JIOPSTAL Br
Schoterlandseweg 95 8413 NJ Oudehorne
Tel. 0513 843 968 E-maü
[email protected]
AGRARISCH HUISVESTINGSADVIES
| PROVINSJEfryslan
Rek.nr. NL52 RABO 0154 4380 57 KvK nr. 57183007 BTW-nr. NL2066.81.379 B01
Doe. nr.: www.opstaladvies.ril
Class. nr. I Ingek.:
- 3 OKI 20U
Afdeling. Beh. door:
Afd. Hoofd |AWB . . weken
joor kenmsg. aangenomen/tel. afgedaan
aanvraag natuurbeschermingswet
Opdrachtgever:
Fam. F. Pen Marwei 96 8508RG Delfstrahuizen T0514-541660 E
[email protected]
Datum: Gewijzigd:
20-08-2014 16-09-2014
Inhoudsopgaaf 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9.
Aanvraagformulier Machtiging Overzichtskaart Resume Aagro stacks berekeningen Aagro stacks bestaand Aagro stacks nieuw Verleende WM vergunning Geurberekening Aanvraag milieuvergunning Tekening bij aanvraag Milieuvergunning definitief Hinderwet vergunning Verklaring geen andere vergunning
Bijlage: Tekening bij aanvraag natuurbeschermingswet
18-08-2014 05-09-2014 niet gedateerd 16-09-2014 17-08-2014 16-09-2014 12-03-2009 26-02-2009 26-02-2009 14-07-2009 18-12-1991 05-09-2014
01-08-2014
1.1 Aanvrager / gemachtigde Organisatie: Opstal agrarisch huisvestingsadvies Naam: AtzeAbma
• man
• vrouw
Adres: (straat, huisnummer) Schotertandseweg 95 (postcode en plaats) 8413 NJ OUDEHORNE Telefoonnummer: 0513843968 Faxnummer: E-mailadres:
[email protected]
1.2 Gebruiker Organisatie: Melkveehouderij fam Pen Naam: F. Pen
• man
• vrouw
Adres: (straat, huisnummer) Marwei 96 (postcode en plaats) 8509 RG DELFSTRAHUIZEN Telefoonnummer: 0514541660 Faxnummer: E-mailadres:
[email protected]
1.3 Locatie van de door u voorgenomen activiteit: Adres: (straat en huisnummer) Marwei 96 (postcode en plaats 8509 RG DELFSTRAHUIZEN Omschrijving (indien locatie niet is gekoppeld aan een huisadres): Kadastrale gegevens: gemeente Oosterzee, sectie L nummer 3032 en gedeeltelijk 2418 Gemeente(n) waar locatie is gelegen: De Friese Meren Voeg als bijlage een topografische kaart toe, zie 4.1
1.4 Naam van de/het natuurgebied(en) waar het project of de handeling effect op kan hebben Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
gebied(en): 1
Naam gebied: Rottige Meenthe en Brandemeer
1.5
Korte omschrijving van de activiteit op hoofdlijnen. Voeg als bijlage een situatietekening toe, zie 4.2
Melkveehouderij
1.6
Kruis aan wat voor soort Nb-wet vergunning wordt aangevraagd:
•
Nieuwe activiteit, waarvoor niet eerder Nb-wet vergunning is verleend.
• •
Ga door naar vraag 1.9 Bestaande activiteit, waarvoor niet eerder Nb-wet vergunning aangevraagd. Ga door naar vraag 1.9 Bestaande activiteit, waarvoor eerder een Nb-wet vergunning is verleend.
1.7 Vermeld de laatst verleende Nb-wet vergunning voor deze activiteit (naam activiteit, datum en nummer):
Naam activiteit: Datum vergunning: Nummer vergunning: Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende Nb-wet vergunningen, zie 4.3
1 Maak hiervoor gebruik van de beschikbare gebiedsinformatie. Bijvoorbeeld via: www.fryslan.nl/nb-wet
Vergunningaanvraag Nb-wet 3
provincie Fryslan
1.8
1.9
Geef voor een bestaande activiteit aan wat er verandert ten opzichte van de laatst verleende vergunning:
Geef aan of een vergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangevraagd. Indien de activiteit waarvoor de Nb-wet vergunning wordt aangevraagd voor een bepaalde tijd is, vermeld dan de periode waarvoor de Nb-wet vergunning wordt gevraagd.
Q Onbepaalde tijd Q Bepaalde tijd, periode: van
1.10
tot
Geef in onderstaande tabel aan welke andere vergunningen u aanvraagt of gaat aanvragen voor de activiteit. Bijvoorbeeld: bouwvergunning, aanlegvergunning, milieuvergunning, vergunning in gevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), ontheffing Flora- en faunawet, etc. Vermeld de soort vergunning en de betreffende overheidsinstantie waarbij de vergunning is / wordt aangevraagd. Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4 Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4 Soort vergunning
Datum (dd-mm-jjjj)
Aangevraagd / Aan te vragen bij (organisatie + afdeling)
1.
Omgevingsvergunning
na afgifte nb-vergunning
gemeente
2. 3. 4. 5.
Vergunningaanvraag Nb-wet 4
provincie Fryslan
'&/ T • - ' T:.'
•
'
•
• - .
• -
... •
•-
•• '
.
.
*
... v
;
...
• _
" •
-
-
'
v-v... . jé
rnÈmiÈÊM
2. Beschrijving van de (effecten van de) activiteit
2.1
Voor de beoordeling van uw aanvraag is het nodig om de effecten van uw activiteit op het betreffende natuurgebied inzichtelijk te maken. Wij vragen u daarom een gedetailleerde beschrijving te geven van de voorgenomen activiteit. Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten. Maak bij de beschrijving, indien relevant, onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Besteed in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen, indien ze van toepassing zijn:
a)
Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied?
b)
Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)?
c)
Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoals
d)
Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijvoorbeeld verlaging
wijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water? van het waterpeil? e)
Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijvoorbeeld door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc.
f)
Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur,
g)
Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden
h)
Is er sprake van geluidsbelasting in het gebied door de activiteit?
i)
Heeft de activiteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied?
zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.? bijvoorbeeld dagelijks en/ of seizoensgebonden?
Bijvoorbeeld door het plaatsen van lichtmasten. j)
Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt bijvoorbeeld denken aan verzuring of verontreiniging,
k)
Is er sprake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem?
I)
Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit?
m)
Hoe past u het uiterlijk en/ of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap
n)
Betrek bij de beschrijving van de mogelijke effecten de gevoeligheid van habitattypen en soorten voor storingsfactoren, zoals deze in 2.2. zijn beschreven.
Er zijn geen effecten van de activiteiten op de hierboven aangegeven natuurgebieden. Zie bijgaande Aagro stacks berekeningen.
Vergunningaanvraag Nb-wet 5
provincie Fryslan
2.2
Geef in onderstaande tabel aan op welke soorten natuur (habitattypen, zoals Vochtige Heiden of Blauwgraslanden) en/ of aanwezige relevante soorten in het gebied (zie gebiedsinformatie) de voorgenomen activiteit mogelijk een verstorend effect heeft. U kunt de tabel invullen met behulp van informatie op de website: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/effectenindicator.aspx Deze site geeft per natuurgebied (Natura-2000 gebieden) informatie over de effecten waarvoor aanwezige habitattypen en soorten gevoelig zijn én in welke mate.
Habitattypen ~
~
•
-
~
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
•
— -
-
Trillingen
Licht
Verdroging
Verontreiniging
Oppervlakteverlies
Geluid
Storende factoren
Gebied:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Soorten
!
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
_
_
_
_
_
_
-
_
-
_
_
_
_
-
-
-
-
-
-
-
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
-
-
-
-
_ -
-
-
-
Habitattypen Drijvende waterweegbree
G
G
ZG
NVT
NVT
NVT
2310 'heide'
G
G
NG
NVT
NVT
NVT
3130 'stilstaande water'
G
G
G
NVT
NVT
NVT
Ijsvogel
G
G
G
NG
NG
NG
Rivierdonderpad
ZG
ZG
G
?
?
?
Soorten
G
Gevoelig voor deze storende factor
ZG
Zeer gevoelig voor deze storende factor
NG
Niet gevoelig voor deze storende factor
?
Niet voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen
NVT
Deze storende factor is op deze natuurwaarde niet van toepassing
Vergunningaanvraag Nb-wet 6
provincie Fryslan
2.3
Het is mogelijk dat er in een gebied meer activiteiten zijn of worden uitgevoerd. Dit kan de (negatieve) effecten op het gebied versterken omdat ze zich opstapelen (cumulatie). Geef aan of én in welke mate er sprake is van een stapeling van negatieve effecten op de habitattypen en op de aanwezige relevante soorten. Bij de beoordeling van uw aanvraag wordt (alleen) uitgegaan van voorgenomen of reeds uitgevoerde activiteiten in of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit genomen is. Voor informatie hierover kunt u vaak terecht bij de gemeente.
Niet bekend.
2.4
Welke maatregelen kunt u binnen de uitvoering van uw activiteit ondernemen om eventuele schade en/of verstoring te beperken (mitigatie)? Geef aan op welke wijze deze maatregelen de negatieve effecten op het gebied (habitattypen) en/ of aanwezige relevante soorten verminderen. Maak bij de beschrijving onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Let opl Maatregelen kunnen door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw activiteit en/of opgelegd worden via de voorwaarden die verbonden zijn aan de verleende vergunning.
Voorbeelden van mitigerende maatregelen: •
het tijdsschema (timing en duur) van de uitvoering. Bijvoorbeeld geen
•
de wijze van uitvoering (in termen van werkzaamheden) en het gebruikte
werkzaamheden tijdens het voortplantingsseizoen van een bepaalde soort; materieel. Bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald type baggermachine op een overeengekomen afstand van de oever; •
alternatieve bouwtechnieken. Bijvoorbeeld boren in plaats van heien,
•
afscherming van geluid, licht en andere verstoringsbronnen.
•
afbakening van delen van het gebied die in geen geval mogen worden betreden
n.v.t
Let op! Indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit onherstelbare, negatieve effecten kan hebben op het gebied en/of aanwezige relevante soorten, kan de provincie Fryslén u vragen om een aanvullende analyse; de zogenaamde 'passende beoordeling'. De provincie neemt in dat geval contact met u op. Heeft u voor het indienen van uw aanvraag vragen over het uitvoeren van een eventuele 'passende beoordeling', dan adviseren wij u om zelf contact op te nemen met de provincie Fryslên!
Vergunningaanvraag Nb-wet 7
provincie Fryslan
De aanvrager verklaart: 3.1 3.2
alle gegevens naar waarheid te hebben verstrekt. bekend te zijn met het feit dat bij wijziging in de omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de vergunningaanvraag, dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de provincie Fryslan onder vermelding van het nummer waaronder de aanvraag in behandeling is;
3.3
dat de aanvrager alle gewenste inlichtingen met betrekking tot de voor de beoordeling en controle benodigde gegevens ter stond en naar waarheid zal verstrekken aan de met behandeling en controle van de aanvraag en vergunning belaste ambtenaren;
3.4
ermee bekend te zijn, dat de vergunning meteen wordt ingetrokken indien hij/zij één of meer uit zijn/haar vergunning voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, dan wel in het kader van de aanvraag van deze vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt; voorts dat de vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze niet verleend zou zijn op het tijdstip waarop de vergunning is verleend;
Ondertekening Ondergetekende, de aanvrager of degene die bevoegd is namens de aanvrager te handelen via machtiging, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld. Plaats
OUDEHORNE
Datum
18-08-2014
Naam ondertekenaar
Atze Abma
Functie / hoedanigheid ondertekenaar
••C'-f'hf' i> Projectmanager
Machtiging (bijvoegen indien de aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend) Handtekening
Vergunningaanvraag Nb-wet 8
provincie Fryslan
1.
Voeg een topografische kaart toe waarop de ligging van de door u voorgenomen activiteit in de ruimere omgeving is aangegeven. Deze kaart moet voldoen aan de volgende aspecten: a. minimaal schaal 1:25.000; b. schaal en noordpijl aangeven op kaart; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen; d. afstand van de gevraagde activiteit tot de rand van het gebied(en). (Indien de activiteit buiten het natuurgebied valt)
2.
Voeg een situatietekening toe. Besteed daarbij tenminste aandacht aan de volgende aspecten: a. schaal 1:1000 (zo mogelijk); b. schaal en noordpijl aangeven op tekening; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen.
3.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende Nb-wet vergunningen voor de voorgenomen activiteit, indien sprake is van een bestaande activiteit.
4.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit.
5.
Voeg indien van toepassing een afschrift toe van het Milieu-effectrapport / de
6.
Voeg eventueel een verklaring van geen bezwaar van een gebiedsbeheerder toe omtrent de voorgenomen activiteit.
Strategische milieubeoordeling.
Checklist bij het aanvraagformulier Heeft u ... •
alle vragen in de aanvraag beantwoord? Aanvraagformulieren die niet volledig zijn ingevuld, worden niet in behandeling genomen.
Q
de bijgevoegde tekeningen voorzien van een duidelijke legenda met verklaring van alle nummers, tekens en afkortingen?
Q
op alle bijlagen aangegeven dat ze behoren bij de aanvraag?
dl
het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen, in A4 formaat aangeleverd? de (uitgeprinte) aanvraag en alle daarbij behorende stukken in 5-voud of meer? Wanneer sprake is van toetsing aan meerdere Natura 2000-gebieden, dienen per additioneel gebied 4 extra exemplaren te worden aangeleverd.
O
het aanvraagformulier gericht aan: Het college van Gedeputeerde Staten van FryslSn Afdeling Stêd en Plattelan Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden (Het bezoekadres van de provincie is Tweebaksmarkt 52 te Leeuwarden)
Vergunningaanvraag Nb-wet provincie Fryslan
5. Vereisten aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet veehouderijen
Hieronder vindt u welke informatie moet worden bijgeleverd, voordat we uw vergunningaanvraag in behandeling kunnen nemen.
Vergunde rechten In (een bijlage bij) de aanvraag moet duidelijk aangegeven worden hoe de aangevraagde situatie zich verhoudt tot de situatie 7 december 2004, of eerdere referentiedatum. Dat houdt in dat een afschrift van de vergunde rechten moet worden overlegd. Dit kan bestaan uit een op de referentiedatum geldende Wet milieubeheervergunning, of een geaccepteerde melding AMvB met daarin aangegeven het maximaal te houden aantal dieren, gespecificeerd naar diercategorie (zoals weergegeven in de RAV-systematiek). Voor een aantal gebieden geldt een andere referentiedatum: Alde Feanen: 10 juni 1994 Duinen Ameland: 24 maart 2000 Duinen Schiermonnikoog: 24 maart 2000 Duinen Terschelling: 24 maart 2000 Fochteloërveen: 30 november 1998 Drents Friese Wold: 24 maart 2000 Van Oordt's Mersken: 24 maart 2000
Aagrostacks berekeningen Bij de Aagrostacks berekeningen moeten de volgende onderdelen duidelijk aangegeven worden (eventueel via een separate toelichting) voor de situatie 7 december 2004, of eerdere referentiedatum en toekomstige situatie (na uitbreiding): 1.
staltypen (RAV-code). Voeg de stalbeschrijving toe als bijlage;
2.
is sprake van opstallen jaarrond, of beweiding (duur van de beweiding aangeven in aantal uur per dag,
3.
per stal: aantal en categorie dieren (zoals weergegeven in de RAV-systematiek);
aantal dagen per jaar); 4.
per stal: de Amersfoortse x,y-coördinaten van de exacte ligging van het emissiepunt (locatie emissiepunt is, indien aanwezig, locatie van de ventilatoren; indien geen geforceerde ventilatie: het middelpunt van de stal);
5.
per stal: gemiddelde gebouwhoogte in meters (gemiddelde van goothoogte en dakhoogte), let op: deze kan op
6.
per stal: hoogte uitstroomopening ventilatie in meters (als geforceerde ventilatie aanwezig);
7.
per stal: (inwendige) diameter uitstroomopening in meters (als geforceerde ventilatie aanwezig);
8.
per stal: verticale uittreesnelheid in m/s (als geforceerde ventilatie aanwezig); in geval van natuurlijke ventilatie
1,5 m worden gesteld, indien de ventilatieopening(en) niet hoger is dan 1,5 m;
moet de waarde van 1 m/s worden ingevoerd (is gewijzigd); 9.
per stal: toelichting op wijze van ventilatie indien deze niet op natuurlijk wijze wordt geventileerd
10. Als gevoelig punt voor de berekening kan de dichtstbijzijnde rand van het Natura 2000 gebied worden gehanteerd, of de coördinaten van het dichtstbijzijnde voor stikstofdepositie gevoelige habitat. Indien u de cursus Aerius 2 heeft gevolgd kunt u voor het bepalen van deze coördinaten van dat programma gebruik maken. U kunt ook de provincie verzoeken deze coördinaten door te geven. Dat kan via een email aan
[email protected], onder vermelding van adres en postcode van het bedrijf. Aagrostacks en handleiding zijn verkrijgbaar via het DR - loket van het ministerie van Economische Zaken. Daar vindt u ook de handleiding Aagrostacks. Extra informatie over AagroStacks en V-stacks vindt u ook via
www.infomil.nl.
Externe saldering Indien gebruik wordt gemaakt van externe saldering, zijn additionele bewijsstukken noodzakelijk: •
Bewijs van vergunde rechten van het stoppende bedrijf op de referentiedatum (zie vergunde rechten), inclusief tekening.
Vergunningaanvraag Nb-wet 10
•
::
APPSTAL "«•WBHBBr
AGRARISCH HUISVESTINGSADVIES
Schoterlandseweg 95 B413 NJ Oudehome
Tel. 0513 843 %8 E-rnaü infolalopstaladvies.nl Rek.nr. NL52 RABO 0154 4380 57 KvK nr. 57183007 BTW-nr. NL20E8.81.373 B01 www.opstaladvies.nl
Project: Onderwerp: Datum:
14190 Uitbreiding melkveebedrijf fam. Pen te Delfstrahuizen. Machtiging 05-09-2014
Ondergetekende, de heer F. Pen, gevestigd Marwei 96 te Delfstrahuizen,, verklaart door ondertekening, de heer Atze Abma, projectmanager van Opstal Agrarisch Huisvestingsadvies te machtigen, de natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen voor de uitbreiding van het melkveebedrijf van de fam Pen te Delfstrahuizen.
Delfstrahuizen 05-09-2014
Project: 14190 Delfstrahuizen uitbreiding melkveebedrijf fam Pen Datum: 16-09-2014 Onderwerp: Resume Aagro stacks berekening
Bestaande situatie: Boerderij Ligboxenstal bestaand Vleeskuikens
emissie:
depositie:
117 939 1440 2496 kg NH3
3,2 mol/ha/jr
587 2090 2677 kg Nh3
3,2 mol/ha/jr
Nieuw situatie: Ligboxenstal bestaand Nieuwe stal
Verschil
0 mol/ha/jr
Gegenereerd op: 17-08-2014 met AAgro-Stacks Versie 1.0
Naam van de berekening: Delfstrahuizen Pen bestaand Gemaakt op: 17-08-2014 17:03:33 Zwaartepunt X: 185,500 Y: 544,200 Cluster naam: Delstrahuizen van Pen bestaand Berekende ruwheid: 0,06 m
Emissie Punten: Hoogte
Gem.geb. hoogte
Diam.
Uittr. snelheid
Emissie
Voignr.
BronlD
X-coord.
Y-coord.
1
Boerderij
185 478
544 238
2,0
8,0
0,5
1,00
117
2
Ligboxenstal bestaan
185 521
544 210
8,0
8,0
0,5
1,00
939
3
Mestkuikens
185 535
544 234
6,0
6,0
0,5
4,00
1 440
Gevoelige locaties: Volgnummer
Naam
X coördinaat
Y coördinaat
1
Rottige Meenthe
186 850
543 247
Depositie 3,20
Details van Emissie Punt: Boerderij (6) Voignr.
Code
Type
Aantal
Emissie
Totaal
1
a3
Jongvee
30
3.9
117
0
0
0
2
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal bestaan (7) Voignr.
Code
Type
Aantal
Emissie
Totaal
1
a1.100.2
melkvee
80
11
880
2
a3
jongvee
15
3.9
58.5
Gegenereerd op: 17-08-2014 met AAgro-Stacks Versie 1.0
Details van Emissie Punt: Mestkuikens (8) Volgnr.
Code
Type
Aantal
Emissie
Totaal
1
E5.100
Vleeskuikens
18000
0.08
1440
Gegenereerd op: 16-09-2014 met AAgro-Stacks Versie 1.0
Naam van de berekening: groot3 Gemaakt op: 16-09-2014 18:09:24 Zwaartepunt X: 185,500 Y: 544,200 Cluster naam: Delfstrahuizen fam Pen nieuw Berekende ruwheid: 0,06 m
Emissie Punten: Hoogte
Gem.geb. hoogte
Diam.
Uittr. snelheid
Emissie
Volgnr.
BronlD
X-coord.
Y-coord.
1
Liboxenstal bestaand
185 521
544 210
8,0
8,0
0,5
1,00
587
2
Nieuwe stal
185 543
544 228
10,0
10,0
0,5
1,00
2 090
Gevoelige locaties: Volgnummer
Naam
X coördinaat
Y coördinaat
1
Rottige Meenthe
186 850
543 247
Depositie 3,20
Details van Emissie Punt: Liboxenstal bestaand (9) Volgnr.
Code
Type
Aantal
Emissie
Totaal
1
a3
Jongvee
94
3.9
366.6
2
a1.100.2
Melkvee
20
11
220
Details van Emissie Punt: Nieuwe stal Volgnr.
Code
Type
Aantal
Emissie
Totaal
1
A1.12.2
melkvee
220
9.5
2090
Gegenereerd op: 12-03-2009 met V-STACKS Vergunning Release 1/12/2006 versie 1.1 (c) KEMA Nederland B.V.
Naam van de berekening: Nog niet bekend Gemaakt op: 12-03-2009 15:23:00 Rekentijd: 0:00:03 Naam van het bedrijf: Pen Delfstrahuizen Berekende ruwheid: 0,030 m Meteo station: Schiphol Brongegevens: Volgnr.
BronlD
X-coord.
Y-coord.
1
Vleeskuikens
185 536
544 236
EP Hoopte
5,0
Gem.qeb. hooqte
3,0
EP Diam.
EP Uittr. snelh.
0,5
4,00
4 320
Geur gevoelige locaties: Volgnummer 2 3 4 5 6 7
GGLID Marwei Marwei Marwei Marwei Marwei Marwei
82 84 92 94 100 96a
Xcoordinaat 185 255 185 269 185410 185 449 185 895 185 546
Ycoordinaat 544 035 544 057 544 207 544 226 544 575 544 295
Geurnorm 8,00 8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
Geurbelasting 0,36 0,45 3,14 5,78 0,28 9,08
544800
Pen Delfstrahuizen
544600 t
Y 544400 -1
544200
544000 185200
185400
185600
X
185800
E-Aanvraag
186000
Aanvraag milieuvergunning
. Lemsterland
Agrarische bedrijven
(Wet Milieubeheer)
ge meent-
Voor informatie kunt u contact opnemen met: Gemeente Lemsterland, Sector GRONDGEBIED: 0514-567575
EMEENTE LEMST GEMEENTEXEMST^AJjjJJj
ONTVANGEN 2 6'
Dhr. K.H. Adema: 0514-567549 Mevr, A. Hooymans: 0514-567527 Dhr. A. Terpstra: 0514-567541
Sector Grondgebied
niet invullen a.u.b.
Milieucategorie:
Ontvangst concept/aanvraag:
in procedure:
d.d.
d.d.
Kenmerk:
ID
Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Lemsterland, Postbus 2, 8530 AA Lerpmer Burg. Krijgerplein 7,8531 AE Lemmer Naam aanvrager:
Datum
Adres
Postadres
:
Postcode- plaats:
Postcode-plaats
Telefoon
Fax
E-mall
: OSi M -$wkko> J 94-1Ifl •
«6H-/' 6 s»
iïsoff £4
Contactpersoon
Verzoekt om een: • Vergunning tot het oprichten • Vergunning tot het veranderen of de werking te veranderen (uitbreiden) • Nieuwe, de gehele inrichting omvattende, vergunning (art. 8.4) in verband met de uitbreiding/wijziging van de inrichting, voor welke reeds vergunning werd verleend (revisie) • Nieuwe vergunning voor een onderdeel (art. 8.4) en in werking hebben van de hieronder omschreven inrichting. Heeft deze aanvraag betrekking op activiteiten die gedurende een beperkte termijn (max. 5 jaar) plaatsvinden? • nee • ja, vergunning wordt aangevraagd voor een termijn van jaren Aard van de inrichting
?
, '
i ,
, ,
Indien verzocht wordt om een vergunning tot het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van de inrichting of een nieuwe vergunning voor een onderdeel van de inrichting hieronder de betreffende verandering en/of het betreffende onderdeel aangeven. Hier de aard van de inrichting vermelden: Locatie waar de inrichting is of zal worden opgericht of Is gevestigd: Kadastrale ligging: gemeente
Indien gegevens van de inrichting afwijken van de gegevens van de aanvrager (zoals hierboven vermeid) dan gegevens hieronder invullen: Naam inrichting
:
Adres Postcode-plaats Fax Vraag zonodig informatie bij uw gemeente welke andere vergunning u nog nodig heeft voor het in bedrijf stellen van uw bedrijf. Bij de aanvraag over te leggen: een bouwkundige plattegrondtekening in viervoud, schaal niet kleiner dan 1:200, doch bij voorkeur 1:100. Hierop moeten in ieder geval een situatieschets, de ligging en indeling van gebouwen en terreinen, functies van de ruimten, plaats van machines en installaties en opsiagvoorzieningen zijn aangegeven. (Deze tekening dateren en ondertekenen). Ook eventuele andere bijlagen in viervoud bijvoegen. Indien wordt verzocht om een vergunning tot het veranderen van de inrichting of het veranderen van de werking van de inrichting, dienen slechts voor de betreffende verandering/het betreffende onderdeel de volgende vragen beantwoord te worden. Gemeentehuis Lemsterland Burgemeester Krijgerpleirt 7,8531 EA Lemmer Postadres: Postbus 2, 8530 AA Lemmer Telefoon: 0514 - 567575, Fax 0514- 564635
A gemeeui
W
1
«
V
• 1: Reden voor de vergunningaanvraag Beknopt aangeven wat de reden is voor de vergunning-aanvraag, (omschakeling, uitbreiding op basis van groen label of aankoop dierplaatsen, verkoop dierplaatsen, interne verbouwing stallen etc.) eS.Oi&U.
l
i
;
2. Omvang veestapel De omvang van de veestapel dient nauwkeurig te worden ingevuld op de bijgeleverde bijlagen. De diersoorten zijn ingedeeld naar de verschillende stalsystemen. Hier dient u aan te geven welke bijlagen onderdeel uitmaken van de aanvraag: 0 Rundvee, schapen en geiten (blz.14) • Fokvarkens (blz.15en16) • Varkens overig en paarden (blz.17) El Pluimvee (blz. 18 en 19) • Overig (blz. 20)
3. Nevenactiviteiten Nevenactiviteiten zoals bijvoorbeeld akker- en tuinbouw aangeven:
4.
Omgeving
De aspecten omtrent afstand ten opzichte van geurgevoelige objecten, waterwingebieden en voor verzuring gevoelige gebieden zullen door het bevoegd gezag op de (situatie) tekening worden aangegeven.
5;
Ventilatie
: f • ; : • •C.'.w yjr.zs-y.srM<-* - .
\ ' t -^v . ;
5."
'' J ••
• • , •
ÉÜ Op natuurlijke wijze: aangeven voor welke stallen dit van toepassing is (verwijzen naar tekening) ( \ ) flcU O&ftK
W Z T 7 7 ' X / /
vermogen in kW [E Op mechanische wijze^^) (dan schema invullen)
plaats: gevel of dak
hoogte afvoeropening boven maaiveld/daklijn
óaL,
5 vv;«
(Al \AL ïi . — _S^
! -}W.
.
CA>
C. Vvt
milieukoker of regenkap (famküJ I
op tekening aan gegeven met XSI
aantal
11 1.
gemeente
óeaëvens ten behoeve van de toetsing aan de aeurnorm 1.1.Bedrij fsnaam Adres Postcode + woonplaats
ifeJa/L
M
f. Aui
Adres
Wel of niet gelegen binnen de bebouwde kom 2)
• wel 1 • niet • wel / • niet I] wel / • niet 13 wel / • niet U wel / • niet • wel/ • niet • wel / • niet
De bebouwde kom kan worden omschreven als een gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. 2):
Geurbronnen binnen het bec rijf Stat nummer/letter
P.iA.nvuksC
3': Indien
Goothoogte
Nokhoogte
(m)
<m)
... i
1. V e n t i l a t o r e n Aantal ventilatoren
Uitstroomhoogte ventilator tot maaiveld (m)
Inw. Diameter ventilator (m)
II
5*
SiOAlJ///Lr{ï
Uittreedsnelheid (Standaard 4 m/s)3^
. er voor een afwijkende uittreedsnelheid wordt gekozen dient dit onderbouwd te worden.
Op de tekening behorend bij de aanvraag dient een duidelijke dwarsdoorsnede van de stallen opgenomen te zijn. Als er sprake is van een centraal emissiepunt (bijv. bij iengteventilatie of het toepassen van een luchtwasser) dan dient het centrale emissiepunt op de tekening aangegeven te worden. Ook dient uit een bijgevoegd dimensioneringsplan te blijken dat het emissiepunt ook daadwerkelijk wordt verlegd.
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsteriand -
-3
A ; ' .r.;<
'
gemeen!
kW ta-ëü AS
• Elektromotoren
f W'V,
chr^i \jstv(e*
t
\/Wkliqt
(jk^/iO
• Verbrandingsmotoren
kW
t pil ptr
I
//L
7. Stookinstalliatie
Soort Installatie (CV, heater, elektrische verwarming, stoomketel, etc.)
Soort brandstof (gas, stookolie, hout, elektriciteit, etc.)
Aantal
o
/ft »'A
herMf
Hoogte afvoer in m. boven maaiveld/daklijn *
Kj"
Vermogen in kW (nominaal) per stuk
l. 5 l/vvl'f.
Op tekening aangegeven met
0
Doorhalen wat niet van toepassing is
8. Koelinstallatie
>v!~'^vVh (
• Niet van toepassing Soort installatie
v^0C\\
Koudemiddel (bijv. CFK, HCFK, HFK, Ammo niak) p
Vermogen in Watt
vy\&iktü hh
Wordt onderhoud uitgevoerd door een STEK1-erkende installateur Is er per installatie een logboek (dat door de STEK-erkende installateur wordt bijgehouden) aanwezig? 1
Op tekening aan gegeven met
• ja • ja
• nee • nee
STEK is een afkorting van "Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het Koeltechnisch Installatiebedrijf'
9. Energie/water/afval (verbruik c.q. besparing)
Energiedrager:
X
het verbruik in 2'~Oöc!>
het verbruik in
het verbruik in
Gas
m
m3
m3
Elektriciteit
kWh
kWh
kWh
HBO/dieselolie
Itr.
Itr.
Itr.
Leidingwater
m3
m3
Grondwater^
m3
m3
> is er een persluchtsysteem aanwezig?
• nee
Hlja
Indien aanwezig, betreft het dan een mobiel of stationair systeem?^,
wCLt^ mflkifei
.
m3 m3
i" vermogen:
X Is er een Bedrijfsenergieplan (BEP) of een Energiebesparingsplan (EBP) aanwezig / voorzien? D ja * Doorhalen waf niet van toepassing Is
Aanvraaaformulier veraunninn W&t miiianhohoar
kW
JSQiee
«4&S,
_>)L© SMSéHdws'JiM 6e inrichting onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van: gemeente
Soort Plan van Datum onderzoek aanpak onderzoek: * aanwezig
Maatregelen (binnen-kort) ingevoerd
Kopie bijgevoegd
Afval- en emissiepreventie: • ja [0 nee
• ja • nee
• ja • nee
• ja • nee
Energiebesparing:
• ja [£l nee
• ja • nee
• ja • nee
• ja • nee
Waterbesparing:
• ja
• ja • nee
• ja • nee
• ja • nee
nee
* Scan (S) of een uitgebreid onderzoek (O) De volgende energiebesparende, waterbesparende maatregelen zijn/worden getroffen:
10.Opslag brandbare stoffen
(
• Niet van toepassing
Soort brandstof1
1
l'lu?
Type opslag (ondergronds/ bovengronds)
Tank/emballage 2 (incl, inhoudsmaat)
^JD(rCl-V/l fOrd) t
Hoeveel heid (totaal) in liter of m
Bij tanks: datum installatie en soort afleverpomp
\(7Ö!)
WtUnisUd ivv^W l
'4
Op tekening aangegeven met
tSSs*"»®
4
1
Bijv. Huisbrandolie (HBO), dieselolie, gasolie, benzine, olie (smeer-, hydraulische-, stook- en afgewerkte olie), petroleum
2
Bij ondergrondse opslag: tank- en installatie-certificaten bijvoegen Bij bovengrondse opslag: tanks/vaatwerk/blikken/200 Itr drums e.d. aangeven
11;Opslag gassen, chemische stoffen en reinigingsmiddelen È3 Niet van toepassing • Opslag gassen: (eventueel in aparte bijlage) Soort gas
Vepakking/opslageenheid *
Totale hoeveelheid
Op tekening aangegeven met
Acetyleen
ltr/m3
Propaan/butaan
ltr/m3
Waterstof
Itr / m3
Koolzuur
ltr/m3 ltr/m3 ltr/m3
•
Aangeven (water)inhoud flessen
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsterland -
-5-
""uï?!iïoffen (o.a. schoonmaak- en ontsmettingsmiddelen}: (eventueel in aparte bijlage), tevens veiligheidsinformatiebladen als bijlage bijvoegen
gem en me
Soort chemicaliën
Verpakking/opslageenheid*
Totale hoeveelheid
Ut Op tekening aangegeven met
kg / Itr / m3 kg / Itr / m3 kg/ltr/m3 kg / Itr / m3 kg / Itr / m3 *
Aangeven inhoud vaatwerk/conlainers/zakken e.d.
• Opslag grond- en hulpstoffen: (eventueel in aparte bijlage) Soort grondstof
Verpakking/opslageenheid*
^ Totale hoeveelheid
Op tekening aangegeven met
kg / Itr / m3 kg/ltr/m3 kg / Itr / m3 kg/ltr/m3 kg / Itr / m3 *
Aangeven inhoud vaatwerk/containers/zakken e.d.
2.Opslag voedermiddelen
1
Opslag in silo's: Soort
Aantal stuks
Totale opslagcapaciteit (in kg)
0 Krachtvoersilo
'K
%\ nüo
0 Kunstmestsilo
1
k? ono
• Meelstlo
• Brijvoeropslag: Soort
Hoeveelheid (in m3)
Type opslag
•
• •
•
•
Opslag kuilvoer, snijmais en andere voedermiddelen: Soort
Hoeveelheid (in m3)
0
1/irCfutt.ï
0
(È l'J.1 V'Y'l /}.(.)
•
Ulo t/(91)
opslag wijze hi/r)
tZiO, ' .v
L
--VV !
De kuilvoeropslagplaats(en) dienen duidelijk op de tekening te worden aangegeven,
wom»mnmn lh/t\i miliniihnhnrsr
I <"imr\( r irxr-,<~t
'
• ja
Zyn errfvo<^enin|en aangebracht voor de opvang van percolatievocht? '"'"'20 ja, bij opslag van:
• nee Op tekening aangegeven met:
afvoer percolatievocht naar:
jL
•-'.7.''V
13.Bestrijdingsmiddelen
'tU\V\'I fö
fj$Fa:-V
'.
V r''\
w m m m
• Bestrijdingsmiddelenkast, niet betreedbaar • Betreedbare bestrijdingsmiddelenkast
1)3 Niet van toepassing
Soort bestrijdingsmiddel *
Soort bestrijdingsmiddel *
Hoeveelheid aanwe zig: (kg ofitr)
Hoeveelheid aanwe zig: (kg of Itr)
Bijv. insecticiden, herbiciden
14, Mestopslag Afstanden: De afstand van de mestopslagplaats{en) tot de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander stankgevoelig object wordt door het bevoegd gezag op de (situatie) tekening aangegeven. De mestops!agplaats{en) dienen duidelijk op de tekening te worden aangegeven. Type opslag en (totale) inhoud: 0 Drijfmestkelders m''
0 Mestptaat open/afgedekt'
IO0O
%>• Mo
Mestbassin van:
Inhoud (in m3)
Oppervlakte (in m2)
Open of afge dekt
• Hout • Beton
Doorhalen wat niet van toepassing Is
• Staal • Folie
• 15.0pslag overige stoffen Worden in de inrichting: - ontplofbare stoffen vervaardigd, verwerkt of opgeslagen - giftige, corrosieve of sterk prikkelende stoffen2 gebruikt en/of opgeslagen 1 2
• ja • ja
0 nee 0 nee
Bijv. vuurwerk, munitie Bijv. Zoutzuur, Ammonia, Chloorbleekloog, mierezuur, Kwik, Fenol (zie gevarensymbool op verpakking)
Zo ja, dan tabel invullen en veiligheidsinformatiebladen als bijlage bijvoegen: Soort stof
Verpakking/opslageenheid*
Totale hoeveelheid
Op tekening aangegeven met
kg/ltr/m3 kg/ltr/m3 kg/ltr/m3 kg/ltr/m3 *
Aangeven inhoud vaatwerk/containers/zakken e.d.
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
• gemeente Lemsterland -
7-
in een Ie
• Niet van toepassing
Aard / Soort
Afvoerfrequentie
Hoeveel heid per jaar in ltr/kg/m3
Wijze van opslag*
Inzamelaar
Opslag op tekening aan gegeven met
Afgewerkte olie Olie-/vethoudend afval Olie-water-slib-mengsel Ontvettingsmiddelen
keet.
T.L.-buizen Accu's / batterijen Olie-/brandstoffilter
l / Ji r.
•Shiil/rUrrLi*; 'talie
't
X
Vervuilde poetsdoeken Boor- en snijolie e.d.
{
Verontr. absorptiekorrels Zand- c.q. slibafvat
Bijv. in vaatwerk, 200 Itr drums, blikken, containers, CPR 15-1 ruimte, e.d. aangeven
Registratiewijze van gevaarlijke afvalstoffen
Ê Worden gevaarlijke afvalstoffen binnen de inrichting (her)gebrulkt?
• Ja
^ nee
Zo ja, welke, en op welke wijze?
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsterland -
-8-
• Niet van toepassing Aard / Soort
Alvoerfrequentie
Hoeveel heid per jaar in ltr/kg/rn3
Wijze van opslag*
Papier- en kartonafval
1
li x l cuaI(
hi-i. i'jn'ctnJ/-: ,A.(r
Glasafval Puin Algemeen bedrijfsafval (restafval) Landbouwplastic
kl.i 1-> (U'Vi-U/ ) ü 1 v/
/
jj vdjtL.
L."
opslag op tekening aan gegeven met
Inzamelaar
s'f: ,y O
{/ld') 1
•
Piüif
Poetsdoeken Kadavers
*
fl
Bijv. in vaatwerk, 200 Itr drums, bakken, containers, e.d. aangeven
Registratiewijze van deze afvalstoffen
Worden afvalstoffen binnen de inrichting (her)gebruikt?
• ja
El nee
Zo ja, welke, en op welke wijze?
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsterland •
-9-
;^gHf A
t)
rr
v—,,—
-C . ..
ge mee lil
.... - ........ ...
. .... \ , . v.
. . ......
:
5;. •'* ' ; • .- •
• Niet van toepassing Soort afvalwater:
Zuiverende of afschei dende voorziening:1
Capaciteit voorziening:
Hoeveelheid afval water dat wordt geloosd per tijds eenheid:
Lozing op of hergebruik v o o r : 2
0 Spoel- en relniglngswater }§ƒ Waswater van voertuigen/machines
b
t
t
o
*
*
>k
.
Sanitair afvalwater j§| Reinigingswater melkwinning
• • 2
Bijvoorbeeld zand-/slibvanger, olie-/benzine afscheider, waterzuiveringsinstallatie Bijvoorbeeld lozing op gemeenteriool, open water, septio-tank, bodem, indien afvalwater wordt hergebruikt dan dit hier ook aangeven.
Indien er sprake is van lozing op gemeentelijke riolering, dan soort rioolstelsel aangeven. • Gemengd rioolstelsel • Gescheiden rioolstelsel
• Drukriolering/persleiding • Anders, namelijk
Indien voertuigen en/of werktuigen worden gewassen, op welke wijze gebeurt dit? ^<9 O^L X^uh. S puUtr , Welke schoonmaak- en ontsmettingsmiddelen worden hiervoor gebruikt?
1
•Vy.i cAXct&i-=v-
ls er een wasplaats aanwezig? • ja 0 nee O Indien er een brandstofgestookte hogedrukreiniger/stoomcleaner wordt gebruikt, aan soort brandstof aangeven: Bijgevoegd is: • Berekening zand- c.q. slibvanger • Berekening o!ie-/benzine-afscheider • Berekening vetafscheider • Beschrijving water zuiveringssysteem Vinden er lozingen plaats waarvoor een vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (W.V.O.) noodzakelijk is ? (bijv. in het geval dat geloosd wordt op het oppervlaktewater) • nee • ja W.V.O.-vergunning:
• aanwezig, datum
ES niet aanwezig
• aangevraagd op:
Op de tekening moet de ligging van het bedrijfsriool, controlevoorzieningen en lozingspunt(en) duidelijk zijn aangegeven.
19.Las- eri/of snijwerkzaamheden Vinden er las- of snijwerkzaamheden plaats? Wordt daarbij gebruik gemaakt van gassen? Las/snijtechniek *
Atky i
k
Te lassen materiaal
u OfViT
ja • ja
0/nee [^nee
Indien aebruik wordt aemaakt van elektroden: Type: Verbruik:
Aantal mensuren per dag/week/maand
~)ö ^ Ola.n JtA.trn . O
*
Bijv. autogeenlassen (acetyleen, propaan), handboogiassen met beklede elektroden, booglassen metgasbescherming (MIG/TIG/MAG), plasmalassen N.B. Aanwezige las-gassen invullen bij punl 11
ingen van gemotoriseerd verkeer scmeeiilf
Is bij deze aanvraag een akoestisch rapport aanwezig, waarin de voertuigbewegingen zijn gespecificeerd? Él nee • ja, dan hoeft onderstaande tabel niet te worden ingevuld. Transportmiddel
Personenwagens Vrachtwagens Tractoren
Aantal bewegingen in Aantal bewegingen in dagperiode (07.00-19.00 uur) avondperiode (19.00- 23.00 * uur) * per dag^week/ per-dag-/ week {jaar jaar ** perdag / week / per-dag /week/jaar ** jaar *' per dag/week-/ per dag /week-/jaar ** jaar ** M per dag/week/ per dag / week/jaar ** jaar **
komen en gaan van voertuigen zijn twee bewegingen
Aantal bewegingen in nachtperiode (23.00- 07.00 uur) * per dag/week/jaar **
per dag / week/jaar **
per dag /week /jaar **
per dag / week/ jaar **
doorhalen wat niet van toepassing is
21. Voorzieningen tegen geluidsoverlast
4
II
-v
Ö geen Maatregelen die zijn of worden getroffen om geluidsbelasting en/of trillingen te voorkomen ofte beperken: • Maatregelen die al zijn getroffen:
• Maatregelen die worden getroffen:
• Akoestisch rapport is bijgevoegd
22iVoorzieningen tegen andere vormen van hinder (stof-, stank-, visuele- en parkeerhinder) welke nog niet zijn vermeld Stof ET Geen • Stofafscheidingsinstallatie aanwezig? Zo ja, welke (elektrofiiter, cycloon, doekfilters e.d.}?
• ja
• nee
• ja
O nee
• Rapport stofhinder is bijgevoegd Stank 0 Geen • Zijn er maatregelen tegen geurhinder genomen? • Zo ja, welke (koolfilter, gaswasser e.d.)? • Rapport geurhinder is bijgevoegd Visuele hinder • Geen • Terreinafscherming, te weten [H Begroeiing, te weten
\
?
h»^?,, t
\
\
...
kp;U.£
)
Parkeeroverlast E3 Geen •
parkeerplaatsen op eigen terrein
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsterland -
-11-
gemeen!
23.Voorzieningen.ter beperking van brand of explosie
• Geen
El Brandblusmiddelen
L?
(aantal)
Poederblusser{s)
(aantal)
Koolzuursneeuwblusser(s)
(aantal)
Sproe[schuimblusser(s)
(aantal)
Halon(BCF)-blusser(s)
(aantal)
Slanghaspel(s)
De brandblusmiddelen (met kenmerken/omschrijving) dienen ook op de tekening te worden aangegeven. 0 Omschrijving van de aanwezige brandblusmiddelen toegevoegd of op tekening aangegeven
o
24.Bpdemt?escherming Is een onderzoek naar bodemverontreiniging uitgevoerd? • Nee • Ja, onderzoeksrapport is bijgevoegd / bij gemeente aanwezig * • Heeft het bedrijf zich aangemeld bij BSB-stichting?
•
nee
dja, d.d.
Welke bodembeschermende voorzieningen zijn getroffen? (voorzieningen aangeven op de tekening) • Niet van toepassing • Vloeistofdichte vloeren in de productieruimten • Vloeistofdichte vloeren buiten de gebouwen waar gewerkt wordt / overslag / transport plaatsvindt met chemicaliën / oliën enz. * • Overkappingen • Vloeistofdichte opvangbakken of lekbakken • Dubbelwandige tanks • Periodieke inspectie ondergrondse tanks (KIWA-certificaten) • Opslag volgens CPR-richtlijnen 15-1 en/of 15-2*
• *
doorhalen wat niet van toepassing is
25.Milieuzorg & Geen vorm van milieuzorg aanwezig. Er Is een (gedeeltelijk) bedrijfsmilieuzorgsysteem (BIM) opgezet en ingevoerd.
/U
• Er wordt een bedrijfsmilieuzorgsysteem opgezet binnen • Er is een grondstoffen- en afvalstoffenregistratiesysteem aanwezig. • Er is een mineralenbalans aanwezig. • Er is een bedrijfsmilieuplan/programma (BMP) aanwezig. • Er wordt een BMP opgezet binnen • Er is een afvalstoffenpreventieplan aanwezig.
(termijn aangeven)
• Er wordt een afvalstoffenpreventieplan opgezet binnen
•
lASsit i M7|AllK/stf Artf
(termijn aangeven)
(termijn aangeven)
Worden er speciale voorzieningen getroffen ter beperking van de uitworp van ammoniak en/of stankveroorzakende stoffen? |y nee • Biobedinstallatie • Bioluchtwasserinstallatie • Stoffilter(s) • Stal(len) nr. en met gesloten mestopslag • Groen label: stal nummer
Groen label nr.
stal nummer
Groen label nr.
stal nummer
Groen label nr.
• • Omschrijving van bovenstaande uitworpbestrijdingsmaatregelen is bijgevoegd. .. •
27,Milieubelasting van de inrichting
• ' •
'
'
1
•
...
- !
Wijze waarop de milieubelasting bij normaal bedrijf wordt vastgesteld en geregistreerd ^Niet
welke (milieuaspecten
• periodieke tellingen • metingen emissies naar iucht • metingen geluidproductie • onderzoek • inspecties
• monsterneming • bijhouden logboek • milieuzorgsysteem
• 28.Opgaaf van redelijkerwijs te voorziene ongewone ongevallen ;
•:%
Mogelijke Incidenten of calamiteiten (bijv. brand, storing in het productieproces, lekkages opgeslagen vloeistoffen/gassen, buiten de normale bedrijfsomstandigheden en de daarbij getroffen maatregelen om gevolgen te voorkomen ofte beperken)
29;Nadere gegevens
•: i
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
...
Illi
- gemeente Lemsteriand -
•
-13-
0";Töëkorfjstige"öntwikke)lngen
l'M
Hier vermelden de redelijkerwijs binnen afzienbare tijd te verwachten milieurelevante ontwikkelingen, zoals aard/omvang van wijzigingen of uitbreidingen van de inrichting of veranderingen van de in de inrichting gebezigde werkwijzen, de situering daarvan op het terrein van de inrichting en de periode waarbinnen een en ander zal worden gerealiseerd. En in hoeverre nevenindustrieën in de nabijheid zullen worden gevestigd.
m o %ll , j^l?
t/Jfc b
mtlk
(-^'2^ca
l
31.Bouwvergunning / sloopvergunning Vinden er bouwkundige uitbreidingen en/of nieuwbouw plaats? Zo ja, is er bouwvergunning aangevraagd? • (Nog) niet aangevraagd • Aangevraagd, datum aanvraag
(0 nee
• ja
• Verleend, datum vergunning Vinden er sloopwerkzaamheden plaats? 0 nee Zo ja, is er sloopvergunning aangevraagd? O (Nog) niet aangevraagd • Aangevraagd, datum aanvraag
• ja
• Verleend, datum vergunning
i.•i*.*^;fI-Il-J"-.
32.Bijlagen
Gegevens die niet op dit aanvraagformulier vermeld zijn en wel van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kunnen als bijlage bijgevoegd worden (in viervoud). Aantal bijlagen:
Omschrijving:
(
/l o Kt»
<
,/,V ^
tr-> »-»
I A»r»r»^r*/on/h/
•IA..
ïê
TT
ge meen!
../
1
- J
, MadingvActiv;féi'tèfibêslijit
.
•
\
MELDING BESLUIT ALGEMENE REGELS INRICHTINGEN MILIEUBEHEER1 fflmmmmmmmmMmmmMÊÊmmmmmmmmmmmmmmmmËmËMmmmmm
Deze aanvraag is tevens een melding op grond van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer, voor de volgende activiteiten2: •
Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening
fa
Lozen van huishoudelijk afvalwater
•
Lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering
•
Lozen van grondwater bij ontwatering
•
Lozen van koelwater
•
!n werking hebben van een warmtekrachtinstallatie
•
In werking hebben van een installatie voor het reduceren van aardgasdruk, meten en regelen van aardgashoeveelheid of aardgaskwaliteit
•
In werking hebben van een windturbine
•
In werking hebben van een installatie voor het doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater
•
Afleveren van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor het wegverkeer
•
Het wassen van motorvoertuigen
•
Tandheelkunde
•
Opslaan van propaan
•
Opslaan van vloeibare brandstof en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks
•
Opslaan en overslaan van bulkgoederen en stuksgoederen
•
Bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen
Heeft u nog vragen over dit formulier, bel ons gerust even. Het telefoonnummer staat vermeld op de eerste pagina van dit formulier.
(
2
Activiteitenbesluit Aankruizen wat van toepassing is
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeenie Lemsterland -
- 75-
efr omschrijving van de Regeling ammoniak en veehouderij (bijlage 1) hanteren meem
Bijlage bedrijfsomvang behorende bij vergunningaanvraag Wet milieubeheer van: Naam aanvrager
:
Adres
;
Postcode - plaats
:
Diersoort:RUNDVEE, SCHAPEN EN GEITEN Categorie
A 1
omschrijving
aantal te hou den
Melk- en kalfkoeien
bn
grupstal
aantal plaat sen
nee Ja / nee Ja/ nee Ja/ nee Ja / nee Ja / nee
sleufvloer en mestschuif
go
Zoogkoeien ouder dan 2 jaar
A 7
Overig rundvee ouder dan 2 jaar en fokstieren
A 3
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A
Vleeskalveren van 0 tot 8 maanden
A 5
Vleesstierkalveren van 0 tot 6 maanden
A 6
Vleesstieren en overig vleesvee van 6 tot 24 maanden
B 1
Schapen ouder dan 1 jaar incl. lammeren tot 45 kg
C 1
Geiten ouder dan 1 jaar
C 2
Opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar
C 3
Opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen
aantal dieren vorige vergun ning
Q?J
hellende vloer en spoelsysteem max 3,75
A 2
groen la bel nr. in dien van toepas sing
Ja/ nee
spoelsysteem hellende vloer en giergoot of roostervloer hellende gecoate vloer max 3M*
overige huisvestingssystemen
Weide -gang
80
Gish
nee
isr I'S
.
8o
(
V
De categorie-indeling en omschrijving van de Regeling ammoniak en veehouderij (bijlage 1) hanteren Aanvmanfnrmnlier wRrnunninn Wet milieubeheer
- aemeenle Lenisterland -
- 16-
-u
- puepaisuio-i ajuaatusB
-
jaeqaqnaujtu ja/W BuiuunöJOA jdjiniujojBeejAuey
uaAfupaq e6uaAO
9lZ'l
jassB/v\}i|on| aipsiSopiq
Ol'Z'l
jooÖ;s9iu ui uaAmqos
ua|aods
6'Z'l Q'Z'l
)BB|d apua||aq jaixi >joq>jo;doujBBJ>|
L'Z' l
joisiao|A apjnriza6uBB jaw
|BBue>jisauj ua -ja]eM }0uj jap|a>)}sauj adajpuo
Luaa}sAssöui}sauj}uo jauu }ooö}sauj }ooöJaj6 ua jao|A apuaijaq ajEoaaB jaiu jjnqosisaiu
9 Z I Q Z l VI'l
LuaaisAsjjnqos -|a6naqpuBi iaw jao|Ajap|a>| 9}BOO96 jinqos jam jaojAuftqos jo}S}sun>)
isaiu auunp ;aiu iuaa}sAsuaio6|aods
uaBnazuiecjx
3ui
gg'o usp 2LU
ja;oj6 uaAfupaq a6uaAO
ge'0
XBUJ uaAfupaq aSuaAO
£ Z l Z'l'l l'Z'l z\ a Z91 'VV VQl 'l'l
J9)S00J j|Bi| j.o}si90{A apjrinza6uBB
jaoi ua|aods
LVl
JSJSOOJ 6ipa||OA jo;siao|A apjnnza6uBB }aiu ua|aods
9 1 1
W
-jaddojsaiu puiaj>)jaA jaiu jao|Aja}soojjjBi) |BEUB>)}SAIU ua -jajBM }atu sjap|a>j}saai adajpuo
STIVl'l
ujaa]/ss6u!)
6u[u -un6j9A
UBA
J9JP jad ai>)B|A
aSüOA
uaipui •JU |aqB| uaojS
-jaddo
|B}UBB
eri.
jajsooj >jf!|a}|aapa6 tuaaisAs|aods luaaisAs -jjnL|os|06naqpuBi )9W jao|Ajap|a>) a^eooaB
Z l l
6>J 9 Z W uaBBjq apuaadsa©
ii
6u!AfuqosuJO
-9}BQ
l'll
a
6u|s -sedao)
(2UJ)
uajaip
-saui}uo ua PUBM aumips jaiu jooöjsaui
uas -}BB|d
uajajp
|B}UBB
jBJUBB
udAeSuBB yfaepmp 6tq pueadseB ued ju/ do ja/
"
auoB
SN3>lidVAMO=rP°osj0!a
~
~:
s}se|d - epooisod
:
sajpv
:
jsSejAuee LUBBN
:Ü6A js8Lj9qn3i|!iu }9yv\ 6BBJAUBB6uiuun6j9A fiq apuajoqeq 6uBAiUQ|ifuD8^a&Blf!! O dÜ «y Ij«$• 'CyJl 3
lUdtHUdti
JL 6MStC !lf\téhS/gi fokvarkens)
; '
D 1.3 1.3.1
aantal plaat sen
groen label nr. indien van toepas sing
aantal dieren vorige vergun ning
opper vlakte per dier (m2)
Guste en dragende zeugen
1.3.3 1.3.4 1.3.5 1.3.6
smalle mestkanaal met metalen driekant roosters mestgoot met combinatierooster en freq. ontmesting Spoelgotensysteem spoelen met aangezuurde vloeistof schuiven in mestgoot biologische luchtwasser
1.3.12 1.3.13
overige bedrijven, individuele huisvesting overige bedrijven, groepshuisvesting
1.3.2
aantal dieren
( D 2 2.1 2.2 2.4
Dekberen 7 maanden en ouder biologisch luchtwassysteem chemisch luchtwassysteem 70% overige bedrijven
guste en dragende zeugen worden in groepshuisvesting gehouden. Het betreft de zeugen die gehouden worden in de stai(len)
(
•i O
omschrijving van de Regeling ammoniak en veehouderij (bijlage 1) hanteren Hemen 111
Bijlage bedrijfsomvang behorende bij vergunningaanvraag Wet milieubeheer van: Naam aanvrager Adres Postcode - plaats
let op m2 per varken duidelijk vermelden
Diersoort:VARKENS OVERIG EN PAARDEN categorie
D 3
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.2.10
aantal dieren
omschrijving
aantal plaat sen
groen la bel nr. indien van toepas sing
aantal dieren vorige vergun ning
Opper vlakte per dier (m2)
Vleesvarkens, opfokberen (25kg 7 mnd), opfokzeugen (25kg-eerste dekking) volledig rooster Gedeeltelijk rooster geheel onderkelderd zonder stankaf sluiter spoelen NH3-arme vloeistof koeldeksysteem met metalen driekant rooster mestopvang in formaldehyde mestvloeistof mestopvang in water met driekant rooster koeldeksysteem (200% koeloppervlakte) water en mestkanaal 0,18 m2 mestoppervlak biologische luchtwassysteem chemische luchtwassysteem bollevloerhok met beton en metalen rooster
D 3.4
overige bedrijven
D 3.3
Scharrelvarkens
K 1 2
Paarden volwassen paarden (>3jr) paarden in opfok jonger dan 3 jaar
3 4
Pony's volwassen pony's (>3jr) pony's in opfok jonger dan 3 jaar
Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsterland -
-19-
A
omschrijving van de Regeling ammoniak en veehouderij (bijlage 1) hanteren gemeenI'
Bijlage bedrijfsomvang behorende bij vergunningaanvraag Wet milieubeheer van: Naam aanvrager Adres Postcode - plaats
DiersoortPLUIMVEE Ca tego rie
E 1 1.1 1.2 1.3
1.7 1.11
E 2 2.1 2.2 2.3
2.7 2.14
aantal dieren
omschrijving
aantal plaatsen
groen label nr. indien van toepas sing
aantai dieren vori ge vergun ning
Opfokhennen en hanen van legrassen <18 weken open mestopslag onder batterij mestbandbatterij natte mest gesloten opslag 2 x week compactbat. natte mest gesloten mestopslag 2 x daags
(
Grondhuisvesting Overige huisvesting niet-batterijhuisvesting
Legkippen van legrassen open mestopslag onder batterij mestbandbatterij natte mest gesloten opslag 2 x week compactbat. natte mest gesloten mestopslag 2 x daags
grondhuisvesting zgn. scharrelkippen Overige huisvesting niet-batterijhuisvesting
E 3
Ouderdieren van vleeskuikens jonger dan 19 weken
E 4
Ouderdieren van vleeskuikens
i
4.1 4.2 4.3
4.7
groepskooi met mestband en geforceerde mestdroging volièrehuisvesting met geforceerde mestdroging volièrehuisvesting met geforceerde mest- en strooiseldroging overige bedrijven
Aoni/rflOrtfniwnWar i/ownnninA lA/cai mili/st tb\ahac,r
_ nomoonfa / ometer/nr>W _
- 90-
-iz-
- pueiJd)SLU3~i ajuaewaB -
jeaqaqnemw ;e/n BwuunBjaA jejinwjo;6BOJAUBv
}
) }S9UJ ÖB|SdO 96]J9A0 j9SSBM)qon| 9i)osjuiQqo )9iu buu9}sodoioo
6u!6ojp9]i)B]Aj9ddo }9Ui |9Uun}6oojp >)90p 9pJ99J0JJ9d96 ]8UJ lU99}SASÖ00jp}S9lU
ua^aiuqoaj apia^etpsaBeu
GOÜf^J
Cc,vO0l
DCC) \q [
U9 LU9}SAsfU9p riOLj 96|J9AO
fc)U!}yon[9qpuBq}S9iu }9iu ui99}sAs9öe}9 ÖU!60jp|9S10OJ)S }91U J90|A 9pJ99J0^9D96 BUjÖ0jp|9SI004S J9U1 J90|A 9pU9A9AAZ
sua^in)}S9d|A 6u!Uun6a9A S6ÜOA U0J9IP |B}UBB
SUlSSBd80J UBA uaipuj -JU |aqe| uaojö
U3S}BE|d |B}UBB
U8J9JP |B;UBB
V9 e'9 29 1/9
9 3
9'S E-G Z'Q V9
s
3
(edALuin/d Bjo/iidA) aiuaMujrt
Dg,cètëSfirfe'-jQtielirfg én omschrijving van de Regeling ammoniak en veehouderij (bijlage 1) hanteren ge meent •
Bijlage bedrijfsomvang behorende bij vergunningaanvraag Wet milieubeheer van: Naam aanvrager Adres Postcode - plaats
Diersoort: OVERIG Categorie
F 1 2 3 4 4.1 4.3
G 1 2.1 2.2
H 1 1.1 1.2
Omschrijving
Gedeeltelijk verhoogd strooiselvloer Overige bedrijven
groen label nummer in dien van toe passing
aantal dieren vo rige vergun ning
(
Vleeseenden ouderdieren 0-24 maanden vleeseenden binnen mesten vleeseenden buiten mesten {per afgeleverde eend)
Nertsen per fokteef incl, opfok en jongen open mestopslag onder de kooi dagontmesting met afvoer naar een gesloten opslag
Zilvervossen per fokmoer incl. opfok en jongen Blauwvossen per fokmoer incl. opfok en jongen
I
Konijnen voedster incl. rammen en bijbehorende jongen Vlees en opfokkonijnen tot dekleeftijd
2
aantal plaat sen
Vleeskalkoenen ouderdieren 0-6 weken Vleeskalkoenen ouderdieren 6-30 weken Vleeskalkoenen ouderdieren 30 weken en ouder Vleeskalkoenen
H 2 H 3 1
aantal dieren
/
J 1
Parelhoenders voor vleesproductie
L 1 2 3
Struisvogelouderdieren opfokstruisvogels (0 tot 4 maanden) vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)
^ Lemrtsferland
gemeente
TOELICHTING AANVRAAG VERGUNNING WET MILIEUBEHEER
Het verdient aanbeveling, alvorens de aanvraag in te dienen, in eerste instantie één exemplaar in concept in te vullen en een onderhoud met de behandelend ambtenaar aan te vragen. Hiermee kunt u voorkomen dat eventueel later alle drie exemplaren moeten worden aangepast. De gegevens van de aanvraag moeten zodanig zijn, dat een ieder een goed inzicht kan krijgen in de uit te voeren activiteiten en processen alsmede de onderlinge samenhang daartussen. Een en ander moet betrekking hebben op de grond-, tussen-, neven- en eindproducten. N.B. De aanvrager kan verzoeken om geheimhouding van - al dan niet door hem ingebrachte - stukken of gegevens. In een dergelijk geval dient de aanvrager een tweede tekst te overleggen, waarin die gegevens niet voorkomen of waaruit ze niet kunnen worden afgeleid. Van de hier bedoelde bevoegdheid wordt slechts gebruik gemaakt met betrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens. (
De wetgeving staat niet toe dat een bouwvergunning wordt verleend alvorens de besluitvorming op de aanvraag van een milieuvergunning heeft plaatsgevonden. Daarvoor zijn coördinatieregelingen ontworpen, die in beginsel beogen een gelijktijdige afgifte mogelijk te maken. Om die reden dient het gemeentebestuur te weten of de bouwvergunning is aangevraagd c.q. verleend en moet een afschrift van het betrokken stuk bij de deze vergunningaanvraag worden gevoegd. Zie punt 31 van het aanvraagformulier. Bescheiden die bij de aanvraag worden verlangd (voorzien van datum en handtekening) A. Aanvraagformulier. Een verzoek aan burgemeester en wethouders met een beschrijving van de inrichting in drievoud; hiervoor kunt u het aanvraagformulier gebruiken. B. Plattegrondtekening. Een bouwkundige plattegrondtekening in drievoud waarop staat vermeld zowel de uit- en inwendige samenstelling van de inrichting en toebehoren (grens inrichting incl. open terrein, ligging/indeling van de gebouwen, functie werkruimten, plaats apparatuur/installaties, aanduiding emissiepunten, etc.). C. Nadere gegevens. Nadere gegevens die noodzakelijk zijn bij de beoordeling van de milieubelasting, die door het in werking hebben van de inrichting kan worden veroorzaakt. Deze kunnen zijn: procesbeschrijving, resultaten van een bodemonderzoek, inspectierapport over riolering, analyseresultaten procesgegevens, geuronderzoek, geluidsrapport, etc. in drievoud. Ad B. Toelichting bij plattegrondtekening. De bouwkundige plattegrondtekening moet bij voorkeur op een schaal van 1:100 doch niet kleiner dan 1:200. Indien nodig mag e.e.a. op meer dan één tekening worden ingediend mits het geheel overzichtelijk blijft. N.B. Onder een bouwkundige plattegrondtekening wordt verstaan een tekening waarop een situatieschets, de ligging en indeling van gebouwen en terreinen, functies van ruimten, plaats van machines en installaties en opslagvoorzieningen zijn aangegeven. Bovendien moeten de plaats van de ramen en deuren zijn vermeld. Ook de samenstelling van de vloeren, wanden en zolderingen - beton, steen, hout, stucwerk, enz. - moet zijn vermeld. In sommige gevallen kan duidelijkheidshalve een verticale doorsnede gewenst zijn. Op de tekening moet(en) o.a. voorkomen: 1. alle tot de inrichting behorende ruimten en open terrein, met vermelding van bestemming daarvan ; 2. de plaats van de machines met de aandrijvende motoren, handwerktuigen, gastoestellen, acetyleentoestellen, verwarmingskachels of andere verwarmingsinrichtingen, opslag van vloeistoffen, drukhouders met samengeperste stoffen en andere tot het bedrijf of de inrichting behorende werktuigen of toestellen. Alle in gebruik zijnde machines, apparaten, toestellen of werktuigen, ook mobiele installaties, motorvoertuigen en handgereedschap; hiervan moeten gegevens worden vermeld zoals benaming, motorvermogen (kW), vermogen van verbrandingstoesteilen (kW), werkdruk van drukvaten (kPa of bar), inhoud van reservoirs en tanks (m3), soort (aflever-)pomp van de brandbare stoffen, etc.. (Niet vast opgestelde apparatuur moet bovendien worden aangeduid met "transportabel"); 3. de locatie(s) van emissiebron(nen), afzuig- en reinigingsinstallaties en opslag van los gestorte stuifgevoelige producten; 4. de opslag van producten, goederen en afvalstoffen; met eventueel specifieke gegevens (hoeveelheden, maximale aanwezigheid, samenstelling, aantal, inhoud, manier van opslag). N.B. Het is gewenst de specifieke gegevens in een aparte staat op te nemen; Aanvraagformulier vergunning Wet milieubeheer
- gemeente Lemsterland -
-23-
jvijtjuqiii>!i!uj \v/\j\ uuiuuiiixii>/\ jt)tinwjvjuvvj/\utiv
- pueiJ9tswa~] 9)uaaiuao
•ÏZ-
•(6UjU0>j9tBeBJAÜBB U00
0P60OA96
fjqjejq }0I| '(U0)6U!U0>|010>|f!|0>|Bzpoou 0P ÜBA
UBA p|00qJOOA 6uu0OA)in UBA ©zfjM ©p JOOA B\Z)
•|BBL|OS :6BBJAUBB ap UBA wn}ep iBuijqouui sajpe .'JQSBJAUBB UJBBU :6u!UUN6JAANAJ|!iu BBBJAUBB fjq }jooi|aq :UBB;S a; piawjaA }ua.ip 6ujua>)a} ap do'OI, ,'uaAa6jaa/v\ 6ujua>|a) ap do ja}BMap|B|A -jaddo p/ua |oou a^fijajuaauuaB jaq do |oousjfupaq }aq UBA 6uflin|suBB ap apauusje -p-a uaBujuaizjooABuBAdo 'uaSujuajzjooAaioJiuoo 'uaOuiuaizJOOA aipsjuijoaisèuuaA.inz 'pui euuajous^upaq ap UBA 6U!66(| ap '6 ua|app!Uisn|qpuBjq ua uajnappusjq 'sajpmisuoo a6ipun>|/v\noq '8 !(uaufü-}und-daaj}s-}und ui) uajqoipiBp ap UBA s}BB|d ap 7 ua)]u)!n ua -u| ua uas)BB|dso|/-pBB| 'uas}BB|djaa>(JBd 'sainojjjodsuej} 'Qui^mnti !ua|eua]eiu ajeqpuejq atiieu )aiu
Gemeente Lemsterland
WET MILIEUBEHEER
VERGUNNING
Vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer naar aanleiding van een aanvraag voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende (revisie)vergunning voor een veehouderij voor vleeskuikens en melkrundvee aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen.
Datum: 14 juli 2009 Nummer: 09-10
Lemsterland Inhoudsopgave 2. Ligging van de inrichting 3. Procedure 4. Overwegingen ten aanzien van de aanvraag A. inleiding B. Inrichtingen- en vergunningenbesiuit milieubeheer C. Bevoegd gezag D. Beoordeling ontvankelijkheid E. Coördinatie en afstemming 5. Toetsing aan het belang van de bescherming van het milieu. A. Geluid B. Ammoniak C. Wet luchtkwaliteit . D. Stankhinder , E. Bodemverontreiniging F. Afvalpreventie G. Afvalwater en waterbesparing H. Energie I. Brandveiligheid: 6. Rechtstreeks werkende regelgeving A. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer B. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren C. Ozonlaagafbrekende stoffen/broeikasgassen D. Drukvaten en drukapparatuur E. Onvoorziene voorvallen F. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij 7. Overige regels, normen en richtlijnen A.
Algemeen
B. Normen en richtlijnen 8. Te verwachten ontwikkelingen 9. Vigerende vergunningen en/of meldingen 10. Adviezen 11. Zienswijzen 12. BESLUIT Beroep Bijlage: Geurberekening
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
...3 ...3 ...3 ...4 ...4 ...4 ...5 ...5 ...5 ...5
...6
...6 ...7 ...7 ...8 ...9 .10
.10 .10
.10 .10 .11
.11 .11 ,11 .11
11 11
11 12
12 12 12 13 14 15
-2-
Op 26 februari 2009 hebben wij een aanvraag van Gebr. H. en F. Pen, ingevolge artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, ontvangen. De aanvraag betreft een veehouderij voor vleeskuikens en melkrundvee. De vergunning wordt aangevraagd voor het houden van: 80 stuks melkrundvee; - 45 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en 18.000 stuks vleeskuikens. Op 1 oktober 1970 is een oprichtings-Hinderwetvergunning verleend voor de Marwei 96. De oprichtingsvergunning betrof het oprichten, in werking brengen en in werking houden van een kuikenmesterij. Op 13 april 1992 is een uitbreidingsvergunning Hinderwet afgegeven voor het houden van: - 70 stuks melkrundvee: 30 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar; - 20 stuks vleesvee en - 30.000 stuks vleeskuikens. Op 1 augustus 1995 is een veranderingsmelding artikel 8.19 Wet milieubeheer ingediend voor het verplaatsen van de dieselolietank. Tijdens de milieucontrole op 2 mei 1995 is geconstateerd dat de geplande uitbreiding zoals verleend in 1992 voor het houden van 30.000 stuks mestkuikens, niet is gerealiseerd. Op grond van artikel 27 lid 1 van de voormalige Hinderwet is de uitbreiding tot 30.000 stuks mestkuikens daarom vervallen. Sinds 1992 is de inrichting uitgebreid met 10 stuks melkrundvee en 15 stuks vrouwelijke en wordt er geen vleesvee meer gehouden. Het aantal stuks rundvee blijft dus nagenoeg gelijk. Het aantal vleeskuikens blijft gelijk, namelijk 18.000.
De inrichting is gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen, kadastraal bekend gemeente Oosterzee, sectie I, nummer 3032 en gedeeltelijk 2418. De inrichting ligt in het buitengebied van de gemeente Lemsterland. De dichtstbijzijnde woningen van derden liggen op korte afstand van de inrichting, het betreft de woningen aan de Marwei 94 en Marwei 96a.
lï."Procedure
ir';
In artikel 8.6 van de Wet milieubeheer is opgenomen welke procedure op de totstandkoming van een vergunning (beschikking) van toepassing is. Deze procedure is geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (uniforme openbare voorbereidingsprocedure). Dit betekent dat in eerste instantie een ontwerpbeschikking wordt opgesteld. Tegen deze ontwerpbeschikking kan iedereen zijn zienswijze naar voren brengen. Dit kan naar keuze schriftelijk of mondeling. De bij wet aangewezen adviseurs kunnen hun advies uitbrengen
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-3 -
m'nicvnli'
over het ontwerp. De zienswijzen en adviezen worden bij het opstellen van de beschikking betrokken. Door belanghebbenden die zienswijzen hebben ingediend tegen de ontwerpbeschikking kan beroep ingesteld worden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er kan ook beroep worden ingesteld tegen onderdelen van de beschikking die nieuw zijn ten opzichte van de ontwerpbeschikking. De beschikking (vergunning) treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift is afgelopen. N.B. Indien een verzoek tot voorlopige voorziening wordt gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
A. Inleiding In Bijlage 1 behorend bij het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder: het Activiteitenbesluit) zijn de bedrijven opgenomen die vergunningplichtig blijven (type C bedrijven ). In bijlage 1 van het activiteitenbesluit wordt onder c genoemd:
landbouwinrichtingen waarop het Besluit landbouw milieubeheer op grond van artikel 3 of artikel 4 van dat besluit niet van toepassing is; In artikel 3 lid 1 onder b van het besluit landbouw wordt het volgende genoemd
Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien: a. meer dan 50 mestvarkeneenheden (m.v.e.), daarbij niet meegerekend ten hoogste 50 schapen die gedurende de aflamperiode in de inrichting worden gehouden; b. meer dan 200 stuks melkrundvee worden gehouden, exclusief bijbehorend vrouwelijk jongvee jonger dan 2 jaar; c. meer dan 50 geiten worden gehouden; d. meer dan 50 voedsters worden gehouden; e. pelsdieren bedrijfsmatig worden gehouden; f. meer dan 50 paarden worden gehouden; g. meer dan 50 landbouwhuisdieren, anders dan bedoeld in de onderdelen a tot en met f worden gehouden, tenzij de inrichting een kinderboerderij betreft. Het aantal m.v.e. ligt boven de 50. Dit wordt is als volgt bepaald: voor mestkuikens geldt op grond van de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 een omrekenfactor van 100 (E5 Vleeskuikens, géén Groen-Labelstallen). 18.000 vleeskuikens /100 = 180 m.v.e. Daarom is het Besluit landbouw niet van toepassing op de inrichting. B. inrichtingen- en verqunninqenbesluit milieubeheer In bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn categorieën van inrichtingen aangewezen, die binnen de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen. De ingediende aanvraag heeft betrekking op een inrichting die is aangewezen in de categorieën 1.1.a, 1.1.b, 5, 7.1.a en 8 uit bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. In deze categorieën zijn respectievelijk de volgende activiteiten genoemd: - Categorie 1.1 .a: een inrichting waar een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW. - Categorie 1.1.b: een inrichting waar een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW. - Categorie 5, opslaan en dergelijke van licht ontvlambare vloeistoffen. - Categorie 7.1.a: het opslaan en verwerken van mest.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-4-
)fh'
Lefiiis terkmcf -
Categorie 8: inrichtingen voor kweken, mesten, houden, verladen, verhandelen of wegen van dieren.
C. Bevoegd gezag Op grond van artikel 8.2 lid 1 van de Wet milieubeheer zijn Burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning, behalve wanneer in lid twee, drie en vier van artikel 8.2 Wm is bepaald dat een ander bestuursorgaan bevoegd gezag is. Uit het aanvraagformulier blijkt dat de het college van B&W van de gemeente Lemsterland het bevoegd gezag is voor het verlenen van deze revisievergunning. D. Beoordeling ontvankelijkheid De aanvraag voldoet aan de wettelijke vereisten, gesteld bij of krachtens de Wet milieube heer, zodat de aanvraag in behandeling kan worden genomen. E. Coördinatie en afstemming Op de vergunningaanvraag is geen coördinatieregeling of afstemming van toepassing betreffende: Wvo-vergunning; - Provinciale milieuverordening Provincie Fryslan; - Milieu Effect Rapportage; - Woningwet en het Bouwbesluit; Wet op de ruimtelijke ordening. Er is niet gecoördineerd omdat geen nieuwe activiteiten, behalve een wijziging in het aantal stuks vee, worden aangevraagd.
De beslissing op de aanvraag is tenminste getoetst aan de gronden uit de artikelen 8.8 en 8.9 van de Wet milieubeheer. Bij de beoordeling van de aanvraag zijn de toestand van het bestaande milieu en de effecten van de inrichting op het omliggende leefmilieu betrokken. In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij de Regeling aanwijzing BBT-documenten is een bijlage gevoegd. In tabel 2 van deze bijlage zijn de Nederlandse informatiedocumenten over BBT vermeld. In deze tabel worden onder andere genoemd: - Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven; - Circulaire energie in de milieuvergunning; - NeR Nederlandse emissierichtlijn lucht; - Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB); PGS 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen; - PGS 30: Vloeibare aardolieproducten: buitenopslag in kleine installaties; Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. Met het opstellen van de voorschriften is voor zover van toepassing rekening gehouden met deze documenten.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
De bij de aanvraag overlegde gegevens bevatten in combinatie met directe regelgeving en met de in de vergunning opgenomen voorschriften voldoende waarborgen ter bescherming van het milieu. Met het oog op de grootst mogelijke bescherming van het milieu heeft dit met betrekking tot onderdelen van het milieu de volgende consequenties: A. Geluid In de gemeente Lemsterland is geen gemeentelijke nota industrielawaai vastgesteld. Het bedrijf is niet gelegen op een bedrijventerrein dat gezoneerd is ingevolge de Wet geluidhinder. De aanvraag is getoetst aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (ministerie van VROM, oktober 1998). De inrichting is gelegen in het buitengebied van de gemeente Lemsterland. In de directe omgeving van de inrichting zijn geluidgevoelige objecten (woningen van derden) gelegen. De woningen van derden zijn gelegen aan de Marwei 94 en 96a te Delfstrahuizen. Marwei 94 ligt op een afstand van ongeveer 20 meter tot het dichtstbijzijnde gebouw aan de Marwei 96. De Marwei 96a ligt op een afstand van ongeveer 43 meter tot het dichtstbijzijnde gebouw aan de Marwei 96. De omgeving komt overeen met een "landelijk gebied met veel agrarische activiteiten" als bedoeld in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (ministerie van VROM, oktober 1998). Er vindt geen uitbreiding van de inrichting plaats. Wij hanteren daarom de normstelling van 45, 40 en 35 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, overeenkomstig de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. B. Ammoniak De aanvraag is getoetst aan de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). De inrichting is niet gelegen nabij een kwetsbaar gebied of in een zone van 250 m, rondom een kwetsbaar gebied zoals bedoeld in de Wav. De inrichting valt gelet op de aard van de activiteiten niet onder de IPPC-richtlijn. Vanaf 40.000 stuks vleeskuikens valt een inrichting onder de IPPC-richtlijn. De vergunning wordt aangevraagd voor 18.000 stuks vleeskuikens. Gelet op het voorgaande bestaat op grond van de Wav geen belemmering om de vergunning te verlenen. De inrichting ligt niet in de directe omgeving van een Natura-2000 gebied, een Vogelrichtlijngebied of een Habitatgebied. De Habitat- en Vogelrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998 vormen daarom geen aanleiding om de gevraagde vergunning te weigeren.
Directe schade aan planten en bomen Tengevolge van stallucht uit een varkensstal kan directe schade ontstaan bij gewassen die daarvoor gevoelig zijn. Om te beoordelen of sprake is van ontoelaatbare gevolgen bij gewassen is het Rapport Stallucht en Planten 1981 geraadpleegd. In dit rapport wordt onderscheid gemaakt tussen gevoelige gewassen en minder gevoelige gewassen. Gevoelige gewassen zijn bijvoorbeeld coniferen. Minder gevoelige gewassen zijn appels- en perenbomen. Om schade in voldoende mate te voorkomen moet ten opzichte van de stal bij gevoelige en minder gevoelige gewassen een afstand in acht worden genomen van respectievelijk 50 en 25 meter. In de omgeving groeien en bloeien geen gevoelige gewassen. Daarom voldoet de aanvraag aan het Rapport Stallucht en Planten 1981.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
'H'ttM-nte
Besluit huisvesting Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) is op 1 april 2008 in werking getreden. Het Besluit huisvesting bevat voor een aantal diercategorieën maximale emissiewaarden, waaraan de huisvesting van dieren (een stal) moet voldoen. De maximale emissiewaarden dienen in acht te worden genomen bij nieuwbouw en in geval van aanpassing van bestaande stalsystemen (feitelijke vervanging van het huisvestingssysteem). Voor ten tijde van de inwerkingtreding van het Besluit reeds vergunde stalsystemen gelden overgangstermijnen (zie bijlage 2 Besluit huisvesting). In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeverre wordt voldaan aan het Besluit huisvesting: Stal nummer A 1.6.1 (beweiden) A3 E 5.9 (overig)
Diersoort Melkrundvee Vrouwelijk jongvee Vleeskuikens
Aantal 80
Norm NH3/plaats 9,5
Aanvraag NH3/plaats 9,5
45 18.000
n.v.t. 0,045
3,9 0,080
Uit bovenstaande tabel blijkt dat voor de vleeskuikens niet aan de voorwaarden van het Besluit huisvesting wordt voldaan. Overeenkomstig artikel 4 lid 2 van het Besluit huisvesting hoeft een stal voor vleeskuikens tot 25.000 stuks vleeskuikens pas op 1 januari 2013 te voldoen aan het Besluit huisvesting. In de voorschriften zal opgenomen worden dat de inrichting een plan moet indienen. In het plan moet beschreven worden op welke manier de inrichting op 1 januari 2013 zal voldoen aan het Besluit huisvesting. C. Wet luchtkwaliteit Bij het toetsen van aanvragen voor milieuvergunningen moet de Wet luchtkwaliteit in acht worden genomen. In bijlage 2 van deze wet zijn grenswaarden opgenomen voor een zestal stoffen. In de landbouw vormt voornamelijk fijn stof (PM10) het toetsingskader. Omdat de inrichting niet wordt uitgebreid, mag aangenomen worden dat de inrichting kan voldoen aan het Wet luchtkwaliteit. D. Stankhinder Vanaf 1 januari 2007 vormt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het toetsingskader voor de milieuvergunning als het gaat om geurhinder vanuit dierenverblijven van veehouderijen. Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen. Voor het gebied waarin de inrichting is gelegen is geen gemeentelijke verordening vastgesteld. Er wordt aangesloten bij de in de Wgv bepaalde maximaal toegestane geurbelasting.
Minimumafstand De afstand vanaf de buitenzijde van het dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom, moet 25 meter bedragen. De kortste afstand gemeten vanaf de stallen tot de dichtstbijzijnde woning aan de Marwei 94 is ongeveer 20 meter. De kortste afstand gemeten vanaf de stallen tot de dichtstbijzijnde woning aan de Marwei 96a is ongeveer 43 meter. De inrichting voldoet hiermee niet aan de in de Wet geurhinder en veehouderijen vereiste minimum afstand van 25 meter. Echter op grond van artikel 5 lid 2 mag een aanvraag niet geweigerd worden wanneer de afstand niet afneemt en het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte van de vergunde situatie. De aanvraag voldoet daarom aan de minimumafstand uit de Wgv.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-7-
Melkrundvee en jongvee - afstand tot geurgevoelig object In de Wgv is bepaald dat de afstand van het emissiepunt behorende bij een dierenverblijf, waar dieren worden gehouden waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, 50 meter moet bedragen tot een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. Voor melkrundvee en vrouwelijk jongvee zijn geen geuremissiefactoren vastgesteld. De dichtstbij gelegen geurgevoelige objecten, betreffen de woningen aan de Marwei 94 en de Marwei 96a. De kortste afstand gemeten vanaf de melkrundveestal tot de Marwei 94 is ongeveer 55 meter. De afstand vanaf de melkrundveestal tot Marwei 96a is ongeveer 70 meter. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde afstand van 50 meter tot geurgevoelige objecten voor dieren zonder geuremissiefactoren. De huisvesting van jongvee is gelegen op een afstand van 20 meter tot de Marwei 94. Het aantal dierplaatsen in de "oude schuur" is, in vergelijking met de vergunde situatie, niet toegenomen. Op grond van artikel 4 lid 3 mag de aanvraag niet geweigerd worden indien het aantal dieren niet toeneemt en de afstand niet is afgenomen.
Vleeskuikens - geurconcentratie op geurgevoelig object De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is gepubliceerd op 18 december 2006. Voor vleeskuikens is in de Rgv een geuremissiefactor vastgesteld. De geurbelasting van de vleeskuikens dient te worden berekend met het hiervoor ontworpen programma V-stacks vergunningen.
f
In de Wgv is bepaald dat de geurbelasting op woningen gelegen buiten de bebouwde kom maximaal 8,0 ouE/m3 mag bedragen. In artikel 3 lid 3 van de Wgv is het volgende bepaald:
Indien de geurbelasting, bedoeld in het eerste lid, groter is dan aangegeven in dat lid, wordt een vergunning, in afwijking van het eerste lid, niet geweigerd indien de geurbelasting niet toeneemt en het aantal dieren van één of meer diercategorieën niet toeneemt Het aantal dieren met geuremissiefactor blijft gelijk (18.000 vleeskuikens). Het emissiepunt van de stal voor vleeskuikens wordt niet gewijzigd. Er worden geen maatregelen getroffen bij de vleeskuikenstal. De situatie is gelijk aan de al vergunde situatie. Daarom mag aangenomen worden dat de geurbelasting niet toeneemt. Hoewel de norm voor geurbelasting overschreden wordt (zie bijlage Geurbelasting), vormt de Wgv op grond van artikel 3 lid 3 Wgv geen weigeringsgrond. E. Bodemverontreiniging Ten aanzien van de bodembescherming is uitgegaan van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). De NRB geeft aan dat preventieve maatregelen en voorzieningen verreweg te prefereren zijn boven maatregelen die verspreiding en verontreiniging in de bodem signaleren. Dat wil zeggen dat voorzieningen bij en inspectie aan de bron voorkeur verdienen boven monitoring. Binnen de inrichting wordt een aantal werkzaamheden verricht die bij onzorgvuldig handelen bodemverontreiniging kan veroorzaken. Hierbij kan ondermeer worden gedacht aan: - opslag van mest; - opslag van oliën; - opslag van accu's; - opslag van dieselolie; - afleverplaats van dieselolie; - stalling landbouwwerktuigen.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfetrahuizen. Nr. 09-10
-8-
(
,sicnwo lil v
Opslag dunne mest De bestaande gierkelder onder de melkrundveestal is gebouwd rond 1989. De opslag van dunne mest in de drijfmestkelder moet voldoen aan de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1987 (BRM 1987). Onder de vleeskuikenstal ligt geen gierkelder. De vloer van de vleeskuikensta! moet mestdicht zijn.
Opslag van dieselolie Van de bovengrondse tank voor de opslag van dieselolie is geen installatie certificaat en keuringsbewijs aanwezig. Het is onbekend wanneer de bovengrondse tank is opgericht. Conform voorschrift 2.6.8 van het Besluit Landbouw milieubeheer dienen tanks waarvan de oprichtingsdatum onbekend is uiterlijk voor 1 juni 2011 gekeurd te worden dan wel buiten gebruik te worden gesteld. Indien de tank afgekeurd wordt, dient de tank ook buiten gebruikt te worden gesteld. Wanneer de tank buiten gebruik wordt gesteld is het noodzakelijk de tank te ledigen, schoon te maken (volgens BRL-K 905) en afgevoerd door een tanksaneerder die door KIWA is gecertificeerd overeenkomstig BRL-K 902.
Gevaarlijke stoffen Voor de gevaarlijke stoffen zoals oliën worden beperkte voorschriften opgenomen. De hoeveelheden liggen beneden de ondergrenzen van de PGS 15.
Werktuigenberging Werkzaamheden aan landbouwwerktuigen, waarbij de bodem verontreinigd kan worden, moeten plaatsvinden boven een vloeistofkerende vloer. Verontreiniging van de bodem moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Ten aanzien van de genoemde activiteiten worden voorschriften opgenomen. F. Afvalpreventie Binnen de inrichting komen de volgende afvalstoffen vrij: - Kadavers. - Afgewerkte olie. - Accu's. - Papier. - Glasafval - Restafval. - Landbouwplastic. - Tl-buizen. Kadavers moeten overeenkomstig de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren worden afgevoerd. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden om de overige afvalstoffen gescheiden in te zamelen en af te geven en om overlast als gevolg van de genoemde afvalstromen afkomstig van de inrichting tegen te gaan. De Handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" (infomil 2005) hanteert ondergrenzen die de relevantie van afvalpreventie bepalen. Hierin wordt gesteld dat afvalpreventie relevant is wanneer er jaarlijks meer dan 25 ton (niet gevaarlijk) bedrijfsafval en/of meer dan 2,5 ton gevaarlijk afval binnen de inrichting vrijkomt. Uit de aanvraag blijkt dat de totale hoeveelheid afval beneden de gehanteerde ondergrenzen ligt. Daarom zijn alleen de gebruikelijk voorschriften voor afval opgenomen.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfetrahuizen. Nr. 09-10
«c/ül'ch/f
G. Afvalwater eri waterbesparina Vrijkomend bedrijfsafvalwater moet door middel van een waterdichte voorziening in de mestkelder worden geloosd. In hoofdstuk 3, paragraaf 3.1.3 en 3.1.4 van het Activiteitenbesluit en bijbehorende Regeling zijn voorschriften gesteld ten aanzien van het lozen van hemelwater en huishoudelijk afvalwater. De voorschriften van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling zijn toereikend voor het doelmatig beheren en afvoeren van hemelwater en huishoudelijk afvalwater. Binnen het bedrijf wordt gebruik gemaakt van leidingwater (ongeveer 1.343 m3 per jaar) en grondwater.. Het waterverbruik (leidingwater) ligt beneden de gehanteerde ondergrens (5.000 m3 per jaar) genoemd in het Besluit landbouw milieubeheer. Daarom zijn alleen de gebruikelijke voorschriften voor agrarische bedrijven opgenomen ten aanzien van zuinig omgaan met water. H. Energie In de "Circulaire energie in de milieuvergunning" van de ministeries Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en economische zaken van oktober 1999 en de Handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" van InfoMil van december 2005 is een ondergrens van 25.000 m3 gas en 50.000 kWh elektriciteit gesteld.
(
Uit de gegevens bij de aanvraag blijkt dat ongeveer 39.762 kWh elektriciteit en ongeveer 26.828 m gas gebruikt wordt. Dit betekent dat de ondergrens worden overschreden ten aanzien van het gebruik van gas. In januari 2008 heeft de minister van VROM een brief gestuurd aan het bevoegd gezag. Hierin zegt de minister dat bij vergunningverlening aangesloten moet worden bij het op 1 januari 2008 in werking getreden Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit staat dat boven een grens van 50.000 kWh per jaar een bedrijf alle rendabele maatregelen moeten treffen die mogelijk zijn. Boven een gebruik van 75.000 m3 gas en 200.000 kWh mag het bevoegde gezag een energiebesparingonderzoek vragen. Daarom worden alleen de gebruikelijke voorschriften opgenomen om zuinig om te gaan met energie. I. Brandveiligheid: In de vergunning is een voorschrift opgenomen ter bestrijding van brand. Voorschriften voor de bestrijding van brand zijn opgenomen in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken.
A. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer (Wm) en artikel 1.5 van het Activiteitenbesluit is voor een inrichting type C een milieuvergunning vereist. Tevens gelden voor dit bedrijf de voorschriften van paragraaf 3.1.3 (lozen van hemelwater) en 3.1.4 (lozen van huishoudelijk afvalwater) van hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. De voorschriften van de bij het Activiteitenbesluit behorende Regeling algemene regels voor inrichting milieubeheer zijn eveneens van toepassing voor zover dit uit de activiteiten voortvloeit. Gezien de rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling kunnen in de vergunning geen voorschriften worden opgenomen die betrekking hebben op de activiteiten met betrekking tot het lozen van hemelwater, het lozen van huishoudelijk afvalwater en het opslaan van propaan, tenzij het Activiteitenbesluit of de bijbehorende Regeling de mogelijkheid biedt tot het stellen van maatwerkvoorschriften.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gefar. Pen, Marwei 9G te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-10-
(
lii'weent?
B. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Binnen de inrichting komen kadavers vrij. Op kadavers zijn de regels uit hoofdstuk Vila van de Gezondheids- en welzijnswet en het Besluit en regeling dierlijke bijproducten voor dieren van toepassing.
C. Ozonlaaqafbrekende stoffen/broeikasgassen Op de koelinstallatie van de melktank is het 'Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003' dan wel het 'Besluit broeikasgassen Wms 2003' en de bijbehorende regelingen van toepassing. Ingevolge dit besluit is de vergunninghouder verplicht maatregelen te treffen ter reductie van het gebruik en de emissie van CFK's en HCFK's en HFK's. Voorschriften hieromtrent zijn daarom niet in de vergunning opgenomen. D. Drukvaten en drukapparatuur Op drukvaten en drukapparatuur zijn de volgende besluiten van toepassing: - het Warenwetbesluit drukapparatuur, voorzover het betreft drukapparatuur groter dan 0,5 bar; - het Warenwetbesluit drukvaten van eenvoudige vorm, voor zover het betreft drukvaten met een druk van hoger dan 0,5 bar. Daarom zijn met betrekking tot dit onderwerp geen voorschriften in deze vergunning opgenomen. E. Onvoorziene voorvallen Met betrekking tot het optreden voor degene die de inrichting drijft bij onvoorziene voorvallen, zijn de artikelen 17.1 en 17.2 van de Wet milieubeheer van toepassing. Kort samengevat is de strekking van deze artikelen dat in voorkomende gevallen onmiddellijk de maatregelen moeten worden getroffen die kunnen worden verlangd om de gevolgen van die gebeurtenis voor het milieu te voorkomen, dan wel zo veel mogelijk te beperken en ongedaan te maken en tevens die gebeurtenis zo spoedig mogelijk te melden aan het bevoegd gezag. F. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij is d.d. 28 december 2005 gepubliceerd, en is op 1 april 2008 in werking getreden. Wij wijzen erop dat het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij een rechtstreekse werking heeft. Dit betekent dat (toekomstige) wijzigingen in het Besluit rechtstreeks van toepassing zijn op de inrichting, zonder dat daarvoor eerst de milieuvergunning moet worden aangepast.
A. Algemeen Voor zover het voorkomen van nadelige gevolgen voor het milieu niet mogelijk is, zijn ingevolge artikel 8.11, lid 3 van de Wet milieubeheer, aan de vergunning voorschriften verbonden die de grootst mogelijke bescherming bieden, tenzij dat redelijkerwijs niet kon worden gevergd. B. Normen en richtlijnen Voor zover in de vergunningvoorschriften wordt verwezen naar normen en richtlijnen wordt verwezen naar de versie van de richtlijn die op het moment van inwerkingtreding van de inrichting of de installatie het meest actueel is.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-11 -
Er zijn voor wat betreft de inrichting en het gebied redelijkerwijs geen ontwikkelingen te verwachten die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu.
Voor onderhavige inrichting is de volgende milieuvergunning van kracht: Oprichtingsvergunning Hinderwet, 1 oktober 1970. Uitbreidingsvergunning Hinderwet, 13 april 1992. - Melding artikel 8.19 Wet milieubeheer, 1 augustus 1995. De bovenstaande vergunningen komen na het onherroepelijk worden van deze beschikking te vervallen.
De ontwerpvergunning heeft van 20 mei 2009 tot 1 juli 2009 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen adviezen ingediend.
De ontwerpvergunning heeft van 20 mei 2009 tot 1 juli 2009 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Oelfstrahuizen. Nr. 09-10
-12-
Gelet op bovenstaande overwegingen en het bepaalde in de Wet milieubeheer, alsmede afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij
BESLOTEN:
aan Gebr. H. en F. Pen een (revisie)vergunning te verlenen voor een veehouderij, gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen; dat de bij de aanvraag ingediende en gewaarmerkte stukken deel uit maken van de vergunning; aan de vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden, zoals vermeid in de gewaarmerkte bijlage.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Lemsterland,
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-13 -
Ingevolge de Wet milieubeheer en de Algemene wet Bestuursrecht staat gedurende 6 weken, met ingang van de dag na de dag waarop een exemplaar van deze vergunning ter inzage is gelegd, beroep tegen deze vergunning open bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State voor: a. belanghebbenden die een zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerp van het besluit; b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit; c. belanghebbenden die zienswijzen hebben tegen de wijzigingen, die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp, daarvan zijn aangebracht; d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht over het ontwerp van het besluit. De vergunning wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze datum beroep is ingesteld en een verzoek wordt gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, bijvoorbeeld inhoudende een schorsing. De vergunning wordt dan niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Het beroepschrift moet worden gericht aan de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage. Het verzoek om voorlopige voorziening moet worden ingediend bij de voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 96 te Delfstrahuizen, Nr. 09-10
-14-
Naam van de berekening: Nog niet bekend Gemaakt op: 12-03-2009 15:23:00 Rekentijd: 0:00:03 Naam van het bedrijf: Pen Delfstrahuizen Berekende ruwheid: 0,030 m Meteo station: Schiphol Brongegevens: Volgrir.
BronlD
X-coord.
Y-coord. .
1
Vleeskuikens
185 536
544 236
EP Hoogte
5,0
Gom.geb. hoogte
ERDlam:
EP Uittr. snelh.
0,5
3,0
4,00
E-Aanvraag
4 320
Geur gevoelige locaties:
Volgnummer 2 3 4 5 6 7 544800
GGLID Marwei 82 Marwei 84 Marwei 92 Marwei 94 Marwei 100 Marwei 96a
Xcoordinaat 185 255 185 269 185 410 185 449 185 895 185 546
Ycoordiriaat 544 035 544 057 544 207 544 226 544 575 544 295
Geurnorm 8,00 8,00 8,00 8,00 8,00 8,00
Geurbelasting 0,36 0,45 3,14 5,78 0,28 9,08
T
Pen Delfstrahuizen
4
544600 -
Y 544400
-5
544200
¥
«3 —
544000 185200
+ 185400
185600
185800
186000
X
Revisievergunning Wet milieubeheer. Gebr. Pen, Marwei 9$ te Delfstrahuizen. Nr. 09-10
-15-
gemvvitte
behorende bij de beschikking van:
Gebr. H. en F. Pen gilt Marwei 96 8508 RG DELFSTRAHUIZEN en behoeve van een: -
voor meïkrundvee en vleeskuikens fstf
st &§•-• t|k
jgS&jiIÉi
llstfsl
[
SSSÊKSS^^SSBBKSSSSSSSSSS^^SSKSSSSSSfBS&^ÊSSSSSSÊS^S^S^SÊê
181®!
—i . —
yi u.i\
Ü. iv* JI Ji «.
gemeente
Inhoudsopgave
1. Het houden van vee 3 2. Geluid 4 3. Agrarisch afvalwater al gemeen 5 4. Wasplaats (intensieve veehouderijen) 6 5. Afvalstoffen & Kadavers 7 6. Verwarming- of stookinstallatie 8 7. Veiligheid (algemeen) 9 8. Bodembescherming 10 9. Opslaan van dunne mest; technische uitvoering 11 10. Opslaan van mest en veevoeder; bodem- en oppervlaktewaterbeschenning 12 11. Opslaan van mest en veevoeder; beperken van geur- en stofliinder 13 12. Opslaan van brandbare vloeistoffen, verpakte gevaarlijke stoffen, (afgewerkte) olie en accu's 14 13. Opslaan van aardolieproducten in bovengrondse tanks 15 14. Afleverpompen motorbrandstoffen voor eigen gebruik 16 15. Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden 17 16. Energie-, waterbesparing, verlichting en lucht 18 17. Onderhoud en schoonmaak 19 18. Het melken van rundvee 20 19. Bewaren van documenten 21 A. BEGRIPPEN 22 B. LUCHTFOTO 25
Revisievergunning Veehouderij Gebr. II. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-2-
(
1. Het houden van vee 1.1
In a. b. c.
de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: 80 stuks melkrundvee. 45 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. 18.000 stuks vleeskuikens.
1.2
De in artikel 8.20 lid 2 van de Wet milieubeheer bedoelde veranderingen moeten binnen 1 maand na de datum van de wijziging van de vergunninghouder door de nieuwe vergunninghoud(st)er schriftelijk worden bevestigd. Deze bevestiging moet zijn gericht aan de gemeente Lemsterland.
Artikel 8.20 lid 2 Wm: Indien een vergunning zal gaan gelden voor een ander dan de vergunninghouder, meldt de vergunninghouder dat ten minste een maand voordien aan het bevoegd gezag, onder vermelding van de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gegevens. 1.3
Minimaal één maand vóór het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten ten behoeve waarvan een vergunning is verleend, doet de inrichtinghouder van het tijdstip waarop de activiteiten zullen worden beëindigd, melding aan de gemeente Lemsterland.
1.4
Ramen en deuren van stallen moeten gesloten worden gehouden voor zover ze geen functie hebben voor luchtinlaat of het doorlaten van personen, dieren, vaste mest of goederen.
1.5
Voorzover de voorschriften van deze vergunning niet of in onvoldoende mate voorzien in een toereikende bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen die de inrichting kan veroorzaken, worden die gevolgen zoveel mogelijk voorkomen of, voorzover voorkomen niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt.
1.6
Op 1 januari 2013 dient de stal voor vleeskuikens te voldoen aan het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. De drijver van de inrichting dient daarom vóór 1 januari 2012 een plan te hebben ingediend bij de gemeente Lemsterland waarin beschreven staat op welke manier de stal aangepast zal worden om te kunnen voldoen aan het genoemde Besluit.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN.
Ar. 09-10
-3-
gemeente
2. Geluid 2.1
Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT. veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen, installaties en vervoersbewegingen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden, mag op 50 meter vanaf de grens van de inrichting, in de dagperiode gemeten op 1,5 meter hoogte en in de avond- en nachtperiode gemeten op 5 meter hoogte, niet meer bedragen dan: Tabel I 19.00-22.00 uurIBBlSSÉli
•|45 dB(A) 2.2
40 dB(A)
35 dB(A)
Onverminderd het gestelde in voorschrift 2.1, mogen de maximale geluidsniveaus (l_Amax). voor zover deze een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, gemeten in de meterstand "fast", op 50 meter vanaf de grens van de inrichting; in de dagperiode gemeten op 1,5 meter hoogte en in de avond- en nachtperiode gemeten op 5 meter hoogte, niet meer bedragen dan: Tabel II lISiSBIli
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
2.3
Voorschrift 2.2 is niet van toepassing op de maximale geluidsniveaus veroorzaakt door de aan- en afvoerbewegingen voor zover deze plaatsvinden in de dagperiode.
2.4
Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999.
2.5
De motoren van de bedrijfswagens en andere transportmiddelen met verbrandingsmotoren mogen tijdens het iaden en lossen niet in werking zijn, tenzij dit voor de benodigde werkzaamheden noodzakelijk is. Het laden en lossen van goederen mag uitsluitend plaatsvinden op het terrein van de inrichting.
2.6
Verbrandingsmotoren van voertuigen moeten zijn voorzien van doelmatige en in goede staat van onderhoud verkerende geluiddempers.
2.7
Het pneumatisch- of mechanisch vullen van voeder- en kunstmestsilo's of tankwagens voor gier of dunne mest, is verboden tussen 22.00 en 6.00 uur.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHU1ZEN. Nr. 09-10
-4-
Veehouderijen.
Lemsterland Tf
3. Agrarisch afvalwater algemeen 3.1
Degene die de inrichting drijft: a. treft maatregelen of voorzieningen die het ontstaan van afvalwater binnen de inrichting voorkomen of zoveel mogelijk beperken, en; b. geeft op verzoek van het bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen hij daartoe heeft getroffen of zal treffen.
3.2
Schrobwater afkomstig van het schoonspuiten van stallen moet worden afgevoerd naar de mestput.
3.3
De hoeveelheid afvalwater moet worden beperkt door bijvoorbeeld het gebruik van hogedrukreinigers en good housekeeping.
3.4
Het reinigen van werktuigen of transportmiddelen waarbij afvalwater ontstaat, vindt plaats op een daartoe bestemde wasplaats die ten minste is uitgevoerd als een vloeistofkerende vloer. Het wassen van landbouwwerktuigen moet op zodanige wijze plaatsvinden dat alle (verontreinigd) water wordt opgevangen.
Revisievergunning Veehouderij Gcbr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8S08 RG DELFSTRAHU1ZEN. Nr. 09-10
wee ui e
4. Wasplaats (intensieve veehouderijen) 4.1
Het verontreinigd spoel- en schrobwater afkomstig van de reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens moet via een gesloten leiding kunnen afwateren naar een niet van een overstort voorziene opslagruimte. De leiding en de vloer en de wanden van de opslagvoorziening moeten vloeistofkerend zijn en bestand zijn tegen de inwerking van het toe te passen reinigingsmiddel. De capaciteit van de opslagvoorziening moet voldoende groot zijn om het afvalwater van de reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens gedurende de winterperiode te kunnen bergen.
Toelichting: De reinigings en ontsmettingsplaats voor veewagens mag worden voorzien van een afsluiter (voor de opslagvoorziening) zodat schoon hemelwater op de sloot geloosd kan worden. 4.2
Nadat veevervoermiddelen gereinigd en ontsmet zijn, moet de vloeistofkerende wasplaats worden gereinigd alvorens de afsluiter omgezet mag worden om lozing van hemelwater op het oppervlaktewater mogelijk te maken.
4.3
De opvanggoot (slibvang) in de wasplaats moet na elke reiniging worden ontdaan van (vaste) mestdelen, zaagsel etc.
4.4
Het rechtstreeks lozen van het opgevangen (verontreinigd) afvalwater op of in de bodem (puntlozing), op het oppervlaktewater en/of op de riolering is niet toegestaan.
4.5
Het transport van het opgevangen (verontreinigd) afvalwater moet geschieden in volledig gesloten tankwagens.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-6-
,r ge mee Hle
Veehouderijen.
Lemsterland
5. Afvalstoffen & Kadavers 5.1
Degene die de inrichting drijft: a. treft maatregelen of voorzieningen die het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting voorkomen of zoveel mogelijk beperken, en; b. geeft op verzoek van het bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen hij daartoe heeft getroffen of zal treffen.
5.2
Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Dat geldt in elk geval voor: a. Papier- en kartonafval; b. Glasafval; c. Landbouwfolie/plastic; d. Klein gevaarlijk afval, waaronder tl-buizen en afgewerkte olie en olie/brandstoffilters; e. Kadavers; f. Accu's en batterijen; g. Overig bedrijfsafval.
5.3
Gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in de "Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen' die behoren tot verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen, worden van elkaar en van andere afvalstoffen gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven.
5.4
Afvalstoffen worden niet verbrand. Afvalstoffen worden zodanig opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen. Voorzover de nadelige gevolgen niet kunnen worden voorkomen, worden die maatregelen getroffen waarmee de grootst mogelijke bescherming tegen die gevolgen wordt geboden en waarbij gescheiden afgifte mogelijk blijft.
5.5
Kadavers mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Kadavers moeten zo spoedig mogelijk, volgens of krachtens hoofdstuk Vila van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het Besluit en regeling dierlijke bijproducten voor dieren, uit de inrichting worden verwijderd. Het bewaren van dierlijk afval, in afwachting van afvoer naar een destructiebedrijf, moet zodanig geschieden dat geen geurhinder optreedt, het aantrekken van ongedierte wordt voorkomen en geen vermenging met ander afval of materiaal optreedt. Verder mag het dierlijk afval geen visuele hinder veroorzaken.
5.6
In de vloer van een ruimte waar minerale olie wordt gebruikt, is geen schrobput aanwezig die in verbinding staat met een riolering.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. II. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
6. Verwarming- of stookinstallatie 6.1
tri de hoofdaanvoerleiding van (aard)gas is een afsluiter geplaatst. De plaats van de afsluiter is duidelijk aangegeven en goed bereikbaar. Bij de afsluiter is duidelijk het doel en de wijze van sluiten aangegeven. Indien de afsluiter wordt afgesloten met een speciale sleutel, wordt die binnen de inrichting op een vaste, goed bereikbare plaats bewaard. Dit voorschrift is niet van toepassing op apparatuur vallend onder het Besluit drukapparatuur.
6.2
Aan een verwarmings- of stookinstallatie en een verbrandingsgasafvoersysteem wordt ten minste eenmaal per jaar onderhoud verricht.
6.3
Een verwarmings- of stookinstallatie met een nominale belasting van 130 kW op bovenwaarde of hoger, wordt bij ingebruikname en vervolgens ten minste eenmaal per twee jaar geïnspecteerd op een goed en veilig functioneren en op de noodzakelijke afstelling.
6.4
Zowel het toevoersysteem van de brandstof als het afvoersysteem van het verbrandingsgas maken onderdeel uit van de inspectie.
6.5
Inspectie, onderhoud en afstelling van de verwarmings- of stookinstallatie geschieden door een onderneming die: a, ingevolge de «Certificatieregeling voor het uitvoeren van onderhoud en inspecties aan stookinstallaties» daarvoor is gecertificeerd, of b. beschikt over een gelijkwaardige deskundigheid en uitrusting en die verrichting uitvoert op een kwaliteitsniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau dat bereikt zou zijn indien de onderneming zou zijn gecertificeerd op de wijze bedoeld in onderdeel a.
6.6
Buiten een stookruimte waarin verwarmings- of stooktoestellen zijn opgesteld, is een goed bereikbare brandschakelaar aanwezig en een afsluiter waarmee de brandstoftoevoer kan worden afgesloten. Nabij de stookruimte is de plaats van de brandschakelaar en de afsluiter duidelijk aangegeven. Bij de afsluiter is duidelijk het doel en de wijze van sluiten aangegeven.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H, cn F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
7. Veiligheid (algemeen) 7.1
Teneinde een begin van brand doeltreffend te kunnen bestrijden, zijn binnen de inrichting voldoende mobiele brandblusapparaten aanwezig.
7.2
Binnen een straal van 10 meter van las- en snijwerkzaamheden mogen zich geen licht ontvlambare (vloei)stoffen of brandgevaarlijke stoffen bevinden.
7.3
Alle machines moeten in zodanige staat verkeren, dat hierdoor brand- en of explosiegevaar wordt vermeden.
7.4
Acculaders, accu's, noodstroomaggregaten en andere installaties waar explosieve gassen kunnen ontstaan, zijn tijdens het laden respectievelijk in werking zijn, opgesteld in een goed geventileerde ruimte. In die ruimte is geen schrobput aanwezig die in verbinding staat met een riolering.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Peil, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-9-
ge mee ii Ie
8, Bodembescherming 8.1
Indien in enig voorschrift bij deze vergunning is bepaald dat een vloer vloeistofkerend is uitgevoerd of dat een vloeistofdichte lekbak wordt toegepast, wordt de vloer of de lekbak periodiek visueel geïnspecteerd. Voorkomen wordt dat vloeistoffen of vaste stoffen in de bodem terechtkomen. Daartoe zijn voldoende hulpmiddelen in de inrichting aanwezig.
8.2
Degene die voornemens is de inrichting of een gedeelte daarvan buiten werking te stellen, meldt dit voornemen voor het beëindigen aan het bevoegd gezag. In geval van het buiten werking stellen van de inrichting of een gedeelte daarvan, wordt een onderzoek naar de eindsituatie van de bodem uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op de plaatsen waar bodembedreigende handelingen hebben plaatsgevonden en op de stoffen die door werkzaamheden ter plaatse een bedreiging voor de bodemkwaliteit vormden. Binnen vier weken na het tijdstip van het buiten werking stellen van de inrichting of een gedeelte daarvan wordt het bevoegd gezag schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek.
8.3
Het bodemrisico moet door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen voldoen aan bodemrisicocategorie A zoals gedefinieerd in de NRB.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 85OH RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-10-
gemeente
9. Opslaan van dunne mest; technische uitvoering 9.1
Mest moet worden opgeslagen in een afgedekte mestopslagruimte. Indien de mestopslagruimte: a. geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht tussen 1 juni 1987 en 1 februari 1991, zijn de desbetreffende bepalingen van de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1987 (BRM 1987) van toepassing.
9.2
Voor zover onder de stalvloer geen mestkelder is gelegen, is de stalvloer ten minste mestdicht uitgevoerd.
9.3
Bij het vullen of ledigen van een bassin of anderszins vindt geen verontreiniging van de bodem of het oppervlaktewater plaats.
9.4
Bij het aan- en afvoeren van dunne mest wordt de omgeving niet verontreinigd. Transport geschiedt in gesloten tankwagens of door een gesloten, mestdfchte leiding.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-11-
10. Opslaan van mest en veevoeder; bodem- en oppervlaktewaterbescherming 10.1
Indien vaste mest gedurende een haif jaar of langer wordt opgesiagen, vindt die opslag plaats op een mestdichte vloer met opstaande randen of een ten minste gelijkwaardige voorziening. Uitzakkend vocht kan niet in contact treden met de bodem en het oppervlaktewater en wordt bewaard in een vloeistofdichte opslagruimte of vloeistofdichte voorziening.
10.2
Indien vaste mest langer dan twee weken, maar korter dan een half jaar op een locatie wordt opgeslagen, vindt de opslag in elk geval plaats: a. boven een absorberende laag met een dikte van ten minste 0,15 meter en een organische stofgehalte van ten minste 25%, en b. zodanig dat contact met hemelwater zoveel mogelijk wordt voorkomen.
10.3
Indien de opgeslagen vaste mest wordt verwijderd, wordt de absorberende laag eveneens verwijderd.
10.4
De opslag van vaste mest en veevoeder in de open lucht, vindt plaats op ten minste 5 meter vanaf de insteek van het oppervlaktewater.
10.5
Een voederopslag waaruit perssappen en eventueel percolatiewater kunnen vrijkomen, moet zijn voorzien van een vloeistofkerende vioer. De perssappen moeten via de bedrijfsriolering worden afgevoerd naar een mestput of opvangput.
10.6
Indien meer dan 50 m3 grond wordt toegepast op een perceel, dan moet dit een maand van tevoren aan het bevoegd gezag worden gemeld.
(
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
- 12-
„ Veehouderijen ,
Lemsterland
11. Opslaan van mest en veevoeder; beperken van geur- en stofhinder 11.1
De opslag van vaste mest vindt plaats: a. op ten minste 50 meter van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom.
11.2
De opslag van veevoeder in de open lucht, vindt plaats op ten minste 25 meter afstand van een geurgevoelig object.
11.3
Indien de opslag van veevoeder in de open lucht, van gras, snijmaïs of de opslag van voederproducten met een droge stofgehalte lager dan 60%, niet zijnde knol of wortelgewassen of fruit, op minder dan 50 meter afstand plaatsvindt van een geurgevoelig object, is de veevoederopslag afgedekt, behoudens de periode dat veevoeder aan de veevoederopslag wordt toegevoegd of onttrokken.
11.4
De voorschriften 11.2 en 11.3 zijn niet van toepassing op in plastic folie verpakte veevoederbalen.
11.5
Na verwijdering van vaste mest en veevoeder, worden restanten direct opgeslagen of van het terrein van de inrichting afgevoerd.
11.6
De opslag van dunne mest vindt plaats op een afstand van ten minste 50 meter van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom en ten minste 100 meter van een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom. Indien de gezamenlijke oppervlakte van de in de inrichting aanwezige mestbassins minder bedraagt dan 350 m2, bedragen de afstanden, bedoeld in de eerste volzin, 25 respectievelijk 50 meter.
11.7
De afstanden, worden gemeten vanaf de buitenzijde van een geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag.
11.8
Het oppervlak dat door het uithalen van bijproducten vrij komt, wordt onmiddellijk ontdaan van gemorste of achtergebleven voederresten. Na verwijdering worden restanten direct opgeslagen of van het terrein van de inrichting afgevoerd.
11.9
Degene die de inrichting drijft: a. treft maatregelen of voorzieningen die geurhinder voorkomen of zoveel mogelijk beperken, en b. geeft op verzoek van het bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen hij daartoe heeft getroffen of zal treffen.
11.10 De afstanden, worden gemeten vanaf de buitenzijde van een geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag. 11.11 Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van silo's moet worden voorkomen door het opvangen van het via de ontluchting ontwijkende stof.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-13-
gemeente
12. Opslaan van brandbare vloeistoffen, verpakte gevaarlijke stoffen, (afgewerkte) olie en accu's 12.1
Verontreinigde emballage moet worden behandeld als gevulde emballage. Voor de bepaling van de opvangcapaciteit van een vloeistofdichte lekbak hoeft de opslagcapaciteit van de verontreinigde emballage niet meegerekend te worden.
12.2
Gemorste vaste gevaarlijke afvalstoffen moeten direct worden opgeruimd en worden opgeslagen in een daarvoor bestemde container van doelmatig materiaal of in daarvoor bestemde doelmatige emballage.
12.3
De opslag of werkzaamheden met brandbare vloeistoffen, verpakte gevaarlijke stoffen (afgewerkte) olie en accu's geschieden overeenkomstig de aanwijzingen, waarschuwingen en gegevens op de verpakking en de etiketten of het bij de desbetreffende stoffen behorende informatieblad.
12.4
De opslag van brandbare vloeistoffen, verpakte gevaarlijke stoffen, (afgewerkte) olie en accu's vindt plaats boven een vloeistofkerende vloer of in/boven een vloeistofdichte lekbak.
12.5
De werkzaamheden met brandbare vloeistoffen, verpakte gevaarlijke stoffen, (afgewerkte) olie en accu's vinden plaats boven een vloeistofkerende vloer of in/boven een vloeistofdichte lekbak.
12.6
De vloeistofkerende vloer of vloeistofdichte lekbak is vervaardigd van onbrandbaar en hittebestendig materiaal en is bestand tegen inwerking van de in gebruik zijnde stoffen.
12.7
De vloeistofkerende vloer of vloeistofdichte lekbak is permanent tegen inregenen beschermd.
12.8
De inhoud van de opvangvoorziening of lekbak is tenminste gelijk aan de inhoud van het grootste opgeslagen vat, vermeerder met 10% van de inhoud van de andere opgeslagen gevaarlijke vloeistoffen en/of brandbare vloeistoffen.
12.9
Brandbare vloeistoffen, verpakte gevaarlijke stoffen en (afgewerkte) olie worden opgeslagen in verpakkingsmaterialen die naar hun aard en functie geschikt zijn voor de opslag van de desbetreffende stoffen.
12.10 De opslag van accu's vindt plaats boven een ten minste vloeistofkerende vloer of vloeistofdichte lekbak, die bestand is tegen het aanwezige electrolyt. Accu's worden rechtop opgeslagen. De vloeistofkerende vloer of de vloeistofdichte lekbak is permanent tegen inregenen beschermd.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-14-
gemeente
13. Opslaan van aardolieproducten in bovengrondse tanks 13.1
Een tank, opvangvoorziening, leidingen en appendages moeten voldoen aan de paragrafen 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 eri 4.5 van PGS 30. De voorschriften 4.1.2, 4.1.5, 4.2.6, 4.2.10 en 4.3.1 van de PGS 30 gelden niet voor een bovengrondse tank die is opgericht voor 1 juni 1996.
13.2
Op een tank die inpandig is gesitueerd zijn de voorschriften 4.8.1 tot en met 4.8.6 uit de richtlijn PGS 30 eveneens van toepassing.
13.3
Een bovengrondse tank die is opgericht voor 1 juni 1996 waarvan: a. de eerste ingebruiksdatum onbekend is, en b. de tank niet is voorzien van een mangat, of een inspectieopening van ten minste 0,3 meter, wordt, in afwijking van de voorschriften 4.5.2 en 4.5.12 van de PGS 30, uiterlijk 1 juni 2011 buiten gebruik gesteld.
13.4
Daar waar in PGS 30 is bepaald dat door of namens KIWA beproevingen en keuringen worden uitgevoerd of certificaten, bewijzen, keuren en dergelijke aan het bevoegde gezag worden overgelegd, moeten mede zijn begrepen andere door de Raad voor de Accreditatie erkende certificeringsinstellingen.
13.5
Bij de opslag van gasoiie is roken en open vuur verboden. Bij de opslag van gasolie moet een veiligheidsteken overeenkomstig NEN 3011 duidelijk zichtbaar zijn aangebracht.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, S508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-15-
gemeente
14. Afleverpompen motorbrandstoffen voor eigen gebruik 14.1
Een pomp voor het afleveren van motorbrandstoffen is zodanig ingericht dat onbedoeld uitstromen van brandstof wordt voorkomen.
14.2
De elektrische installatie van een pomp kan zowel aan de pomp als bij een hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. De schakelstanden zijn duidelijk zichtbaar.
14.3
De pompkast van een elektrische pomp is voldoende geventileerd. De uitsparing in de pompkast waarin de vulafsfuiter van de afleverslang in ruststand wordt geborgen, is gasdicht van het inwendige van de pompkast afgesloten.
14.4
Aflevering van motorbrandstof vindt niet plaats indien: a. de motor van het voertuig waaraan de motorbrandstof wordt afgeleverd, in werking is, en b. daarbij gerookt wordt of open vuur of open kunstlicht aanwezig is.
14.5
Het afleveren van motorbrandstoffen met een pomp vindt plaats boven een daartoe bestemde tankplaats.
14.6
Die tankplaats is voorzien van een vloeistofkerende vloer of vloeistofkerende voorziening, die zich vanaf het aflevertoestel uitstrekt over een afstand van ten minste de lengte van de afleverslang plus 1 meter, met een minimum van 5 meter.
14.7
Tot de tankplaats wordt tevens gerekend dat deel waarop het aflevertoestel is geplaatst tot op een afstand van 1 meter vanaf het aflevertoestel aan de zijde waar zich geen tankende motorvoertuigen of landbouwwerktuigen kunnen opstellen.
(
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-16-
15. Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden 15.1
Motorvoertuigen of landbouwtractoren of onderdelen van motorvoertuigen of landbouwtractoren worden indien bodembedreigende vloeistoffen vrij kunnen komen, onderhouden of gerepareerd boven een vloeistofdichte lekbak of een vloeistofkerende vioer.
15.2
Apparaten of machines waar met bodembedreigende vloeistoffen wordt gewerkt, zijn geplaatst in een vloeistofdichte lekbak.
15.3
De vloeistofdichte lekbak of vloeistofkerende vloer is zodanig in omvang gedimensioneerd dat de bovengenoemde werkzaamheden boven de vloer kunnen plaatsvinden.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-17-
gemeente
16. Energie-, waterbesparing, verlichting en lucht 16.1
Binnen een inrichting worden ten minste die energiebesparingsmaatregeien of energiebesparingsvoorzieningen uitgevoerd, die rendabel zijn.
16.2
Binnen een inrichting worden ten minste die waterbesparingsmaatregelen of waterbesparingsvoorzieningen uitgevoerd, die rendabel zijn.
16.3
Verwarmings- en stookinstallaties en verbrandingsmotoren zijn zo afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt.
(
(
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHlilZEN. Nr. 09-10
-18-
_ Veehouderijen
,,
Lemsrerlana 17. Onderhoud en schoonmaak 17.1
De inrichting is ordelijk, wordt regelmatig schoongemaakt en verkeert in goede staat van onderhoud.
17.2
Insecten, knaagdieren en ander ongedierte worden regelmatig en ten minste zo vaak als nodig is, bestreden en verwijderd.
17.3
Gemorste gevaarlijke stoffen, (diesel)olie of afgewerkte olie worden direct opgeruimd en zo snel mogelijk geneutraliseerd of geabsorbeerd.
17.4
De aard en de hoeveelheid van de absorptie- of neutralisatiemiddelen zijn afgestemd op de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen of gevaarlijke afvalstoffen en op de omvang van de werkzaamheden.
17.5
Indien aan emballage lekkage ontstaat, wordt die lekkage onmiddellijk verholpen. Bij lekkage wordt voorkomen dat: a. vloeistoffen of vaste stoffen in de bodem of het oppervlaktewater terechtkomen, b. giftige of explosieve gassen of dampen zich verspreiden, en c. geurhinder buiten de inrichting ontstaat.
17.6
Binnen de inrichting vrijkomende afvalstoffen worden regelmatig afgevoerd.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, SSOS RG DELFSTRAHU1ZEN. Nr. 09-10
-19-
18. Het melken van rundvee 18.1
Afvalwater afkomstig van het reinigen van de melkstai en melkput moet worden afgevoerd naar de mestput.
18.2
De koelinstallatie van de melktank moet altijd bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud.
18.3
Er moet een inspectie- en preventief onderhoudsschema van de koelinstallatie van de melktank aanwezig zijn. Het bedoelde schema moet aan een controlerend ambtenaar op verzoek worden getoond.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUJZEN. Nr. 09-10
-20-
gemeente
19. Bewaren van documenten 19.1
Voorzover documenten voor de inrichting zijn afgegeven of documenten op grond van deze vergunning moeten worden bijgehouden, worden in elk geval de volgende documenten of een kopie daarvan, gedurende ten minste vijfjaar na dagtekening van die documenten in de inrichting (in een milieulogboek) bewaard: a. onderhoudscontracten met betrekking tot in de inrichting aanwezige installaties en voertuigen; b. jaarlijkse overzichten van nutsbedrijven van het verbruik van gas, elektriciteit en water; c. afgiftebewijzen van bedrijfsafvalstoffen; d. bewijzen van installatie van tanks, filters en andere voorzieningen; e. bewijzen van periodiek onderhoud of keuring van in de inrichting aanwezige installaties of voorzieningen; f. een afschrift van de geldende milieuvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen.
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8S08 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-21-
gemeente
A. BEGRIPPEN In deze bijlage wordt verstaan onder:
algemeen: ** VOOR ZOVER EEN DIN-, NEN-, NEN-EN-, OF NEN-ISO-NORM, Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. Indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, PGS, NPR of het Alblad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - overheidspublicaties zoals Al-bladen en PGS-richtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 - PGS-richtlijnen zijn digitaal verkrijgbaar via www.vrom.nl - DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie-instituut (NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 02 71 www.nen.ni - BRL-richtlijnen bij: KIWA Certificatie en Keuringen Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070)414 44 00 telefax (070)414 44 20 - InfoMil is het informatiecentrum in Nederland over milieu wet- en regelgeving. www.infomil.nl ISO: Een door de International Organization for Standardization opgestelde en uitgegeven norm. ISO 11602-2: Brandbeveiliging - Draagbare brandblussers en brandblussers op wielen - Deel 2: keuring en onderhoud. - NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm; - ten minste gelijkwaardige instelling: instelling in een lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in een andere staat waarmee de Europese Unie een wederzijdse
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZE1S'. A'r. 09-10
-22-
Bijlage A. Begrippen
gemeente
Lemsterland
erkenningsovereenkomst met betrekking tot het onderwerp, bedoeld in het voorschrift, heeft afgesloten; - woning: gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd. - geurgevoelig object: Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
met betrekking tot geluid: - geluidgevoelige bestemmingen: woningen, met uitzondering van de dienst- of bedrijfswoning behorende bij de inrichting, alsmede andere geiuidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; - geluidniveau: niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie (IEC) opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie nr. 651, uitgave 1989; - langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid (LAR.LT), gemeten in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de «Handleiding meten en rekenen industrielawaai», uitgave 1999;
met betrekking tot veiligheid: - PGS: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, onder verantwoordelijkheid van vier departementen uitgebrachte richtlijnen voor opslag en handling van gevaarlijke stoffen. De adviesraad gevaarlijke stoffen heeft voor het tot stand komen van deze richtlijnen een adviserende taak. - PGS 15: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Richtlijn voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid. - PGS 30: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30, Vloeibare aardolieproducten, Buitenopslag in kleine installaties. - zeer licht ontvlambare stof: een stof of preparaat in vloeibare toestand (KO-vloeistof) met een vlampunt van minder dan 0° C en een kookpunt van 35° C of minder, alsmede gasvormige stof die, of gasvormig preparaat dat, bij normale temperatuur en druk aan de lucht blootgesteld, kan ontbranden; - veiligheidsinformatieblad: een veiligheidsinformatieblad als bedoeld in artikel 31 van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen.
met betrekking tot lozingen: - bedrijfsriolering: voorziening voor de afvoer van afvalwater vanuit de inrichting naar een openbaar riool of naar een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater; - openbaar riool: voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast; - riolering: bedrijfsriolering of voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater.
met betrekking tot bescherming van de bodem: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een college van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-23-
Bijlage A. Begrippen
Lenistefiana
- Bodemrisico(categorie): Typering van de kans op (en omvang van) een bodembelasting door een specifieke bedrijfsmatige activiteit. - Bodemrisico A: Verwaarloosbaar bodemrisico. - CUR/PBV: stichting Civieltechnisch centrum Uitvoering, Research en regelgeving/Plan Bodembeschermende Voorzieningen; - CUR/PBV-aanbeveling 44: aanbeveling van CUR/PBV getiteld «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda; - deskundig inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44; - Emballage: Verpakkingsmateriaal, zoals glazen of kunststof flessen, blikken en kunststof cans, metalen en kunststof vaten of fiberdrums, papieren en kunststof zakken, houten kisten, big-bags en intermediate buikcontainers (IBC's). - NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, Informatiecentrum Milieuvergunningen (InfoMil). - Nulsituatie: De kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van de inrichting op het moment van vergunningverlening. - vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen; - vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen; - vloeistofkerende vloer: een vloer die in staat is vrijgekomen stoffen tijdelijk zo lang te keren dat die kunnen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden; - PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening: verklaring overeenkomstig het model dat is vastgelegd in KIWA/PBV-Rapport 99-02 Model Verklaring vloeistofdichte voorziening; - mestdichte vloer: een vloer met een mestdichtheid overeenkomstig de handleiding bij de bouwtechnische richtlijnen mestbassins (HBRM 1991), IMAG-DLO/CUR, 1991.
(
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG DELFSTRAHUIZEN. A'r. 09-10
- 24 -
Bijlage B. Luchtfoto
gemeente
Lemster land
B. LUCHTFOTO
Revisievergunning Veehouderij Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RGDELFSTRAHUIZEN. Nr. 09-10
-25-
LIJST VAN GEBRUIKERS VAN DE GEBOUWDE EIGENDOMMEN DIE IN DE DIREKTE OMGEVING VAN DE INRICHTING ZIJN GELEGEN. (WABM ARTIKEL 13 LID 2)
Sectie I nr. 3031 D. Pen, Marwei 96 a, 8508 RH Delfstrahuizen Sectie I nr 2662 Sectie
I
nr
M. Novica, Marwei 94, 8508 RH Delfstrahuizen
2417
E.J.
van
der
Wal,
Marwei 90, 8508 RH Delfstrahuizen
h i n d e r w e t
Burgemeester en wethouders van Lemsterland; gelet op artikel 12 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne; maken bekend, dat bij hen een aanvraag is ingekomen van Gebr. H. en F. Pen, Marwei 96, 8508 RG Delfstrahuizen voor een vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten en in werking hebben van een rundmelkveehoude rij- en mestkuikenbedrijf gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen. De aanvraag en andere ter zake zijnde stukken liggen ter gemeentesecreta rie, Sector VROM, ter inzage en wel van 1.9 december 1991 tot 19 januari 1992, elke werkdag van 8.30 uur tot 1.2,00 uur alsmede op dinsdagen van 16.00 tot 19.00 uur, na telefonische afspraak. Gemotiveerde bezwaren kunnen gedurende bovengenoemde termijn schriftelijk bij ons college worden ingediend. Degene, die een bezwaarschrift indient, kan verzoeken zijn persoonlijke gegevens niet bekend te maken. Indien daarom telefonisch wordt verzocht kunnen tot 12 januari 1992 monde ling bezwaren worden ingebracht, waarbij dan tevens gelegenheid wordt gegeven tot een gedachtenwisseling over de aanvraag tussen het bevoegde gezag, de aanvrager en de overige aanwezigen. Zij vestigen er tenslotte de aandacht op dat degenen die bezwaren hebben ingebracht op de wijze als bovenomschreven en een ieder die aantoont dat hij daartoe redelijkerwijs niet in staat is geweest, in de gelegenheid zullen worden gesteld bezwaren tegen de ontwerp-beschikking in te dienen. Lemmer, 18 december 1991. Burgemeester en xrethouders voornoemd, de loco-secretaris,
de burgemeester,
H. Lassche,
G.F. Eijgelaar.
HINDERWET toezending stukken/berichtgeving it — it. - tl
gemeente
\ V, ca—
In verband met de door u ingediende aanvraag om een vergunning ingevolge de Hinderwet* 1^" zenden wij u hierbij toe i i delen wij u mede 'öC een exemplaar van de openbare kennisgeving waarmede de aanvraag wordt bekendgemaakt, alsmede de aan de ge bruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennisge ving (art. 1 3, lid 2, Wet ASM). Wij nodigen u uit om tijdens de in de stukken genoemde openbare zitting aanwezig te zijn, waar u met de aanwezige belangstellenden over uw aanvraag van gedachten kunt wisselen. — een fotokopie van een aan ons uitgebracht advies met betrekking tot uw aanvraag (art. 1 9, lid 2, Wet ABM). — een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften tegen het verlenen van de vergunning (art. 20, lid 3. _ Wet ABM). _ een exemplaar van het verslag van de openbare zitting/zitting op verzoek (art. 21, lid 4, Wet ABM). — een exemplaar van de door ons opgestelde ontwerp-beschikking (art. 24, lid 1, Wet ABM). Gemotiveerde bezwaren tegen deze ontwerp-beschikking kunt u schriftelijk bij ons inbrengen tot — een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de ontwerp-beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennis geving (art. 24, lid 4, Wet ABM). — een fotokopie van een aan ons uitgebracht advies met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art. 27 Wet ABM). — een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art.28. lid 2, Wet ABM). — een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennisgeving (art. 31, lid 5. Wet A8M). De aan u toegezonden beschikking wordt van kracht één maand na de in de kennisgeving genoemde datum van terinzagelegging, tenzij beroep is ingesteld en met toepassing van artikel 60a van de Wet op de Raad van State een verzoek is gedaan om schorsing van de beschikking dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening. __ dat door ons redelijkerwijs wordt aangenomen dat er geen behoefte aan bestaat dat over de aanvraag een openbare zitting wordt gehouden waar mondelinge bezwaren kunnen worden ingebracht. Aangezien ons thans een verzoek heeft bereikt om mondeling bezwaren in te brengen, stellen wij u in de gelegenheid daarbij aanwezig te zijn en wel op te uur, in U kunt dan met betrokkene over uw aanvraag van gedachten wisselen (art, 22, lid 2, Wet ABM). —. voornemens te zijn om te besluiten dat de wettelijk toegelaten termijn waarbinnen op uw aanvraag moet worden beschikt wordt verlengd met een termijn van aangezien het hier een zeer ingewikkeld onderwerp betreft. Wij stellen u in de gelegenheid om daarover uw mening aan ons kenbaar te maken vóór (art. 43, lid 2. Wet ABM).
De
Burgemeester en wethouders. / De burgemeester,
CIA _
Cl
c -/ -o
'Het aangekruiste geldt. voor nadere inlicntingen
telefoonnummer
/
o ï is b •• ^ ^ "3 'J ir.Qqmqnm .174.1?
vwe
toestelnummer
HINDERWET toezending stukken datum
v w -
* iy\s
-
kenmerk
1
cjl.c
L
Betreft aanvraag om vergunning ingevolge de Hinderwet, ingediend door: naam verzoeker
<4
va „
ev "v _
^
In verband met bovenvermelde aanvraag zenden wij u hierbij toe' tSt, een exemplaar van de openbare kennisgeving waarmede de aanvraag wordt bekendgemaakt, alsmede de aan gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennisgeving (art. 13, lid 2, Wet ABM). De termijn waarbinnen advies over de aanvraag moet zijn uitgebracht eindigt op O een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften tegen het verlenen van de vergunning (art. 20, lid 3, Wet ABM).**
(13 een exemplaar van het verslag van de openbare zitting/zitting op verzoek (art. 21, lid 4, Wet ABM). • een exemplaar van de door ons opgestelde ontwerp-beschikking (art. 24, lid 1, Wet ABM). • een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de ontwerp-beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennis geving (art. 24, lid 4, Wet ABM). De-termijn waarbinnen advies over de ontwerp-beschikking moet zijn uitgebracht eindigt op • een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art. 28, lid 2, Wet ABM)."
CD
een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de beschikki ng, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennisgeving (art. 31, lid 5, Wet ABM).
Burgemeester en wethouders, De
C
De burgemeester.
o
Ia
* Het aangekruiste geldt. "Deze toezending behoeft alleen aan de adviseurs plaats te vinden. voor nadere inlichtingen
telefoonnummer
o s~i^b - 7
toestelnummer
i
NOTA
voor de vergadering burgemeester en wethouders
voor akk. par DVL MIDD / OW VROM V-
/
van sektor: Vrom
•r
steller: D. van der Kooij
Datum: 19 januari 1992
Onderwerp: Hinderwetvergunning. Op 18 december 1991 is de aanvraag om een vergunning op grond van de Hinderwet gepubliceerd van Gebr. H. en F. Pen te Delfstahuizen voor het oprichten en in werking hebben van een rundmelkveehouderij- en mestkuikenbedrijf op het perceel Marwei 96 te Delfstrahuizen. Tegen de aanvraag zijn geen bezwaren ingediend. De ontwerp-beschikking kan nu worden verleend onder hierbijgaande bij de vergunning behorende voorschriften. Advies: ontwerp-vergunningen verlenen.
B&W d.d. U B Biiwonen: Ja Nee Konform advies VJÜ" Veraunnina verlenen Veraunnina afwiizen Voorst/meded. Raad: Kennisname afdelina Voor kennisaevina aannemen Bespreken Voor nader rapport aan
w /*)
ClV
/
w
s
\
1
\
de
HINDERWET toezending stukken/berichtgeving CU&**W- c-a
gemeente
datum
(\L
m.
\
1o
^X
i
\x\-c-q.
.
Cx. In verband met de door u ingediende aanvraag om een vergunning ingevolge de Hinderwet* ^ zenden wij u hierbij toe U delen wij u mede _J een exemplaar van de openbare kennisgeving waarmede de aanvraag wordt bekendgemaakt, alsmede de aan de ge bruikers van gebouwd)? eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennisge ving (art. 1 3, lid 2, Wet ABM). Wij nodigen u uit om tijdens de in de stukken genoemde openbare zitting aanwezig te zijn, waar u met de aanwezige belangstellenden over uw aanvraag van gedachten kunt wisselen.
U !_l
een fotokopie van een aan ons uitgebracht advies met betrekking tot uw aanvraag (art. 19, lid 2. Wet ABM). een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften tegen het verlenen van de vergunning (art. 20, lid 3, Wet ABM).
l _j een exemplaar van het verslag van de openbare zitting/zitting op verzoek (art. 21, lid 4, Wet ABM). een exemplaar van de door ons opgestelde ontwerp-beschikking (art. 24, lid 1, Wet ABM). Gemotiveerde bezwaren tegen deze ontwerp-beschikking kunt u schriftelijk bij ons inbrengen tot
k
een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de ontwerp-beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennis geving (art. 24, lid 4, Wet ABM). een fotokopie van een aan ons uitgebracht advies met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art. 27 Wet ABM). een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art.28, lid 2, Wet ABM). een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezonden kennisgeving (art. 31, lid 5, Wet ABM). De aan u toegezonden beschikking wordt van kracht één maand na de in de kennisgeving genoemde datum van terinzagelegging, tenzij beroep is ingesteld en met toepassing van artikel 60a van de Wet op de Raad van State een verzoek is gedaan om schorsing van de beschikking dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening, dat door ons redelijkerwijs wordt aangenomen dat er geen behoefte aan bestaat dat over de aanvraag een openbare zitting wordt gehouden waar mondelinge bezwaren kunnen worden ingebracht. Aangezien ons thans een verzoek heeft bereikt om mondeling bezwaren in te brengen, stellen wij u in de gelegenheid daarbij aanwezig te zijn en wel op te uur, in U kunt dan met betrokkene over uw aanvraag van gedachten wisselen (art. 22, lid 2, Wet ABM). voornemens te zijn om te besluiten dat de wettelijk toegelaten termijn waarbinnen op uw aanvraag moet worden beschikt wordt verlengd met een termijn van aangezien het hier een zeer ingewikkeld onderwerp betreft. Wij stellen u in de gelegenheid om daarover uw mening aan ons kenbaar te maken vóór (art. 43, lid 2, Wet ABM).
Burgemeester en wethouders. De
/
/
De burgemeester,
'Het aangekruiste geldt. voor nadere inlichtingen
O s lh i s -
UQqmQnm
19 t
toestelnummer
telefoonnummer
. 1 777 K 1
h i n d e r w e t
Ontwerp-beschikking
Burgemeester en wethouders van 'Lemsterland; gelet op artikel 24, tweede lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne; maken bekend dat zij voornemens zijn om op de aanvraag van Gebr. H. en P. Pen te Delfstrahuizen om een vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten en in werking hebben van een een rundmelkveehouderij- en mestkuikenbedrijf gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen positief te beschikken onder voorschriften om gevaar, schade of hinder voor de omgeving te ondervangen. De ontwerp-beschikking, alsmede de aanvraag en andere ter zake zijnde stukken, liggen ter gemeentesekretarie, sektor VROM ter inzage, en wel van 27 februari 1992 tot 11 maart 1992, elke werkdag van 8.30-12.00 uur alsmede op dinsdagen van 16.00-19.00 uur, na telefonische afspraak. De aanvrager, alsmede degenen die bezwaren hebben ingebracht naar aanleiding van de aanvraag en een ieder die aantoont dat hij daartoe redelijkerwijs niet in staat is geweest, kunnen gedurende bovengenoemde termijn gemotiveerde schriftelijke bezwaren inbrengen naar aanleiding van de ontwerp-beschikking. Degene die een bezwaarschrift indient kan verzoeken zijn persoonlijke gegevens niet bekend te maken. Een bezwaarschrift dient gericht te worden aan ons kollege. Lemmer, 26 februari 1992. Burgemeester en wethouders voornoemd, de sekretaris,
de burgemeester,
L. Maarleveld.
G.F. Eijgelaar.
h i n d e r w e t
ontwerp-beschikking
Nos 1992/1 Burgemeester en wethouders van Lemsterland; gezien de ontvangen aanvraag van Gebr. H. en F. Pen te Delfstrahuizen voor een vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten en in werking hebben van een rundmelkveehouderij- en mestkuikenbedrijf gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen; overwegende, dat de procedure overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne is uitgevoerd; dat de door de inrichting mogelijk te veroorzaken gevaar, schade of hinder voldoende kan worden ondervangen door bijgaande voorschriften; gelet op de desbetreffende artikelen van de Hinderwet;
b e s l u i t e n :
aan aanvrager voornoemd, de gevraagde vergunning te verlenen overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden en onder de bijgaande voorschriften. Lemmer, 27 januari 1992. Burgemeester en wethouders voornoemd de sekretaris
de burgemeester
L. Maarleveld.
G.F. Eijgelaar.
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE hinderwetvergunning
gebr _
ivlarwei
s» <5 ,
h _
850s
en
rg
f -
van
ren
dele strahui z en
1
Voorwaarden inrichting.
la. lb.
De inrichting moet te allen tijde in een schone en orde lijke staat verkeren. De opstallen en installaties dienen in een goede staat van onderhoud verkeren.
2.
Bij de verwijdering van mest en gier, mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport van dunne mest en gier moet geschieden in volledig gesloten tankwagens, die in zindelijke staat moeten verkeren. Vaste mest moet worden getransporteerd in daarvoor geschikte transport middelen, die op korrekte wijze zijn beladen.
3.
Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale lanbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van mest en gier worden voorzien.
4.
Ramen van de stallen moeten, voor zover zij geen funktie hebben voor de luchtverversing in de stal, gesloten worden gehouden. Deuren moeten gesloten zijn, behoudens gedurende het doorlaten van personen, dieren of goede ren.
5.
Wanneer in de stallen, dan wel op of nabij het erf, ongedierte (zoals ratten, muizen of insekten) voorkomt, dienen doelmatige bestrijdingsmaatregelen te worden getroffen.
6.
Het voer, met uitzondering van ruwvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaar plaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht.
7.
Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden gedroogd of verbrand.
8.
Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Zij dienen, in afwachting van afvoer uit de inrichting, op doelmatige wijze te worden geborgen.
9.
Mest van pluimvee, geen dunne mest zijnde, moet worden opgevangen en bewaard binnen de gebouwen van de inrich ting. Na elke opfok-, leg- of mestperiode moet de, in de hokken aanwezige mest, direkt worden afgevoerd uit de inrichting.
10.
Dunne mest, gier, spoel- en/of schrobwater moeten uit de inrichting worden afgevoerd naar de hiervoor bestemde vloeistofdichte opslagruimten. Indien deze opslagruimten niet onder de stal zijn gelegen moet het transport naar de opslagruimten geschieden door middel van een gesloten riool of een gelijkwaardige voorziening. De opslagruim ten mogen niet zijn voorzien van een overstort.
11.
Behalve tijdens het ledigen moeten de, onder 10 genoemde opslagruimten door middel van goed sluitende deksels,
2
luiken of daaraan gelijkwaardige voorzieningen gesloten worden gehouden. 12.
Het brengen van mest in de opslagruimte dient te ge schieden met een gesloten aanvoerleiding, die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uitmondt.
13.
Gedurende de opslagperiode mag de inhoud niet in bewe ging worden gehouden, behoudens ten behoeve van menging gedurende korte tijd voor de lediging van de opslagruim te .
14.
De, in de stallen aanwezige vaste mest moet, zoveel mogelijk dagelijks worden verzameld en overgebracht naar een niet-vloeistof doorlatende mestplaat, die voorzien is van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorzie ning. De stapeling van de mest op deze plaat moet op zodanige wijze geschieden, dat alle uitzakkende vocht binnen de rand van de plaat wordt opgevangen en afgevoerd naar één der opslagruimten, bedoeld in voorwaarde 10.
15.
De opslag van vaste dierlijke mest moet zijn gelegen op ten minste 50 meter van een woning van derden.
16a.
Een kuilvoeropslag van gras of snijmaïs moet zijn gele gen op ten minste 25 meter van een woning van derden. Indien deze kuilvoeropslag of een opslag van voederprodukten met een droge stofgehalte lager dan 60%, niet zijnde knol- of wortelgewassen of fruit, op minder dan 50 meter afstand gelegen is van een woning van derden, moet deze blijvend zijn afgedekt met een kunststoffolie, behoudens tijdens het uithalen van het produkt. Bij een kuilvoeropslag mag de afdekking aan de zijde waar zelfvoedering plaats vindt, ontbreken.Eventuele beschadigingen aan het afdekfolie moeten zo spoedig mogelijk worden gerepareerd.
16b.
17.
Onverminderd het gestelde in voorschriften 16a en 16b moeten bij kuilvoeropslagen van gras, die zijn gelegen op minder dan 50 m. afstand van een woning van derden, de volgende maatregelen in acht worden genomen: 1. het uitgehaalde kuilvoer moet direkt in de stal, dan wel in een afgesloten ruimte geplaatst worden, of op zodanige wijze worden afgedekt, dat geen stankhinder kan plaatsvinden; 2. direkt na het uithalen van het kuilvoer moet de kuil door middel van kunststoffolie, vastgelegd met zandslurven of een hieraan gelijkwaardige voorziening, worden afgedekt. 3. eventuele restanten van het kuilvoer moeten direkt van het terrein van de inrichting afgevoerd worden, dan wel op zodanige wijze worden opgeslagen dat geen stank overlast kan plaats vinden.
18.
Voor een kuilvoeropslag van gras, als bedoeld in voor schrift 17 behoeven de maatregelen onder punt 1 tot en
3
met 3 van dit voorschrift niet in acht te worden genomen indien : 1. de kuilvoeropslag is gelegen op ten minste 25 m. van een woning van derden; en 2. een analyserapport van de betreffende kuilvoeropslag overlegd kan worden, waaruit blijkt dat de opslag een droge stofgehalte hoger dan 30% en een boterzuurgehalte in de droge stof lager dan 2,5% bezit, dan wel een droge stofgehalte hoger dan 30% en een ammoniakfractie lager dan 25 bezit. De monstername en analyses moeten ten minste 4 weken na het inkuilen zijn verricht door de Stichting Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek of de Stichting Bedrijfslaboratorium voor Gewasonderzoek te Leeuwarden. 19.
Het is verboden aardolieprodukten, chemicaliën of stof fen, die weinig aan natuurlijke afbraak onderhevig zijn, op te slaan dan wel werken daartoe te maken, tenzij deze opslag geschiedt in een gesloten reservoir, dat is geplaatst in een waterdichte tank, bak of kelder, die inwendig kan worden geïnspekteerd en die tenminste de inhoud van het reservoir kan bevatten.
20.
De elektromotoren en de vacuümpomp moeten zijn opgesteld met toepassing van doelmatige rubbertrillingsisolatoren dan wel opgesteld op een tenminste daaraan gelijkwaardi ge wijze; er mag geen enkele starre verbinding aanwezig zijn tussen de machines en toestellen enerzijds en enig vast onderdeel van het gebouw anderzijds.
21.
Het pneumatisch- of mechanisch vullen van voeder- en kunstmestsilo's of tankwagens voor gier of dunne mest en werkzaamheden verband houdende met het op mechanische wijze melken van het melkvee, is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur.
22.
Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van voerderen kunstmestsilo's moet worden voorkomen door het via ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekfilter.
23.
In de werkplaats mogen voor gebruik niet meer dan 1 fles met acetyleen en 1 fles met zuurstof aanwezig zijn.
24.
Flessen, waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezen niet of blijkens de ingeponste datum meer dan 10 jaar tevoren heeft plaats gehad, mogen niet in de inrichting aanwezig zijn.
25.
De flessen moeten zoveel mogelijk verticaal zijn ge plaatst en zodanig zijn opgesteld, dat zij niet kunnen omvallen en niet zijn blootgesteld aan stralende warmte. Acetyleendissous- en zuurstofflessen moeten met hun appendages tegen beschadiging zijn gevrijwaard en bij brand snel kunnen worden afgevoerd.
4
26.
Tijdens het in gebruik zijn van een fles, moet de sleu tel voor het openen en sluiten op de afsluiter aanwezig zijn. Van een niet in gebruik zijnde fles moet de af sluiter zijn dichtgedraaid.
27.
Een brander en de, aan deze brander, acetyleendissousfles en zuurstoffles verbonden slangen moeten, niet in gebruik zijnde, uitsluitend zijn opgehangen over een nabij de flessen geplaatst slangenzadel. De slangen moeten met slangklemmen zijn bevestigd aan de brander en de flessen.
28.
Tussen het reduceertoestel van de fles en de slang moet een door de arbeidsinspektie goedgekeurde vlamdover aanwezig zijn, tenzij een op vaste gereduceerde druk (1 ato) afgesteld reduceertoestel wordt gebruikt, aan welk toestel een onderdrukventiel is gemonteerd.
29a.
Het eguivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde installa ties en de aldaar verrichte werkzaamheden, mag ter plaatse van de woning van derden en voor zover binnen een afstand van 50 meter van de inrichting geen woningen van derden aanwezig zijn - op enig punt 50 meter van de inrichting, niet meer bedragen dan het referentieniveau ter plaatse, met dien verstande dat: a. het equivalente geluidniveau niet meer mag bedragen dan: 50 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 40 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur; b. het equivalente geluidniveau niet minder behoeft te bedragen dan: 40 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur 35 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 30 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
29b.
Onverminderd het voorschrift 29a. mogen incidentele verhogingen van geluidniveaus, die een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties en aldaar verrichte werkzaamheden, en gemeten in de meterstand "fast", in de regel niet groter zijn dan 10 dB boven de getalswaarde van het overeenkom stig het voorschrift 29a. toegelaten equivalente geluid niveau (LAeq). Zij mogen in ieder geval als piekwaarde niet meer bedra gen dan: 70 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur : 65 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur: 60 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
30.
Het geluidnivo moeten worden berekend en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai IL-HR-13-01.
5
31. 32.
33.
Het voorschrift 29b. is niet van toepassing op het laden en lossen voorzover dit plaats vindt tussen 06.00 en 19.00 uur. De elektrische installatie mag geen storing veroorzaken in de radio- en/of televisie-ontvangst en moet voldoen aan NEN 1010. In de inrichting mogen ten hoogste de navolgende aantal len dieren aanwezig zijn: -70 stuks melkrundvee; -30 stuks jongvee; -20 stuks vleesvee; -30.000 mestkuikens.
34a. De verpakkingen van KI-, K2-, en K3-vloeistoffen en van andere chemicaliën moeten dicht zijn, geschikt voor de betreffende stof en voldoende sterk. Bewaring van voornoemde stoffen is niet toegestaan op plaatsen, die kunnen dienen als vluchtweg in geval van brand of anderzins. 34b. In de inrichting mogen niet meer KI-, K2- en K3-vloeistoffen en andere chemicaliën aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is. 34c. Bestrijdingsmiddelen moeten bewaard worden overeenkom stig de artikelen 8 t/m 12 van het Bestrijdingsmiddelenbesluit ( Stb. 1964, 328). 35.
Het gebruik van al dan niet bewerkte afgewerkte olie in de zin van de Wet chemische afvalstoffen ( Stb. 1976, 214) is niet toegestaan.
36.
Indien zich een ongewoon voorval voordoet, waardoor giftige of anderszins gevaarlijke, schadelijke of hinder veroorzakende stoffen buiten de inrichting zijn gekomen dan wel kunnen komen, moeten zo spoedig mogelijk maatre gelen worden getroffen om de nadelige gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en ongedaan te maken. Van een en ander dient terstond kennis te worden gegeven aan het gemeentebestuur.
Voorschriften ten beperking van Bodem- en Grondwaterverontrei niging. 1.
Indien door wat voor oorzaak dan ook verontreinigde stoffen op of in de bodem dreigen te geraken, geraken of vanaf het moment, dat de beschikking onherroepelijk is geworden, zijn geraakt, zowel binnen als buiten de inrichting, moet(en): a. dit terstond worden gemeld aan het gemeente bestuur of de politie; b. onverwijld al het nodige worden gedaan, om verdere verontreiniging te voorkomen, de direkte gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken; c. de aard, de mate en de omvang van de veront reiniging op een door of namens het gemeen
6
d.
e.
f.
tebestuur goed te vinden wijze worden be paald; de opgetreden verontreiniging, zulks ter beoordeling van ons kollege, op een door ons goed te keuren wijze, binnen een door ons te bepalen termijn, ongedaan worden gemaakt; eventuele tanks en/of ander objekten (zoals leidingen, kabels en buizen), die met de verontreinigende stoffen in aanraking zijn geweest, worden gekontroleerd op aantasting en, indien nodig, worden hersteld of vervan gen; alle door de ambtenaren van de sektor VROM gegeven aanwijzingen en opdrachten, die het onder b, c, d en e gestelde ten doel hebben, worden opgevolgd.
2.
Schadelijke stoffen moeten zodanig worden bewaard en worden gebezigd, dat geen verontreiniging van de bodem optreedt.
3.
De bakken, waarin de, in de hokken of stallen aanwezige mest van pluimvee (geen dunne mest zijnde) wordt verza meld, moeten vloeistofdicht zijn.
4.
De vloer(en) van de stal(len) moet(en) vloeistofdicht zijn.
5.
De bedrijfsafvalwatertank moet vloeistofdicht zijn.
6.
Het ledigen van de afvalwatertank en het afvoeren van het afvalwater moet zodanig plaatsvinden, dat daarbij geen afvalwater op of in de bodem geraakt.
7.
Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwa ter of drinkwater, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigen de stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en daaraan geen warmte is toegevoegd.
Voorschriften voor de opslag van gasolie, lichte stookolie en dieselolie in bovengrondse tanks met een inhoud van meer dan 200 liter en ten hoogste 5000 liter. 1.
De stijfheid en sterkte van een tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd.
2.
De ondersteunende construktie van een tank moet uit onbrandbaar materiaal bestaan. Op plaatsen waar ^ kans ^ op verzakking bestaat, moet een doelmatige fundering zijn aangebracht.
3.
Een tank moet ten minste 3 meter van een bewaarplaats
7
van brandgevaarlijke stoffen zijn verwijderd, tenzij de wand een brandwerendheid bezit van ten minste 60 minu ten.De afstand tussen een tank en de erfscheiding moet ten minste 3 meter bedragen. De afstand tussen 2 tanks moet voldoende zijn ten behoe ve van inspektie en onderhoud.De ontluchting van een tank dient buiten een gebouw te zijn gesitueerd. 4.
Een tank moet zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met een inwendige middellijn van ten minste 30 mm.;de ontluchtingsleiding moet buiten uitmonden en tegen inregenen zijn beschermd.
5.
Indien een niveau-aanwijzing of peilinrichting is aange bracht, moet deze zodanig zijn ingericht dat het uit stromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of breuk, onmogelijk is.
6.
In elke aansluiting op een tank beneden het hoogste vloeistofniveau en in de toevoerleiding naar het verbruikstoestel moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst.Deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend, dan wel is gesloten.
7.
Het uitwendige van een tank en de leidingen afdoende tegen corrosie zijn beschermd.
8.
Leidingen moeten bovengronds zijn gelegd.
9.
Een tank moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling of muur. De omwalling of muur moet samen met de vloer een vloeistofdichte bak vormen; de inhoud van de vloeistofdichte bak moet ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de tank. Deze omwalling of muur moet voldoende sterk zijn om weerstand te bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk.
10.
Indien zich binnen de omwalling of muur slechts één tank bevindt, moet de opnamecapaciteit ten minste gelijk zijn aan de tankinhoud. Zijn in een ruimte twee of meer tanks opgesteld, dan moet de opnamecapaciteit ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de grootste tank vermeer derd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks.
11.
Hemelwater moet regelmatig uit de bak worden afgevoerd door een leiding waarin buiten en zo dicht mogelijk bij de omwalling of muur een afsluiter is aangebracht. Deze afsluiter moet gesloten worden gehouden en mag slechts voor het afvloeien van hemelwater worden geo pend.Deze voorzieningen kunnen achterwege blijven, indien boven de vloeistofdichte bak een afdak is aange bracht, zodanig dat geen hemelwater in de bak kan komen, of indien een pompvoorziening is opgenomen die slechts voor het verpompen van hemelwater in bedrijf mag worden gesteld.
moeten
8
12.
De gehele installatie van de tank en de leidingen moet vloeistofdicht zijn, hetgeen voor het in gebruik nemen of na een grote reparatie, door beproeving moet geschie den door de tank en de leidingen geheel met water te vullen of door de tank en de leidingen af te persen met een overdruk van 30 kPa met lucht of 200 kPa met water. Indien bij de beproeving een lekkkage of andere onge rechtigheid wordt geconstateerd mag de tank niet in gebruik worden gesteld. Voor de beproeving moet tijdig worden kennis gegeven aan het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag in de gelegenheid is om bij de beproeving aanwezig te zijn.
13.
Het vullen en aftappen van de tank moet zonder morsen geschieden.
14.
Een tank mag slechts voor 95% worden gevuld.
15.
Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overge bracht en de losslang is afgekoppeld, moet de vulopening of vulleiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten.
16.
Leidingen, met uitzondering van flexibele verbindings stukken, moeten zijn vervaardig van metaal van voldoende mechanische sterkte. De verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de lei ding.
17.
De omgeving van een tank moet vrij van brandgevaarlijke stoffen worden gehouden. De begroeiing in de omgeving van een buiten opgestelde tank moet kort worden gehouden.
Gebruik van gasflessen. 1.
Gasflessen waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezen, een door de Dienst geaccepteerde deskun dige of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG alsmede de daarop berustende bijzondere richtlijnen 84/525, 84/526 en 84/527/EEG aangewezen instantie niet of blijkens de ingeponste datum niet tijdig heeft plaats gevonden, mogen niet in de inrichting aanwezig zijn. De beproeving van gasflessen moet periodiek zijn herhaald overeenkomstig de termijnen, aangegeven in het VLG (regl. vervoer over land van gevaarlijke stoffen).
2.
Gasflessen mogen slechts zijn gevuld met het gas waar voor zij zijn beproefd en waarvan de naam op de fles is aangebracht. Het voorhanden hebben en het gebruik van gasflessen die zijn gevuld met autogas, is verboden, evenals het voor handen hebben en het gebruik van vloeibaar gas in auto gastanks anders dan voor tractie van motorvoertuigen.
9
3.
Gasflessen moeten steeds gemakkelijk bereikbaar zijn en mogen niet in de onmiddellijke nabijheid van andere brandgevaarlijke stoffen zijn opgesteld.
4.
In de inrichting mogen niet meer gasflessen aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.
Afvalstoffen. 1.
Afvalstoffen verbrand.
mogen
niet
binnen
de
inrichting
worden
2.
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout_, bladeren en soort gelijke afvalstoffen, mogen niet in de bodem terecht komen of in de bodem worden gebracht.Het bewaren en bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig ge schieden dat geen verontreiniging kan optreden.
3.
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soort gelijke afvalstoffen, moeten op gezette tijden uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrich ting kan verspreiden.
4.
Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. Van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden.
5.
Een riolering voor de afvoer van afvalwater moet vloei stofdicht zijn uitgevoerd.
Gasdrukregel- en meetinstallaties en aardgasgestookte instal laties. 1.
De uitvoering van een gasdrukregel- en meetinstallatie en die van een aardgasinstallatie als gedefinieerd in NEN 1078, alsmede die van de ruimten waarin deze instal laties zijn opgesteld, moeten voldoen aan de Aansluit voorwaarden Gas 1979 van de Vereniging van Exploitanten van Gasbedrijven in Nederland (VEGIN), uitgave 1979.
HINDERWET toezending stukken/berichtgeving gemeente
L ernst erlatid,
datum
16-4-199?
kenmerk
1992/1
geadresseerde,
In verband met de door u ingediende aanvraag om een vergunning ingevolge de Hinderwet' Zj zenden wij u hierbij toe LJ delen wij u mede '_i een exemplaar van de openbare kennisgeving waarmede de aanvraag wordt bekendgemaakt, alsmede de aan de ge bruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen gezorden kennisge ving (art. 1 3, lid 2, Wet ABM). Wij nodigen u uit om tijdens de in de stukken genoemde openbare zitting aanwezig te zijn, waar u met de aanwezige belangstellenden over uw aanvraag van gedachten kunt wisselen. Lj een fotokopie van een aan ons uitgebracht advies met betrekking tot uw aanvraag (art. 1 9, lid 2, Wet ABM). '—i een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften tegen het verlenen van de vergunning (art. 20, lid 3, Wet ABM). !_J een exemplaar van het verslag van de openbare zitting/zitting op verzoek (art. 21, lid 4, Wet ABM). een exemplaar van de door ons opgestelde ontwerp-beschikking (art. 24, lid 1, Wet ABM).
L_i
Gemotiveerde bezwaren tegen deze ontwerp-beschikking kunt u schriftelijk bij ons inbrengen tot
LJ een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de ontwerp-beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van da inrichting of het werk liggen gezonden kennis geving (art. 24, lid 4, Wet ABM). : een fotokopie van een aan ons uitgebracht advies met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art. 27 Wet ABM). een fotokopie van een of meer bij ons ingebrachte bezwaarschriften met betrekking tot de ontwerp-beschikking (art.28, lid 2, Wet ABM). 2 een exemplaar van de openbare kennisgeving van terinzagelegging van de beschikking, alsmede de aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of hetwerk liggen gezonden kennisgeving (art. 31, j
1
lid 5, Wet ABM). De aan u toegezonden beschikking wordt van kracht één maand na de in de kennisgeving genoemde datum van terinzagelegging, tenzij beroep is ingesteld en met toepassing van artikel 60a van de Wet op de Raad van State een verzoek is gedaan om schorsing van de beschikking dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening. _ dat door ons redelijkerwijs wordt aangenomen dat er geen behoefte aan bestaat dat over de aanvraag een openbare zitting wordt gehouden waar mondelinge bezwaren kunnen worden ingebracht. Aangezien ons thans een verzoek heeft bereikt om mondeling bezwaren in te brengen, stellen wij u in de gelegenheid daarbij aanwezig te zijn en wel op te uur, in '
U kunt dan met betrokkene over uw aanvraag van gedachten wisselen (art. 22, lid 2, Wet ABM). voornemens te zijn om te besluiten dat de wettelijk toegelaten termijn waarbinnen op uw aanvraag moet worden beschikt wordt verlengd met een termijn van , aangezien het hier een zeer ingewikkeld onderwerp betreft. Wij stellen u in de gelegenheid om daarover uw mening aan ons kenbaar te maken vóór (art. 43, lid 2. Wet ABM).
De
'Het aangekruiste geldt.
Burgemeester en wethouders. De burgemeester.
Secretaris, voor dezen,
D.A/ van der Kooi.j. toestelnummer
voor nadere inlichtingen
gemee^tekantoor Lemmer
05146-7533
h i n d e r w e t
beschikking
No: 1992/1
Burgemeester en wethouders van Lemsterland; gezien de ontvangen aanvraag van Gebr. H. en F, Pen te Delfstrahuizen om een vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten en in werking hebben van een rundmelkveehouderij- en mestlcuikenbedrijf gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen. overwegende, dat de procedure overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne is uitgevoerd; dat geen adviezen en/of bezwaren zijn ingebracht tegen de aanvraag en de ontwerp beschikking ; overwegende, dat de door de inrichting mogelijk te veroorzaken gevaar, schade of hinder (van andere aard) voldoende kan worden ondervangen door bijgaande voorschriften; gelet op de desbetreffende artikelen van de Hinderwet;
b e s l u i t e n :
aan aanvrager voornoemd, de gevraagde vergunning te verlenen overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden en onder de bijgaande voorschriften. Lemmer, 13 april 1992. Burgemeester en wethouders voornoemd, de sekretaris, L. MaarJLeVëld.
É
de burgemeester, G.F. Eijgelaar.
—
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE
HINDERWETVERGUNNING GEESR MARWEI
<=>
„
II -
3 50 3
EN RG
ZET -
VA.N
E>EN
DELFSTRAHUI ZEN
1
Voorwaarden inrichting.
Xa. lb.
De inrichting moet te allen tijde in een schone en orde lijke staat verkeren. De opstallen en installaties dienen in een goede staat van onderhoud verkeren.
2.
Bij de verwijdering van mest en gier, mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport van dunne mest en gier moet geschieden in volledig gesloten tankwagens, die in zindelijke staat moeten verkeren. Vaste mest moet worden getransporteerd in daarvoor geschikte transport middelen, die op korrekte wijze zijn beladen.
3.
Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale lanbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van mest en gier worden voorzien.
4.
Ramen van de stallen moeten, voor zover zij geen funktie hebben voor de luchtverversing in de stal, gesloten worden gehouden. Deuren moeten gesloten zijn, behoudens gedurende het doorlaten van personen, dieren of goede ren.
5.
Wanneer in de stallen, dan wel op of nabij het erf, ongedierte (zoals ratten, muizen of insekten) voorkomt, dienen doelmatige bestrijdingsmaatregelen te worden getroffen.
6.
Het voer, met uitzondering van ruwvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaar plaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht.
7.
Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden gedroogd of verbrand.
8.
Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Zij dienen, in afwachting van afvoer uit de inrichting, op doelmatige wijze te worden geborgen.
9.
Mest van pluimvee, geen dunne mest zijnde, moet worden opgevangen en bewaard binnen de gebouwen van de inrich ting. Na elke opfok-, leg- of mestperiode moet de, in de hokken aanwezige mest, direkt worden afgevoerd uit de inrichting.
10.
Dunne mest, gier, spoel- en/of schrobwater moeten uit de inrichting worden afgevoerd naar de hiervoor bestemde vloeistofdichte opslagruimten. Indien deze opslagruimten niet onder de stal zijn gelegen moet het transport naar de opslagruimten geschieden door middel van een gesloten riool of een gelijkwaardige voorziening. De opslagruim ten mogen niet zijn voorzien van een overstort.
IX.
Behalve tijdens het ledigen moeten de, onder 10 genoemde opslagruimten door middel van goed sluitende deksels,
2
luiken of daaraan gelijkwaardige voorzieningen gesloten worden gehouden. 12.
Het brengen van mest in de opslagruimte dient te ge schieden met een gesloten aanvoerleiding, die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uitmondt.
13.
Gedurende de opslagperiode mag de inhoud niet in bewe ging worden gehouden, behoudens ten behoeve van menging gedurende korte tijd voor de lediging van de opslagruim te .
14.
De, in de stallen aanwezige vaste mest moet, zoveel mogelijk dagelijks worden verzameld en overgebracht naar een niet-vloeistof doorlatende mestplaat, die voorzien is van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorzie ning. De stapeling van de mest op deze plaat moet op zodanige wijze geschieden, dat alle uitzakkende vocht binnen de rand van de plaat wordt opgevangen en afgevoerd naar één der opslagruimten, bedoeld in voorwaarde 10.
15.
De opslag van vaste dierlijke mest moet zijn gelegen op ten minste 50 meter van een woning van derden.
16a.
Een kuilvoeropslag van gras of snijmaïs moet zijn gele gen op ten minste 25 meter van een woning van derden. Indien deze kuilvoeropslag of een opslag van voederprodukten met een droge stofgehalte lager dan 60%, niet zijnde knol- of wortelgewassen of fruit, op minder dan 50 meter afstand gelegen is van een woning van derden, moet deze blijvend zijn afgedekt met een kunststoffolie, behoudens tijdens het uithalen van het produkt. Bij een kuilvoeropslag mag de afdekking aan de zijde waar zelfvoedering plaats vindt, ontbreken.Eventuele beschadigingen aan het afdekfolie moeten zo spoedig mogelijk worden gerepareerd.
16b.
17.
Onverminderd het gestelde in voorschriften 16a en 16b moeten bij kuilvoeropslagen van gras, die zijn gelegen op minder dan 50 m. afstand van een woning van derden, de volgende maatregelen in acht worden genomen: 1. het uitgehaalde kuilvoer moet direkt in de stal, dan wel in een afgesloten ruimte geplaatst worden, of op zodanige wijze worden afgedekt, dat geen stankhinder kan plaatsvinden; 2. direkt na het uithalen van het kuilvoer moet de kuil door middel van kunststoffolie, vastgelegd met zandslurven of een hieraan gelijkwaardige voorziening, worden afgedekt. 3. eventuele restanten van het kuilvoer moeten direkt van het terrein van de inrichting afgevoerd worden, dan wel op zodanige wijze worden opgeslagen dat geen stank overlast kan plaats vinden.
18.
Voor een kuilvoeropslag van gras, als bedoeld in voor schrift 17 behoeven de maatregelen onder punt 1 tot en
3
met 3 van dit voorschrift niet in acht te worden genomen indien : 1. de kuilvoeropslag is gelegen op ten minste 25 m. van een woning van derden; en 2. een analyserapport van de betreffende kuilvoeropslag overlegd kan worden, waaruit blijkt dat de opslag een droge stofgehalte hoger dan 30% en een boterzuurgehalte in de droge stof lager dan 2,5% bezit, dan wel een droge stofgehalte hoger dan 3 0% en een ammoniakfractie lager dan 25 bezit. De monstername en analyses moeten ten minste 4 weken na het inkuilen zijn verricht door de Stichting Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek of de Stichting Bedrijfslaboratorium voor Gewasonderzoek te Leeuwarden. 19.
Het is verboden aardolieprodukten, chemicaliën of stof fen, die weinig aan natuurlijke afbraak onderhevig zijn, op te slaan dan wel werken daartoe te maken, tenzij deze opslag geschiedt in een gesloten reservoir, dat is geplaatst in een waterdichte tank, bak of kelder, die inwendig kan worden geïnspekteerd en die tenminste de inhoud van het reservoir kan bevatten.
20.
De elektromotoren en de vacuümpomp moeten zijn opgesteld met toepassing van doelmatige rubbertrillingsisolatoren dan wel opgesteld op een tenminste daaraan gelijkwaardi ge wijze; er mag geen enkele starre verbinding aanwezig zijn tussen de machines en toestellen enerzijds en enig vast onderdeel van het gebouw anderzijds.
21.
Het pneumatisch- of mechanisch vullen van voeder- en kunstmestsilo's of tankwagens voor gier of dunne mest en werkzaamheden verband houdende met het op mechanische wijze melken van het melkvee, is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur.
22.
Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van voerderen kunstmestsilo's moet worden voorkomen door het via ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekfilter.
23.
In de werkplaats mogen voor gebruik niet meer dan 1 fles met acetyleen en 1 fles met zuurstof aanwezig zijn.
24.
Flessen, waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezen niet of blijkens de ingeponste datum meer dan 10 jaar tevoren heeft plaats gehad, mogen niet in de inrichting aanwezig zijn.
25.
De flessen moeten zoveel mogelijk verticaal zijn ge plaatst en zodanig zijn opgesteld, dat zij niet kunnen omvallen en niet zijn blootgesteld aan stralende warmte. Acetyleendissous- en zuurstofflessen moeten met hun appendages tegen beschadiging zijn gevrijwaard en bij brand snel kunnen worden afgevoerd.
4
26.
Tijdens het in gebruik zijn van een fles, moet de sleu tel voor het openen en sluiten op de afsluiter aanwezig zijn. Van een niet in gebruik zijnde fles moet de af sluiter zijn dichtgedraaid.
27.
Een brander en de, aan deze brander, acetyleendissousfles en zuurstoffles verbonden slangen moeten, niet in gebruik zijnde, uitsluitend zijn opgehangen over een nabij de flessen geplaatst slangenzadel. De slangen moeten met slangklemmen zijn bevestigd aan de brander en de flessen.
28.
Tussen het reduceertoestel van de fles en de slang moet een door de arbeidsinspektie goedgekeurde vlamdover aanwezig zijn, tenzij een op vaste gereduceerde druk (1 ato) afgesteld reduceertoestel wordt gebruikt, aan welk toestel een onderdrukventiel is gemonteerd.
29a.
Het eguivalente geluidsniveau (LAeg), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde installa ties en de aldaar verrichte werkzaamheden, mag ter plaatse van de woning van derden en voor zover binnen een afstand van 50 meter van de inrichting geen woningen van derden aanwezig zijn - op enig punt 50 meter van de inrichting, niet meer bedragen dan het referentieniveau ter plaatse, met dien verstande dat: a. het eguivalente geluidniveau niet meer mag bedragen dan: 50 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 40 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur; b. het eguivalente geluidniveau niet minder behoeft te bedragen dan: 40 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur 35 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 30 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
29b.
Onverminderd het voorschrift 29a. mogen incidentele verhogingen van geluidniveaus, die een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties en aldaar verrichte werkzaamheden, en gemeten in de meterstand "fast", in de regel niet groter zijn dan 10 dB boven de getalswaarde van het overeenkom stig het voorschrift 29a. toegelaten eguivalente geluid niveau (LAeg). Zij mogen in ieder geval als piekwaarde niet meer bedra gen dan: 70 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur : 65 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur: 60 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
30.
Het geluidnivo moeten worden berekend en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai IL-HR-13-01.
5
31. 32.
33.
Het voorschrift 29b. is niet van toepassing op het laden en lossen voorzover dit plaats vindt tussen 06.00 en 19.00 uur. De elektrische installatie mag geen storing veroorzaken in de radio- en/of televisie-ontvangst en moet voldoen aan NEN 1010. In de inrichting mogen ten hoogste de navolgende aantal len dieren aanwezig zijn: -70 stuks melkrundvee; -30 stuks jongvee; -20 stuks vleesvee; -30.000 mestkuikens.
34a. De verpakkingen van KI-, K2-, en K3-vloeistoffen en van andere chemicaliën moeten dicht zijn, geschikt voor de betreffende stof en voldoende sterk. Bewaring van voornoemde stoffen is niet toegestaan op plaatsen, die kunnen dienen als vluchtweg in geval van brand of anderzins. 34b. In de inrichting mogen niet meer KI-, K2- en K3-vloeistoffen en andere chemicaliën aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is. 34c. Bestrijdingsmiddelen moeten bewaard worden overeenkom stig de artikelen 8 t/m 12 van het Bestrijdingsmiddelenbesluit ( Stb. 1964, 328). 35.
Het gebruik van al dan niet bewerkte afgewerkte olie in de zin van de Wet chemische afvalstoffen ( Stb. 1976, 214) is niet toegestaan.
36.
Indien zich een ongewoon voorval voordoet, waardoor giftige of anderszins gevaarlijke, schadelijke of hinder veroorzakende stoffen buiten de inrichting zijn gekomen dan wel kunnen komen, moeten zo spoedig mogelijk maatre gelen worden getroffen om de nadelige gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en ongedaan te maken. Van een en ander dient terstond kennis te worden gegeven aan het gemeentebestuur.
Voorschriften ten beperking van Bodem- en Grondwaterverontrei niging. 1.
Indien door wat voor oorzaak dan ook verontreinigde stoffen op of in de bodem dreigen te geraken, geraken of vanaf het moment, dat de beschikking onherroepelijk is geworden, zijn geraakt, zowel binnen als buiten de inrichting, moet(en): a. dit terstond worden gemeld aan het gemeente bestuur of de politie; b. onverwijld al het nodige worden gedaan, om verdere verontreiniging te voorkomen, de direkte gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken; c. de aard, de mate en de omvang van de veront reiniging op een door of namens het gemeen
6
d.
e.
f.
tebestuur goed te vinden wijze worden be paald; de opgetreden verontreiniging, zulks ter beoordeling van ons kollege, op een door ons goed te keuren wijze, binnen een door ons te bepalen termijn, ongedaan worden gemaakt; eventuele tanks en/of ander objekten (zoals leidingen, kabels en buizen), die met de verontreinigende stoffen in aanraking zijn geweest, worden gekontroleerd op aantasting en, indien nodig, worden hersteld of vervan gen; alle door de ambtenaren van de sektor VROM gegeven aanwijzingen en opdrachten, die het onder b, c, d en e gestelde ten doel hebben, worden opgevolgd.
2.
Schadelijke stoffen moeten zodanig worden bewaard en worden gebezigd, dat geen verontreiniging van de bodem optreedt.
3.
De bakken, waarin de, in de hokken of stallen aanwezige mest van pluimvee (geen dunne mest zijnde) wordt verza meld, moeten vloeistofdicht zijn.
4.
De vloer(en) van de stal(len) moet(en) vloeistofdicht zijn.
5.
De bedrijfsafvalwatertank moet vloeistofdicht zijn.
6.
Het ledigen van de afvalwatertank en het afvoeren van het afvalwater moet zodanig plaatsvinden, dat daarbij geen afvalwater op of in de bodem geraakt.
7.
Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwa ter of drinkwater, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigen de stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en daaraan geen warmte is toegevoegd.
Voorschriften voor de opslag van gasolie, lichte stookolie en dieselolie in bovengrondse tanks met een inhoud van meer dan 200 liter en ten hoogste 5000 liter. 1.
De stijfheid en sterkte van een tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd.
2.
De ondersteunende construktie van een tank moet uit onbrandbaar materiaal bestaan. Op plaatsen waar kans op verzakking bestaat, moet een doelmatige fundering zijn aangebracht.
3.
Een tank moet ten minste 3 meter van een bewaarplaats
7
van brandgevaarlijke stoffen zijn verwijderd, tenzij de wand een brandwerendheid bezit van ten minste 60 minu ten.De afstand tussen een tank en de erfscheiding moet ten minste 3 meter bedragen. De afstand tussen 2 tanks moet voldoende zijn ten behoe ve van inspektie en onderhoud.De ontluchting van een tank dient buiten een gebouw te zijn gesitueerd. 4.
Een tank moet zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met een inwendige middellijn van ten minste 30 mm.;de ontluchtingsleiding moet buiten uitmonden en tegen inregenen zijn beschermd.
5.
Indien een niveau-aanwijzing of peilinrichting is aange bracht, moet deze zodanig zijn ingericht dat het uit stromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of breuk, onmogelijk is.
6.
In elke aansluiting op een tank beneden het hoogste vloeistofniveau en in de toevoerleiding naar het verbruikstoestel moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst.Deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend, dan wel is gesloten.
7.
Het uitwendige van een tank en de leidingen afdoende tegen corrosie zijn beschermd.
8.
Leidingen moeten bovengronds zijn gelegd.
9.
Een tank moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling of muur. De omwalling of muur moet samen met de vloer een vloeistofdichte bak vormen; de inhoud van de vloeistofdichte bak moet ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de tank. Deze omwalling of muur moet voldoende sterk zijn om weerstand te bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk.
10.
Indien zich binnen de omwalling of muur slechts één tank bevindt, moet de opnamecapaciteit ten minste gelijk zijn aan de tankinhoud. Zijn in een ruimte twee of meer tanks opgesteld, dan moet de opnamecapaciteit ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de grootste tank vermeer derd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks.
11.
Hemelwater moet regelmatig uit de bak worden afgevoerd door een leiding waarin buiten en zo dicht mogelijk bij de omwalling of muur een afsluiter is aangebracht. Deze afsluiter moet gesloten worden gehouden en mag slechts voor het afvloeien van hemelwater worden geo pend.Deze voorzieningen kunnen achterwege blijven, indien boven de vloeistofdichte bak een afdak is aange bracht, zodanig dat geen hemelwater in de bak kan komen, of indien een pompvoorziening is opgenomen die slechts voor het verpompen van hemelwater in bedrijf mag worden gesteld.
moeten
8
12.
De gehele installatie van de tank en de leidingen moet vloeistofdicht zijn, hetgeen voor het in gebruik nemen of na een grote reparatie, door beproeving moet geschie den door de tank en de leidingen geheel met water te vullen of door de tank en de leidingen af te persen met een overdruk van 30 kPa met lucht of 200 kPa met water. Indien bij de beproeving een lekkkage of andere onge rechtigheid wordt geconstateerd mag de tank niet in gebruik worden gesteld. Voor de beproeving moet tijdig worden kennis gegeven aan het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag in de gelegenheid is om bij de beproeving aanwezig te zijn.
13.
Het vullen en aftappen van de tank moet zonder morsen geschieden.
14.
Een tank mag slechts voor 95% worden gevuld.
15.
Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overge bracht en de losslang is afgekoppeld, moet de vulopening of vulleiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten.
16.
Leidingen, met uitzondering van flexibele verbindings stukken, moeten zijn vervaardig van metaal van voldoende mechanische sterkte. De verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de lei ding.
17.
De omgeving van een tank moet vrij van brandgevaarlijke stoffen worden gehouden. De begroeiing in de omgeving van een buiten opgestelde tank moet kort worden gehouden.
Gebruik van gasflessen. 1.
Gasflessen waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezen, een door de Dienst geaccepteerde deskun dige of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG alsmede de daarop berustende bijzondere richtlijnen 84/525, 84/526 en 84/527/EEG aangewezen instantie niet of blijkens de ingeponste datum niet tijdig heeft plaats gevonden, mogen niet in de inrichting aanwezig zijn. De beproeving van gasflessen moet periodiek zijn herhaald overeenkomstig de termijnen, aangegeven in het VLG (regl. vervoer over land van gevaarlijke stoffen).
2.
Gasflessen mogen slechts zijn gevuld met het gas waar voor zij zijn beproefd en waarvan de naam op de fles is aangebracht. Het voorhanden hebben en het gebruik van gasflessen die zijn gevuld met autogas, is verboden, evenals het voor handen hebben en het gebruik van vloeibaar gas in auto gastanks anders dan voor tractie van motorvoertuigen.
9
3.
Gasflessen moeten steeds gemakkelijk bereikbaar zijn en mogen niet in de onmiddellijke nabijheid van andere brandgevaarlijke stoffen zijn opgesteld.
4.
In de inrichting mogen niet meer gasflessen aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.
Afvalstoffen.
1.
Afvalstoffen verbrand.
mogen
niet
binnen
de
inrichting
worden
2.
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soort gelijke afvalstoffen, mogen niet in de bodem terecht komen of in de bodem worden gebracht.Het bewaren en bezigen van afvalstoffen op de bodem moet zodanig ge schieden dat geen verontreiniging kan optreden.
3.
Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soort gelijke afvalstoffen, moeten op gezette tijden uit de inrichting worden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrich ting kan verspreiden.
4.
Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. Van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden.
5.
Een riolering voor de afvoer van afvalwater moet vloei stofdicht zijn uitgevoerd.
Gasdrukregel- en meetinstallaties en aardgasgestookte instal laties. 1.
De uitvoering van een gasdrukregel- en meetinstallatie en die van een aardgasinstallatie als gedefinieerd in NEN 1078, alsmede die van de ruimten waarin deze instal laties zijn opgesteld, moeten voldoen aan de Aansluit voorwaarden Gas 1979 van de Vereniging van Exploitanten van Gasbedrijven in Nederland (VEGIN), uitgave 1979.
h i n d e r w e t
Burgemeester en wethouders van Lemsterland; gelet op artikel 31 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne; maken bekend, dat door hen, onder voorschriften om gevaar, schade of hinder voor de omgeving te ondervangen, op 13 april 1992 vergunning ingevolge de Hinderwet is verleend aan: 1. Gebr. H. en F. Pen te Delfstrahuizen voor het oprichten en in werking hebben van een rundmelkveehouderij- en mestkuikenbedrijf gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen. De beschikking en alle ter zake zijnde stukken liggen ter gemeentesekretarie, selctor VROM, ter inzage en wel van 23 april 1992 tot 23 mei 1992 elke werkdag van 8.30 uur tot 12.00 uur alsmede op dinsdagen van 16.00 uur tot 19.00 uur, na telefonische afspraak. Ingevolge artikel 44, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne staat tot 23 mei 1992 beroep open bij de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State voor: a. de aanvrager b. de betrokken adviseurs c. degenen die tegen de aanvraag om vergunning tijdig bezwaren hebben ingediend d. enige andere belanghebbende die aantoont dat hij redelijker wijs niet in staat is geweest eerder bezwaren in te brengen. De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze datum beroep is ingesteld en met toepassing van artikel 60a van de Wet op de Raad van State een verzoek wordt gedaan tot schorsing van de beschikking dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het beroepschrift moet worden gericht aan de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Het verzoek tot schorsing of een voorlopige voorziening moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State. De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Lemmer, 22 april 1992. Burgemeester en wethoudex~s voornoemd, de sekretaris,
de burgemeester,
L. Maarleveld,
G.F. Eijgelaar.
GEMEENTE LEMSTERLAND AAN
Gebr. H. en F. Pen Marwei 96 8508 RG
DELFSTRAHUIZEN
LEMMER, 21 april 1992. Verzonden d.d. Ons kenmerk: 1992/1 Behandeld door: DvdK
Uw kenmerk: Uw brief/fax d.d.:
Sektor: VROM Doorkiesnr.: 7533
Onderwerp:
Hinderwetvergunning.
Ingevolge het bepaalde in artikel 31, eerste en vijfde lid van de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne doen wij u hierbij een exemplaar toekomen van de door u aangevraagde Hinderwetvergunning, alsmede van de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid, onder c, van dat artikel. Voor het verlenen van deze Hinderwetvergunning bent u een bedrag van f. 708,25 aan leges verschuldigd. Wij verzoeken u dit bedrag binnen 1 maand te voldoen door: door storting op girorekening 844522 ten name van de gemeente Lemsterland te Lemmer of door storting op bankrekeningnummer 2850.04.948 bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten ten name van de gemeente Lemsterland te Lemmer of door kontante betaling ter gemeentesekretarie.
Lemmer, 21 april 1992. Burgemeester en wethouders voornoemd, .Ps
de sekretaris,
de burgpmp<=>giï-F>r.
G.F. Eijgelaar,
Bijlagen: Typ: DvdK/TZ Coll.: kantooradres: Burg. Krijgerplein 7 8531 EA Lemmer telefoon 05146-7575 telefax 05146-4635
korrespondentie-adres: postbus 2 8530 AA Lemmer
banken: N.V. Bank voor Nederiandsche Gemeenten rek.nr. 28.50.04.948 Rabobank, rek.nr. 33.70.04.994 Postairorek.nr. 844522
1
I Hinderwet lil
*
,
Burgemeester en wethouders van Lemsterland; gelet op artikel 31 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne; maken bekend, dat door hen, onder voorschriften om gevaar, §| schade of hinder voor de omgeving te onderli vangen, op 13 april 1992 vergunning ingevolge de Hinderwet is verleend aan: 1. Gebr. H. en F. Pen, te Delfstrahuizen voor ff het oprichten en in werking hebben van een || rundmelkveehouderij- en mestkuikenbedrijf || gelegen aan de Marwei 96 te Delfstrahuizen. || II || || || 1
De beschikking en alle ter zake zijnde stukken ter gemeentesekretarie, sector VROM ter inzage en wel van 23 april 1992 tot 23 mei 1992, elke werkdag van 8.30 uur tot 12.00 uur, alsmede op dinsdagen van 16.00 tot 19.00 uur, na telefonische afspraak.
i
f§ Ingevolge artikel 44, tweede lid, van de Wet al| gemene bepalingen milieuhygiëne staat tot 27 I maart 1992 beroep open bij de Afdeling voor || de geschillen van bestuur van de Raad van || State voor: || a. de aanvrager ff b. de betrokken adviseurs || c. degenen die tegen de aanvraag om ver gunning tijdig bezwaren hebben ingediend || d. enige andere belanghebbende die aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest eerder bezwaren in te brengen. t\ !
De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze dapi tum beroep is ingesteld en met toepassing van §t artikel 60a van de Wet op de Raad van State || een verzoek wordt gedaan tot schorsing van de I beschikking dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening.
ii
|| Het beroepschrift met worden gericht aan de | Afdeling voor de geschillen van bestuur van de I Raad van State, postbus 20019, 2500 EA 's| Gravenhage. | Het verzoek tot schorsing of een voorlopige | voorziening moet worden gericht aan de voorli zitter van de Afdeling voor de geschillen van | bestuur van de Raad van State. De beschikking wordt niet van kracht voordat | op dat verzoek is beslist | Lemmer, 22 april 1992. I Burgemeester en wethouders voornoemd, de burgemeester G. F Eijgelaar; de secretaris L. Maarleveld.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Checklist R/lelkrundveehouderijen Hinderwet •o
vwvéa ojol.cc6>'4c.w•vv v \
«c,
\• { .W MO lj. § '
i/ui
va *1^i\ ^4
(\
M'ftisterie van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Checklist Melkruridveehouderij Hinderwet
Bedrijfsgegevens Ntiarr.
0,2.1i *5
'
i i
"
i
._ _
Co^actpërscen
1 i
ëö ptMtsrainiT
i1
pcs:coce
1
*
Adres
1i-« Ki«? it-\
Teic'oön" Vergunningen/meldingen
"
Datum Hinderwetvergunning
Speciale kenmerken Buitengrenswaarde voor reeds opgerichte mrichling Spoelwaietafvoer dicht ci.d.
=
Datum meldingen
Mestplaat d.d. Einde referentieperiode mestsiio: AMvB Propaan
- beton, hout staal, metselwerk
AMvB Mestbassms
- doekconstructie - binnenaldichtingsfolie - kruinsiab overig
Ondergrondse tanks Tanknr.
Inhoud im;)
Nadere eisen Voorschrift Onderwerp 1JJ£
Installatiedatum
Datum besluit
__
Nummer besluit
Omvang mestplaat frequentie alvoer
C 1,2,13
Constructie mestbassin
D 1.3.15
Constructie foliebassin
2.3
Product
Afdekking kuilvoeropslag
D 2.5
Kuilvoeropslag van gras i voorkom en van siankhmderl
C 62
Builengrenswaarden
G 6.6
Vaststeiimo referentieourit
G 6.7
Akoestische voorzieningen gedragsregels
G 12 8
L 'Gging vucun! coaergro^cse «jows"
G 1311
lcc-'c ,ucu"' ciceiccase :sn*.s.
...
_
~ dBlA)
Werkingssfeer
Ja
• Worden meer can SC' :^stv8tkeiïee»ineae>> geno^üé*! 50 schapen gedurende de aflamperiode niet meegerekend? - VVorcen meer aan 50 ge>:en gehouoen? • Worden oeiscierer. bedfjisn^ing genouae»? • Worden meer aan 50 Kon'jnenvoeasters ge,>Oi.cen'> • Worden T«e> aan 100 s:uks '«e'Munflvee genotfoe^ • vvarot dunne ~est oogesteger
Nee
sr~
c t_
c
G
£
G C C
JC £<
n G G
B 5> 55 S S
G G 0 G
•
a E s>
G
E B
G G G
G
m £ -
Schema 1 mestbassin opgericht na t juni 198?
oppervlakte groter dan 350 m-
alsiand tot woning veehouder kleiner dan 50 m of alstand tot andere woning kleiner dan 100 m
nee LET OP: mestbassms ouder dan t-6-'8? worden als onderdeel van het bedrijf getoetst irt schema 2
antwoord op de vraag JA
antwoord op de vraag NEE
afstand tot woning veehouder kleiner dan 25 m ol alstand lot andere woning kleiner dan 50 m
antwoord op de vraag JA
antwoord op de vraag NEE Schema 2 bedrijf opgericht na 1 augustus 1991
afstand tot woning kleiner dan 50 meter nee
meer dan 50 stuks rnelkiundvee aanwezig
antwoord op de vraag JA antwoord op de vraag NEE
afstand tot woning kleiner dan 50 meter
antwoord op de vraag JA antwoord op de vraag NEE
afstand tot woning kleiner dan 25 meter
antwoord op de vraag JA antwoord op de vraag NEE
Schema 3 depositie meer dan 15 mol
bedrijf opgericht na 1 augustus 1991
antwoord op de vraag JA antwoord op de viaag NEE
opnchtmq oan wei hervestiging na 31 december 1986
depositie meer dan 30 mol
antwoord op de vraag JA antwoord op de vraag NEE
c ge ceoositie mee' dan leiteitike :> toeoestaoe oo 31-12- 86
I •»«» *e o: toegestane cecc-s-t-e ' ::: 3!-*2-'S6 -eer aan 30 ""C
ontbreek vergunning
antwoord op de vraag JA
voo' a:e toename antwoord oo de vraag NEE
i -,: ce oeas: e -ee>30 t
L
c-ntC'ee< .ercorrvna -oor s e toca^e
e s s
anuvootd oo de vraao JA vt.'.oo'S cc ae vraag NEE
G •
9
Opslag mest
~ _
'np'ce ]ÉF
"
Nte: morde
Du"ce mest en gier m rrestosrtë opsagfSwe
AS
Ttaracwniaöw^en gSSo^eTirëKitöï;
A -
VÖ5f»eiCer van dunne mest. opge^cm na 01-08-91 engeïïeei ol gedeeltelijk onder geeouwTisT 3omv:ecnmscne Richtlijn 1990 van toepassing B'! verwildering var. mest en gier omgeving n.ei veröntrimioc
gg"
ABC
Transpor! van dunne mest of gier in gesloten tankwagens-
$
" p
*8
Spoel- en schroöwater van staiïen en mestopsiagen afgevoerd via riool 0' naar mestdichte opslagruimte voor dunne mest opslag v.a gesloten leidtr.g Voor bestaande inrichtingen pas na01-08-'9
Q
*™ (3
O
AB
Buuenöpslag vasté mest op mèstdichte plaat mei opstaande rand
•
BC
Uitzakkend vocht niet van mestpiaal
B"
AB
vocht v5> mestoiaat via gesloten leöhg naar opslag dunne mest
G
Voorschrift 11.7 voor Bestaande opslagen van vaste mesl pas na 01 -08-'9i -T3 |aar A8
jjjsT
~
"
t
ABC
Nv.i.
Vcor scfinfi 5 11
c
~ ö
i.TÏ
G
2
f;.3
C
iTT" I 1 i' £""" ~
1 il>
£
1 1 6
jjj,
c~
T.'iT
B~
•
n~7
pj
£
~ Ï'M
Q
jg
Ö
t. t~8
Afstand betïouvvde kom tot opslag van vaste mësT> 1Ötfm
pi
Q"
Q
fl.9
AB
Afstand woning van derden of gevoeiig obiect tot opslag van vaste mest > 50 rn
p
ö
Q
1.1.9
Afi
Beslaande oosiag van vaste mest indien verplaatsing niet of nauweii|ks mogelijk is. dan andere afstand dan in voorschrift 1 1 9 door middel van nadere eis omtrent omvang mestplaat en de frequentie van de afvoer van mest tmimmum afstand tot woning of oevoefig object ten minste 25 mi •
•
•
1.1.10
NADERE EIS Mestsilö (opgericht voor HM987)
~
™
"
MJ
AB
Constructie vioeistofdichtheid
O
O
'O
1.2.2
AB
Bestand teven UV-licht, kou en mes:
O
Q
O
T 2.3
A
Leidingen beschermd tegen bevriezen na 01-08-'94
•
Q
£3
12/
AB
•
O
ï.1T
AB
in leiding onder druk door siio-mhoud ten minste 2 afsluiters, waarvan buitenste met slot te borgen B na 01-08-94 Bi] mogelijke hevelwerking afsluiters of ontiuchtmgsvoorzieningen inleidingen na "Ö1-08-"'94 •
•
Q
* OEi
AB
Constructie beschermd iegen aanrijden
B
Q
Ö
t~2~5
NADERE EIS betreft vootschrifi nr,
•
O
•
1.2.13
AB"
Bordes of brug tèn minste Ö.70 x i.ÖO m. voorzien van leuning met tweFregels. voetstootlijst
D
•
O
V.Z6
AB
vasiêladder aan buitenkant ïen mmsie 2 m boven begane grond beginnen
D
•
•
12.7
AB
Als It»ö niet veihg isaïgedekt of rand tenminste 2.50 m boven begaanbare grond dan atiastering :o: '.en ranste 1.80 m boven begane grond Alsiand ipun;>draden mestsitö'airiitenng' nie! groter dan 250 rnïr, en afstand onderste draads.'Qoano n<e: groter oan 100 mir en met meer aan 100 mm over de rand stekend Aan amnetvi|de vaste laoaer
Q
C
•
F.278
O
G ~
O
12 8
Bij gelijkwaardige voorschriften uit vergunningen blijven 1.2.6 t/nï 1.2.12 buiten toepassing; nadere eisen indien uitsluitend alternatieve voorzieningen mogelijk zijn
AB AB Ag
i~
>0
C
Ri/rrtè ooven ,n sic^e: me: a'";ver!oe ifdêkkmg m ópen verbinding met buitenlucht óp hoogste 0j"t 1 > iC' 000 "f- * e» t3C" a'ae^wng _ f><ec?'oass'' '"ten öo-.e'-""es".1>r vertJi'>ding me: out'.enfucn;
Q
O
•
1 2.10
G
G
D
12.11
5e ooccit'e .óS'.e s'cekfio I"".vsite1" 'C' n'ins:e 0 6 * 0.6
G
G
C
12.72
- v «' .e'-ti a'oe".- "^ ^
G
G
G
121*1
Z
G
G
1 2 15
G
1 2 16 '2.t7
d?.'1 voof^'enjngen :egen C-onopinggas
c ..r. i'-.i• ;y ,, .-.;i "r «-
. ^
*-
ooce,v ~- ,;<•
c-r65:s'-o geegcn op mtncer car* IOC ^ ceKü.-.ce -cfr en r?"oe' ."'ce'-.K'ro r:'C6k."
va1*
—
G
'2.9
~
In oiöe
A8
'oi;e voet c.'ir.e,-?.ic.cr.:!ng voorzien van certificaat voor vöidoen aan 'Bouwtechnische r ch:i,in
AB
Releremieoenode voc nieuwe fone voor Binnenafdichting ten rrinste 10 |aar (certificaati
Niet m orde
N.v.t.
•'
q" "
o
Voorschrift 12.19"
O
•
•
f2~Ï9
Folibassins (opgericht voor 1-6-1987)
>c
u
Geen schejren 0! !e«ken
D
O
1 3.2
AB
uüo:rgen en aooenaaccs oestemo legen kou mest en UV-straling
C
•
TXT
A6
Leiaingen plaatsvast gemomeero
D
O
rar
A
Leidingen beschermd tegen bevriezen na 01-08-'94
D
D
3
AB
D
D
•
AB
In leiding onoer cruk aoof silo-mhoud ten minste 2 afsluilers, waarvan buitenste mei slot te boigen na 01 -08- 9J Bi| m.ogeii|ke iieveiwerking aisluue's of ontluchnngsvoorzieningen in leidingen na 01-08-'9
0
0
•
A
Worteioroei mag geen beschadiging geven
•
•
AB
Folie en talud met beschadigd bi| rondpompen
•
Q
•
1.3.7
AB
Folie beschermd tegon beschadiging door mixer
•
•
•
ïïïït"
AB
Mixer voorzien van beschermkooi
•
D
•
ÏÏ39"
1.3:5"
___ 1.3.5
nr
Bij gelijkwaardige voorschriften uit vergunningen blijven 1.3.10 t/m 1.3.14 buiten toepassing; nadere eisen indien uitsluitend alternatieve voorzieningen mogelijk zijn NADERE EIS betreft voorschrift nr. Hek aanwezig, ten minste 1.80 m hoog
•
0
•
1.3.15 1.3.10
ABC
Hek afgesloten als er geen toezicht is
a
•
•
1.3.10
AB
Op talud om elke 6 m klimvoorzienmgen
•
•
•
1.3.11
AB
Oprit trekker eindig! iangs basisrand met hekwerk, voorzien van twee leuningen (hoogte 1,10 m en 0.50 m) en stootrand van 0.30 m is aanwezig Fluimte boven in silo met niet drijvende afdekking in open verbinding mei buitenlucht op hoogste punt (> 10.000 mm') en nabij afdekking indien dravende afdekking uit één deel is dan voorzieningen tegen ophoping gas
•
D
•
1.3.12
O
0
•
1.3.13
•
•
O
1.3.14
•
•
•
1.3.16
AB
Vullen van fotiebassin uitsluitend door middel van vaste vulleiding tenzi| bescherming tegen beschadiging Vulling onafgedekte mestsilo op/nabij bodem indien mestsilo gelegen op minder dan 100 m van boerenwoning, minder dan 200 m van andere woning en gevoelig object of minder dan 350 m van bebouwde kom en zonder afdekking
•
•
C
Vulling tot maximaal 20 cm onder rand indien geen afdekking
•
•
a
1.3.19
AB
Afdichtingsfolie door geaccepteerde deskundige gecontroleerd op mestdichtheid - bij vermoeden van bescnadiging - binnen elke periode van 5 jaar - vooi 01-08-92 als het folie langer dan 5 jaar in gebruik is Bewi|s van de beoordeling overgelegd bij bevoegd gezag
• • •i
• • • O
• 0 • •
1.3.20 1.3 20 1.3.20 1.3.20
AB AB AB
AB
0
1
AB
1.3.17/ 1.3.18
•
0
D
AB
Nieuw afdichtingslolie en kruinslab moet voldoen aan 'Bouwtechnische richtlijnen'; verklaring opgestuurd naar bevoegd gezag Referentieperiode nieuw afdichtingslolie ten minste 10 iaat
•
Q
•
1.3.21/ 1.3.22 1 3.21
AB
Rete.'entieoe'icoe nieuw krumsiab len minste 5 jaar
•
C
c
1.3.22
D
22
O
22
r
23
AB
Opslag veevoeder (niet in torensilo) AB
Nieuwe kuiiocsiag van gras ol sn^mais op ten minste 25 m van woning of gevoelig object
0
•
AB
B staande Kuiiousiag var gras of snmrais na 01-08- 9vcg' a-ce*. '.erotaatsmg n.et ol nauwelijks mogelijk is. dan andere a's:.vc c='< 0 .icscf ". 2 j sec '" cöei van nadere eis • minimum afstand :oi woning of ofivC0,,c :e*
s
•
AB
\AQEnE t'S -e:ce"c-*. -§::: a!ce*vrg » a ... i,_. ?" - .
r
.?.r
; s-ss o* o' van voece'ö
-
-
•
2 T ""
Onderstaande voorschriften zijn van toepassing bïjT • kuilvoederopslag van gras - minder dan 50 m van woning of gevoelig object
In orde
Niet in oroe
N.vx
Voorschrilt
AC
Utihaien kuiivoer uitsluitend voor 12 uur
•
•
•
2.5
AC
Uitgehaald kuiivoer direci naar stal. afgestolen ruimte oi afgedekt
•
D
•
25
ABC
D
•
•
2.5
ABC
Kun onmiodelii|k na uithalen kuiivoer afdekken door kunstsioffolie vastgelegd met zanoslurfen ol gelijkwaardig Restanten kuiivoer onmiddellijk afvoeren of siankvri| opslaan
•
•
Q
25
AB
NADERE EIS ter voo.'koming van stankhmder
D
•
D
25
K 'afregelen van 2.5 niet nodig als afstand tot woning of gevoelig object meer is dan 25 m en analyserapport aanwezig is Eisen analyserapport
>
- AB
Uitgevoerd door Stichting Bedrijfslaboratorium in Oosterbeek of Leeuwarden
•
•
- AB
Droge stof hoger dan 30%
•
•
26
- AB
Minder dan 2.5% boierzuur in vaste slof
•
a
2.6
- AB
Ammomakfractie lager dan 25
O
O
2.6
2.6
Gebruik gasflessen k
AB
Goedgekeurde flessen aanwezig (ingeponste datum)
•
•
AC
Geen flessen gevuld met autogas
0
0
3.2
AB
Geen aulogastanks anders dan voor tractie
•
•
32
ABC
Flessen en afsluiters goed bereikbaar
•
•
33
ABC
Flessen met opgesteld nabij brandgevaarlijke stoffen
•
•
3.3
AB
Niet meer gasflessen aanwezig dan noodzakelijk
•
•
3.4
Afvalstoffen en bodemverontreiniging
31
Worden geen afvalstoffen in de bodem geloosd
»
•
ABC
Afvalstoffen met binnen inrichting verbrand (tenzij toestemming in gemeentelijke verordening)
B
•
4.1
ABC
Afvalstoffen, behalve snoethout en dergelijke niet in de bodem
B
•
4.2
BC
Afvalstoffen, behalve snoeihout en dergelijke regelmatig afgevoerd
P
•
4.3
BC
Afvot' afvalstoffen zodanig dat geen afval buiten de inrichting word! verspreid
S
•
4.3
BC
Afvalstoffen opgeslagen zonder geurhinder
6
•
4.4
A
Riolering vloeistofdicht
B
a
•
C
5.1
b
4.5
Elektrische installatie A
Efeinsche installatie voldoe! aan NEN 1010
P
•
7.1
B
Eiemsche installatie in goede staat
ÜT
0
71
O
•
vëïcaKKing dicw en ces'.eno'O
•
•
B«A3a'Bia3'.s gevaavi".ke sa-enic: tr« viucntwëöen (gangen!
n
D
91
n
9.2
Gasdrukregel- en meetinstallatie en aardgasgestookte installatie Gasdrukregel- en meeltnstaUa'ie. aardgasïnsiaiiaue. alsmede dé ruimte waarin deze installaties ziin opges:eid voldoen aa" de Aansluilingsvoorwaarden Gas 1979 van het VEGIN Bewaren van bestrijdingsmiddelen, K1- K2- en K3-vloeistoffen en chemicaliën in emballage = Afl" ~
~
as
Teer Kt- K2- er
k3-\ oe-sxJer
en anoëre chemicaliën aanwezig oan noodzakelijk
~~
Seaasrysas -.ai «-jw-
rcsv.c: e
8.1
X
9.1
\
Bewaring bestrijdingsmiddelen Ag
3
-
93 ....
. ..
In orde
Niet m orde
N.v.t.
Voorschrilt 9.3
AR
t't'Mriscne installatie bosrand iegen cfiemische invloeden
•
•
AB
Toegang me! slot en sieuiei gesloten
•
•
9.3
ab
veilighescstekens op oe deui 'bestrijdingsmiddelen'. 'verboden toegang voor onbevoegden', eventueel 'rookvertiod' Druksianghaspel in de nabijheid bewaarplaats
•
•
9.3
•
•
93
AB
Gedragsvoorschriften AC
Bodemverontreiniging melden en opruimen
0
•
•
5.2
AC
Ongewone voorvallen melden en maatregelen treffen
IS
0
Q
lil
AB
Afgewerkte olie (al dan niet bewerk!) mag niet als brandstof worden gebruik!
s
•
10.1
BC
Inrichting schoon en goed onderhouden
CS
0
10.2
C
Indien nodig ongedieriebeslri|ding
ar
•
10.3
C
Tijdens vullen van voedeisib's geen slofoverlast
dr
Q
10.4
A
Afstand tank-muur gebouw > 0,75 m
0
0
E
A
Bij meer tanks, onderlinge atstand > t '3 d grootsie tank doch minimaal 0.5 m
0
G
J
12.2
A
Extra voorzieningen t.g.v. zwaar verkeer
•
0
3
12.2
' AB
Onmiddellijke omgeving tank vrij van beplanting
•
•
'AB
Vulpuni beschermd tegen aanrijding
•
0
I
'AB
NADERE EISEN
•
O
1
*AB
Vulpunt niet binnen gebouw
0
•
12.9-13 12
' AB
Afstand vulpunt tot tank meer dan 2 m
•
•
12.9/13.12
' ABC
Ontluchtingsleiding 3 m +; uitmonding op veilige plaats
•
•
14.2
•AB
NADERE EISEN
•
ü
"AB
Bijgewerkte plattegrond met tanks, leidingen, appendages
•
•
15.1.2
'A
Beveiliging tegen overvulling aanwezig
•
•
15.1.4
KIWA-keurverklaring vóór plaatsen lank (dichtheid. NEN 3350)
•
O
3
123
KIWA-bodemweerstandsrapport vóór ingebruikname
D
•
3
12.4
KIWA-conirolerapport KB binnen 3 maanden
O
ü
3
12.5
KIWA-controlerapport KB jaarlijks
O
•
b
15.2.1
KIWA-installadecertilicaat vóór ingebruikname (dichtheid en bekleding tanks en leidingen)
O
•
•
12.7
KIWA-herkeutingsbewi|S na vervanging onderdelen, reparatie enz.
D
•
•
15.1.10
•
c
•
12.4
Ki'.VA-neu'vorKlarmg of KIWA-garannemerkverklaring
q
•
•
13.4
KiWA- "s:a:ia:>ecer!tt.C3a! oicmneio en bekleding tanks en leidingen
D
0
•
13.4
- KVA- "-s'..v'.i:.ecerjiic;;a: kb ^ndic-r. nodigi
d
•
13.4
^aVA-ccinfOiOiaopo'; KB jaarwks .-ncien nooigi
Q
•
15.21
C
13.5
üt"
13 9
12.10/13.3 12.8/13.11
]
Verklaringen, certificaten enz. ondergrondse tankinstallaiies (lanknr. bij niet in orde)
Nieuwe tanks
KIWA-bewijS jaarlijkse bekledingscontrole (stoomdrukproel) en bodemweerslandsmeting ivoor installaties zonder KB! Bestaande tanks
tnoie" et" o; rree' cor'.ii'Ca'.en o!"Xve'.e" c.nnen 6 "••aance" oeoorce:."c "..-.i'i en 'eic-^aen «. vW-wa.s wm> oec-o'cc'ing r ••-*« c -ruineer r& neocoe'^S'
f»NP «r * r> * r*r*y • •• vr.~
* .VA-!"-*»»*. «j .rjn f
z -
-
139
KlvVA-herneuringsbewijs na vervanging ondeideien. reparane enz.
tanknr bi| mei in orde
•
In orde
•
Niet in orde
•
N.v.t.
Voorschrift 15.1.10 13.4
kiwA-betvijs |aani|'«se bekiedingscontrole (siccmdrukprcefl en bodemweerstandmetmg 'voor installaties ronder KB) Buiten gebruik ges:eid ri d
O
•
•
D
D
•
Gemeld aan bevoegd gezag d.d.
O
•
•
Schoon gemaak!'verwilderd, gevuld
•
0
D
Hernaïing beoordeling na 15 jaar
D
D
•
Bovengrondse tanks (200 - 2000 1)
•
•
15.2.5
AB
Sliifheid en sterkte voldoende
A
Vloeistoldichtheid aangetoond vóór Ingebruikname en/of reparaties
5
0
16.2.12
AB
Ondersteuning van onbrandbaar materiaa!
•
16.2.2
AB
Doelmatige fundatie ti.v.m. verzakkingen)
Or
•
D
16.2.2
AB
&
•
•
16.2.3
AB
Alstand buiten opgestelde tank- gebouw of bewaarplaats brandgevaarlijke stoften > 3 m tenzij brandwerendheid wand ten minste 60 min is Afstand tank tot erfscheidmg > 3 m
S
•
AB
Afstand tussen tanks voldoende groot i b.v, inspectie en onderhoud
Ö
•
AB
Onttuchtmgsleiding inwendige middellijn > 30 mm
a
•
16.2.4
AB
Ontluchtingsleidmg tegen inregenen beschermd
&
•
16.2.4
AB
Onttuchtingsleiding mondt buiten uit
•
16.24
AS
Beveiligde vloeistofsiandaanwi|zer of peilinrichting
•
•
51
16.25
AB
Metalen afsluiters in leidingen nabij tankwand
a
•
«
16.2.6
AB
Uitwendige bescherming tank en leidingen tegen corrosie
AB
Leidingen bovengronds gelegd
AB AB
Voldoende sterke vloeistofdichte bak met opname capaciteit: t tank totale inhoud, bij meerdere inhoud grootste tank r 10% overige Afdak boven vloeistofdichte bak
AB
5?
16.2.1
16.2.3
•
16,2.3
•
16.2.7
•
16.2.8
D
O
gr-
S"
•
16.2.9/ 16.2.10 16.2.11
Afvoer hemelwater via afsluiter zo dicht mogeli|k bij bak
«
•
•
16.2.11
AB
Vulling maximaal 95%
9»
•
16.2.14
AB
Voldoende sterke metalen leidingen en flexibele verbindingsstukken
J*
•
16.2.16
AB
Omgeving tank vrij van brandgevaarlijke stoffen
s >
•
16.2.17
AB
In de omgeving van de tank begroeiing kort
ff
•
16.2.17
Atleverpompen voor motorbrandstoffen
•
AB
Opstelling buiten
•
0
ABC
Automatische afslag vulafsluiter (loslaten/volle tank,'vallen)
•
•
17.3/17.5
A
Elektrische installatie expfosievni uitgevoerd
•
D
17.6
AB
Bi) hoofdschakelaar funcne en stand aangegeven
D
•
17 7
AB
Geen wandconiactdozen aan pompkast
Q
•
17.9
•VE
Geen êiek'.nscne schakelaar aan steng of vunafsiuiter
O
C
179
AB
ve.ugr.eics'.ekp'. voerüi'grro'oi afzetten, roken en vuur veröooen'
C
&
17 12
Af3
PceoctKSSC :er m.nste è kg cf ge'ijkv/aardig aanwezig
X
c
17 13
17.1
GEMEENTE LEMSTERLAND AAN de Gebr. Peil Marwei 96 8508 RG
DELFSTRAHUIZEN
LEMMER, 2 februari 1993. Verzonden d.d. j j py). 1SÖ3 Uw kenmerk: Uw brief/fax d.d.:
Ons kenmerk: Behandeld door: DvdK
Sektor: VROM Doorkiesnr.: 7533
Onderwerp: Besluit Melkrundveehouderijbedrijven Hinderwet. Geachte heren Pen, Op 1 augustus 1991 is het Besluit Melkrundveehouderijbedrijven Hinderwet in werking getreden. Dit betekent dat melkrundveehouderijbedrijven geen vergunning op grond van de Hinderwet meer nodig hebben indien aan bepaalde entree-voorwaarden wordt voldaan. Indien het besluit op het bedrijf van toepassing is, dient aan de bij het besluit behorende milieu-voorschriften te worden voldaan. In het afgelopen jaar zijn door een medewerker van de sektor VROM alle melkrundveehouderijbedrijven in deze gemeente geïnventariseerd en gekontroleerd op het nakomen van de milieu-voorschriften. Ook uw bedrijf is indertijd aan een kontrole onderworpen. Gebleken is dat het Besluit Meidrundveehouderijbedrijven Hinderwet niet op uw inrichting van toepassing is, omdat niet wordt voldaan aan de entree voorwaarden. Volgens de ons ten dienste staande gegevens worden namelijk op uw bedrijf naast melkrundvee ook mestkuikens gehouden. Om deze redenen is voor uw bedrijf een vergunning op grond vr.n de Hinderwet vereist. Daardoor zal elk melkrundveehouderijbedrijf dat een vergunning nodig heeft aan een individuele beoordeling worden onderworpen. Het beleid hieromtrent zal worden vastgesteld in een zogenaamd "Plan van Aanpak". Het maken van een dergelijk plan is momenteel in voorbereiding. Het is ons bekend dat aan u indertijd een Hinderwetvergunning is verleend. Deze vergunning zal echter moeten worden geaktualiseerd. Te zijner tijd zullen wij hierop terugkomen.
kantooradres: Burg. Krijgerplein 7 8531 EA Lemmer telefoon 05146-7575 telefax 05146-4635
korrespondentie-adras: postbus 2 8530 AA Lemmer
banken: N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten rek.nr. 28.50.04.948 Rabobank, rek.nr. 33.70.04.994 Postgirorek.nr. 844522
2
Aan de te verlenen Hinderwetvergunningen - met ingang van 1 maart 1993: Wet Milieubeheervergunningen - zullen milieuvoorschriften worden verbonden. De aan deze vergunningen te verlenen voorschriften (in uw geval aktualisering van de voorschriften) zullen minimaal de voorschriften bevatten waaraan ook de meldingsplichtige bedrijven, dus de bedrijven die onder het besluit vallen, moeten voldoen. Uit het gevoerde onderzoek is gebleken dat uw inrichting niet voldoet aan de voorschriften nrs.: 4 en 5. Deze voorschriften luiden: 4.
16.2.11. Hemelwater moet regelmatig uit de bak worden afgevoerd door een leiding, waarin buiten en zo dicht mogelijk bij de omwalling of muur een afsluiter is aangebracht. Deze afsluiter moet gesloten worden gehouden en mag slechts voor het laten afvloeien van hemelwa ter worden geopend. Deze voorzieningen kunnen achterwege blijven, indien boven de vloeistofdichte bak een afdak is aangebracht, zodanig dat geen hemelwater in de bak kan komen, of indien een pompvoorziening is opgenomen die slechts voor het verpompen van hemelwater in bedrijf mag worden gesteld.
5.
17.12. Op of bij de pomp moet met duidelijk leesbare letters het opschrift zijn aangebracht: "VOERTUIGMOTOR AFZETTEN, ROKEN EN VUUR VERBODEN".
Wij verzoeken u binnen 1 maand na het verzenden van deze brief aan bovenge noemde voorschriften te voldoen. Het is mogelijk dat u inmiddels reeds heeft voldaan aan de bewuste voor schriften. In dat geval verzoeken wij u ons dit zo spoedig mogelijk (schriftelijk of telefonisch) mee te delen. Mocht u over deze brief nog vragen hebben, dan kunt u kontakt opnemen met dhr. J.J. de Boer (tel. 7549), dhr. J. van der Bij (tel 7541) of dhr. D. v.d. Kooij (tel. 7533) van de sektor VROM. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Lemsterland, de sekretaris, O
L. Maarleveld.
Bijlagen: Typ: DvdK/TZ Coll.:
de burgemeester, /
Q
'
/ J. Bosma.
^OPSTAL •IHV AGRARISCH HUISVESTINGSADVIES
Schoterlandseweg 95 B413 NJ Oudehorne Tel. 0513 843 950 E-mail infogopstaladvies.nl Rek.nr. NL5Z RABO 0154 43B0 57 KvKnr. 571B3007 BTW-nr. NLEOËS.81.379 B01 vrwvr.opstaladvies.nl
Hiermee verklaart ondergetekende, dhr. Folkert Pen dat er na de referentiedatum geen andere vergunningen verleend zijn dan vermeld in de recente vergunningaanvraag natuurbeschermingswet 1998 t.b.v. melkveebedrijf Pen te Delfstrahuizen.
Delfstrahuizen 05-09-2014
Dhr. Folkert Pen