PR O VI NSJ E FRYSLAN
Doe. nr.: Class, nr. ingek.: Gedeputeerde Staten van Fryslan Afdeling Landelijk Gebied Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden
|
• 2 6 FEB 2015 1
Afdeling. Beh. door:
Afd. Hoofd |AWB,. weken
voor kennisg. aangenomen/tel. afgedaan
uw kenmerk
doorkiesnummer 088-4882929
behandeld door Maarten Kerkhoven
ons kenmerk EX.14.2259.03
faxnummer
e-mail
[email protected]
088-4882910
Agrifirm ExIan BV T 088 488 29 2 9 E
[email protected] I www.exlan.nl vestiging Veghel Poort van Veghel 4949 Postbus 200 5460 BC Veg hel F 088 488 2102 vestiging Meppel Noordeinde 31A Postbus 1033 7940 KA Meppel F 088 488 2910 Quotumbank.nl T 088 488 29 30 E
[email protected] I www.quotumbank.nl
Betreft: Natuurbeschermingswetvergunningaanvraag Tjongervallei 25 te Hoornsterzwaag Meppel, 25 februari 2015 Geachte heer, mevrouw, Bijgaand treft u in 5-voud de aangepaste aanvraag om natuurbeschermingswetvergunning aan voor Mts. Breitsma en H. Neida, Tjongervallei 25, 8412 CE te Hoornsterzwaag aan. Graag ontvang ik van u een schriftelijke ontvangstbevestiging van het aanvraagformulier. Ik verzoek u mij, naast cliënt, op de hoogte te houden van de verdere procedure.
Met vriendelijke groet, Agrifirm Exian
Maarten Kerkhoven
KvK 17.12.20.16 BTW NL 8086.78.772.8.01
Agrifirm ExIan 8V Is onderdeel van de Koninklijke Agrifirm Group. Op al onze overeenkomsten en diensten zijn onze Algemene leveringsvoorwaarden van toepassing. Deze zijn gedeponeerd bij de KvK. onder nr. 17.12.20.16 en worden op verzoek toege zonden. Tevens worden ze vermeld op onze website www.extan.nl
IBAN NL 54 RABO 0192313320 BIC RAB0NL2U
Provincie Frysiän 2 6 FEB 2015 bijlage bij nummer
AANVRAAG OM NB-WETVERGUNNING TJONGERVALLEI 25 - HOORNSTERZWAAG
Ing. J. Keizer Februari 2015
Mts. Breitsma - Haida - TJongervallei 25 - Hoornsterzwaag
1. Algemene gegevens
1.1 Aanvrager / gemachtigde Organisatie: Agrifirm Exian Naam: J. Keizer
• man
• vrouw
Adres: (straat, huisnummer) Postbus 1033 (postcode en plaats) 7940 KA Meppel Telefoonnummer: (06) 29 47 45 09 Faxnummer: 088-4882910 E-mailadres:
[email protected]
1.2 Gebruiker Organisatie: Mts. Breltsma - Neida Naam: Mts. Breltsma - Neida
• man
• vrouw
Adres: (straat, huisnummer) Tjongervailei 25 (postcode en plaats) 8421 CE Noornsterzwaag Telefoonnummer: 06-25064296 Faxnummer: E-mailadres: Mts.vanden«
[email protected]
1.3 Locatie van de door u voorgenomen activiteit: Adres: (straat en huisnummer) Tjongervallei 25 (postcode en plaats 8421 CE Hoornsterzwaag Omschrijving (indien locatie niet is gekoppeld aan een huisadres): Kadastrale gegevens: MILDAM L 22 Gemeente(n) waar locatie is gelegen: Heerenveen Voeg als bijlage een topografische kaart toe, zie 4.1
1.4 Naam van de/het natuurgebied(en) waar het project of de handeling effect op kan hebben Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslên
gebied(en): 1
Naam gebied: Aide Feanen, Fochteloërveen, Van Oordt's Mersken, Drents-Friese Weid & Leggelderveld, Wijnjeterpeü
1.5
Korte omschrijving van de activiteit op hoofdlijnen. Voeg als bijlage een situatietekening toe, zie 4.2
Op het perceel is een agrarisch bedrijf gevestigd waar melkkoeien en bijbehorend jongvee worden gehouden. In totaal omvat de aanvraag het houden van 151 melkkoeien en 87 stuks jongvee. Om de legaliteit en daarmee de continuïteit van het bedrijf te waarborgen is het noodzakelijk om een Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen.
1.6
Kruis aan wat voor soort Nb-wet vergunning wordt aangevraagd:
Nieuwe activiteit, waarvoor niet eerder Nb-wet vergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9 Q
Bestaande activiteit, waarvoor niet eerder Nb-wet vergunning aangevraagd. Ga door naar vraag 1.9
Q
Bestaande activiteit, waarvoor eerder een Nb-wet vergunning is verleend.
1,7 Vermeld de laatst verleende Nb-wet vergunning voor deze activiteit (naam activiteit, datum en nummer): Naam activiteit: Datum vergunning: Nummer vergunning: Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende Nb-wet vergunningen, zie 4.3
1 Maak hiervoor gebruik van de beschikbare gebiedsinformatie. Bijvoorbeeld via: www.fryslan.nl/nb-wet Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
1.8
Geef voor een bestaande activiteit aan wat er verandert ten opzichte van de laatst verleende vergunning:
1.9
Geef aan of een vergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangevraagd. Indien de activiteit waarvoor de Nb-wet vergunning wordt aangevraagd voor een bepaalde tijd is, vermeld dan de periode waarvoor de Nb-wet vergunning wordt gevraagd.
1.10
•
Onbepaalde tijd
•
Bepaalde tijd, periode: van ||
Geef in onderstaande tabel aan welke andere vergunningen u aanvraagt of gaat aanvragen voor de artiviteit. Bijvoorbeeld: bouwvergunning, aanlegvergunning, milieuvergunning, vergunning in gevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), ontheffing Flora- en faunawet, etc. Vermeld de soort vergunning en de betreffende overheidsinstantie waarbij de vergunning is / wordt aangevraagd. Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4 Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4 Soort vergunning
Datum (dd-mm-jjjj)
Aangevraagd / Aan te vragen bij (organisatie + afdeling)
7. 2. 3. 4. 5.
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
2. Beschrijving van de (effecten van de) activiteit
2.1
a) b) c) d)
f) g) h) i)
k) I) m) n)
Voor de beoordeling van uw aanvraag is het nodig om de effecten van uw activiteit op het betreffende natuurgebied inzichtelijk te maken. Wij vragen u daarom een gedetailleerde beschrijving te geven van de voorgenomen activiteit. Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten. Maak bij de beschrijving, indien relevant, onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Besteed in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen, indien ze van toepassing zijn: Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied? Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)? Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoals wijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water? Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijvoorbeeld verlaging van het waterpeil? Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijvoorbeeld door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc. Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur, zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.? Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden bijvoorbeeld dagelijks en/of seizoensgebonden? Is er sprake van geluidsbelasting in het gebied door de activiteit? Heeft de activiteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied? Bijvoorbeeld door het plaatsen van lichtmasten. Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt bijvoorbeeld denken aan verzuring of verontreiniging. Is er sprake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem? Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit? Hoe past u het uiterlijk en/of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap Betrek bij de beschrijving van de mogelijke effecten de gevoeligheid van habitattypen en soorten voor storingsfactoren, zoals deze in 2.2. zijn beschreven.
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
Geef in onderstaande tabel aan op welke soorten natuur (habitattypen, zoals Vochtige Heiden of Blauwgraslanden) en/of aanwezige relevante soorten in het gebied (zie gebiedsinformatie) de voorgenomen activiteit mogelijk een verstorend effect heeft. U kunt de tabel invullen met behulp van informatie op de website: http://www.synblosys.alterra.nl/natura2000/effectenlndicator.aspx Deze site geeft per natuurgebied (Natura-2000 gebieden) informatie over de effecten waarvoor aanwezige habitattypen en soorten gevoelig zijn én in welke mate.
Trillingen
-
-
.
-
.
_ _
_
. _
_
. _
. _
.
* __ _ -
_ _ _ -
• _ _ -
_ _ _ -
-
_ -
_ -
_ -
Licht
~ -
Habitattypen
Geluid
~ -
•
•
Verdroging
Verontreiniging
Storende factoren
Gebied:
Oppervlakteverlies
2.2
Soorten
Habitattypen Drijvende waterweegbree 2310'heide' 3130 'stilstaande water' Soorten Ijsvogel Rivierdonderpad G ZG NG ? NVT
m
G G G
G G G
ZG NG G
NVT NVT NVT
NVT NVT NVT
NVT NVT NVT
G ZG
G ZG
G G
NG ?
NG ?
NG ?
_ _ -
Gevoelig voor deze storende factor Zeer gevoelig voor deze storende factor Niet gevoelig voor deze storende factor Niet voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen Deze storende factor is op deze natuurwaarde niet van toepassing
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
2.3
Het is mogelijk dat er In een gebied meer activiteiten zijn of worden uitgevoerd. Dit kan de (negatieve) effecten op het gebied versterken omdat ze zich opstapelen (cumulatie). Geef aan of én in welke mate er sprake is van een stapeling van negatieve effecten op de habitattypen en op de aanwezige relevante soorten. Bij de beoordeling van uw aanvraag wordt (alleen) uitgegaan van voorgenomen of reeds uitgevoerde activiteiten In of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit genomen Is. Voor Informatie hierover kunt u vaak terecht bij de gemeente.
2.4
Welke maatregelen kunt u binnen de uitvoering van uw activiteit ondernemen om eventuele schade en/of verstoring te beperken (mitigatie)? Geef aan op welke wijze deze maatregelen de negatieve effecten op het gebied (habitattypen) en/ of aanwezige relevante soorten verminderen. Maak bij de beschrijving onderscheid In de fase die nodig Is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Let opl Maatregelen kunnen door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw activiteit en/of opgelegd worden vla de voorwaarden die verbonden zijn aan de verleende vergunning.
Voorbeelden van mitigerende maatregelen: • het tijdsschema (timing en duur) van de uitvoering. Bijvoorbeeld geen werkzaamheden tijdens het voortplantingsselzoen van een bepaalde soort; • de wijze van uitvoering (in termen van werkzaamheden) en het gebruikte materieel. Bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald type baggermachine op een overeengekomen afstand van de oever; • alternatieve bouwtechnieken. Bijvoorbeeld boren In plaats van helen, • afscherming van geluld, licht en andere verstoringsbronnen. • afbakening van delen van het gebied die in geen geval mogen worden betreden
Let op! Indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit onherstelbare, negatieve effecten kan hebben op het gebied en/of aanwezige relevante soorten, kan de provincie Fryslan u vragen om een aanvullende analyse: de zogenaamde 'passende beoordeling'. De provincie neemt In dat geval contact met u op. Heeft u voor het Indienen van uw aanvraag vragen over het uitvoeren van een eventuele 'passende beoordeling', dan adviseren wij u om zelf contact op te nemen met de provincie Fryslên!
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
3. Voorwaarden en verplichtingen bij de aanvraag Nb-wet
De aanvrager verklaart; 3.1 alle gegevens naar waarheid te hebben verstrekt. 3.2
bekend te zijn met het feit dat bij wijziging in de omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de vergunningaanvraag, dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de provincie Fryslan onder vermelding van het nummer waaronder de aanvraag in behandeling is;
3.3
dat de aanvrager alle gewenste inlichtingen met betrekking tot de voor de beoordeling en controle benodigde gegevens ter stond en naar waarheid zal verstrekken aan de met behandeling en controle van de aanvraag en vergunning belaste ambtenaren;
3.4
ermee bekend te zijn, dat de vergunning meteen wordt ingetrokken indien hij/zij één of meer uit zijn/haar vergunning voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, dan wel in het kader van de aanvraag van deze vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt; voorts dat de vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze niet verleend zou zijn op het tijdstip waarop de vergunning is verleend;
Ondertekening Ondergetekende, de aanvrager of degene die bevoegd is namens de aanvrager te handelen via machtiging, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld. Plaats
Meppel
Datum
25-02-2015
Naam ondertekenaar
J. Keizer
Functie / hoedanigheid ondertekenaar
Senior adviseur
Machtiging (bijvoegen indien de aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend) Handtekening
F
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
4. Overzicht van bijlagen en checklist
1.
2.
3. 4. 5. 6.
Voeg een topografische kaart toe waarop de ligging van de door u voorgenomen activiteit in de ruimere omgeving is aangegeven. Deze kaart moet voldoen aan de volgende aspecten: a. minimaal schaall 125.000; b. schaal en noordpijl aangeven op kaart; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen; d. afstand van de gevraagde activiteit tot de rand van het gebied(en). (Indien de activiteit buiten het natuurgebied valt) Voeg een situatietekening toe. Besteed daarbij tenminste aandacht aan de volgende aspecten: a. schaal 1:1000 (zo mogelijk); b. schaal en noordpijl aangeven op tekening; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen. Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende Nb-wet vergunningen voor de voorgenomen activiteit, indien sprake is van een bestaande activiteit. Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Voeg indien van toepassing een afschrift toe van het Milieu-effectrapport / de Strategische milieubeoordeling. Voeg eventueel een verklaring van geen bezwaar van een gebiedsbeheerder toe omtrent de voorgenomen activiteit.
Checklist bij het aanvraagformulier Heeft u ... alle vragen in de aanvraag beantwoord? Aanvraagformulieren die niet volledig zijn ingevuld, worden niet in behandeling
genomen.
•
de bijgevoegde tekeningen voorzien van een duidelijke legenda met verklaring van alle nummers, tekens en afkortingen?
Q
op alle bijlagen aangegeven dat ze behoren bij de aanvraag?
•
het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen, in A4 formaat aangeleverd? de (uitgeprinte) aanvraag en alle daarbij behorende stukken in 5-voud of meer? Wanneer sprake is van toetsing aan meerdere Natura 2000-gebieden, dienen per additioneel gebied 4 extra exemplaren te worden aangeleverd.
•
het aanvraagformulier gericht aan: Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslan Afdeling Stêd en Platteiän Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden (Het bezoekadres van de provincie is Tweebaksmarkt 52 te Leeuwarden)
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
5. Vereisten aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet veehouderijen
Hieronder vindt u welke informatie moet worden bijgeleverd, voordat we uw vergunningaanvraag in behandeling kunnen nemen.
Vergunde rechten in (een bijlage bij) de aanvraag moet duidelijk aangegeven worden hoe de aangevraagde situatie zich verhoudt tot de situatie 7 december 2004, of eerdere referentiedatum. Dat houdt in dat een afschrift van de vergunde rechten moet worden overlegd. Dit kan bestaan uit een op de referentiedatum geldende Wet milieubeheervergunning, of een geaccepteerde melding AMvB met daarin aangegeven het maximaal te houden aantal dieren, gespecificeerd naar diercategorie (zoals weergegeven in de RAV-systematiek). Voor een aantal gebieden geldt een andere referentiedatum: Aide Feanen: 10 juni 1994 Duinen Ameland: 24 maart 2000 Duinen Schiermonnikoog: 24 maart 2000 Duinen Terschelling: 24 maart 2000 Fochteloêrveen: 30 november 1998 Drents Friese Wold: 24 maart 2000 Van Oordt's Mersken; 24 maart 2000
Aagrostacks berekeningen Bij de Aagrostacks berekeningen moeten de volgende onderdelen duidelijk aangegeven worden (eventueel via een separate toelichting) voor de situatie 7 december 2004, of eerdere referentiedatum en toekomstige situatie (na uitbreiding): 1. staltypen (RAV-code). Voeg de stalbeschrijving toe als bijlage; 2. Is sprake van opstallen jaarrond, of beweiding (duur van de beweiding aangeven in aantal uur per dag, aantal dagen per jaar); 3. per stal: aantal en categorie dieren (zoals weergegeven in de RAV-systematiek); 4. per stal: de Amersfoortse x,y-coördinaten van de exacte ligging van het emissiepunt (locatie emissiepunt is, indien aanwezig, locatie van de ventilatoren; indien geen geforceerde ventilatie: het middelpunt van de stal); 5. per stal: gemiddelde gebouwhoogte in meters (gemiddelde van goothoogte en dakhoogte), let op: deze kan op 1,5 m worden gesteld, indien de ventilatieopening(en) niet hoger is dan 1,5 m; 6. per stal: hoogte uitstroomopening ventilatie in meters (als geforceerde ventilatie aanwezig); 7. per stal: (inwendige) diameter uitstroomopening in meters (als geforceerde ventilatie aanwezig); 8. per stal: verticale uittreesnelheid in m/s (als geforceerde ventilatie aanwezig); in geval van natuurlijke ventilatie moet de waarde van 1 m/s worden ingevoerd (is gewijzigd); 9. per stal: toelichting op wijze van ventilatie indien deze niet op natuurlijk wijze wordt geventileerd 10. Als gevoelig punt voor de berekening kan de dichtstbijzijnde rand van het Natura 2000 gebied worden gehanteerd, of de coördinaten van het dichtstbijzijnde voor stikstofdepositie gevoelige habitat. Indien u de cursus Aerius 2 heeft gevolgd kunt u voor het bepalen van deze coördinaten van dat programma gebruik maken. U kunt ook de provincie verzoeken deze coördinaten door te geven. Dat kan via een email aan
[email protected], onder vermelding van adres en postcode van het bedrijf. Aagrostacks en handleiding zijn verkrijgbaar via het DR - loket van het ministerie van Economische Zaken. Daar vindt u ook de handleiding Aagrostacks. Extra informatie over AagroStacks en V-stacks vindt u ook via www.infomil.nl.
Externe saldering Indien gebruik wordt gemaakt van externe saldering, zijn additionele bewijsstukken noodzakelijk: • Bewijs van vergunde rechten van het stoppende bedrijf op de referentiedatum (zie vergunde rechten), inclusief tekening. Vergunningaanvraag Nb-wet 10
•
• •
Bewijs van intrekking vergunde rechten (door intrekking Wm-vergunning of melding). Indien de vergunde rechten alleen bestaan uit een melding, is daarnaast een door de gemeente te nemen voorbereidingsbesluit waarbij de agrarische bestemming wordt weggenomen nodig. Bewijs van relatie tussen het stoppende bedrijf en de aanvrager. In sommige gevallen zal dit in de intrekking worden benoemd, anders een kopie van de overeenkomst tussen stopper en aanvrager bijvoegen. Aagrostacks berekening van de vergunde situatie op de referentiedatum van beide bedrijven (in één berekening) en de aangevraagde situatie.
Overige Verder is benodigd: 10. Een zo duidelijk mogelijke beschrijving van de situatie 7 december 2004 of andere referentiedatum, zo mogelijk via een gedetailleerde kaart (1:10.000) met daarop de bebouwing met functie aanduiding (ook aantallen dieren per gebouw aangeven!); 11. Een duidelijke gedetailleerde kaart (1:10.000) van de toekomstige situatie met daarop de toekomstige bebouwing met functie aanduiding (ook aantallen dieren per gebouw); 12. Een duidelijke gedetailleerde kaart (1:25.000), waarop is aangegeven welke percelen in eigendom zijn en Is aan gegeven waar beweiding wordt toegepast, of maai-activiteiten worden toegepast; De hierboven genoemde informatie kunt u bijvoegen bij de vergunningaanvraag
Vergunningaanvraag Nb-wet 11
Bijlagen
Natuurbeschermingswet AANVRAGER: Mts. Breitsma - Heida Tjongervallei 25 8421 CE Hoornsterzwaag Onderstaande bijlagen dienen ter ondersteuning aan de aanvraag om Natuurbeschermingswetvergunning: BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5 BIJLAGE 6 BIJLAGE 7 BIJLAGE 8 BIJLAGE 9
TOELICHTING BIJ DE ACTIVITEIT; TOELICHTING BIJ DE BEDRIJFSGEBOUWEN; KAART LIGGING BEDRIJF T.O.V. NATURA 2000-GEBIEDEN; TOELICHTING AMMONIAK DEPOSITIE 1993/1996; TOELICHTING AMMONIAK DEPOSITIEBEREKENINGEN 2000; AMMONIAK DEPOSITIEBEREKENING 2000; TOELICHTING AMMONIAK DEPOSITIEBEREKENINGEN VO; AMMONIAK DEPOSITIEBEREKENING VO; MACHTIGING.
Apart bijgevoegd:
MILIEUVERGUNNING, 14 FEBRUARI 1996; MILIEUVERGUNNING, 14 SEPTEMBER 2000; TEKENING VOORGENOMEN OMVANG.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
Bijlage 1 Toelichting bij de activiteit Op het perceel is een agrarisch bedrijf gevestigd waar melkkoeien en bijbehorend jongvee worden gehouden, in totaal omvat de aanvraa g het houden van 151 melkkoeien en 87 stuks jongvee . Om de legaliteit en daarmee de continuïteit van het bedrijf te waarborgen is het noodzakelijk om een Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen. Volgens artikel 19, van de Natuurbeschermingswet mogen activiteiten of projecten geen negatieve effecten veroorzaken op de aangewezen Natura 2000-geieden. De neerslag (depositie) van deze ammoniak wordt gezien als een voor de natuur verstorend effect (verzuring, vermesting). Daarom dient te worden beoordeeld of de activiteiten van het bedrijf van de heer Mts Breitsma - Heida toelaatbaar zijn in het licht van de Natuurbeschermingswet. Op grond van artikel 19 kd van de Natuurbeschermingswet kan vergunning worden verleend indien de depositie niet toeneemt ten opzichte van bepaalde referentiedata. Uit vaste jurisprudentie blijkt dit uitgangspunt in overeenstemming met de Europese richtlijnen. De referentiedata die bij de beoordeling moeten worden gebruikt zijn de data waarop gebieden zijn aangemeld als Vogelrichtlijngebied of aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Voor het bedrijf zijn de volgende vergunningen verleend: • Milieuvergunning, 14 februari 1996; • Milieuvergunning, 14 september 2000 (vigerend). Toelichting vergunningen: De Gemeente Heereveen heeft geen milieuvergunning in haar bezit van Mts Breitma - Heida van de periode voor 1992. In de periode 1986 tot en met 20 januari 1992 is Mts. Breitsma - Heida flink uitgebreid en heeft de maatschap onder andere grond en quotum aangekocht. Om deze reden is op d.d. 20 ja nuari 1992 een nieuwe oprichtingsvergunning aangevraagd. De aanvraag heeft van d.d. 20 maart 1992 tot d.d. 21 april 1992 ter inzage gelegen. Op de aanvraag zijn geen bezwaren gemaakt. Het is onduidelijk waarom het vervolgens bijna 4 jaar heeft geduurd voordat de beschikking is afgegeven. De beschikking van d.d. 14 februari 1996 wordt door de gemeente Heereveen onderbouwd met de meitellingen van 1986, 1993 en 1995. Hiermee wordt aangetoond dat op het perceel een agrarisch bedrijf aanwezig w as op het toet moment d.d. 10 juni 1994. De vergunde situatie wordt op d.d. 10 juni 1994 namelijk getoetst aan het Natura 2000-gebied Aide Feanen. Voor het toetsen op de Aide Feanen wordt gebruik gemaakt van de meitelling 1993. Volgens de meitelling 1993 waren de volgende dieren aanwezig: 141 melkkoeien, 141 stuks vrouwelijk jongvee, 22 vleesstieren, 24 geiten, 1 pony, 40 legkippen, 30 vleeseenden en 15 konijnen. De milieuvergunning van d.d. 14 februari 1 996 is verleend voor het houden van 130 melkkoeien, 141 stuks vrouwelijk jongvee, 15 vleesstieren, 25 geiten, 50 legkippen en 45 konijnen. De milieuvergunning van d.d. 14 september 2000 is verleend voor het houden van 165 melkkoeien en 112 stuks vrouwelijk jongvee. Uit de hiervoor genoemde informatie blijkt dat de vergunning van d.d. 14 september 2000 een lagere ammoniak depositie heeft ten opzichte van d.d. meitelling uit 1993 en milieuvergunning van d.d. 14 februari 1996. Uit jurisprudentie blijkt dat indien een vergunning na aanwijzingsdatum een lage ammoniak depositie heeft maatgevend wordt voor de Natuurbeschermingswetvergunning aanvraag. Om de hiervoor genoemde reden wordt de vergunde situatie d.d. 14 september 2000 als uitganssituatie beschouwd voor de aanvraag om Natuurbeschermingswetvergunning voor de locatie Tjongervallei 25 te Hoornsterzwaag.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoomsterzwaag
{Magrifirm W' M
exian
In de provincie Friesiand zijn de Natura 2000-gebieden aangewezen als vogel- of habitatrichtlijngebieden Door de grote afstanden tussen de Natura 2000-gebieden en de locatie worden alleen de 6 dichtstbijzijnde gebieden getoetst. Het gaat om de volgende gebieden: • Aide Feanen (AF) is aangemeld in het kader van de Vogeirichtlijn op 10 juni 1994 en is aangewezen als Habitatrichtlijngebied op 7 december 2004; • Fochteloërveen (FV) is aangemeld in het kader van de Vogel richtlijn op 30 november 1998 en is aangewezen als Habitatrichtlijngebied op 7 december 2004; • Van Oordt's Mersken (VOM) is aangemeld in het kader van de Vogeirichtlijn op 24 maart 2000 en is aangewezen als Habitatrichtlijngebied op 7 december 2004; • Drents-Friese Wold & Leggelderveld (DFWL) is aangemeld in het kader van de Vogelrichtlijn op 24 maart 2000 en is aangewezen ais Habitatrichtlijngebied op 7 december 2004; • Wijnjeterper Schar (WS) Is aangewezen op 7 december 2004 in het kader van de Habitatrichtlijn • Bakkeveense Duinen (BD) is aangewezen op 7 december 2004 in het kader van de Habitatrichtlijn; • Rottige Meenthe & Brandemeer (RMB) is aangewezen op 7 december 2004 in het kader van de Habitatrichtlijn. In de onderstaande tabel is aangeven hoever de locatie zich bevind ten opzichte van de Natura 2000-gebieden. Natura 2000-gebied
Tjongervaliei 25
Aide Feanen Fochteloërveen Van Oordt's Mersken Drents-Friese Wold & Leggelderveld Wijnjeterper Schar Bakkeveense Duinen Rottige Meenthe & Brandemeer
18,7 km 11,7km 8,5 km 5,7 km 7,5 km 12, km 22,6 km
Tabel 1: afstand Natura 2000-gebied t.o.v. Tjongervaliei 25 te Hoornsterzwaag.
Van de Natura 2000-gebieden, die verderaf liggen, kan worden aangenomen dat de depositie kleiner is dan bovenvermelde gebieden. Met behulp van h et verspreidingsmodel AAgro-St acks is bepaald wat d e depositie van het bedrijf was op de referentiedata. Daarbij is uitgegaan van de milieuvergunning d.d. 14 februari 2000. Een afschrift van deze milieuvergunning is bijgevoegd. De vergunde aantallen zijn uitgewerkt in het overzicht in bijlage 5. In tabel 2 zijn de rekenresultaten opgenomen. Nummer 1 2 3 4 5 6 7
Naam Aide Feanen Van Oordt's Mersken Wijnjeterper Schar Bakkeveense Duinen Rottige Meenthe Fochteloërveen Drents-Friese Wold
Depositie vergunde situatie 0,10 0,26 0,38 0,28 0,06 0,22 0,38
Depositie voorgenomen situatie 0,10 0,26 0,38 0,27 0,06 0,22 0,38
Tabel 2 Overzicht depositie
In de voorgenomen omvang vind er geen toename plaats vind ten opzichte van de vergunde situatie. De provincie Friesland kan voor de gewenste aantallen een vergunning verlenen voor de Natuurbeschermingswet.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervaliei 25 - Hoornsterzwaag
Bijlage 2 roelichting bij de bedrijfsgebouwen Huidige situatie
Alle stallen worden natuurlijk geven tileerd. Daarom is voor de emissiepunthoogte en de gemiddelde gebouwhoogte de standaardwaarde van 1,5 meter aangehouden. Voor de diameter is de standaardwaarde 0,5 meter aangeho uden. Voor de uittredesnelheid is de standaardwaarde 1,0 m/s aangehouden.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
I
Voorgenomen situatie
Alle stallen worden natuurlijk gevent ileerd. Daarom is voor de emissiepunthoogte en de gemiddelde gebouwhoogte de standaardwaarde van 1,5 meter aangehouden. Voor de diameter is de standaardwaarde 0,5 meter aangehouden. Voor de uittredesnelheid is de standaardwaarde 1,0 m/s aangehouden.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
m^arifirrn
Bijlage 3 Ligging bedrijf to.v. Natura 2OOO-gebi0den '•'
f
:
^...
WIjnjeterper Schar
"
'
Roden fk
Bakkeveense Duinen
/ D>ikkcvffü(ttw^UOuii . ^
••
'^'^w • » •' ^ -é^''' •
.'1 . , •'
t •. •-vrt4Tii%'' : 'vI!• •:' ^
s><^. •4'<' " • ;7vi - '(gir ••
••. w/\-JiM rochi(i
Fochteloërveen
Z3r
' • af%k"AM
?". ,'
••
-1
-.i W
/ •
!» ,-
Coördinaten Natura 2000-gebieden conform Earius Calculator:
Q
AldeFeanen (19 km)
194904. 569134
^ b ] Van Oordt's Mersken (9 km)
200626, 560184
GD 0
m
0
WIjnjeterper Schar (8 km)
207164, 563192
Bakkeveense Duinen (12 km)
214056, 566144
Rottige Meenthe & Brandemeer (23 km)
190624 541122
Fochteloërveen (12 km)
219398, 557816
[ g 1 Drents-FrIeseWold&Leggelderveld ' (6 km)
213035, 553123
Mts. Breltsma - Heida - Tjongervailel 25 - Hoornsterzwaag
fMagrifirm wM
exian
|Bijlage 4 ( lichting depositieberekening 1993/1996 Onderstaand overzicht geeft een weergave van de vergunde dieraantallen conform meitelling 1993. Rav code
A 1.100.1 A 1.100.1 A3 A6
A3 A3 C1 K3 E 2.100 G 2.1.100
1 1.100
Omschrijving conform Rav Ligboxenstal 1 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden Ligboxenstal 2 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Stierenstal Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie) Jongveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Zieken/kleinveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Geiten ouder dan 1 jaar Pony's (3 jaar en ouder) Kippenhok Legkippen; overige huisvestingssystemen nietbatterijhuisvesting Vleeseenden; binnen mesten; overige huisvestingssystemen Konijnen hok Konijnen; voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd; overige systemen Totaal
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
Aantal dieren
NH3 totaal
110
9,5 1045,0
31 75
9,5 3,9
294,5 292,5
22
7,2
158,4
51
3,9
198,9
15 24 1
3,9 1,9 3,1
58,5 45,6 3,1
40
0,315
12,6
30
0,21
6,3
15
1,2
18,0
2133,4
l^agri^
Onderstaand overzicht geeft een weergave milieuvergunning d.d. 14 februari 1996.
A 1.100.1 A 1.100.1 A3 AB
A3 A3 C1
E 2.100
1 1.100
van
de
vergunde
Ligboxenstal 1 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden Ligboxenstal 2 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Stierenstal Vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie) Jongveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Zieken/kleinveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Geiten ouder dan 1 jaar Kippenhok Legkippen; overige huisvestingssystemen nietbatterijhuisvesting Konijnen hok Konijnen; voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd; overige systemen Totaal
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
dieraantallen
conform
110
9,5 1045,0
20 75
9,5 3,9
190,0 292,5
15
7,2
108,0
51
3,9
198,9
15 25
3,9 1,9
58,5 47,5
50
0,315
15,8
45
1,2
54,0 2010,2
^(saqrïfirm wM
exian
Bijlage 5 hting depositieberekening VS 2000 Onderstaand overzicht geeft een weergave van de vergunde situatie d.d. 14 september 2000. De gegevens uit onderstaand overzicht zijn ingevoerd in de ammoniak depositieberekening van de vergunde situatie 2000 (bijlage 6). Rav code
A1.100.1 A 1.100.1 A3 A3 A3
Omschrijving conform Rav Ligboxenstal 1 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden Ligboxenstal 2 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen; beweiden Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Jongveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Zieken/kleinveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Totaal
Aantal dieren
NH3/ dier
135
NH3 totaal
9,5 1282,5 j
30 49
9,5 3,9
285,0 191,1
41
3,9
159,9
22
3,9
85,8 2004,3
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In bijlage 2 is een nadere onderbouwing weergegeven van de parameters van de gebouwen; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NHs conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoomsterzwaag
Bijlage 6 Anin ioniak depositieberekening VS 2000 Naam van de berekening: Breitsma VS Gemaakt op: 6-02-2015 10:51:29 Zwaartepunt X: 207,900 Y: 555,700 Cluster naam: Breitsma - Heida, Mts. Berekende ruwheid: 0,12 m Emissie Punten: Volgnr. BronlD 1 2 3 4
Ligboxenstal 1 Ligboxenstal 2 Jongveestal Zieken/kleinveestal
X-coord.
Y-coord.
Hoogte
207 899 207 937 207 933 207 933
555 710 555 724 555 672 555 672
1,5 1,5 1,5 1,5
Gevoelige locaties: Volgnummer Naam Aide Feanen 1 2 Van Oordt's Mersken 3 Wijnjeterper Schar 4 Bakkeveense Duinen 5 Rottige Meenthe 6 Fochteloërveen Drents-Friese Wold 7
X coördinaat 194 904 200 626 207 164 214 056 190 624 219 398 213 035
Y coördinaat 569 134 560 184 563 192 566 144 541 122 557 816 553 123
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal 1 7643) Volgnr. Code Type Aantal Emissie 1 A 1.100.1 Melkkoeien 135 9.5 Details van Emissie Punt: Ligboxenstal 2 (7644) Volgnr. Code Type Aantal A3 1 Vrouwelijk jongvee 49 2 A 1.100.1 Melkkoeien 30
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5 1,5 1,5
0,5 0,5 0,5 0,5
Uittr. snelheid 1,00 1,00 1,00 1,00
Depositie 0,10 0,26 0,38 0,28 0,06 0,22 0,38
Totaal 1282.5
Emissie 3.9 9.5
Totaal 191.1 285
Details van Emissie Punt: Jongveestal (7645) Volgnr. Code Type Aantal Emissie 1 4 Vrouwelijk jongvee 41 3.9
Totaal 159.9
Details van Emissie Punt: Zieken/kleinveesta (7969) Volgnr. Code Type 1 Aantal Emissie 1 A3 Vrouwelijk jongvee | 22 3.9
Totaal 85.8
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
•lam.
fhagrifirm M
exian
Emissie 1 283 476 160 86
,
560700 560195 559690 559185 558680 558175 557670 557165 556660 556155 555649 555144 554639 554134 553629 553124 552619 552114 551609 551104
u
<_
K
V'
\ \
/ / /
\
VV
\
j
y/ n
1
/ / / (
w
?
r
•y
^
\
?>)))
) / \ '\
J
\
ƒ
f*
V.
> "s
y
/
/
/
/•
A • 1 01
- 70 A
•1 C—
0
C- /1 2 0
0
/
ro
•pJ
) 2 >5
— /
1.0
y ou>ou>eioeu> ^
(Mroco^r'crmin
ds NO CM
S
^ _ DO O rvl
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
^ tf) OJ co O es|
<0 <0 ^ 10 1h- co EO d) ^ 0> ^ c55 d» 0) O O *O O T- tC4 CM CS4 CV CM CM
Bijlage 7 Toelichting depositieberekening VO Onderstaand overzicht geeft een weergave van de voorgenomen omvang. De gegevens uit onderstaand overzicht zijn ingevoerd in de ammoniak depositieberekening van de voorgenomen omvang (bijlage 8). Rav code
A 1.100.2
Al.100.2 A3 A3
Omschrijving conform Rav Ligboxenstal 1 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen permanent opstallen Ligboxenstal 2 Melkkoeien; overige huisvestingssystemen permanent opstallen Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Zieken/kleinveestal Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Totaal
Aantal dieren
NH3/ dier
NH3 totaal
140
11 1540,0
11
11
121,0
47
3,9
183,3
40
3,9
156,0 2000,3
Toelichting bij de ingevoerde parameters: • • • •
De coördinaten van de gebouwen zijn bepaald via de website www.ruimtelijkeplannen.nl; In bijlage 2 is een nadere onderbouwing weergegeven van de parameters van de gebouwen; In de depositieberekening zijn de emissies uitgedrukt in kg NHs conform de aantallen in het bovenstaande overzichten; De depositie is uitgedrukt in mol/hectare/jaar.
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoomsterzwaag
'é
Bijlage 8 fS \r^
noniijk depositieberekening VO
Naam van de berekening: Breitsma Voorgenomen omvang Gemaakt op: 6-02-2015 11:20:18 Zv/aartepunt X: 207,900 Y: 555,700 Cluster naam: Breitsma - Heida, Mts. Berekende ruwheid: 0,12 m Emissie Punten: Volgnr. BronlD 1 2 3
Ligboxenstal 1 Ligboxenstal 2 Zieken/kleinveestal
X-coord.
Y-coord.
Hoogte
207 899 207 937 207 933
555 710 555 724 555 672
1,5 1,5 1,5
Gevoelige locaties: Volgnummer Naam Aide Feanen 1 Van Oordt's Mersken 2 3 Wijnjeterper Schar Bakkeveense Duinen 4 5 Rottige Meenthe 6 Fochteloërveen Drents-Friese Wold 7
X coördinaat 194 904 200 626 207 164 214 056 190 624 219 398 213 035
Y coördinaat 569 134 560 184 563 192 566 144 541 122 557 816 553 123
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal 1 7643) Type Aantal Emissie Volgnr. Code 1 A 1.100.2 Melkkoeien 140 11 Details van Emissie Punt: Ligboxenstal 2 (7644) Volgnr. Code Type Aantal 11 1 A 1.100.2 Melkkoeien A3 Vrouwelijk jongvee 47 2
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5 1,5
Totaal 1540
Emissie 11 3.9
Details van Emissie Punt: Zieken/kleinveestal (7969) Aantal Emissie Volgnr. Code Type 3.9 A3 Vrouwelijk jongvee 40 1
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoomsterzwaag
Totaal 121 183.3
Totaal 156
Diam. 0,5 0,5 0,5
Depositie 0,10 0,26 0,38 0,27 0,06 0,22 0,38
Uittr. snelheid 1,00 1,00 1,00
Emissie 1 540 304 156
560700 560195 559690 559185 / 558680 —c 558175 557670 557165 556660 556155 555649 555144 554639 554134 553629 > 553124 552619 552114 551609 551104 O
S CV|
C
{ ^
y
r
UI'
-l
V \ \
Wic=
> \
/ T
JU • J rf A
- 73 0
/ / \ \
{
V
\
f
l f{fr<
5
/ !
/
r"
•1 r 4 J0
J
/ 1r O
/
\
s
1
/ /
r
/
£j
•P
j2r •M
f
V
u>
O fo
O C>J
O 0> O CM
u> •ïf
O CM
1
/
1
O CM
o>
O CM
lf> CM
m O CM
O
m
co co A
in CD
O CM
O CM
0
in
ta
(O
*—
in co co h•«t os in •St O) o>
. r- co oo o> CJS O O CM
O IM
O CM
O CM
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervallei 25 - Hoornsterzwaag
O CM
O CM
O CM
(O
h-
CO
O
O rCM
*-
CM
c:s
(O EO
•«t Oi o> r- T— *—
CM
T-
CM
CO
CM
{Magrifirm
WM
exian
Bijlage 9 «\,''iachtiging MACHTIGING Hierbij machtigt ondergetekende, dhr. T. Breitsma namens Mts Breitsma -Heida de heer J. Keizer werkzaam voor Agrifirm Exian, p/a Postbus 1033, 7940 KAMeppel, om zijn belangen inzake, natuurbeschermingswet- en omgevingsvergunning op het perceel Tjongervalie! 25 te Hoornsterzwaag met recht van substitutie in en buiten rechte te behartigen.
Hoornsterzwaag, 6 februari 2015
Handtekening T. Breitsma
Mts Breitsma - Heida Dhr. T. Breitsma Tjongervaliei 25 8421 CE Hoornsterzwaag
Mts. Breitsma - Heida - Tjongervaliei 25 - Hoornsterzwaag
«fyi agrifirm
•1
exIan
il.Oö
J
,...M , •
GEMEENTE m
•ingeko.-nsn ^ I# •' -d.d.:•'•
SECTOR VROM AANVRAAG H I NO ERWETVERGUNNIh
Jö fffilliï J 995
•
1.51.1.,
A.
fe>^1;CÖ-D.iK;eN:Svy;oÖ-N^^
rPMg 7 g l£
/:
verzoekt;
vergunning tot het oprichten en In werking hebben vergunning tot het wijzigen, dan we l het veranderen van de gebezigde werkwijzen ting omvattende vergunning (1) van/voor/ln de navolgende Inrichting: (2)
T
H y^P LAATSTE
]/{oü'u'^\l^']fjJC^.y / /
^^LI—LJJS^X
R:Z:Q^,iPXeR:p;r!:EeeENi^lï^^polf een nauwkeurige beschrijving ven de plaats waar de Inrichting zal worden gesteld en een opgave van hetgeen In de Inrichting zal worden verricht, vervaard igd of verzam eld, benevens van de beweegkracht, welke daarbij wordt gebezigd (hierbij kan van het bijgaande formulier gebruik worde n gemaakt);
/:
een bouwkundige platte grondtekening, In vijfvoud, op een schaal niet klei ner dan 1;ZS0, doch b IJ voorkeur 1:100, de uit- Inwendige samenstelling van de Inrichtin g en toebehoren aangevende. In bijzondere gevallen kan worden toegestaan dat met een kleinere schaal genoegen wordt genomen.
Rghoort bij bocluit/ochrijven • van Bürgermester en V tfethou'defS van Heerenveen
I,
mfta. POSTBUS 16000
8440 GA HEERENVEEN
BEZOEKADRES: K.R. POSTSTRAAT 1ZA
TELEFOON 05130-12712
No.: VKX]
/
Plaatselijk beken«^^ ï ï
I
Kadastraal bekend gemeente
f
.
tnm I L
(VY^
Sectie
I
Nummer(s)
van hetgeen In de inrichting zal worden v erricht, vervaardigd of verzameld; (3)
JL A Jlioucybj^. VOLi^ \Ke. J
CiCL^ -ei^U hiiucilli^r:
O?. •'V"'f/.£DUrvjn ((ï'MmYx .
ALJULL C• . (k^jLi..^ e..
; 1
ifiilhx, i oi^ ^ vu.6EJx^vhi. y
./(• cLeii^ r:>J9 'ïi oA llsz-h 0^
. .
>
01. h.i/.f. ^1. w.j/.-f .
jmsmmmji cnrijven van —Wgthoudsfs van HcorGnv^an Mo.; V
HEERENVEEN ^
...
..
SECTOR Ruimtelijke Ontwikkeling en Milieu BIJLAGE AANVRAAG HINDERWETVERGUNNING
/
Nvüy. /iSlT.
I^ /
An'
é'E
f^oovMo. £/t/tVVC.
om vergunning Ingevolge de Hinderwet
I
PLAATSAANDUIDING, DOEL EN OMVANG VAN DE INRtCHTlNQ
I;MI1
Straat en nummer Kadastraal bekend gemeente
ri
Sectie Numrner(s)
..IX.
inrictitlng zal dienen vo or
I
De omvang van de Inrich ting bedraagt maximaal
ƒ
TE REALISEREN*
ƒ ".'Ä .
li»
X
/'~H\
./ j
g
IW
I. s^^«•
ƒ j~ ~ staanplaatsen
melkkoeien
yfjfö
staanplaatsen
mestvarkens
ligplaatsen
drachtige lokzeugen
ligplaatsen
fokzeugen met bigge n
ligplaatsen
mestkutiKTls
stuks
ro
Ii/vj'ruVot^jfca I^ I
'ciXC-g—
stuks
/ 7> ƒ n
UOM
De vloeibare mest wordt opgesla gen In De opslagkelder voor vloeiba re mest heeft een In houd van De vaste mest wordt opgeslagen
mn in de opslagplaats voor vaste m est Kan maximaal I 'In te vullen bij oprich ten, uitbreiden of wijzigen
i
staanplaatsen
legkippen
/ 'V-
van torenvesn
303 W N-WM I :REED^T^N^^CA
}Y" meststleren
jili
/
meestór ea
mestkalveren
/ye';
/
/
/
I I
ƒ,
ms/iitef
ieJurM^9.X
m3 mes t word e.n opgeslagen
I "Ook In te vullen bij uitbreiding of wijzi ging (z.o.z.)
POSTBUS 15000 8440 GA HEERENVEEN BEZOEKADRES: K.R. POSTSTRAAT 12A TELEFOON 05130-12712
I
De vaste mest wor dt afgevoerd m et D» vloeibare mest wordt afgevo erd met
De vaste mest wordt afgevoer d naar
/B
. /
/ MJIALAJÏ~ ƒJ}ou/^^'
De vloeibare mest word t afgevoerd n aar
r"
/ip^" De vaste mest wordt
maal per jaar uit de opslagp laats afgevoerd,
/ feW5?"
/il.. De vloeibare mest wordt / sifeäBüäsÄ
J.
De afstand tussen de opslagpl aats van vaste mest en de dichtstbijzijnde won ing* bedr aagt circa
V'B.
maal iiKiai per pwi jaar |aai uit uit de u«opslagp wpaioi^^iaBSd laats afgevoerd. BI^OVWOIU.
/ 3^0
meter
De afstand tussen de opslagp laats van vlo eibare mest en de dichtstbijzijnde woning* bedraagt circa
meter
De afstand tussen de stallen van de in richting waarvoor vergunning wordt aangevraagd en de In 9 bedo elde woning bedraagt circa
/
tT
De In 9 bedoelde woning Is:
/ M-?
L
een burgerwoning
X
De bedrijfsruimten/stallen wo rden geventileerd de alvoeropening(e n) bevind(en)t zich
I 13
Van de ventilatoren bedraag t het vermog en en het
meter
een woni ng bij een bedrij f uit de agrarische sector
/ Oj06r*
meter boven (de nok van ) het dak en circa
/ Üi J. Ä.
meter boven de begane grond.
ƒ
toerental:
IM
1 4.
/ -1 S
I
/
'ii 6:
fesKsa
In de inrichting is öpsl De inhoud van de^pila gtank
.Is
I
.Is
ƒ
voor De opgeslagen olie Is van de soo rt
^
De olie wordt bovengronds/onUligi usujs opgeslagen. /
I op tekening aangegeven met
-i
De olietank(s), op tekening aa ngegeven met
'l De olietank(s), op tekening aangegeven met ^ I
op tekening aangegeven met
3. ^ m3
zware stookolie In tank( s) huisbrandolie in tan k(s)
k cfcu^^irrür.
/HSZH
Is(zi)n) bovengronds geplaatst. Is(zl)n) ondergronds geplaatst.
* De eigen woning buiten b eschouwing gelaten.
/(.
'srr\ VfV*.n.nei/i .c
Ministerie van Lanaoouw, matuuroeneer
I'gjj gl CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK J Uandbpuwtelling199l
-
-
U ' Beschriivingsbiijal yapgesieid dóórjda'M^^^
A
>
'
rubr.
Gehnorlcjaar loudsle) bedrljlshoofdMalder
001
Is uw hoofdberoep agrariër zander nevenberoep dan het cijfer 11nvullen (n/efvoor rechtspersonen)
005
^
[ECG
niet invullen
004
if)\
geboortejaar
Hoofdberoep agrariër mef nevenberoep, hoofdberoep niel-agrariër met agrarisch nevenberoep en rechtsper sonen:
1 , , ,J
nevenberoep: J
'
\
Binnen 5 dagen Inleveren bij de dislrictabureauhouder.
0210-16GG/7 JB 513 ^ BREITSMfl fl EN TH M TS TJONGER'JfiLLEI 25 8412 C E H OORHSTERZWfiflG Schoort bi' ^fsiuii/schrijven van Burger, meester er . t . ^dihouders van Heerenveen. ï.
d.d.;
ITTTl B
mesiana
Landbouw; NatbuVliéheé/'ertVlSséflt lëti; 25 van dé:LëtidbbuWwéf) -;;;!':li:':iK^
Gegevens bedrijfshoofdZ-leider
hoofdberoep;
BESTEMD VOOR DUR
en Visserij, 's-Gravenhage
HoordaMeling Laiidbouwslallslleken, Voorburg
Arbeidskrachten voor land- en tuinbouwwerkzaamheden (periode april '90'
.
No.:
gj
aart '91) 7^«:
-
gemiddelde arbeidstijd per week 38 uur of meer
echtgenoten
. ..
overige inwonende (amnieleden
y-,
r.ubr;',
20 tol 30 uur
r'ub'r;: W-i-'
yyy-y. .Ó3i:t
,10. tol.20. Mut
yï.:-
rubr.: .M ;• Ó41
mlnd er. dan 1
É'ÉÉ
/
023
033
043
015
025
035
045
055
017
027
037
047
057
019
029
039
049
059
020
030
040
013
kinderen (in» en uitw onendei
•m-
30,tol38uur
053
•Él.
Vgezinsarbeidskrachtan: • s^tielmatig werkzaam Totaal
. ..
010
T
rubr.
werkdagen
Niel^regelmatige niat-gezinsarbaidskrachten: equivalent aantal volledige werkdagen In de periode april'90 rnaart'91
/
niet-regelmatige niet-gezinsarbeldskrachten die in
rubr.
de week van 25 maart tol 1 apr il.1991 vyerkzaarn waren .. .
061
/'i.
050
M
V- • ...
•.rrrr?-;
C- Veestapel, rubr.
Rundvee Igëën mest- of wëidevèéj
rubr. 260 261 263 264
Paardan en pony's
aantal
paarden jonger dan 3 jaar
jongvee: jonger dan 1 jaar: vrouwelijk
201 203 205 207 209
mannelijk 1 tol 2 jaar: vrouwellik mannelijk 2 jaar e n ouder: vrouwelijk (nog nooit gekalfd)
211
melk' en kalfkoeien stieren voor de fokkerij, 2 jaar en ouder
213
Rundvee (mest- of w aldevee) inestkalveren
paarden 3 jaar en ouder pony's Totaal paarden an pony's (rubriek 260 t/m 263) Schapen en geiten lammeren (van schapen)
HÉ:
overige schapen: vrouwelijk mannelijk
">
Totaal schapen en geiten (rubriek 265, 266, 268, 282, 284|
217 219 221 223 225
mannelijk tot 2 jaa r: vrouwelijk mannelijk 2 jaar en ouder: vrouwelijk zoogkoeien
227 228
mest- en wéidokbeieri (2 jaar en ouderl'v.V.;.-
229*;:
mannelijk
Kippen slachlkuikens
Totale hokcapaciteit mestkalvêren Varkens biggen tot 20 kg:
280 269
moedeidieren van siachttassen:
271 273
jonger dan 5 maanden 5 maanden en ouder •
leghennen: jonger dan 18 wreken (incl. kuikerlsl.
.... ..IB.welr en tot 20 maanden
: : • .230;.; 231
.rpMa/vimdvè.è.(riibr>.201: t/m"M9j
; ,, . . .
;.. . . . ••
•'>;'2b"maóridéh*êhdu(iér''':';'r:'; Totaal kippen (rubriek 269, 271, 273, 275, 276, 278)
276 , 276 ;
279''
277
Hoircapaciteit
nog bi] 6e zeug niet mëer bij de zeug mestvarkens:
^
slachlliuikens moederdieren: 5 maanden en ouder
Sv
leghennen:18 weken en ouder Totale hokcapaciteit kippen (rubriek 279. 281, 283)
239 241
20tot50 kg 50 kg en meer
279 291 283 288
Slachteenden an Irafkoenen jonge eenden voor de slacht
287
opfokzeugjes en -beertjes 20 tot 50 kg opfokzaugen 50 kg en meer (niet gedekt)
243
jonge kelkoenen voor da slacht
231
245
kalkoenen bestemd voor broedeierenproduklie:
gedekie zeugen (al dan niet drachtig)
247
jonger dati 7 maanden
zeugen bij de biggen
249
7 maanden an ouder
fokvarkensj
• overige fokzeugen (gust) opfokberen 50 kg en meer (nog niet dekrljp) ......... dekrijpe beren Totaal varkens (rubriek 235 t/m 255)
• T :'
265 266 26B 282 284
melkgeilen overige geilen
215
ander jongvee voor de mesterij: jonger dan 1 jaar: vrouwelijk
aantal
.
Totale hokcapaciteit mestvarkens 20 kg en meer
253 ' 255 256' 257
1 •
%
•n,
TOIBBI slachteenden, kalkoenen en overig pluim vee (rubriek 287, 291,293, 295, 297)
299 ;S»1
Edelpelsdleren nertsen (moederdieren)
232
blauwvossen (moederdieren) overige edelpelsdleren (moederdieren)
Konijnen ' slachtkonijnen
overig pluimvee
251
293 295 297
voedsters (mnederdleren)
.* * * *
233
Totaaledetpetsdicren (rubriek 290, 292, 294)
ToianI konijnen (rubriek 232 en 233)
I
734
Totale hokcapaciteit edelpelsdleren
290 292 294 296 298
Tf
Gro enten aardbalen
; '4M
; >:;r' y riibr.-i
; IPV:'
i
andgvi6' :'\V':'.'. !'!!' V:';iïi'i' •
405 •
asperses augurken
409 413.
aardbeien paprika ,
609 617
'kbmkornmers
417
augurken
421
aubergines
6181
herfst- en vroege sluilkool .. knolsetderij
425
ov. groenten (Inci. meloenen). .
423
ppkweekmateriaal groeiiten. ,.
62V 825'
Fruit
635
schorseneren spinazie
441 445
sprullkool
449
stambonen (groen te oogsten)
453
stokbonen
457 461
437
tuinbonen .; naspeen en baspaen ....... «inlerpeen
641 643 anihurium Isnijbloamen) 645 chrysanten (snijbloemen) .. .. 647 freesla's 649 orchideeén 650 661 alstroemeria ' 652 gypsophila .. 653 655.66^
465
5Öi"''
505 507
»verip
'(• en steenvruchten .
Hein fruit
541 .
Totaal in nt^ (naar rubr. b) ....
a
;staap'd;äieS;koudf>;.^
571
arclssen ladiolen
575 577
641/657. 665, 6661
»Hes . .: Issen
579 580
Groenten Irubr. 601/625) waarvan:
verig bijgoed
581
koud
552
uphftïomen .... ïZDStruiken
554 555
erconi/eren erheestars en kiimplanten
557 559
Bsla
561
ten
\ korreimëis .. •..com cob mix .-.3: groenbémestingsgewassen . ..
zilveruitjes overige akkerbouwgewassen . ,
389
Tbraa/(naar) rubr. 701)
685 1 687
vervo/g
rubr.
.• «.•
.CülVuurgrdOd (k'a d. maat) . . ; . .
akkarbpuwizio H, rubri:o). . .••.••• .7pi;' blijyend-graslapd 703.:
open grond (zie D, rubr. a|.. onder glas (zie G, rubr. b). ..
ytS.":
biaakland
721 725 731
cultuurgrond (gemeten maal).
735
aantal X1000
leveel stuks'tulpen heeft u hat
mm
bos (Incl. kerstdennenj overige gronden
755 781
Totale bedrijTsopperv/akte . ...
791
Aantekeningen Dlstrlctsbureauhouder Cultuurgrond mei 1990 (gemeten maat I, rubr. 735)
911 kg X1000
Voor bedrijven met akkerbouw (exol. snijmals): teelt u later dit jaar nog groenten open grond? ja — li neen - 2
leveel kg narcissen heeft u het 913
Opmerkingen; l'h. \ O ha
a
irlelen geteeld In 1990 heeft u hol seizoen 1990/'91 witlof
583
trokken? pervlakte In 199a/-gi beschikar voQi witloftrek
'.
564
beachriivlnusblliet naar w aarheid inqevuld:
ni'-'
00 :r
ft 1 A é 'S rH. ft A Viai. 1U Mft ft A V.« ni.ai jnjg^prutx-ZijnuB-; y.i-it•«•ts-i-ijïijV::Jj: cürtiiür'gróhd '.'. ! 763 natuurlijke graslanden 754
tuinbouw: st
kad. maat ha
ha
Bollenbroei en witloftrek
n welke oppervlakte wltlof-
zä
Behoort bij 'osslu!t./.
gem.maat
rubr.
807
lelopen seizoen gebroeid? ..
ZÉ
I Bedrijfsindeling
801 805
jelopen seizoen gebroeid7 . ,
351 353 355 357 359 369 37.3;,
,Js
ti'jij'éiljk'gïa3iana;'Vt'vt'''r':^
rubr.
347 349
Z7B\: 377 383 385 387
poot- en plantuien zaal-uien
Irubr. 725
rubr.
se/van met doorgroeide impost
'
ha
:>;:Champignönteélt- --
tale teeltoppervlakte ..
luzerne snijmais
671 675 .679 :
Tolaalin ha en a naar
(naar I rubriek 727} .... .a aervan pot- en contalnerveld qgrepan.in rubr..651/561);.,.:. -582 :
intal cellen
suikerbieten voederbieten
'. . 683
verwarmd
oomkwekerijgawassen an- en parkbomeiv
op zand- of veengrond
groenten (rubr. 601/625) ..... 681 bloemkwekerijgewassen (rubr.
573
335 341
consumptie-aardappelen:
Substraattealt
yaclnten jipen
551
op kleigrond
fabrieksaardappelen
667
plat glas ., ''';\staèhd glasvierwafihd-' l f.
ioVmbollen en >knóllén '
os- en haagplantsoen ... .
op zand- of veengrond —
op kleigrond
Baomkwekerijgewassen en vaste plantan
317 321 323 325 326 327 329 331
r: ; . : ::.:;..p ootaardappBlen.{NXif/;''.|;?;;!
waarvan geteeld onder:
530 532 .
lioernkwekerijgewassen
graszaad
opkweekmat. snijbloemen .. .
'uinbouwzadan ..
vlas (incl. var)»uurd, exc). gehuurd)
660 662 perkplanten 663 overige bloemkw. gewassen .. 665
520
[roentezarien 'loomzaden
karwijzaad. oogst 1991 blauwmaanzaatl
bladplanten
615
..
koolzaad
potplanten; voor de bloei ... .
503
vóór seizoen 1930/'91
veidbonen erwten (groen ta oogstan)
ésii;-;;
-1...
leren aangeplant: in seizoen 1990/'91
kapucijners en grauwe erwten. bruine bonen
anjers
'li-' én 'sté énïfücfilen-;?;'MJ; ippeien aemg[eplantt;^^ vóór seiioen 1990/'91
groene erwten (droog te oogsten) en schokkers
rozen
477
••inielideh'i99D/^)'''V;vv^;^
.
Bloamhweharijgewessen
46S 473
witlolwortei iverige groenten
"
613
bewaarkool
433
' :hjbr%: :;i:;:i.VviniBrtfltwB ,..,, ,,, • ,, •30.T:C' zomertarwe 303 wintergerst 30S zomergersi 307 rogge (geen anijrogge) .... 309 haver 311 tritlcale 312
•
'éos'
i; ... .'
bloemkool
Sla prei
«2
fubrl
/ö| l'!
813
52
dio
CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK Hoofdafdeling Landbouwstatistieken, Voorburg
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 's-Gravenhage
Beschrijvingsbiljet va stgesteld door de Minister van Landbouw, N atuurbeheer en V isserij (art. 25 va n de Landbouwwet)
Pagina; Relatienr:
3REITSMA A EN T MTS PJONGERVALLEI 25 3412 CE HOORNSTERZWAAG
20045113
jaargang landbouwtelling: 1992 status landbouwtelling Rubr. 1 5 10 11 120 1" 2tjx 203 205 207 211 230 263 264 277 278 280 284 297 299 373 701 703 735 73 7B± 791 810 813
: ACCOORD
Vraag
Antwoord 1954 1 2 2 1 1 70 10 69 8 136 293 1 1 30 30 22 22 20 20 700 700 5150 5850 6150 50 6200 2 6400
GEBOORTEJAAR BEDRIJFSHOOFD CODE HOOFDBEROEP AGRARISCH ARBEIDSKRACHT MAN >=38 TOT BEDRIJFSHOOFD MAN >=38 UUR ARBEIDSKRACHT VROUW 30-38 TOT ECHTGENOOT VROUW 30-38 UUR JONGVEE < 1 JR VROUWELIJK JONGVEE < 1 JR MANNELIJK JONGVEE 1-2 JR VROUWELIJK JONGVEE 1-2 JR MANNELIJK MELK- EN KALFKOE RUNDVEE PONY PAARDEN EN PONY-S KIPPEN LEGHEN >= 20 MAANDEN SCHAPEN EN GEITEN OVERIG GEIT OVERIG PLUIMVEE SLACHTEENDEN EN KALKOENEN SNIJMAIS .AKKERBOUW BLIJVEND GRASLAND CULTUURGROND (GEMETEN MAAT) CULTUURGROND OVERIGE GRONDEN TOTALE BEDRIJFSGPPERVLAITTË CODE GROENTE OPEN GRCWÓ CULTUURGROND MEI VORfÖ JAAR
Opinerkingen; VORIG JAAR GEB.DATUM VAN D'4 J(PNGSTE
[plaatsnaam)
OPGEGEVEN
, 13-MAY-1992 (datum)
(handtekening teller)
(handtekening bedrijfshoofd of diens gemachtigde)
Behoort bij bfisluit/schrijven van Burge meester en V Vethoudars v an Heerenveen
i.d.:
«16
,
GEMEENTE
HEERENVEEN CRACKSTRAAT2 POSTBUS 15000 8440 GAHEERENVEEN TELEFOON 0513-617617 TELEFAX 0513-617475
Mts. A. en T. Breitsma Tjongervallei 25 8412 CE HOORNSTERZWAAG
Ex.: 252\K. Heinsius (2x) : Inspectie Volksgez.held : 21l\Kees BESCHIKKING
uw brief van:
ons kenmerk: MT.-96.3000874
bijlage(n): div.
datum: 14 februari 1996,
VERZONDEN 1 5 FEB. 1936 Ij onderwerp: Aanvraag vergunning ingevolge de Hinderwet (1304). PP 23 janu ari 199 2 hebb en wij uw aa nvraag o ntvangen om ve rgunning ingevolge de Hi nderwet voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting ten behoeve van het houden van vee en het verrichten van_herstelwerkzaamheden aan eigen machines, op het perceel Hoomsterzwaag. De aanvraag en de daa rbij be horende stu kken he bben va naf 20 maa rt 1992 tot en met 21 april 1992 ter inzage gelegen. Van de gelegenheid tot het indienen van bezwaren is door niemand gebruik gemaakt. Tevens heeft een openbare zitting plaatsgevonden op «feiajil. 1?9^ om 10.30 uur, waarbij gelegenheid is gegeven tot een geffirffl^ehwisseling over de aanvraag. Hiervan is door niemand gebruik gemaakt. De ontwerp-beschikking is gemaakt. Tot en met 7 februari 1996 bestond de mogelijkheid schriftelijk bezwaren in te dienen tegen de ontwerp-beschikking. Van deze gelegenheid is eveneens geen gebruik gemaakt. Blijkens de bij de aanvraag overgelegde bescheiden wordt een vergun ning aangevraagd voor 130 stuk s melkkoeien, 141 stuk s vrouwelijk jongvee, 15 stuks meststieren, 25 geiten, 50 legkippen en 45 konij nenvoedsters. Dit komt overeen met een ammoniakemissie van 1.890,8 kg NH3/jaar. De inrichting valt niet onder het "Besluit Melkrundveehouderij Milieubeheer" omdat het hier gaat om het houden van meer dan 100 stuks melkvee. Bij onze overweging hebben wij uw aanvraag getoetst aan de richtlijn "Veehouderij en Hinderwet", aan de interimwet "Ammoniak en Veehoude rij" en het gemeentelijk Am moniakreductieplan, zoa ls dit is vastge steld in de raad van 28 februari 1994.
055/954k/100.000
GEMEENTE
HEERENVEEN
- 2 -
Deze richtlijn beoogt op een zo objectief mogelijke wijze inzicht te geven in de te verwachten ove rlast rondom een veehouderij, door enerzijds rekening te h ouden met het soort vee, de b edrijfsgrootte, de wijze van mestopslag en mestbehandeling, en anderzijds rekening te houden met de hindergevoeligheid van omwo nenden door een ge bieds indeling in vier gevoeligheidscategorieën. Uit de richtlijn kan worden afgeleid dat voor een melkrundveehouderij ter beperking van stankhinder een afstand van minimaal 50 meter tot de in de omgeving gelegen hindergevoelige objecten in acht moet wor den genomen. De wer kelijke afs tand be draagt 425 m eter (afstand in richting Tjongervallei 25 tot woning van derden, zodat er geen strijdigheid is met de richtlijn "Veehouderij en Hinderwet". Interimwet "Ammoniak en veehouderij/ftmmoniakreductienlan" Op grond van de interimwet "A mmoniak en veehouderij" kan worden be oordeeld of de aa nwezigheid va n een v eehouderij, of de uit breiding daarvan, aa nvaardbaar is va nwege zijn a mraoniakdepositie op het om ringend milieu. Kernpunt van deze wet is dat voor een nieuwe veehou derij of een bestaande veehouderij zo nder vergunning, de v ergunning moet wo rden g eweigerd, indi en de de positie door a mmoniak afk omstig van die v eehouderij op e en voor verzuring ge voelig gebied meer dan 15 mol zuur per hectare/jaar bedraagt. Teneinde te kunnen voldoen aan de landelijke doelstellingen aangaande het terugbrengen van de verzuring, is een gemeentelijk Ammoniakreductieplan ontwikkeld. Dit plan is vastgesteld in de raad van 28 februa ri 1994. In dit plan wordt aangegeven hoe de ammoniakemissie en -de positie zullen worden teruggebracht en welke bossen en natuurgebieden als voor verzuring gevoelig dienen te worden aangemerkt. In dit plan is de re gelgeving van de I nterimwet "Am moniak en Ve ehouderij" ve r taald. Op 11 oktober 1994 is ons ammoniakreductieplan door de Provin cie goedgekeurd. A. Aanwijzing voor verzuring gevoelige gebieden Betreffende voo r verzuring gevoelige gebieden zijn deels aa ngewezen in een do or de raa d op 28 februari 199 4 vas tgestelde ver ordening. Ingevolge deze "Verordening gro enelementen Heerenveen 19 94" worden alle boomwallen binnen een begrensd gebied rondom Nieuwehorne aange merkt als voor ve rzuring gev oelig en worden de ove rige boomwallen niet aangemerkt als voor verzuring gevoelig. Voor de over ige gro enelementen (bo ssen en na tuurgebieden) hant eren wij het gemeentelijk A mmoniakreductieplan. H ierin wordt gesteld dat de bes cherming van de ze ge bieden kan worden b eperkt tot de bo ssen binnen de Ecologische Hoofdstructuur en tot enkele grotere elementen nabij Hoornsterzwaag en Nieuwehorne. Deze relatief grote bosgebieden zijn in eig endom van een nat uurbeschermingsorganisatie en blij kens een in 1993 uitgevoerd onderzoek bijzonder waardevol.
055-951K/e0.000
GEMEENTE |//////| HEERENVEEN
- 3 De solitair gelegen groenelementen worden bij toetsing aan de Interimwet "Ammoniak en Veehouderij" buiten beschouwing gelaten. Hierboven is reeds vermeld dat solitaire groenelementen niet specifiek worden beschermd. Dit betekent niet dat wij een onbeperkte ammoniakdepositie op deze elementen toestaan.
\ |
In het gemeentelijk Ammoniakreductieplan is een algemeen toetsings kader opgenomen: de veebezetting kan slechts worden vergund indien de door de veebezetting veroorzaakte ammoniakuitstoot per hectare niet meer bedraagt dan 23,8 kilogram per jaar. Het aantal hectares wordt gebaseerd op de kadastrale hoeveelheid gras- en maisland.
^ j
B.Ammoniak reductieplan I. Uitbreiding: Ingevolge het ammoniakreductieplan kan voor een bedrijf zonder geldige vergunning, een vergunning worden verleend, indien: a. de depositie van dat bedrijf op een voor verzuring gevoelig gebied niet meer dan 15 mol zuur per hectare/jaar bedraagt; b. de ammoniakemissie per hectare niet meer bedraagt dan 23,8 kg/jaar;
|
Indien niet aan a of b kan worden voldaan, kan vergunning worden ver leend voor de veebezetting van 1986 of voor de veebezetting van 1993 indien deze minder was dan die van 1986. Bij een depositie van meer dan 15 mol dienen dan ammoniakreducerende maatregelen te worden ge troffen.
[ I
II. Saldomethode: Bedrijven met een vergunning, kunnen uitbreiden volgens de saldomethode, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan-. a. de totale ammoniak-emissie blijft onder de 23,8 kg per hectare/ jaar; b. de uitbreiding vindt plaats door overheveling van vee, maar de hoeveelheid vee die wordt verplaatst neemt in ieder geval met 10% af. Hierdoor daalt de ammoniakemissie ook met 10%; c. de uitbreiding vindt plaats onder een gelijktijdige, blijvende vermindering met minimaal 10% van de ammoniakdepositie op een beschermd groen element elders in de gemeente; d. de totale depositie op het groenelement blijft binnen redelijke grenzen gelet op de situatie ter plaatse.
1
. f [
Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag hebben wij het volgende afgewogen: In 1986 was er een veebezetting van 112 stuks melkvee, 75 jongvee (< 2 jr., -vrouwelijk), 9 stieren, overeenkomende met een ammoniak emissie van 1.329,4 kg NH3/jaar. De bijbehorende depositie bedraagt 146 mol zuur. Gezien uw huidige bedrijfsvoering is besloten niet uit te gaan van 70% jongvee ter vervanging van de veestapel. Reden hiervoor is dat in
055-951K/80.CIOO
il
GEMEENTE //M/ HEERENVEEN
- 4 -
üw bedrijf naa st he t hou den van jongvee ten b ehoeve va n vervanging van de veestapel, ook jongvee ten behoeve van de export (vrouwelijk jongvee) wordt gehouden. Normaliter wordt het overige jongvee (niet behorende tot 70% van de veestapel) als vleesvee bestempeld, overeenkomende met een ammoniakemissie van 5,7 kg/jaar per stuks jongvee. In uw situatie zal worden uitgegaan van vrouwelijk jongvee gehouden als melkvee, ov ereenkomende met een ammoniakemissie van 3,9 kg/jaar per stuks jongvee. De veeb ezetting in 19 93 bestond uit : 141 vrouwelijk jo ngvee, 15 st uks me ststieren, 30 slachteenden, 15 konijnen en 40 stuk s met een amm oniak-emissie van 1.996,9 kg depositie bedraagt 219,7 mol zuur.
stu ks me lkvee, 141 stu ks 24 stu ks geiten, 1 pon y, leg kippen, overeenkomende NH3/jaar. De bijbehorende
Hieruit blijkt dat de veebezetting van 1986 representatief is en dat hiervoor vergunning kan worden verleend (= 1.329,4 kg NH3/jaar). Uit breiding van deze vee bezetting kan all een pla atsvinden mid dels de saldomethode. U heeft daartoe ammoniakemissie- en depo sitierechten overgenomen van de volgende personen: 1/ Mw. E. Dekker-Fiat & Zoon, W. Mulderreed 4, Hoornsterzwaag; 2/ Dhr. A. Kramer, Schoterlandse weg 125, Jubbega; 3/ Dhr. H. de Jong, Bij de leijwei 62, Hoornsterzwaag; 4/ Mts. de Vries, Pr. Bemhardweg 41. Oranjewoud. Door toepassing van de saldomethode heeft u volgende rechten verkre gen (zie bijlage): ammoniakemissie-rechten; 565,2 kg NH3 (incl.korting 10% ammoniak rechten) ; depositie-rechten: 129,5 mol zuur. Er wordt een depositiereductie bewerkstelligd van 52%, hetgeen overeenkomt met de re ductiedoelstelling van m inimaal 10%. De ammo niak-depositie als gevolg van uw aanvraag kan derhalve worden toege staan. Op gr ond hiervan zou m aximaal 565 ,2 + 1.3 29,4 = 1.8 94,6 kg NH3/jaar kunnen worden vergund (aanvraag bedraagt 1.890,8 kg NH3). Blijkens de gegevens behorende bij de aanvraag bedraagt de oppervlak te van het land behorend bij uw inrichting 67,1 hectare. De ammoniak emissie per hectare voor de vergunbare veebezetting bedraagt 28,2 kg NH3. De maximaal te vergunnen ammoniakemissie is 23,8 kg per hectare/ jaar, waardoor de NH3-émissie/hectare van uw bedrijf niet in overeen stemming is met het ammoniak-reductieplan. uit het bovenstaande blijkt dat bij gebruikmaking van de saldometho de, het aantal hectares maatgevend zijn voor de maximaal te vergunnen bedrijfsgrootte. Er is een tekort van 12,5 hectares (zie bijlage). Derhalve moet worden geconcludeerd dat de gevraagde uitbreiding tot 1.890,8 kg NH3/jaar niet voldoet aan de voorwaarden van de saldome-
055-951K/80.000
GEMEENTE ///////f HEERENVEEN
- 5 -
fchode, vanwege het tekort aan hectares. De te vergunnen veestapel mag, bij voldoende hectares, maximaal 1.890,8 kg NH3/jaar uitstoten, üw huidige veebezetting is groter (ammoniakemissie 2.267,9 kg/jaar), dan de aangevraagde veebezetting. Dit betekent dat u vee dient af te stoten. Vanwege he t hog e pe rcentage (1 7%) aan v eebezetting dat m oet wor den afgebouwd, vinden wij het niet redelijk om direct een weigering van de veestapel te verlangen. U krijgt een pe riode van 4 jaar om de hui dige ve ebezetting af bouwen tot de v ergunbare veestapel en een periode van 8 jaar om voor de vergunningaanvraag benodigde hectares aan te kopen, huren pachten. Hiertoe hebben wij in de voorschriften 3.5. en 3.6. volgende bepalingen opgenomen:
te de of de
3.5.
Na. 26 januari 2004 dient de ammoniak-emissie 23,8 kg/hecta re te bedragen.
3.6.
In afwijking van voorschrift 3.5. zijn in de onderstaande perioden afwijkende ammoniakemissies toegestaan: In de periode tot en met 26 januari 2000, een maximale ammoniak-emissie van 33 kg/hectare; In de per iode va n 26 ja nuari 2000 t ot en met 2 6 jan uari 2004, een maximale ammoniak-emissie van 28,2 kg/hectare.
Hieruit volgt dat een oprichtingsvergunning kan worden verleend voor het houden van 130 stuks melkvee, 141 stuks jongvee, 15 stuks meststieren, 25 s tuks geiten, 50 s tuks le gkippen en 45 stuks konijnen voedsters, zulks met inachtneming van de in de bijlage vermelde voor schriften. De te vergunnen veestapel mag maximaal 1.890,8 kg NH3/jaar uitstoten. De vergunde vee bezetting kom t ove reen me t een am moniakemissie, be paald met de daarvoor geldende emissie factoren per diersoort. Binnen het kader van deze emissie kan de veebezetting anders worden ingevuld, mi ts het karakter van de inrichting niet wezenlijk veran derd. Een kleine wijziging kan worden afgedaan met een melding. Voor een grote verandering dient een wijzigingsvergunning te worden aange vraagd. Voor he t mes tbassin gel dt da t dez e nie t val t onde r de ve rgunning plicht, maar onder de werking van het besluit "Mestbassins Milieube heer". De in d it besluit ge noemde v oorschriften zijn op uw b edrijf onverkort van toepassing. Aangezien door het stellen van voorschriften gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden voorkomen, hebben wij, mede gelet op de bepalingen van de Hinderwet en de Wet algemene be palingen milieuhy giëne, bes loten u de ge vraagde vergunning te ver lenen zul ks ov er-
055-951K/80.000
-/Ii''
GEMEENTE ^/|j^ HEEflEW V££W
- 6 èeiikomstig de gegevens vervat in de aanvraag en met inachtneming van de in de bijlage vermelde voorschriften. Voorts delen wij u mede, dat u op grond van de gemeentelijke Legesverordening voor de dienstverlening aan de gemeente Heerenveen leges bent verschuldigd. Het bedrag van de le ges is bepaald op ƒ 2.125,95. Vo or het b etalen van de leges doen wij u een nota toekomen. Voor zov er voo r u van to epassing wij zen wi j u er op, dat bij de indiening van een beroepschrift bi j de A fdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van St ate voor een na tuurlijk per soon een be drag van ƒ 200,-- en voor een r echtspersoon een be drag van ƒ 400 ,-- wegens griffierecht moet worden gestort op girorekening 507590 of bankreke ning 60.01.68.353 (D e Nederlandsche Ban k) te n name van de Ra ad van State. Wor dt te gelijk sch orsing va n onze bes chikking g evraagd, dan moet door een natuurlijk persoon voor het bero epschrift ƒ 200,-worden beta ald en voor het schorsingsverzoek ƒ 200,--. Voor een rechtspersoon is de h oogte van dit bedrag w ederom ƒ 400,--. Bi j de betaling dient te worden vermeld waarvoor deze dient. Indien u nadere inlichtingen over deze brief wenst, kxint u bellen met mevrouw ing. M.J. Tefi-Dontje, telefoon 0513-617727. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Heerenveen. Namens dit college. hoofd van de afdeling Milieu- en Bouwtoezicht, mevrouw drs. J.M. de Booij.
055-951K/80.000
GEMEENTB l////// HEERENVEEN
- 1 -
BIJLAGE behorende bij hinderwetvergunning nr. 1304 130 melkvee 141 jongvee 15 meststieren 25 geiten 50 legkippen 45 konijnenvoedsters
* 8,8 * 3,9 * 5,7 * 2,3 * 0,178 * 1,0 TOTAAL
= 1.144,00 = 549,90 = 85,50 = 57,50 = 8,90 = 45.00 + 1.890,80 kg NH3
Dichtstbijzijnde bos: 290 meter (afstandscorrectie: 0,11). Depositie aanvraag: 1.890,80 kg NH3/jaar * 0,11 = 208 mol zuur; Veebezetting 1986 (registratieformulier dierlijke meststoffen 21 januari 1987): 112 melkvee * 8,8 = 985,6 30 jongvee (< 1 jr., vrouwelijk) * 3,9 = 117,0 45 jongvee (> 1 jr., vrouwelijk) * 3,9 = 175,5 5 stieren (< 1 jr.) * 5,7 = 28,5 4 Stieren (> 1 jr.) * 5,7 = 22.8 + TOTAAL 1.329,4 kg NH3 Bijbehorende depositie: 1.329,4 * 0,11 = 146 mol zuur; Veebezetting 1993 (meitelling); 141 melk- en kalfkoeien 141 jongvee 22 meststieren 24 geiten 1 pony 30 slachteenden 15 konijnen 40 legkippen
* * * * * * * *
= 1.240,8 8,8 3,9 549,9 5,7 125,4 2,3 55,2 2,9 2,9 0,6 0,019 1,0 15,0 0,178 7.1 TOTAAL 1.996,9 kg NH3
Bijbehorende depositie: 1.996,9 kg * 0,11 = 219,7 mol zuur; Veebezetting 1995 (meitelling): 160 melk- en kalfkoeien 1 jongvee (> 2jr., vrouwelijk) 28 jongvee (< 2 jr., mannelijk) 153 jongvee (< 2 jr., vrouwelijk) 45 leghennen >=20 maanden 30 slachteenden 20 konijnen (voedsters) 2 pony's 25 geiten
* 8,8 * 8,8 * 5,7 * 3,9 * 0,178 * 0,117 * 1,0 * 2,9 * 2,3 TOTAAL
= 1.408,0 = 8,8 = 159,6 = 596,7 = 8,0 = 3,5 = 20,0 = 5,8 = 57.5 + 2.267,9 kg NH3
Bijbehorende depositie: 2.267,9 kg NH3 * 0,11 = 249,5 mol zuur;
Gss-gsiK«o.ooa
GEMEENTE M HEERENVEEN
- 8 Toepassen saldomethode; hiervoor zijn 4 agrarische bedrijven (deels) beschikbaar: 1/
Mevrouw E. Dekker-Fiat & Zoon, W.Mulderreed 4, Hoornsterzwaag (hobbyboer), transactiedatum (9 april 1991), afstand tot bos: 55 meter (afstandscorrectie; 2,095), meitelling 1986: 6 jongvee (< 1 jr., vrl) * 3,9 = 23,4 18 jongvee (1-2 jr., vrl) * 3,9 = 70,2 27 melk- en kalfkoeien * 8,8 = 237,5 1 stier * 5,7 = 5.7 + TOTAAL 336,9 kg NH3;
2/
De heer A. Kramer, Schoterlandse weg 125, Jubbega (melkveehou derij), transactiedatum (28 april 1992), afstand tot bos: 1500 meter (afstandscorrectie: 0,0039), meitelling 1986: 8 jongvee (1-2 jr., vrl) * 3,9 = 31,2 1 melk- en kalfkoe * 8,8 = 8,8 1 paard/pony *4,6= 4,6 9 schapen (incl.lammeren) * 0,7 = 6,3 + TOTAAL 50,9 kg NH3;
3/
De heer H. de Jong, Bij de leijwei 62, Hoornsterzwaag (hobby boer), transactiedatum (8 december 1986), afstand tot bos: 550 meter (afstandscorrectie: 0,030), meitelling 1986: 10 jongvee (< 1 jr., vrl) * 3,9 = 39,0 2 jongvee (1-2 jr., vrl) * 3,9 = 7,8 1 jongvee (1-2 jr., mnl) * 5,7 = 5,7 8 jongvee (> 2 jr., vrl) * 8,8 = 70,4 27 melk- en kalfkoeien * 8,8 = 237,6 + TOTAAL 360,5 kg NH3; Totale depositie: 360,5 * 0,030 = 10,8 mol zuur. Hiervan kan een de rde dee l wor den ove rgenomen door Breitsma. Dit betekent: 360,5/ 3 = 120,2 kg NH3;
4/
Mts. de Vries, Bovenweg 5, Nijerberkoop (veehouder),Transactie datum (11 januari 1996 m.b.t. het perceel Prins Bernhardweg 41, Oranjewoud), afstand tot bos: 250 meter (afstandscorrectie: 0,15), totale ammoniak-emissie 1.072 kg (93 melkkoeien en 65 jongvee), totale depositie 1.072 * 0,15 = 161 mol zuur. Hiervan wordt 120 kg NH3/jaar afgestaan aan de heer Breitsma;
Aankoop ammoniak-rechten: Ad.1.: 50,9 kg NH3 Ad.2.: 336,9 kg NH3 Ad.3.: 120,2 kg NH3 Ad.4.: 120.0 kcr HH3 + 628,0 kg NH3 10 % 62.8 kg NH3 565,2 kg NH3
Bijbehorende depositie: 50,9 * 2,095 = 106,6 mol 336,9 * 0,0039 = 1,3 mol 120,2 * 0,030 = 3,6 mol 120,0 * 0,15 = 18.0 mol 129,5 mol
zuur zuur zuur zuur zuur
+
Totaal vergunbaar: 1.329,4 + 562,5 = 1.891,9 kg NH3/jaar;
055-351W80.000
GEMEENTE
HEERENVEEN
- 9 -
Toename depositie: als gevolg van vergunbare veebezetting (t.o.v. 1986) = 208 - 146 = 62 mol zuur; Reductie depositie: als gevolg van gebruik saldomethode = 129,5 - 62 = 67,5 mol zuur. Reductiepercentage (NH3-depositie) 52 % (67,5/ 129,5 * 100 % = 52,1 %); Hectare-norm: hectare-norm bedraagt 23,8 k g NH3/hectare. Hoeveelheid ammoniak per hectare bij vergunbare veebezetting 1.890,8 kg NH3/jaar : 67,1 = 28,2 kg NH3/hectare (= overschrijding hectare-norm). Op grond van hectare-norm is 23,8 * 67,1 = 1.597 kg NH3/jaar vergunbaar. Hectare-tekort: 1.890,8 - 1.597 = 293,8/ 23,8 = 12,5 hectares. Bij een ammoniak-emissie van 2.267,9 kg NH3/jaar (veebezetting 1995), bedraagt de hectarenorm 33,8 kg NH3/hectare; Weigering t.o.v. huidige veebezetting: 2.267,9 kg (huidige veebezet ting) - 1.890,8 kg (vergunbare veebezetting) = 377,1 kg NH3/jaar (weigering betreft 17% van huidige veebezetting (377,1/ 2.267,9 = 16,6%)). Dit betreft vnl. een te grote veebezetting t.o.v. de milieuvergun ningaanvraag (nl. 377,1 kg NH3/jaar) en dus geen weigering van de milieuvergunning ,Conclusie: de milieuvergunningaanvraag is vergunbaar, mits er vol doende hectares aanwezig zijn. Periode geven van 8 jaar om 12,5 hec tares bij te kopen, huren of pachten. De huidige veebezetting is hoger dan de aangevraagde veebezetting (milieuvergunning). Periode van 4 jaar geven, waarin de huidige vee bezetting moet worden afgebouwd tot de aangevraagde veebezetting. Opnemen van extra voorschriften: 1/ Na 26 januari 2004 dient de ammoniak-emissie 23,8 kg/hectare te bedragen; 2/ In afwijking van voorgaande voorschrift zijn in de onderstaande perioden afwijkende ammoniakemissies toegestaan: In de periode tot 26 januari 2000 is een maximale ammoniakemissie toegestaan van 33,8 kg NH3/jaar; In de periode van 26 januari 2000 tot 26 januari 2004 is een maximale ammoniakemissie toegestaan van 28,2 kg NH3/jaar.
055-951 K/80.000
GEMEENTE
III HEERENVEEN
Voorschriften behorende bH mllieiiverminn4r,rf n»iT.moT-
INHOUD: X
BEGRIPPEN
-
2
II
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
-
4
III
AGRARISCHE BEDRIOVEN
-
5
IV
HET HOUDEN VAN MELK/RUNDVEE
-
6
V
KUILVOER, KUNSTMEST- EN VOEDERSILO'S
-
7
VI
BRANDVEILIGHEID
-
8
VII
GELUID
-
9
VIII
HERSTELWERKZAAMHEDEN
-
9
IX
BEWAREN BESTRIJDINGSMIDDELEN, KI, K2- EN K3-VLOEISTOFFEN. EN CHEMICALIËN IN EMBALLAGE - 10
X
OPSLAG AARDOLIEPRODUKTEN IN EEN BOVENGRONDSE TANK
- 11
XI
POMP VOOR HET AFLEVEREN VAN DIESELOLIE
- 13
XII
VERWARMING
- 14
Böhóört btj beäluiygishfäjwgn van en Wethouders van d.d.;
.. . O
No,; \^oU
065-951K/80.000
I.
BEGRIPPEN In de bij deze vergunning behorende voorschriften wordt ve rstaan onder:
A.
AFVALSTOFFEN: Stoffen, niet zi jnde eind- of tus senprodukten af komstig van pro cessen of handelingen ên die niet meer in de inrichting in produktieprocessen gebruikt of zullen worden gebruikt en waarvan de vergunninghoud(st)er zich wil ontdoen;
B.
BEVOEGD GEZAG: het College van Burgemeester en Wethouders;
C.
BESTRIJDINGSMIDDEL: een stof of me ngsel van s toffen z oals ged efinieerd in a rtikel l van de Bestrijdingsmiddelenwet (Stb. 1962);
D.
DRAAGBAAR BLUSTOESTEL: toestellen die vo ldoen aan het "B esluit Draagbare Blustoestellen 1986" (Staatsblad 1986, 553);
E.
EQUIVALENT GELUIDNIVEAU (LAeq): het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bep aalde p eriode op tredende gel uid, vas tgesteld overeenkomstig de "Ha ndleiding mete n en reke nen i ndustrielawaai, IL-HR-13-01" van maart 1981;
F.
GELUIDGEVOELIGE BESTEMMINGEN: gebouwen of obj ecten, al s aang ewezen bij alge mene maat regel van bestuur krachtens de art ikelen 49 en 68 van de Wet g eluidhinder (Stb. 1982, 465);
I.
GELUIDNIVEAU IN dB(A): het niv eau van h et ter pla atse opt redende gel uid, uit gedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale El ektrotechnische Commissie (lEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publikatie no. 651;
J.
GIVEG-KEURINGSEISEN: keuringseisen waaraan prod ukten en materialen moet en vold oen om het GIVEG-merk te moge n voere n van het Nederlands cen trum voor Gastechnologie Gastee N.V. te Apeldoorn;
K.
Kl-VLOEISTQF: een brandbare vlo eistof waa rvan het vl ampunt lag er is dan 21 °C, bepaald volgens NEN 3204 , uitga ve 1968, en die bij 37,8"C een dampspanning heeft van ten minste 35 k Pa en ten ho ogste 100 k Pa, bepaald volgens NEN 928, u itgave 1970 of een verfprodukt w aarvan het vlampunt lager is dan 21°C, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976;
L.
K2-VLOEISTOF: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt gelegen is op of boven 21°C en onder SS^C, bepaald volgens NEK 3204, uitgave 1968, of een v erfprodukt waarv an het vl ampunt g elegen is op of boven 21°C en onder 55°C, bepaald volgens NEN-EN 53, uitgave 1976;
WM-1304
M.
K3-VLOEISTOF: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfprodukt waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 57;
N.
KVGN: Koninklijke Vereniging van Gasfabrikanten in Nederland;
O.
Lmax: de hoo gste af lezing van de gel uidmeter ge meten in de met erstand "fast" ("F");
P.
NEN: een do or het Nede rlands Norm alisatie Inst ituut (NNI ) uitg egeven norm;
Q.
NEN 1010: veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties;
R.
NEN 1078: gasinstallatievoorschriften;
S.
NEN 2559: draagbare blustoestellen controle en onderhoud;
T.
NEN 3125: elektrisch materieel voor plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen; hermetisch-dichte omhulsels en niet-vonkende construc ties;
U.
NEN-EN: een door het Comité Européen de Normalisation opgestelde en door het N ederlands Nor malisatie Ins tituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm;
V.
NEN-EN 50 014 tot en met NEN-EN 50 020, NEN-EN 50 028 en NEN-EN 50 039: elektrisch materieel voor plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen;
W.
Voor zover een DI N-, M EN- of NEN- EN-norm, wa arnaar in een vo or schrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van con structies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de vo or de d a tum, waarop deze vergunning van kracht geworden is, laatst uitge geven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voo r zover het op vo ornoemde da tum reeds bestaande cons tructies, toes tellen en app araten be treft de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestel len en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald.
WM-1304
II.
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN Elektrische installatie
2.1
De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010; indien in de inrichting ruimten aanwezig zijn met gasontploffingsgevaar moet de daar aanwezige installatie bovendien voldoen aan NEN 3410 en h et elektrisch materieel aan NEN 3125, NEN-EN 50014 tot en met NEN-EN 50020, NEN-EN 50028 en NEN-EN 50039; de gevarenzone in deze ruim ten moet voldoen aan de "Gevarenzone-indeling met bet rekking tot gasontploffingsgevaar" (uitgave P-182 van het Directoraat-Generaal van de Arbeid);
2.2
De elektrische installatie mag geen storing in de radio- en/of televisie-ontvangst als ook in het telecommunicatieverkeer ver oorzaken; Luchtverontreiniging en stankhinder
2.3
Uitmondingen in de bu itenlucht van afv oeren van ventilatiesyste men, lu chtbehandelingsinstallaties of af zuigsystemen, ten aanzien waarvan in deze vergunning verder geen voorschriften zijn gesteld, moeten zod anig zijn gesi tueerd dat van de hierdoor uittr edende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen hinder wordt ondervonden buiten de inrichting;
2.4
Alle dieselmotoren moeten dusdanig zijn afgesteld, dat de afvoergassen nagenoeg rook- en roetloos zijn; Afvalstoffen
2.5
In de inrichting mogen geen afvalstoffen worden verbrand;
2.6
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke af valstoffen of me t afv alstoffen verontreinigd w ater moge n niet in de bodem worden gebracht; het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig g eschieden dat geen verontreiniging kan optreden;
2.7
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke af valstoffen moeten op gezette tijden uit de inrichting worden afge voerd; het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden;
2.8
Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze ge schieden; van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden;
2.9
Een ri olering voor de afv oer van af valwater moe t vloe istofdicht zijn uitgevoerd; Bodembescherming
2.10 Stoffen moet en zo danig wor den bewaard en geb ezigd dat geen v er ontreiniging van de bodem optreedt; 2.11
WM-1304
Het is verbo den vloeistoffen definitief in de bode m te bren gen, met uit zondering van o ppervlaktewater, hem elwater of d rinkwater, indien daaraan geen verontreinigende sto ffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en daaraan geen warmte is toegevoegd; 4
2.12
Indien blijkt d at de bodem is verontreinigd of aangetast, and ers dan ten gevolge van een ongewoon voorval in de zin van artikel 22 van de Wet bodembescherming, dient degene die de inrichting drijft, dit onverwijld te melden aan het bevoegd gezag; er moeten in deze gevallen onverwijld ma atregelen worden genomen ten einde de verontreiniging, de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken; een voornemen tot bodemsanering over te gaan moet ten minste een maand voordat de s anering plaatsvindt, wo rden gem eld aan ge depu teerde staten van de provincie Friesland; bij deze melding moeten gegevens worden verstrekt omtrent de resultaten van met het oog op dé sanering verricht onderzoek en het tijdstip waarop met de sane ring zal worden aangevangen; Gedragsvoor8chrlften
2.13
De inr ichting moet scho on worden ge houden en in goe de sta at van onderhoud verkeren;
2.14
Het aantrekken van insekten, knaagdieren en ander ongedierte moet zoveel mogelijk worden voorkomen; zo vaak de omstandigheden daar toe aanl eiding geve n, moe t doel matige bestrijding van inse kten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden;
2.15
Degene die de inrichting drijft is o verigens gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om gevaar en schade dan wel hinder buiten de inrichting te voorkomen of te be perken;
UZ
AGRARZSCHE BEDRZJVEW
3.1
Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet wo rden bevloeid of op andere wijze van mest of gier worden voorzien;
3.2
Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden gedroogd en/ of verbrand;
3.3
Kadavers va n dieren m ogen niet op he t terr ein van de inr ichting worden begraven;
3.4
In de inrichting mogen ten hoogste de navolgende aantallen dieren aanwezig zijn: -. 130 stuks melk- en kalfkoeien; - 141 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar; - 15 stuks meststieren; - 25 stuks geiten; - 50 stuks legkippen; - 45 stuks konijnen; Overeenkomende met een ammoniak-produktie van 1.890,8 kg NH3/jaar;
3.5
Met ingang van 26 januari 2004 mag de door de veebezetting ver oorzaakte ammoniakemissie per hectare niet meer bedragen dan 23,8 kilogram;
3.6
In afwijking van voorschrift 3.5 zijn in de onderstaande perioden afwijkende arnmoniakemissies toegestaan: - in de periode tot 26 januari 2000, een maximale ammoniak-emissie van 33 kilogram per hectare; - in de periode van 26 januari 2000 tot en met 26 januari 2004, een maximale ammoniakemissie van 28,2 kilogram per hectare;
WM-1304
5
3.8
De in de stallen aanwezige vaste mest moet regelmatig worden verzameld en overgebracht naar een vloeistofdichte mestplaat, waarvan de plaats op de tekening is a angegeven; de s tapeling van de mest op deze plaat moet op zodanige wijze geschieden, dat alle uitzakkende vocht binnen de (rand van de) plaat wordt opg evangen en afgevoerd naar een vloeistofdichte opslagruimte;
3.9
Bij het verwijderen van mest en gier ma g de omgeving niet wor den verontreinigd; tra nsport van du nne me st en gier mo et daa rom g e schieden in volledig gesloten tankwagens;
3.10
Vaste me st mo et wor den vervoerd in da arvoor geschikte tr ansport middelen, die op correcte wijze zijn beladen;
3.11 Transporten van mest dienen met zodanige voorzorgen te geschieden, dat het terrein, de wegen, de bodem en het grondwater niet worden verontreinigd; 3.12 Ramen van de stallen moeten, voor zover zij geen functie hebben voor de luchtverversing, gesloten worden gehouden; 3.13
De stalden) moet(en) zijn voorzien van een vloeistofdichte vloer danwel van een roostervloer boven een mestopslagplaats;
3.14
Zodra een stationaire tank voor de opslag van vloeistoffen buiten gebruik is gesteld, moet de vergunninghouder zulks terstond melden aan het bevoegd gezag;
3.15
Het voe r, met uitz ondering van ru wvoer, moet worden bew aard in uitsluitend voor di t doel ge bezigde be waarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn uitgevoerd;
3.16
Dunne mes t en gier moe ten u it de stal wor den af gevoerd naar de hiervoor bestemde vloeistofdichte opslagruimte; de opslagruimte mag nie t zijn voorz ien van een ove rstort; ged urende de opslag periode mag de inhoud niet i n beweging worden gehouden, behoudens gedurende korte tijd voor het ledigen van de opslagruimte; indien deze opslagruimte niet onder een stal is gelegen, moet: a. het transport naa r de opslagruimte geschieden door midd el van een gesloten riool of een d aaraan gelijkwaardige voor ziening, welke vloeistofdicht is uitgevoerd; b. de opslagruimte behalve tijdens het led igen door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, gesloten worden gehouden; c. het transport van mest naar de opslagruimte plaatsvinden via een ges loten aanv oerleiding die zo dicht mogel ijk bij de bodem van de opslagruimte uitmondt;
3.17
Een in gebruik zijnde stal moet doelmatig worden geventileerd door middel van een mechanische luch tafvoer, tenz ij het stalt ype is gebaseerd op natuurlijke ventilatie;
3.18
Het l edigen van mest- en gierkelders mag niet geschieden op zon en feestdagen;
IV
HET HOUDEW VAK J1EI.R/RD1IDVEE
4.1
Het sp oel- en rein igingswater van de mel ktank en melkleidingen, alswel het spoel- en sc hrobwater van de melkkamer en/of de sani taire voorzieningen, dient te wór den afgevoerd naa r de r iolering ofwel naar een vloeistofdichte opslagruimte;
WM-1304
6
4.2
De vloer in de melkkatner dient te zijn vervaardigd van vloeistof dicht beton of metselwerk en dient afwaterend te zijn gelegd naar een schrobput; de schrobput dient via een gesloten leiding te zijn aangesloten op de riolering ofwel op een vl oeistofdichte opslag ruimte als bedoeld onder voorschrift 5.1;
4.3
Het re inigings- en spo elwater, af komstig van h et sc hoonmaken van de melk installatie en de opstellingsruirate van de melk koeltank, mag in de mest- en/of gierkelder worden op geslagen, ind ien een reinigings- en ontsmettingsmiddel op anorganische basis wordt ge bruikt, waarvan het desinfektiebestanddeel w ordt gevormd door wa terstofperoxyde of doo r hypo chloriet en loog ; indi en een rei ni gings- en ontsmettingsmiddel van ande re sam enstelling wo rdt ge bruikt, moet he t rei nigings- en spoe lwater word en opg evangen in een speciaal daarvoor bestemde vloeistofdichte bak. Dit afval dient regelmatig te worden afg evoerd naar een afvalwaterzuive ringsinstallatie;
4.4
Het opvangen van reinigings- en spoelwater in een vloeistofdichte bak en de afvoer daaruit naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie is niet vereist indien toestemming is verkregen dit afvalwater op het openbaar riool te lozen,-
4.5
Reinigings- en ontsmettingsmiddelen voor de melkapparatuur moeten zijn opgeslagen in goed gesloten vaatwerk:
V
KUILVOER, KÜNSTMEST- EN VOEDERSILO'S Kuilvoer
5.1
Kuilvoeropslagplaatsen dien en zod anig te zijn gesi tueerd dat de afstand van elk va n deze opslagen tot won ingen van derden of ge voelige objecten ten minste 50 meter bedraagt;
5.2
Een kuilvoeropslag moet blijvend zijn afgedekt met een kunststoffolie, beh oudens tijd ens he t uithalen van het produkt; bij een kuilvoeropslag mag de afd ekking aan de zij de waar ze lfvoedering plaatsvindt, ontbreken; even tuele beschadigingen aan het afdek folie moeten zo spoedig mogelijk worden gerepareerd;
5.3
Onverminderd het gestelde in het vori ge voorschrift moeten bij kuilvoeropslagen van gras, de volgende maat regelen in acht te worden genomen: 1. het ui thalen van kuilvoer mag sle chts geschieden tussen 06.00 en 19.00 uur; 2. het uitgehaalde kuilvoer moet direct in de stal, dan wel in een afgesloten rui mte ge plaatst word en, of op zod anige wijze worde n afgedekt dat geen stankoverlast kan plaatsvinden,3. eventuele restanten van het kuil voer moeten dir ect van het terrein van de in richting af gevoerd word en, dan we l op zodan ige wijze worden opgeslagen dat geen stankoverlast kan plaatsvinden;
5.4
Kuilvoer moet zijn opgeslagen op een vloeistofdichte plaat van beton,- de constructie van de beto nplaat en de afdekking dienen zodanig te zijn dat er geen verontreiniging van de bodem door lekkage van uitzakkend vocht of verontreinigd hemelwater kan plaats vinden. Indien er vocht uit het kuilvoer vrijkomt dient dit te worden opgevangen en door middel van een vloeistofdichte lei ding te worden afgevoerd naar een vloeistofdichte opslagruimte;
WM-1304
7
I D kunstmest 5.5
De opslag van kunstmest in bulkvorm mag uitsluitend geschieden in een daarvoor bestemde silo;
5.6
Hinderlijke stof verspreiding bij het vullen van kuns tmestsilo's moet worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekfilter;
5.7
De verpakte kunstmest moet zijn opgeslagen in waterdichte verpak king van voor het produkt geschikt materiaal; voedersilo's
5.8
Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van voedersilo's moet worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld met behulp van een doekfilter;
VI
BRANDVEILIGHEID
6.1
Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten ten minste 3 brandblusmiddelen en/of brandbestrijdingsinstallaties aanwezig zijn (nabij bovengrondse dieselolietank, in de werkplaats, bij het tanklokaal);
6.2
Het onderhoud van draagbare brandblustoestellen moet overeen komstig NEN 2559 geschieden;
6.3
Alle blusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en ge makkelijk bere ikbaar zijn aangebracht of opg ehangen, voor di rect gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren;
6.4
De blusmiddelen dienen ten minste éénmaal pe r jaar door e en door het bevoegd gezag geaccepteerde desku ndige te worden gec ontro leerd; de draagbare blustoestellen dienen gecontroleerd te worden overeenkomstig het gestelde in NEN 2559;
6.5
Draagbare blustoestellen moe ten zijn voorzien van ee n Rijkskeur merk met rangnummer;
6.6
Blusmiddelen moe ten tege n weersinvloeden worden bes chermd; deze bescherming moet zoda nig zijn aan gebracht dat deze geen bele m mering oplevert voor normaal gebruik van het blusmiddel;
6.7
Behoudens slanghaspels mogen de blusmiddelen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor brandbestrijding;
WM-1304
h
I B 1 fl I I II H
VII
GELUID Algemeen
7.1
Het equi valente ge luidniveau (LAe q) gepr oduceerd door de in de Inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen mag, ter plaatse van won ingen van derd en, ande re gel uidgevoelige b estemtningen en voor zover bin nen e en af stand van 50 m van de gr ens van de in richting geen woningen van derden of geluidgevoelige bestemmingen aanwezig zijn - op enig punt 50 m van de inri chting niet mee r bedragen dan: a. 45 dB(A) tussen OG.00 en 19.00 uur; b. 40 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; c. 35 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur;
7.2
Het maximale geluidniveau (Lmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanw ezig vas t opgestelde toes tellen en installaties, mogen de in het voorschrift 8.1 genoemde toelaatbare geluidsniveaus ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen met niet meer dan 20 dB(A) overschrijden;
7.3
Het gestelde in voorschrift 8.2 is niet van toepassing op transportbewegingen en h et la den en/of lossen ten behoeve van d e inrichting vo or zov er dit pla atsvindt tuss en 06. 00 uur en 19.00 uur;
7.4
Controle op of berekening van de in voorschrift 8.1 en 8.2 vastgelegde geluidsniveaus moet geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-H R-13-01" van maart 198 1, ui tgegeven door het M inisterie va n Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; ook beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden,-
7.5
Alle verbrandingsmotoren (van bijvoorbeeld de tractor(en)) dienen van een doelmatige geluiddemper te zijn voorzien;
VIXI
HERSTBLWERKZAAHHEDEK algemeen
8.1
Herstelwerkzaamheden aan motorvoertuigen mogen niet buiten worden uitgevoerd;
8.2
De vloer van de ruimte waarin herstelwerkzaamheden aan motorvoertuigen plaatsvinden, moet vloeistofdicht en oliebestendig zijn en vervaardigd van onbrandbaar materiaal. Leidingdoorvoeringen moeten vloeistofdicht zijn uitgevoerd;
8.3
Oliën, vetten of water mogen niet van de vloer van de werkplaats naar buiten worden geveegd of geschrobd. De vloer mag niet afwaterend naar een uitgang zijn gelegd;
8.4
Schrobputten in een werkplaats moeten zijn aangesloten op de bedrijfsriolering en ze moeten vloe istofdicht aansluiten op de vloer;
8.5
Bij het proefdraaien van verbrandingsmotoren moeten de uitlaatgassen op doelmatige wijze via een afvo erleiding worden afgevoerd op een zodanige hoogte dat de vrijkomende gassen buiten de inrichting geen hinder kunnen veroorzaken;
WM-1304
8.6
Een werkplaats mo et zodanig zijn geventileerd dat t er voorkoming van brand- of expl osiegevaar voldoende ven tilatie is ge waarborgd om gassen of dam pen die ontstaan bij lekkage of werkzaamheden af te voeren. Omtrent de wijze van ventilatie kunnen door het bevoegd gezag nadere eisen worden gesteld;
8.7
Het is verboden in de inrichting: a. werkzaamheden te verrichten, waarbij vuur wordt gebruikt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een brandstofreservoir en andere delen van een motorvoertuig, die brandstof bevatten; b. afva lstoffen zo als ge bruikte poetsdoeken en lege verf blikken anders te bewar en dan in gesl oten buss en, vat en of blik ken va n onbrandbaar materiaal;
8.8
In de inrichting opgestapeld;
8.9
In de inrichting mogen geen motorvoertuigen of onderdelen daarvan worden schoongebrand;
8.10
In de wer kplaats als mede in eni g and er ge bouw van de inr ichting mogen geen brandstofreservoirs van motorvoertuigen worden bijgevuld. De brandstofreservoirs van motorvoertuigen moeten behoudens tijdens aan deze reservoirs te verrichten werkzaamheden goed zijn gesloten,-
8.11
De verwarming van de ruimte waarin hers telwerkzaamheden word en uitgevoerd en van de ruim ten die hie rmee in directe verb inding staan of kunnen worden gebracht, mag slechts geschieden door verwarmingstoestellen w aarvan de verbrandingsruimte n iet in ope n verbinding staa t of kan word en gebr acht met bedoelde ruim te en waarvan de delen, die in direct contact staan met bedoelde ruimte, geen hogere oppervlaktetemperatuur hebben dan 250 °C of door een verwarmingstoestel als bedoeld in het publikatieblad P-163, <
mogen
geen
voertuigen
worden
geplet
of
8.12 De opslag van oude accu's moet ges chieden in een vloeistofdichte bak die bestand is t egen het aan wezige electrolyt. Indien de bak buiten is opgesteld, moet deze tegen inregenen zijn beschermd. Het opladen van accu's dient te geschieden op een vloeistofdichte vloer en op een goed geventileerde plaats; 8.13
Tijdens het schoonmaken van remvoeringen moeten maatregelen worden genomen om de v erspreiding van a sbestvezels bui ten de inr ichting te voorkomen; smeerkull
8.14
De smeerkuil mag alle en worden ge bruikt voor wer kzaamheden aan voertuigen met dieselmotoren;
IX
BEWAREN VAN B ESTRIJDINGSMIDDELEN, KI -, K2 - EN K3 -VLOEISTOFFEN EN CHEMICALIËN IN EMBALLAGE bestrijdingsmiddelen
9.1
WM-1304
Bestrijdingsmiddelen moeten worden bewaard overeenkomstig de arti kelen 8 t/m 12 van het Bestrijdingsmiddelenbesluit (Stb.1964,328);
10
9.2
Het is verboden middelen welke genoemd zijn in art. 1 van de Be strijdingsmiddelenwet in de inrichting in voorraad te hebben of te bewaren; KI-, K2- en K3-vloeistoffen en andere chemicaliën
9.3
De verpakking van KI-, K2- en K3-vloeistoffen en van andere chemi caliën m oet dic ht zi jn, ge schikt v oor de de sbetreffende stof en voldoende s terk; be waring van vo ornoemde sto ffen is niet toeg e staan op plaa tsen die k unnen dien en als vlu chtweg in geva l van brand of anderszins;
9.4
In de inr ichting mog en niet meer KI -, K2- en K3 -vloeistoffen en andere chemicaliën aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfs voering noodzakelijk is;
9.5
Indien de hoev eelheid KI- en K2-vloeistoffen in emballage meer bedraagt dan 25 liter, moeten dez e KI- en K2-vloeistoffen met uitzondering van de werkvoorraden welke voor ee n goede bedrijfs voering nood zakelijk zij n, worden be waard in daar voor geschikte losse kasten, bouwkundige kasten, kluizen of opslaggebouwen of in een daarvoor geschikt vatenpark als gedefinieerd in publikatieblad CPR 15-1, <>, uitgave 1989, van het Directoraat Generaal van de Arbeid;
9.6
De uitvoering van de in voorschrift 10.5 genoemde opslagplaatsen, alsmede de bewaring van de in deze opslagplaatsen aanwezige Stoffen moet geschieden met inachtneming van het gestelde in publikatieblad Arbeid, uitgave 1989, van het Directoraat-Generaal van de Arbeid;
9.7
Indien vaat werk bestemd is tot het aftappen van vloeistoffen, moeten vloeistofdichte lek bakken zijn geplaatst dan wel mo et het vaatwerk zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer,-
9.8
Ledig, niet gereinigd vaatwerk moet worden bewaard als gevuld vaatwerk ,-
9.9
Binnen de inrichting mag ten hoogste 400 liter aan afgewerkte olie en smeerolie in vaatwerk worden opgeslagen;
9.10 Het gebruik als brandstof van al dan niet bewerkte afgewerkte olie in de zin van het" Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen" is niet toegestaan; X
OPSLAG AAKDOLIEFRODÜKTEH IH EEH B0VEH6R0HDSE STALER TANK Opslag K3-vloeistoffen in een bovengrondse stalen tank met Inhoud van meer dan 200 liter en ten hoogste 5.000 liter
10.1
een
De stijf heid en ster kte van een tank moeten vol doende zijn om schadelijke ve rvorming als gevo lg van zet tingen, event uele ver zakking van de steunpunten of als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te v oorkomen terwijl de dichtheid onder alle nor male bedrijfsomstandigheden moet zijn verzekerd;
10.2 De onde rsteunende con structie van een ta nk moe t uit onb randbaar materiaal be staan,- op plaatsen waa r kans óp ver zakking besta at, moet een doelmatige fundering zijn aangebracht;
WM-1304
11
10.3
Een tank moet ten minste 3 m van een bewaarplaats van brandgevaar lijke stoffen zijn verwijderd, tenzij de wand van de bewaarplaats een brandwerendheid bezi t van ten min ste 60 minu ten; de afst and tussen een tank en de erfscheiding moet ten minste 3 m bedragen; de afstand tussen 2 tanks moet voldoende zijn ten behoeve van in spectie en onderhoud; de ontluchting van een tank dient buiten een gebouw te zijn gesitueerd;
10.4
Een ta nk moe t zijn vo orzien van een o ntluchtingsleiding m et een inwendige middellijn van ten minste 30 mm; de ontluchtingsleiding moet stev ig zijn bevestigd, moe t uitm onden i n de buit enlucht en tegen inregenen zijn beschermd;
10.5
Indien een nive au-aanwijzing of peilvoorziening aan de tank is aangebracht, moet de ze zodanig zijn ingericht da t het u itstromen van vloe istof uit de tank, ook door ver keerde werk ing of door breuk, onmogelijk is;
10.6
In elke aansluiting op een tank beneden h et ho ogste vloeistofni veau en in de toevoerleiding naar een ve rbruikstoestel moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een meta len afsl uiter zijn ge plaatst; deze moe t zodanig zijn uit gevoerd dat dui delijk is te zien of de afsluiter is geopend, dan wel is ges loten; de zich direct tegen de buitenwand van de tank bevi ndende ver bindings stukken en de appendages beneden het hoogste vloeistofniveau moeten van staal zijn vervaardigd;
10.7
Het uitwendige van een tank en de leidingen moet deugdelijk tegen corrosie zijn beschermd, bijvoorbeeld door een oppervlaktebehande ling en het direct daarna aanbrengen van een doelmatige verflaag;
10.8
Leidingen moeten bovengronds zijn gelegd;
10.9
Een tank mo et z ijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling of muur van zodanige ho ogte dat samen met een vloeistofdichte vloer een vloeistofdichte lekbak ontstaat met een inhoud ten minste gelijk aan de inhoud van de tank; deze omw alling of muur moet voldoende ste rk zijn om weerstand te kunn en bied en aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk;
10.10 Hemelwater moe t regel matig uit de vloe istofdichte lekbak wor den afgevoerd door een leiding, waarin buiten en zo dicht mogelijk bij de omwalling of muur een afsluiter is aangebracht; deze afsluiter moet ges loten wo rden geh ouden en ma g sle chts voor het la ten a f vloeien van hemelwater wor den geo pend; dez e voorzieningen kunnen achterwege blijven, indien boven de vloeistofdichte lekbak een afdak is aangebracht, zodanig dat geen hemelwater in de lekbak kan komen, of indien een pompvoorziening is opgenomen die slechts voor het verpompen van hemelwater in bedrijf mag worden gesteld; 10.11 De gehele installatie van de tank en de leidingen moet vloeistof dicht zijn, hetgeen voor het in gebruik nemen of na een grote re paratie, door een beproeving moet worden aangetoond; deze beproe
ving moet geschieden door de tank en de leidingen geheel met water
te vullen of doo r de ta nk en de lei dingen a f te persen met een overdruk van 30 kPa met lucht of 200 kPa met water; indien bij de beproeving een lekkage of een andere ongerechtigheid wordt gecon stateerd mag de t ank niet in gebruik worden gesteld; voor de be proeving moet t ijdig kennis worden gegeven aan het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag in de gelegenheid is om bij de beproeving aanwezig te zijn;
WM-1304
12
10.12 Bij het vullen van, of het aftappen uit een tank dient morsen te worden voorkomen; 10.13 Een tank mag slechts voor 95% worden gevuld; 10.14 Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is a fgekoppeld, mo et de v ulstomp, vu lopening of vulleiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten; 10.15 De omgeving va n een ta nk moe t vrij va n bran dgevaarlijke stof fen worden gehouden; de begroeiing in de om geving va n een tan k moe t kort worden gehouden; XI
POMP VOOR HET AFLEVEREN VAN DIESELOLIE Elektrische pomp
11.1
Een elektrische pomp ten behoeve van motorbrandstoffen, zoals dieselolie, moet in de buitenlucht zijn opgesteld;
11.2
Voor de toepassing van voorschrift 11.1 moet de elektrische installatie in en aan de p omp voldoen aan de vo orschriften voor elektrische installaties in ruimten met gasontploffingsgevaar. Deze voorschriften zijn niet van toepassing voor het bovenste deel van de po mpkast waa rin het t elwerk is aa ngebracht, mit s zich in dit deel geen leidingen of onderdelen met vl oeistof bevinden die bij lekkage gevaar opleveren. Voor de elektrische installatie in het in het voorgaande bedoelde bovenste deel van de pompkast g eldt da t het elektrisch mat eriaal bij normaal bedrijf gee n vonkende delen mag bezitten, noch dele n met een temperatuur die gevaar voor ontploffing opleveren;
11.3
Op de hoo fdschakelaar waa rmede de elektrische inst allatie in en aan de pompkast kan worden uitgeschakeld, moeten de schakelstanden duidelijk zijn aangegeven. Bij deze schakelaar moet duidelijk zijn vermeld, dat deze dient voor de pomp;
11.4
Behalve de in voorschrift 11.3 genoemde hoofdschakelaar moet voor het in- en uitschakelen van de elektromotor van een pomp bovendien in of aan de pompkast een schakelaar zijn aangebracht;
11.5
Aan de pompkast van een elektrische pomp mogen geen wandcontactdozen zijn aangebracht, terwijl aan de vulafsluiter of aan de afleverslang geen elektrische schakelaar aanwezig mag zijn;
11.6
De pompkast van een elektrische pomp moet voldoende zij geventileerd; de uitsparing in de pompkast, waarin de vulafsluiter van de afleverslang in ruststand wordt geborgen, moet gasdicht van het inwendige van de pompkast zijn afgesloten;
11.7 De pomp moet zich boven een. vloeistofdichte lekbakconstructie bevinden; 11.8
WM-1304
Een pomp moet zodanig zijn geplaatst en de afleverslang moet zodanig zijn bemeten dat de aflevering aan een voertuig nimmer kan plaatsvinden binnen 1 m afstand van een bovengrondse tank;
13
11.9
Een pomp moet zodanig zijn ingericht dat hetzij slechts gedurende een daartoe strekkende opzettelijke bediening van de vulafsluiter vloeistof uit de pomp kan stromen, hetzij de aflevering van vloeistof automatisch stopt als het reservoir waaraan wordt afgeleverd, vrijwel is gevuld. In het laatste geval moeten aan de vulafsluiter voorzieningen zijn getroffen, waardoor deze sluit bij een lichte schok, bijvoorbeeld ten gevolge van vallen;
11.10 Indien geen toezicht wordt gehouden, moet een pomp zijn afgesloten zodat onbevoegden deze niet in werking kunnen stellen; 11.11 Bij het af - en overtappen me t behu lp van een sl ang, di ent dez e bestand te zijn tege n die selolie; een sl ang moe t een bar stdruk bezitten van tenminste 1,5 maal de werkdruk; 11.12 Een slang moet ti jdens het ge bruik zodanig w orden ondersteund en beschermd, dat beschadiging wordt voorkomen,11.13 Vloeistof die zich na gebruik nog in de slang bevindt, moet worden opgevangen ,11.14 Wanneer de afle verslang niet in gebruik is, die nt dez e knikvrij boven een lekbakconstructie te hangen; 11.15 Bij het plotseling sluiten van de vulafsluiter moet e en eventueel optredende drukstoot kunnen worden opgevangen; 11.16 Het afleveren van vloeistof is verboden, indien daar bij wordt gerookt of enig erlei v uur of open k unstlicht aa nwezig is, of de motor van het voertuig, waaraan de vloeistof wordt afgeleverd, in werking is; 11.17 Op of bij de pomp moet met duidelijke leesbare letters het opschrift zijn aa ngebracht: « VOERTUIGMOTOR AFZE TTEN, ROKE N EN VUUR VERBODEN »; 11.18 Nabij een pomp moet een draagbare poederblusser aanwezig zijn met een inhoud van t en mi nste 6 kg of een an der ges chikt blu smiddel met eenzelfde bluscapaciteit; 11.19 Er moet vol doende abs orptiemateriaal aanwezig zij n om eventueel gemorste of gelekte vloeistof op te nemen; XII
VERWARMING (Centrale verwarmlnga/warmwaterinBtallatleB vermogen van maximaal 130 kW)
12.1
Aardgasgestookte toestellen, ten aanzien waarvan GIVEG-keuringseisen zijn opgesteld, moeten aan de desbetreffende eisen voldoen;
12.2
Een aar dgasinstallatie a ls gedefinieerd in NEN 107 8, al smede de ruimte w aarin deze installatie is o pgesteld, moet v oldoen aan de voorschriften gesteld in NEN 1078; een aardgasinstallatie, die is geplaatst voor 1 juli 1977 moet ten minste voldoen aan de "Richt lijnen bestaande gasinstallaties" van het KVGN, uitgave 1977;
12.3
Een stoo ktoestel moet voor de ingebruikneming," alsmede na elke reparatie en wederafstelling van de installatie, aan de hand van de GIVEG-keuringseisen op goed en veilig functioneren worden gecontroleerd door het gasleverend bedrijf;
WM-1304
14
met
een
GEMEENTE^^HHHflEA/KEEA/
HINDRRWET
Bekendmaking beschikking.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen; gelet op artikel 31 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne; maken bek end, dat zij bij hun besl uit van 14 februari 1996 aan maatschap A. en T. Breitsma te Hoornsterzwaag onder de in dat besluit omschreven voorschriften, ter voorkoming van gevaar, schade of hinder van de inrichting daa rbuiten, ver gunning hebben ve rleend voor het oprichten en in werking hebben van een vee houderijbedrijf op het perceel plaatselijk bekend Tjongervallei 25 te Hoornsterzwaag. De beschikking, alsmede de aanvraag en andere terzake zijnde stukken, liggen van 21 februari 1996 tot en met 3 april 1996 ter inzage en wel elke werkdag van 8.00 tot 17.00 uur (vrijdag to t 16.00 uur) op het bureau voorlichting en Public Relations, Crackstraat 2 te Heerenveen, alsmede bui ten genoemde uren in de le eszaal aa n het Burg. Ku perusplein te Heerenveen, op dinsdag en donderdag van 10.00 tot 20.00 uur, woensdag en vrijdag van 10.00 tot 17.30 uur en zaterdag van 10.00 tot 13.00 uur. Desgewenst kan tijdens genoemde kantooruren een mondelinge toelichting op de stukken worden verkregen. Ingevolge art ikel 20 .6 va n de We t mil ieubeheer kan t egen bovenver melde bes chikking tot en me t 3 april 1996 be roep wor den i ngesteld door: a. degenen die bezwaren hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit; b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit; c. degenen die bezwaren hebben tegen wijzigingen die bij he t nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aange bracht; d. bel anghebbenden aa n wie r edelijkerwijs niet kan w orden verweten geen bezwaren te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze dat um ber oep is ing esteld en met toe passing van artikel 60a van de Wet op de Raad van State een verzoek wordt gedaan tot schorsing van de bes chikking dan wel tot het tr effen van een voorlopige voorziening, Het beroepschrift moet worden gericht aan de Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Het verzoek t ot schorsing of e en voorlopige voorziening moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
055-951K/80.000
- 2 De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Heerenveen, 14 februari 199G. Burgemeester en wethouders voornoemd. Namens dit college.
, 5 FEB, )996
, hoofd afdeling Milieu- en Bouwtoezicht, mevrouw drs. J.M. de Booij.
Tot het einde van de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld tegen bovenomschreven beschikking, kan een ieder desgevraagd tijdens bovengenoemde ka ntooruren, te gen betaling der kosten, een f otokopie van de ter inzage liggende stukken verkrijgen.
vxcxcu.
J
DEZE AANVRAAG GEMEENTE ||»HKflEW£JEA/ ^
I
EERST BEHANDELEN ALS CONCEPT
iiirSECTOR RUIMTELIJKE O N TWIKKELING EN MILIEU
(s.v.p. aankruisen indien van toepassing
2 2 piRj
^OO.IOO 120S ê.'.iiSl50,rnLL
AANVRAAG DEFINITIEF ,
boh. Li; ,.;,
op L.T.fd....
'Kc i'.K^ WET MILIEUBEHEER AANVRAAG MILIEUVERGUNNING
IAGRAR'SCHE SECTOR)
Deze aanvraag is gericht aan: het college van burgemeester en wethouders va n de
Deze aanvraag (d.w .z. dit formulier, samen met de bijbehore nde tekeningen en eventuele andere bijlagen) moet in vijfvoud worden ingediend!
Gegevens van de aanvrager (bij machtiging, schriftelijke machtiging van de gemachtigde van aanvrager bijvoegen):
£Ii.S
Postadres
77/rv,
/V
^
Postcode
Plaats
Telefoon
Teïéfax
^
ÏBêlki^kl.k6t6i.s..^
Gegevens van de inrichting Naam bedrijf
'6.1.. ,
Telefoon Kadastrale ligging Sectie
-.JkkO.
Contactpersoon
.L\JGi Q Telefax
Nummer(s)
^^
•/'
9-
//^
Inschrijfnummer Kamer van Koophandel
Aard van de inrichting Geef hier een korte omschri jving van de belangrijkste elementen/activiteiten van de inrichting,
fu i'icl
107.973.9am/1 055a./9BtK/BO.OOO
De aanvraag betreft: een vergunning voor h et oprichten en In werking hebben van de Inrichting een vergunning voor het veranderen, uitbreiden of wijzigen van de inrich ting of de gebezigde werkw ijze een nieuwe vergunning, voor de gehele inrichting, waarvoor reeds eerde r één of meer vergunningen wa ren verleend een nieuwe vergunning, voor een onderd eel van de Inrichting, waarvoor reeds eerder één of meer vergun ningen waren verleend
De inrichting is g elegen in/op:
Afstand tot dichtstbijzijnd gevoelig object, n.i.:
;
Centrum/kern
h
Woning van derden
i
m
Rustige woonwijk
Bedrijf uit de voedlngs-Zgenots-
Gemengd
mlddelenlndustrie
Industrieterrein
Detailhandel In v oedings-
m
[
X Buitengebied
/genotsmlddelen
Natuurgebied
Hotel/restaurant
m
Stiltegebled
Ziekenhuis/Sanatorium
m
Recreatiegebied
Zwembaden/Camping
m
j
Anders, namelijk
m
'
Waterwingebied
60 - dagenzone
m |
10 - jaarszone 25 - jaarszone
werkdagen maandag dinsdag
?<'
woensdag
X X vrijdag X zaterdag X zondag
donderdag
overdag
K X X X X
07.00 - 19.00 uur 07.00- 19.00 uur 07.00 - 19.00 uur 07.00- 19.00 uur 07.00 - 19.00 uur
X 07.00- 19.00 uur X 07.00- 19.00 uur
's avonds
X X 19,00-23.00 uur X 19.00 - 23.00 uur X 19.00-23.00 uur X 19.00 - 23.00 uur
's nachts
19.00- 23.00 uur
6 X
19.00 - 23.00 uur 19.00-23,00 uur ^
23.00 - 07.00 uur
X
23.00 - 07.00 uur
X
23.00 - 07.00 uur
x 23.00 - 07.00 uur X 23.00 - 07.00 uur X 23.00 - 07.00 uur K 23.00 - 07.00 uur
107-973.o.m/2
Behoc •
Zo ja, ais volgt;
'.211.2' ."jöS
I.L.SELZ1IË
1.
Voeg b ij dit aanvraagformulier een of meer plattegrondtekeningen (schaal b ij voorkeur 1:100)). Op deze tekeningfen) moet zijn aangegeven: de indeling va n de gebouwen en terreinen; de functi e van werkruimten en terreinen, de plaatsing van apparatuur en Installaties, aanduidingen van emissiepunten.
2.
Geef hieronder een omschrijving van de werkzaamheden en/of processen die in de inricht ing plaatsvinden, van de even tuele Produkten die w orden vervaardigd en v an de belangrijkste kenmerken van de aanwezige apparatuur en/of installaties en eventueel de capaciteit(en). (Voeg eventueel een omschrijving ais bijlage toe). Wanneer een vergunning wordt aangevraagd voor het veranderen (van de werking) van de inrichting moet I hieronder ook aangegeven worden waaruit die veranderingen bestaa n. , Q
tuiud^.
.iMdri ,..y
Welke kolom moet worden ingevuld; Kolom A moet worden ingevuld wanneer u over een of meer Hinderwetvergunning (en) of miiieuvergunning(en) beschikt, in kolom A vult u de in die vergunning(en) genoemde vee-aantaiien in. in de kolommen B en C moet u de vee-aantallen invullen die aanwezig waren op een enig mom ent in 1986 en tussen 1 maart 1992 en 1 maart 1993 (deze data worden genoemd in de Interimw et ammoniak en veehouderij). In kolom D vult u de vee-aantallen in waarvoor u nu een milieuvergunning wi lt aanvragen. Aantonen van dieraantallen: Dat de in kolommen B en C genoemde vee-aantallen op enig mom ent in 1986 en tussen 1 maart 1992 en 1 maart 1993 aanwezig waren, moet u kunnen aantonen door middel van accountantsverklaringen, stallijsten of meiteilingen (kopieën bijvoeg en: met betrekking tot eventueel ander bewijsmateriaal dient u contact op te nemen met de gemeente). Hoe moeten de kolommen worden ingevuld: In de kolommen vult u als eerste getal het aantal dieren in, daarna een schuine streep en daarna met een ietter het stalsysteem (hieronder worden voor de verschillende diersoorten de mogelijke stalsysteme n genoemd. (Voorbeeld: u houdt 20 stuks jongvee op vaste mest en 30 stuks jongvee op drijfmest; dan vult u in bij vrouwelijk jongvee: 20/A 30/B).
107-373.e«n/3
Groen labal-stal: Wanneer het een groen l abel-stal betreft kunt u dat bij de b etreffende dlercategorie aangeven; tevens moet u in dat geval documentatie en een certificaat met betrekking tot het staitype bij de aanvraag voegen. Mogelijke stalsystemen: Rundvee: stalsystemen
Varkens: stalsystemen
A. vaste mest
A. volledige roostervloer
A. open mestopslag onder de batterij
B. drijfT!est
B. gedeeltelijke roostervloer; gehe
B. batterij met geforceerde mestdro-
C. grupsta)
le hok onderkeiderd zonder
Kippen: stalsystemen
ging (ka naienstal)
stankafsluiter
D. groen label-stal
C. mestbandbatterij met dagafvoer naar gesloten put
C. overig gedeeltelijke roostervloer 'vj..!'.-,..;; .• '• ••O.'
Paarden: stalsystemen
D. groen label-stal
A. in zomer op stal
E. overige bedrijven
D. mestbandbatterij met geforceerde mestdroging
8. in zomer niet op s tai
E. grondhuisvesting (strooiseivloer, roostervloer) (scharrelkippen)
Nertsen: stalsystemen A. mestopslag onder d e kooi
F. groen iabel-stal
B. dagafvoer mest naar gesloten
put -2.^
7/1%». '
Q. tvU'
Diersoort
B
C
Aantal
Aantal
Aantal
volgens
aanwezig
aanwezig
dat nu
huidige
in 1986
tussen
wordt
01-03-1992
aange
en
vraagd
Aantal
vergunningfen)
D
01-03-1993
Rundvee: Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar Zoogkoeien, en overig rundvee ouder d an 2 jaar Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar Vleeskalveren van O tot circa 6 maanden
Aantal/
Aantal/
Aantal/
Aantal/
stalsysteem
stalsysteem
stalsysteem
stalsyslays-
/
l
M. ,teL
auAWi
tee
isA n.0 b äli iPfh
Vleesstieren en ander vleesvee tot 6 maanden Vleesstieren en ander vleesvee van 6 maanden tot 2 jaar Varkens: Biggen opfok (gespeende biggen) Kraamzeugen (inclusief biggen tot spenen) Guste en dragende zeugen Dekberen, 7 maanden en ouder Vleesvarkens Scharrelvarkens Opfokberen van 25 kg tot 7 maanden Opfokzeugen van 25 kg tot 1e dekking Kippen; Opfokdieren legrassen, jonger dan 18 weken
l07-873.sim/4
Diersoort
A Aantal volgens huidige vergunnlng(en) ,
Ouderdleren van vleesrassen
Aantal aanwezig tussen 01-03-1992 en 01-03-1993
(/) m
Opfokdieren vleesrassen, jonger dan 19 weken Legkippen (ook (groot-jouderdieren legrassen)
c
B Aantal aanwezig In 1986
D Aantal dat nu wordt aange vraagd
^0^
Slachtkulkens Schapen: Schapen en lam meren boven 45 kg.
|
Geiten:
1
Gelten, ouder dan 1 jaar Eenden: Ouderdleren van 0 tot circa 24 maanden Slachteenden binnen mesten Slachteenden buiten mesten Kalkoenen: Ouder-opfokdieren van 0 tot circa 6 weken Ouder-opfokdieren van 6 t ot circa 30 weken Ouderdleren van circa 30 weken en ouder Slachtkalkoenen Pelsdleren: Nertsen, aantal fokteven Zilvervossen, aantal fokmoeren Blauwvossen, aantal fokmoeren
EÏ0p odrt
••;
L Vethc uC;-; • • 911 V
;TT"SE1rm i
m:
:n.:rgenie 3Ster oioriveen
SÏ:::
Konijnen: Voedsters Parelhoenders: Parelhoenders voor vleesproduktie
1
Paarden: Paarden, 3 jaar en ouder Paarden in opfok (jonger dan 3 jaar) Pony's: Pony's, 3 jaar en ouder Pony's in opfok (jonger dan 3 jaar) Honden: Honden Andere diersoort: Struisvogels (ouderdleren)
107-973.g«m(6
Wat is het totaalvermogen van alle in de inrichting aanwezige motoren (Op de plattegrondtekening of renvooi aangege ven wat h et vermogen,per m otor is)
i.{> Cctitt
K
Elektromotoren
kW
Verbrandingsmotoren
kW
.
7/^
^nidu^ciä^-^
Specificeer hieronder welke (stook) Installaties aanwezig zijn ten behoeve van de energievoorziening (verwarming en andere doeleind en) Soort brandstof
Schoorsteenhoogte Max. verbruik per in m boven maaiveld jaar (m3)
Capaciteit in kW Max. verbruik (nominaal) kg/uur of mS/uur
Nr. op de tekening
JizAclu-did'
0
Wordt in de inrichting elektriciteit opgewekt? Zo ja, afkom stig van:
ja
nee
V/indmolen Verbrandingsmotor Zonne-energie Anders, namelijk
,
Jj/Sn^ eAOJalUi
^alïlu.J&eu^
Welke soort watervoorziening wordt in de inrichting gebruikt? Leidingwater
JM ..JöS..
m3/jaar _ggi»eten/geschat
Sloot- of ander oppervlaktewater
m3/jaar
Grondwater uit eigen bron
m3/jaar ^ggmeten/geschat
Anders, namelijk
gemeten/geschat
mS/jaar
gemeten/geschat
m3/jaar
gemeten/geschat
Wat is het jaarverbruik aan gas en elektriciteit? gas elektriciteit
UÊiiSi. u.S:...'ism
Is er een energiebe sparingsplan aanwezig? Is een waterbesparingsplan aanw ezig?
Mo
kWh gemeten/geschat
J.1M..Ö.
Fl X
nee
ja •)
nee
ja *)
Welke maatregelen zijn getro ffen om het energiegebruik en/of watergebruik terug te dringen?
Welke van de onderstaande transportmiddelen zijn aanwezig binnen de inrichting? Soort
Aantal
Aantal bedrijfsuren tus sen 07.00 en 19.00 uur
Aantal bedrijfsuren tus sen 19.00 en 23.00 uur
Aantal bedrijfsuren tussen 23.00 en 07.00 uur
heftrucks loskranen tractoren
X ~;w L
3
f
7.
Hoeveel vrachtwagens/tractoren zijn in bedrijf voor de inrichting? Sport
Aantal
Aantal uren/week aanwe Aantal uren/week In zig op terrein van de bedrijf op terrein van de inrichting inrichting
Aantal uren/week in be drijf b uiten de Inrichting
vrachtwagens j
Soort
"M"d
4;0ö
tractoren
Aantal aan-/afvoerbewegingen tussen 07.00 en 19.00 uur
Aantal aan-/afvoerbewegingen tussen 19.00 en 23.00 uur
vrachtwagens
ß
per^^ag/week
^
pej^gTweek
tractoren
^
per^tf/week
^
per^^agfweek
Zijn er maatregelen getroffen ter voorkoming van visuele hinder (zoals begroeiing en dergelijke)?
Aantal aan-/afvoerbewegingen tussen 23 .00 en 07.00 uur ^ ^
nee
pe^t^gfweek perdagfWeek
X
la
Y.... TT'SEPïionn" Geef hieron der een korte omschrijving van de belangrijkste geluldsbron(nen):
l07-973.oBmA7
0
Zijn voorzieningen tegen geluidsoverlast getroffen?
Wordt er v aste mest opgeslagen? Zo ja, oppervlak mestplaat
X
open
ßß
afgedekt
& m2 Inhoud
M
m3
nr. op tekening
Wordt vocht en percofatiewater afgevoerd naar mestkelder of opvangkelder/put?
nee
0
Wordt er drijfmest opgeslagen?
ja
Zo ja,
z K
in drijfmestkelder(s)
totale inhoud
in mestbassin(s)
totale inhoud
JSlß..:..
oppervlak
m3 m3 m2
open
datum bouw van het mestbassjn
X afgedekt
- 19 . .
'0"
Wordt kuilvoer opgeslagen? Zo ja, hieronder specificeren Soort
Soort opslag (plaat/sleufsilo)
Voorzieningen t.b.v. percolaatvocht
) Idcvi
gras
Nr. op de teken ing
.s.g
snijmais
\fvaa.v VlUobWc»
Worden er produkten in silo's opgeslagen?
nee
01=
Zo ja, in
kunstmestsllo's voedersilo's
i
nr(s) op tekening:
inhoud
stuks
li../,..
.6
(/Q
]Q
m3/torf m3/ton
107-973.oifn/8
Worden brandbare stoffen opgeslagen in reservoirs?
nee
E
la
Zo ja, hieronder specificeren Soort
Type opslag
Hoeveelheid (kg, liter,
ondergronds/bovengronds
m3)
Datum installatie
Nr. op de tekening
/ML
U
60 iiioy
//
Worden gassen opgeslagen?
ja
Zo ja, hieronder specificeren
Gassoort
Opslagmedium (fles/reserv. e.d.)
Wj
Inhoud/stuk (in liters)
JÊÈËL
Aantal
Keurings datum
Wijze van opslag (kast/kluis e.d)
Nr. op de tekening
;
1
Worden andere brandbare stoffen opgeslagen In emb allage?
nee
ja
Zo ja, hieronder specificeren
Soort
Verpakking Inhoud/stuk (vat/jerrycan e.d.) (in liters)
Aantal
Wijze van opslag (lekbak e.d)
Nr. op de tekenin g
0'
Worden bestrijdingsmiddelen opgeslagen?
Zo ja, hoeveelheden die maximaal per soort aanwezig zijn:
kg/I
i'.;; liCs^ul
kg/I kg/I
Hoe worden de middelen opgeslagen? Bestrijdingsmiddelenkast, niet betreedbaar Betreedbare bestrijdingsmiddelenkast
cLd;
VBj';
SïSöi.ï
Hoe wor dt geventileerd? Niet Op natuurlijke wijze
X
boven het maaiveld/daklijn
Op mechanische wijze
^
Aantal elektrische ventilatoren
/
0
boven het maaiveld/daklijn
stuks, totaal vermogen van de ventilato ren is ... kW.
'0"
Zijn er bodembeschermende maatregelen getroffen? Zo a, hieronder specificeren: Lekbakken
(aangeven op de tekening)
Vloeistofdichte vloeren
(aangeven op de tekening en specificatie s bijvoegen) (aangeven op de tekening en specific aties bijvoegen)
Is er een bodemkwaliteitsonderzoek verricht? Zo ja, rapport b ijvoegen.
Ontstaan chemische afvalstoffen?
nee
ja
Zo ja, hieronder specificeren Hoeveelheid (In kg/jr of l/jr)
Aard Afgewerkte olie Oiie/vetafzetting
Wijze van opslag
Afvoerfrequentie Inzamelaar per jaar
Am.
Nr. op de tekening
^
Zand/siibafval Accu's
X TL-buizen X 1 Oliefiiters
Verfresten Vervuild oplosmiddel
Ontstaan bedrijfsaf valstof fan?
kduä Of
nee
g]ja
107-973.8em/10
Zo ja, hieronder specificeren Aard
Hoeveelheid (in kg/jr of l/jr)
wijze van opslag
Afvoerfrequentie Inzamelaar per jaar
n
ë lä£Ä...
J.
Nr. op de tekening
im
.6
Geef op de bl] de aanvraag gevoegde tekeningen de loop van de bedrijfsriolering ten en alle (con trole)putten.
aan, met daarbij alle lozlngspun-
Het bedrijf safvalwater wordt afgevoerd naar: De gemeentelijke riolering Een persleiding van gemeente of waterschap Eén verzameltank of -bassin Het oppervlaktewater (bijvoorbeeld In sloot, vijver of kanaal)
3
De bodem (eventueel vlaia een een zinkput) zlnkpu^! Anders, namelijk
,
'ïYU/dftl^G/&r^
Welke soorten s toffen kunnen In het bedrijfsafvalwater voorkomen?
Welke zulveringstechnische voorzieningen zijn aanwezig: (documen tatie bijvoegen) Geen Waterzuiveringsinstallatie Bezinkvijver Septictank Zinkput Zand- of sllbva ngput
bii 0fhfv
3ü(gam80St@r : .,:-H
. U SEP. 2 000
Olle/benzine-afschelder Vetafschelder Anders, namelijk Hierbij vermelden fabrikaat, capaciteit, type én bouwjaar van de zuiveringstechnische voorzieningen:
Waarop wordt het hemelwater, afkomstig van de daken en de verharde terreingedeelten geloosd ?
107-97a.sem/l 1
Welke maatregelen zijn getroffen ten behoeve van het voorkomen of beperken van afvalstoffen die In de inrichting ontstaan? Betrek hierbij ook maatregelen ten behoeve van het hergebruiken dan we l geschikt maken voor hergebruik; of maatregelen voor het nuttig toepassen dan wel geschikt maken voor nuttige toepassing?
.Éfe.' Zijn er nog andere maatregelen ter beperking van de miiieubeiasting getroffen die i n de voorgaande vragen ni et genoemd zijn?
Welke ontwikkelingen die voor de aanvraag van belang kunnen zijn, zijn redelijkerwijs t e verwachten? (denk hierbij aan veran deringen betreffende: de aard en de Indeling van het bedrijf; de activiteiten en processen, de toe te passen installaties of technieken en de capac iteit; de aard en omvang van de milieubelasting, het ontstaan van afva lstoffen.)
Hieronder kunnen aanvullende gegeven s worden weergegeven, bijvoorbeeld aanvullende gegevens die door het gemeentebestuur word en veriangd.
Geef hieronder een omschrijving van : 1. de ongevirone voorvallen (incidenten, brand, explosie of andere calamiteiten) me t nadelige gevolgen voor het milieu die redelijkerwijs mogelijk zijn en 2. de maatregelen die zijn getroffen om de milieugevolgen van deze voorvallen te voorkomen of te beperken.
107-973.flom/t2
Wordt een vergunning voor bepaalde (beperkte) termijn aangevraagd? Zo ja, voor een termijn van
)a
jaar
Welke milieuvergunningen en/of kennisgevingen zijn er in het verleden voor dit bedrijf verleend of gedaan? Oprichtingsvergunning
datum
Veranderlngsvergunnlng(en)
datum: datum: datum:
IVleldlng(en) vgl.art. 8.19
datum: datum: datum:
Een nleuv\/e, (deel)revlslevergunning vgl.art. 8.4
datum:
Kennlsgevlng(en) vgl.art. 8.40
datum: datum:
Vinden er bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbouw plaats?
Zo ja, In di t geval is de; Bouwvergunning (nog) niet aangevraagd
X
Bouwvergunning aangevraagd, datum
(afschrift bijvoegen)
Bouwvergunning niet nodig omdat met een melding kan worden volstaan
Worden tegelijkertijd met deze aanvraag ook een of meer andere vergunningen en/of ontheffingen aangevraagd? Toelichting: Zijn de volgende vergunning(en)/onthefflng(en) ook aangevraagd of verleend? Deze gegevens zijn nodig in verband met een wettelijke coördinatlepllcht, afstemming of rapportageplicht bij de onderhavige aanvraag. Nee Vergunning ingevolge de wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (afschrift bijvoegen) Vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet Anders, namelijk
Dient er ee n Milieu-effectrapportage gemaakt te worden?
m
nee
ja
bij be- '-r n ;ua;naes' Wsjhoudere van • e Uv
1O7-973.0Bm/l3
Bij deze aanvraag zijn gevoegd; Aankruisen wat van toepassing is; (plattegrondtekening van Inrichting en omgeving moeten in ieder geval worden bijgevoegd); op de bijlagen duidelijk aangeven dat ze bij de aanvraag behoren): Plattegrondtekening Inrichting (deze in ieder geval bijvoegen en ondertekenen Piattegrondtekening omgeving (deze in ieder geval bijvoegen en ondertekenen) Aanvraag bouwvergunning, d.d.: Aanvraag WVO-lozingsvergunning, d.d.: Omschrijving werkzaamheden/produktieprocesjsen) berekening(en) zand/s|jb/vet/olie/benzineafscheider(s)/septictank installatiecertlfica(a)t(en)/bodemweerstandsrapport(en) ondergrondse tank akoestisch rapport, d.d.: bedrijfsmilieuzorgsysteem luchtemissieberekenlng(en) emissierapport miiieubeiastende stoffen emissierapport stofhinder emissierapport geurhinder lijst(en) samenstelling verven/lakken/verdunners specificatie(s) luchtemissiereducerende voorzieningen stuks documentatie grond/hulpstoffen energiebesparingsplan waterbesparingspian specificatie(s) vloeistofdichte vloer(en)/wasplaats bodemkwaliteitsrapport, d.d.: schriftelijke machtiging van de gemachtigde van de aanvrager anders, namelijk:
5^
^^
J
anders, namelijk:
Aldus naar waarheid ingevuld:
(plaatsnaam)
Aanvrager;
(datum)
a
-93-^^0
Firmastempel:
(handtekening) '
107.973.0om/M
HEERENVEEN CRACKSTnAAT2 POSTBUS I50U08440GAHEERENVEEN TELEFOON 0513-617617 TELEFAX 0513-617475 e-mail: Ge ni [email protected]
Maatschap Breitsma Tjongervallei 25 8412 CE HOORNSTERZWAAG
252\K. Heinsius (2x) Inspectie Volksgez.heid NLTO afd. HVeen, dhr. Abma
BESCHIKKING uw brief van:
ons kenmerk: SCH.-00.3003643
«onderwerp: f Aanvraag vergunning wet milieubeheer (nr. 1897)
bijlage(n): div.
datum: 14 september 2000
VERZONDEN 1 8 SEP 2000
Geachte heer Breitsma, Besluit van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de Gemeente Heerenveen. Onderwerp aanvraag Op 23 februari 2000 hebben wij een concept-aanvraag ontvangen van Mts. Breitsma d.d. 11 februari 2000 voor een nieuwe vergunning voor een melknmdveehouderij, waarvoor reeds eerder één of meer vergunningen waren verleend ingevolge de Wet milieubeheer. Op 22 maart 2000 hebben wij de definitieve aanvraag ontvangen. Daarnaast heeft op 12 april 2000 een overleg plaatsgevonden. Het verslag (brief met kenmerk Hl 233.A0/B058/HRW/CLA) wordt naast de vergunningaanvraag en deze ontwerp-beschikking ter inzage gelegd. De inrichting is gelegen aan de Prikkedaem 2 en Tjongervallei 25 te Hoomsterzwaag, kadastraal bekend gemeente Mildam, SectieTL, nummers 22 en 110. De aanvraag bestaat uit: Ingevuld aanvraagformulier Wet milieubeheer (agrarische sector), gedateerd 21 maart 2000; Plattegrondtekening (1285361, MI-001); - Plattegrondtekening (1285362, MI-001); Plattegrondtekening. Op grond van categorie 8.1 van bijlage 1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zijn wij het bevoegd gezag voor het beslissen op de aanvraag om vergunning. Deze aanvraag betreft een nieuwe vergunning, voor de gehele inrichting, waarvoor reeds eerder één of meer vergunningen waren verleend voor het houden van 275 melk- en kalfkoeien (ouder dan 2 jaar) en 219 stuks vrouwelijk jongvee (tot 2 jaar). Reden van de aanvraag betreft onder andere het vervan gen van een oude stal door een nieuwe stal op de locatie Tjongervallei 25 en het fuseren van de 2 bedrijfslokaties op de Tjongervallei en Prikkedaem tot één inrichting (artikel 1, lid 4 Wet milieubeheer). Ten aanzien van de locatie Prikkedaem 2 kan worden opgemerkt dat er geen veranderingen zullen plaatsvinden. De milieuaspecten kunnen middels voorschriften zodanig worden gereguleerd, dat hier door geen strijdigheid ontstaat met de bestaande milieubeleidsplannen.
I
055/993k/200000
GEMEENTE ||||fHE£flEWreW
.2 -
Eerder verleende vergunningen en meldingen Tiongervallei 25: kennisgeving Amvb Mestbassins, d.d. 13 oktober 1993 Oprichtingsvergunning nr 1304, d.d. 14 februari 1996. Prikkedaem 2: kennisgeving Amvb Mestbassins, d.d. 18 november 1987. Oprichtingsvergunning nr 1296, d.d. 27 september 1994 Procedure Adviezen naar aanleiding van de aanvraag Als adviseur bij deze procedure is betrokken de inspecteur van deVolksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Naar aanleiding van de toegezonden aanvraag zijn geen adviezen uitgebracht. Beslissingstermiin Wij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om, de in de artikelen 3.19, eerste lid, tv/eede volzin, en 3.28 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijnen te verlengen. Coördinatie Er is geen sprake van een inrichting van waaruit stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Wet veront reiniging oppervlaktewateren in het oppervlaktewater worden gebracht. Daarom is er geen sprake van een onderlinge afstemming en/of gecoördineerde behandeling tussen de aanvraag om een milieuver gunning en een aanvraag om een vergunning in het kader van de Wet verontreiniging oppervlakte wateren. Reacties van betrokken overheidsorganen Bij deze procedure zijn geen bestuursorganen, anders dan als adviseur, betrokken. Naar aanleiding van de toegezonden aanvraag zijn geen reacties van betrokken overheidsorganen ontvangen. Voorbereiding De voorbereiding van de beschikking op de aanvraag heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.5, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer. Bij de beslissing op de aanvraag is betrokken (artikel 8.8, eerste lid): Ten aanzien van de aspecten die ingevolge artikel 8.8, eerste lid, van de Wet milieubeheer in ieder geval bij de beslissing moeten worden betrokken, overwegen wij het volgende: de bestaande toestand van het milieu; de gevolgen voor het milieu, die de iimchting kan veroorzaken; de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de inrichting en tot het gebied waar de inrichting is gelegen, die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; de mogelijkheden om nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken. Met betrekking tot het gebied waar de inrichting is gelegen zijn geen relevante ontwikkelingen te verwachten.
055a/994K/50;0üC
GEMEENTE
-3-
Er is rekening gehouden met (artikel 8.8, tweede lid): Algemeen Ten aanzien van de aspecten waarmee, ingevolge artikel 8.8, tweede lid, van de Wet milieubeheer, bij de beslissing in ieder geval rekening moet worden gehouden, overwegen wij het volgende: Milieubeleidsplan De gemeenteraad heeft op 30 augustus 1993 het milieubeleidsplan vastgesteld. Op grond van dit plan dient bij het verlenen van deze vergunning rekening te worden gehouden met het volgende; stimulering van milieuzorgsystemen, integraal ketenbeheer, energie-extensivering (gestructureerde energiebesparingsaanpak), bevordering van kwaliteit, preventieve bodembeschermende maatregelen op bedrijfsterreinen, preventie en hergebruik van afval. De Provinciale Staten van de Provincie Fryslan heeft op 2 november1999 het 3' Provinciaal milieu beleidsplan voor Fryslan vastgesteld voor de periode 2000-2003. Hoofdoel van dit beleid is duurzame ontwikkeling. Waarbij behalve de zorg voor ons milieu ook de verantwoordelijkheid voor het voort bestaan van economische en sociale belangen (welvaart, goede concurrentiepositie, voldoende werk, rechtvaardige verdeling van hulpbronnen, veiligheid en de zorg voor onze leefomgeving) wórdt mee gewogen. Aan het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en recreatieomgeving wordt in dit beleidsplan o.a. aandacht besteed aan milieubeleid en activiteiten ter ondersteuning van het ruimtelijke ordenings beleid en gericht op specifieke problemen zoals geluid en geurhinder. Aan het versterken van de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en milieuwaarden in Fryslan in combinatie met een versterkte en duurzame groei van de economie wordt vormgegeven door het plan van aanpak Economie, Milieu en Technologie. Waarvan de koppeling van vergunningverlening aan technologische iimovatie een onderdeel uitmaakt. De provincie ondersteunt de trend naar een meer milieuvriendelijke landbouw en richt zich op landbouw-milieubeleid dat optimaal is toegesneden op de specifieke situatie in Fryslän. Bij mobiliteit wordt de nadruk gelegd bij de provinciale voorbeeldfunctie op het gebied van vervoersmanagement en het opnemen van verkeersmilieuprojecten in plannen voor gebiedsgericht milieubeleid. Op het deel gebied afval wordt ingezet op preventie, het zoveel mogelijk opnieuw gebruiken en als laatste stap op het zo verantwoord en efficiënt mogelijk verbranden danwel storten van afval. Richtwaarden Bij algemene maatregel van bestuur, ministerieel besluit en de provinciale milieuverordening van Fryslan zijn geen richtwaarden gesteld waarmee bij de vergunningverlening rekening dient te worden gehouden. Overige normering Op grond de Wet milieugevaarlijke stoffen zijn voor de toepassing van CFK's als koelmiddel in koelcompressoren regels vastgelegd in het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten. Dit besluit bepaalt dat onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd door een STEKerkend installateur (STEK= Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het Koeltechnisch installatiebedrijf). Daarnaast is op basis van dit besluit de "Regeling lekdichtheidsvoorschriften koel installaties 1997" van kracht. Deze regeling schrijft voor welke materialen en installatie-onderdelen moeten worden aangewend om lekkage van het koelmiddel te voorkomen dan wel te beperken, Omtrent het toe te passen koelmiddel, de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden en de lekdichtheid zijn derhalve in deze vergunning geen voorschriften opgenomen. Vanwege de veiligheidseisen die aan de koelinstallaties worden gesteld moet aan denorml^N 3380 worden voldaan. Indien strijdigheid tussen de eisen uit de Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997 en uit de NEN 3380 bestaat, treden de eisen uit de NEN-norm terug.
OSSa'SO-IK/BO.OGO
iH"
GEMEENTE |f/^H££fl£Wl/KN
- 4-
In acht genomen moet worden (artikel 8.8, derde lid); Algemeen Ten aanzien van de aspecten die, ingevolge artikel 8.8, derde lid, van de Wet milieubeheer, bij de beslissing in ieder geval in acht genomen moeten worden gehouden, overwegen wij het volgende: Milieukwaliteitseisen geluid De omgeving van de inrichting kan als volgt worden omschreven. De inrichting ligt in het buiten gebied van het kerkdorp Hoomsterzwaag van de gemeente Heerenveen. De directe omgeving wordt gekenmerkt door enkele agrarische bebouwingen. Stankfainder Individueel Bij de beoordeling van de situering van de inrichting is de richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 betrokken. Deze richtlijn beoogt op een zo objectief mogelijke wijze inzicht te geven in de te ver wachten overlast rondom een veehouderij, door enerzijds rekening te houden met het soort vee, de bedrijfsgrootte en anderzijds rekening te houden met de hindergevoeligheid van de omwonenden door een gebiedsindeling in vier gevoeligheidscategorieën. De richtlijn vervangt de brochure Veehouderij en Hinderwet (1984). In november 1998 heeft het Directoraat Generaal Milieubeheer de colleges van gedeputeerde staten en burgemeesters en wethouders (kenmerkDWL/98094958) op de hoogte gebracht van recente jurispru dentie met betrekking tot de richtlijn. Twee onderdelen van de richtlijn zijn onvoldoende gemotiveerd bevonden, namelijk d^e verschuiving in de indeling van omgevingscategorieën en de beoordelingsme thode voor cumulatie van stankhinder. Derhalve moet hiervoor teruggevallen worden op de brochure. Daarnaast is de aanbeveling om in een overbelaste situatie het voordeel van Groen Label gelijk te verdelen over de veehouder en milieu, in strijd met de Wet milieubeheer, omdat de bestaande rechten worden aangetast. Met behulp van omrekeningsfactoren wordt voor bepaalde diercategorieën bet aantal dierplaatsen om gerekend naar "mestvarkeneenheden". Voor de overige soorten dieren (zoogkoeien en jongvee) die niet "omgerekend" kurmen worden naar mestvarkeneenheden zijn rechtstreeks aan te houden afstan den vastgesteld. De richtlijn geeft afhankelijk van het aantal mestvarkeneenheden en de omgevings categorie aan, welke afstand ten minste moet worden aangehouden tussen het emissieptmt van de stallen van de inrichting en het dichtstbijzijnde stankgevoelige object. In de directe omgeving van de stallen liggen enkele verspreid liggende agrarische bebouwingen aanwezig. Dit komt overeen met de omschrijving van een categorie IV bebouwing. De vastgestelde afstand voor de melk- en kalfkoeien (ouder dan 2 jaar) en het vrouwelijk jongvee (tot 2 jaar) bedraagt 50 meter. De werkelijk afstand bedraagt meer dan 200 meter (plattegrondtekening 1285361, MI-001). Cumulatie van stank Bij de beoordeling is gekeken of er een te grote cumulatie van stankhinder kan optreden als rekening wordt gehouden met de reeds aanwezige veehouderijen in de omgeving. In de directe omgeving van de stallen liggen enkele verspreid liggende agrarische bebouwingen aanwezig. In de Richtlijn "Vee houderij en Stankhinder" is een beoordelingssystematiek opgenomen die als doel heeft voor een stankgevoelig object de stankbelasting, die daar door de veehouderijen rond dit object gezamenlijk wordt veroorzaakt, te toetsen. Deze beoordelingssystematiek is een vereenvoudigde en begrensde versie van de berekeningsmethode van het rapport "beoordeling cumulatieve stankhinder door intensieve veehouderij" (publicatiereeks Lucht nr. 46). Deze vereenvoudigde methodiek is conform jurisprudentie niet voldoende onderbouwd. Derhalve moet de toetsing van cumulatieve stankhinder plaatsvinden aan de hand van de methodiek zoals beschreven in de publicatiereeks Lucht nr. 46. Biimen de inrichting worden in totaal 275 melk- en kalfkoeien (ouder dan 2 jaar) en 219 stuks vrouwelijk jongvee (tot 2 jaar) gehouden. Overeenkomstig het gestelde in Bijlage 1 van Richtlijn Veehouderij en Stankhinder is het met betrekking tot deze diersoorten niet mogelijk een omreke ningsfactor toe te kennen en het "aantal dierplaatsen per m.v.e." uit te rekenen. Cumulatie van stank hinder is derhalve niet aan de orde.
Q55s/994Ky50.000
GEMEENTE ,
-5-
1 HEERENVEEN
Gezien het bovenstaande voldoet de inrichting aan het gestelde in de richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996. Ammoniak en veehcuderii/Ammoniakreductieplan Bij de situering van de inrichting is in het kader van emissie en depositie van ammoniak de Interimwet ammoniak en veehouderij Stb. 1994, im. 634, waarin de depositie van ammoniak bij verschillende afstanden en soorten vegetaties wordt bekeken, in acht genomen. Teneinde te kunnen voldoen aan de landelijke doelstellingen aangaande het terugbrengen van de verzuring, is een gemeentelijk ammoniakreductieplan (als bedoeld in artikel 8 van de Interimwet) ontwikkeld. In dit plan wordt aangegeven hoe de ammoniakemissie en -depositie zullen worden teruggebracht en welke bossen en natuurgebieden als voor verzuring gevoelig dienen te worden aangemerkt. Op 11 oktober 1994 is ons ammoniakreductieplan door de Provincie goedgekeurd. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag hebben wij het volgende afgewogen: De ammoniakemissie en -depositie zijn berekend conform de Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij (bijlage 4 en 5 van de Interimwet). Tjongervallei 25 Aantal dieren 130 melk en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 141 vrouwelijk jongvee jonger dan 2 jaar 15 meststieren van 6 maanden tot 2 jaar 50 legkippen (ook (groot-) ouderdieren legrassen) 25 geiten ouder dan 1 jaar 45 konijnen (voedsters) TOTAAL
Ammoniakemissie per dierplaats per jaar in kg 8,800
Ammoniakemissie per jaar in kg 1144
3,9
549,9
7,2
108
0,125
6,25
1,9 1,2 -
47,5 54 1909,65
Het dichtstbijzijnde gelegen voor verzuring gevoelig gebied is gelegen op een afstand van 290 meter. Overeenkomstig de in bijlage 5 behorende bij de Uitvoeringsregeling Interimwet ammoniak en vee houderij weergegeven omrekeningstabel bedraagt de factor voor de omrekening van emissie naar depositie "op bos" circa 0,11. Dit komt overeen met een depositie van 210 mol potentieel zuur per hectare per jaar. Onderhavige aanvraag Aantal dieren 165 melk en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 112 vrouwelijk jongvee jonger dan 2 jaar TOTAAL
Ammoniakemissie per dierplaats per jaar in kg 8,8
Ammoniakemissie per jaar in kg 1452
3,9
436,8
-
1888,8
Het dichtstbijzijnde gelegen voor verzuring gevoelig gebied is gelegen op een afstand van 290 meter. Overeenkomstig de in bijlage 5 behorende bij de Uitvoeringsregeling Interimwet ammoniak en vee houderij weergegeven omrekeningstabel bedraagt de factor voor de omrekening van emissie naar depositie "op bos" circa 0,11. Dit komt overeen met een depositie van 207,8 mol potentieel zuur per hectare per jaar.
0553/994K,'SO.nOO
GEMEENTE |f//////HEEflEA/\/£fW
-6-
Prikkedaem'2 Aantal dieren 130 melk en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 60 vrouwelijk jongvee jonger dan 2 jaar 4 meststierenvan 6 maanden tot 2 jaar TOTAAL
Ammoniakemissie per dierplaats per jaar in kg 8,8
Ammoniakemissie per jaar in | kg 1144
3,9
234
7,2
28,8 1406,8
Het dichtstbijzijnde gelegen voor verzuring gevoelig gebied is gelegen op een afstand van 480 meter. Overeenkomstig de in bijlage 5 behorende bij de Uitvoeringsregeling Interimwet ammoniak en vee houderij weergegeven omrekeningstabel bedraagt de factor voor de omrekening van emissie naar depositie "op bos" circa 0,04. Dit komt overeen met een depositie van 56,2 mol potentieel zuur per hectare per jaar. -1
'i
'•
'ii
...
Aantal dieren
... • m
Ammoniakemissie per dierplaats per jaar in kg 8,8
Ammoniakemissie per jaar in kg 968
3,9
417,3 OO
110 melk en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 107 vrouwelijk jongvee jonger dan 2 jaar TOTAAL
"
Het dichtstbijzijnde gelegen voor verzuring gevoelig gebied is gelegen op een afstand van 480 meter. Overeenkomstig de in bijlage 5 behorende bij de Uitvoeringsregeling Interimwet ammoniak en vee houderij weergegeven omrekeningstabel bedraagt de factor voor de omrekening van emissie naar depositie "op bos" circa 0,04. Dit komt overeen met een depositie van 55,4 mol potentieelzuur per hectare per jaar. Conclusie: De totale ammoniakdepositie op basis van de vigerende vergurmingen bedroeg in totaal 266,2 mol po tentieel zuur per hectare per jaar(respectievelijk 210 mol Tjongervallei 25 en 56,2 mol Prikkedaem 2). De totale aangevraagde ammoniakdepositie waar onderhavige aanvraag betrekking op heeft bedraagt in totaal 263,2 mol potentieel zuur per hectare per jaar (respectievelijk 207,8 mol Tjongervallei 25 en 55,4 mol Prikkedaem 2). Op basis van onderhavige aanvraag neemt de ammoniakemissie en -depositie niet toe ten opzichte van reeds eerder verleende milieuvergunningen. Hierbij wordt voldaan aan het gestelde in de Interimwet en het ammoniakreductieplan. Overige milieukwaliteitseisen Bij algemene maatregel van bestuur en de provinciale milieuverordening van Fryslan zijn geen (overige) grenswaarden gesteld, die van belang zijn bij de vergunningverlening voor deze nieuwe, de gehele inrichting betreffende, vergunning. Instructieregels en instructie AMvB's Op de bassins voor de bewaring van dunne mest, die tot stand zijn gebracht na 1juni 1987, is het besluit mestbassins milieubeheer van toepassing.
0553/994 K/50.000
GEMEENTE «|fH£CTEW!/feW
-7-
Provinciale milieuverordening Provinciale staten van Fryslan hebben een provinciale milieuverordening vastgesteld. In deze verorde ning zijn geen beperkingen of voorschriften opgenomen die door het bevoegd gezag aan de vergun ning moeten worden verbonden. Afspraken en convenanten Algemeen Het betreft een bedrijf dat niet behoort tot een branche waarvoor geen convenant is afgesloten. Het ALARA-beginsel (as low as reasonably achievable-artikel 8.11 Wet Milieubeheer, derde Ud) Algemeen Ingevolge artikel 1.1, lid 2 en 8.11, lid 3 Wet milieubeheer moeten aan een vergunning die voorschrif ten worden verbonden, die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voor zover het voorkómen van nadelige gevolgen voor het milieu niet mogelijk is, zijn aan de vergunning voorschriften verbonden die de grootst mogelijke bescherming bieden, tenzij dat redelijkerwijs niet kon worden gevergd. Met het oog hierop heeft dit met betrekking tot onderdelen van het milieu, de volgende consequenties. Afval De in de inrichting ontstane gevaarlijke en bedrijfsafvalstoffen worden doelmatig gescheiden opge slagen. Het afvoeren van gevaarlijke afvalstoffen mag alleen plaatsvinden door een vergunninghouder ingevolge hoofdstuk 10.5 van de Wet milieubeheer. Afvalwater Bedrijfsafvalwater wordt afgevoerd naar de drijfmestkelder. Hemelwater afkomstig van de daken en terreinwater afkomstig van verhardingen wordt op het oppervlaktewater geloosd. In de verguiming zijn gebruikelijke voorschriften opgenomen. Bodem In deze vergunning wordt ten aanzien van bodembescherming uitgegaan van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). Uitgangspunt hierbij is het bereiken van een beschermingsniveau, waarbij kan worden gesproken van een verwaarloosbaar risico van significante bodemverontreiniging (bodemrisicocategorie A). Uitgangspunt van de NRB is, dat de te kiezen bodembeschermingsmaatregelen in verhouding moeten staan tot het risico dat de betrokken activiteit oplevert voor de functionele eigenschappen van de bodem (bodemrisicobenadering, stand der techniek c.q. ALARA). De NRB geeft aan dat preventieve maatregelen en voorzieningen verreweg te prefereren zijn boven maatregelen die verspreiding van verontreinigingen in de bodem signaleren. Dat wil zeggen, dat voorzieningen bij en inspectie aan de bron voorkeur verdienen boven monitoring. Met behulp van het Beslismodel Bodembescherming Bedrijfsterreinen (BBB) - dat onderdeel uitmaakt van de NRB - wordt een optimale strategie voor bodembescherming verkregen. Op grond van de vergunningaanvraag worden potentieel bodembedreigende activiteiten, zoals de opslag van mest in de mestkelders, de opslag van kuilvoer, het uitvoeren van herstelwerkzaamheden, de bovengrondse opslag van oliën en het afleveren van dieselolie, onderscheiden. Het BBB is voor de onderscheiden potentieel bodembedreigende activiteiten doorlopen. Op basis van eerdergenoemd beslismodel zijn in de onderhavige vergunning voorschriften opgenomen. In de vergunning is een voorschrift ten behoeve van het uitvoeren van een nulsituatie-hodemonderzoek opgenomen. Hierbij kan overigens in bepaalde gevallen worden aangesloten bij het reeds uitgevoerde bodemonderzoek ten behoeve van de koopovereenkomst. Bij het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten dient een eindonderzoek te worden uitgevoerd. Hierbij kan worden volstaan met die delen van de inrichting waar bedrijfsmatige activiteiten met potentieel bodembedreigende stoffen hebben plaatsgevonden. De rapporten dienen ter goedkeuring aan ons te worden overgelegd.
055a/994IC/50.0fi0
GEMEENTE ||||'Heff?H/W£EW
Energie Voor het aspect energie zijn voorschriften opgenomen die "de grootst mogelijke bescherming bieden tegen de nadelige gevolgen die de inrichting kan veroorzaken, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd" (het ALARA-beginsel). Bij het opstellen van de voorschriften is uitgegaan van het no-regret beginsel, dat binnen het nationale klimaat- en energiebesparmgsbeleid als belangrijk uit gangspunt wordt gehanteerd. Dit beginsel houdt in dat die energiebesparende maatregelen moeten worden getroffen waarvoor ook andere ondersteunende argumenten, bijvoorbeeld bedrijfsecono mische, gelden. Dit bedrijf behoort niet tot een branche-organisatie, waarmee een Meerjarenafspraak energie efficien cy is afgesloten. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag rekening gehouden met het aspect "zuinig omgaan met energie". Hierbij is de circulaire Energie in de milieuvergunning als uitgangspunt genomen..In de circulaire wordt voor het opnemen van energievoorschriften een ondergrens van 50.000 kWh elektriciteit en 25.000 m' aardgas (op jaarbasis) gehanteerd. Volgens opgave is het (geschatte) jaarlijkse elektriciteit- en aardgasverbruik minder dan de hierboven gestelde onderwaarde. Derhalve zijn geen nadere eisen, zoals het uitvoeren van een energiebesparingsonderzoek, voorgeschreven. Ten aanzien van energiebesparing merken wij verder op dat op de locatie Tjongervallei 25 warmteterugwinning plaatsvindt. De melk (37°C) wordt middels een warmtewisselaar (koelwater) afgekoeld tot circa 17°C en vervolgens opgeslagen in de melktank. Het verwarmde koelwater wordt als drink water voor de dieren gebruikt. Daamaast wordt water "verwarmd" (ea. 70°C) ten gevolge van de koelcompressor van de koelmachine en middels een boiler verder verwarmd (ca. 90°C). Aan de vergun ning zijn zowel de zogenaamde "Good-housekeeping" maatregelen als een registratieverplichting verbonden. Geluid In 1999 is de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" gepubliceerd. Deze handleiding dient ter vervanging van de in 1981 gepubliceerde handleiding E.-HR-13-01. Daamaast is in 1998 ter ver vanging van de "Circulaire industrielawaai" de "Handreiking industrielawaai en milieuvergunningvcrlening" gepubliceerd. Aangezien er (nog) geen beleid ten aanzien van industrielawaai is vastgesteld dient ten aanzien van grenswaarden voor de geluidnormering bij de vergunningverlening gebruik gemaakt te worden van de normstellingsystematiek zoals die in de "Circulaire industrielawaai" was opgenomen. In de onderhavige vergunning is aansluiting gezocht bij de in 1999 gepubliceerde "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" en de "Circulaire industrielawaai". In de vergunning zijn de gebmikelijke voorschriften opgenomen. Inteme transportmiddelen Binnen de inrichting zijn zeven tractoren (diesel) aanwezig. De tractoren zijn in totaal gemiddeld 10 uur in de dag-, 3 uur in de avond- en 1 uur in de nachtperiode in bedrijf. Voor het gebruik van de tractoren zijn de gebruikelijke voorschriften opgenomen. Calamiteiten Om een begin van brand te kunnen blussen moeten in de inrichting voldoende blusmiddelen aanwezig zijn. Voor het onderhoud van de blusmiddelen zijn de gebmikelijke voorschriften opgenomen. Daar naast zijn voor de bovengrondse opslag van diesel en petroleum, het uitvoeren van herstelwerkzaam heden en de aanwezige centrale en mimteverwarminginstallaties eveneens voorschriften opgenomen. Bedenkingen tegen de ontwerp-beschikking: De ontwerp-beschikking heeft van 22 juni t/m 19 juli 2000 ter inzage gelegen. Tegen dit ontwerp zijn een tweetal bedenkingen ingediend: Op 18 juli is een bedenking ontvangen van J.Abma, namens NLTO afdeling Heerenveen, met de volgende inhoud: a) De voorschriften vormen een trendbreuk met het verleden omdat ze strenger zijn dan vroeger gebmikelijk was. Dit niet op het reguliere overleg besproken. Het geheel mist zijn functionaliteit
055a/99'l K/50.000
GEMSENTE ^f||'H££fl£A/Ve£W
- 9.
op een aantal punten. b) Het in voorschrift 20.9 gestelde verbod tot het inkuilen van veevoer tussen 19.00 en 06.00 uur is niet acceptabel, mede gezien de grote afstand naar omwonenden. c) Het beoordelen van veehouderijbedrijf volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" heeft onevenredig grote gevolgen en kan leidentot grote schade. Dit dient heroverwogen te worden. d) Van geluidsvoorschrift 6.1wordt gesteld dat deze gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en heroverwogen moet worden. e) Van geluidsvoorschrift 6.2wordt gesteld dat deze gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en heroverwogen moet worden. f) Van geluidsvoorschrift 6.4 wordt gesteld dat deze gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en heroverwogen moet worden. g) Van geluidsvoorschrift 6.5 wordt gesteld dat deze gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en heroverwogen moet worden. h) Van geluidsvoorschrift 6.6 wordt gesteld dat deze gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en heroverwogen moet worden. i) Van voorschriften 9.10, 12.10en 12.11 wordt gesteld dat ze vaak dubbel en overdreven zijn. Op 19 juli is een bedenking ontvangen van A. Breitsma, namens mts. Breitsma te Hoomsterzwaag, met de volgende inhoud: j) Het in voorschrift 4.1 verlangde nulsituatie-bodemonderzoek voegt niets toe omdat de inrichting al jaren op deze plaats is gevestigd, k) De in voorschrift 4.2 genoemde frequentie van de inspectie van de bodembeschermende voorzieningen (1 keer per halfjaar) is te hoog, vanwege de administratieve lasten. 1) Hetbewaren van nota's e.d. zoals bedoeld in voorschrift 8.1 vindt nu plaats bij de boekhouder. Kan dit worden aangepast? m) In voorschrift 8;4 wordt warmteterugwinning uit de melk voorgeschreven als energiebesparende maatregel. Vanwege de hoge kosten is dit op het bedrijf aan de Prikkedaem niet rendabel te maken, n) Voorschrift 10.7 dient met het oog op toekomstige ontwikkelingen aangepast te worden, zodat ook andere toegelaten middelen gebmikt kunnen worden, o) In voorschrift 13.3 wordt uitdeuken en verven (met een kwast) verboden. Dit past niet in de bedrijfsvoering waarin kleine reparaties zelf worden uitgevoerd, p) Het verbod in voorschrift 20.9 om na 19.00 uur in te kuilen is niet werkbaar omdat de oogst, afhankelijk van het weer, soms heel snel moet worden binnengehaald. Ook zal hierdoor geen overlast ontstaan vanwege de landelijke ligging van de bedrijven, q) Om de mest wat los te houden moet deze elke 4 a 8 weken even worden geroerd. Het verzoek is om voorschrift 20.15 hierop aan te passen. Deze bedenkingen zijn tijdig ingebracht en voldoen verder aan alle door de wet gestelde eisen. Daarmee zijn ze ontvankelijk. Ten aanzien van de bedenkingen maken wij de volgende afwegingen: A) De 138 aan deze vergunning verbonden voorschriften vormen beslist geen trendbreuk met het ver leden, maar zijn al jaren in Nederland en in Heerenveen geaccepteerd als een algemeen bescher mingsniveau van het milieu. Deze voorschriften hebben niet alleen tot doel om naastgelegen woningen te beschermen, zij dienen er ook toe om het landelijke en de natuurgebieden in de omge ving te vrijwaren van overlast. Met de plaatselijke afdelingen van het NLTO wordt hierover geen overleg gevoerd. Dit gebeurt wel tussen de overkoepelende NLTO-organisatie en de betrokken ministeries. De meeste voorschriften waren ook al eerder opgenomen in devergunningen van 1994 (met 86 voorschriften) en 1996 (met 122 voorschriften). B) In voorschrift 20.9 wordt het inkuilen van veevoer tussen 19.00 en 6,00 uur verboden. Dit levert inderdaad beperkingen op ten opzichte van de huidige bedrijfsvoering, omdat dit voorschrift in de eerdere vergunningen niet bestond. Daarbij kan men zich wel afvragen of het inkuilen in de avond
055a/99rt K/50,000
GEMEENTE ||||t£Efl£WVEEN
. 10 -
en nacntperiode toch niet indirect verboden is, omdat in die periode meestal niet aan de geldende geluidsvoorschriften kan worden voldaan. Vanwege de afgelegen ligging van het bedrijf voegt het voorschrift niets toe aan de reeds opgenomen geluidsvoorschriften 6.1 en 6.2. Deze bedenking is gegrond. Voorschrift 20.9 komt hiermee te vervallen. C) De handleiding meten en rekenen industrielawaai is de enige rekenmethode voor bedrijven die er bestaat. Hieronder vallen naast gewone industrieën ook andere bedrijven zoals veehouderijen, horecabedrijven, verzorgingstehuizen, enz. Dit voorschrift wordt sinds 1981 in alle vergunningen toegepast en was dus ook al in de eerder verleende vergunningen opgenomen. Wij achten deze bedenking ongegrond Voorschrift 6.3 blijft ongewijzigd. D) Voorschrift 6.1 gaat over het algemene geluidsniveau van de inrichting. In het buitengebied van Hecrenveen geldt een voorkeursgrenswaarde van 40/35/30 dB(A), zeker in de natuurgebieden en gedeelten waar geen woningen aanwezig zijn. De reden dat vrij hiervan zijn afgeweken en 5 dB(A) meer hebben vergund, is gelegen in het feit dat deze waarden in de eerdere vergunningen van 1994 en 1996 waren vastgelegd en vrij de reeds vergunde rechten niet hebben willen aantasten. Binnen deze waarden is een normale agrarische bedrijfsvoering goed mogelijk. Voorschrift 6.1 blijft ongewijzigd. E) Voorschrift 6.2 gaat over het maximale geluidsniveau (Lmax) van de inrichting. Hiervoor wordt altijd een waarde gehanteerd die 10 tot 20 dB(A) hoger ligt dan de voor het algemeen niveau ge stelde waarde. Ook dit voorschrift is overgenomen uit de vergunning van 1996. Uit jurisprudentie blijkt echter dat een voorschrift ter beperking van het Lmax uitsluitend ter bescherming van omliggende woningen mag dienen. Alhoewel voorschrift 6.2 waarschijnlijk geen beperkingen zal opleveren voor de bedrijfsvoering, is het strijdig met de gangbare jurisprudentie. Deze bedenking is gegrond. Voorschrift 6.2 wordt gewijzigd, met dien verstande dat het alleen geldt ter plaatse van woningen van derden. Omdat de woningen van derden op tenminste 500 en 425 meter afstand zijn gelegen wordt de waarde teruggebracht naar 55/50/45 dB(A). F) De beperking van de geluidsruimte op zondagen en algemeen erkende feestdagen zoals vastgelegd in voorschrift 6.4, is in Nederland een algemeen geaccepteerd verschijnsel. Echter voor agrarische bedrijven voimt dit een onevenredige belemmering voor de bedrijfsvoering. Ook in de Amvb melkrundveehouderijen is een dergelijke beperking niet opgenomen. De bedenking is gegrond. Mede gezien de ligging van het bedrijf komt voorschrift 6.4 te vervallen. G) Het verbod in voorschrift 6.5 om tussen 19.00 en 06.00 uur voedersilo's pneumatisch te vullen is opgenomen omdat dit vrijwel altijd een overtreding van de andere geluidsvoorschriften oplevert. Nu het bedrijf over zeer ruime geluidsvoorschriften gaat beschikken, is het denkbaar dathet pneumatisch vullen in bepaalde situaties ook 's avonds en miscchien zelfs 's nachts mogelijk zal zijn. Het verbod is daarmee onnodig beperkend. De bedenking is gegrond. Voorschrift 6.5 komt hiermee te vervallen. H) Voorschrift 6.6. moet worden gelezen als een ontheffing op voorschrift 6.2 zoals deze in de ontwerp-beschikking was geformuleerd. Dit voorschrift is dus zeker niet beperkend voor de bedrijfsvoering en deze bedenking is daarom ongegrond. Nu echter voorschrift 6.2 is aangepast en de geluidsruimte fors is toegenomen, is er geen noodzaak meer om dit voorschrift nog langer op te nemen. Voorschrift 6.6 komt hiermee te vervallen. I) Voorschrift 9.10 bestaat niet. In het geval dat de hoofdstukken 9 en 10 worden bedoeld dan is de strekking van de bedenking niet duidelijk. In deze hoofdstukken komen geen dubbele voorschriften voor en ze zijn zeker niet overbodig. Datzelfde geldt ook voor de voorschriften 12.10 en 12.11. Deze bedenking is ongegrond. De voorschriften blijven ongewijzigd. J) Het nulsituatie bodemonderzoek zoals genoemd in voorschrift 4.1 wordt standaard voorgeschreven aan grotere bedrijven die zich ergens nieuw vestigen of die gaan uitbreiden. Ook bij agrarische be drijven kan een tussentijds bodemonderzoek toegevoegde waarde hebben. Immers bodemverontrei nigingen kunnen tijdig worden gesignaleerd en de opruimingskosten worden hierdoor beperkt. In Heereenveen echter kennen wij een praktijk, waarbij alleen bij nieuwbouw op verdachte locaties van agrarische bedrijven een nulsituatie onderzoek wordt verlangd. Voorschrift 4.1 wijkt van deze praktijk af en zou daarmee onevenredig nadeel geven ten opzichte van branchegenoten. Deze
055a/994K/50 OOC
GEMEENTE ^||t££flENV£eW
- 11 -
bedenlang is gegrond. Voorschrift 4.1 komt hiermee te vervallen en voorschrift 4.3 wordt hierop aangepast. K) De inspecties zoals bedoeld in voorschrift 4.2 moeten worden geïntegreerd in de normale bedrijfs voering. Controle zal in de dagelijkse praktijk altijd plaatsvinden, net zoals reparatie van kapotte onderdelen. De nadruk ligt bij dit voorschrift juist op preventie, op een bewuste keuze om delen waar je anders niet zo vaak komt na te lopen. Om naleving van dit voorschrift ook voor de over heid enigszins controleerbaar te maken, stellen wij registratie verplicht. Dit kan plaatsvinden in een eenvoudig aantekenboekje wat twee keer per jaar wordt bijgewerkt. Alhoewel dit voorschrift misschien enigszins bezwarend is voor de bedrijfsvoering, achten wij dit toch noodzakelijk. Deze bedenking is ongegrond. Voorschrift 4.2 blijft ongewijzigd. L) Indien de boekhouder de nota's vijfjaar bewaart en deze op verzoek kan tonen, wordt geheel aan het gestelde in voorschrift 8.1 voldaan, M)U bent niet voornemens de warmteterugwinning voor het bedrijf aan de Prikkedaem zoals is voor geschreven in voorschrift 8.4 te realiseren omdat u daar geen (verjbouwplannen heeft. Wij zijn het met u eens dat een dergelijke maatregel niet in een keer dwingend voorgeschreven kan worden. Deze bedenking is daarmee gegrond. Uit het oogpunt van energiebesparing is het wel wenselijk om te onderzoeken of warmteterugwinnning een reele mogelijkheid is. Daarom vervalt de laatste zin van voorschrift 8.4 en nemen wij een nieuw voorschrift 8.5 op met daarin een verplichting om binnen een jaar de haalbaarheid van warmteterugwinning voor het bedrijf aan de Prikkedaem te onderzoeken, alsmede de verplichting om deze te laten installeren als de terugverdientijd minder dan drie jaar zal zijn. N) Naast loog, zouden in voorschrift 10.7 ook andere toegelaten reinigings- en ontsmettingsmiddelen moeten worden toegestaan. Dit met oog op toekomstige technologische ontwikkelingen. Wij achten dit een redelijk verzoek. Deze bedenking is gegrond. Voorschrift 10.7 wordt uitgebreid met de woorden: "....alsmede andere voor dit doel toegelaten reinigings- en ontsmettingsmiddelen". O) Voorschrift 13.3 is opgenomen om te voorkomen dat er uitgebreide herstelwerkzaamheden aan landbouwvoertuigen plaats gaan vinden. Het is niet de bedoeling om licht herstelwerk wat hand matig wordt uitgevoerd te verbieden. Deze bedenking is gegrond. Voorschrift 13.3 wordt aange past: Alleen machinale uitdeukwerkzaamheden worden verboden. Het handmatig verven wordt ook toegestaan mits dat plaatsvindt boven een betonnen verharding. P) Dit bezwaar is gegrond. Zie de afweging onder punt B. Voorschrift 20.9 vervalt. Q) In de vergunning van 1994 stond hetzelfde verbod als nu in voorschrift 20.15 is opgenomen. Dit voorschrift geldt overigens alleen voor de mestkelders die zijn gelegen onder de stallen. Voor de twee mestbassins gelden andere voorschriften welke zijn vastgelegd in de Amvb mestbassins. Tussentijds mixen is in deze twee bassins altijd toegestaan, omdat ze zijn afgedekt. Indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is kan tussentijds mixen ook voor de mestkelders worden toege staan. De bedenking is gegrond. Voorschrift 20.15 wordt aangepast in de zin dat er een keer per maand niet langer dan 1 uur gemixed mag worden. Conclusie Verlening van de gevraagde vergunning is niet in strijd met het belang van de bescherming van het milieu mits aan de vergunning voorschriften worden verbonden met het oog op de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken. Besluit Gelet op de Wet milieubeheer verlenen wij de gevraagde vergunning, overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden. Aan de vergunning verbinden wij de gewijzigde voorschriften zoals opgenomen in bijlage 1. Waarmerken aanvraag De gehele aanvraag zal deel uitmaken van de vergunning.
056a/9D4K/51).n00
GEMEENTE
HEERENVEEN
- 12-
Ondertekening en verzending Wij wijzen u erop dat het verlenen van deze vergunning niet inhoudt, dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten, verordeningen, enz. zijn gesteld dan wel aan verplichtingen die op grond hiervan kunnen worden voorgeschreven. Gedurende 6 weken vanaf de dag na de dag van terinzagelegging van deze beschikking kan daartegen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een beroepschrift in worden gediend en zo nodig verzocht worden om schorsing dan wel voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afde ling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor zover voor u van toepassing wijzen wij u er op, dat bij de indiening van een beroepschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State voor een natuurlijk persoon een bedrag van ƒ 340,- en voor een rechtspersoon een bedrag van ƒ 675,— wegens griffierecht moet worden gestort op girorekening 507590 of bankrekening 60.01.68.353 (De Nederlandsche Bank) ten name van de Raad van State. Wordt tegelijk schorsing van onze beschikking gevraagd, dan moet door een natuur lijk persoon voor het beroepschrift en het schorsingsverzoek ƒ 450,- worden betaald. Voor een rechtspersoon is de hoogte van dit bedrag ƒ 900,—. Bij de betaling dient te worden vermeld waarvoor deze dient. Een exemplaar van de keimisgeving doen wij u hierbij eveneens toekomen. Indien u nadere inlichtingen over deze brief wenst, kunt u bellen met de heer G.C.A. Schouwstra, telefoon 0513-61765^ Hoogachtend, / i / burgemeester en wethouder? van Heeren^een. De secretaris, 1 De burgemeester,
ossa/ggnüso.oou
i
QËMEENTE lll lllllll HEERENVEEN
Voorschriften behorende bij milieuvergunning nummer 1897
INHOUDSOPGAVE I.
BEGRIPPEN
1
li.
VOORSCHRIFTEN
5
1.
ALGEMEEN
2.
AFVALSTOFFEN
3.
AFVALWATER
4.
BODEM
7
5.
BRANDVEILIGHEID
8
6.
GELUID- EN TRILLINGEN
8
7.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
9
8.
ENERGIE
9
9.
COMPRESSOR
9
10.
DEMELKKAMER
10
11.
HOGEDRUKREINIGER
10
12.
VERWARMING
11
13.
WERKPLAATS VOOR MOTORVOERTUIGEN/LANDBOUWWERKTUIGEN
12
;
5 :
!
14.. LASSEN
5 6
.13
15.
GASSEN
14
16.
OPSLAG VAN MILIEUGEVAARLIJKE VLOEISTOFFEN
14
17.
INTERNE TRANSPORTMIDDELEN
15
18.
AFLEVERINSTALLATIE VOOR MOTORBRANDSTOF
15
19.
OPSLAG VAN DIESELOLIE IN EEN BOVENGRONDSE TANK
16
20.
HET HOUDEN VAN MELKRUNDVEE
17
Behoort bi] besiuit van Burgemeester en Wethouders van Heerenveen ci.cin 1 4 S EP, 2000
No. 055a/994K/50.000
I.
BEGRIPPEN
1. AFGEWERKTE OLIE; smeer- en systeemolie die, hetzij door vermenging met andere stoffen, hetzij op andere wijze onbruikbaar is geworden voor het doel waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd, tenzij: a. zich in die olie een gehalte aan polychloorbifenylen van meer dan 0,5 mg/kg per congeneer 28, 52, 101,118, 138, 153 of 180 bevindt, of b. zich in die olie een gehalte aan organische halogeenverbindingen, berekend als chloor, bevindt van meer dan 1000 mg/kg, of c. het vlampunt van die olie lager is dan 55°C, of d. die olie die na het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd, vermengd is met andere stof fen dan uitsluitend - al dan niet met water of sediment verontreinigde - lichte of zware stookolie, gasolie of dieselolie. Geen afgewerkte olie zijn: afgewerkte boor-, snij-, slijp- en walsolie of emulsies daarvan. AFVALSTOFFEN: alle stoffen of preparaten in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voomemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. AFVALWATER: alle water waarvan de houder zich met het oog op de verwijdering daarvan ontdoet, voomemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. BEDRIJFSAFVALWATER: afvalwater, niet zijnde huishoudelijk afvalwater. BEVOEGD GEZAG: het College van Burgemeester en Wethouders van Heerenveen. BRANDBARE STOFFEN: stoffen die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijven reageren, ook nadat de ontstekingsbron is weggenomen. BRL: een beoordelingsrichtlijn die door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instellingen wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten. CPR: een door de Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen uitgegeven richtlijn. DRAAGBAAR BLUSTOESTEL: een toestel dat voldoet aan het "Besluit Draagbare Blustoestellen 1997" (Staatsblad 1998,46). EMBALLAGE: verpakkingsmateriaal, zoals glazen en kunststof flessen, blikken en kunststof cans, metalen en kunststof vaten of fiberdrums, papieren en kunststof zakken, houten kisten en big-bags met uitzondering van intermediate bulkcontainers (IBC's).
WM-1897
ENERGIENED (voorheen VEGIN); Vereniging van Energiedistributiebedrijven in Nederland Postbus 9042 6800 GD ARNHEM tel.(026)356 9444. GASFLES: een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter. GELUIDSNIVEAU IN dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Inter nationale Elektrotechnische Commissie (lEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lECpublicatie no. 651. GELUIDGEVOELIGE BESTEMMINGEN: gebouwen of objecten, als aangewezen bij Algemene Maatregel van Bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder (Stb. 1982,465). GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN: afvalstoffen die als zodanig zijn aangewezen in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen. GEVAARLIJKE STOFFEN: stoffen die op basis van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen van de Wet milieugevaarlijke stoffen (WMS) als zodanig worden aangemerkt. INRICHTING: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. INSTALLATIES: het samenstel van met elkaar verbonden of te verbinden "objecten", die zijn bestemd voor of zijn aange bracht ten behoeve van het transporteren, afwegen, doseren, verwerken (waaronder verbranden) of opslaan e.d. van stoffen. LANGTUDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (LAT.LT): energetisch cumulatie van de langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveaus. LICHT ONTVLAMBARE STOFFEN: stoffen die: bij normale temperatuur aan de lucht blootgesteld, zonder toevoer van energie,, in temperatuur kunnen stijgen en tenslotte kunnen ontbranden; in vaste toestand, door kortstondige inwerking van een ontstekingsbron, gemakkelijk kunnen worden ontstoken en na verwijdering van de ontstekingsbron blijven branden/gloeien; in vloeibare toestand, een vlampunt beneden 21°C hebben; in gasvormige toestand, bij normale druk, met lucht ontvlambaar zijn, of bij aanraking met water of vochtige lucht, licht ontvlambare gassen in een gevaarlijke hoeveelheid ontwikkelen ("stoffen die in aanraking met water licht ontvlambare gassen ontwikkelen"). Eniax'
de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten in de meterstand"fast" "F". WM-1897
NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. NEN 1010: Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties. NEN 1078: Gasinstallatievoorschriften. NEN 2078; Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987. NEN 2559: Draagbare blustoestellen, controle en onderhoud. NEN 3011: Veiligheidskleuren en -tekens (algemeen). NEN 3380; veiligheid van koelinstallaties. NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten. NVN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven voomorm.
ONBRANDBAAR:
het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064. ONTVLAMBARE STOFFEN; stoffen die in vloeibare toestand een vlampunt van ten minste 21''C en ten hoogste 55°C hebben. OPENBAAR RIOOL: voorziening van de inzameling en het transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.15 van de Wet milieubeheer. VLG: reglement betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen. WMS: Wet milieugevaarlijke stoffen.
WM-1897
2. Voor zover een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, CPR of NPR, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestel len, werktuigen en installaties, wordt bedoeld de norm, BRL, CPR, NPR of het Al-blad die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met de daarop tot die datum uitgegeven aanvul lingen of correctiebladen dan wel - voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties betreft - de norm, BRL, CPR, NPR of hetAl-blad die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. 3. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: overheidspublicaties zoals Al-bladen en CPR-richtlijnenbij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 v-"* 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83. DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-noimen en NPR-richÜijnen bij: Nederlands Normalisatie Instituut (NNI), afdeling Verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 02 56 telefax (015) 269 02 71. Voor informatie over het NNI zie ook internet: . BRL-richtlijnen bij: KIWANV Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070) 414 44 00 telefax (070) 414 44 20. Voor informatie over KIWA N.V zie ook internet: .
WM-1897
n.
VOORSCHRIFTEN
1.
ALGEMEEN
1.1
De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.
1.2
Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moéten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren.
1.3
Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ongedierte moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden.
1.4
Degene die de iruichting drijft is overigens gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden ter bescherming van het milieu.
1.5
Degene die de inrichting drijft is verplicht aan een daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaar op diens eerste verzoek alle berekeningen ten behoeve van het lasdraadverbruik, emissiegegevens en dergelijke, en periodieke onderhoudsschema's en inspecties ter inzage te geven. De bevindingen van alle inspecties dienen in een register te worden vastgelegd.
1.6
Daar waar in deze vergunning is voorgeschreven dat degene die de inrichting drijft, verplicht is metingen, keuringen en controles aan installaties of installatieonderdelen te verrichten of te doen verrichten, moeten de resultaten daarvan ten minste tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerstvolgende meting, keuring of controle in de inrichting worden bewaard en ter inzage worden gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren, tenzij in deze vergunning anders is bepaald.
1.7
Van de eisen, die in enig voorschrift zijn gesteld, mag niet worden afgeweken tenzij een alternatie ve voorziening wordt toegepast, die tenminste even doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord is. Een alternatieve voorziening moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan een alternatieve voorziening.
2.
AFVALSTOFFEN
2.1
Afvalstoffen mogen niet in de imichting worden verbrand, gestort of begraven.
2.2
Afvalstoffen, waaronder met afvalstoffen verontreinigd water of water waaraan warmte is toege voegd mogen niet in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen. Het bewaren of bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig plaatsvinden dat geen verontreiniging van de bodem kan optreden.
2.3
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalstoffen moeten zo vaak als nodig uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
2.4
Afvalstoffen moeten zo vaak als nodig uit de inrichting worden afgevoerd.
•WM-1897
2.5
De afvalstromen van de inrichting moeten gescheiden worden in: afgewerkte olie; oliefüters; - tl-buizen; overig gevaarlijk afval; - kuil plastic; overig bedrijfsafval. Deze afvalstoffen moeten gescheiden worden opgeslagen en afgevoerd.
2.6
Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze plaatsvinden.
2.7
In de inrichting moet nabij de opslag van vloeibaar gevaarlijk afval zand, aarde of absorberend materiaal aanwezig zijn of neutraliserende vloeistof om gemorste of gelekte vloeistof op te nemen, te absorberen of zonodig te neutraliseren. Gemorste gevaarlijke afvalstoffen moeten onmiddellijk worden opgenomen en zonodig geneutraliseerd. De opgenomen gemorste vloeistof moet worden opgeslagen in daarvoor bestemde gesloten en vloeistofdichte emballage van doelmatig en onbrandbaar materiaal. TOELICHTING: Als absorberend materiaal kan worden gebruiktpermulite of vermiculite.
2.8
De verpakking van gevaarlijk afval moet; a. dicht en voldoende sterk zijn en geschikt zijn voor de desbetreffende stof; b. zijn voorzien van een etiket, waarop, op een altijd duidelijk te onderscheiden wijze, is aangegeven welke categorie afvalstof zich in de verpakking bevindt.
2.9
Vloeibare gevaarlijke afvalstoffen, zoals afgewerkte olie, moeten worden bewaard in doelmatige emballage. De emballage moet vloeistofdicht zijn, voldoende stevig, gesloten worden gehouden en bestand zijn tegen de opgeslagen vloeistoffen. De hoeveelheid afgewerkte olie in emballage mag niet groter zijn dan 200 liter.
2.10 Vloeibare afvalstoffen in emballage moeten zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer of in een vloeistofdichte lekbak. 2.11 Een vloeistofdichte lekbak moet, indien het (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft, de gehele inhoud bevatten. In de overige gevallen móet de bak een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakking vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 3.
AFVALWATER
3.1
Gevaarlijke afvalstoffen, zoals genoemd in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (BAGA), mogen niet in een openbaar riool worden gebracht, maar moeten als gevaarlijke afvalstof worden behandeld.
3.2
Persluchtcondensaat, afkomstig van een compressor, waarvan de concentratie aan minerale olie, bepaald volgens NEN 6675, in enig steekmonster hoger is dan 20 mg/1, mag niet in een riolering worden gebracht, maar moet worden behandeld als gevaarlijke afvalstof.
3.3
Spoel- en schrobwater van stallen of mestopslagen mogen niet in een openbaar riool worden gebracht, maar moeten in de drijftnestkelder worden opgevangen.
•WM-1897
4.
BODEM
4.1
(Vervallen)
4.2
Bodembeschermende voorzieningen, voorgeschreven in deze vergunning, zoals vloeistofdichte vloeren, leidingen en lekbakken moeten één keer per halfjaar op deugdelijkheid en doelmatigheid worden geïnspecteerd. De wijze van inspectie moet middels een schriftelijke instructie zijn vastgelegd. In de schriftelijke instructie moet ten minste zijn vermeld; - alle relevante bodembeschermende voorzieningen; - de wijze van inspectie; - de frequentie waarop geïnspecteerd wordt; - degene(n) die de inspectie uitvoer(t)(en). De schriftelijke instructie moet altijd op de werkplek van de uitvoerende perso(o)n(en) aanwezig zijn. De vergunninghouder moet erop toezien dat de instructies worden nageleefd. De uitgevoerde inspecties moeten worden geregistreerd. Hierbij moeten ten minste de volgende gegevens worden vermeld: \ - datum waarop de inspecties zijn uitgevoerd; - bevindingen; - de eventueel genomen vervolgacties. De registraties moeten gedurende ten minste 5 jaar worden bewaard.
4.3
Bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten waarvoor de vergunning is verleend, moet een bodem onderzoek worden verricht door het nemen van grond- en/of grondwatermonsters (eindsituatieonderzoek). Een uitgewerkt voorstel voor het eindsituatie-onderzoek moet ten minste een maand voordat de activiteiten worden beëindigd aan het bevoegd gezag worden gezonden. Ten aanzien van de uitvoering van het onderzoek kan door het bevoegd gezag binnen een maand na ontvangst van het onderzoeksvoorstel, nadere eisen worden gesteld ten aanzien van het aantal monsters en de plaats waarop deze moet worden genomen, alsmede ten aanzien van de parameters, waarop deze moeten worden geanalyseerd. Monsterneming moet direct na het beëindigen van de activiteiten plaatsvinden. De resultaten van het onderzoek moeten binnen vier maanden na uitvoering van het bodemonderzoek aan het bevoegd gezag zijn gezonden.
4.4
Potentiële bodembedreigende. activiteiten in de inrichting, zoals de opslag van (mest in mestkelders en mestplaat) en (afgewerkte) oliën, petroleum en gevaarlijk afval, mogen uitsluitend plaatsvinden onder een adequaat bodembeschermingsniveau als bedoeld in de Nederlandse Richtlijn Bodem bescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB), bijvoorbeeld een vloeistofdichte voorziening.
4.5
De in voorschrift 4.4 bedoelde vloeistofdichte voorziening dient, binnen een termijn van zes maanden nadat over deze vergunning is beschikt, conform het gestelde in CUR/PBV-aanbeveling 44, tweede herziene uitgave) te zijn beoordeeld door een door Stichting ODI (Onafhankelijke Deskundige Inspecteurs en adviseurs) erkende inspecteur of een door het bevoegd gezag goedge keurde deskundige. De resultaten dierien vervolgens binnen een termijn van één maand aan het gezag te worden overlegd. Indien blijkt dat op basis van de inspectie de vloeistofdichte voorziening niet als vloeistofdicht kan worden aangemerkt, dient de betreffende vloeistofdichte voorziening binnen 2 maanden vloeistofdicht te worden gemaakt.
4.6
Indien gebreken aan een bodembeschermende voorziening worden geconstateerd, dan moet deze voorziening worden gerepareerd. Daarbij dient de CUR/PBV-aanbeveling voor het betreffende materiaal in acht te worden genomen. Indien de betreffende voorziening wordt gerepareerd onder toepassing van een KIWA/PBV beoordelingsrichtlijn kan worden volstaan met het, op aanvraag van het bevoegd gezag, overleggen van het uitgereikte certificaat. In alle andere gevallen dient de
WM-1897
bodembeschermende voorziening opnieuw overeenkomstig het gestelde in voorschrift 4.5. te worden beoordeeld. 4.7
Elke reparatie dient zo spoedig mogelijk plaats te Vinden doch uiterlijk binnen 1 jaar nadat de keuring heeft plaatsgevonden, afhankelijk van de ernst van het geconstateerde gebrek.
4.8
Een riolering voor de afvoer van afvalwater of verontreinigd hemelwater moet, gerekend naar de stand der techniek als bedoeld in de NRB, vloeistofdicht zijn en bestand tegen de daardoor afgevoerde (vloei)stoffen. Een nieuw aan te leggen bedrijfsriolering moet zijn ontworpen en worden aangelegd conform de eisen die zijn vastgelegd in de CUR/PBV aanbeveling 51.
4.9
Het is verboden vloeistoffen definitief op of in de bodem te brengen. TOELICHTING: Oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater zijn hiervan uitgezonderd, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie vèrontreinigende stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en indien daaraan geen warmte is toegevoegd.
5.
BRANDVEILIGHEID
5.1
Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten voldoende brandblusmiddelen aanwezig zijn. Daarnaast dient nabij de bovengrondse opslag van dieselolie, in de werkplaats (c.q. nabij laswerkzaamheden) en in de tanklokalen een poederblustoestel aanwezig te zijn.
5.2
Blusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn, voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren.
5.3
Brandblusmiddelen moeten ieder kalenderjaar door een daartoe door het bevoegd gezag aanvaarde deskundige op deugdelijkheid zijn gecontroleerd en in orde zijn bevonden. Het onderhoud van draagbare blustoestellen moet overeenkomstig NEN 2559 plaatsvinden.
5.4
Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer.
6.
GELUID- EN TRILLINGEN
6.1
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr.LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden, opgestelde machines en apparaten mag op enig punt 50 meter van de inrichting niet meer bedragen dan: - 45 dB(A) tussen 06.00 uur en 19.00 uur; 40 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur; - 35 dB(A) tussen 23.00 uur en 06.00 uur.
6.2
Het maximale geluidsniveau (Lmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden, opgestelde machines en apparaten mag ter plaatse van woningen van derden niet meer bedragen dan: - 55 dB(A) in de uren gelegen tussen 06.00 en 19.00 uur; - 50 dB(A) in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur; - 45 dB(A) in de uren gelegen tussen 23.00 en 06.00 uur,
6.3
Het m.eten en berekenen van de geluidniveaus, en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999).
WM-1897
6.4
(Vervallen)
6.5
(Vervallen)
6.6
(Vervallen)
6.7
Verbrandingsmotoren van voertuigen moeten zijn voorzien van doelmatige en in goede staat van onderhoud verkerende geluiddempers.
7.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
7.1
De elektrische installatie in de inrichting moet voldoen aan NEN 1010.
7.2
De elektrische installatie in de inrichting mag geen storing in de radio- en/of televisie-ontvangst als ook in het telecommunicatieverkeer veroorzaken.
8.
ENERGIE
8.1
Het jaarlijkse energiegebruik van de inrichting moet worden geregistreerd. Deze registratie betreft alle ingekochte energiedragers en mag bestaan uit de energienota's. Deze gegevens moeten ten minste 5 jaren worden bewaard en op een daartoe strekkend verzoek aan het bevoegd gezag worden getoond.
8.2
Er dient gestreefd te worden naar een zo laag mogelijk energieverbruik binnen de inrichting.
8.3
Bij de aanschaf van energieverbruikers (verwarmingstoestellen, verlichting, machines, apparaten, transportmiddelen en dergelijke), de wijze van bedrijfsvoering, de opzet en/of het wijzigen van processen etc., dient met energiebesparing rekening te worden gehouden.
8.4
Binnen het inrichtinggedeelte aan deTjongervallei dient warmteterugvrinning plaats te vinden.De melk dient, alvorens het wordt opgeslagen in de melktank, middels een warmtewisselaar (koelwater) afgekoeld te worden. Het (verwarmde) koelwater kan worden gebruikt alsdrinkwater voor de dieren. Tevens dient het water ten behoeve van de boiler voorverwarmd te worden door de koelcomprêssor van de koelmachine.
8.5
Binnen een jaar na het onherroepelijkworden van deze vergunning, dient onderzocht of warmteterugwinning ook biimen het inrichtingsgedeelte aan de Prikkedaem mogelijk is (haalbaarheidsonderzoek). Indien uit dit onderzoek blijkt dat de terugverdientijd van deze installatie drie jaar of miiider bedraagt, dient ook aan de Prikkedaem warmteterugwinning geïnstalleerd te worden.
9.
COMPRESSOR
9.1
De compressor moet geschikt zijn voor de druk en temperatuur, waaronder het in werking zal worden gebracht, alsmede voor de stoffen waarmee het in.aanraking komt.
9.2
De compressor moet voldoen aan het gestelde in het "Besluit drukvaten van eenvoudige vorm" d.d. 24 augustus 1992. Daartoe dient de compressor door de fabrikant te zijn voorzien van het in het Besluit genoemde E.G.-merkteken.
9.3
Van de toe te passen appendages moet zijn aangetoond dat ze geschikt zijn voor de maximale bedrijfsdruk. De appendages moeten zijn gecontroleerd op goede werking.
WM-1897
10 9.4
De compressor moet op betrouwbare ondersteuningen zijn opgesteld en indien verschuiven of kantelen van het toestel is te duchten, voldoende zijn vastgezet. De compressor moet zodanig zijn opgesteld, dat het aan alle zijden bereikbaar is.
10.
DE MELKKAMER
10.1 De koelinstallatie van de melktank moet voldoen aan het gestelde in NEN 3380. 10.2 De koelinstallatie van de melktank moet altijd bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud. 10.3 Er moet een inspectie- en preventief onderhoudsschema van de koelinstallatie van de melktank aanwezig zijn. Het bedoelde schema moet aan een controlerend ambtenaar op verzoek worden getoond. 10.4 Bij vervanging van het in de koelinstallatie aanwezige koucfemiddel, moet dit worden afgetapt, zonder dat dit zich in de atmosfeer kan verspreiden. 10.5 Het condensaat van de koel- of vriesinstallatie moet zodanig worden opgevangen en afgevoerd, dat dit geen overlast buiten de inrichting veroorzaakt. 10.6 De vloer in de melkkamer moet zijn vervaardigd van vloeistofdicht beton of metselwerk en moet afwaterend zijn gelegd naar een van een stankafsluiter voorziene schrobput. De schrobput moet via een gesloten leiding zijn aangesloten op de riolering of op de drijfmestkelder. 10.7 Het spoel- en reinigingswater, afkomstig van de melktank en melkleidingen, als wel het spoel- en schrobwater van de melkkamer en/of de sanitaire voorzieningen, mag slechts in de mest- en/of gierkelder worden opgeslagen, indien een reinigings- en ontsmettingsmiddel op anorganische basis wordt gebruikt, waarvan het desinfectiebestanddeel wordt gevormd door waterstofperoxide of door hypochloriet en loog, alsmede andere voor dit doel toegelaten reinigings- en ontsmettingsmiddelen. Indien een reinigings- en ontsmettingsmiddel van andere samenstelling wordt gebruikt, moet het spoel- en reinigingswater worden opgevangen in een speciaal daarvoor bestemde vloeistofdichte bak of tank. Dit afval moet regelmatig worden afgevoerd naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie. 10.8 Reinigings- en ontsmettingsmiddelen voor de melkapparatuur moeten zijn opgeslagen in goed gesloten vaatwerk. Er mogen niet meer reinigings- en ontsmettingsmiddelen worden opgeslagen dan voor een goede werking noodzakelijk is. 11.
HOGEDRUKREINIGER
11.1 Vloeibare brandstof voor een hogedrukreiniger moet zijn opgeslagen in een tank, die constructief deel uitmaakt van de hogedrukreiniger. De brandstoftank mag geen grotere inhoud hebben dan 50 liter, moet van een doelmatige constructie zijn en zodanig zijn afgeschermd, dat de inhoud onder normale omstandigheden geen hogere temperatuur kan krijgen dan 40°C. 11.2 Een branderinstallatie voor vloeibare brandstof van een hogedrukreiniger moet zodanig zijn ingericht en worden onderhouden, dat over het gehele regelbereik een nagenoeg rookloze verbranding wordt verkregen. Als vloeibare brandstof mag slechts gasolie, dieselolie of petroleum worden gebruikt. 11.3 Een brandstoftank van een hogedrukreiniger mag voor ten hoogste 95% zijn gevuld.
WM-1897
11 11.4 De uitmonding van een afvoerleiding voor verbrandingsgassen van een niet verplaatsbare hogedrukreiniger moet zodanig zijn gesitueerd dat deze gassen buiten de inrichting geen hinder veroorzaken. 12. VERWARMING CENTRALE EN RUIMTEVERWARMING AARDGAS 12.1 Een gasinstallatie moet voldoen aan de Model Aansluitvoorwaarden Gas. TOELICHTING: Volgens de Model Aansluitvoorwaarden Gas moet een gasinstallatie voldoen aan NEN1078 en indien van toepassing aan NEN2078. 12.2 De ruimte waarin de gasdrukregel- of meetinstallatie is opgesteld moet voldoen aan de "Richtlijnen voor de opstelling van gasmeters tot een nominaal meetverAogen van 500 m'/h en een toevoerdruk tot 0,2 bar, alsmede gasdrukregel- en meetinstallaties tot een nominaal meetvermogen van 10 m^/h en een toevoerdruk tot 8 bar" uitgegeven door BnergieNed. 12.3 Een stookruimte mag niet als opslag- of bergruimte worden gebruikt. In een stookruimte mogen geen voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die het brand- of explosiegevaar verhogen. 12.4 Een verbrandingsgasafvoersysteera moet zodanig zijn uitgevoerd, dat dit goed kan worden gerei nigd. Tevens moeten voorzieningen zijn getroffen dat roet, vuil en condenswater zich niet zodanig kunnen ophopen dat daardoor de goede werking van het verbrandingsgasafvoersysteem kan worden verstoord. 12.5 Aan een stook- of verwarmingsinstallatie en een verbrandingsgasafvoersysteem moet ten minste eenmaal per jaar onderhoud worden verricht. Beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moeten geschieden door: a. een voor die activiteit of activiteiten gecertificeerde rechtspersoon, of b. een andere rechtspersoon die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt voor die activiteit of activiteiten. 12.6 Een stooktoestel en verbrandingsgasafvoersysteem moeten zo vaak als nodig is inwendig worden gereinigd. Bij het reinigen moet worden voorkomen dat roet of ander vuil zich buiten de inrichting verspreidt. 12.7 Een ruimteverwarmingstoestel moet zodanig zijn geplaatst dat het niet kan omvallen of gemakke lijk kan worden omgestoten, aangereden of beschadigd. Tevens moet het zodanig zijn uitgevoerd dat geen brandgevaar wordt veroorzaakt. Zonodig moet een doelmatige bescherming zijn aange bracht. 12.8 Indien een ruimteverwarmingstoestel op de grond staat moet de vloer onder een ruimtever warmingstoestel moet bestaan uit onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal. Deze vloer moet aan de zijde waar gestookt wordt ten minste 0,5 m, en aan de overige zijden ten minste 0,3 m buiten het ruimteverwarmingstoestel uitsteken. TOELICHTING: De vloer mag ook zijn bekleed met een materiaal dat dezelfde eigenschappen bezit.
WM-1897
12 12.9 Een ruimteverwarmingstoestel dat niet is aangesloten op een verbrandingsgasafvoersysteem, moet zodanig zijn opgesteld, dat de ontwijkende verbrandingsgassen geen brand kunnen veroorzaken. De verbrandingsgassen mogen de goede werking van het ruimteverwarmingstoestel niet verhinderen en mogen buiten de inrichting geen overlast veroorzaken. HETELUCHTKANON OLIE 12.10 Een heteluchtkanon met eventueel bijbehorende oliereservoir moet zodanig zijn geplaatst dat het niet kan omvallen of gemakkelijk kan worden omgestoten, aangereden of beschadigd. Tevens moet het zodanig zijn uitgevoerd dat geen brandgevaar wordt veroorzaakt. Zonodig moet een doelmatige bescherming zijn aangebracht. 12.11 De vloer onder een heteluchtkanon moet bestaan uit onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal. Deze vloer moet aan de zijde waar gestookt wordt ten minste 0,5 m, en aan de overige zijden ten minste 0,3 m buiten het heteluchtkanon uitsteken. TOELICHTING: De vloer mag ook zijn bekleed met een materiaal dat dezelfde eigenschappen bezit. 12.12 Een heteluchtkanon dat niet is aangesloten op een verbrandingsgasafvoersysteem, moet zodanig zijn opgesteld, dat de ontwijkende verbrandingsgassen geen brand kunnen veroorzaken. De verbrandingsgassen mogen de goede werking van het heteluchtkanon niet verhinderen en mogen buiten de inrichting geen overlast veroorzaken. 12.13 In of onder een heteluchtkanon moet een doelmatige vloeistofdichte lekbak aanwezig zijn. De capaciteit van de lekbak moet ten minste gelijk zijn aande inhoud van het oliereservoir. Eventuele leidingdoorvoeringen door de vloeistofdichte lekbak moeten vloeistofdicht zijn uitgevoerd. 12.14 De inhoud van het oliereservoir, ten behoeve van een heteluchtkanon, mag niet meer dan 200 liter bedragen. Het reservoir moet vloeistofdicht zijn en voldoende sterk. Het reservoir mag niet van een peilglas zijn voorzien en moet zodanig zijn opgesteld of afgeschermd dat de inhoud onder normale omstandigheden geen hogere temperatuur kan krijgen dan 40 °C. 12.15 Een heteluchtkanon moet zijn voorzien van een beveiliging, die de olietoevoer naar de brander automatisch afsluit, voordat het niveau is bereikt, waarbij de verdampingsbrander overloopt. 12.16 Afgewerkte olie mag niet als brandstof worden gebruikt. 12.17 Het vullen van een oliereservoir moet zorgvuldig en zonder morsen gebeuren. De vulopening moet direct na het vullen'door middel van een goedsluitende dop worden afgesloten. 12.18 Bij vlamwegval tijdens bedrijf mag een heteluchtkanon niet eerder opnieuw worden aangestoken of de ontstekingsinrichting opnieuw in werking worden gesteld, dan nadat het toestel tot omge vingstemperatuur is afgekoeld, het eventueel in het toestel aanwezige teveel aan olie zorgvuldig is verwijderd en het toestel zodanig is geventileerd dat eventueel daarin aanwezige brandstofdamp op doelmatige wijze uit het toestel is afgevoerd. 12.19 De vloer rondom een heteluchtkanon moet tot ten minste 2 m vanuit het toestel gemeten, worden vrijgehouden van brandbare stoffen.
WM-1897
13 13.
WERKPLAATS VOOR MOTORVOERTUIGEN/LAM)BOUWWERKTUIGEN
13.1 De vloer van een ruimte waar herstelwerk2aamheden worden uitgevoerd moet vloeistofdicht zijn en van onbrandbaar en oliebestendig materiaal zijn vervaardigd. Doorvoeringen van kabels of leidingen door de vloer moeten vloeistofdicht zijn afgewerkt. TOELICHTING; Een vloeistofdichte vloer moet dicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen. Hieraan voldoen onder andere: - een in het werk gestorte betonvloer aangelegd overeenkomstig BRL 2362 door een hiervoor gecertificeerde ondernemer, of door een onderaannemer overeenkomstig BRL 2370, of; - vloeistofdichte bestratingselementen in de vorm van betonklinkers, betontegels of bedrijfsvloerplaten die voldoen aan BRL 2316, waarbij de voegen zijn afgekit met een wegdekvoegmassa die voldoet aan de BRL-K 781/BRL 2825. De aanleg van deze elementen moet plaatsvinden overeenkomstig BRL 2319 door een hietyoor gecertificeerde ondernemer, of; - een asfaltverharding waarop een kunststofcoating is aangebracht, die resistent is voor aardolieproducten. 13.2 Oliën, vetten of water mogen niet van de vloer van een ruimte waar herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd naar buiten worden geschrobd of gespoten. De vloer mag niet afwaterend naar een uitgang zijn gelegd. 13.3 Het is verboden in de inrichting: - werkzaamheden te verrichten, waarbij vuur wordt gebruikt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een brandstofreservoir en andere delen van een motorvoertuig of werktuig, die brandstof bevatten of kunnen bevatten; - motorvoertuigen, werktuigen of onderdelen schoon te branden; - motorvoertuigen of werktuigen te pletten of te stapelen; - buiten het bebouwde deel herstelwerkzaamheden uit te voeren; - machinaal uitdeukwerkzaamheden te verrichten; - motorvoertuigen, werktuigen of onderdelen te verven, te lakken of te plamuren. In uitzondering hierop is handmatig verven boven een betonnen verharding toegestaan; - afvalstoffen zoals gebruikte poetsdoeken en lege verfblikken anders te bewaren dan in gesloten bussen, vaten of bakken van onbrandbaar materiaal. 13.4 In een ruimte waar herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd of motorvoertuigen en/of werktuigen worden gestald, mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn, anders dan voor het verrichten van laswerkzaamheden. Op de daarvoor geschiktste plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een veiligheidsteken overeenkomstig NEN 3011 zijn aangebracht. 13.5 De opslag van accu's moet plaatsvinden in een vloeistofdichte bak die bestand is tegen het in de accu's aanwezige electrolyt. Indien de bak buiten is opgesteld, moet deze tegen inregenen zijn beschermd. Het opladen van accu's moet plaatsvinden op een vloeistofdichte vloer en op een goed geventileerde plaats. 14.
LASSEN
14.1 Ter beperking van bodemverontreiniging moet de ruimte waarin wordt gelast, voorzien zijn van een verharde vloer.
WM-1897
14 14.2 Laskabelisolaties moeten regelmatig, doch ten minste eenmaal per maand worden gecontroleerd op slijtage. Defecte laskabels moeten worden vervangen of worden gerepareerd. 14.3 Binnen een straal van 10 meter van laswerkzaamheden mogen zich geen licht ontvlambare (vloeistoffen of brandgevaarlijke stoffen bevinden. 15.
GASSEN
15.1 Gasflessen en toebehoren - tot en met de hoofddrukregelaar - moeten zijn goedgekeurd door de Dienst voor het Stoomwezen, een door deze dienst geaccepteerde deskundige of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG, en de daarop berustende bijzondere richtlijnen 84/525, 84/526 en 84/527/EEG aangewezen instantie. 15.2 Gasflessen waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezen, een door deze dienst geaccepteerde deskundige of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG, en de daarop berustende bijzondere richtlijnen 84/525, 84/526 en 84/527/EEG aangewezen instantie niet of blijkens de ingeponste datum niet tijdig heeft plaatsgevonden, mogen niet in de inrichting aanwezig zijn. De beproeving van gasflessen moet periodiek zijn herhaald overeenkomstig de termijnen aangegeven in het VLG. 15.3 Gasflessen mogen slechts zijn gevuld met het gas waarvoor zij zijn beproefd en waarvan de benaming volgens het VLG op de gasfles is aangebracht. 15.4 Indien de uitwendige toestand van een gasfles zodanig is dat aan de deugdelijkheid moet worden getwijfeld, moet de gasfles ter herkeuring worden aangeboden aan de Dienst voor het Stoomwezen, aan een door deze dienst geaccepteerde deskundige of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG, en de daarop berustende bijzondere richtlijnen 84/525, 84/526 en 84/527/EEG aange wezen instantie. 15.5 Een beschadigde of lekke gasfles moet onmiddellijk in de buitenlucht worden gebracht en worden gemerkt met het woord "DEFECT", respectievelijk "LEK". Ook moeten direct maatregelen worden getroffen om brand-, explosie-, verstilddngs- of vergiftigingsgevaar te voorkomen. De desbetreffen de gasflessen moeten aan de leverancier worden teruggezonden. 15.6 Voor een lege gasfles moet dezelfde veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen als voor een gevulde gasfles. 15.7 Een gasfles moet ten minste 2 m van vuur en van brandgevaarlijke stoffen verwijderd worden gehouden. 15.8 Een gasfles moet steeds gemakkelijk bereikbaar zijn en er moeten voorzieningen zijn getroffen dat ze niet kunnen omvallen. 15.9 Van een gasfles die in gebruik is moet de sleutel voor het openen en sluiten op de afsluiter aanwezig zijn. 16.
OPSLAG VAN MILIEUGEVAARLIJKE VLOEISTOFFEN
16.1 Milieugevaarlijke vloeistoffen moet worden bewaard in dichte en voldoende sterke verpakking. De verpakking moet geschikt zijn voor de desbetreffende stof.
•WM-1897
15 16.2 Lege, niet gereinigde emballage moet worden behandeld als volle. 16.3 De emballage moet zijn opgeslagen in een vloeistofdichte lekbak. De inhoud van de lekbak moet ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de grootste in de lekbak opgeslagen emballage, vermeer derd met 10% van de overige emballage. De lekbak moet bestand zijn tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen. TOELICHTING: Een lekbak kan onder meer worden gevormd door een vloeistofdichte vloer met opstaande randen. Het is mogelijk om emballage met brandbare vloeistoffen in een lekbak op te slaan die reeds voor andere opslagen van (licht) ontvlambare of brandbare vloeistoffen is gerealiseerd, zoals bijvoor beeld de lekbak van een dieselolietank. Voorwaarde hiervoor is dat de stoffen die bij elkaar worden opgeslagen geen gevaarlijke chemische reacties kunnen veroorzaken als zij met elkaar in aanraking komen. Voor het berekenen van de opnamecapaciteit gelden in dit geval de volgende regels: - emballage bijplaatsen bij andere brandbare vloeistojfen: grootste opslagmedium +10% van de overige emballage; - emballage bijplaatsen bij (licht) ontvlambare vloeistoffen: grootste opslagmedium + 100%) van de overige emballage. 16.4 Indien emballage lekt, moet de lekkage direct worden verholpen of moet de inhoud van de lekkende emballage onmiddellijk worden overgebracht in niet-lekkende emballage dan wel moet de lekkende emballage worden overgebracht in een overmaats vat, Gemorste vloeistoffen moeten direct worden geabsorbeerd. Hiertoe moeten nabij de opslagplaats van oliën in vaatwerk voldoende absorptiemiddelen aanwezig zijn. Gebruikte absorptiemiddelen moeten als gevaarlijke afvalstof worden behandeld. 17.
BNTERNE TRANSPORTMIDDELEN
17.1 De verbrandingsmotor van een intern transportmiddel moet zodanig zijn afgesteld dat de uitlaat gassen nagenoeg roet-en rookloos zijn. 18.
AFLEVERINSTALLATIEyOOR MOTORBRANDSTOF
18.1 Aan de afleverinstallatie of de omkasting daarvan mogen geen contactdozen (stopcontacten) zijn aangebracht 18.2 De omkasting van de afleverinstallatie moet voldoende zijn geventileerd. 18.3 Binnen een afstand van 2 m van een afleverinstallatie mag geen ander kunstlicht worden gebruikt dan elektrisch licht. 18.4 Een afleverinstallatie moet zijn voorzien van een schakelaar, waarmee de elektrische installatie van de afleverinstallatie kan worden uitgeschakeld. Bij deze schakelaar moeten de schakelstanden dui delijk zijn aangegeven. Tevens moet op of in een afleverinstallatie een schakelaar zijn aangebracht voor het in- en uitschakelen van de elektromotor van de pomp. 18.5 De greep van een vulpistool mag niet in geopende stand vastgezet kunnen worden. 18.6 Bij het afleveren van vloeistof mag noch worden gerookt of enigerlei vuur of open licht' aanwezig zijn, noch mag hierbij de motor van het voertuig, waaraan vloeistof wordt afgeleverd, in werking zijn. -WM-1897
16 18.7 Ter plaatse van het afleverpunt moet de opstelplaats van de voertuigen over een oppervlakte van ten minste 3 x 5 m voorzien zijn van een aaneengesloten verharding. Gemorst product moet met behulp van absorptiemateriaal zo spoedig mogelijk worden verwijderd. Hiertoe moet in de inrichting voldoende absorptiemateriaal voor oiuniddellijk gebruik gereed beschikbaar zijn. TOELICHTING: De verharding kan bestaan uit: - klinkers, tegels of stelconplaten of; - ter plaatse gestort beton of; - een asfaltverharding waarop een kunststofcoating is aangebracht, die resistent is voor aardolieproducten. 19.
OPSLAG VAN DIESELOLIE IN EEN BOVENGRONDSE TANK
19.1 De stijfheid en sterkte van een tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van zetting, van eventuele verzakking van de steunpunten oT van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder normale bedrijfsomstandigheden moet zijn verzekerd. 19.2 De ondersteunende constructie van een tank moet uit onbrandbaar materiaal bestaan en moet zodanig zijn ontworpen en uitgevoerd dat deze het gewicht van de tank met de inhoud kan dragen. 19.3 Op plaatsen waar kans op verzakking van een tank bestaat, moet een doelmatige fundering zijn aangebracht. 19.4 In elke aansluiting op een tank beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst. De afsluiter moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of deze is geopend dan wel is gesloten. De zich direct tegen de buitenwand van de tank bevindende verbindingsstukken en de appendages beneden het hoogste vloeistofiiiveau moeten van staal zijn vervaardigd. 19.5 Een tank moet enigszins hellend zijn geplaatst zodat de aansluiting van de ontluchtingsleiding zich aan het hoogstgelegen einde van de tank bevindt. TOELICHTING: Het verschil in hoogte tussen het hoogstgelegen einde van de tank en het andere einde mag niet groter zijn dan de afstand van de bovenzijde van de mangathals tot de tankromp. 19.6 Een tank moet op doelmatige wijze tegen aanrijding zijn beschermd. 19.7 Een tank moet zijn geplaatst in een vloeistofdichte bak. De bak moet voldoende mechanische sterkte bezitten om weerstand te kuimen bieden aan de als gevolg van lekkage optredende vloeistofdruk. Eventuele leidingdoorvoeringen door de vloeistof dichte bak moeten vloeistofdicht zijn uitgevoerd. TOELICHTING: De vloeistofdichte bak kan bestaan uit een stalen of betonnen bak dan wel bestaan uit een vloeistofdichte omwalling, een vloeistofdichte muur of een vergelijkbare doelmatige constructie die samen met de vloer een vloeistofdichte bak vormt. 19.8 Boven de bak moet een afdak aanwezig zijn dat zo groot is, dat geen hemelwater in de bak kan komen. Eventueel gelekt product dat in de vloeistofdichte bak is opgevangen moet direct worden verwijderd. WM-1897
17 20. HET HOUDEN VAN MELKRUNDVEE ALGEMEEN 20.1 In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: - locatie Tjongervallei 25: - 165 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar; - 112 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar; - locatie Prikkedaem 2: - 110 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar; - 107 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. 20.2 Ramen en deuren van stallen moeten gesloten worden gehouden, voor zover ze geen functie hebben voor luchtinlaat of het doorlaten van personen, dieren, vaste mest of goederen. 20.3 Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van mest of gier worden voorzien. SILO'S 20.4 Iedere silo alsmede zijn ondersteunende constructie, moet zodanig zijn geconstrueerd dat alle bij normaal gebruik optredende krachten veilig en zonder blijvende of ontoelaatbare vervorming kunnen worden opgenomen. De silo moet stabiel staan opgesteld op een voldoende draagkrachtige fundering. 20.5 Hinderlijke stofVerspreiding bij het vullen van voedersilo's moet worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld met behulp van een doekfilter. KADAVERS 20.6 Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven, maar moeten zo spoedig mogelijk, volgens de bij of krachtens de destructiewet gestelde regels, uit de inrichting worden verwijderd. Het bewaren van kadavers, in afwachting van afvoer naar een destructiebedrijf, moet zodanig geschieden dat geen geurhinder optreedt, het aantrekken van ongedierte wordt voorkomen en geen vermenging met ander afval of materiaal optreedt. Verder mogen kadavers geen visuele hinder veroorzaken. KUILVOER 20.7 Bij een voerkuil mag de afdekking aan de zijde waar zelfvoedering plaatsvindt, ontbreken. Eventuele beschadigingen aan het afdekfolie moeten zo spoedig mogelijk worden gerepareerd. 20.8 Kuilvoer moet zijn opgeslagen op een vloeistofdichte plaat van beton met een opstaande rand. De betonplaat moet zodanig zijn geconstrueerd dat vocht naar het midden van de plaat stroomt en opgevangen wordt in een goot. Al het uitzakkende vocht moet worden opgevangen en eventueel door middel van een vloeistofdichte leiding worden afgevoerd naar de mestkelder. 20.9 (Vervallen)
WM-1897
18 MEST Algemeen 20.10 Bij het verwijderen van mest en gier mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport van dunne mest en gier moet daarom plaatsvinden in volledig gesloten tankwagens. 20.11 Dunne mest, gier en eventueel schrob- en/of spoelwater uit de melkkamer/melktankruimte dat niet op de riolering is aangesloten moet worden afgevoerd naar een hiertoe bestemde, vloeistofdichte opslagruimte (gierkelder, mengmestput, drijfmestput, mestbassin of opvangput). Voorzover de opslagruimte niet is gelegen binnen het stalgebouw moet de ruimte buiten het gebouw door middel van goed sluitende deksels of luiken gesloten worden gehouden, behalve tijdens het ledigen. 20.12 Het brengen van mest in de opslagruimte moot geschieden met een gesloten aanvoerleiding die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uitmondt. De opslagruimte mag niet zijn voorzien van en overstort. Leidingen voor het transport van dunne nifcst en gier moeten vloeistofdicht zijn. 20.13 Gedurende de periode dat het vee in de stallen aanwezig is, moeten de mestschuifinstallaties tenminste om de 4 uur in werking worden gesteld, waarbij de geproduceerde mest naar de mestkelders wordt afgevoerd. Mestkelders I
20.14 Mest moet worden opgeslagen in een afgedekte mestopslagruimte. Voor de bestaande mestkelder . zijn de voorschriften 4.4 en 4.5. van toepassing. Voor de nieuw aan te leggen mestkelders zijn de desbetreffende bepalingen van de Richtlijnen Mestbassins 1992 (RM 1992) van toepassing. 20.15 Gedurende de opslagpèriode mag de inhoud van de mestkelders niet langer dan 1 uur per maand in beweging worden gehouden, behoudens gedurende korte tijd voor het ledigen. 20.16 Een mestkelder moet, behalve tijdens het ledigen, door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening gesloten worden gehouden. Mestplaat 20.17 Vaste mest moet worden vervoerd in daarvoor geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen. 20.18 De vaste mest moet zoveel mogelijk dagelijks worden verzameld en overgebracht naar de mestplaat. De mestplaat moet zijn voorzien van een vloeistofdichte vloer en aan drie zijden zijn voorzien van een opstaande rand van beton of metselwerk, hoog en breed ten minste 10 cm. De mestplaat moet via een gesloten leiding kunnen afwateren naar de gierput of mestkelder.
-WM-1897
A 3 Vrouwelijk jongvee 40 st
i§
§.1
Üi CD O
tD Cü
fD*
CD CD D r-tCD
r-t-
N> K)
3
a > co 0) Q) pr 3 c c < 0)
H 03 Q00^ §-
2- CD 2c/T 03 Q
<
Q O CQ
§
(Q
CL Q
A 3 Vrouwelijk jongvee 40 st
A 1.100.2 Melkkoeien 11 st A 3 Vrouwelijk jongvee 47 st