geringer aandeel in de Utrechtse economie dan in geheel Nederland (zie onderstaande tabel). Niet toevallig zijn dit de topsectoren met een kennisintensief en dienstenkarakter. Dit zien we ook terug in de Metropoolregio Amsterdam, met een zeer sterke specialisatie in creatieve industrie en ook een relatief grote topsector logistiek. De meer op industrie gerichte topsectoren zijn sterk vertegenwoordigd in industriële regio’s als Noord-Brabant, Zuid-Holland en Overijssel. De Utrechtse economie heeft een comparatief voordeel voor andere sectoren dan de topsectoren. Tabel 2.8: Aantal banen per topsector in Utrecht en werkgelegenheidsaandeel van topsectoren in Utrecht, Metropoolregio Amsterdam en Nederland (2013), op basis werkgelegenheidsdefinitie van LISA/PAR Topsector
Banen 2014 (x1000)Aandeel (%) in economie, 2013 Utrecht
Utrecht
MRA Nederland
70
10.3%
10.1%
12.8%
Tuinbouw en uitgangsmaterialen
3
0.5%
0.9%
1.8%
High tech syst. en materialen (HTSM)
45
6.6%
5.3%
6.6%
Life science & health
5
0.7%
0.5%
0.5%
Chemie
2
0.3%
0.6%
1.1%
Energie
2
0.3%
0.5%
0.6%
Logistiek
20
2.9%
4.1%
3.9%
Creatieve industrie
20
3.0%
5.2%
2.5%
Water
10
1.4%
1.1%
1.5%
Topsectoren
164
24.1%
27.1%
28.6%
Rest van de economie
502
75.9%
72.9%
71.4%
Totale economie
666
100.0%
100.0% 100.0%
Agro&food
Bron: TNO, op basis van LISA/PAR 2014
In onderstaande figuur is de ontwikkeling van de werkgelegenheid in topsectoren over de tijd weergegeven vanaf 2005. Twee sectoren laten een bovengemiddelde banengroei zien ten opzichte van de totale banengroei in Utrecht, te weten de creatieve industrie en agro-food. De topsector-afbakening van de agro-foodsector gaat uit van de hele waardeketen, inclusief toeleveranciers, groothandel, detailhandel en horeca. Met name deze schakels aan het eind van de keten, gericht op de eindconsument laten werkgelegenheidsgroei zien in Utrecht. De sterkste krimp vindt plaats bij Energie en Chemie, waar door overcapaciteit en schaalvergroting steeds minder banen nodig zijn in het productieproces. Daarnaast zien we een daling van de werkgelegenheid in de topsectoren Logistiek en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen in de provincie Utrecht.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
36 / 51
Figuur 2.16: Werkgelegenheidsontwikkeling 2005-2014 in topsectoren in Utrecht, op basis van werkgelegenheidsdefinitie PAR
Bron: TNO, op basis van PAR
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
37 / 51
3 Economische ontwikkeling naar deelregio In dit hoofdstuk richten we ons op de ontwikkelingen binnen de provincie Utrecht. De provincie Utrecht is hierbij opgedeeld naar vier deelregio’s: Stadsgewest Utrecht, Stadsgewest Amersfoort, Utrecht-West en Zuid-Oost Utrecht. De vier deelregio’s kennen hun eigen specialisatie en groeipad over de tijd. In tabel 3.1 is de verdeling van de werkgelegenheid van de provincie Utrecht over de deelregio’s weergegeven. Stadgewest Utrecht is de belangrijkste deelregio voor de werkgelegenheid met 60 procent van alle banen in 2014 in de provincie Utrecht. 22 procent van de werkgelegenheid bevindt zich in Stadsgewest Amersfoort en in Utrecht-West en Zuidoost-Utrecht bevinden zich respectievelijke 9 en 10 procent van de provinciale werkgelegenheid. Door de regionale specialisatie verschilt deze verdeling per bedrijfstak.
Tabel 3.1: Werkgelegenheid in 2014 per sector en deelregio in de provincie Utrecht (regeltotalen tellen op tot 100%) Bedrijfstak
Banen 2014
UtrechtWest
Stadsgewest Amersfoort
Stadsgewest Utrecht
ZuidoostUtrecht
aandeel (%) in provincie Utrecht Landbouw Industrie Openbaar nut
7,406
37%
15%
29%
18%
35,749
15%
27%
41%
16%
3,008
7%
22%
63%
8%
Bouwnijverheid
35,561
15%
23%
51%
10%
Groothandel
47,911
14%
23%
52%
11%
Detailhandel
70,265
10%
26%
52%
12%
Vervoer en opslag
25,095
10%
18%
65%
7%
Horeca
25,555
7%
21%
61%
11%
Informatie en comm.
44,212
5%
18%
72%
5%
Financiële diensten
30,151
3%
23%
72%
2%
Onroerend goed
4,993
9%
18%
64%
8%
Spec. zakelijke dvl.
77,239
6%
24%
62%
8%
Verh. /ov.zakelijke dvl
29,178
10%
18%
66%
6%
Overheid
40,826
4%
18%
64%
13%
Onderwijs
51,107
6%
19%
66%
9%
Zorg Cultuur, sport en recreatie
103,160
7%
22%
62%
9%
16,354
6%
20%
64%
10%
Overige dvl. Alle economische activiteiten
17,929
11%
22%
58%
10%
665,703
9%
22%
60%
10%
Bron: PAR 2014 Legenda gearceerde sectoren: Groen: zeer sterke oververtegenwoordiging van sector in deelregio t.o.v. provinciaal gemiddelde Grijs:
sterke oververtegenwoordiging van sector in deelregio t.o.v. provinciaal gemiddelde
Stadsgewest Utrecht scoort bijzonder goed op Informatie en Communicatie en Financiële diensten. Ook de overige zakelijke dienstensectoren en non-profit
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
38 / 51
sectoren zijn oververtegenwoordigd in het stadsgewest. Stadsgewest Amersfoort kent relatief veel specialistische zakelijke diensten (ingenieursbureaus), detailhandel en industrie. Utrecht-West heeft veel landbouw en ook nijverheid (industrie en bouw) en groothandel zijn er oververtegenwoordigd. Zuidoost-Utrecht is minder gespecialiseerd in traditionele bedrijfstakken ten opzichte van UtrechtWest. Industrie, landbouw en ook de overheid (defensie) zijn belangrijke sectoren. Het gaat hier om specialisaties ten opzichte van het gemiddelde specialisatiepatroon van de provincie Utrecht. Als we kijken naar de banenontwikkeling over de tijd, dan zien we dat vanaf 1995 de werkgelegenheid in alle deelregio’s van Utrecht ver boven het nationaal gemiddelde is gegroeid. Het Stadsgewest Amersfoort heeft het hoogste groeipad doorgemaakt, in termen van werkgelegenheid.
Figuur 3.1: Werkgelegenheidsontwikkeling 1995-2014 naar deelregio in Utrecht
Bron: PAR 2014
Figuur 3.2 laat de werkgelegenheidsontwikkeling van de afgelopen 10 jaar zien. Hierin verandert het beeld al enigszins doordat Utrecht bijzonder goed heeft geprofiteerd van de economische hausseperiode van eind jaren negentig met de opkomst van ICT en zakelijke diensten. De werkgelegenheid in Utrecht heeft in het jaar 2012 gepiekt en daarna zijn er twee jaren met teruggang in het aantal banen geweest. Dit zien we ook in Nederland en de deelregio’s. De twee stedelijke deelregio’s Amersfoort en Utrecht hebben een ander groeipad ten opzichte van de landelijke deelregio’s Utrecht-West en Zuidoost-Utrecht. Het belang van stedelijkheid voor de economie van de 21e eeuw wordt steeds belangrijker. Dit verklaart ook waarom de relatief stedelijke provincie Utrecht de economische crisis vanaf 2009 relatief beter is doorgekomen dan het nationaal gemiddelde.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
39 / 51
Figuur 3.2: Werkgelegenheidsontwikkeling 2005-2014 naar deelregio in Utrecht
Bron: PAR 2014
Ook zien we in de meest recente jaren, 2012-2014, een verschil in tempo in de werkgelegenheidskrimp in de stedelijke deelregio’s en rurale deelregio’s. In totaal gingen er bijna 15 duizend banen verloren in Utrecht, het merendeel in Stadsgewest Utrecht maar het krimppercentage ligt hoger in Utrecht-West en Zuidoost-Utrecht (zie tabel 3.2). De werkgelegenheidskrimp in stedelijke regio’s valt lager uit. Tabel 3.2: Werkgelegenheidsontwikkeling per deelregio in 2012-2014
Deelregio Utrecht-West Stadsgewest Amersfoort Stadsgewest Utrecht Zuidoost-Utrecht Utrecht
2014 2012-2014 2012-2014 Aantal x1000 Aantal x1000 % per jaar 56.8 -1.7 -1.5% 145.3 -1.2 -0.4% 400.0 -9.5 -1.2% 63.6 -2.5 -1.9% 665.7
-14.9
-1.1%
Bron: PAR 2014
De verschillen in regionale groei, omvang en specialisatie van de economieën van de deelregio’s zorgen ervoor dat iedere regio zijn eigen unieke concurrentievoordeel heeft. In de onderstaande figuren is voor iedere deelregio de economische specialisatie weergegeven ten opzichte van het nationaal
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
40 / 51
gemiddelde. Deze is afgezet tegen de structurele economische groei van de regionale economische clusters op lange termijn (de periode 1996-2013) en de conjuncturele groei na het begin van de economische crisisperiode (2009-2013). In de figuren zien we het herstel na de financiële crisis van 2009 verschilt tussen de stedelijke en landelijke deelregio’s. De landelijke regio’s blijven achter waar de stedelijke regio’s rond Utrecht en Amersfoort economisch herstel laten zien. wordt groter in termen van toegevoegde waarde. Utrecht West De groothandel is de belangrijkste aanjager geweest van de groei van de economie van Utrecht-West over de periode 1996-2013 met een gemiddelde groei van 3 procent per jaar. De groothandel is in 2013 met bijna 700 miljoen euro toegevoegde waarde ook de grootste sector voor de regio rond Woerden en is relatief sterk gespecialiseerd in groothandelsbedrijven. Ook de overige zakelijke diensten met daarin arbeidsintensieve diensten als beveiliging, schoonmaak en uitzendbureaus groeiden sterk in Utrecht-West. Kennisintensieve diensten en non profit diensten groeiden beperkt in Utrecht-West en deze diensten zijn relatief ook sterk ondervertegenwoordigd in de regio. De bouw, waarin de regio ook sterk gespecialiseerd is, groeide over de hele periode slechts met 0,4 procent per jaar als gevolg van de sterke krimp na 2009. De regio heeft na 2009 harde klappen gehad van de economische crisis en de vraaguitval. De economie kromp met gemiddeld 4,8 procent per jaar (figuur 3.4). In Utrecht-West heeft alleen groei plaatsgevonden in de sectoren Vervoer en Opslag en Cultuur, Sport en recreatie. In de overige sectoren vindt sterke krimp plaats. Figuur 3.3 Toegevoegde waarde per sector: Utrecht West (lange groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 1996-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Landbouw en Delfstoffenwinning zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
41 / 51
Figuur 3.4 Toegevoegde waarde per sector: Utrecht West (korte groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 2009-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Landbouw en Delfstoffenwinning zijn buiten beschouwing gelaten. Omwille van de zichtbaarheid is het groeicijfer van Financiële diensten aangepast (het werkelijke cijfer is in de bol weergegeven). Bron: CBS (bewerking TNO)
Stadsgewest Amersfoort In figuur 3.5 zien we dat voor Stadsgewest Amersfoort de groothandel, de financiële diensten en de ICT sector de belangrijkste aanjagers zijn geweest van de economische groei over de periode 1996-2013. Sectoren waar de regio sterk in is detailhandel, specialistische zakelijke diensten en industrie – groeien licht onder gemiddeld. Ook in de periode na 2009 hebben de financiële diensten en de ICT sector de hoogste groei doorgemaakt in het Stadsgewest Amersfoort (zie figuur 3.6). Groothandel en specialistische zakelijke dienstverlening zakken weg van hun lange termijn groeipad.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
42 / 51
Figuur 3.5 Toegevoegde waarde per sector in Stadsgewest Amersfoort (lange groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 1996-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Landbouw, Delfstoffenwinning en Energie, water en afvalbeheer zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
Figuur 3.6 Toegevoegde waarde per sector in Stadsgewest Amersfoort (korte groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 2009-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Landbouw, Delfstoffenwinning en Energie, water en afvalbeheer zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
43 / 51
Stadsgewest Utrecht Het Stadsgewest Utrecht heeft een breed pakket aan zakelijke en non profitdiensten waarin het gespecialiseerd is en bovengemiddeld groeit na 1996. In figuur 3,7 zien we het kwadrant rechtsboven rijkelijk gevuld, wat heel gezond is voor de concurrentiekracht van een regio. De gemiddelde hoogste jaarlijkse groei vond plaats bij de relatief kleine cultuur, sport en recreatiesector, gevolgd door vervoer en opslag. Stadsgewest Utrecht is de economische crisis relatief goed doorgekomen dankzij sterke groei in zorg en welzijn en de overheid, twee sectoren waar het ook gespecialiseerd in is. Deze sectoren bevinden zich rechtsboven in figuur 3.8. Ook andere zakelijke en non-profit diensten deden het goed in het Stadsgewest. Daartegenover staat de sterke krimp in de ICT en overige zakelijke diensten, en ook in de groot- en detailhandel heeft het Stadsgewest Utrecht het moeilijk. Figuur 3.7 Toegevoegde waarde per sector in Stadsgewest Utrecht (lange groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 1996-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Delfstoffenwinning en landbouw zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
44 / 51
Figuur 3.8 Toegevoegde waarde per sector in Stadsgewest Utrecht (korte groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 2009-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Delfstoffenwinning en landbouw zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
Zuidoost-Utrecht Zuidoost-Utrecht kent weinig sectoren met zowel een sterke specialisatie als een bovengemiddelde groei over de periode 1996-2013. De detailhandel en onroerend goed groeiden licht bovengemiddeld, in combinatie met specialisatie. De hoogste groei vond plaats bij de specialistische zakelijke diensten, overige zakelijke diensten en vervoer en opslag. Echter, in geen van deze sectoren is sprake van specialisatie in Zuidoost-Utrecht, daarvoor is de schaal van de sectoren te klein in de regio. In de periode 2009-2013 vindt er krimp plaats in de regio met gemiddeld -1,7 procent per jaar (zie figuur 3.10). Na 2009 combineert Zuidoost-Utrecht in landbouw en detailhandel specialisatie en groei over de afgelopen periode. ICT, bouw, overheid (waaronder defensie) en de groothandel laten sterke krimp zien.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
45 / 51
Figuur 3.9 Toegevoegde waarde per sector in Zuidoost Utrecht (lange groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 1996-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Delfstoffenwinning en Energie, water en afvalbeheer zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
Figuur 3.10 Toegevoegde waarde per sector in Zuidoost Utrecht (korte groei) Gemiddelde jaarlijkse groei in procenten in 2009-2013 (verticale as); procentueel aandeel in de Provincie Utrecht (horizontale as); omvang sector (bolgrootte), 2013*
* De bolgrootte geeft uitsluitend de juiste verhouding binnen de eigen regio weer. De omvang van sectoren is zodoende niet vergelijkbaar met die van de andere deelregio’s. De sectoren Delfstoffenwinning en Energie, water en afvalbeheer zijn buiten beschouwing gelaten. Bron: CBS (bewerking TNO)
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
46 / 51
4 Conclusies In 2012 is de eerste editie van de Economische Verkenningen Regio Utrecht verschenen om beter inzicht te krijgen in de toekomstige economische prestaties van de Utrechtse economie (TNO, 2012). Dit onderzoek, in opdracht van de Economic Board Utrecht, heeft als doel om een update te geven van de economische ontwikkelingen in de provincie Utrecht in de periode 2011-2013 en een doorkijk te geven van de economische ontwikkelingen tot en met 2015. Hoe heeft de economie van Utrecht zich ontwikkeld in termen van toegevoegde waarde, werkgelegenheid en aantal vestigingen? Wat zijn de ontwikkelingen geweest voor de verschillende economische sectoren en deelgebieden in Utrecht? De belangrijkste bevindingen en conclusies worden hieronder opgesomd. Algemeen beeld: economisch herstel na twee jaren van lichte krimp De economische groei Utrecht komt na een tweetal jaren van krimp op een hoger niveau uit, namelijk 2 procent in 2014 en 2,75 procent in 2015. De groeiverwachting voor Utrecht is positief door de verwachting dat naast de export ook de binnenlandse consumptieve uitgaven en de bedrijfsinvesteringen aantrekken. Dit zien we ook terug in de juniraming 2015 van het CPB, waar de economische vooruitzichten met 0,3 procent naar boven zijn bijgesteld op eerdere vooruitzichten (CPB, 2015b). Omdat de regionale economie van Utrecht voor een relatief groot deel van de binnenlandse afzetmarkt afhankelijk is, is de huidige fase van economisch herstel voordelig voor Utrecht. Het laatste jaar van economisch herstel, 2011, was relatief bescheiden voor Utrecht. Deze groei was hoofdzakelijk exportgedreven. Kerngegevens provincie Utrecht 2011
2012
2013
Bruto binnenlands product *, Nederland mld E, 2013
658
647
643
Groei in %
1,7
-1,6
-0,7
57
57
57
0,9
-0,6
-0,8
763
764
752
0,3
0,2
-1,7
831
831
832
0,3
0,2
-1,7
609
616
618
73
74
74
28
35
47
4,7
5,8
7,5
Bruto regionaal product *, Utrecht
mld E, 2013
Groei in %
Werkzame personen
x 1000 pers.
Groei in %
Bevolking 15-64
x 1000 pers.
Groei in %
Beroepsbevolking
x 1000 pers.
% van bevolking 15-64 jaar
Werkloosheid
x 1000 pers.
% van beroepsbevolking * Bruto Binnenlands Product in marktprijzen.
Bron: CBS/CPB/TNO
2014
2015
2016
0,9
2,0
2,1
2
2,75
-0,4
1,1
-0,1
-0,1
74
74
7,7
7,2
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
47 / 51
De werkgelegenheid kromp in 2013 betrekkelijk snel met 1,7 procent. De krimp neemt in 2014 af, en pas in 2015 wordt een toename van de werkgelegenheid verwacht met een plus van meer dan 1 procent. Deze toename is bescheiden, de werkloosheid neemt dan ook in 2015 gering af en komt op iets meer dan 7 procent uit. D arbeidsparticipatie blijft gelijk. Ondanks de ruime arbeidsmarkt de afgelopen jaren, treedt er geen ontmoediging op. Economische herstructurering van Utrechtse groeisectoren na 2008 Het jaar 2008 markeert een breuk in de economische ontwikkeling. Het uitbreken van de financiële crisis, gevolgd door een schuldencrisis, heeft een grote wisselwerking gehad op de groei en structuur van de economie van Utrecht. Sectoren die van oudsher trekkers waren van de regionale economie van Utrecht (ICT, financiële diensten, groothandel), vertonen na 2008 krimp of stagnatie. Er vindt een economische structuurverandering plaats in Utrecht. Het verdienvermogen van de zakelijke en financiële dienstverlening gaat achteruit onder invloed van de toenemende mogelijkheden en invloed van ICT. Ook zijn deze sectoren in Utrecht harder geraakt door de economische crisis ten opzichte van het nationaal gemiddelde. Het meest sprekende voorbeeld is de ICT-sector in Utrecht die het hardst getroffen is door de economische crisis. Inmiddels zijn de eerste tekenen van herstel zichtbaar zijn met veel nieuwe bedrijvendynamiek en een lichte toename van de werkgelegenheid in 2015. In omvang vond na de kredietcrisis van 2008 in Utrecht de grootste groei plaats bij de non-profit diensten (zorg, onderwijs, en overheid) en vervoer en opslag. Vooral de zorg heeft een sterke groei laten zien in de periode 2009-2013 in Utrecht, die ook hoger ligt ten opzichte van Nederland en de Metropoolregio Amsterdam. Ook bij de andere non-profitdiensten ligt het groeipad boven het nationaal gemiddelde. Het groeipad is echter ten opzichte van de voorgaande periode beperkt met een groei van rond de 2 procent per jaar, als gevolg van de sterke afhankelijkheid van overheidsfinanciering. Schaalverkleining en verstedelijking Utrecht kent relatief veel kleine ondernemingen. Dit wordt deels verklaard door de sectorstructuur van Utrecht met relatief veel dienstensectoren, ook biedt Utrecht netwerkvoordelen. In de periode 2009-2014 is de gemiddelde bedrijfsgrootte in Utrecht in snel tempo kleiner geworden, het gemiddelde bedrijf in Utrecht in 2014 is bijna een kwart kleiner ten opzichte van 2009. De trend van schaalverkleining vindt in Utrecht na 2002 versneld plaats, ook ten opzichte van Nederland. De specialisatie van Utrecht in dienstensectoren verklaart deze bovengemiddelde trend. De specialistische zakelijke dienstverlening, informatie en communicatie, bouw, en cultuur, sport en recreatie zijn de sectoren met absoluut en relatief het grootste aandeel zzp-ers en zijn in Utrecht oververtegenwoordigd. De zzp-ers zijn een heterogene groep en bestaan uit zelfstandige professionals die bewust kiezen voor het ondernemerschap, freelancers die door de onzekere aard van hun product gedwongen zijn tot ondernemen, en een groep die als gevolg van gedwongen ontslag is genoodzaakt tot het ondernemerschap. Deze laatste groep vindt veel plaats in de bouw, maar ook in de ICT-sector.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
48 / 51
Utrecht biedt netwerkvoordelen voor kleine bedrijven en zzp-ers en dit leidt tot ‘economies of scope’. Bedrijven profiteren dan van elkaars nabijheid in de omgeving voor samenwerkingen en opdrachten, zonder onderdeel uit te maken van hetzelfde bedrijf. Maatwerk, productdifferentiatie en –variatie en specifieke kennis zijn doorslaggevend en de informatie over vraag en aanbod vindt plaats via specifieke netwerken om vraag en aanbod met elkaar in contact te brengen. Door het belang van netwerken in productieketens speelt nabijheid in ruimtelijke clusters een essentiële rol voor kleine bedrijven. Kleine bedrijven gedijen goed in een stedelijke omgeving, dat biedt hun nabijheid van opdrachtgevers en toeleveranciers tegen lage transactiekosten. Vertrouwen is hierbij belangrijk en dat wordt bewerkstelligd door de mogelijkheid tot ‘face-to-face’ contacten. Dit verlaagt niet alleen transportkosten, maar ook transactiekosten (informatiekosten en het opstellen en uitoefenen van een contract in het geval van inkoop/uitbesteding op de markt). Deze nabijheid is in steden optimaal – daar kan de ontmoetingsfunctie uitgeoefend worden. Behalve nabijheid, is de ruimtebehoefte van kleine bedrijven en ZZP-ers minimaal, zeker in de dienstensector. Thuiswerken en ICT volstaat al; door hun schaal is ruimte geen beperking, zoals bij een grote internationale consultancy. Stedelijke milieu’s bieden zo de ruimte voor werken aan huis en de ontmoetingsfunctie. Dit zien we ook terug in het groeipad van de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort, die beter herstellen dan de overige deelregio’s in Utrecht. Ook binnen de stadsgewesten groeit de rol van de grote gemeenten Utrecht en Amersfoort. Beleid voor netwerkvorming, ondernemerschap en ruimtelijke condities. Eerder onderzoek in de provincie Utrecht liet zien dat de snelst groeiende bedrijfstakken en sectoren in verdienvermogen en aanpassingsvermogen sterk wisselen over de tijd (TNO/ESD2, 2014). Zowel bij verdienvermogen als bij aanpassingsvermogen komen na de economische crisis nieuwe koplopers op, maar vertonen een grillig verloop en nog beperkte economische schaal. Voor de provincie Utrecht is tegen deze achtergrond een regionaal sectorbeleid niet de eerst aangewezen weg is voor stimulering van de regionale economie. De door het Rijk aangewezen Topsectoren zijn over het algemeen niet de sectoren waar de Utrechtse economie een relatief voordeel in heeft. Meer logisch zou zijn een beleid gericht op de regionale comparatieve voordelen die Utrecht te bieden heeft. Utrecht kent een breed gedifferentieerde en uniek ontwikkelde dienstensector met zowel commerciële als non-profit diensten. Hierin heeft de regio relatieve kostenvoordelen door de hoogopgeleide beroepsbevolking, centrale ligging in het land, de goede OV-bereikbaarheid, en het prettige leefklimaat in steden met veel omliggende natuur. De afgelopen jaren zien we versterkt schaalverkleining en verstedelijking plaatsvinden in de economie, waarvan de verwachting is dat deze trends e doorzetten in de 21 eeuw. Dat betekent dat de ruimtelijke condities anders worden, en daarmee de lokatievoordelen en -eisen. Stedelijkheid en agglomeratievoordelen krijgen een groter belang hebben in de ontwikkeling van de economie van Utrecht en de rol van vooral de stad Utrecht zal belangrijker worden. Bij ruimte in de steden zal nog schaarser worden. Dit vraagt om aanpassing van de ruimtelijke condities in steden om deze nieuwe groei verder te accommoderen. Ook vraagt schaalverkleining om beleid gericht op het faciliteren van netwerkvorming en ondernemerschap voor het maximaliseren van schaalvoordeel.
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
49 / 51
5 Referenties Centraal Planbureau (2015a). Centraal Economisch Plan 2015. Den Haag, 16 maart 2015. Centraal Planbureau (2015b). Economische vooruitzichten 2015 en 2016 Juniraming 2015. Den Haag, 16 maart 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Monitor Topsectoren – eerste meting. Den Haag. Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Monitor Topsectoren 2010-2012. Den Haag. Centraal Bureau voor de Statistiek (2015). Nederland in 2014. Een economisch overzicht. Heerlen/Den Haag, 26 maart 2015. TNO (2012). Economische Verkenningen Regio Utrecht 2012. Delft. 2
TNO/ESD (2014), Quickscan Regionale Clusters Regio Utrecht. Delft
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
50 / 51
6 Bijlage
Tabel B1: Bruto toegevoegde waarde in Utrecht naar bedrijfstak in 2013, gemiddelde jaarlijkse groei 2008-2013 en groei 2012 en 2013 2009-13 Utrecht Mld E Totaal
2012
2013
Utrecht groei in %
50,9
-0,2
-0,3
-0,5
Landbouw, bosbouw en visserij
0,3
1,6
3,4
2,6
Delfstoffenwinning
0,0
0,0
0,0
0,0
Industrie
3,2
-1,6
-5,3
-0,7
Energie, water en afvalbeheer
0,5
-2,8
2,8
2,8
Bouwnijverheid
2,5
-2,8
-7,5
-2,3
Groothandel
4,7
-0,2
-2,6
-0,8
Detailhandel
1,8
-1,1
-2,6
-3,5
Vervoer en opslag
1,8
1,8
0,9
1,9
Horeca
0,8
1,2
-0,1
0,9
Informatie en communicatie
4,4
-3,7
-3,6
-2,8
Financiële dienstverlening
6,2
1,1
4,8
-1,6
Verhuur en handel van onroerend goed
2,8
0,5
0,2
0,5
Specialistische zakelijke diensten
5,1
-2,0
-1,3
-2,3
Verhuur en overige zakelijke diensten
2,9
-3,0
2,4
-1,9
Openbaar bestuur en overheidsdiensten
4,3
3,0
1,3
1,5
Onderwijs
2,9
1,6
0,4
1,5
Gezondheids- en welzijnszorg
5,0
3,3
4,1
3,2
Cultuur, sport en recreatie
0,6
-3,1
0,1
-1,8
Overige dienstverlening
1,0
1,6
-0,5
2,2
Huishoudens
0,1
4,7
1,6
6,0
Bron: CBS/CPB/TNO
TNO-rapport | TNO 2015 R10933
51 / 51
Tabel B2: Werkgelegenheid in Utrecht naar bedrijfstak. Werkzame personen in 2013, gemiddelde jaarlijkse groei 2008-2013 en groei 2012 en 2013 2009-13 Utrecht
2012
2013
Utrecht
X 1000 wp
groei in %
751,6
-0,3
0,2
-1,7
Landbouw
6,8
-1,0
0,0
0,1
Delfstoffenwinning
0,0 39,3
-3,1
-4,7
-2,6
2,6
-0,9
-2,5
-0,8
Bouwnijverheid
39,9
-1,3
-2,2
-4,6
Groothandel
48,6
-2,3
-0,1
-6,1
Detailhandel
70,6
1,2
1,6
0,2
Vervoer en opslag
27,7
1,6
0,5
-1,8
Horeca
27,6
2,1
1,8
0,5
Informatie en comm.
41,7
-2,1
-1,0
-2,0
Financiële dienstverlening
32,9
-0,4
1,8
-3,9
6,0
-2,9
-2,5
-6,8
Spec. zakelijke diensten
71,3
-1,0
0,4
-2,8
Verhuur en ov. zakelijke dvl.
74,6
-3,4
-1,2
-3,6
Overheid
46,8
1,8
-0,2
-1,1
Onderwijs
49,9
0,8
1,1
0,3
Totaal
Industrie Openbaar nut
Onroerend goed
Zorg
126,2
2,3
3,1
1,4
Cultuur, sport en recreatie
13,1
-2,1
-1,1
-3,6
Overige dienstverlening
23,6
1,6
-1,2
0,8
2,4
5,7
-8,5
4,6
Huishoudens Bron: CBS/CPB/TNO