Respons: Tom Vandenkendelaere
Duurzame landbouw: een gedeelde verantwoordelijkheid In 2013 stelden de ongeveer 35.500 bedrijven binnen de Vlaamse agrovoedingssector 150.000 mensen te werk. Deze cijfers zetten het belang van de landbouw voor het platteland in de verf. Eigenlijk is de Vlaamse landbouwsector eerder een agrobusinesscomplex. Deze omvat naast de land- en tuinbouwers, ook de agrarische tussenhandel, de agrarische toeleveringssector (landbouwmachines bijvoorbeeld), de verzamelende handel (waaronder de veilingen), de voedingsindustrie en de groothandel. De sector zette de laatste jaren verdere stappen naar schaalvergroting Een transitie die al langer aan de gang is in andere productiesectoren. Naast een daling van het aantal bedrijven met meer dan 16% in de periode 20082015, merken we in diezelfde periode een omzetstijging van een goede 15%. Deze schaalvergroting heeft zijn gevolgen voor de netto toegevoegde waarde van de sector. Met een stijging van bijna 18% behoort onze agrovoedingsindustrie tot de beste leerlingen van de Europese klas.
De export van de Vlaamse bedrijven in de internationale agrohandel Om het succesverhaal van de export van deze sector te illustreren nemen we het beste de internationale positie van de Belgische agrohandel onder de loep. Ons land laat al enkele jaren een handelsoverschot optekenen in de agrohandel. Een overschot dat stelselmatig toeneemt. In 2013 bedroeg het nog meer dan 5 miljard euro. Het Vlaamse aandeel in de in- en uitvoer van landbouwgerelateerde producten bedraagt zo’n 80%. We kunnen dus veilig stellen dat de sector internationaal haar mannetje staat en dat Vlaanderen daarbij het leeuwendeel voor haar rekening neemt. In een Europees perspectief wordt het belang van ons land nog duidelijker. Met een exportcijfer van bijna 40 miljard euro vertegenwoordigt ons land 8% van de totale agrohandel binnen de EU. Daarmee is België de vijfde exporteur van Europa, na Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Spanje.
Duurzame landbouw: een gedeelde verantwoordelijkheid 103
Dat België nog altijd haar reputatie gestand doet als land van frieten, chocolade en bier blijkt ook uit de rangorde van onze topexportproducten. Onbetwist op één staan de zuivelproducten, gevolgd door chocolade en confiserie, bestrijdingsmiddelen, varkensvlees,
aardappelbereidingen,
bier
en
diepvriesgroenten.
Wat
de
aardappelbereidingen betreft is België zelfs wereldleider met een exportwaarde van 1,6 miljard euro. Ook bij de diepvriesgroenten bezet België de eerste plaats in de EU. Met een handelsoverschot van 90% en met een export van bijna 1,1 miljard euro doen we driemaal beter dan nummer twee in Europa, Spanje. Al deze cijfers tonen aan dat een uitgebreide exportondersteuning vanuit Vlaanderen erg wenselijk is. Het werk dat VLAM, in samenwerking met FIT en het FAVV, op Vlaams niveau maar ook op bedrijfsniveau verricht is dus uiterst belangrijk voor de sector. De systematische prospectie van nieuwe markten voor Vlaamse producten kan zo zorgen voor de groei van de sector en diversificatie van de afzetmarkten. Dat men bij VLAM ook aandacht heeft voor de uitbouw van een marktinformatiesysteem zorgt er onder meer voor dat de opportuniteiten of moeilijkheden van de internationale context vertaald worden naar bruikbare informatie op bedrijfsniveau. Het succesverhaal van de VLAM waarnaar voorzitter Peter Broeckx verwijst, onderschrijf ik uiteraard ten volle. Het uitgebouwd marktinformatiesysteem voor de export en de prospectiewerking zijn instrumenten waarin blijvend fors geïnvesteerd moet worden. Toch mogen we andere aspecten van het succes niet uit het oog verliezen. De uitbouw van onze zeehavens, zoals de haven van Zeebrugge bijvoorbeeld, is in dit verhaal ook van kapitaal belang. In een bredere context wijs ik ook graag op de rol van de Europese Unie en haar eengemaakte markt. Als de grootste wereldspeler in de agrohandel biedt Europa enorme kansen en fungeert ze tegelijk als een dankbaar vangnet bij tegenslagen. Ook bij het afsluiten van internationale handelsakkoorden kan het trouwens geen kwaad om op de schouders van economische reus Europa mee te liften. En waar nodig bij te sturen. Het conflict tussen Rusland en Oekraïne, de droogte in Iowa, overvloedige regen in Frankrijk of een succesvol aardappeljaar bij ons... De factoren die de situatie van de globale agromarkt beïnvloeden zijn ontelbaar en oncontroleerbaar. De minste wijziging in het aanbod laat zich voelen in de prijszetting omdat de vraag traditioneel slechts langzaam stijgt. En het zijn de producenten bij wie de prijszetting letterlijk en figuurlijk het zwaarste doorweegt. Algemeen kunnen we stellen dat een gediversifieerde exportmarkt in deze sector altijd belangrijk is wegens haar volatiel karakter en haar kwetsbaarheid. Als men daarenboven nog eens wordt geconfronteerd met een sterk verstoorde handelsrelatie
104
Duurzame landbouw: een gedeelde verantwoordelijkheid
of zelfs met een Russisch importverbod, dan kan men beter een B-plan achter de hand hebben, of nog, er voor zorgen dat men niet altijd alle eieren in dezelfde mand legt. Dat is de belangrijkste les die we moeten trekken uit het ganse debacle met Rusland. Vandaar dat de systematische prospectie van nieuwe markten of nieuwe marktsegmenten onder de auspiciën van een prospectiemanager zo belangrijk is. VLAMvoorzitter Broeckx somt in zijn artikel een indrukwekkende lijst van landen en streken op en daar ben ik blij om. Maar prospectie alleen is niet zaligmakend: eens de markt of het specifieke marktsegment aangeboord moeten we er eveneens over waken dat met deze nieuwe markten een duurzame en blijvende handelsrelatie wordt opgebouwd. Ook de heropening van de Russische afzetmarkt of de groei van de middenklasse in China moeten in de eerste plaats worden beschouwd als heel interessante opportuniteiten, maar niet als wondermiddel. Een diverse exportmarkt kan zorgen voor een buffer. Bij een plotse boycot, zoals de handelsoorlog met Rusland, kijken we naar de Europese Unie voor extra hulp. Dergelijke extra maatregelen zijn mogelijk dankzij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (2014-2020). Ze bestaan uit drie categorieën: marktmaatregelen om vroeg of niet te oogsten, steun voor private opslag en extra middelen voor promotie. Voor de groenten- en fruitsector nam Europa maatregelen die passen in de eerste categorie. Op 18 augustus 2014 besliste de Europese commissaris voor Landbouw dat er steun zou worden toegekend voor het niet of vroeger oogsten van fruit en groenten. Hiermee trachtte Europa een antwoord te bieden op de sterk gedaalde prijzen. In totaal kwamen bij het eerste pakket steunmaatregelen in de Europese Unie bijna 400.000 ton producten in aanmerking voor een totaal steunbedrag van 165 miljoen euro. België was de grootste begunstigde voor appelen en peren en, na Spanje, de tweede grootste begunstigde voor groenten. Maar ook voor de varkenssector kwam er eind februari, weliswaar na lang aarzelen, steun onder de vorm van private opslag van varkensvlees. Door de opslag van varkensvlees te stimuleren hoopt de Europese Commissaris het aanbod op de markt te verminderen zodat de prijs opnieuw aantrekt. Ten slotte maakte Europa, bovenop het jaarlijkse bedrag van 60 miljoen euro, een extra pot vrij van 30 miljoen euro voor bijkomende promotiecampagnes. Bij de consument springen labels als Certus voor varkensvlees, Meritus voor rundsvlees of Flandria voor verse groenten en fruit het meest in het oog. Het zijn intussen bijna household names en dat is positief. Vraag trouwens gerust eens aan de Haspengouwse perenboeren wat dergelijke promotiecampagnes kunnen teweeg brengen!
Duurzame landbouw: een gedeelde verantwoordelijkheid 105
Europees landbouwbeleid: quo vadis? Door recente kritiek raakten de vele successen van het Europees landbouwbeleid wat op de achtergrond. Ten onrechte. Na de wereldoorlogen had Europa twee belangrijke doelen voor de landbouwsector: voedselzekerheid en redelijke voedselprijzen voor de landbouwer. De voedselschaarste zette nationale politici er toe aan stevig te interveniëren in de landbouwmarkt waardoor er sterke prijsschommelingen ontstonden. Het vormde de directe aanleiding voor de zes lidstaten van de EEG om een gemeenschappelijk landbouwbeleid op poten te zetten. Al vlug werd de productie gestimuleerd, kreeg de Europese landbouwer een stabiele prijs en lag er opnieuw voedsel in de rekken. Maar het beleid was met zijn subsidies sterk gericht op productie wat zorgde voor overschotten en de wereldmarkt ontwrichtte. Iedereen herinnert zich nog de boterbergen, de melkplassen en de wijnmeren. De EU erkende dit probleem, maar wou nog steeds de landbouwer voorzien van een degelijk inkomen. Een paradigmashift moest worden doorgevoerd. De focus verlegde zich van de productie naar volwaardige plattelandsontwikkeling. De uitermate intensieve landbouw en het succesvol streven naar voedselzekerheid hadden hun tol geëist en het was de natuur die aan het kortste eind had getrokken. Ook op dit gebied moesten serieuze inspanningen worden geleverd. In de lijn van deze hernieuwde visie worden grote delen van de landbouwsubsidies gereserveerd voor plattelandsontwikkeling waaronder ook voor initiatieven die de lokale voedselproductie ondersteunen. Een positieve evolutie. Door deze steun kan de landbouwer immers niet alleen inzetten op diversificatie maar ook op het lokaal aan de man brengen van zijn producten. De EU ondersteunt een hele reeks initiatieven waarbij de nadruk wordt gelegd op de zogenaamde ‘korte keten’ van de productie zoals hoevewinkels, boerenmarkten, automaten met zelfoogst en zelfpluktuinen, groenteabonnementen of vleespakketten van bij de lokale landbouwer. We merken dat de consument alsmaar meer vatbaar is voor milieubewuste productie en interesse toont in wat ‘lekker van bij ons’ is. Echter, hoe populair sommige reclamecampagnes of mascottes ook mogen zijn: de interesse van de consument is onvoldoende. Hij of zij moet de nodige waardering opbrengen voor het product ‘van bij ons’. En dat mag letterlijk worden genomen: als mensen lokaal en duurzaam willen consumeren, moeten ze bereid zijn een eerlijke prijs te betalen voor die producten. Het is een uitermate belangrijke nuance die, wat mij betreft, ook door de VLAM wat meer mag worden benadrukt. Het herijken van het agrolandschap in de 21ste eeuw richting duurzaamheid moet worden gezien als een opportuniteit voor de sector. Een duurzamer milieu
106
Duurzame landbouw: een gedeelde verantwoordelijkheid
betekent voor de agrohandel een garantie op een blijvende kwaliteitsvolle productie. En kwalitatief lokaal produceren garandeert een blijvende band met een steeds kritischer wordende consument. Een consument die gerust ook mag gewezen worden op zijn verantwoordelijkheid. Want, zoals de boer heel goed weet: voor niets gaat enkel de zon op. [Tom Vandenkendelaere is Europees parlementslid voor CD&V.]
[email protected] | Twitter: @tomvdkendelaere
Duurzame landbouw: een gedeelde verantwoordelijkheid 107