Drukbezet, maar tóch betrokken O V E R H E T C O M B I N E R E N VA N B A A N , Z O R G E N V R I J W I L L I G E R S W E R K
Innovator van vrijwilligerswerk
Het vrijwilligerswerk in Nederland vraagt om betere organisatie en begeleiding. Zeker nu er in hoog tempo zo veel verandert: vergrijzing, flexibilisering, nieuwe doelgroepen en groeiende concurrentie op de vrijetijdsmarkt. Daarom levert stichting VrijwilligersManagement, sVM, bouwstenen voor vernieuwing en professionalisering. Dat doen we via advies, training en begeleiding. Onderzoek en projectontwikkeling, in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en fondsen, is de andere kant van ons werk. Zo geven we handen en voeten aan nieuwe mogelijkheden van vrijwillige inzet.
Deze brochure is mogelijk gemaakt door financiering van het Projectbureau Dagindeling en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Drukbezet, maar tóch betrokken O V E R H E T C O M B I N E R E N VA N B A A N , Z O R G E N V R I J W I L L I G E R S W E R K
2
Inhoud 1
INLEIDING
2
WAAROM VRIJWILLIGERSWERK?
12
3
FA V O R I E T E O R G A N I S AT I E S
20
4
TIJD VOOR VRIJWILLIGERSWERK
30
5
POTENTIËLE VRIJWILLIGERS
40
6
I N S P E L E N O P E E N N I E U W E M A N I E R VA N L E V E N
46
BIJLAGEN
4
53
M E N S E N O N T M O E T E N E L K A A R , N I E T C U LT U R E N Over taakcombineerders van buitenlandse afkomst.
54
E F F E C T I E V E R I N S P E L E N O P D E M O D E R N E TA A K C O M B I N E E R D E R ? Wat sVM voor u kan doen.
55
MEER LEZEN?
56
3
Inleiding
In Nederland doen zo’n drie miljoen mensen vrijwilligerswerk. Omdat ze aanspraak zoeken, omdat ze zich nuttig willen maken, omdat ze gevraagd worden. Wie zijn die vrijwilligers? Gepensioneerden, werklozen, huisvrouwen.
1 4
Inleiding
Hoofdstuk 1
Die hebben er tijd voor. En mensen met een baan? En ook nog kinderen? Die hebben geen tijd, die doen geen vrijwilligerswerk. Dat zou je denken. Maar dat is niet zo. sVM heeft dat laten onderzoeken.
Wa a r o m v r i j w i l l i g e r s w e r k ? Vrijwilligerswerk is waardevol, daarom zou iedereen het moeten doen. Op zijn minst zou iedereen de kans moeten hebben. Want van oudsher vinden vrijwilligers vaak vernieuwende oplossingen voor maatschappelijke problemen. Denk aan Tafeltje-dek-je. Dat is na de oorlog voor het eerst opgezet door vrijwilligers. Of slachtofferhulp, eveneens een oorspronkelijk vrijwillig initiatief. Bovendien is vrijwilligerswerk qua omvang belangrijk. Drie miljoen mensen, vrijwillig actief in sport, welzijn, hulpverlening, gezondheidszorg, maatschappelijke organisaties, politiek, religie en educatie verzetten samen een heleboel werk. Die mensen zijn afkomstig uit allerlei lagen van de bevolking. Gepensioneerden, werklozen en huisvrouwen zijn lang niet de enige vrijwilligers. Ook onder mensen met een baan vind je ze. Op de een of andere manier zien die kans werk buitenshuis, de zorg voor de kinderen en/of voor het huishouden te combineren met vrijwilligerswerk.
Vr i j w i l l i g e r s w e r k i s g e e n b u r e n h u l p Vrijwilligerswerk. Iedereen weet wat het is – toch? Als je het aan mensen vraagt zeggen ze meestal dat het onbetaald werk voor anderen is, of werk in het algemeen belang. Sommigen vinden dat het nuttig werk is, waarvoor niet genoeg geld of tijd is om het door betaalde krachten te laten doen. Ze denken aan burenhulp, aan idealen, aan liefdadigheid zelfs. Er is een definitie van vrijwilligerswerk. Die is in Europees verband afgesproken. Volgens die definitie heeft vrijwilligerswerk vier kenmerken: het is onverplicht, onbetaald, ten behoeve van anderen of de samenleving en ten slotte: vrijwilligerswerk doe je in georganiseerd verband. Hulp aan buren, familie of vrienden hoort daar niet bij. Dat soort hulp noemen we mantelzorg. Maar bijvoorbeeld buddy-projecten horen er weer wel bij. Die vinden plaats via een organisatie.
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
Emancipatie ‘Gastvrouwen’ in ziekenhuizen zijn vrijwilligers. Aidsbuddy’s en ‘maatjes’ die ex-psychiatrische patiënten bezoeken ook. Ze zijn actief als vrijwilliger in zorg en welzijn, waarbij vooral de ‘gastvrouwen’ een lange traditie kennen. Van oudsher zijn daar vooral vrouwen werkzaam. Het is een ouderwets plaatje: de man verdient de kost en de vrouw zorgt, binnenshuis, maar ook buitenshuis als vrijwilliger. Die verhoudingen kloppen natuurlijk allang niet meer. Zo willen we het niet meer. Het overheidsbeleid is dan ook gericht op verandering.
Combinatiescenario In de tachtiger jaren heeft de overheid een commissie ingesteld die moest onderzoeken, hoe betaalde én onbetaalde arbeid evenwichtiger kon worden verdeeld. Ondanks Dolle Mina werd onbetaalde arbeid nog steeds voor het leeuwendeel door vrouwen verricht. Geen ideale situatie voor vrouwen die betaald wilden werken, of mannen die zorgarbeid wilden verrichten. De commissie Toekomstscenario’s Herverdeling Onbetaalde Arbeid introduceerde toen het ‘combinatiescenario’. Daarin werken mannen en vrouwen allebei buitenshuis en laten ze de zorg thuis deels aan anderen over tegen betaling. Voor het andere deel blijven ze het zelf doen. Het combinatiescenario werd vervolgens uitgangspunt van emancipatiebeleid. Wat zullen de gevolgen voor vrijwilligerswerk zijn? Naarmate vrouwen meer betaald gaan werken, neemt hun deelname af. Dat is in de loop der jaren gebleken. Hoe zal het gaan als mannen meer tijd gaan besteden aan zorgtaken? Hoeveel tijd blijft er dan nog over voor vrijwilligerswerk?
Vr i j w i l l i g e r s w e r k d o o r t a a k c o m b i n e e r d e r s Biedt het combinatiescenario nog wel ruimte aan vrijwilligerswerk? Geen overbodige vraag, nu vrijwilligerswerk eindelijk een volwassen plaats in onze samenleving heeft veroverd. Onder het motto ‘onze maatschappij is toe aan nieuwe afspraken’, is in maart 1999 de Stimuleringsmaatregel Dagindeling van kracht geworden. Overal in de samenleving zijn in dat kader ideeën, initiatieven en experimenten van de grond gekomen.
6
Inleiding
Hoofdstuk 1
sVM heeft laten onderzoeken of mensen die al een baan met zorg voor thuis combineren, ook nog vrijwilligerswerk doen. Het doel van het onderzoek ‘Taakcombineerders en vrijwilligerswerk’ (Bureau Veldkamp, 2001) was tweeledig: je hebt de neiging ervan uit te gaan, dat mensen die arbeids- en zorgtaken combineren, niet zo gauw ook nog eens vrijwilligerswerk zullen doen. Maar is dat wel echt zo? En zijn er misschien bepaalde factoren die deelname aan vrijwilligerswerk beperken of juist bevorderen? In deze twee zaken wilde sVM inzicht krijgen om deze kennis ten goede te laten komen aan vrijwilligersorganisaties, professionele organisaties die met vrijwilligers werken (denk aan zorginstellingen), vrijwilligerscentrales, lokale en provinciale ondersteuningsinstanties, gemeenten en aan de Commissie Dagindeling en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de financiers van dit project. Het blijkt dat taakcombineerders ook nog vrijwilligerswerk doen, maar het is wel een hele klus om alles te combineren. Dus is de vraag: hoe maken we het makkelijker voor hen om vrijwilligerswerk te doen?
Ve r a n t w o o r d i n g o n d e r z o e k Er is kwantitatief onderzoek gedaan onder vier groepen taakcombineerders (zie pagina 9). De groepen zijn geselecteerd uit Capi@Home, een bestaand panel van circa 20.000 huishoudens. Per groep zijn 100 taakcombineerders geselecteerd. Onder de taakcombineerders zijn natuurlijk ook allochtonen. In traditionele vrijwilligersorganisaties vinden we weinig allochtonen. Dat is een interessant gegeven, want: hoe komt dat? Door een ander begrip van vrijwilligerswerk? Een ander leefpatroon, andere tijdsindeling, andere normen en waarden? En welk effect zal de herverdeling van arbeid en zorg op hen hebben? Omdat allochtonen nauwelijks in het panel van Capi@Home voorkomen en omdat het moeilijk was binnen die groep vier typen huishoudens te onderscheiden, is onder allochtone taakcombineerders kwalitatief onderzoek gedaan in de vorm van drie groepsgesprekken. Eén gesprek met Surinaamse en Antilliaanse taakcombineerders, één met Marokkaanse taakcombineerders en één met Turkse taakcombineerders. De groepen bestonden uit 8 à 9 personen, zowel mannen als vrouwen. Vanwege de omvang zijn de
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
resultaten niet representatief, maar de zienswijze van allochtonen op vrijwilligerswerk is te interessant en te belangrijk om te negeren. Het onderzoek is uitgevoerd in het voorjaar van 2001. De resultaten zijn vergeleken met de algemene cijfers uit ‘Vrijwilligerswerk Vergeleken’ (SCP 1999).
Inhoud brochure Deze brochure is voor een groot deel gebaseerd op het onderzoek ‘Taakcombineerders en vrijwilligerswerk’. Daarnaast heeft sVM in april 2002 vier miniconferenties georganiseerd voor taakcombinerende vrijwilligers en vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties. Daar werden ervaringen uitgewisseld door mensen die het combineren van taken uit de dagelijkse praktijk kennen. Vooral hoofdstuk 6 steunt op hun ervaringen. Tot slot vindt u nog verslag van de ervaringen opgetekend uit de mond van vijf taakcombineerders met wie diepte-interviews zijn gehouden.
Wie zijn die taakcombineerders? Taakcombineerders? Gaat het niet gewoon om tweeverdieners? Niet precies. Ook alleenstaande ouders met een baan combineren hun werk met de zorg voor het huishouden en de kinderen. Wie zijn ze, die taakcombineerders? We onderscheiden in het onderzoek vier verschillende groepen. Later is daar nog een vijfde bijgekomen. De commissie Dagindeling is ook alleenstaanden zonder kinderen, die een baan combineren met een substantiële zorgtaak voor hun eigen huishouden, gaan beschouwen als taakcombineerder. In het onderzoek hebben we ons nog beperkt tot vier:
8
Inleiding
Hoofdstuk 1
Dubbelverdieners: Half-om-halfverdieners: Anderhalfverdieners: Eenoudergezinnen:
beide partners werken minimaal 33 uur per week; beide partners werken minimaal 24 en maximaal 32 uur per week; de ene partner werkt minimaal 33 uur per week en de andere werkt minimaal 16 en maximaal 32 uur per week; de ouder werkt minimaal 16 uur per week.
Per groep blijken de taakcombineerders te verschillen. De groep die we anderhalfverdieners noemen, is in alle opzichten ‘gemiddeld’. Zowel qua opleiding en inkomen als qua leeftijd. Net als de leeftijd van hun kinderen. De andere drie groepen hebben geprononceerdere demografische kenmerken. De dubbelverdieners zijn lager opgeleid maar hebben een hoog inkomen. Dat is natuurlijk geen wonder, als je allebei minstens vier dagen in de week werkt. Ze zijn bovendien over het algemeen wat ouder en hun kinderen zijn tieners. De ene ouder van de eenoudergezinnen is meestal ook iets ouder, maar qua opleiding springt hij of zij er - met ‘gemiddeld’- niet uit. Er komt maar één inkomen binnen, waardoor het gezinsinkomen meestal in de categorie ‘lager’ valt. Die ene ouder heeft vaak ook maar één kind. Jong en flitsend! Dat zijn de half-om-halfverdieners. Ze zijn jong, hoog opgeleid en verdienen veel al hebben ze nog wat in te lopen willen ze het niveau van de dubbelverdieners halen. Hun kinderen zijn nog jong - nog geen tieners. Dit zijn eigenlijk de stellen van het combinatiescenario, want ze werken allebei ongeveer evenveel buitenshuis. Daardoor blijft in principe voor beiden evenveel tijd over voor de zorg van de kinderen en het huishouden - én voor vrijwilligerswerk. Maar ze vormen maar een heel klein deel van de taakcombineerders. En doordat ze bovendien een duidelijk eigen profiel hebben, kunnen ze niet echt als voorbeeld dienen van de totale bevolking.
Hoofdstuk 1
Inleiding
9
Niet alles kost zoveel tijd DINI GIETELING-WAARLO (46) getrouwd, twee zoons: Art (13) en Beerd (16)
BAAN ■
docent volwasseneneducatie, geeft NT2, Nederlands als tweede taal (14 uur per week, in drie dagen)
VRIJWILLIGERSWERK ■
verkoop in Wereldwinkel, tweeënhalf uur per maand,eens per zes weken vergadering
■
lid medezeggenschapsraad Broklede (voort gezetonderwijs), zes keer per jaar vergaderen
■
verzamelt de handbalkopij voor het huis-aanhuisblad VAR en zet het in de computer, wekelijks een uur
■
administratieve hulp bij de organisatie van de reanimatiecursus, vier keer per jaar een half uur en twee keer per jaar voorbereiding
■
penningmeester van het saxofoonorkest Tutti Saxi, maandelijks een halfuur en eens per jaar de begroting, het verslag en subsidieaanvraag
■
invaller bij Tafeltje-dek-je (“..maar ik ben nog niet aan de beurt geweest”)
HUISHOUDEN ■
elke week huishoudelijke hulp
■
Dini en haar echtgenoot houden elk een deel van de huishoudelijke voorraad op peil (“dat is zo gegroeid”)
■
iedereen springt bij als dat nodig is, de jongens ook nu ze groter zijn
10
Interview
Waarom doet Dini Gieteling eigenlijk zo veel naast haar baan en haar gezin? Wat is veel, “het voelt niet als vrijwilligerswerk.” Ze weet eigenlijk niet anders. Ze is ermee opgegroeid. Als kind paste ze al op de telefoon als haar vader zaterdags op de ambulance reed. En in haar gezin doen ze er allemaal wel wat naast. De jongens collecteren. Laatst nog, voor Jantje Beton. Haar man coacht een team van de handbalclub. Dan is ze zeker wel een goeie regelaar? “Ik kan helemaal niet plannen!” Maar dat is niet helemaal waar. Wat ze niet kan, is bijvoorbeeld op zondagavond een boodschappenlijstje maken voor de hele week. Wat ze wel doet, is zorgvuldig in haar agenda noteren wanneer ze concrete dingen moet doen, ook voor haar vrijwilligerswerk. Dini vindt het belangrijk, dat haar vrijwilligerswerk makkelijk is in te passen. Zoals het werk in de medezeggenschapsraad. Dat is in het onderwijs, waarin zij zelf ook als docent werkzaam is. Of het penningmeesterschap van saxofoonorkest Tutti Saxi, waarin zij zelf speelt. Toen de kinderen klein waren, zat ze in de ouderraad en was ze leesmoeder. Vrijwilligerswerk groeit als het ware mee. En soms kom je iemand tegen die hulp kan gebruiken, zoals bij de reanimatiecursus. Ze vindt het bovendien belangrijk, dat het thuisfront het nut van je vrijwilligerswerk inziet. Haar man en kinderen moeten wel eens dingen opvangen als zij op pad is – in haar gezin doen ze dat voor elkaar. En je moet er ook niet mee zitten als de ramen eens niet gelapt zijn. Met vrijwilligerswerk kun je dingen aanvullen, die je in je baan mist. Maar je moet wel oppassen, dat het niet een soort tweede baan wordt. Het moet leuk blijven. Je moet ook ‘nee’ kunnen zeggen en dat moet dan ook geaccepteerd worden. Volgens haar zou het een goed idee zijn, als vrijwilligersorganisaties, altijd op zoek naar vrijwilligers, verantwoordelijkheden in kleinere stukjes zouden verdelen. Want veel mensen willen wel iets doen, maar niet te veel.
Interview
11
Waarom vrijwilligerswerk?
Vrijwilligerswerk betekent voor taakcombineerders vooral ontspanning. Of ze doen het omdat ze het doel van de organisatie zien zitten. Maar twee derde van de taakcombineerders doet geen vrijwilligerswerk en
2 12
Waarom vrijwilligerswerk?
als je het zou vragen, zou een derde daarvan er nog steeds niet over piekeren. Interessanter zijn die anderen. Want die zouden wel eens ‘ja’ kunnen zeggen.
Hoofdstuk 2
Motieven Naar motieven voor vrijwilligerswerk is veel onderzoek gedaan. Door de verschillen in methoden en in het benoemen van de diverse motieven, zijn de uitkomsten moeilijk vergelijkbaar. Er zijn wel motieven die we steeds terugzien. Daaronder zijn sociale contacten, leuk werk doen, nieuwe dingen leren, zinvol bezig zijn, mensen helpen, idealisme. Tamelijk nieuw is dat vrijwilligerswerk op de een of andere manier goed is voor je carrière. Als opstapje naar een betaalde baan, of het staat goed op je CV. Wat taakcombineerders in de eerste plaats motiveert is het doel van de organisatie. Dat moet ze aanspreken. In tweede instantie waarderen ze in vrijwilligerswerk het contact met andere mensen. Dat gaat trouwens niet voor alle taakcombineerders gelijk op. Half-om-halfverdieners vinden op eigen houtje kennelijk tijd voor contacten, want ze noemen het minder. Voor dubbelverdieners, die allebei minstens vier dagen in de week werken, is contact juist weer een belangrijker motief. Vrijwilligerswerk betekent, ten derde, ook ontspanning. Ze zien het als vrijetijdsbesteding. Wereldverbeteraars vind je niet zo veel onder de taakcombineerders. Even weinig als mensen die vrijwilligerswerk doen om bestuurlijke ervaring op te doen. Je ziet weinig bestuurders onder taakcombinerende vrijwilligers. Mensen die werkervaring zoeken in hun vrijwilligerswerk vind je nog minder onder de taakcombineerders. Logisch, als je bedenkt dat ze allemaal een betaalde baan hebben. Hetzelfde beeld geven de vier groepen taakcombineerders afzonderlijk. Dat het doel van de organisatie aanspreekt is voor iedereen het belangrijkste motief. Maar over het belang van contact met anderen en vrijwilligerswerk als ontspanning verschillen ze van mening. Dubbelverdieners en alleenstaande ouders vinden contact een belangrijker motief dan de andere twee groepen.
Hoofdstuk 2
Waarom vrijwilligerswerk?
13
REDENEN OM VRIJWILLIGERSWERK TE DOEN 70% 60% 50%
■ doel organisatie ■ ontspanning
40%
■ contact 30%
■ maatschappij verbeteren
20%
■ voor bestuurlijke ervaring
10%
■ werkervaring ■ anders
0% totaal
dubbelverdieners
half-om-halfverdieners anderhalfverdieners
eenoudergezinnen
Allochtone taakcombineerders Motieven om juist géén vrijwilligerswerk te doen, vinden we onder allochtone taakcombineerders. Dan hebben we het dus over vrijwilligerswerk in georganiseerd verband, volgens de officiële EUdefinitie. Daarvan hebben ze het idee dat het gedaan wordt door werklozen, gepensioneerden en eenzame mensen. Daar identificeer je je niet graag mee. Maar ze zeggen ook: om vrijwilligerswerk te doen moet je wél een sociaal iemand zijn, dat is weer positief. Taal is voor degenen die niet goed Nederlands spreken een echte drempel. Aan de andere kant zeggen sommigen dat vrijwilligerswerk juist geholpen heeft de taal te leren. Bovendien worden sommigen gediscrimineerd. Of ze voelen het zo (vooral mannen). Surinamers en Antillianen doen veel voor vrienden en bekenden, maar hebben het niet zo op het georganiseerde van geïnstitutionaliseerd vrijwilligerswerk.
14
Waarom vrijwilligerswerk?
Hoofdstuk 2
Bijzonder motief: tijd Er zijn mensen, die geven simpelweg als reden om vrijwilligerswerk te doen: “omdat ik er tijd voor heb”. Je kunt je natuurlijk afvragen of dat voldoende motivatie is, maar tijd is zeker belangrijk. Als het er niet is, houdt alles op. Al wil je nog zo graag. Zeker voor mensen met een baan en de zorg voor kinderen is tijd een factor van gewicht. Ze zeggen allemaal dat ze het druk hebben en dat er weinig tijd voor zichzelf overblijft. Geen wonder dat vrijwilligerswerk voor hun dan ook een vorm van ontspanning moet zijn. En dat het overgrote deel vrijwilligerswerk dichtbij huis doet. Taakcombineerders moeten per dag sowieso gemiddeld al vier en een half uur naar en van hun werk reizen. Woon-vrijwilligerswerk-verkeer proberen ze daarom te beperken. Tijd is voor taakcombineerders die geen vrijwilligerswerk doen de beperkende factor. Meer dan de helft heeft domweg geen tijd en nog eens een kwart heeft geen vast aantal uren beschikbaar. De helft van hen heeft dan ook geen plannen voor vrijwilligerswerk. Nog een deel zegt er sowieso helemaal niets voor te voelen. Als taakcombinerende vrijwilligers stoppen, wat ze zelden van plan zijn, dan is tijd het motief. Bij vrijwilligers in het algemeen ligt dat iets genuanceerder. Wanneer die stoppen, ligt dat maar voor de helft aan tijdgebrek – meestal door een betaalde baan. Andere oorzaken zijn heel praktisch: ze verhuizen of hun vrijwilligerswerk houdt op te bestaan. Of ze vinden het niet leuk meer, willen eens iets anders.
Hoofdstuk 2
Waarom vrijwilligerswerk?
15
To e v a l o f n i e t ? Soms zie je een duidelijk verband tussen iemands vrijwilligerswerk en zijn persoonlijke situatie. Zoals vrijwilligerswerk op school en de groep taakcombineerders met jonge kinderen. Veel dubbelverdieners deden vroeger vrijwilligerswerk op school, de half-om-halfverdieners doen het nu, omdat ze kleine kinderen hebben. Kinderen spelen waarschijnlijk sowieso een belangrijke rol. Passend vrijwilligerswerk vinden blijkt al een probleem te zijn voor drukbezette mensen zonder kinderen. Maar taakcombineerders, die ook allemaal vinden dat ze het druk hebben, vinden er wel tijd voor. Sport en onderwijs zijn zelfs twee van de drie favoriete terreinen. Omdat ze gevraagd worden door de sportclub of de school van de kinderen? Eigenlijk ligt het een beetje in het verlengde van de zorg voor de kinderen. Toch vinden we onder de taakcombineerders naast vrijwilligerswerk dat iets met kinderen te maken heeft, een grote variëteit aan andere soorten vrijwilligerswerk. Het feit dat taakcombineerders naast hun baan en hun zorgtaken ook nog vrijwilligerswerk doen, kan ook op een andere manier duiden op een verband met hun persoonlijke situatie. Ze hebben al veel te doen en hebben niet het gevoel veel tijd voor zichzelf te hebben. Ze moeten ergens hun ontspanning vandaan halen. Dus is ontspanning een belangrijk aspect van het vrijwilligerswerk dat ze doen. Ze kiezen bovendien voor vrijwilligerswerk dat ze iets zegt: het doel van de organisatie is belangrijk. Als je niet veel tijd hebt, ga je niet ook nog eens iets doen wat je maar zozo vindt. Zou dat de relatief hoge deelname aan levensbeschouwelijk vrijwilligerswerk kunnen verklaren? Ze zijn dan ook tevreden. Over wat ze doen en over de organisatie. Er zijn geen ontevreden taakcombinerende vrijwilligers – bijna niet. Ze hebben zich dan ook vaak zelf aangemeld – en kennelijk raak geschoten. Vooral de half-om-halfverdieners: bijna de helft. In zijn algemeenheid melden vrijwilligers zich net wat minder vaak zelf aan: 23% tegen 32% van de taakcombineerders. Maar vaker is toeval de bepalende factor. Ruim de helft van alle taakcombinerende vrijwilligers is er ‘toevallig ingerold’ of is gevraagd. Daar ligt een aanzienlijk verschil met de totale bevolking. Gevraagd worden is voor vrijwilligers in zijn algemeenheid vaak aanleiding voor vrijwilligerswerk (66%), terwijl maar 33% van de taakcombinerende vrijwilligers is gevraagd.
16
Waarom vrijwilligerswerk?
Hoofdstuk 2
H O E K O M E N TA A K C O M B I N E E R D E R D E R S A A N V R I J W I L L I G E R S W E R K ?
6% 3%
5% 32%
22% ■ zelf aangemeld ■ gevraagd
33%
■ toevallig ingerold ■ via via ■ zelf opgezet ■ anders
Hoofdstuk 2
Waarom vrijwilligerswerk?
17
Het juiste evenwicht H AT I C E B Ö L E K ( 3 3 ) getrouwd, twee kleine kinderen: Sarah (4) en Kerim (bijna 3) BAAN ■
beleidsmedewerker emancipatieontwikkeling (32 uur in vier dagen)
VRIJWILLIGERSWERK ■
schrijft feuilleton voor het Joki-krantje, het kwartaalblad van het kinderdagverblijf van haar zoon, eens per kwartaal een redactievergadering en haar stukje schrijven.
HUISHOUDEN ■
18
Interview
doet ze samen met haar man
Uit ervaring weet Hatice dat het belangrijk is om niet teveel hooi op je vork te nemen. In haar studietijd was ze al actief in diverse Turkse organisaties. Het viel later ook met haar werk te combineren. Maar toen ze in Zoetermeer ging werken werd de reis langer. Bovendien kreeg ze een vriend. Het werd haar teveel tijdens haar zwangerschap. Toen de kinderen kwamen, is ze radicaal gestopt. “Met kinderen wordt je leven anders,” zegt ze. Wat losse dingen wilde ze nog wel doen, maar ze wilde niet meer zo gebonden zijn aan die structurele wekelijkse bijeenkomsten. Maar de vraag eens een training op te zetten bijvoorbeeld, kwam niet. Wel bleven ze aan haar trekken voor een bestuursfunctie. Ze zegt: “Als je bezwijkt voor de druk die op je uitgeoefend wordt, heb je kans dat je het op een gegeven moment totaal zat bent en dan doe je helemaal niks meer. Dan hebben ze helemaal niks meer aan je.” Hatice streeft heel bewust naar het juiste evenwicht in haar leven. Op de eerste plaats komt haar gezin, op de tweede plaats haar sociale contacten en op de derde plaats haar vrijwilligerswerk. Haar baan fietst daar een beetje tussendoor. Soms vraagt die wat meer aandacht, soms weer wat minder. Haar huidige vrijwilligerswerk past het best in haar leven van nu. Zo houdt ze genoeg tijd over voor haar kinderen, partner en sociale contacten. Waarom doet ze eigenlijk vrijwilligerswerk – omdat ze er zo van geniet? “Jazeker, het is leuk! Dat gun je toch iedereen. En er is zo’n grote keuze in vrijwilligerswerk, er is voor iedereen wel iets te vinden. Maar het is ook nuttig. Eigenlijk zou iedereen het moeten doen, om een steentje bij te dragen.” Maar Hatice voelt zich ook persoonlijk aangesproken: “Ik ben een allochtone vrouw,” zegt ze, “wij zijn óók actief!” Maar het zou wel fijn zijn als vrijwilligersorganisaties wat meer rekening houden met de mensen die ze als vrijwilliger willen. Zij liep toen ze nog bij een vrouwenorganisatie werkte aan tegen de vergadertijden. Op zondag, je wilt in je weekend toch ook wel eens wat anders? Kinderopvang, dat zou het ook makkelijker maken. Niet dat haar man niet wil oppassen. Hij staat juist pal achter haar vrijwilligerswerk. En aanvaardt binnenkort zelf een vrijwillige bestuursfunctie. Maar ze wil zelf niet altijd maar een beroep op hem doen, hij zit in de eindfase van zijn studie. Zoals het nu gaat, kunnen ze het goed samen regelen. Ze maken niet eens gebruik van buitenschoolse opvang. Eigenlijk wil Hatice ook nog actief worden in een politieke partij. Maar daar wacht ze toch maar mee tot de kinderen wat groter zijn.
Interview
19
Favoriete organisaties
Taakcombineerders lopen niet uit de pas: net als de rest van Nederland doet een derde van hen vrijwilligerswerk. Een derde van deze vrijwilligers heeft tijd om méér vrijwilligerswerk te doen en ruim de helft gaat dat misschien nog
3 20
Favoriete organisaties
wel doen ook. 14% van de mensen daarvan met meer tijd, heeft zich vast en zeker voorgenomen nog actiever te worden. Bij welke organisaties werken ze het liefst?
Hoofdstuk 3
To p 3 Wie vrijwilligers zoekt voor hobbyclubs, buurthuizen, culturele, jongeren- en vrouwenorganisaties, kinderopvang, actiegroepen, ouderen- en zelfhulporganisaties, zal weinig succes boeken onder taakcombineerders. De percentages taakcombineerders op deze gebieden werkzaam als vrijwilliger, zijn marginaal: minder dan 5%. Migrantenorganisaties wekken zelfs een verwaarloosbaar vrijwillig animo, hoewel onder de taakcombineerders ook allochtonen zijn. Sportvereniging, school/onderwijs en kerk of levensbeschouwelijke organisatie zijn de favorieten van de taakcombineerders. Daarnaast wekken organisaties voor zorg & hulpverlening en voor belangenbehartiging, waaronder politiek, vakverenigingen en campagnevoerende organisaties, interesse. Ze worden op de voet gevolgd door bewonerscommissies en buurtverenigingen. Ter vergelijking: de top 3 van alle vrijwilligers samen is Sport, Recreatie en Zorg & Hulp. SOORT VRIJWILLIGERSWERK 1 Sportvereniging 2 School/onderwijs 3 Kerk of levensbeschouwelijke organisatie 4. Organisatie voor zorg of hulpverlening 5. Politiek, campagne, vak- en belangenorganisaties 6 Bewonerscommissie of buurtvereniging 7. Hobbyclub 8. Club- en buurthuiswerk 9. Culturele organisatie 10. Jongerenorganisatie 11. Kinderopvang of peuterwerk 12. Vrouwenorganisatie 13. Actiegroep 14. Ouderenorganisatie 15. Zelfhulporganisatie 16. Migrantenorganisatie 17. Anders
A C T I E V E TA A K C O M B I N E E R D E R S * 30% 30% 20% 10% 10% 9% 5% 5% 5% 4% 3% 2% 1% 1% 1% 17%
* meer antwoorden mogelijk Hoofdstuk 3
Favoriete organisaties
21
Half-om-halfverdieners: vrijwilligerswerk op school Maar zo is het niet voor alle groepen. Allemaal noemen ze dezelfde top 3. Maar daarin liggen de verhoudingen anders. Uitschieters zijn vrijwilligerswerk op school en voor sportverenigingen. Van de half-om-halfverdieners - jong, goed verdienend en met kleine kinderen - is 40% actief op school. Eigenlijk ligt dat voor de hand: ze hebben kinderen in de basisschoolleeftijd. Hun belangstelling voor sportverenigingen en vrijwilligerswerk in kerkelijk of levensbeschouwelijk werk liggen duidelijk onder het gemiddelde. Interesse voor zorg & hulp liggen ook ver beneden gemiddeld. Half-om-halfverdieners doen bijna allemaal uitvoerend vrijwilligerswerk. Dat betekent: ze zijn voorleesouder, ze brengen het voetbalelftal naar een uitwedstrijd e.d. Alleen bestuurlijk actief zijn maar enkelen. Dat geldt overigens voor alle taakcombineerders. Ze vergaderen misschien al genoeg in hun baan. Dat wil ook weer niet zeggen dat ze bestuurlijke functies helemaal links laten liggen. Een derde van de half-om-halfverdieners doet ook iets op bestuurlijk niveau.
HALF-OM-HALFVERDIENERS
40% 48%
12%
■ uitvoerend ■ bestuurlijk ■ beide
22
Favoriete organisaties
Hoofdstuk 3
Dubbelverdieners: actief in de sportvereniging Onder dubbelverdieners - wat ouder, zonder geldzorgen en met al iets grotere kinderen - zijn sportverenigingen populair (38%). Op school zijn ze wat minder actief dan gemiddeld. Vroeger was dat anders. Meer dan de helft deed vroeger vrijwilligerswerk op school, maar inmiddels volgen hun kinderen voortgezet onderwijs. Bewonerscommissies & buurtverenigingen en de politiek, campagnevoerende organisaties, vakverenigingen en andere belangenorganisaties zijn met respectievelijk 18% en 16% weer bovengemiddeld aantrekkelijk voor de dubbelverdieners. Relatief veel dubbelverdieners hebben een bestuursfunctie. Een derde is alleen actief in de uitvoering, maar meer dan de helft doet daarnaast nog iets in een bestuur. Omdat ze veel belangstelling voor sportverenigingen hebben, is de kans groter onder hen bijvoorbeeld een voorzitter van een voetbalclub te treffen, of een secretaris van een vereniging van landelijke ruiters.
D U B B E LV E R D I E N E R S
35% 52%
13%
■ uitvoerend ■ bestuurlijk ■ beide
Hoofdstuk 3
Favoriete organisaties
23
Alleenstaande ouders: zorg & hulp en belangenbehartiging zijn interessant Binnen de ‘subtop’ interesseert zorg & hulp de alleenstaande ouders juist weer bovengemiddeld. Bovengemiddelde belangstelling hebben ze ook voor belangenbehartigende organisaties, zoals politiek en vakverenigingen. Hun andere belangstellingsgebieden wijken voor het overige nauwelijks af van het gemiddelde. Meer dan de helft van de alleenstaande ouders doet uitvoerend vrijwilligerswerk. Uitvoerend én bestuurlijk werk doet nauwelijks een derde. Misschien treffen we onder hen weer vaker bijvoorbeeld een bezorger van maaltijden of een baliemedewerker van de plaatselijke dierenbescherming.
A L L E E N S TA A N D E O U D E R S
32% 54% 14% ■ uitvoerend ■ bestuurlijk ■ beide
24
Favoriete organisaties
Hoofdstuk 3
Anderhalfverdieners: méér belangstelling voor zorg & hulp Anderhalfverdieners waren die mensen zonder duidelijk profiel. Tenminste, ze scoren op alle onderdelen ‘gemiddeld’. Dat geldt ook hier. Behalve dat ze op twee terreinen een beetje afwijken. Zij interesseren zich nauwelijks voor bewonerscommissies en belangenorganisaties. In de zorg & hulp zijn echter wat méér vrijwilligers actief dan gemiddeld. Hun belangstelling voor bestuurlijk werk of uitvoerende taken is zoals voor het gros van de taakcombineerders: weinig uitsluitend bestuurlijk, veel alleen uitvoerend en minder uitvoerend naast bestuurlijk. Ook hier zullen we eerder bijvoorbeeld gastvrouwen in het ziekenhuis tegenkomen, of barmedewerkers in een buurthuis.
ANDERHALFVERDIENERS
38% 53%
9%
■ uitvoerend ■ bestuurlijk ■ beide
Hoofdstuk 3
Favoriete organisaties
25
“De blauwdruk van het kostwinnershuishouden voorzag in een ver doorgevoerde rolverdeling, waarbij de huisvrouw zich concentreerde op de zorg voor huishouden en gezin, terwijl de man de kost verdiende. De opkomst van tweeverdienerhuishoudens en alleenwonenden maakte deze rolverdeling minder maatgevend. Het deel van de bevolking van 20-64 jaar […] dat substantiële professionele verplichtingen (> 12 uur arbeid per week) combineert met substantiële huishoudelijke verplichtingen (> 8 uur zorg per week) groeide gestaag van 20% in 1975 tot 38% in 1995. Deze groei is in de periode 1995-2000 niet afgezwakt maar versneld. Het percentage ‘taakcombineerders’ steeg in die periode van 38 naar 40%.” (SCP)
26
Favoriete organisaties
Hoofdstuk 3
V R I J W I L L I G E R S W E R K D O O R A L L E TA A K C O M B I N E E R D E R S V E R G E L E K E N
sport school/onderwijs kerk/levensbeschouwing zorg & hulp campagne/belangen bewonerscommissie hobby buurthuiswerk cultuur jongeren kinderopvang ■ totaal vrouwen
■ dubbelverdieners ■ half-om-halfverdieners
actiegroep
■ anderhalfverdieners ouderen
■ eenoudergezinnen
zelfhulp anders 0
30
60
90
Hoofdstuk 3
120
Favoriete organisaties
150
27
Moeder van het elftal D O R I N E VA N D E B L I N K ( 4 1 ) gescheiden, drie kinderen: Jelle (14), Hidde (11) en Iris (7) BAAN ■
medisch analist aan de universiteit (24 uur, binnenkort 32 uur in vier dagen)
VRIJWILLIGERSWERK ■
coach van het elftal van Hidde bij hockeyclub Spitsbergen, per week minimaal drie uur
■
organisator op ad hoc-basis voor de éénouderclub VVE
HUISHOUDEN ■
28
Interview
regelt alles zelf
Het gebrek aan spontaniteit in haar leven, dat stoort Dorine van de Blink wel eens. “Je moet alles zo vooruit plannen.” Maar dat is misschien het lot van een alleenstaande ouder. ’s Avonds is ze doorgaans thuis, voor de kinderen. Behalve als ze eens in de maand met haar vaste clubje van de VVE (Vriendschap Vrije tijd Eénouders) gaat eten. Daarnaast zijn de kinderen eens per twee weken twee dagen bij hun vader. Ze is nu anderhalf jaar lid van de VVE en ze geniet ervan. Vroeger dacht ze: “Dat heb ik niet nodig, zo’n club.” Daar is ze van teruggekomen. Af en toe wordt ze gebeld door het regiobestuur met de vraag, of ze een uitje wil organiseren. Dat komt dan in het verenigingsblad en dan kun je daar op intekenen. Het vrijwilligerswerk dat haar elke week minimaal drie uur in beslag neemt is het coachen van haar zoons hockeyelftal. Daarnaast heeft ze zo’n drie keer per jaar een vergadering. Tot haar taak rekent ze ook het bellen met andere ouders om te regelen wie de kinderen halen en brengen. Dat is nog niet eens zo’n eenvoudige klus, want de meeste ouders willen niet te ver omrijden om andere kinderen mee te nemen. Nu fungeert zij zo ongeveer als de moeder van het elftal, elke zaterdag. Soms neemt een vaste vervanger het over, als Dorine bereikbaarheidsdienst heeft voor haar werk. Ze geeft spelaanwijzingen, maar zorgt ook dat er iets te eten en te drinken is voor de spelertjes. Ze moedigt ze aan, troost en plakt pleisters. Volgend jaar wil ze het elftal van Iris gaan coachen. Die kleintjes, dat vindt ze zo leuk. Iris verheugt zich er enorm op. Dan hoeft ze ook niet meer telkens naar vrienden of kennissen als haar broers team een uitwedstrijd heeft. Dorine regelt die opvang zelf, zo wil ze het. Ze verwacht het niet van de club, want – waar haal je dáárvoor dan weer de mensen vandaan. Wat ze wel prettig had gevonden, was betere begeleiding. Ze heeft wel twee coachcursussen gevolgd, maar ze had ook behoefte aan een aanspreekpunt. Vrijwilligerswerk is leuk om te doen. Coachen doet ze nu vier jaar. Vroeger was ze voorlees-, klus- en computermoeder op school. Mensen kunnen wel eens wat voor elkaar doen, zegt ze. Dat gebeurt al zo weinig. Op haar werk had ze het er een keer over. Ze was verbluft toen ze merkte dat helemaal niemand van haar collega’s vrijwilligerswerk deed. Ze deden alleen maar dingen voor zichzelf. Sport, hobby’s. Maar vrijwilligerswerk? “Nooit over nagedacht!” zeiden ze. “Wat moet je dan doen?”
Interview
29
Tijd voor vrijwilligerswerk
Het idee een druk leven te hebben, maar wel op regelmatige basis vrijwilligerswerk doen. Op wisselende tijdstippen, met een lichte voorkeur voor doordeweekse avonden. Dat typeert de gemiddelde taakcombineerder die
4 30
Tijd voor vrijwilligerswerk
vrijwilligerswerk doet. De vier specifieke groepen taakcombineerders blijken daar allemaal nog iets eigens aan toe te voegen.
Hoofdstuk 4
Dagindeling Een taakcombineerder doet wekelijks gemiddeld bijna anderhalf uur vrijwilligerswerk. Hierbij zijn ook de taakcombineerders geteld die géén vrijwilligerswerk doen.Ter vergelijking: dat is ongeveer evenveel als ze besteden aan uitgaan, spelen met de kinderen, het volgen van onderwijs en verzorging van anderen (niet de kinderen) binnen het gezin. Sociale contacten nemen bijna vier keer zoveel tijd in beslag en het huishouden maar liefst acht keer. De baan kost gemiddeld bijna vierendertig uur. Van de 35% taakcombineerders die vrijwilligerswerk doen ligt het weekgemiddelde besteed aan vrijwilligerswerk op bijna vijf uur. Evenveel als alle andere vrijwilligers er gemiddeld aan besteden. Dat is opvallend, want in hun eigen beleving hebben taakcombineerders een druk leven. 40% zegt zelfs: “mijn leven is héél druk”. Kennelijk is de druk die ze voelen geen belemmering om vrijwilligerswerk te doen. Harde cijfers zijn er niet, maar een algemeen patroon lijkt te zijn dat het meeste vrijwilligerswerk op doordeweekse avonden plaatsvindt. Dat zien we ook bij de taakcombineerders. Meestal doen ze vrijwilligerswerk in de avonduren. Overdag moeten ze natuurlijk vaak werken. Het weekend is ook vrije tijd, maar weinig taakcombineerders doen alleen dan vrijwilligerswerk. Soms gaat het niet anders, bijvoorbeeld als je scheidsrechter bent bij het zaterdagvoetbal. Bijna de helft doet alleen op doordeweekse dagen vrijwilligerswerk, maar toch nog tegen de 40% doet én door de week én in het weekend vrijwilligerswerk. De helft tot driekwart doet op regelmatige basis vrijwilligerswerk. Ruim de helft doet dat op wisselende tijden. Hun vrijwilligerswerk is daarvoor blijkbaar flexibel genoeg georganiseerd.
Hoe verdelen de vier verschillende groepen hun tijd over vrijwilligerswerk? ’s Av o n d s a c t i e f , o p w i s s e l e n d e t i j d e n : d e d u b b e l v e rd i e n e r s Van de dubbelverdieners doet precies 35% vrijwilligerswerk. Voor het overgrote deel is vrijwilligerswerk méér dan iets voor af en toe. Bijna driekwart van hen doet het dan ook regelmatig. Bijna de helft daarvan doet het niet op vaste tijden en een dikke 60% is vooral ’s avonds actief. Minder dan 10% werkt overdag als vrijwilliger en de rest doet het soms overdag en soms ’s avonds. Soms in het
Hoofdstuk 4
Tijd voor vrijwilligerswerk
31
weekend en soms doordeweeks of uitsluitend doordeweeks. Alleen in het weekend vrijwilligerswerk doet maar 16% van de dubbelverdieners. De hoeveelheid tijd die naar vrijwilligerswerk gaat, varieert van twee uur per week tot meer dan acht uur. De dubbelverdieners kennen geen ‘vrijwilligers-workaholics’. Twee uur vrijwilligerswerk per week kent ongeveer evenveel liefhebbers als acht uur en meer. Bijna allemaal zijn ze van plan om met hun vrijwilligerswerk door te gaan. Een kwart van de dubbelverdieners heeft zelfs nog wel meer tijd voor vrijwilligerswerk. Maar of ze nu meer tijd hebben of niet, de helft van de dubbelverdieners heeft helemaal geen zin in nog meer vrijwilligerswerk. Dubbelverdieners hebben dan ook het gevoel dat ze een heel druk tot redelijk druk leven hebben, waarin ze wel wat, tot weinig tijd voor zichzelf hebben.
D U B B E LV E R D I E N E R S : W A N N E E R I N D E W E E K E N W A N N E E R O P D E D A G
9% 29%
46% 38%
■ door de week
16%
32
Tijd voor vrijwilligerswerk
62%
■ overdag
■ weekend
■ ‘s avonds
■ beide
■ wisselend
Hoofdstuk 4
Minder uren voor vrijwilligerswerk en wat vaker overdag: de half-om-halfverdieners Dat geldt ook voor de half-om-halfverdieners. Het merendeel vindt zijn leven nogal druk en echt veel tijd voor zichzelf is er niet. Toch zegt bijna 40% dat er nog wel wat vrijwilligerswerk bij zou kunnen en bijna iedereen is min of meer van plan door te gaan. Ook ongeveer 40% vindt dat ze wel genoeg vrijwilligerswerk doen. Het aandeel van de half-om-halfverdieners in het vrijwilligerswerk is ook ongeveer een derde, maar de tijd die ze eraan besteden is minder evenwichtig verdeeld. Ze doen relatief vaak maximaal twee uur per week aan vrijwilligerswerk. Ze verdelen het wel net zo over de week als de dubbelverdieners: meestal doordeweeks of doordeweeks én in het weekend – maar weinig alléén in het weekend. Bij hen ligt de nadruk wel wat meer op de dag. Ook zij doen het meeste vrijwilligerswerk ’s avonds, maar in hun geval is dat, met 42%, maar 10% meer dan degenen die alleen overdag actief zijn. En maar 15% meer dan degenen die én overdag én ’s avonds vrijwilligerswerk doen. Ook van de vrijwillige half-om-halfverdieners doet het merendeel regelmatig vrijwilligerswerk, op wisselende tijden.
HALF-OM-HALFVERDIENERS: WANNEER IN DE WEEK EN WANNEER OP DE DAG
27% 38%
47%
32%
41% 15%
■ door de week
■ overdag
■ weekend
■ ‘s avonds
■ beide
■ wisselend
Hoofdstuk 4
Tijd voor vrijwilligerswerk
33
Z e g a a n d o o r, m a a r w i l l e n n i e t n o g m e e r : d e a n d e r h a l f v e rd i e n e r s Wisselende tijden, ’s avonds en niet alleen in het weekend. Dat geldt voor anderhalfverdienende vrijwilligers. Ook zij doen voornamelijk op regelmatige basis vrijwilligerswerk. Bij hen is de bestede tijd weer wat evenwichtiger verdeeld. Het aantal anderhalfverdieners dat maximaal twee uur per week vrijwilligerswerk doet, is maar iets meer dan het aantal dat minimaal acht uur vrijwillig actief is. Ook zij ervaren hun leven als nogal druk en hebben niet het gevoel dat ze heel veel tijd voor zichzelf hebben. Twee derde heeft geen tijd voor nog meer vrijwilligerswerk, maar slechts de helft wil ook absoluut niet meer vrijwilligerswerk doen. De rest valt misschien wel over te halen. Ze gaan wél door met het vrijwilligerswerk dat ze al doen.
ANDERHALFVERDIENERS: WANNEER IN DE WEEK EN WANNEER OP DE DAG
22% 31%
33% 52%
15%
34
Tijd voor vrijwilligerswerk
47% ■ door de week
■ overdag
■ weekend
■ ‘s avonds
■ beide
■ wisselend
Hoofdstuk 4
ANDERHALFVERDIENERS: WANNEER IN DE WEEK EN WANNEER OP DE Ontspannen vrijwilligers: alleenstaande ouders Alle taakcombineerders zijn van plan om het vrijwilligerswerk dat ze doen, voort te zetten. Ook de alleenstaande ouders. Evenveel alleenstaande ouders doen maximaal twee uur vrijwilligerswerk per week als minimaal acht. Qua regelmaat en tijdstippen, krijgen we van hen eenzelfde beeld als van de andere taakcombineerders. De meesten doen regelmatig vrijwilligerswerk op wisselende tijdstippen en weinig in het weekend. Alleen zijn ze niet zo specifiek wanneer ze vrijwilligerswerk doen. De meesten zowel ’s avonds als overdag. Van de overigen doet de ene helft het overdag en de andere ’s avonds. Ook zij ervaren hun leven als druk en hebben over het algemeen het gevoel weinig tijd voor zichzelf te hebben. Al zeggen alleenstaande ouders iets vaker dan de andere taakcombineerders, dat ze juist veel tijd voor zichzelf hebben. Voor meer vrijwilligerswerk heeft tweederde van hen geen tijd – maar daarvan laat de helft zich misschien toch overhalen.
A L L E E N S TA A N D E O U D E R S : W A N N E E R I N D E W E E K E N W A N N E E R O P D E D A G
27% 43% 43%
43%
30% 14%
■ door de week
■ overdag
■ weekend
■ ‘s avonds
■ beide
■ wisselend
Hoofdstuk 4
Tijd voor vrijwilligerswerk
35
“Mensen tussen de 18 en 65 jaar brengen in 1997 ongeveer tien uur per dag door met slapen, aankleden en wassen en eten. Zij besteden iets meer dan drie uur per dag aan betaald werk. Het volgen van onderwijs en het maken van huiswerk neemt ruim een halfuur in beslag. Nog eens tweeënhalf uur besteden zij aan huishoudelijk en onderhoudswerk en boodschappen doen. Verzorging van andere personen kost gemiddeld drie kwartier, waarbij de meeste tijd opgaat aan het verzorgen van en spelen met de kinderen. Vrijwilligerswerk neemt nog geen kwartier van de dagelijkse tijd in beslag, reizen drie kwartier. […] Vrije tijd […] is gemiddeld vijf uur en drie kwartier per persoon per dag. Deze tijd wordt vooral doorgebracht met televisiekijken, lezen, sporten en contacten met familie en vrienden.” (CBS Index, mei 2000)
36
Tijd voor vrijwilligerswerk
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4
Tijd voor vrijwilligerswerk
37
Handen en voeten aan je geloof R I E N T I M M E R ( 3 7 ) , getrouwd met Anneke Thie (36), ze hebben een dochter, Yanthi (6) en een zoon, Risal (31/2) BAAN ■
Rien werkt bij een vakbond als penningmeester (32 uur, in vier dagen)
■
Anneke is loopbaanadviseur bij een financiële dienstverlener (24 uur, in drie dagen)
VRIJWILLIGERSWERK ■
Rien is penningmeester van de diaconie van de hervormde/gereformeerde kerk (vier avonden per maand)
■
Anneke is voorzitter van de ouderraad van het kinderdagverblijf en lid van de ouderwerkgroep Belangen Vereniging Kleine Mensen
■
Rien en Anneke doen daarnaast op ad hocbasis dingen voor de kerk en voor school
HUISHOUDEN ■
Anneke en Rien verzorgen samen het huishouden en de kinderen
■
Yanthi en Risal worden maximaal drie dagen in de week door anderen opgevangen
38
Interview
Ze hebben elkaar als student leren kennen, vertelt Rien, toen Anneke en hij als vrijwilliger actief waren voor de faculteitsvereniging. Inmiddels zijn ze afgestudeerd, getrouwd en hebben twee kinderen. Vrijwilligerswerk doen Anneke en Rien nog steeds. Ze werken beiden in deeltijd. “Je kiest samen voor kinderen,” zegt Rien, “dan voed je ze ook zelf op.” Wat brengt Rien tot vrijwilligerswerk? Hij vat het samen in vier punten: hij voelt zich medeverantwoordelijk voor de samenleving. Dat breng je ook op je kinderen over door te laten zien dat je niet alleen maar voor geld iets voor anderen doet. Het is voor hem bovendien een manier om, zoals hij het uitdrukt, ”handen en voeten te geven aan je geloof”. Je verbreedt daarnaast je horizon, want dingen die je beroepsmatig niet kunt verwezenlijken, kan door middel van je vrijwilligerswerk wel. Zelf heeft hij bijvoorbeeld als bijvak ontwikkelingseconomie gestudeerd. Bij de vakbond doet hij daar weinig mee. Maar hij kon het goed gebruiken toen hij voor de diaconie naar Zuid-Afrika ging. Tenslotte is er nog een heel praktisch motief: via vrijwilligerswerk leer je mensen kennen. Dat helpt als je nieuw ergens komt wonen. Het heeft hem en Anneke in elk geval geholpen bij hun inburgering in Leiden. Hij doet al zo lang vrijwilligerswerk, dat hij eigenlijk niet beter weet. Als jochie van acht liep hij al met het busje van de zending. Het is niet zijn ervaring dat mensen tegenwoordig geen zin meer hebben in vrijwilligerswerk. Kerkbezoek vinden ze soms niet meer belangrijk, maar iets concreets doen voor een ander doen ze graag. Het enige waar ze moeilijk voor te porren zijn, is vergaderen. Rien zelf loopt er ook wel tegenaan. De vergaderingen beginnen te vroeg. Om acht uur is hij nog niet klaar, dus komt hij maar structureel te laat. Want de oudere deelnemers willen niet later beginnen. Hij signaleert ook, dat veel mensen de ambtstermijnen voor een bestuursfunctie te lang vinden. Wat meer flexibiliteit van de organisatie zou niet gek zijn. Rien zelf houdt ook van concrete resultaten. Taaie overlegstructuren zijn niets voor hem. Bovendien moet de sfeer binnen de organisatie goed zijn. En het is belangrijk om af en toe nee te zeggen – al is dat soms wel moeilijk.
Interview
39
Potentiële vrijwilligers
Taakcombineerders zijn waardevolle vrijwilligers, gezien hun achtergrond en vaardigheid om verschillende taken te combineren. Ze hebben een baan. Ze hebben vaak kinderen. Ze staan midden in het leven.
5 40
Potentiële vrijwilligers
Hoofdstuk 5
Niet allemaal zijn ze te porren voor vrijwilligerswerk. Maar sommigen kunnen over de streep worden getrokken.
Nogmaals: tijd Taakcombineerders die op het moment geen vrijwilligerswerk doen, zijn er in de toekomst misschien wel voor te porren. Het grootste deel misschíen (wel 40%) - en een klein deel vast en zeker. Maar ze zien op tegen de tijd die het kost of tegen een vast aantal uren. Je zou zeggen, als mensen eenmaal vrijwilligerswerk doen, dan gaan ze er ook mee door. Dat geldt in elk geval voor de taakcombineerders die het nu doen. Die zijn bijna allemaal van plan om ermee door te gaan. Kennelijk is dat niet altijd zo geweest. Meer dan de helft van alle taakcombineerders die nu geen vrijwilligerswerk doen, hebben dat vroeger wel gedaan. Maar tijd was de beperkende factor. Dat was de reden om te stoppen.
Nieuwe krachten Wat mogen we verwachten van degenen die er over denken vrijwilligerswerk te gaan doen? Wat zouden ze willen? Ziet het plaatje van de eventuéél gegadigden er net zo uit als dat van hun vrijwillige evenknie? Niet helemaal. Maar we moeten ook bedenken, dat ze zeggen wat ze wel leuk lijkt. Zulke uitspraken hebben geen bindend of verplichtend karakter. School of onderwijs wekt bij hen het meeste enthousiasme, op afstand gevolgd door sport en hulp & zorg. Vrijwilligerswerk voor een levensbeschouwelijke organisatie of kerk is voor hen een middenmoter. Hun ‘motieven-top 3’ bevat wel dezelfde elementen als die van degenen die nu vrijwilligerswerk doen: doel van de organisatie, ontspanning en contact. Alleen de verhouding is anders. Elk van die motieven geldt voor de helft van de al actieve vrijwilligers. Maar de potentiële vrijwilligers noemen contact veel vaker (66%). Twee keer zo vaak als ontspanning en twee keer zo vaak als het doel van de organisatie. Maar dit alles wordt nogal gerelativeerd als je ziet op welke termijn ze denken vrijwilligerswerk te gaan doen. Een kwart denkt aan een termijn van minimaal tien jaar en nog eens een dikke 10% heeft niet eens een idee wanneer. Blijft over: het deel dat zichzelf toch wel binnen tien jaar als vrijwilliger aan de slag ziet gaan. De helft daarvan, dat is 30% van het potentieel, denkt binnen nu en drie jaar.
Hoofdstuk 5
Potentiële vrijwilligers
41
Nou én! Moeten we rekening houden met de ideeën over vrijwilligerswerk van taakcombineerders die nu geen vrijwilligerswerk doen? Cijfermatig heeft het weinig zin. Taakcombineerders vormen een deel van de beroepsbevolking. Tweederde deel van hen doet geen vrijwilligerswerk. Daar weer eenderde deel van peinst er ook niet over het ooit te gaan doen. Het resterende deel gaat misschien ooit vrijwilligerswerk doen. Minder dan een derde al over maximaal drie jaar, maar een kwart niet binnen tien jaar –misschien. Dat is allemaal wel erg marginaal. Aan de andere kant moeten we de ideële component niet uit het oog verliezen. Oorspronkelijk ging het om een evenwichtiger verdeling van arbeid- en zorgtaken over vrouwen en mannen. Daarvoor is het combinatiescenario bedacht, dat voorziet in een baan en zorg voor man én vrouw. De vraag was of de koers weg van het ouderwetse kostwinnersmodel naar het moderne combinatiescenario nog wel ruimte liet voor vrijwilligerswerk. Belangrijk voor de samenleving, die baat heeft bij het werk dat drie miljoen vrijwilligers verzetten. Maar ook voor de mensen zelf. Omdat vrijwilligerswerk waardevol is, omdat het steeds weer leuke, nieuwe ideeën genereert. Omdat je er iets van jezelf in kwijt kunt.
42
Potentiële vrijwilligers
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 5
Potentiële vrijwilligers
43
Je verbreedt je eigen perspectief T O N VA N O O I J E N ( 3 4 ) alleenstaand, geen kinderen BAAN ■
beleggingsanalist bij een bank in Amsterdam (40 uur per week, maar in de praktijk is het meer)
VRIJWILLIGERSWERK ■
voor de Stichting Buitenland Oud-West: elke week een belastingspreekuur (drie uur), bestuurslid (vergadert eens per maand), lid van dossiercommissie (controleert de ingevulde belastingpapieren, als extra vangnet voor fouten)
■
verzorgt zieke kinderen in het Rode Kruishuis Mappa Mondo (een keer per jaar, tijdens de week rond kerstmis)
HUISHOUDEN ■
44
Interview
Ton verzorgt zelf zijn huishouden
Of Ton een idealist is. “Nee.” Wat dan wel? “Weet ik niet!” Dat een financieel expert in zijn vrije tijd belastingpapieren invult, daar kun je je iets bij voorstellen. Maar zorgen voor zieke kinderen? “Mijn zus deed daar al vrijwilligerswerk,” zegt hij. Door haar is hij ermee in contact gekomen. Of hij het niet ook eens een weekje wilde proberen. In Mappa Mondo wonen zeer ernstig zieke kinderen. De bedoeling is hen een zo normaal mogelijk leven te laten leiden. De dagelijkse zorg wordt geboden door vrijwilligers, elke week een nieuwe ploeg. Ton kiest de week rond kerstmis, dan heeft hij vrij. Waarom doet hij dit vrijwilligerswerk? “Zelf ben ik nooit ernstig ziek geweest,” zegt hij. Hij vindt het leuk om eens met een hele andere wereld in aanraking te komen dan het harde geldwezen. En kinderen zijn leuk. Hoe ziek ze ook zijn, het blijven kinderen. Ze proberen je uit, je moet ook gewoon streng tegen ze zijn. De eerste keer vond hij dat niet zo goed gelukt. “Kan ik ’t beter?” vroeg hij zich af en ging het jaar daarop terug. Ton doet ook vrijwilligerswerk voor de Stichting Buitenland Oud-West. Amsterdam Oud-West is de buurt waar hij woont. Vooral de bestuursvergaderingen elke maand vragen wel eens wat van zijn uithoudingsvermogen. Aan de andere kant bieden ze de kans mee te praten en dat vindt Ton ook belangrijk. Het leuke van zijn werk voor deze stichting is dat je in contact komt met mensen en dat je ze kunt helpen. Het doel van de stichting is mensen van buitenlandse komaf hulp te bieden in de Nederlandse bureaucratie. Bijvoorbeeld via het belastingspreekuur, dat Ton nu al zo’n tien jaar doet. Je voegt vanuit je eigen deskundigheid iets toe én verbreedt je eigen perspectief. Vrijwilligerswerk is voor Ton een manier om anderen te laten meedelen in zijn weelde. Hij vindt dat hij geboft heeft met zijn goede opleiding. Anderen mogen daar best van meeprofiteren Eigenlijk doet hij het liefst heel concreet werk, zoals die belastingpapieren. Hij houdt niet van al die organisatorische rompslomp. Zijn keuze voor een kleinere organisatie is heel bewust. Daar kun je nog zelf de controle houden; daar heeft hij duidelijke kaders, waarbinnen hij zelf invulling kan geven aan zijn werk. Wat het werk ook leuk maakt, is de goede sfeer. Hij werkt plezierig samen met zijn vrijwillige collega’s. Maar vrienden maken, wat voor sommigen een motief is voor vrijwilligerswerk, dat hoeft nou ook weer niet. “Ik heb mijn eigen sociale leven!”
Interview
45
Inspelen op een nieuwe manier van leven
Wat willen taakcombineerders van vrijwilligerswerk? In aanvulling op het onderzoek heeft sVM vier miniconferenties belegd en bijna vijftig taakcombineerders gesproken over hun wensen en behoeften.
6 46
Zo hadden we ook de kans om alleenstaande taakcombineerders zonder kinderen aan het woord te laten. Deze groep was door de commissie Dagindeling oorspronkelijk niet meegenomen. De miniconferenties geven ons informatie over wensen en behoeften die gericht zijn op vrijwilligersorganisaties.
Inspelen op een nieuwe manier van leven
Hoofdstuk 6
Tijd is niet objectief Sommige vrijwilligers zeggen simpelweg “ik heb tijd over,” als hen gevraagd wordt waarom ze vrijwilligerswerk doen. Tijd is daarmee een reden om vrijwilligerswerk te doen. Maar het is evenzeer een reden om het niet te doen of om ermee op te houden. Of te veranderen. Tijd heeft bepaald geen eenduidige betekenis. Tijd is geen objectief gegeven. Het gaat er niet om of taakcombineerders tijd hébben; ze blijken tijd te némen. De keuze voor vrijwilligerswerk betekent voor mensen die met tijd moeten woekeren, goed regelen en bewust kiezen. Daarbij spelen de eisen die ze stellen aan hun vrijwilligerswerk de hoofdrol. Vrijwilligerswerk wordt (meestal) aangeboden door een organisatie. De verwachtingen die men heeft van de organisatie zijn dus van betekenis voor de motivatie voor vrijwilligerswerk. Maar de organisatie is niet allesbepalend voor de motivatie. Vrijwel iedereen voert ook een praktische en ideële motivatie aan om vrijwilligerswerk te doen. Bovendien is er de invloed van thuis en van het betaalde werk.
Thuis Het thuisfront heeft op bijna alle denkbare manieren invloed op iemands vrijwilligerswerk. Van partners die zeggen “ben je nu alwéér weg?” of die als vanzelfsprekend taken thuis overnemen, tot partners die met elkaar in competitie gaan wie het meeste, het nuttigste, het moeilijkste, het leukste vrijwilligerswerk doet. En als er kinderen zijn is het niet anders: van “toen de kinderen kwamen hield ik op met mijn vrijwilligerswerk” - want het werd te veel, of je hebt dan plotseling heel andere dingen aan je hoofd. Tot “door mijn kind heb ik vrijwilligerswerk leren kennen”, als lid van de oudercommissie van het kinderdagverblijf, als voorleesouder of trainer van de sportclub. Wie past er op de kinderen als vader of moeder vrijwilligerswerk doet? Wie doet de boodschappen, wie stofzuigt het huis? Gemiddeld ontvangen taakcombineerders per week bijna viereneenhalf uur hulp van buiten voor de kinderen en bijna een uur voor het huishouden. Dat zou je kunnen uitbreiden als dat het doen van vrijwilligerswerk vergemakkelijkt. Maar dan willen ze het wel zelf regelen.
Hoofdstuk 6
Inspelen op een nieuwe manier van leven
47
Wa t k a n d e o r g a n i s a t i e d o e n ? Zeker bij het uitbesteden van de kinderen ligt een grens. Bijna niemand wil dat de vrijwilligersorganisatie bijvoorbeeld kinderen opvangt. “Ze hebben al genoeg problemen om aan nieuwe vrijwilligers te komen en dan krijgen ze dat er ook nog bij!” Maar vooral: “Je hebt geen kinderen om ze door een ander op te laten voeden.” Het enige wat taakcombineerders hierin van hun vrijwilligersorganisatie verwachten, is flexibiliteit. Een vader zegt: “Bij het kinderdagverblijf zijn de avonden heel goed georganiseerd. Maar wanneer je je dan opgeeft voor het helpen bij iets en je wilt je kind meebrengen, kan dat niet want ‘op dinsdag zit ze niet hier’”. Organisaties moeten rekening houden met de mogelijkheden van vrijwilligers. Dat vergt inventiviteit van een organisatie. De organisatie die nu nog zegt – maar dat hebben we altijd zo gedaan, zo ging het toch altijd goed, en niet bereid is na te denken over misschien kortere zittingstermijnen voor bestuursleden, of projectmatig organiseren van de werkzaamheden omdat veel mensen niet meer structureel gebonden kunnen of willen zijn, of het splitsen van functies in kleinere deeltaken, die verliest gewoon z’n taakcombinerende vrijwilligers. Want taakcombineerders kunnen domweg niet schipperen met hun tijd.
Betaald werk Dat komt natuurlijk ook door hun baan. Wat vrijwilligers met een baan van hun werkgever zouden willen, is óók flexibiliteit. Maar alleen als het gaat om een keertje wat eerder vertrekken of wat later komen. Werknemers vinden hun baan belangrijker dan hun vrijwilligerswerk. Veel werkgevers weten niet eens dat er werknemers zijn die vrijwilligerswerk doen. Volgens sommige taakcombineerders gaat hen dat ook niets aan. Andere daarentegen vinden de positieve reacties van collega’s of hun werkgever juist leuk. En vrijwilligerswerk onder werktijd, of zelfs bedrijfsvrijwilligerswerk, op initiatief van de werkgever? Ook hier vinden we weer zeer uiteenlopende reacties. “Zeker om goede sier te maken met een sociaal gezicht!”, zeggen sommigen. Diegenen regelen hun vrijwilligerswerk zelf wel. Daar hoeft (en heeft) hun werkgever zich niet mee te bemoeien. Terwijl anderen er juist weer van genieten wanneer ze op hun werk ook eens met andere dingen bezig kunnen zijn.
48
Inspelen op een nieuwe manier van leven
Hoofdstuk 6
Discrepantie baan en vrijwilligerswerk Maar een baan heeft niet alleen qua tijd invloed op vrijwilligerswerk. Een baan kan de discrepantie met vrijwilligerswerk pijnlijk duidelijk maken als de efficiency binnen de vrijwilligersorganisatie veel te wensen overlaat. Zoals een voormalige vrijwilliger van een lokaal Comité Zuidelijk Afrika illustreert: “Het ging steeds om de organisatie zelf, wie gaat op de stand staan, eindeloze vergaderingen e.d. Zuiver navelstaren, een inhoudelijke discussie ontbrak totaal. Volgens mij wisten ze niet eens waar Zuidelijk Afrika ligt!”. Of deze vrijwilliger, die de administratie van een organisatie voor haar rekening had genomen: “De penningmeester ging zich ermee bemoeien. Dingen werden dubbel gedaan, bepaalde brieven schrijven bijvoorbeeld, of zaken bewaren. Andere dingen gebeurden daardoor juist weer helemaal niet.”
Maar het moet wel leuk blijven Hoe kan een vrijwilligersorganisatie genoeg kwaliteit bieden om aantrekkelijk te zijn voor mensen met weinig tijd? De organisatie moet goed georganiseerd zijn! Dat betekent: zaken moeten goed geregeld en gestructureerd zijn. Duidelijke afspraken, die nagekomen moeten worden. Er moet bijvoorbeeld een vervangingsregeling zijn. Men verwacht een goede informatievoorziening op allerlei terrein, een realistische, haalbare doelstelling en - visie. Taakcombineerders verwachten, kortom, professionaliteit van hun vrijwilligersorganisatie. Maar ook weer niet té. Want het moet ook weer geen tweede baan worden, dat vrijwilligerswerk. Het moet leuk blijven. Dat wil zeggen: er moet ruimte blijven om een eigen invulling aan je taak te geven. Veel mensen zien vrijwilligerswerk ook een beetje als liefhebberij en bovendien blijken ook voor taakcombineerders de contacten die je hebt met bijvoorbeeld medevrijwilligers een belangrijke inspiratiebron. Deze vrijwilliger zegt het zo: “Zakelijk en resultaatgericht werken is goed, maar ik ben allergisch voor het vastleggen van dingen, want ik wil in vrijwilligerswerk gewoon iets anders doen. Wel goed is om van tevoren duidelijke afspraken te maken.”
Hoofdstuk 6
Inspelen op een nieuwe manier van leven
49
Sfeer Een goede werksfeer is onmisbaar voor taakcombinerende vrijwilligers. Dat ligt natuurlijk in het verlengde van een goed georganiseerde organisatie, maar is iets ‘softer’. Een goede werksfeer betekent voor taakcombineerders collegialiteit van medevrijwilligers en inzet. Zodat het vrijwilligerswerk ergens over gáát. Zodat je samen wat kunt bereiken. Ze willen van hun vrijwillige collega’s eigenlijk hetzelfde als wat ze zelf zeggen mee te brengen: kennis & ervaring, ideeën & enthousiasme (op het sociale vlak) en organisatie & inzet (op het praktische vlak). Waar ze beslist een hekel aan hebben is gemopper, te veel geleuter (eindeloze vergaderingen!), gebrek aan waardering en aan respect voor hun grenzen. Een vrijwilliger: “Kritiek van de mensen uit de vereniging die zelf helemaal niets doen, werkt heel demotiverend.” En een moeder: “Als je op school vrijwilligerswerk doet, wordt je taak al snel steeds meer uitgebreid. Voor je het weet ben je van leesmoeder ineens ook organisator van schoolreisjes etc.” Bijna niets zit taakcombineerders zo dwars als gebrek aan respect voor hun grenzen. Zelf zijn ze vrij goed in het bewaken ervan. Maar “Je moet steeds ‘nee’ zeggen. Je voelt je constant schuldig”, zoals een vermoeide vrijwilliger het uitdrukt. Een ander is gewoon een tijdje radicaal gestopt en is later iets heel anders gaan doen. Omdat ze maar aan haar bléven trekken.
Vr i j w i l l i g e r s v i n d e n e n h o u d e n Taakcombineerders worden bijna nooit gelokt door de mooie woorden in officiële wervingscampagnes van een organisatie. Want als je vraagt hoe vrijwilligers aan hun vrijwilligerswerk zijn gekomen, zeggen ze dat ze zelf het initiatief hebben genomen, via via van dit werk hebben gehoord of persoonlijk vanuit de organisatie benaderd zijn. Anderen zouden ze ook zo over de streep trekken. Ze zouden daarbij zeggen dat het leuk en nuttig werk is. En dat je contacten opdoet. Maar dat zeggen ze natuurlijk alleen als ze het echt zo vinden.
50
Inspelen op een nieuwe manier van leven
Hoofdstuk 6
Wa a r o m v r i j w i l l i g e r s w e r k ? Waarom doen taakcombineerders vrijwilligerswerk? Eigenlijk vinden we geen wezenlijk andere motivatie dan anders: ze vinden het leuk, je leert mensen kennen, je verbreedt je perspectief, je kunt gestalte geven aan je idealen, je wordt geraakt door een misstand en doet er iets aan. Je ziet resultaten en wordt gewaardeerd. Speciaal voor werkenden: het is eens iets anders dan je baan, of juist: het vrijwilligerswerk ligt in het verlengde van je baan. Maar waarom nemen taakcombineerders tijd voor vrijwilligerswerk? Ook daarop horen we verschillende antwoorden. “Ik wil mijn kinderen laten zien, dat je niet alles alleen maar voor geld doet”, “Er is meer in het leven dan alleen maar werken”, “Ik wil ook betrokken zijn bij dat aspect van het leven van mijn kinderen” (als motivatie voor lidmaatschap van de ouderraad op school), “Als vader zaterdags op de ambulance reed, paste ik op de telefoon; ik ben het gewend”, “Ik wilde iets terugdoen” en “Ik voel me maatschappelijk betrokken. Daaraan wil ik uiting geven!”.
Vo o r d e t o e k o m s t Dit alles betekent dat vrijwilligersorganisaties kennis moeten hebben van wat taakcombineerders beweegt vrijwilligerswerk te doen. Sommigen zullen nieuwkomers zijn, maar het gros doet nu al vrijwilligerswerk en gaat daarmee door. Want je kunt inderdaad een baan en zorg voor thuis combineren met vrijwilligerswerk. Wie zoveel taken combineert moet zijn tijd goed verdelen. ‘Tijd’ is geen objectief gegeven. Het gaat er niet om of taakcombineerders tijd hébben, ze blijken tijd te némen. Ook voor vrijwilligerswerk. Maar dan stellen ze wel eisen, aan de activiteiten, aan hun collega’s én aan de organisatie. Door rekening te houden met hun specifieke omstandigheden en behoeften, kunnen we de perspectieven van vrijwilligerswerk door taakcombineerders verbeteren.
Hoofdstuk 6
Inspelen op een nieuwe manier van leven
51
W AT W I L L E N TA A K C O M B I N E E R D E R S VA N H U N V R I J W I L L I G E R S O R G A N I S AT I E ?
■ Een duidelijke taakomschrijving ■ Een adequate sollicitatieprocedure en inwerkperiode met begeleiding ■ Inspraak, onder meer in de inrichting van het werk ■ Duidelijke communicatie tussen organisatie en vrijwilligers ■ Resultaatgerichtheid ■ Geen ellenlange vergaderingen/efficiency ■ Duidelijkheid in verantwoordelijkheden ■ Afspraken, die nagekomen worden ■ Conflictenregeling ■ Waardering ■ Respect voor wensen en grenzen ■ Flexibiliteit ■ Goede, stimulerende werksfeer
52
Inspelen op een nieuwe manier van leven
Hoofdstuk 6
Bijlagen
Bijlagen
53
M e n s e n o n t m o e t e n e l k a a r, niet culturen O v e r t a a k c o m b i n e e rd e r s v a n b u i t e n l a n d s e a f k o m s t In het onderzoek waarop wij ons in deze brochure onder andere baseren, zijn groepen taakcombineerders van buitenlandse afkomst geïnterviewd om een indruk te krijgen van wat er misschien specifiek onder hen over vrijwilligerswerk leeft. Zij zijn echter niet als aparte groep kwantitatief onderzocht. Wat opviel is dat we regelmatig te horen kregen dat vrijwilligerswerk wel iets voor eenzame mensen en werklozen zou zijn. Niet voor mensen die het druk hebben met een baan, familie, het huishouden. Niet zo’n aantrekkelijk imago. Is dat nu iets waar je mee geassocieerd wil worden? Maar dat dat imago niet met de werkelijkheid strookt, blijkt eigenlijk al uit deze brochure. Hier ligt natuurlijk wel een kans, misschien zelfs wel de plicht, om te werken aan een betere beeldvorming. Misschien moeten we al in inburgeringscursussen voorlichting opnemen. Over wat vrijwilligerswerk concreet allemaal te bieden heeft en over hoe vrijwilligersorganisaties werken. Wa t k u n n e n o r g a n i s a t i e s z e l f d o e n ? Onder het motto: Ménsen ontmoeten elkaar, niet culturen, zouden we het volgende ter overweging willen geven: ■ Scheer niet alle allochtonen over één kam. Er is een grote diversiteit in afkomst. ■ Treed mensen tegemoet als individu, niet als lid van een bepaalde bevolkingsgroep. ■ Stel een gemeenschappelijk belang vast en spreek mensen daarop aan: wat kan iemand als persoon (als buurtbewoner, als ouder, als sporter). ■ Voorkom dat culturele afstand een barrière wordt. Interculturaliteit betekent een verschil in inzichten, levensstijlen en vaardigheden. Dat heeft in de praktijk meestal een achterstand tot gevolg ten opzichte van de dominante groep. Wees je bewust van je eigen, ‘vanzelfsprekende’, benadering. ■ Motieven om vrijwilligerswerk te doen komen vaak overeen, soms zijn ze specifiek: gerelateerd aan de migratie. Respecteer én benut de motieven. ■ Pas de mogelijkheden aan: ad hoc-klussen voor organisatiehaters. Er zijn al veel autochtone Nederlanders die niet houden van dat georganiseerde van de Nederlandse samenleving en van het vrijwilligerswerk hier. Veel allochtonen kijken er nog vreemder tegenaan. ■ ‘Pools’ van allochtone vrijwilligers binnen de organisatie zouden een voortrekkersrol kunnen vervullen.
54
Bijlagen
Effectiever inspelen op de moderne taakcombineerder? sVM kan u op verschillende manieren helpen om het aanbod van uw organisatie beter af te stemmen op het leefpatroon van drukbezette mensen. Ons aanbod omvat onder meer: M o t i v e re n d v r i j w i l l i g e r s b e l e i d : Moderne vrijwilligers stellen hogere eisen en verwachten dat u rekening houdt met persoonlijke omstandigheden en ambities. Tijd voor een update van uw vrijwilligersbeleid? Een tweedaagse training of intensiever adviestraject brengt uw geschreven en ongeschreven vrijwilligersbeleid in beeld en legt de basis voor een modern en motiverend vrijwilligersbeleid. Gericht werven van vrijwilligers: De juiste vrijwilliger op de juiste tijd en plaats krijgen, is steeds meer passen en meten. Vanuit een analyse van uw huidige vrijwilligersbestand, leert u potentiële vrijwilligers effectiever benaderen en daarbij communicatiemiddelen gerichter in te zetten (workshop of tweedaagse training). Flexibilisering: Ook mensen met een klein tijdsbudget kunnen vrijwilligerswerk verrichten als u werkzaamheden aan kunt bieden die overzichtelijk zijn in taak en tijd. Hiervoor zijn verschillende instrumenten, zoals: ■ het Flexpakket: een compacte handleiding voor het stap voor stap flexibiliseren van uw werkzaamheden, ■ de Workshop flexibilisering: helpt u op weg bij de toepassing van de principes van flexibilisering in uw eigen organisatie en ■ ‘Schudden, delen, geven’: biedt de mogelijkheid om de taken in uw organisatie in kaart te brengen en spelenderwijs taken te verdelen, met een adviestraject op maat voor de toepassing in uw organisatie. Kijk voor meer informatie op www.svmgroep.nl of bel met sVM, 030 – 233 39 37.
Bijlagen
55
Meer lezen? Bölek, H., H. Neuijen, M. Akkermans, Een wereldcombinatie, twintig allochtone ouders over de combinatie van arbeid en zorg, Emancipatiebureau Gelderland, Arnhem/ ’s-Hertogenbosch, 2001. Breedveld, K., en A. van den Broek, onder redactie van, SCP, Trends in de tijd, een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening, Den Haag, 2001. Dekker, P., onder redactie van, SCP, Vrijwilligerswerk vergeleken, Nederland in internationaal en historisch perspectief, Civil Society en vrijwilligerswerk lll, Den Haag ,1999. Heinsius, J., Basisboek vrijwilligersmanagement, sVM, Bussum, 1998. Heinsius, J., Veelkleurig organiseren, intercultureel management voor non-profit- en vrijwilligersorganisaties, sVM, Utrecht, 1995. Hooghiemstra, B.T.J., J.G.F. Merens, SCP, Variatie in participatie: achtergronden van arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen, Den Haag, 1999. Lindeman, E., Participatie in vrijwilligerswerk, Thesis Publishers ICS, Amsterdam, 1996. Lindo, F., A. van Heelsum en R. Penninx, Op zoek naar eigen kracht, Vrijwilligerswerk en burgerschap onder minderheden, Achtergrondstudie RMO, Rijswijk, 1997.
56
Bijlagen
Nieuwburg, J. van, Vrijwilligerswerk als vrijetijdsbesteding, Recreatie, 20,5, 1982. Niphuis-Nell, M., onder redactie van, SCP, Sociale Atlas van de vrouw deel 4, Veranderingen in de primaire levenssfeer, Rijswijk, 1997. Roelofs, I., Wie werkt er nou vrijwillig? Een onderzoek naar de participatie van allochtonen in het vrijwilligerswerk in algemene welzijnsorganisaties, Utrechtse Wetenschapswinkels voor maatschappijgericht onderzoek, Utrecht, 1997. Van Daal, H. J., en N. Broenink, ‘Intercultureel vrijwilligerswerk, ervaringen en tips’, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht,1998. Van Daal, H. J., Het middenveld als smeltkroes, VerweyJonker Instituut, Utrecht, 2001. Van Daal, H. J., De nieuwe vrijwilligers, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, 1994. Van Daal, H. J., Vademecum allochtonen en vrijwilligerswerk, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, 1995. Wilbrink, I. e.a., Feiten en cijfers: Een overzicht van feiten, cijfers en ontwikkelingen over vrijwilligerswerk in Nederland, NOV/sVM, Utrecht, 1999.
Auteurs:
Ingrid Pool (sVM), Lily Sparnaay Eindredactie:
Nathalie Verdonschot (sVM) Ontwerp: ontwerpburo Suggestie & Illusie, Utrecht Druk: USP bv, Utrecht Fotografie: Speer Fotografie, Amsterdam
© sVM, Utrecht, juni 2002 Overname van informatie uit deze brochure is toegestaan onder voorwaarde van de volgende bronvermelding: stichting VrijwilligersManagement, Utrecht, 2002. Plompetorengracht 19, Postbus 12080, 3501 AB Utrecht tel.: 030 – 233 39 37, fax: 030 – 234 38 39,
[email protected], www.svmgroep.nl
Drukbezet maar toch betrokken Drukbezet, maar tóch betrokken Een baan, zorg voor kinderen en het huishouden, bovendien een sociaal leven en hobby’s – en dan ook nog vrijwilligerswerk. Dat lijkt een onmogelijke combinatie… Maar is het helemaal niet! Een derde van iedereen met een baan en de zorg voor thuis, doet ook nog vrijwilligerswerk. Omdat het leuk is. Omdat er méér in het leven is dan werken. Of omdat de mensen die het doen er, naar eigen zeggen, tijd voor hebben. ‘Tijd hebben’ betekent vaak ‘tijd nemen’ voor vrijwilligerswerk. Maar wie zijn of haar tijd vult met zoveel zaken, die doet dat niet zomaar. Die gaat niet zomaar in zee met elke vrijwilligersorganisatie. Wat er moet gebeuren om deze mensen te motiveren voor vrijwilligerswerk leest u in deze brochure, die gebaseerd is op onderzoek, speciale conferenties en interviews met vrijwilligers uit de praktijk.