.
Durft de jgz te balanceren?
Een hernieuwde waardering voor het balansmodel van Bakker binnen de JGZ
Marjon van Klaveren-Roeterdink Studentnummer 1615402
[email protected] [email protected] Post hbo Jeugdgezondheidszorg Module Psychologie Kind en Gezin
0
1
Inleiding
"Met ieder kind dat aan mishandeling kan worden onttrokken hebben we een wereld gered" Door professor Dr. A. Dantzig.
Dit essay gaat over kindermishandeling en mijn persoonlijke bevlogenheid met dit onderwerp. Tijdens het schrijven van dit essay kwam op 23-11-2011 de kinderombudsman Marc Dullaert (Dullaert, 2011) met een brandbrief naar de tweede kamer over het feit dat kindermishandeling eerder lijkt toe te nemen dan af te nemen. Dit was het belangrijkste item in het NOS journaal en het jeugdjournaal. Hij gaf aan dat er te weinig aandacht is voor preventie en dat er nu iets veranderd moet worden in ons land. Mijn essay gaat ook over de preventie van kindermishandeling en hoe preventie verbeterd kan worden. Uit onderzoek van het Nederland Jeugd Instituut blijkt dat ruim 100.000 kinderen per jaar in Nederland slachtoffer zijn van mishandeling, verwaarlozing, misbruik of getuige van geweld tussen partners. Naar schatting overlijden er jaarlijks tussen de veertig en tachtig kinderen ten gevolge van kindermishandeling (van Dorp 2010). Dit aantal lijkt onwaarschijnlijk hoog maar toont de harde realiteit van verborgen kinderleed. Ondanks vele inspanningen van diverse instanties is dit aantal de afgelopen jaren helaas niet afgenomen, zoals aangetoond door het rapport Kindermishandeling 2010 van de Universiteit Leiden en TNO. Preventie is één van de kerntaken van de jeugdgezondheidszorg (jgz). Voor preventie is een goede en eenduidige preventiestrategie nodig. Vanuit mijn eigen ervaring en het werkveld blijkt dat deze strategie in Nederland niet eenduidig toegepast wordt. Ik ben van mening dat de waarde van het balansmodel van Bakker vanuit het professionele veld onderschat wordt. Het blijkt dat het balansmodel weinig wordt gebruikt binnen thuiszorginstellingen of GGD-en. Het balansmodel maakt beschermende- en risicofactoren binnen een gezin snel inzichtelijk waardoor vroegsignalering opgestart kan worden. Het is mijn overtuiging dat, mits eenduidig toegepast binnen alle afdelingen van de jgz, het gebruik van het balansmodel een efficiënt hulpmiddel is om de eerder genoemde cijfers naar beneden te brengen.
Politieke en maatschappelijke veranderingen brengen belangrijke vraagstukken met zich mee, waarvan de druk binnen de jgz voelbaar is. Deze druk, die in minder tijd meer kwaliteit vraagt bij het opsporen van risico gezinnen, maakt nieuwe en soms ingrijpende keuzes onafwendbaar. Keuzes zijn onvermijdelijk. De jgz staat voor een grote uitdaging. Alle kinderen moeten goede basiszorg blijven krijgen. Tegelijkertijd moet de jgz eraan bijdragen dat elk kind gelijke kansen heeft om gezond op te groeien. Dus ook de kinderen die extra risico lopen.
2
De kosten ten gevolge van kindermishandeling voor de overheid blijken enorm te zijn. Recent zijn de kosten hiervan geschat op 1 miljard per jaar (Meerding, 2005). Onder deze kosten vallen o.a. kosten voor medische en geestelijke gezondheidszorg, extra onderwijsinspanningen, kinderbeschermingsmaatregelen, maatschappelijke uitval en arbeidsongeschiktheid. Volgens Kooijman (2000) brengt goede preventie van kindermishandeling kostenbesparing met zich mee, die op vele miljoenen wordt geschat. Het financiële belang vanuit politiek en maatschappij om risicokinderen vroegtijdig op te sporen is dus groot. Risicokinderen zijn kinderen die zich bevinden in een situatie met een opeenstapeling van risicofactoren, waardoor de balans tussen de draagkracht en draaglast van de ouder(s) verstoord kan raken. Deze kinderen hebben twintig procent meer kans om later in de problemen te komen (Kooijman, 2005). Toch is het niet zo dat altijd risicofactoren leiden tot problemen. Blokland (2010) beschrijft dat beschermende factoren als een buffer kunnen werken waardoor een kind dat onder druk van moeilijke omstandigheden leeft toch geen problemen krijgt. Uit hetgeen wat ik hierboven beschreven heb blijkt ook dat het goed in kaart brengen van beschermende factoren en risicofactoren ook politieke en maatschappelijke voordelen oplevert. Kinderen die op tijd gesignaleerd worden en op tijd hulp krijgen zullen later minder snel ontsporen en problemen opleveren voor de maatschappij. Hier ligt dus een grote taak voor de jgz.
De jgz is in 2011 door de publicatie van Code Oranje, wees alert, in een negatief daglicht komen te staan (code oranje, wees alert, 2011). In deze publicatie werd gesteld dat er binnen de jgz teveel naar risicofactoren wordt gekeken binnen gezinnen. Ook bleek dat veel ouders de jgz als te controlerend zien. Ik ben van mening dat dit komt doordat er landelijk geen goed uniform signaleringsinstrument wordt gebruikt. Er zijn vele diverse vragenlijsten en screeningslijsten die gebruikt worden. Enerzijds t.b.v. risicotaxatie en anderzijds t.b.v. onderkenning psychosociale problematiek (denk aan stevig ouderschap, kipppi lijsten etc.) en waarbij vaak gekeken wordt naar wat niet goed gaat binnen een gezin. De kracht van het balansmodel van Bakker is dat juist ook naar de beschermende factoren binnen een gezin wordt gekeken. Naar mijn mening zou de jgz als minder controlerend gezien worden als er een goed signaleringsinstrument zou komen dat gebaseerd is op het balansmodel van Bakker. Want door te laten zien dat de jgz ook juist kijkt naar wat er goed gaat in een gezin kun je naast een ouder gaan staan in plaats van er boven. Ik denk dat hierdoor de jgz beter gewaardeerd zal worden.
3
In het verdrag "Rechten van het Kind" artikel 19 wordt gezegd: " Het is de plicht van de staat kinderen te beschermen tegen alle vormen van mishandeling door ouders of door anderen die verantwoordelijk zijn voor de verzorging, en maatregelen te nemen ter voorkoming, opvang en behandeling". Uit eerder genoemde cijfers in dit essay blijkt dat deze rechten van het kind nogal eens geschonden worden en dat er blijkbaar nog niet voldoende gebeurd voor een grote groep kinderen. Hermanns (2001) geeft aan dat jaarlijks zo'n 770.000 kinderen onder vier jaar met hun ouders een van de 1500 consultatiebureaus van de jgz bezoeken. Dit is een groot aantal. De jgz is ook de enige instantie in Nederland die gezinnen blijft volgen en ook als zij buiten beeld zijn of dreigen te raken achter de gezinnen aangaat. Waar huisarts, ziekenhuis of andere instanties stoppen met gezinnen uit te nodigen of kinderen te zien blijft de jgz achter gezinnen aangaan. Dat is juist de kracht van de jgz. Ook heeft de jgz veel ervaring met het bespreken van problemen bij de opvoeding met ouders. De kennis en de gesprekvaardigheden zijn binnen de jgz op een hoog niveau. Toch heeft de jgz blijkbaar niet voldoende hulpmiddelen om kindermishandeling preventief aan te pakken. Een goed hulpmiddel kan helpen om preventie van kindermishandeling in goede banen te leiden.
De GGD Nijmegen heeft in 2003 een checklist ontwikkeld op basis van het balansmodel van Bakker. Deze werd eerder gebruikt bij vaste contactmomenten. Met het eerste zuigelingenhuisbezoek, consult 7,5 maand, consult 1,5 jaar, consult 2,5 jaar en met het consult van drie jaar en 9 maanden. Met de ouders wordt deze lijst dan elke keer doorgenomen om te kijken hoe het binnen het gezin gaat. Waar moeten we op letten vanuit de jgz? Wat zijn beschermende factoren? Hoe kunnen beschermende factoren versterkt worden en risicofactoren verminderd worden? Door het open met ouders te bespreken weten ouders ook dat ze met allerlei vragen terecht kunnen binnen de jgz wat met hun kind te maken heeft. In mijn werkveld heb ik gemerkt dat een belangrijke basis voor goed contact met ouders tijdens het eerste zuigelingenhuisbezoek wordt gelegd. Dit mede doordat je de tijd neemt om met ouders te bespreken wat goed gaat en waar knelpunten zitten. Als voorbeeld: als een ouder zelf een moeilijke jeugd heeft gehad kan dit wel degelijk veel gevolgen hebben voor hun kindje. Maar ook als ouders niet in sociaal isolement leven en veel steun hebben van anderen draagt dit bij in de opvoeding van hun kind.
4
Het bespreekbaar maken van sommige risicofactoren lijkt in Nederland steeds meer een taboe. Hiervoor is wel een goede gesprekstechniek nodig om aan de ouder duidelijk te vertellen waarom er een checklist wordt ingevuld en wat er mee gedaan wordt. Tijdens gesprekken met ouders lijkt het voor verpleegkundigen en artsen binnen de jgz niet lastig om onderwerpen als wiegedood en veiligheid te bespreken maar als het over risicofactoren binnen een gezin gaat (financiële problemen, psychische problemen etc.) lijkt het heel lastig te zijn om dit te bespreken. Dit vind ik vreemd, zeker als je kijkt naar het aantal kinderen dat overlijdt aan wiegedood vergelijkt met het aantal kinderen dat overlijdt aan kindermishandeling. Onder de 20 kinderen per jaar overlijdt aan wiegedood (www.wiegedood.nl) en ongeveer tussen de 40-50 per jaar aan kindermishandeling (van Dorp, 2010). Als je naar deze cijfers kijkt moet het wel duidelijk zijn dat er goed gekeken moet worden of een gezin "uit balans" is of niet. Het moet niet zo zijn dat door het ontstaan van taboe zo'n belangrijk onderwerp niet meer besproken kan worden met ouders. Ik ben dan ook van mening dat dit taboe doorbroken moet worden.
Sinds het digitale dossier is ingevoerd wordt de hierboven genoemde checklist niet meer gebruikt binnen de GGD Nijmegen. Er wordt niet meer met losse formulieren gewerkt. Hierdoor is de checklist ook komen te vervallen. Dit is jammer en ik ben er van overtuigd dat er een dergelijk soort lijst terug moet komen en dan landelijk gebruikt moet gaan worden binnen alle afdelingen jgz. Dit zou landelijk moeten gebeuren zodat het voor mensen bekend is waar de jgz mee werkt als instrument en zij dus ook weten wat er gevraagd gaat worden. Het kan mijns inziens niet zo zijn dat elke GGD of Thuiszorgorganisatie allemaal eigen lijsten gebruiken. Ik denk dat het veel effectiever is als alle organisatie in Nederland eenzelfde lijst gebruiken. De GGD Nijmegen is momenteel druk bezig om te kijken hoe de checklist, en in welke vorm, nu weer terug kan komen binnen het digitale dossier. Dit essay gaat ook een aanzet geven binnen het MT team om te kijken hoe we verder moeten.
Mijn conclusie van dit essay is dat er een goed signaleringsinstrument ingevoerd moet gaan worden die eenduidig is binnen alle afdelingen van de jgz in heel Nederland. Ik vind dat er duidelijkheid komen voor ouders maar ook voor verpleegkundigen en artsen die werkzaam zijn binnen de jgz. Als er een goed instrument is zullen ouders weten wat er gevraagd gaat worden vanuit de jgz en waarom deze vragen gesteld worden. De kracht van het balansmodel moet niet verloren gaan doordat er een taboe in Nederland is gekomen om risicofactoren te bespreken met ouders. Dus op de vraag of de jgz durft te balanceren zeg ik heel duidelijk dat dit op dit moment niet zo is maar dat dit op korte termijn wel het geval moet zijn. Dit is de enige manier waardoor we de cijfers van het aantal kinderen dat mishandeld
5
worden of zelfs overlijd aan kindermishandeling naar beneden kunnen krijgen. En we kunnen niet langer wachten. Er rest mij alleen nog de hoop uit te spreken dat ik door dit essay heb bereikt dat er minstens één kind meer gered kan worden waardoor ik volgens Professor Dr. A. Dantzig een wereld heb gered en dat motiveert.
Aanbeveling: Er is verder onderzoek nodig om een goed signaleringinstrument te kunnen implementeren binnen de jgz. De checklist die GGD Nijmegen heeft zou een goed instrument kunnen zijn maar zou aangepast kunnen worden zodat het een landelijk instrument kan worden. Binnen de GGD Nijmegen hebben wij een lange periode met deze lijst gewerkt en was goed te gebruiken. De stafverpleegkundige van de GGD Nijmegen heeft mij aangegeven dat zij dit essay gaat gebruiken en in het managementteam gaat bespreken. Dit om te kijken hoe en op welke manier de checklist terug kan komen binnen de jgz. Ook zou er nog verder onderzoek gedaan moeten worden of deze checklist wetenschappelijk onderbouwd is en deze te gebruiken is voor alle jgz instellingen in Nederland.
` Literatuur
Aalbers- van Leeuwen, M., van Hees, L., Hermanns, J., (2002). Risico- en protectieve factoren in moderne gezinnen: reden tot optimisme of reden tot pessimisme?. Tijdschrift pedagogiek, 22, (1), 41-54.
Alink,A., van Ijzendoorn, R., Bakermans- Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T., Euser, S., (2010). Kindermishandeling 2010; Leiden Attachment Research Program TNO Child Health. Leiden: TNO.
Baeten,P. & Willems, J. (2007). De maat van kindermishandeling: Meldcode en criteria van kindermishandeling. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
6
Blokland, G. (2010). Over opvoeden gesproken: Methodiekboek pedagogisch adviseren. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Dullaert. M. Kindermishandeling faalt. Geraadpleegd op 23-11-2011 via http://nos.nl/artikel/315906-aanpak-kindermishandeling-faalt.html
GGD Nijmegen. (2007). Risicoinventarisatie infodocument. Nijmegen: GGD.
Hermanns, J.M.A., (2001).De preventie van kindermishandeling: kansen in de jeugdgezondheidszorg 0-4 jarigen. Utrecht.: NIZW
Kijlstra, M., Prinsen, B, Schulpen, T. (2001).Kwetsbaar jong!. Utrecht: NIZW Kooijman, K. (2000). Kindermishandeling kost te veel: Het financiële voordeel van preventie. VKMagazine, 14 (3),12-13
Meerding, J. (2005). De maatschappelijke kosten van kindermishandeling. In H. Baartman, R. Bullens & J. Willems. (eds.) Kindermishandeling, de politiek een zorg (pp. 46 – 64). Amsterdam: SWP. Ouders online. Februari 2011. Code oranje (wees alert): Het kwetsbare vertrouwen van ouders in de jeugdgezondheidszorg. Amsterdam.
Postma,S. (november 2008). JGZ-richtlijn:Vroegsignalering van psychosociale problemen. Bilthoven: RIVM.
Van Dorp, M. (2010). Kindermishandeling aanpakken: Informatie vdoor professionals betrokken bij kinderen en gezinnen. Utrecht: NJI.
Wagenaar-Fischer, M.M., Heerdink-Obenhuijsen, N., Kamphuis, M., de Wilde, J.(2009). Samenvatting van de JGZ richtlijn secundaire preventie kindermishandeling. Handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Geraadpleeg op 11-10-2011 via http://www.eerstelijn.venvn.nl/Portals/32/jgz/jgz%20richtlijnen/kimi%20samennvatting.pdf Wiegedood (n.d.). Geraadpleegd op 22-11-2011 via http://www.wiegedood.nl/modules/content/index.php?section=20&contentID=73jaar
7
Bijlage 1 Mijn speciale werkplek:
Mijn naam is Marjon van Klaveren-Roeterdink en ben werkzaam binnen de GGD Nijmegen als sociaal verpleegkundige in de 0-19 jaar. Ik werk 24 uur in de 0-4 jaar werk en acht uur in de 4+. In de 4+ heb ik drie basisscholen en een middelbare school. De kinderen die ik zie in de 0-4 jaar als in de 4+ wonen in de wijk "de Waalsprong" van Nijmegen. Dit is een wijk van Nijmegen waar nieuwbouwhuizen staan (vinex wijk). Het is over het algemeen een wijk wat zich o.a. kenmerkt met veelal veel hoogopgeleiden, hoog percentage echtscheidingen (procentueel hoogste aantal van Nederland) en waar m.n. veel psychische problematiek en stress is binnen gezinnen (Bron: huisartsen binnen de wijk, maatschappelijk werkster in de wijk en psychologen in de wijk). Ik begeleid veel gezinnen voor een lange tijd aangezien de meeste kinderen die ik gezien heb in de 0-4 doorstromen naar de basisschool waar ik ook werkzaam ben. En daarvan stromen ook weer een aantal door naar de middelbare school waar ik werk. Dit maakt het werk ook erg leuk aangezien ik gezinnen en kinderen voor een langere periode volg. Dit maakt het voor ouders soms ook makkelijker om met vragen/ problemen te komen op de basisschool en/of middelbare school. Ouders kennen mij gezicht in de wijk en dit maakt de zorg laagdrempeliger. Ouders hebben al vaak aangegeven dat zij het prettig om een vertrouwd gezicht te zien op de basisschool of op de middelbare school.
8