Tabel208. Stijging van het nitraatgehalte in spinazie per ton dunne varkensdrijfmest insamenhang met de neerslaghoeveelheid inde laatste 30dagenvandeteelt. Gegevens van vijf proefjaren. mm regen in30 dagen stijging inmg nitraat/kg per ton/ha
39
48
60
84
108
199
100
36
26
2
wijze kunnen interpreteren bij wel of geendrijfmesttoediening. Summary The nitrate content of the three vegetables which werestudiedincreaseas a resultof applications of artificial nitrate and thinpig slurry,but withyearly variations.Thiscouldbe due to a differenceinthe nitratelevelinthesoil,partlyundertheinfluenceofa varyingcomposition of theslurryandthedegreeto which ammonium nitrateislostduringapplication of the slurry. The nitrate level of the vegetables will alsobe affectedby weatherconditions during cultivation. Asiswell-known, duringverysunnysummermonths thenitratelevelin vegetables doesnotincrease by much.Evenwithhighapplications ofslurry, undesirablehighlevelsofnitratewillnotoccur, particularly not if, on the basis of soil tests, fertilisationwith
artificialnitrate is adaptedto the existingnitratein thesoil.In thiswaylettucecanbe 'safely'grownin the summer and endive in the late summer, even afteraslurryapplicationbeforeorafterwinter. According to the trials carried out, this does not applyto spinacheveryyear in spite ofadjustments to the amount of artificial nitrate applied. Insome yearstheN-mineral hadtobeinterpreted differently if slurry was applied. Analysis of the data of the (limited) number of trial years suggests that the nitratecontentof thespinach particularlyrisesasa resultof the slurrynitrateifverylittlerainfallsatthe end of thegrowingperiod.In this case,it looksas though the roots of theplant draw relativelymore benefitfromthenitratein farmyardmanureparticles (table208). Artificial sprinklingcould thenimprove the effect of the artificial nitrate if it is wished to interprettheavailable nitrate(N-mineralandartificial fertilizerapplication)with or withoutthe application ofslurry.
InvloedvandepHvanzandgrond opdeopbrengst enkwaliteitbijdiverse gewassen Theeffect ofpH insandy soil on theyield and quality ofvarious crops Ing.P.M.T.M.Geeien,ROCVredepeel
Doelvanhetonderzoek De huidige kalkbemestingsadviezen komenvoort uit onderzoek dat verricht is in de periode 1920-1950. Devraag kan gesteldworden of de huidige bedrijfsomstandigheden,waaronder de bemestingstoestand van de grond, het bemestingsniveau en overige teeltmaatregelen,totanderepH-adviezenleiden.
Methode Op het ROC Vredepeel (zandgrond met4%humus) werd in de herfst van 1975 een proef met vijf pH-
niveaus in vier parallellen aangelegd. De pH die in hetvoorjaar van 1977werdgemeten,isalswerkelijke pH aangehouden voor de geteelde gewassen in 1977, 1978 en 1979. In de herfst van 1980 is opnieuw de pH vastgesteld; deze werd door middel vaneen bekalking met Dolomiet gecorrigeerd.Daarnawerdjaarlijksde pHindeherfstvoorafgaandaan deteeltgemeten. Devoedingstoestandvandebodemwasinde herfst van 1975alsvolgt: Pw 47 4,1 percentageorganischestof 8 kaligehalte 82 MgO
271
Tabel209.Degewassen die gedurende het onderzoek op het proefveld werden geteeld alsmede enige teeltgegevens. jaar
gewas
ras
zaaidatum
oogstdatum
1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985
schorseneren suikerbieten wintertarwe aardappelen wintertarwe suikerbieten snijmaïs aardappelen schorseneer suikerbieten
_ Monika Caribo Bintje Monohil Irla Bintje LangeJan Bingo
_ 8 april 2 december 27 april 6 april 28 april 18april 4 mei 18april
_ half november half augustus begin oktober 16 november 20 september 19september 19maart 4 november
De resultaten werden volgens variantie-analyse verwerkt waarbij, indien een gewas meerdere jaren voorkwam, de verwerking plaatsvond als split plot metde pH-veldenals main plot, en dejaren als subplot. De L(east) S(ignificant) D(ifference) werdbij 0,05% bepaald. De resultaten zijn vermeld inde tabellen 211 t/m214. Daarnaast werd een regressieanalyse uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven inde figuren 59t/m66.
Resultaten HetverloopvandepHvandebodem De gewenste verhoging van depH werd naaanleg van de proef niet bereikt. Tussen de hiervoorgebruikte meststoffen (schuimaarde en Dolokal) kwam geen verschil voor. De gevonden stijging volgens een berekening van hetInstituut voor Bodemvrucht-
Fig. 59. t/m66 De resultaten vanderegressie-analyse waarbij debehaalde opbrengsten (financieel offysiek) voorde verschillende proefjaren zijn uitgezet tegende gemeten pH-KCIwaarden van debodem. fin. opbrengst (1000gld/ha)
korrelopbrengst (ton/ha)
11 -
5.0 _
Suikerbieten 1977
X 4.810-
Wintertarwe 1978 X
x
X 4.6X
9-
X x
x^-r^T
x
^
4.4-
X X
X
x
4.2X
8X
X
4.0-
X X
3.8-
7r 2 =0.42
r 2 =0.01
3.6-
Y - 4 5 4 4 +818.4* X 6
SESLOPE =235.0 4.7 4.9 pH-KHCI
Fig. 59. 272
x
x
_
x x v^-->r . ^ - " " x x X X
x X
x X x
5.3
5.5
5.7
Y=4077 +73.92* X 3.4-
5.9 6.1
X 4.7 4.9 pH-KHCI
Fig. 60.
SESLOPE =234.8 5.1
5.3
5.5
5.7
5.9 6.1
opbrengst (1000gld/ha)
knolopbrengst (ton/ha) 70Aardappelen 1979
X
xX X
65-
x x X
60-
Suikerbieten1981
\
^
X
X
xT^
X
X
55
^ ^ " ~ \ . X X
X X
50.
45 r 2= 0.41 404.3
4.5
4.7 4.9 5.1 pH-KHCI
5.3
5.5
r^=0.12
Y=96438-6739* X
Y=6511+579.0 * X
SE SLOPE=1919
SESLOPE =363.0
5.7
5.9 6.1
4.3
4.5
4.7 4.9 5.1 pH-KHCI
5.3
5.5
5.7
5.9 6.1
Fig. 62.
Fig. 61.
ds- opbrengst (ton/ha)
knolopbrengst (ton/ha)
20.5-
X
Mais 1982 X 20.0-
Aardappelen 1983
65
X X X
19.5-
X
x
X
xx
19.0X X 18.5-
X
X
x<
* X
x
2
r = 0.02
X X
X
Y=18.01 +0.197* X SESLOPE =0.329
18.0J 4.3
Fig.63.
4.5
4.7 4.9 5.1 pH-KHCI
5.3
5.5
5.7
5.9 6.1
x x
r2-0.23
Y =105481 -9990*X SESLOPE - 4293
4.3
4.5
4.7 4.9 5.1 pH-KHCI
5.3
5.5
5.7
5.9 6.1
Fig.64.
273
fin.opbrengst (1000gld/ha)
fin. opbrengst(100gld/ha) Schorseneren 1984
11 -
19-
X
Suikerbieten 1985
X X
18
X
X
10-
*
17
-~^x
9-
16
X
x
15
x
X
X
8-
X X
x x 713
v
xx
X
X
14
X
X _
_
_
J^><—-
^
^
^
^
X
x
-~~~ X r 2= 0.18
r 2= 0.10 Y=23638-1408 *X
12-
SE SLOPE =977.1 4.3
4.5
4.7 4.9 5.1 pH-KHCI
5.3
5.5
5.7
5.9
Y=4488+498.8 *X
x
X 6-
X 4.3
4.5
Fig.65.
Fig.66.
baarheid bleek slechts 64% van de verwachte stijging. Bij de bemesting in 1981 werd evenmin de gewenste stijging gehaald. De stijging bleek afhankelijk vande hoogte van de pH en lagtussen de34 en91procentvandeverwachte stijging (tabel210). DeafnamevandepHindebodemweek nietafvan de verwachting. De eerste vier jaar was de afname gemiddeld0,13perjaar.IndeobjectenmethogepH's wasdeafnamesterkerdanbijdelagekalktrappen. In laterejaren was de afname geringer. Gedurende deteelt van snijmaïs in 1982 namde pHgemiddeld met 0,11 af, in 1983 bij de aardappelteelt met0,03 enin1984bijdeteeltvanschorseneren met0,13.In deze jaren was de afname onafhankelijk van de hoogtevandepH.
Suikerbieten
4.7 4.9 5.1 pH-KHCI
SESLOPE «252.4 5.3
5.5
5.7
5.9
6.1
Suikerbieten werden in de proef geteeld indejaren 1977, 1981 en 1985. In 1985 werd er enig negatief effectvandepHopdeveldopkomstgeconstateerd. In 1981 en 1985 kwam in juli bij de hoogste pH enige geelverkleuring als gevolg van mangaangebrekvoor. In1985werdindeveldjes metdelaagste pH enige Rhizoctonia-aantasting waargenomen. De aantastingbleef beperkt. BijeenpHlager dan0,5 bleef hetplantaantal achter enwasdeopbrengst betrouwbaar lager. Hetkalium-, natrium- en alpha amino-Ngehalte inde bietenverschilde per jaar, maar tussen de objecten kwamen geen verschillen voor. Gemiddeld bedroegen deze
Tabel210.Gemiddelde afname per jaar van de pH gedurende de eerste vier jaar na aanleg en de laatste driejaar van het onderzoek. Het percentage werking ten opzichte van de verwachte werkingvande kalkbemesting in 1981. pH
jaarlijkse afname 1977-1980
jaarlijkse afname 1981-1984
percentage werking 1981
4,5 4,9 5,2 5,6 5,7
0,08 0,11 0,12 0,15 0,17
0,11 0,11 0,08 0,10 0,06
91 66 50 34
274
Tabel 211. Invloed van de pH van zandgrond op het plantaantal,de opbrengst en kwaliteit van suikerbieten (gemiddeld over drie proefjaren). pH-KCI
opbrengst inkg per ha
4,6 5,0 5,3 5,5 5,7
65.907 69.776 70.658 71.280 69.697 2.864
LSD0,05 0,2
percentage suiker
winbaarheid
75.700 81.500 82.200 81.300 82.600
16,8 16,8 16,9 16,9 16,8
89,7 90,2 90,5 90,6 90,7
120,39 121,26 122,52 122,90 122,12
7,948 8,466 8,666 8,773 8,517
4.700
0,2
1,2
3,16
346
planten per ha
prijs in gld.per kg
uitbetaling ingld. per ha
Tabel212. Invloedvan de pHvan zandgrond opde opbrengst en kwaliteit van aardappelen (gemiddeld over twee proefjaren) endeopbrengst van wintertarwe (1978). aardappelen pH-KCI 4,7 5,0 5,3 5,5 5,7 LSD0,05 0,2
wintertarwe
opbrengst in kgper ha
onderwatergewicht
pH-KCI
opbrengst inkgper ha
62.306 57.196 53.462 57.583 55.092
404 391 384 384 385
4,7 4,9 5,2 5,5 5,7
4.460 4.520 4.500 4.290 4.550
0,2
580
8.822
gehalten respectii ïvelijk 47,1, 3,4 en 26,4 mmol per kg biet. Dit leidde tot een gemiddelde winbaarheid (formule van Geijn) van 90,3. Debietenprijs isberekend aan de hand van een basisprijs van ƒ 110,met een suikergehalte-verrekening van 9% van de bietenprijs en een winbaarheidsverrekening die 8% van de suikergehalte-verrekening betrof (winbaarheidsindex boven79).
Wintertarwe Alleen in1989heeftopbrengstbepalingplaatsgevonden. Tijdens het groeiseizoen waren geen verschillen in het gewas zichtbaar. Inopbrengst kwamtussen de verschillende pH-trappen geen aantoonbaar verschilvoor. Maïs
Aardappelen In 1979en 1983werden ophet proefveldaardappelen geteeld. In het gewas werd gedurende het seizoen geen verschil in stand waargenomen. In 1983 wasdestandwatonregelmatig. Het onderwatergewicht werd per object bepaald en lijkt niet te worden beïnvloed door de pH. De opbrengst en sortering werden niet aantoonbaar door de hoogtevande pH beïnvloed (tabel212). In1983 kwam op de hele partij schurft voor; bij de twee laagste pH'salleengraslandschurft enbijdeoverige pH'soverwegend pokschurft.
Gedurende de looptijd van de proef werd één keer maïsgeteeld.Tijdens hetgroeiseizoen kondengeen verschillentussendepH-niveauswordenwaargenomen. DepH bleek niet van invloed op hetplantaantalofopdeopbrengst. Schorseneren Alleen in 1984werd indit gewas opbrengstbepaling uitgevoerd.Beginjulivertoonde hetgewasopdehoge pH-veldjes een iets lichtere kleur, waarna beslotenishetheleproefveld met50kgNovertebemes-
275
Tabel213. Deinvloedvande pH-KCIop het plantaantal ende opbrengst bij snijmaïs (1982). pH-KCI 4,8 5,2 5,5 5,7 5,8 LSD 0,05 0,3
planten perm 2
ton vers per ha
percentage drogestof
ton drogestof per ha
8,6 8,9 8,6 8,7 9,0
62,4 62,6 60,6 61,1 61,3
30,5 30,7 31,5 30,9 31,3
19,0 19,2 19,1 18,9 19,2
0,9
3,3
1,0
Tabel214. Invloed van de pH van zandgrond op het plantaantal en de opbrengst van schorseneren (1984). pH-KCI 4,6 5,0 5,3 5,5 5,8 LSD0,05
0,2
planten perm 2
opbrengst in kg per ha
percentage uitval
uitbetaling ingld. per ha
97,8 100,5 104,5 103,0 101,5
35.658 37.167 36.375 35.750 33.675
14,3 12,9 17,1 16,5 16,1
16.711 17.256 15.947 15.930 15.556
17,5
3.439
7,1
2.453
ten. Verder waren geenverschillen in hetveldzichtbaar. Wat de opbrengst betreft kwamen geen aantoonbareverschillenvoor. Deuitvalbestonduit5,4% kop, 1,0% hol,5,8%vertakt en 2,9% kleiner dan 10 mmdoorsnede. Evenalsvoor hettotaalvandeuitval kwamenook voor deze afzonderlijke aspecten geen verschillentussendeobjectenvoor. Desorteringbevatte63%inklasse I,8%inklasse IIen29%inklasse III (Nolico-klassering).Tussen de objecten kwam geen aantoonbaar verschil voor. Volgens de Nolicouitbetalingsregeling werddeuitbetaling per hauitgerekend. Ook hierin konden geen verschillen tussen dediversepH'swordenaangetoond.
Conclusie De invloed van de pH op de opbrengst van de onderzochte gewassen blijkt gering binnen het onderzochte traject. De opbrengst van bieten neemt toe bij eenverhoging van de pH. Maïs en wintertarwe reageren niet. Aardappelen en schorseneren reageren negatiefwanneer depHwordtverhoogd.
276
Verhoging van de pH verloopt niet zoals volgens berekening opbasisvande adviesbasis zou mogen wordenverwacht.
Samenvatting Van 1976tot enmet 1985werdopdeopzandgrond met4%humuseen pHtrappenproef aangelegd met pH-KCI waarden tussen 4,5 en 6,0. In deze jaren werden de gewassen bieten,aardappelen,schorseneren, wintertarwe en snijmaïs geteeld. De invloed van de pH-KCI van de bodem op deze gewassen was in alle gevallen gering. Bij aanleg van de proef enin 1981werddoor middelvaneenkalkbemesting getracht de pH op het gewenste niveau tebrengen. Beide keren bleef deverkregen stijging achter bijde aan de hand van de adviesbasis berekende en verwachtestijging. Summary From 1976 to 1986research was carried out on
sandysoil (4%humus)concerning theeffectofthe pH-KCIon theyield of sugarbeet, potatoes, winter wheat, forage maize and scorzonera. Therewas
hardlyany effecton yield in the range from 4.5to 6.0.Applicationof chalkgave a lowerpHincrease than expected.
Proeven met dunne mest eneen nitrificatieremmer (DCD) uitgevoerd door het IB en het PAGV indeperiode 1983 tot en met 1986 Trials with slurryandanitrificationinhibitor (DCD) heldbythe IBandthe PAGVduring the period1983to 1986 ir.H.H.H.Titulaer,PAGVen ir.P.L.Avan Enckevort,IB Indeperiodevan 1983totenmet 1986zijndoor het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid (IB) en het Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt indeVollegrond(PAGV)veldproevenmetdunnemest enDCDuitgevoerd.Inhettotaalwarendat48 proefjaren. De proeven werden uitgevoerd op bouwland met suikerbieten, snijmais, consumptie-aardappelen en fabrieksaardappelen alsmede op grasland. Er werd gebruik gemaakt van dunne mest van rundvee, varkens enkippen.Dezewerd niet alleenoppervlakkig toegediend en daarna ondergewerkt, maar werd ook geïnjecteerd. Dedunne mest werd zowel in het voorjaar als in het najaar toegediend. Over de behandelingen met dunne mest heen werden stikstoftrappen aangelegd. De proeven werden uitgevoerd op zandgrond, lössgrond en kleigrond. In dit artikel worden deze proeven met uitzondering van die op grasland,samengevat. Gedurende 1983/1984en1984/1985werdeenproef opzandgronduitgevoerdmetsnijmaisendunnemest van rundvee waarbij twaalf verschillende behandelingen met dunne mest werden onderscheiden. De dunnemestwerdoptweetijdstippen (najaarenvoorjaar) en op twee wijzen (oppervlakkig en geïnjecteerd) toegediend. Aan de dunne mest werd DCD toegevoegd overeenkomend met 0,18 en 30 kg DCDperha. In beide proefjaren werden geen of weinig effecten van DCD op de stikstofverliezen en de drogestofopbrengsten van de mais waargenomen. De proefomstandigheden waren echter ongunstig om een effect van DCD te kunnen aantonen, zodat dit niet betekende dat DCDonwerkzaam was. Deproefomstandigheden waren ongunstig omdat dewaargeno-
men N-mineraalgehalten van de bodem een hoge spreiding vertoonden, er geen duidelijke verschillen in stikstofverliezen werden waargenomen tussen voorjaars- en najaarstoediening van de dunne mest en verder de produktie van drogestof met name in heteerste proefjaar onvoldoendewerdbepaalddoor de N-beschikbaarheid. In beide proefjaren nam het N-mineraalgehalte van de bodem omstreeks de oogst toe naarmate het N-mineraalgehalte van de bodem inhetvoorjaar hogerwas(figuur67aenb). In 1983 werd een proef op zandgrond uitgevoerd met snijmais waarbij dunne mest van rundvee mét enzonder DCD(20kgper ha)inoktober, november, december, januari en april oppervlakkig werd uitgereden. De stikstofverliezen na toediening van dunne mest leken beduidend afte nemen naarmate deze laterin de na- en voorjaarsperiode werden toegediend en wanneer DCD werd gebruikt. Het stikstofaanbod was veel hoger dan het gewas konopnemen,waardoor hetgeenopbrengstbepalende factor was. Hierdoor werden waarschijnlijk géén effecten van het toedieningstijdstip vandedunne mestenhetgebruik van DCD op de maisopbrengsten waargenomen. Door dit stikstofoverschot hadden maatregelen die de N-beschikbaarheid voor het gewas verhoogden eenongeveer evengrotetoename inresterendestikstof bijdeoogsttotgevolg. Voor het onderzoek naar de optimalisatie vanorganische en anorganische stikstofbemesting bij snijmaiswerdenindeperiodevan 1983totenmet1986 in het totaal twaalf proeven uitgevoerd met dunne mest van rundvee, die oppervlakkig werd toegediend (Titulaer, 1987). De proeven waren verdeeld over vier locaties. Drie locaties lagen op zandgron-
277