rombou aan
College van Gedeputeerde Staten van Fryslan DROVINSJE FRYSLAN Afdeling Stêd en Plattelan Postbus 20120 8900 HM LEEUWARDEN
Doe. nr.: Class, nr. Ingek.:
b
2 5 FEB 2015
Afdelina. Beb. door;
referentie datum
Afd. Hoofd
AWB . . weken
AS/JV/149/112-150085 24 februari 2015
Geachte heer, mevrouw, Namens Hiemstra V.O.F., Doniawei 106 te (9104 GP) Damwêld, doe ik u hierbij in vijfvoud toekomen de aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 voor de locatie Doniawei 106 te Damwald. Ik wil u verzoeken de aanvraag in behandeling te nemen. Graag ontvang ik een ontvangstbevestiging van deze aanvraag. Met vriendelijke groet.
l. A. (Arjan) Sinnige projectleider
Zwartewaterallee 14 Postbus 240
t
(088) 888 66 61
e
[email protected]
8000 AE Zwolle
f
(088) 888 66 62
I
www.rombou.nl
rombou
Aanvraag Nbwetvergunning Locatie: Doniawei 106 te Damwäld
Opdrachtgever Naam
Hiemstra V.O.F.
Postadres
Doniawei 106, 9104 GP Damwäld
Intake
112-150085
Bezoekadres
Zwartewaterallee 14, 8031 DX Zwolle
Postadres
Postbus 240, 8000 AE Zwolle
Datum
23 februari 2015
Status
definitief
Projectleider
ing. A. (Arjan) Sinnige
Telefoon
(088) 888 66 61
Rombou
Fax
(088) 888 66 62
E-mail
[email protected]
Dit aanvraagformulier is nodig om een Natuurbeschermingswet (Nb-wet) vergunning aan te vragen. Dat moet als het gaat het om een activiteit (plan of handeling) die een negatief effect kan hebben op (één van) de beschermde natuurgebieden in Fryslan.
Al..*
Algemene gegevens
1.1
Aanvrager of gemachtigde Organisatie Naam
1.2
: ROMBOU
(S) dhr. O mevr.
Ing. A. (Aijan) Sinnige
Straat
Zwartewaterallee
Postcode en plaats
8031 DX Zwolle
Telefoonnummer
088 888 6661
Faxnummer
088 888 6662
E-mailadres
[email protected]
Gebruiker Organisatie Naam
: Hiemstra V.O.F. (•) dhr. O Tievr.
L.1C. Hiemstra
Straat
Doniawei
Postcode en plaats
9104 GP Damwald
Telefoonnummer Faxnummer E-mailadres
1.3
Locatie activiteit Straat
Doniawei
Postcode en plaats
9104 GP Damwald
huisnr. I06
Omschrijving locatie*
Kadastrale gegevens Ligging in gemeente
: Dantumadiel
Voeg als bijlage een topografische kaarte bij. Zie 4.1.
' Indien locatie niet is gekoppeld aan een huisadres.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
1.4
Natuurgebied(en) waarop project/handeling effect heeft* Naam
Aide Feanen Duinen Ameland
1.5
Korte omschrijving hoofdlijnen van de activiteit. De melkveehouderij aan de Doniaweg 106 te Damwald met ca. 90 melkkoeien en bijbehorend jongvee is enkele jaren gelden door de provincie aangekocht. Na enkele periodes te zijn verhuurd, heeft de provincie het bedrijf met het overblijvende areaal van c irca 30 hectare landbouwgrond uiteindelijk verkocht. Hiemstra V.O.F. heeft het bedrijf gekocht en wil het be drijf gebruiken voor het houden van circa 160 stuks vrouwelijk jongvee en circa 20 droge melkkoeien. Hiermee komt het gebruik van de veehouderij van een volwaardige melkveehouderij te veranderen in het houden van hoofdzakelijk jongvee.
Voeg a/s bijlage een situatietekening bij. Zie 4.2.
1.6
1.7
Welke Nb-wetvergunning vraagt u aan? r~l
Nieuwe activiteit, waarvoor niet eerder een Nb-wetvergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9.
12
Bestaande activiteit, waarvoor niet eerder een Nb-wetvergunn ing is verleend. Ga door naar vraag 1.9.
n
Bestaande activiteit, waarvoor eerder een Nb-wetvergunning is verleend.
Gegevens laatst verleende Nb-wetvergunning Naam activiteit Datum vergunning
:
Nummer vergunning
:
Voeg een afschrift bij van eerder verleende vergunningen. Zie 4.3.
• Ma ak hiervoor gebruik van de beschikbare gebiedsinformatie. Bijvoorbeeld via: www.fryslan.ni/nb-wet.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
1.8
Wat is er veranderd ten opzichte van de laatst verleende vergunning?
1.9
Gaat het om een vergunning met bepaalde of onbepaalde tijd?
1.10
I I
Bepaalde tijd, van
[7]
Onbepaalde tijd
tot
Welke andere vergunningen vraagt u aan? Bijvoorbeeld: bouwvergunning, aanlegvergunning, milieuvergunning, vergunning in gevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), ontheffing Flora- en faunawet, etc.
Soort vergunning
1. Melding Activiteitenbesluit
Datum aanvraag
nader te bepalen
Aanvragen/aangevraagd bij (instantie en afdeling)
Dantumadiel
2.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998(Nb-wet)
r-;---- -^5
Beschrijving van de activiteit
2.1
Geef een gedetailleerde beschrijving van uw activiteit. Voor de beoordeling van uw aanvraag is het nodig om de effecten van uw activiteit op het betreffende natuurgebied inzichtelijk te maken. Wij vragen u daarom een gedetailleerde beschrijving te geven van de voorgenomen activiteit. Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten.Maak bij de beschrijving, indien relevant, onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase).Besteed in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen, indien ze van toepassing zijn:
a) Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied? b) Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)? c)
Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoalswijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water?
d) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijv. verlaging van het waterpeil? e) Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijv. door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc. f)
Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur, zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.?
g) Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden bijv. dagelijks en/ of seizoensgebonden? h) Is er sprake van geluidsbelasting in het gebied door de activiteit? i)
Heeft de activiteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied? Bijv. door het plaatsen van lichtmasten.
j)
Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt denken aan verzuring of verontreiniging.
k) Is er sprake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem? I)
Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit?
m) Hoe past u het uiterlijk en/ of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap? n) Betrek bij de beschrijving van de mogelijke effecten de gevoeligheid van habitattypen en soorten voor storingsfactoren, zoals deze in 2.2. zijn beschreven.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Beschrijving activiteit: Het houden van melk- en jongvee; zie voor uitgebreide beschrijving de Verstorings- en verslechteringstoets in de bijlage. a) Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied? Nee, de veehouderij ligt op meerdere kilometers van het nabij gelegen gebied. b) Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)? Nee c) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoals wijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water? Nee d) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijv. verlaging van het waterpeil? Nee e) Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijv. door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc. Nee, aan- en afvoerwegen lopen niet door stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. f) Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur, zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.? De veehouderij maakt gebruik van tractoren en reguliere landbouwmachines. g) Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden bijv. dagelijks en/ of seizoensgebonden? Werkzaamheden vinden voornamelijk plaats in de dag en de avond. Incidenteel in de nacht. h) Is er sprake van geluidsbelasting in het g ebied door de activiteit? Nee, de afstand tot het gebied voorkomt geluidhinder. i) Heeft de activiteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied? Bijv. door het plaatsen van lichtmasten. Nee, grote afstand tot gebieden en stalverlichting in de nok van de stal. j) Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt denken aan verzuring of verontreiniging. Ja, verzuring wordt voorkomen doordat er geen toename plaatsvindt van depositie (zie toets in bijlage). k) Is er sprake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem? Nee I) Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit? Nee m) Hoe past u het uiterlijk en/ of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap? Er word gebruikgemaakt van de reeds bestaande bedrijfsgebouwen en aanwezige voorzieningen, n) Betrek bij de beschrijving van de mogelijke effecten de gevoeligheid van habitattypen en soorten voor storingsfactoren, zoals deze in 2.2. zijn beschreven. De depositie is berekend op relevante stikstofgevoelige habitattypen. Zie hiertoe de Verstorings- en verslechteringstoets in
de bijlage.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998(Nb-wet)
2.2
Welke habitattypen en diersoorten worden mogelijk verstoord? Geef in onderstaande tabel aan op welke soorten natuur (zoals Vochtige Heiden of Blauwgraslanden) en aanwezige diersoorten in het gebied (zie gebiedsinformatie) de voorgenomen activiteit mogelijk een verstorend effect heeft. U kunt de tabel invullen met behulp van informatie op de website www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/effectenindicator.a5px Deze site geeft per natuurgebied (Natura-2000 gebieden) informatie over de effecten waarvoor aanwezige habitattypen en soorten gevoelig zijn én in welke mate.
Storende factoren
G
=
Gevoelig voor deze storende factor
ZG
=
Zeer gevoelig voor deze storende factor
NG
=
Niet gevoelig voor deze storende factor
?
=
Niet voldoende informatie om hierover een uitspraak te doen
NVT =
Deze storende factor is op deze natuurwaarde niet van toepassing
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
2.3
Van welke stapeling van negatieve effecten Is er sprake? Het is mogelijk dat er in een gebied meer activiteiten zijn of worden uitgevoerd. Dit kande (negatieve) efferten op het gebied versterken omdat ze zich opstapelen(cumulatie). Geef aan of én in welke mate er sprake is van een stapeling van negatieve effecten op de habitattypen en op de aanwezige relevante soorten. Bij de beoordeling van uw aanvraag wordt (alleen) uitgegaan van voorgenomen of reeds uitgevoerde activiteiten in of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit genomen is. Voor informatie hierover kunt u vaak terecht bij de gemeente.
n.v.t.
2.4
Middels welke maatregelen kunt u de verstoringen beperken? Welke maatregelen kunt u binnen de uitvoering van uw activiteit ondernemen omeventuele schade en/of verstoring te beperken (mitigatie)? Geef aan op welke wijze deze maatrege len de negatieve effecten op het gebied (habitattypen) en/ of aanwezige relevante soorten verminderen. Maak bij de beschrijving onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikke len en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Let op! Maatregelen kunnen door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw activiteit en/of opgelegd worden via de voorwaarden die verbonden zijn aan de verleende vergunning. Voorbeelden van mitigerende maatregelen: • het tijdsschema (timing en duur) van de uitvoering. Bijvoorbeeld geen werkzaamheden tijdens het voortplantingsseizoen van een bepaalde soort; • de wijze van uitvoering (in termen van werkzaamheden) en het gebruiktematerieel. Bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald type baggermachine op eenovereengekomen afstand van de oever; • alternatieve bouwtechnieken. Bijvoorbeeld boren in plaats van heien, • afscherming van geluid, licht en andere verstoringsbronnen. • afbakening van delen van het gebied die in geen geval mogen worden betreden
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998(Nb-wet)
n.v.t
Let op! Indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit onherstelbare, negatieve effecten kan hebben op het gebied en/of aanwezige relevante soorten, kan de provincie Fryslan u vragen om een aanvullende analyse: de zogenaamde 'passende beoordeling'. De provincie neemt in dat geval contact met u op. Heeft u voor het indienen van uw aanvraag vragen over het uitvoeren van een eventuele 'passende beoordeling', dan adviseren wij u om zelf contact op te nemen met de provincie Fryslén.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
De aanvrager verklaart: 3.1
alle gegevens naar waarheid te hebben verstrekt.
3.2
bekend te zijn met het feit dat bij wijziging in de omstandigheden die van belang zijnvoor de beoordeling van de vergunningaanvraag, dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de provincie Fryslan onder vermelding van het nummer waaronder de aanvraag in behandeling is;
3.3
dat de aanvrager alle gewenste inlichtingen met betrekking tot de voor de beoordelingen controle benodigde gegevens ter stond en naar waarheid zal verstrekken aan demet behandeling en controle van de aanvraag en vergunning belaste ambtenaren;
3.4
ermee bekend te zijn, dat de vergunning meteen wordt ingetrokken indien hij/zij één of meer uit zijn/haar vergunning voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, dan wel in het kader van de aanvraag van deze vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt; voortsdat de vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze niet verleend zou zijn op het tijdstip waarop de vergunning is verleend;
Ondertekening Ondergetekende, de aanvrager of degene die bevoegd is namens de aanvrager te handelen via machtiging, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld. Plaats:
Zwolle
Datum:
23-2-2015
Naam ondertekenaar:
ing. A. (Aijan) Sinnige
Functie / hoedanigheid ondertekenaar:
adviseur (gemachtigde)
Machtiging (bijvoegen indiende aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend):
Handtekening :
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
rombou Machtiging
Ondergetekende, LK. Hiemstra, wonende aan de Doniawei 106 te (9104 GP) Damwald machtigt hierbij de heer ing. A. Sinnige, werkzaam bij Rombou B.V., Zwartewaterallee 14 te Zwolle, om namens Hiemstra V.O.F. de aanvraag voor de Natuurbeschermingswetvergunning in te dienen bij de provincie Fryslan voor de locatie Doniawei 106 te Damwald. Daarbij machtigt ondergetekende de heer ing. A. Sinnige voornoemd om namens Hiemstra V.O.F. stukken in te dienen ofte ontvangen en desgewenst een nadere mondelinge toelichting te geven. Een en ander met het recht van substitutie. Aldus verklaard en ondertekend te Damwald, d.d. 17 februari 2015
LK. Hiemstra
romb OU
Bijlage
rombcu
Verstorings- en verslechteringstoets
opdrachtgever Hiemstra V.O.F. Doniawei 106 9104 GP Damwald locatie Doniawei 106 9104 GP Damwald
status definitief datum 23 februari 2015 opsteller ing. A. (Arjan) Sinnige telefoon 088 - 888 66 61 intake 112-150085
Deze Verstorings- en verslechteringstoets geeft inzicht in het effect van de beoogde bedrijfsontwikkeling nabij een Natura 2000-gebied en geldt als bijlage bij de aanvraag Natuurbeschermingswet 1998-vergunning. 1.
Inleiding
De melkveehouderij aan de Doniaweg 106 te Damwald met circa 90 melkkoeien en bijbehorend jongvee is enkele jaren geiden ten behoeve van de aanleg van het tracé De Centrale As door de provincie aangekocht. Een belangrijk deel van de oorspronkelijk tot het bedrijf behorende landbouwgrond is voor dit tracé gebruikt. Na enkele periodes te zijn verhuurd, heeft de provincie het bedrijf met het overblijvende areaal van ca. 30 hectare landbouwgrond uiteindelijk verkocht. Hiemstra V.O.F. heeft het bedrijf gekocht en wil het bedrijf gebruiken voor het houden van circa 160 stuks vrouwelijk jongvee en circa 20 droge melkkoeien. Hiermee komt het gebruik van de veehouderij van een volwaardige melkveehouderij te veranderen in het houden van hoofdzakelijk jongvee. Het is de ondernemers gebleken dat ondanks haar activiteiten op grote afstand van de Natura 2000-gebieden door deze verandering een toestemming in het kader van de Natuurbeschermingswet-1998 benodigd is. Om te voorkomen dat de geplande bedrijfsverandering een vergroting van het stikstofprobleem op deze gebieden veroorzaakt, maken de ondernemers gebruik van de mogelijkheid van intern salderen van de op het bedrijf rustende ammoniakrechten. In deze Verstorings- en verslechteringtoets zal worden ingegaan op het effect van de voorgenomen activiteit op de Natura 2000-gebieden.
rombou 2. Natura 2000-gebied(en) gelegen in de directe omgeving De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) moet de Natura 2000-gebieden beschermen tegen significant verstorende effecten. Ons richtend op de veehouderij, kan verstoring hoofdzakelijk optreden door een significante toename van de stikstofdepositie als gevolg van een verhoogde ammoniakemissie vanuit het betreffende bedrijf. In onderstaande afbeelding zijn de voor de veehouderij dichtstbijzijnde gebieden met een stikstofprobleem opgenomen.
Afbeelding: ligging bedrijf ten opzichte van gebieden en beoordeelde vindplaatsen
HIEMSTRA V.O.F.
romb3u Uit de "Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland" blijkt dat de huidige stikstofdepositie op deze nabije gebieden een overbelaste situatie veroorzaakt. Gelet op de huidige jurisprudentie is een uitbreiding in ammoniakemissie van bedrijven in de omgeving daarom niet zomaar toegestaan. Gebied: Aide Feanen Aanwijsdatum
Habitat- en Vogelrichtlijngebied :
Habitatrichtlijn
januari 2007
Vogelrichtlijn
10 juni 1994
Natura 2000
7 december 2004
Referentiedatum:
10 juni 1994
Duinen Ameland
Habitat- en Vogelrichtlijngebied
Aanwijsdatum
Habitatrichtlijn
ontwerp medio 2009
Vogelrichtlijn
21 maart 2000
Natura 2000
7 december 2004 7 december 2004
Referentiedatum:
3.
Bestaande rechten
Van het bedrijf zijn de milieutoestemmingen geldend vanaf 10 juni 1994 opgevraagd. Deze van de gemeente Dantumadiel ontvangen stukken zijn als bijlagen toegevoegd. Milieutoestemmingen: In werking op 10 juni 1994 en
Vergunning of melding 1
Revisievergunning Hinderwet
Datum i
14 april 1992
21 maart 2000 vigerend
5 augustus 2002
Revisievergunning Wet milieubeheer
Naar aanleiding van het vergroten van de ligboxenstal is op 14 april 1992 een revisievergunning verleend voor onderstaande bedrijfssituatie. Stalsysteem
Vergunde
Emissie stalsysteem
Totale emissie kg
(RAV-code)
omvang
kg NHB /per dierplaats
NH3 per stal
Al.100.2*
S3
11
583,0 '
vr. jongvee
A3
30
3,9
117,0
melkkoeien
A 1.100.2*
S
11
55,0
A3
20
3,9
78,0
Stal
Diersoort
ligboxenstal
melkkoeien
boerderij
vr. jongvee 1
833,0
In de vergunning is geen informatie opgenomen over het weiden en/of opstallen van de melkkoeien. Dit is logisch, gezien dit formele onderscheid er pas is gekomen met de inwerkingtreding van de Wet ammoniak en veehouderij op 8 mei 2002. Tot op de dag van vandaag heeft het bedrijf hierdoor de mogelijkheid om deze melkkoeien op te stallen. Mocht de feitelijke omstandigheid zijn veranderd, dan nog doet dit geen afbreuk aan de op de referentiedatum van toepassing zijnde bestaande rechten (RvS ABRS 201003118/1/A4).
1
rombou Het bedrijf blijkt momenteel in werkingonder de op 5 augustus 2002 verleende revisievergunning Wet milieubeheer. Aanleiding voor het wijzigen van de vergunning was de bouw van de jongveestal. De vergunning is verleend voor onderstaande bedrijfssituatie. Stal
Diersoort
Stalsysteem
Vergunde
Emissie stalsysteem
Totale emissie kg
(RAV-code)
omvang
kg NHä /per dierplaats
NHa per stal
90
11
990,0
ligboxenstal
melkkoeien
Al.100.2*
boerderij
melkkoeien
A 1.100.2*
5
11
55,0
vr. jongvee
A3
12
3,9
46,8
fokstieren
A7
2
9,5
19,0
vr. jongvee
A3
65
3,9
253,5
jongveestal
1 1
1364,3
* In deze vergunning is eveneens geen infornnatie opgenomen over het weiden en/of opstallen van de melkkoeien. Tot op de dag van vandaag heeft het bedrijf hierdoor de mogelijkheid om deze melkkoeien op te stallen.
Op basis van de referentiedata 10 juni 1994 en 21 maart 2000 beschikt het bedrijf onder de Natuurbeschermingswet over de rechten uit de vergunning van 1992 met 833 kg NH3. 4. Beoogde situatie Hiemstra V.O.F. wil het bedrijf gaan gebruiken voor het houden van hoofdzakelijk jongvee en droge koeien. Na enkele interne aanpassingen kunnen binnen de bestaande gebouwen de volgende dieren worden gehouden. Stal
Diersoort
Stalsysteem
Vergunde
Emissie stalsysteem
Totale emissie kg
(RAV-code)
omvang
kgNHs/per
NHa per stal
dierplaats ligboxenstal
melkkoeien vr. jongvee
boerderij
vr. jongvee
jongveestal
vr. jongvee
Al.100.2
iri
20
11
220,0
70
3,9
273,0 1
A3
20
3,9
78,0
A3
67
3,9
261,3
832,3
Door melkveedierplaatsen in te wisselen voor de uitbreiding in jongvee, is de tot de beoogde bedrijfsopzet behorende ammoniakemissie, op 0,7 kg na, gelijk aan de ammoniakrechten zoals vergunde op de referentiedata.
HIEMSTRA V .O.F.
rombou 5. Effect vergunde en beoogde situatie op nabije gebieden Met de beoogde verandering van het bedrijf gaat, zoals omschreven, een verandering van de ammoniakemissie op bedrijfsniveau gepaard. Met AAgro-Stacks is berekend wat het effect is van deze ammoniakemissie van zowel de vergunde als de beoogde situatie op de eerder getoonde gebieden (de volledige berekeningen zijn als bijlagen toegevoegd). In onderstaande tabel is het berekend effect van beide situaties met elkaar vergeleken. Depositie vergunde situatie 0,04
Depositie verschil
573 498
Depositie beoogde situatie 0,04
608 474
0,04
0,04
0,00
Volgnummer
Naam
X coördinaat
Y coördinaat
1
Aide Feanen H6410 Duin. Ameland H2130B
193 057 192 371
2
Tabel: effect op beoordeelde gebieden
Uit bovenstaande tabel blijkt dat door de beoogde bedrijfsverandering de berekende depositie op de omliggende gebieden niet zal veranderen. De activiteit zal zodoende geen verslechterend effect op de beschermende gebieden veroorzaken. Bijlagen: O Revisievergunning Hinderwetl992 O Revisievergunning Wet milieubeheer 2002 O AAgro-Stacks vergunde situatie O AAgro-Stacks beoogde situatie
0,00
rombou
Bijlagen
HIkMSTRA V.O.F.
rombDU
Bijlage 1
It MSTRA V O.F,
Revisievergunning Hinderwet 1992
-CDgemeente dantumadeel
Beschikkende op het op 20 augustus 1991 ingekomen verzoek van de heer T. Annema, Doniaweg 106 te Damwoude om in verband met de uitbreiding en wijziging, van de i nrichting, e en n ieuwe, d e gehele i nrichting omvattende v ergunning ingevolge artikel 6a van de Hinderwet tot het oprichten en in werking hebben van een melkrundveehouderij op het perceel Doniaweg 106 te Damwoude, kadastraal bekend gemeente Akkerwoude, sectie M, nummer 2136; overwegende, dat blijkens het proces-verbaal, opgemaakt van de op 2 december 1991 gehouden openbare zitting, als bedoeld in artikel 21 derde lid van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne, geen mondelinge bezwaren zijn Ingediend; dat naar aanleiding van de ontwerp-beschikking schriftelijke bezwaren zijn ingebracht door de aanvrager, de heer T. Annema, Doniaweg 106 te Damwoude; dat de bezwaren zich richten tegen: A. Geluidhinder (2.1. t/m 2.5^: de opname v an d e voorschriften 2.2 t /m 2 .5. V oorgesteld w ordt om d eze te schrappen en te vervangen door de tekst, gesteld in het Besluit Melkrundvee houderijen. B. Brandpreventie (5.1): de onduidelijkheid omtrent het aantal brandblussers die er moeten komen en waar ze moeten worden geplaatst. Tevens is het niet duidelijk waarom een slangen haspel moet worden aangeschaft. C. Houden van melkrundvee (8.2 en 8.3): de tekst van voorschrift 8.2. Voorgesteld wordt om de tekst te veranderen in: "in de jongveestal mogen jonge kalveren worden gehouden tot een leeftijd van 3 maanden". Volgens de aanvrager zal hiermee worden voorkomen, dat er op enig moment geen extra dieren mogen worden gehouden in de betreffende stal. Voorschrift 8.3 gaat volgens aanvrager te ver en dient te verdwijnen. D. De opslag van mest (8.5 en 8.6. 8.10 t/m 8.12): voorschrift 8.5., omtrent de opslag van mest. De mestkelder is van 1986 en toen waren de BRM-regels er nog niet. Voorschrift 8.6. is voor aanvrager niet duide lijk. De voorschriften 8.10 t/m 8.12 zijn volgens aanvrager te onduidelijk en onwerkbaar. E. Opslag van veevoeder (8.14): de tekst van voorschrift 8.14., omtrent de opslag van veevoeder. Voorgesteld wordt can te tekst te veranderen in: "Kuilvoeropslag moet zoveel mogelijk plaatsvinden op en mag niet dichter dan 25 meter van een woning enzovoort". dat omtrent de ingebrachte bezwaren tegen de ontwerp-beschikking het volgen de kan worden vermeld:
-2-
ad A. dat bij het opstellen van de voorschriften de niveaus zijn opgencanen die gebruikelijk zijn voor inrichtingen in een rustige woonwijk; dat de aanvrager de suggestie doet om deze voorschriften te vervangen door de amvb-voorschriften, welke gelden voor meUcrundveéhouderijen; dat de onderhavige inrichting niet aan de in de ainv±) geldende afstanden voldoet; dat met betrekking tot het aspect geluid op de situatie toegesneden voor schriften opgenomen dienen te worden; dat met betrekking tot het referentie-geluidsniveau, niveaus zijn opgenomen die gebruikelijk zijn voor inrichtingen in een rustige woonwijk; dat de omgeving van de inrichting van de aanvrager het meest voldoet aan die omschrijving; dat de nonnen met betrekking tot de piekbelastingen (Lmax) zijn vastgelegd in voorschrift 2,2.; dat de hoogste waarden 25 dB(A) hoger zijn dan de equivalente geluidsniveaus in 2,1 en overeenkomen met de piekwaarden in voorschrift 6.3 van de genoemde aravb; dat een marge van 25 dB(A), vergeleken bij een gangbare marge van 20 dB(A) bij industriële activiteiten, ruim is; . . dat derhalve de piekbelastingen van slijpschijven, tractoren en. dergelijke niet worden verboden; dat gelet op bovenstaande de voorschriften 2,1 tot en met 2.5 bij de defini tieve beschikking dienen te blijven gehandhaafd; ad B, dat het de aanvrager niet duidelijk is hoeveel brandblussers er moeten komen en waar ze moeten worden geplaatst; dat in voorschrift 5.1 staat aangegeven, dat op de op tekening als zodanig aangegeven plaats één van Rijkskeurmerk voorziene poederblusser geplaatst dient te worden; dat het hem ook niet duidelijk is waarom een slangenhaspel dient te worden aangeschaft; dat de aanschaf van een slangehhaspel niet in de voorschriften is opgenomen; dat deze vraag als zodanig is beantwoord; ad C, dat in de vergunning van 1976, 60 stuks melkrundvee en 15 stuks jongvee jon ger dan 1 jaar zijn vergund; dat in de toelichting bij de ontwerp-beschikking is aangegeven dat cm ondui delijke redenen 15 indertijd aanwezige pinken (1-2 jaar) zijn vergeten; dat op de tekening beherende bij de vergunning van 1976 is aangegeven dat er 60 stuks melkvee in de loopstal en 15 kalveren, 1 paard en een 20-tal kippen in het traditionele boerderijgedeelte werden gehouden; dat aannemelijk is dat de 15 vergeten pinken zich in de stalperiode ook in dit gedeelte van de inrichting bevonden; dat de traditionele boerderij zich bevindt op circa 28 meter van de dichtst bijzijnde woning van derden; dat de afstand van deze woning tot de plaats waar de dieren werden opge steld, ongeveer 43 meter bedraagt; dat het aan de wegzijde gelegen gedeelte op de tekening namelijk is aange geven als berging en hooiopslag;
- 3 -
dat in de nieuwe aanvraag van 1991, waarin de loopstal met 30 boxen is uit gebreid tot 90 plaatsen, op de tekening 64 jongveeplaatsen alsmede een afkalfstal, ziekenboxen, 2 plaatsen voor stieren en 1 paardestalplaats, worden aangegeven; dat de dichtstbijzijnde plaats waar dieren worden gehouden zich nu bevindt op 28 meter afstand; dat er bovendien in de oude boerderij nu 64 jongvee en, naar schatting, ruim 25 plaatsen voor volwassen dieren worden aangegeven; dat dit een aanzienlijke toename is ten opzichte van de 30 stuks jongvee, 1 paard en 20 kippen in de oude situatie; dat dit stalgedeelte echter niet voldoet aan de. afstanden die gebruikelijk worden geëist, te weten 50 meter naar woning van derden, en er voor dit bedrijf derhalve geen uitbreidingsmogelijkheden zijn; dat bij de totstandkoming van ontwerp-beschikking aandacht is besteed aan de specifieke situatie met betrekking tot de veestapel en het stallen daarvan; dat naar onze mening b ij het houden van maximaal 20 kalveren alsmede ten hoogste 5 zieke/hoogdrachtige melkkoeien ten opzichte van de oude vergunnings situatie, alsmede de inmiddels definitief verdwenen naastgelegen inrichting van derden, geen sprake is van toename van overlast, hinder en/of gevaar; dat er gelet op het bovenstaande geen aanleiding bestaat om voorschrift 8.2 bij. de definitieve beschikking te. herzien en derhalve gehandhaafd blijft; dat de aanvrager voorts de tekst van voorschrift 8.3 te ver vindt gaan en zijn privacy aantast; dat geen bezwaar aanwezig is om de tekst als volgt te wijzigen: 8.3
Op het terrein van de inrichting, met inachtneming van de grenzen op de situatieschets die op.de bij deze beschikking behorende tekening is aan gegeven, mogen ten westen, noorden en oosten van de in voorschrift 8.2 genoemde jongveestal geen dieren worden geplaatst, aangebonden, geweid en dergelijke. Het gebruik van deze strook voor het onmiddellijk doorlaten van dieren is wel toegestaan.
ad D. dat de aanvrager bezwaar maakt tegen voorschrift 8.5, waarin wordt bepaald dat de mestkelder m oet voldoen aan de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins (BFM), terwijl de mestkelder al in 1986 is gerealiseerd; dat dit bezwaar terecht is voor wat betreft het gedeelte onder de stal van 1976; dat het uitbreidingsgedeelte, stal met ondergelegen kelder, echter in 1991 is gerealiseerd, en derhalve de BBM 1990 wel van toepassing is; dat ter verduidelijking voorschrift 8.5. als volgt wordt gewijzigd: 8.5 a Op het uitbreidingsgedeelte van de mestkelder zijn de desbetreffende be palingen van de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1990 van toepas sing. 8.5 b Dunne mest en/of gier, dienen te worden bewaard in een vloeistofdichte opslagruimte binnen de gebouwen van de inrichting of via gesloten lei dingen te worden a fgevoerd naa r een vl oeistofdichte op slagruimte dat voorschrift 8.6 voor de aanvrager niet duidelijk is;
-4 -
dat deze onduidelijkheid k an w orden o nder^/angen d oor het v corscdirift als volgt te wijzigen; 8.6
Behalve tijdens het ledigen moet de opslagruimte voor dunne mest en gier door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijk waardige voorziening, gesloten zijn.
dat de aanvrager het voorschrift 8.10 te vaag en onpraktisch vindt; dat er geen aanleiding bestaat om in de te vergunnen situaties extra, ten opzichte van inrichtingen in soortgelijke situaties (waaronder amvb-bedrijven), bepalingen cp te nenven, aangezien de plaats waar de mest wordt opgepompt zich bevindt op een afstand van bijna 120 meter van een woning van derden; dat er echter geen bezwaar b estaat om ten behoeve van de duidelijkheid de voorschriften 8.10 en 8.12 als volgt te wijzigen; 8.10 Het verwijderen van (drijf)mest of gier mag niet plaatsvinden op zon- en algemeen erkende feestdagen. 8.12 Gedurende de opslagperiode mag de inhoud van de drijfmestkelder niet in beweging worden gehouden, be houdens ten be hoeve v an m enging gedurende korte tijd. dat voorschrift 8.11, waarin wordt voorgeschreven dat er tussen 20.00 uur en 07.00 uur niet mag worden uitgereden, gebruikelijk is en er derhalve geen aan leiding bestaat om dit voorschrift te wijzigen. ad E. dat in de aanvraag en op de bijbehorende tekening duidelijk is aangegeven waar de opslag van kuilvoer plaatsvindt; dat indien deze activiteit zal worden verplaatst dan wel indien deze acti viteit met 1 of meer opslagplaatsen zal worden uitgebreid in principe met een melding kan worden volstaan, mits aan de daarbij te verstrekken voorschriften wordt voldaan; dat er derhalve geen aanleiding bestaat om het voorschrift 8,14 te wijzigen. dat door het stellen van voorschriften zoals hierbij aangegeven niet voor gevaar, schade of hinder buiten de inrichtirg als bedoeld in artikel 13 van de Hinderwet behoeft te worden gevreesd; dat het derhalve geen bezwaar ontmoet de gevraagde vergunning te verlenen; dat van de Hoofdinspecteur-Directeur van de Arbeid, Hoofd van het 9e dis trict der Arbeidsinspectie en van de Regionale Inspecteur van de Volksgezond heid, beiden te G roningen b innen d e in ar tikel 26, e erste li d van de Wet algönene bepalingen milietJhygiëne gestelde termijn geen bericht is ontvangen, zodat moet worden aangenomen, dat zij zich met de toegezonden ontwerp-beschikking kunnen verenigen; gelet op de Hinderwet en de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne;
-5-
BESLUITEN ;
de gevraagde veirgunning te verlenen overeenkomstig de aan dit besluit gehechte tekeningen en beschrijving, zulks onder de in de, bij dit besluit behorende, bijlage vermelde voorschriften.
Driesura, " Verzonden: 'l 1 -iPK, iOSZ Burgemeester en wethouders voornoemd, voor dezerir
chef van ée afdeling Volkshuisvesting,, Ruimtelijke / Orcfening en Milieu i
i
KJ
(
•r'Wagenaar.
\
V--''
BIJIAGE BEHORENDE BIJ HINDERWETVERGUMNIMG ^rR•. 9 M/91 1-
Algemeen
1.1 De elektrische Installatie moe t voldoen aan MEN 1010. Indien ru imten aanwezig zijn met gasontploffingsgevaar moet de daar aanwezige elektrische installatie bovendien voldoen aan NEN 3410 en het elektrisch materieel aan MEN 3125, NEN-EN 50014 tot en met 50020, NEN-EN 50028 en NEN-EN 50039, 1.2 De elektrische installatie mag geen storing i n de radio- en televisie-ont vangst veroorzaken (en mag de werking van zendapparatuur niet beïnvloeden). 1.3 De inrichting, met inbegrip v an het open terrein, m oet schoon worden ge houden en in goede staat van onderhoud verkeren. Installaties of onderdelen van installaties, welke buiten be drijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 1.4 Zo va ak de om standigheden d aartoe a anleiding ge ven, m oet d oelmatige be strijding van in sekten, k naagdieren e n/of an dere s chadelijke of vo or d e volksgezondheid gevaarlijke di eren pl aatsvinden. Eventueel te gebruiken middelen moeten van een soort en samenstelling zijn die ongevaarlijk is voor mens, h uisdier en milieu, t enzij het uitleggen zodanig geschiedt dat deze het be strijdingsmiddel ni et k unnen be reiken c .q. ni et door h et b estrij dingsmiddel bereikt kunnen worden. 1.5 Het personeel moet op de hoogte zijn van het gestelde in de aan deze ver gunning verbonden voorschriften. Dit geldt tevens voor personeel van derden dat binnen de inrichting werk zaamheden verricht. 2.
Geluidhinder
2.1 Het equivalente geluidsniveau (lAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting ver richte we rkzaemiheden en de daarin pl aatsvindende a ctiviteiten, mag ter plaatse van de woningen die zijn gelegen tegenover de inrichting (aan de andere zijde van de Doniaweg), en in andere richtingen op enig punt 50 m van de inrichting niet meer bedragen dan: a. 45 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur. b. 40 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur alsmede op zon- en algemeen erkende feestdagen tussen 6.00 en 22.00 uur. c. 35 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur. De hoogste waarden van het geluidsniveau (Lmax*) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de in richting verrichte werkzaamheden en activiteiten, mag op de in voorschrift 2.1. genoemde plaatsen niet meer bedragen dan: - 70 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur. - 65 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur. - 60 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur. * Imax: de hoogste aflezing van de geluidmeter in de meterstand F.
2.2 Indien controle op of berekening van de in voorschrift 2.1 en 2.2 vastge stelde g eluidsniveaus p laatsvindt, moet d it ge schieden o vereenkoinstig d e 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01' van maart 1981. Ook de beoordeling va n deze meetresultaten moet overeenkomstig deze hand leiding plaatsvinden. 2.3 Het gebruik va n (auto)radio's, aJcoestische signalering en omroepinstalla ties is slechts toegestaan indien deze buiten de inrichting niet hoorbaar zijn. 2.4 Het voorschrift 2.2 is niet van toepassing op het laden en lossen ten be hoeve van de melkrundveehouderij voor zover dit plaatsvindt tussen 06.00 en 19.00. 2.5 Alle ve rbrandingsmotoren die nen van een d oelmatige ge luiddemper te zi jn voorzien. 3.
Afvalstoffen
3.1 In de i nrichting m ogen geen afvalstoffen, v an welke aard dan ook, worden gestort, verbrand of begraven. 3.2 Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalstoffen, of met afvalstoffen verontreinigd water mogen niet in de bodem worden ge bracht of terecht kunnen komen. 3.3 Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalstoffen, moeten op gezette tijden uit de inrichting w orden afgevoerd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. 3.4 Afgewerkte olie dient in afwachting van afvoer uit de inrichting te worden bewaard in een gesloten, vloeistofdichte, metalen tank of i n soortgelijke vaten. De afvoer van de afgewerkte olie moet regelmatig, m inimaal eenmaal per 6 maanden, g eschieden e n wel d oor ee n (d aartoe a angewezen) W ca-vergunninghouder. 3.5 Chemische afvalstoffen m oeten worden verzameld in goed afgesloten en doel matig vaatwerk en zo vaak als noodzakelijk is, doch ten minste eenmaal per 6 maanden ui t de i nrichting i n di t va atwerk d an wel in voor dit doel ge schikte vervoermiddelen n aar e en erkende W ca-vergunninghouder v oor de in name van chemisch afval worden afgevoerd. 3.6 Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. De van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden. 3.7 Een riolering voor de afvoer van afvalwater moet vloeistofdicht zijn uitge voerd.
4.
Bcidembeschenninq
4.1 Op het te rrein va n de inrichtj_ng t ncgen geen a fvalstoffen of m et afval stoffen v erontreinigd w ater op of i n de bodera worden gebracht of terecht kunnen konen. Het be waren of be zigen va n af valstoffen op de bo dem moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging kan optreden. 4.2 Indien verontreiniging van de bodera en/of het grondwater met stoffen, anders dan tengevolge van een ongewoon voorval in de zin van artikel 22 Wet bodembesdherming (stb. 1986, 374), optreedt of is opgetreden dan wel wordt ver moed, mo et degene die de i nrichting drijft deze verontreiniging terstond melden aan het college van burgemeester en wethouders, 4.3 Direct na een in voorschrift 4.2 bedoelde melding dient de bcdeiTi en/of het grondwater v an de in richting te worden onderzocht. De resultaten hiervan dienen zo sp oedig mogelijk, doc h uiterlijk 3 maanden da arna te wo rden overlegd aan het College van Burgemeester & Wethouders. 4.4 Bij verontreiniging van de bodem en/of het grondwater dient de oorzaak van de ve rontreiniging zo s poedig mogelijk te worden weggenomen en dient de verontreinigde bodem en/of h et grondwater overeenkomstig de aanwijzing van het sectorhoofd Ruimtelijke Ontwikkeling en Openbare Werken van de gemeente Dantuinadeel doo r de vergunninghouder te wor den ve rwijderd of be handeld. Indien o bjecten in d e bo dem, z oals tanks, l eidingen en kabels, aanwezig zijn, die re delijkerwijs me t de verontreinigde s tof en /of vl oeistof in aanraking kunnen zijn geweest, moet deze worden gecontroleerd op aantasting door de bed oelde s tof en/of vl oeistof en indien nodig wo rden b eproefd, hersteld of vervangen. 5.
Brandpreventie
5.1 . Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten voldoen de brandblusmiddelen of brandbestrijdingsinstallaties aanwezig zijn. Op de op tekening als zodanig aangegeven plaats dient een van Rijkskeurmerk voorziene poederblusser te worden aangebracht met een inhoud van ten minste 7 kg bluspoeder, geschikt voor het blussen van A, B en C-branden. 5.2 Alle brandblusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar zijn aan gebracht en onbelemmerd kunnen worden bereikt. De brandblusmiddelen moeten voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren. 5.3 Draagbare blustoestellen mo eten z ijn voo rzien va n ee n ri jkskeurmerk me t rangnummer en geschikt zijn voor het blussen van klasse A, B en C-branden. Het onderhoud moet overeenkomstig MEN 2559 geschieden. 5.4 De blusmiddelen d ienen te n mi nste e en ke er per j aar do or e en d oor he t College van Burgemeester & Wethouders bevoegd te achten deskundige te worden gecontroleerd. Van elke uitgevoerde controle moet aantekening worden gemaakt op een bij het apparaat te r inzage aa nwezige r egistratiekaart of mi ddels ee n du idelijk zichtbare sticker/label, welke op het blusmiddel is aangebracht.
6.
Bewarincr Kl-, K2- en K3-vlcieistoffen en chemicaliën in emhf^llaqe
6.1 De verpakking van KI-, K2- en K3-vloeistoffen en van andere chemicaliën moet dicht zijn, geschikt voor de desbetreffende stof en voldoende sterk. Het vaatwerk moet zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer. Indien vaatwerk buiten het bebouwde deel van de inrichting wordt opgeslagen, moet het vaat werk z ijn geplaatst i n ee n vl oeistofdichte ba k, die ten minste 100% v an alle opgeslagen stoffen kan bevatten. Voorzieningen moeten zijn getroffen om te voorkomen dat regenwater in de vloeistofdichte bak kan geraken. 6-2 In de inrichting mo gen ni et m eer KI -, K2- en K3 -vloeistoffen en a ndere chemicaliën a anwezig z ijn dan voor e en goede bedrijfsvoering noodzakelijk is. 6.3 Voor de opslag van bestrijdingsmiddelen zijn de artikel 8 tot en met 12 van het Be strijdingsmiddelenbesluit ( Stb. 1 964, 328) van overeenkomstige toe passing. 7.
Voorschriften voor de opslacr van dieselolie in een bovengrcodse stalen tank met een inhrHTd ilQQ liter
constructievoorschriften 7.1 De stijfheid en sterkte van een tank mo eten voldoende zijn om schadelijk vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd., 7.2 De ondersteunende constructie van een tank moet uit onbrandbaar materiaal bestaan. Op plaatsen waar kans op verzakking bestaat, moet een doelmatige fundatie zijn aangebracht. 7.3 Een tank moet zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met inwendige mid dellijn van ten minste 30 mm. De ontluchtingsleiding moet tegen inregenen zijn beschermd. 7.4 Indien ee n vl oeistofstandaanwijzer of pe ilinrichting is a angebracht moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of door breuk, onmogelijk is. 7.5 In elke aansluiting op een tarJc beneden het hoogste vloeistofniveau en in de toevoerleiding naar he t verbruikstoestel moe t zo dicht mo gelijk bi j de tankwand een metalen afsluiter zijn gep laatst. Deze moe t zodanig zij n uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend, dan wel is gesloten. 7.6 Het uitwendige v an een tank en de leidingen moet afdoende tegen corrosie zijn beschermd. 7.7 Leidingen moeten bovengronds zijn gelegd. 7.8 De tank moet zijn omgeven door een vloeistofdichte bak. De inhoud van de bak moe t te n mi nste gelijk zijn aan de i nhoud va n de tank. De b ak moet voldoende sterk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk. Er mag geen hemelwater in de bak aanwezig zijn.
7.9 De gehele installatie van de tanlc en de leidingen moet vloeistofdicht zijn, hetgeen voor het in gebruik nemen of na een grote reparatie, door een be proeving m oet w orden a angetoond. Deze beproeving m oet geschieden door de tank en de leidingen geheel met water te vullen of door de tank en leidingen af te persen met een overdruk van 30 kPa met lucht of 200 kPa met water. Indien bij de beproeving een lekkage of e en andere ongerechtigheid wordt geconstateerd mag de tank niet in gebruik worden gesteld. Voor de beproeving moet ti jdig k ennis worden ge geven aan het co llege van burgemeester en wethouders, z odat het college van b urgemeester en wethouders i n de gele genheid is om bij de beproeving aanwezig te zijn. 7.10 Een tank mag slechts voor 95% worden gevuld. 7.11 Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is afgekoppeld, moet de vulopening of vulleiding met een goed sluitende dop of afsluiter worden afgesloten. 7-12 Leidingen, m et uitzondering van flexibele verbindingsstukken, m oeten zijn vervaardigd v an metaal van voldoende mechanische sterkte. De verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de leiding. 7.13 De omgeving van een tank moet vrij van brandgevaarlijke stoffen worden ge houden. De begroeiir^ in de omgeving van de tank moet kort worden gehouden. Afleverpomp voor dieselolie 7.14 De ponp m oet z odanig zi jn geplaatst e n de afleverslang moet zodanig zijn bemeten, dat de aflevering niet kan plaatsvinden binnen 1 meter afstand van een tank. 7.15 De pom p moe t zo danig zi jn in gericht, dat s lechts g edurende e en d aartoe strekkende opzettelijke bediening, vloeistof uit de poirp kan stromen. 7.16 De ponp mag niet door onbevoegden in werking kunnen worden gebracht. 7.17 Bij het plotseling sluiten v an de vulafsluiter m oet een e ventueel o ptre dende drukstoot kunnen worden opgevangen. 7.18 Het afleveren vloeistof is verboden, i ndien daarbij wordt gerookt of eni gerlei vuur of open kunstlicht aanwezig i s, of de motor van het voertuig, waaraan de vloeistof wordt afgeleverd, in werking is. 7.19 Nabij de ponp moet voor blussen een poederblusser met een vulling van ten minste 6 kg, onbelemmerd bereikbaar aanwezig zijn en steeds tot onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn. Het blusmiddel moet jaarlijks op haar deugdelijk heid worden gecontroleerd door een daartoe door het college van burgemeester en wethouders bevoegd te achten deskundige. 7.20 De porp met cxngeving moet schoon zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.
8.
Voorschriften met betrekking txrt: het hcxjden van inpllcrnndvtge
B.1 In de inrichting mogen ten hoogste 53 melkkoeien en 50 stuks jongvee (kal veren en pinken) aanwezig zijn. 8.2 De ramen aan de noordzijde van de jongveestal^ moeten, voor zover zij geen functie hebben voor de luchtverversing in de stal, gesloten worden gehouden. Door deze ramen mag geen lucht vanuit de stal naar buiten stromen. Deuren in deze st al m oeten zo veel m ogelijk ge sloten wo rden g ehouden. In de jo ng veestal mogen niet meer dan 20 kalveren worden gestald alsmede ten hoogste 5 zieke of hoogdrachtige melkkoeien. 8.3 Op het t errein van de inrichting, me t inachtneming va n de grenzen op de situatieschets die op de bij deze beschikking behorende tékening is aange geven, m ogen ten westen, n oorden e n oosten van de in voorschrift 8.2 ge noemde jo ngveestal g een di eren w orden ge plaatst, a angebonden, ge weid e n dergelijke. Het gebruik van deze strook voor het onmiddellijk doorlaten van dieren is wel toegestaan. De opslag van mest 8-4 Dunne mest en gier moet worden opgeslagen in de hiertoe bestemde mestdichte opslagruimte onder de st al. Deze r uimte mag n iet vo orzien zijn v an een overstort. Het transport van dunne mest of gier afkomstig van een plaats elders binnen de inrichting naar de opslagruimte moet geschieden door middel van een ge sloten en mestdicht riool of een daaraan gelijkwaardige voorziening. 8.5a Op het uitbreidingsgedeelte van de n^stkelder zijn de betreffende bepalingen van de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1990 van toepassing. 8.5b Dunne mest en/of gier, dienen te worden bewaard 'in eén vloeistofdichte op slagruimte binnen de gebouwen van de inrichting of via gesloten leidingen te worden afgevoerd naar een vloeistofdichte opslagruimte. 8.6 Behalve t ijdens het ledigen moet de opslagruimte v oor dunne roest en gier door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, ge sloten zij n. Dit voorschrift is niet van toe passing op openingen van de opslagruimte die zich binnen het gebouw bevinden. 8.7 Spoel- en schrofcwater moet, door een vloeistofdichte riolering of een daaraan gelijkwaardige vo orziening, worden af gevoerd naa r de mestdichte opslagruimte. 8.8 De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op de op de bij deze vergunning behorende tekening aangegeven mestdichte mestplaat, die is voor zien van een. opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest moet zodanig geschieden dat uitzakkend vocht niet van de mest plaat kan vloeien. Dit vocht moet door middel van een gesloten, mestdichte riolering worden af gevoerd naa r een me stdichte c pslagruirate al s be doeld onder voorschrift 8.4. 8.9 Bij het verwijderen van mest of gier mag de omgeving niet worden veront reinigd. Tr ansport van dun ne me st of gier moe t ges chieden in ge sloten tankwagens. V aste mest moet getransporteerd worden roet behulp van daartoe geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen.
8.10 Het verwijderen van (drijf)mest of gier mag niet plaatsvinden op zon- en algemeen erkende feestdagen. 8.11 In aanvulling op het bepaalde in voorschrift 8.10 mag het verwijderen van de drijfmest en/of gier eveneens niet plaatsvinden op de overige dagen tussen 20.00 en 07.00 uur. 8.12 Gedurende de opslagperiode mag de i nhoud van de drijfmestkelder niet in beweging worden geliouden, behoudens ten behoeve van menging gedurende korte tijd. De opslag van veevoeder 8.13 Tijdens h et p neumatisch vullen v an v oedersilo's m oeten m aatregelen z ijn getroffen om verspreiding van stof buiten de inrichting te voorkomen. 8.14 Kuilvoeropslag mag alleen plaatsviiiden op de bij deze vergunning behorende tekening aangegeven plaats.
uitvoerinq: archie+ + geM,bijlagen; a + schri-fl : a nvrager + qew.bijlagen ) copie aan : Arbeidsinspectie )te verzenden met brie+ en kennisgeving. Reg,Insp .Volksgezondheid )
i HINDERWET verzoek vergunning - tevens beschrijving Agrarische sector
Qoméeote Da ntumadééi
2 0 AUG. 1391 In zésvoud Indlénenl Burgemeester en wethouders van de gemeente
Dantumadeel Datum
.19—91
12 jun1
Gegevens aanvrager Naam aanvrager —T-^-Atonema-
Donlaweg 106
Adres Postcode
9104 fiP
Telefoon
Plaats
Oamwniiflp
05111 -?371
, Telefax.
Verzoekt vergunning tot het: CU oprichten en in werking hebben van
in verband met de uitbreiding/wijziging van de Inrichting, voor welke reeds vergunning werd verleend, een nieuwe, de gehele Inrichting omvattende vergunning (art. 6a)
CD uitbreiden en/of wijzigen van • veranderen van de gebezigde werkwijzen in • de hieronder omschreven inrichting • de hieronder omschreven inrichting voor een termijn van _
- jaren
Aard van de inrichting Hier de aard van de Inrichting vermeiden, waarbij de terminologie van artikel 1 van hef HInderbesluit zoveel mogelijk is aan te houden, bijv. ee n melkrundveehouderij, varkensmesterij, fokzeugenhouderij, kippenhouderij enz.
Melkrundveehouderl.1 Plaats waar de Inrichting Is of zal worden opgericht Naam Inrichting
Melkritndveehouderl.i
Adres
Dom'aweq 106
9104 GP Plaats 05111-2371 Telefoon Kadastrale ligging. Akkerwoude
Postcode
Damwoude . Telefax . Sectie
- Nr(s)
2136
Contactpersoon Telefoon
. Telefax
Handtekening aanvrager
Vraag zo nodig voorlichting aan het gemeentebestuur welke andere vergunnirtgecMrfi^Sigheeft voor het Inbedrijf stellen van uw inrichting. Bij de aanvraag over te leggen: een bouwkundige plattegrondtekening In zesvoud,schaal niet kleiner dan 1 : 250, doch bij voorkeur 1; 100,de uit- en inwendige samenstelling van de inrichting en toebehoren aangevende (deze tekening dateren en ondertekenen). © samsom 32990 i
-1.777.51
Nauwkeurige beschrijving > Doel van de Inrichting: (Hier beknopt aangeven hetgeen In de inrichting wordt verricht, vervaardigd of verzameld).
Het houden van melkrundvee voor melkprodukte. gevoerd met ZOVPPI mngplijk Produkten van eigen bedrijf
1: i i Oprichtingsdatum iqyfi
.(Alleen in te vullen voor bestaande bedrijven).
:2- I i:Deopsiag^van'.kuiivöèrV
ó
• N.v.t. KI De afstand tussen de kuiivoeropslag van gras en de dichtstbijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt 64
meter.
K De afstand tussen de kuiivoeropslag van snljmais en de dichtstbijzijnde woning van derden of gevoelig object bedraagt 80 ,meter.
3 I i Afstanden mestopslag K De afstand tussen de opslagplaats van vaste mest en de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa K De afstand tussen de opsiagpiaats van vloeibare mest en de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa • De afstand tussen de opsiagpiaats van gier en de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa
KI Drijfmestkelders K Mestplaat • Mestbassin
inh. 7 20 inh. ^0 inh
. m-"
OpenZ/i^tóskt. Opp. 35 Open/Afgedekt. Opp
;5 ijWestvervoer. ^ KI Aantal keren dat de mest uit het bedrijf wordt afgevoerd. K De vloeibare mest wordt afgevoerd: naar: —lantJ
met;
gesloten giertanks
KI De vaste mest wordt afgevoerd: naar: 1111^ met: half gesloten nie<:t.wagpn^
_6— maai per jaar
ZQ
meter.
3LL meter. meter.
m^
ISi
iii
Totaal te realiseren (altijd in te vullen^ Diersoort
\-Z ^OZV-L
b. Vrouwelijk jongvee tot ca. 2 jaar c. Vleeskalveren (witvlees) van ca. 0-6 maanden d. Vleesstieren tot ca. 2 jaar (evenals overig vleesvee) Varkens e. Fokzeugen Incl. biggen tot ca. 25 kg f. Opfokzeugen van ca 25 kg tot ca, 7 maanden g. Opfokzeugen van ca. 7 maanden tot de eerste dekking h. Dragende en/of guste zeugen i. Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden j. Dekberen, ca. 7 maanden en ouder k. Opfokzeugen op specifieke opfotóiedrijven (gespec. bedrijf waar uitsluitend biggen zwaarder dan 25 kg. worden opgefokt tot fokzeugen;
ilL-..;
5^ 1.^
%s
Mestsysteem Inhoud/ - drijfmesl capaciteit - vaste mest Inm' -gier
Nr. op tekening
Aantal vigs, huidige vergunning(en)
t>o 3o
Mestsysteem Inhoud/ - drijfmest capaciteit - vaste mest inm^ -gier
liil ÊÊSÊÊ •imrw
^iüÉi
.
Aantal reeds aanvtrezig
Omvang volgens vergunning(en) Aantal te houden
Rundvee a. Melk- en kalfkoeien (evenals zoogkoeien)
fliïï»
i:uln
Nr. op tekening
Aantal reeds aanwezig
Mestsysteem Inhoud/ capaciteit - drfjfmesl - vaste mest in m' -gier
Nr. op tekening
'T
6: Diersoort
Aantal te houden
Mestsysteem Inhoud/ capaciteit - drijfmest - vaste mest In
•gier I. - vleesvarkens zwaarder dan 25 kg volledig rooster - vleesvarkens zwaarder dan 25 kg ged. rooster H- st ankafsluiting - opfoktieren m. Aa ntal tiiggenplaatsen tot 25 kg op de batterij Klppon n. - Opfokhennen en -hanen van leqrassen jonger dan 18 w. open mestopslag onder de batterij - Opfokhennen en -hanen van legrassen jonger dan 18 w. mestband batt. afvoer in gesloten put, natuurlijke vent. - Opfokhennen en -hanen van legrassen jonger dan 18 w. mestbandbatt. afvoer in gesloten put, mechanische vent. - Opfokhennen en -hanen van legrassen jonger dan 18 wi batterij met geforceer de mestdroging (kanalenstal) - Opfokhettnen en -hanen van legrassen jonger dan 18 w. mestbandbatt. met geforc- mestdroging (korte opslag) - Opfokhennen en -hanen van legrassen jonger dan 18w. mestbandbatt. met geforc. mestdroging (lange opslag) - Opfokhennen en -hanen van legrassen jonger dan 18 w. grondhuisvesting (stroolselvloer, roostervloer) - Legkippen (evenals (groot-)ouderdieren van legrassen) open mestopslag onder de batterij - Legkippen (evenals (groot-)ouderdieren van legrassen) mestbandbatt. afvoer in gesloten puL natuurlijke vent. - Legkippen (evenals (groot-)ouderdieren van legrassen) mestbandbatt. afvoer in gesloten puL rrrec/ran/sc/revent - Legkippen (evenals (groot-)ouderdieren van legrassen) batterij geforc. mestdr. (deeppit-, kan.-, highrisestal)
Aantal reeds aanwezig
Omvang volgens vergunning(en)
Totaal te realiseren (altijd In te vullen) Nr. op tekening
Aantal.vigs. huidige vergunnlng(en)
Mestsysteem Inhoud/ capaciteit - drijfmest - vaste mest inm^ -gier
Nr. op tekening
Aantal reeds aanwezig
Mestsysteem Inhoud/ • drijfmest capaciteit • vaste mest in m' -gier
Nr. op tekening
m
KiH-:
Totaal te realiseren (altijd in te vullen) Diersoort
- Legkippen (evenals (groot-)ouderdleren van legrassen) mestbandbatt, met geforc. mestdroging (korte opslag) -Legkippen (evenals (groot-)ouderdleren van legrassen) mestbandbatt. met geforc. mestdroging (lange opslag) - Legkippen (evenals (groot-)ouderdleren van legrassen) grondhulsvest. scharrelkippen (strooisel-, roostervl.) - Opfokhennen, -hanen van slachtrassen jonger dan 19w. - Ouderdieren van slachtrassen Slachtkulkens 0. Mestkulkens geïsoleerde vloer Mestkuikens ongeïsoleerde vloer p. Kalk oenen - O tot 6 weken - 6 tot 30 weken • 30en meerweken - slachtkalkoenen q. Paarden r. Konijnen (voedsters) s. Schapen t. Geiten u. Nertsen Fokteven Reuen Pups v. Vossen Fokmoeren Rekels Pups w. Honden
Omvang volgens vergunnlng(en) Aantal te houden
Meetsysteem Inhoud/ - drijfmest capaciteit - vaste mest In m^ - gier
Nr. op tekening
Aantal vigs. huidige vergunnlngjen)
Mestsysteem Inhoud/ - drijfmest capaciteit - vaste mest In -gier
Aantal reeds aanwezig Nr. op tekening
Aantal reeds aanwezig
Mestsysteem Inhoud/ - drijfmest capaciteit - vaste mest -gier
Nr. op tekening
Omgeving In de direkte omgeving van het bedrijf Is/zijn gelegen: Afstand K • • • KI • • • D
Bebouwde kom Ziekenhuis, sanatorium, Internaat etc. Bungalowpark, camping, etc. Zwembad, speeltuin Meerdere burgerwoningen in lintbebouwing Meerdere verspreid liggende burgerwoningen Een enkele burgerwoning in het buitengebied Agrarische bedrijfswoning van derden Binnen 10 en/of 25 jaarszóne waterwingebied
^ 8 jiVentilatie
-m . m . m .m .m .m . m ja/nee
•
K op natuurlijke wijze • Op mechanische wijze aantal elektrische ventilatoren totaal vermogen
.9
0_ .m
•• 1,5
. m bo ven maaiveld . m bov en maaiveld . stuks -kW
I Vermogen (totaal)
KI Elektromotoren K Verbrandingsmotoren
-
_9Q
kW
kW
110 iStookinstaiiatlé 1^ • • • •
Gas stookolie Vaste brandstof: soort Elektrische verwarmingsapparatuur
Vermogen. Vermogen. Vermogen Vermogen. Vermogen.
.kW (totaal) .kW (totaal) .kW (totaal) .kW (totaal) .kW (totaal)
11 i Chemische afvalstoffen N.v.t. Aard
• Afgewerkte olie • Olie/vetafzetting • Zand c.q. slibafval • •
Afvoerfrequentie per jr.
Hoeveelheid/jr. In kg.
Wijze van opslag
Inzamelaar
.• i
Soort 1 ga!;o11e 2 3. 4 5 6 7 8 9 10
Type opslag* (ondergr. bovengr.)
hovfingrnndfi
Hoeveelheid
UI
Datum installatie fliig. 199.0
Nr. op tekening T
* Bij ondergrondse tank- en installatie certificaten bijvoegen.
• • D •
In gemeenteriool Op open water _ In septictank In1 uuut#rii bodem _
in drj.ifmestkelder
• N.v.t. Via • Zand c.q. slibvanger • Vetafschelder • Waterzuiveringsinstallatie • Olie/benzine-afscheider • Bezinkvijver Bijgevoegd is; • Berekening zand c.q. slibvanger n Berekening olie/benzine-afscheider • Berekening vetafscheider
'
• Is er een vergunning van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aanwezig? ja/nee • Is er een rioleringsvergunning aanwezig? ja/nee • Is er een kennisgeving volgens de rioollozingsverordening aanwezig? ja/nee Op de tekening moet de aansluiting van het bedrijfsriool op het gemeentelijk riool en/of oppervlaktewater zijn aangegeven.
" U l-M-mai • N.v.t.
5?)
4
_1
-tussen 07.00en 19.00 uur pewJag/week _ tussen 19,00 en 23.00 uur pep
• 13 • •
N.v.t. Bestrijdingsmiddelenkast, niet betreedbaar Betreedbare bestrijdingsmiddelenkast Hoeveelheden die maximaal per soort aanwezig zijn;
tw c P A - nncrp
hJlX
-kg/1 -kg/l -kg/1
HQ'" kg/l kg/1
I. 16 I i Opslag overige Stoffen : , ^ Kunstmestsilo 2 stuks 10 en 14 • Breivoederinstallatie Meelsilo's; aantal
2
stuks
12 en 16
Zo ja, Soort stof
Hoeveelheid
kunstmest
10 m ' 14 m '
krachtvoer
16 ni=
kunstmésf krachtvoer
12 m®
Ammohiak-uitworp bepérkènde maatregelen
Type opslag
silo silo silo silo
•I
Worden er speciale voorzieningen getroffen ter beperking van de uitworp van ammoniak en/of stankveroorzakende stoffen? ® Nee • Ja, de volgende voorzieningen: • Blobedinstallatie • Bioluchtwasserinstallatie • Stoffllter(s) • Stal(len) nr. en met gesloten mestopslag • • Omschrijving van bovenstaande uitworpbestrijdingsmaatregelen is bijgevoegd.
' IflJ Hier vermelden de redelijkerwijs binnen afzienbare tijd te verwachten wijzigingen of uitbreidingen van de inrichting of veranderingen van de in de Inrichting gebezigde werkwijzen, de situering daarvan op het terrein van de inrichting en de periode waarbinnen een en ander zal worden gerealiseerd.
De aanvrager,
Firmastempel,
T.ANNEMA 9104OP DAMWOÜDE Behoort bij besluit van burgemeesters en wethouders van de gemeente _
Behoort- hij besluit van hurae aemeestcr p.n wethouders •ctti van liitudiodeei,
d.d..
d.d.
De secretaris,
m
^
De cKef afdeling Volkshuisvesting. '^1 derting en A'Iilieu Bijlagen.
. stuks
A
.n.o.
ojïslag ku»!,vx)ér b^etonvtoer 12 cm dik
.'K\
opslag kuilwer ietonvloer -12 cmdt k
- — ' • - ^ ,. ' - .Von'ing
^ i
•
•V
opslag kuil.voéf tiefon'vioeriiZ cm dik
uif.treiding
bestaande-liqboxensfal j.
3,0boxèn
voergang
X 30 boxen
«1 L
•\
l^hoort bi} b esi«ir en wetlioudcrs yari D}in:ü;äkdttel, \
LIBBOXENSTAl keldervloer- gew,béton"'12 c m.dik kelderwanden - beton ,20 en 25 cm cJIk vloer-gew.béton e'n'roósters buitenwand - ace panelen dak-houten spanten en gordingen -abc-gglfplaten '
d.d. m
De chef afde llnig Volk shuisvesting,'^ rTRuiwitalijke Ordé hlng en IviiileU '
RENVOOI
I werk.tuigbergïhg tractor 40 kW . tractor 50'kw
gasolietank,inhoud 1100'L. in bak • afdak koetagregaat 2' ki^" melkmachinemotér 3 roerinstaUatie melktank O.S 'Miy inelkpomp 1. hJV i 'gasboiler'9jkv vijzelmoter voer ihstaUatle 0.5^,KM^ .gléropslag l'spoelwatér)- 12 m?' yuilwaterpómp 0,5'kW tr'ansportèur"1 ,kw lasappyaat 1 'kw voersilo 12 m* { kunstmestsilo lO.m^ kunst mest silo 14 m* i v-oersilo Ibnf bestrijdingsmiddelen,op zolder flex 0,5 kW , böormachine'0.5 kW ' méngmachinè' * kw, hoQedr''jkreinrder2 kw.
MELK-RÜNDVEEHOUDERIJ onij.i
Hjnderwet.fekening
opdr.},;
LAnnema, Doniaweg lOa.Oamwoude
SITUATIE kaö.gem.:Akk'erwoude sectie: M nr.: 2136 schaal; Ï^ZOOO
romb u
Bijlage 2
MIEMSTRA V.O.F.
Revisievergunning Wet milieubeheer 2002
VERGUNNING WET MILIEUBEHEER 4 MV/02 Maatschap Annema-Kuipers Doniaweg 106 9104 GP Damwoude
5 augustus 200 2
VERGUNNING WET MILIEU BEHEER 4 MV/02 Maatschap Annema-Kuipers Doniaweg 106 9104 GP Damwoude
5 augustus 2002
AAN: maatschap Annema-Kuipers t.a.v. de heer T. Annema Doniaweg 106 9104 GR DAMWOUDE
uw kenmerk:
uw brief van:
ons kenmerk:
GO-rom/4 MV/02 ^2oosos'i
Damwoude,
O 5 A U6. Z SOZ
onderwerp:
Vergunning in het kader van de Wet milieubeheer
Beschikking Geachte heer Annema, Op 13 februari 2002 hebben wij uw aanvraag ontvangen voor een nieuwe, de ge hele inrichting omvattende vergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer voor een veeho uderij. Uw aanvraag is ingeboekt onder nummer 4 MV/02.
De inrichting De inrichting is gevestigd op het perceel Doniaweg 106 te Damwoude, kada straal bekend gemeente Akkerwoude, sectie M nummers 2136 en 1960. Het be treft een inrichting als bedoeld in onder andere categorie 1.1, onder a en b, categorie 7.1 onder a en categorie 8.1, onder a van bijlage I van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb). U vraagt een vergunning voor het houden van 95 stuks melkrundvee, 76 stuks vrouwelijk jongvee en 2 stieren. Op 14 april 1992 is er een revisievergunning verleend. Gelet op de wijzigingen die zich in de inrichting hebben voorgedaan is door u opnieuw een revisiever gunning aangevraagd. De wijzigingen bestaan onder meer uit een verandering van de veestapel en de b ouw van een jongveestal. De voorschriften verbonden aan voorgaande vergunning, zijn gezien de ont wikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu niet meer toereikend. bijl. : -
typ.; Idv coll.: SP
Gemeentchui.s: Paardebloem 4. Damwoude - Postbu s 22, 9104 ZG Damwoude Telefoon (O.l 11) 426161 - T elefax (0.^ 11) 423139 Email:
[email protected] 4- Web site: www.dautimtadccl.nl nv Ba nk Nederiand.se Cetneeiiten, Den Haag, rek.no. 28.50.01.760
bladzijde : 2 brief nr. : GO-rom/4 MV/02
brief d.d. :
O 5 AÜG. 2 002
Wij hebben uw aanvraag getoetst aan het Besluit melkrundveehouderijen milieu beheer (Besluit). Wij hebben vastgesteld dat uw veehouderij op minder dan 50 meter afstand van een woning van derden is gesitueerd. Gelet op het gestelde in artikel 1, lid 2, onder b, sub 2° van het Besluit valt uw inrichting niet onder het Besluit. De aanvraag is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:17, lid 3 van de Alge mene wet bestuursrecht toegezonden aan de Inspectie VROM te Groningen. Wij hebben met betrekking tot de ontwerpbeschikking, die wij overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage hebben gelegd, geen adviezen of bedenkingen ontvangen. Voorts is er geen gebruik gemaakt van de mo gelijkheid om een gedachtewisseling te houden. Overwegingen ten aanzien van de aanvraag Uw aanvraag dient getoetst te worden aan de beoordelingsgronden zoals die zijn opgenomen in de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 van de Wet milieubeheer. Dit houdt in dat wij uw aanvraag onder andere hebben getoetst aan de "Richtlijn Veehou derij en Stankhinder", de "Wet ammoniak en veehouderij", de "Circulaire energie in de milieuvergunning" en de "Handreiking Industrielawaai en vergunningver lening". Richtlijn "Veehouderij en Stankhinder" Om te kunnen voldoen aan het uitgangspunt dat een veehouderij geen stankover last veroorzaakt aan de omgeving is men onder andere aangewezen op ruimtelijke scheiding. In de richtlijn "Veehouderij en Stankhinder" is een richtlijn (afstandgra fiek) opgenomen, waaraan de aanvraag getoetst dient te worden. De afstandsgrafiek geeft de minimale afstand die moet worden aangehouden tus sen een stankgevoelig object en een veehouderij, afhankelijk van de te houden die ren en het aantal mestvarkeneenheden (mve). De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 21 april 1998, num mer E03.97.0115, geoordeeld dat de in de richtlijn gehanteerde indeling van om gevingscategorieën onvoldoende daadkrachtig is gemotiveerd. De omgevings categorieën dienen dan ook overeenkomstig de voormalige brochure Veehouderij en Hinderwet beoordeeld te worden. In de afstandsgrafiek wordt onderscheid gemaakt tussen categorieën van gevoe lige objecten. Uw inrichting is gelegen in de bebouwde kom van Damwoude. In de directe omgeving van uw inrichting zijn enkele burgerwoningen gelegen. In het onderhavige geval is het stankgevoelige object in de directe omgeving van de inrichting volgens de systematiek van de brochure Veehouderij en Hinderwet te karakteriseren als een categorie I object (bebouwde kom).
bladzijde : 3 brief nr. : GO-rom/4 MV/02 o 2<=>oS'o'Tu
brief d.d. :
Q 5
^002
Indien in een inrichting minder dan 50 MVE worden gehouden is er volgens de richtlijn geen sprake van een intensieve veehouderij. Voor deze bedrijven wordt in de richtlijn een vaste afstand van 100 meter tot woningen van derden aanbevolen, ongeacht de stankgevoeiigheid van het object. In bijlage 2 van de richtlijn is een tabel opgenomen met vaste afstanden die in acht genomen moeten worden voor dieren waaraan geen MVE verbonden zijn. De in richting is gelegen in een categorie i omgeving. De bijbehorende vaste afstand voor melkrundvee bedraagt 100 meter. De afstand tussen de "oude stal", waar de ziekenboeg gesitueerd is en de dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt circa 40 meter. De afstand tussen da melkveestalling en de dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt circa 65 meter. De afstand tussen de nieuw te bouwen jongveestalling en dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt circa 120 meter. De kortste afstand tussen de stallen en de dichtstbijzijnde woning van derden is de reden dat het bedrijf niet valt onder de werkingssfeer van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer en dat er voor het bedrijf een revisievergunning is verleend. Dit onder het stellen van voorschriften. Dit betekent dat de inrichting niet voldoet aan de afstandscriteria als bedoeld in de Richtlijn Veehouderij en Hin derwet. Ten opzichte van de revisievergunning zal als gevolg van onderhavige aanvraag de afstand tussen enig emissiepunt van de inrichting en de dichtstbijzijnde wo ning van derden gelijk blijven. Ten aanzien van het aspect stankhinder is derhalve geen sprake van een ver slechterde situatie ten opzichte van de oprichtingsvergunning. Gelet op het ge ringe aantal dieren en de korte periode dat er dieren in de "oude stal" worden ge houden, is er geen sprake, van onaanvaardbare overlast voor de omgeving. Cumulatie van stankhinder Ingevolge de richtlijn Veehouderij en Stankhinder dient bij de beoordeling van stankhinder tevens het cumulatieve effect te worden betrokken. Dit is de beoorde ling van stankhinder van een veehouderij bij de stankgevoelige objecten in de om geving waarbij tevens gekeken dient te worden naar de totale stankhinder die door meerdere veehouderijen bij één gevoelig object wordt veroorzaakt. Aan rundvee zijn geen MVE verbonden. Van cumulatie van stankhinder zal derhalve geen sprake zijn. Gelet op het voorstaande bestaat er ten aanzien van stankhinder geen bezwaar de gevraagde vergunning te verlenen.
bladzijde : 4 brief nr. : G O-rom/4 MV/02 OIoofoS'H
brief d.d, :
Q 5 AÜD, 2 002
Wet ammoniak en veehouderij Op een veehouderijbedrijf komt ammoniak vrij. Deze uitstoot (emissie) van ammo niak veroorzaakt verzuring in gebieden die daarvoor gevoelig zijn, zoals bijvoorbeeld bossen en natuurterreinen op zandgronden. De Wet ammoniak en veehouderij geeft regels ten aanzien van de ammoniakemissie, uit dierverblijven van veehoude rijen die betrokken moeten worden bij de milieuvergunningverlening. De kortste afstand tussen enig emissiepunt van de inrichting en het dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelig gebied (bos van Damwoude) is circa 780 meter. Aangezien de wet kijkt naar toetsbare gebieden en een zone van 250 meter rond een zodanig gebied is deze niet van toepassing op deze inrichting. Daarnaast is nog gekeken naar het Ontwerp Besluit Ammoniakemissie huisvesting veehouderijen. Dit Besluit zal het toetsingskader vormen voor veehouderijen gelegen buiten de kwetsbare ge bieden en de 250 meter zone daaromheen. Circulaire Energie in de milieuvergunning Het energieverbruik van de inrichting is dusdanig laag dat er behoudens een meet- en registratieverplichting, geen energievoorschriften in deze vergunning op genomen zijn. Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening In de vergunning kunnen tevens grenswaarden worden gesteld ten aanzien van de toegestane geluidproductie bij een bedrijf. In de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (oktober 1998) worden richtwaarden aanbevolen, afhankelijk van de aard van het gebied en het activiteitenniveau. De bestaande rechten zijn 45 dB(A) etmaalwaarde, beoordeeld conform de oude handleiding "Meten en rekenen industrielawaai" ILHR 1301 dd 1981, waarbij inclu sief gevelreflectie beoordeeld is. Op basis van de nieuwe Handreiking Industrie lawaai en vergunningverlening 1999, wordt de geluidsbelasting beoordeeld exclu sief gevelreflectie waarvan de waarde op 3 dB(A) wordt gesteld. In geluidsvoor schriften 2.1 is derhalve de grenswaarde van 42 dB(A) etmaalwaarde opgenomen. De maximale geluidsniveau's (LAmax), worden veroorzaakt door de transportbewe gingen op het terrein van de inrichting. Normaal is het maximale geluidsniveau (LAmax) plus 10 dB(A), maar door de genoemde transportbewegingen en de korte afstand ten opzichte van de woningen, moet daarvan worden afgeweken. Op basis van de bestaande rechten uit de vigerende vergunning is in voorschrift 2.2 een grenswaarde van 70 dB(A) opgenomen. Dit is conform de Handreiking ook de maximale te vergunnen grenswaarde. Voor geluidshinder hoeft, gelet op het voor staande, dan ook niet gevreesd te worden. Indirecte hinder Het geluidsniveau ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking mag over eenkomstig de "Circulaire beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer van 29 februari 1996" ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan de voorkeursgrens waarde van 50 dB(A). Gelet op het geringe aantal verkeersbewegingen van en naar de inrichting zal de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet worden over schreden.
bladzijde : 5 brief nr. : GO-rom/4 MV/02
brief d.d. :
Q 5 ÄUG. ?002
Bodem Voor wat betreft het aspect bodem kan het volgende worden opgemerkt, in de inrichting vinden onder meer de volgende potentieel bodem bedreigende activi teiten plaats: de opslag en aflevering van dieselolie; de opslag van reinigingsmiddelen; de opslag van motorolie; het houden van dieren; de opslag van mest. De gevolgen voor het milieu kunnen in voldoende mate door het stellen van voor schriften worden ondervangen. Gezien het voorstaande hoeft voor bodemveront reiniging dan ook niet gevreesd te worden. Ter bescherming van milieu zijn aan deze vergunning diverse voorschriften ver bonden, waaraan voldaan dient te worden. Uw aanvraag maakt overigens in haar geheel deel uit van deze vergunning. Gelet op het voorgaande, hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer en afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij:
BESLOTEN:
de gevraagde vergunning, zoals bedoeld in artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieu beheer, te verlenen overeenkomstig de aan deze beschikking gehechte tekening en beschrijving met inachtneming van de in de bijlage opgenomen voorschriften.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Dantumadeel, voor dezen, de interim-manager van de productgroep Gemeentelijke OntwjW^eling,
J. Houwen
De aanvrager, een ieder die bedenkingen heeft ingebracht en een ieder, die aantoont, dat hij/zij redelijkerwijs nog niet in staat is geweest bedenkingen in te brengen, kunnen tot en met 18 september 2002 beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA te 's Gravenhage. Het besluit wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht, tenzij voor deze datum beroep is ingesteld en een verzoek is gedaan aan de voorzitter van genoemde afdeling tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Status: beschikking
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ MILIEUVERGUNNING 4 MV 02
Naam inrichting Adres PostcodeA/estigingsplaats
: maatschap Annema-Kuipers : Doniaweg 106 :9104GP DAMWOUDE
INHOUDSOPGAVE
b\z.
BEGRIPPEN
2
VOORSCHRIFTEN
1
Algemeen
10
2
Geluid/trillingen
11
3
Afvalstoffen
12
4
Afvalwater
13
5
Bodembescherming
14
6
Brandveiligheid
15
7
Veehouderij algemeen
16
8
Opslag van kunstmest (klasse c) in een silo
17
9
Opslag en gebruik van bestrijdingsmiddelen
18
10 Bovengrondse tank voor de opslag van (diesel)olie
19
11 Centrale verwarming met een nominale belasting tot 130 kW..
22
1 2 Koel- en vriesinstallaties
23
13 Milieuzorg
23
14 Energie-efficiency
24
15 Milieulogboek
24
4 MV 02
BU 1
Status: beschikking
BEGRIPPEN
Adressen instellingen: Gemeente Dantumadeel Bezoekadres : Paardebloem 4, Damwoude. Telefoonnummer : 0511-426161 Postadres ; Postbus 22, 9104 ZG Damwoude. Provincie Fryslan Postadres Telefoonnummer
: Afdeling Milieu en Water, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. ; 058-2925925
Stichting BSB Friesland Bezoekadres : Heliconweg 62 Leeuwarden (Ondernemingshuis Kamer van Koophandel), Telefoonnummer ; 058-2954273 Postadres : Oude Rijksweg 10, 9481 BD Vries. Afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; Afzuiginstallatie; installatie met een mechanische afzuiging voor het verwijderen van s tof, dampen of ne vels ter plaatse waar deze vrijkomen; ALARA (As Low As Reasonably Achievable ): zo laag als in redelijkheid ,bereikbaar. Het zo ver als in redelijkheid te bereiken is terugdrin gen van de milieubelasting ten gevolge van het in werking zijn van de inrichting, als blijkt dat de gestelde doelstellingen niet haalbaar zijn; Bassin: een reservoir voor de opslag van vloeistoffen, dat niet gelegen is onder een gebouw, doch waarvan een aanwezige bovenafdekking de functie van vloer kan vervullen; Bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlij ke afvalstoffen; Bestrijdingsmiddel: een stof of mengsel van stoffen, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Bestrijdingsmid delenwet (Stb. 1962); Bodemweerstandsrapport; door of namens het KIWA afgegeven rapport van bevindingen van volgens 5.1.3.1 van CPR 9-1 uitgevoerd onderzoek; 4 MV 02
Blz 2
I
Status; beschikking
Bouwkundige kast: een in het algemeen niet betreedbare opslagruimte, waarvan de wanden, de afdekking of de vloer deel uitmaken van de bouwkundige constructie van een gebouw; Brandbare stof: stof die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijft rea geren, ook nadat de ontstekingsbron is weggenomen; Brandwerendheid van bouwdelen: de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke enig bouwkundig onderdeel van een ge bouw zijn functie moet kunnen blijven vervullen bij verhitting, bepaald volgens NEN 6069; ConceptpublicatiebJaden: uitgave Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en W erkgelegenheid; CPR: Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen; CPR 9-1: vloeibare aardolieproducten ondergrondse opslag in stalen tanks en afleverinstallaties voor motorbrandstof; CPR 9-2: vloeibare aardolieproducten bovengrondse opslag kleine installaties; CPR 9-5: (Concept) vloeibare aardolieproducten ondergrondse opslag in kunststof tanks;
CPR 9-6: Vloeibare aardolieproducten buitenopslag van K3-producten in bovengrondse stalen tanks (tot 150 m^); CPR 15-1; opslag gevaarlijke stoffen in emballage; opslag van vloeistoffen en vaste stoffen (0-10 ton); CPR 15-2: opslag gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen en bestrijdingsmiddelen in emballage, opslag van grote hoeveelheden (vanaf 10 ton); CPR 15-3: opslag bestrijdingsmiddelen in emballage (vanaf 400 kg);
DIN: een door het Deutsches Institut für Normung e.V. (DIN) uitgegeven publicatie
4 MV 02
BIz 3
Status: beschikking
Draagbaar blustoestel: toestellen die voldoen aan het "Besluit Draagbare B lustoestellen 1986" (Staatsblad 1986, 553); Emballage: glazen flessen tot 5 I, kunststof flessen of vaten tot 60 I, metalen bussen tot 25 I, stalen vaten of fiberdrums tot 300 I, papieren of kunststof zakken, laadketels; Equivalent geluidsniveau (LAeq): het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999;
Foliebassin: een reservoir voor de opslag van dunne mest dat niet gelegen is onder een gebouw, uitgevoerd als een met een af dichtingsfolie beklede grondput; Gasfles; een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter; Geluidbelasting; de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau; Geluidsgevoellge bestemmingen: gebouwen of objecten, als aangewezen bij Algemene Maatregel van Bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet Geluidhinder (Stb. 1982, 465); Geluidsniveau in dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (lEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651; Geurgevoelige objecten: woningen of andere locaties waar zich gedurende langere tijd mensen bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeg tehuizen en gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie; Gevaarlijke afvalstoffen: bij Algemene Maatregel van Bestuur als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtne ming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volken rechtelijke organisaties;
4 MV 02
BIz 4
Status: beschikkir>g
Gevaarlijke stoffen: stoffen die op basis van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen van de Wet milieugevaarlijke stoffen (WMS) als zodanig worden aangemerkt; Huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover h et afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen; Inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, onderno men bedrijvigheid die binnen een zekere begren zing pleegt te worden verricht; Installaties: of procesinstallaties: het samenstel van m et elkaar verbonden of te verbinden "objecten", die zijn bestemd voor c.q. zijn aangebracht ten behoeve van het transporteren, afwegen, doseren, verwerken (waaronder verbranden) en/of opslaan e.d. van stoffen; onder objec ten worden in dit verband verstaan procesvaten (waaronder distillatie- en roerketels), luchtbehandelingsinstallaties, (opslag)tanks, leidingen, appendages en dergelijke met inbe grip van randapparatuur, meet-, regel- en beveiligingsapparatuur; KO-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan bij 37,8 graden Celsius de dampdruk meer bedraagt dan 98,1 kPa alsme de tot vloeistof verdichte gassen (volgens het Besluit Verpakking en Aan duidingen Milieugevaarlijke Stoffen zijn de verpakkingen voorzien van het opschrift "zeer licht ontvlambaar", bijvoorbeeld ethylbromide, tot vloeistof verdichte gassen en derge lij ke): KI-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan h et vlampunt lager Is dan 21 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 57, en die bij 37,8 graden Celsius een dampspanning heeft van ten minste 35 kPa en ten hoogste 100 kPa, bepaald volgens NEN 928 of een verfproduct waarvan het vlampunt lager is dan 21 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 57 (volgens het Besluit Verpakking en Aanduiding van Milieugevaarlijke Stoffen zijn de ver pakkingen voorzien van het opschrift "licht ontvlambaar", bijvoorbeeld benzine); K2-vloeistof; een bra ndbare vloeistof of een v erfproduct waarvan het vlampunt 21 graden Celsius o f hoger is, doch lager dan 55 graden Celsius, bepaald volgens NEN-EN 57 (volgens het Be sluit Verpakking en Aanduiding van Milieugevaarlijke Stoffen zijn de verpakkingen voor zien van het opschrift "ontvlambaar", bijvoorbeeld petroleum, terpentine, thinner en der gelijke);
4 MV 02
BIz 5
Status: beschikking
K3-vloeistof: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2 719, of een verfproduct waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 57, bijvoorbeeld diesel, gasolie, huisbrandolie, stook olie en dergelijke; KIWA: KtWA NV, Instituut voor certificatie, keuringen en advisering integrale kwaliteitszorg voor bouw-, water- en milieusector, gevestigd te Rijswijk; KIWA-certificaat: document dat een verklaring van het KIWA inhoudt dat de in dat document vermelde en door de producent vervaardigde producten dan wel het uitgevoerde proces geacht kan worden te voldoen aan de daarvoor geldende eisen, zoals vastgelegd in de desbetreffende KtW A-beoordelingsrichtlijn; KIWA-garantiemerlcverklaring; oude benaming van het KIWA-certificaat; KIWA-installatiecertificaat: door of namens het KIWA afgegeven certificaat waarin is vastgelegd dat de ondergrondse tank is uitgevoerd en geïnstalleerd overeenkomstig CPR 9-1 , paragrafen 5.1 en 5.3; KIWA-keurverkiarfng: door of namens het KIWA afgegeven certificaat of rapport als bedoeld in paragraaf 5.1 van CPR 9-1 waarin is vermeld dat de tank volgens de daarop van toepassing zijnde voorschriften is geconstrueerd; Lmax: de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten in de meterstand "fast" ("F"); Losse kast: een niet-betreedbare opslagruimte, van een lichte constructie, waarvan de wanden, de af dekking en de vloer geen deel uitmaken van de bouwkundige constructie van een gebouw of een werklokaal; Mestsilo: een reservoir voor de opslag van dunne mest dat niet gelegen is onder een gebouw, doch waarvan een aanwezige bovenafdekking de functie van vloer kan vervullen; Milieugevaarlijke stof: een s tof, die acute of chronische effecten in ecosystemen kan veroorzaken; classificatie van milieugevaariijke stoffen vindt plaats volgens de afspraken in de richtlijn 67/548/EEC (zie voor meer informatie bijlage 2 criteria categorie milieugevaarlijke stoffen WMS);
4MV02
BIz 6
Status: beschikking
NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) ui tgegeven norm; NEN-ISO: een door de International Organization for Standardization opgestelde en door het Neder lands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm; NeR Lucht: Nederlandse emissie Richtlijnen Lucht; NPR 6912: kathodische bescherming; NVN; Nederlandse Voornorm; NVN 5740; bodem; onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek; Objecten buiten de leef- en woonomgeving: woningen op industriële terreinen, verspreide woningen in agrarisch gebied, kantoorge bouwen en dergelijke; Onbrandbaar: het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064; Ontvlambare stof: een s tof die in vloeibare toestand een v lampunt van ten minste 21 graden Celsius en ten hoogste 55 graden Celsius heeft; Openbaar riool: voorziening van de inzameling en het transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.15 van de Wet milieubeheer; Oxiderende stof: een stof die bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exo therm kan reageren; P 69: veilig werken in besloten ruimten; P 163: garageverwarming; Publicatiebladen: uitgave Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:
4MV02
BIz 7
Status: beschikking
Referentieniveau; de hoogste waarde van de onder a. en b. genoemde geluidsniveaus, bepaald overeen komstig de onderzoeksprojecten van de Interdepartementale Commissie Geluidshinder (ICG-onderzoeksprojecten) lL-HR-15-01 en IL-HR-22-01: a. het geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A), dat gemeten over een bepaalde periode gedurende 95% van de tijd wordt overschreden, exclusief de bijdrage van de inrichting zelf; b. het optredende equivalente geluidsniveau Ibteq), veroorzaakt door wegverkeersbronnen minus 10 dB{A), met dien verstande dat voor de nachtperiode van 2 3.00 tot 7.00 uur alleen wegverkeersbronnen in rekening mogen worden gebracht met een intensiteit van meer dan 500 motorvoertuigen gedurende die periode; Referentieperiode: tijdsbestek waarbinnen een bassin moet blijven voldoen aan de gestelde eisen; Regels; Regels voor toestellen onder druk van Stoomwezen BV; Schadelijke stof: een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid gevaren van beperkte aard kan opleveren; Toebehoren: de op een toestel, tank of leiding aangebrachte appendages, zoals afsluiters, meet-, regel en beveiligingsapparatuur; Verfaanmaakruimte: werklokaal waarin verf voor verwerking wordt gereed gemaakt, waartoe één of meer van de volgende handelingen worden verricht: op temperatuur brengen; oplos- en verdunningsmiddelen toevoegen; roeren; op kleur brengen; op juiste viscositeit brengen; zeven; Verfverwerkingsruimte: werklokaal waarin verf door enige appiicatiemethode, anders dan met de kwast, op voor werpen wordt opgebracht; Vergiftige stof: een stof die door inademing of door binnendringing via de mond of door de huid ernstige acute of chronische gevaren en zelfs de dood kan veroorzaken;
4MV02
BIz 8
Status: beschikking
VISA: Veiligheid Industriële Stookinstailaties Aardgas; Vlampunt: de temperatuur, gemeten volgens de normen NEN-ISO 4263 respectievelijk NEN-ISO 2719, waarbij de dampspanning van een zich in een vloeistof bevindend dampluchtmengsel een samenstelling heeft die overeenkomt met de o nderste explosiegrens van het mengsel; VLG: Reglement betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen;
Woning: een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is be stemd; Voor zover een DIN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm, waarnaar in een voorschrift ver wezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze ve rgunning van kracht geworden is, laatst uitgegeven norm met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel, voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft, de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald; Daar waar in de voorschriften sprake is van een "inrichting", wordt uitsluitend bedoeld dat deel van de inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd.
4MV02
Blz 9
Status: beschikking
VOORSCHRIFTEN
1 Algemeen 1.1
De aanvraag met de gewaarmerkte bijlagen en bijbehorende tekeningen maken onderdeel uit van de vergunning, voor zover de daarin vastgelegde feiten en omstandigheden invloed hebben op de aard en de omvang van de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken.
1.2
De inrichting, met inbegrip van het open terrein, moet worden schoongehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.
1.3
Installaties of onderdelen van installaties, welke buiten bedrijf zijn gesteld, moe ten zijn verwijderd, tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren.
1.4
Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ander ongedierte moet worden voorkomen; zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doel matige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden; bestrijdingsmiddelen moeten zodanig worden gebruikt dat geen gevaar voor de omgeving ontstaat.
1.5
Uitmondingen in de buitenlucht van afvoeren van bijvoorbeeld ventilatie systemen, luchtbehandelinginstallaties of afzuigsystemen, ten aanzien waarvan verder geen andere voorschriften zijn gesteld, moeten zodanig zijn gesitueerd dat van de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen hinder wordt ondervonden buiten de inrichting.
1.6
De verpakking van KI-, K2- en K3-vloeistoffen en van andere chemicaliën moet dicht zijn, geschikt voor de desbetreffende stof en voldoende sterk; bewaring van voornoemde stoffen is niet toegestaan in trappenhuizen van gebouwen en op plaatsen die kunnen dienen als vluchtweg in geval van brand of anderszins.
1.7
In de inrichting mogen niet meer KI-, K2- of K3-vloeistoffen en andere chemi caliën aanwezig zijn dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is, met een maximum van 200 I (exclusief gasolie); de opslag van KI- K2-vloeistoffen en chemicaliën moet plaatsvinden in een vloeistofdichte bak, die de totale voorraad opgeslagen vloeistoffen kan bevatten; de opslag van K3-vloeistoffen moet plaats vinden in een vloeistofdichte bak die de inhoud van de grootste opgeslagen ver pakking kan bevatten vermeerderd met 10% van de overige opgeslagen embal lage.
1.8
Tijdens het bevoorraden van de inrichting, tijdens het aan- en afvoeren van pro ducten en het afvoeren van afvalstoffen uit de inrichting, moet de openbare weg worden vrijgehouden; de toegangen naar woningen en andere belendingen moe ten worden vrijgehouden.
4MV02
BIz 10
Status: beschikking
1.9
De elektrische installatie in de inrichting moet voldoen aan NEN 1010; in ruimten met gasontploffingsgevaar moet de daarin aanwezige elektrische installatie bo vendien voldoen aan NEN 3410 en het elektrische materieel in die ruimten aan NEN 3 125, NEN-EN 5 0014 tot en met NEN-EN 5 0020, NEN-EN 50 028 en MEN EN 50039.
1.10 De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting, moet zodanig zijn afgeschermd dat geen hinderlijke lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is. 1.11 De elektrische installatie in de inrichting mag geen storing in de radio- en/of televisie-ontvangst als ook in het telecommunicatieverkeer veroorzaken. 1.12 Daar waar in deze vergunning is voorgeschreven dat degene die de inrichting drijft, verplicht is metingen, keuringen en controles aan installaties of installatieonderdelen te verrichten of te laten verrichten, moeten de resultaten daarvan ten minste drie jaar dan wel tenminste tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerstvolgende meting, keuring of controle in de inrichting worden bewaard en aan een daartoe bevoegde ambtenaar op diens verzoek worden getoond. 1.13 Als een emissie naar lucht, water, bodem of een emissie van geluid een in de voorschriften gesteld maximum overschrijdt of als er een emissie optreedt die niet is toegestaan, dan moet: de oorzaak h iervan terstond worden bestreden; de datum, het tijdstip, de duur, de samenstelling en de omvang van de emissie, alsmede de getroffen maatregelen in de milieuregistratie worden vastgelegd; als een dergelijke emissie gevaar, schade of hinder buiten de inrichting kan veroorzaken deze emissie terstond mondeling worden gemeld aan B en W van de gemeente Dantumadeel. De gedane mondelinge melding moet schriftelijk worden bevestigd.
2 Geluid/trillingen Algemeen/geluid 2.1
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr.tr) geproduceerd door de inrichting mag, gemeten en beoordeeld volgens de "Handleiding meten en rekenen industhelawaai 1999", waarbij: •
de dagperiode tussen 6.00 en 19.00 uur is;
•
de avondperiode tussen 19.00 en 22.00 uur is; alsmede op zondagen en algemeen erkende feestdagen tussen 6.00 en 22.00 uur;
9
de nachtperiode tussen 22.00 en 6.00 uur is;
4 MV 02
BIz 11
Status; beschikking
ter plaatse van de vergunningpunten 1, 2, 3 en 4 conform de bijgevoegde teke ning niet meer bedragen dan: -1
Beoordelingshoogte
1,5 m.
5,0 m. 2.2
1
Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
in dB{A)
In dB(A)
In dB{A)
42
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
37
32
Het maximale geluidsniveau (LAmax) gepro duceerd door de inrichting, mag, geme ten en beoordeeld volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999" ter plaatse van de vergunningpunten 1, 2, 3 en 4 conform de bijgevoegde tekening niet meer bedragen dan:
Beoordelingshoogte
Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
in dB{A)
in dB{A)
In dB{A)
1,5 m.
70
N.v.t.
N.v.t.
5,0 m.
N.v.t.
65
60
1
3 Afvalstoffen 3.1
In de inrichting mogen geen afvalstoffen, van welke aard dan ook, worden ge stort, verbrand of begraven.
3.2
Afvalstoffen dan wel stoffen, die, om welke reden dan ook, niet (meer) in de in richting worden toegepast, alsmede de daarbij behorende emballage, moeten re gelmatig, in een frequentie die past bij de aard en de o mvang van de afvalstoffen uit de inrichting worden verwijderd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
3.3
Afvalstoffen moeten op een ordelijke en nette wijze worden bewaard zonodig in doelmatig gesloten verpakkingen of afsluitbare containers; zodanig dat de afval stoffen zich niet kunnen verspreiden en de eventueel van de afvalstoffen afkom stige geur zich niet buiten de inrichting kan verspreiden.
3.4
Indien bij het bewaren of afvoeren van afvalstoffen verontreiniging binnen en/of buiten (het terrein van) de inrichting plaatsvindt, dan moeten direct maatregelen worden genomen om deze verontreiniging te verwijderen.
4 MV02
BIz 12
Status: beschikking
3.5
De in de inrichting vrijkomende afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik zoveel mogelijk naar soort worden gescheiden, verzameld, bewaard en afge voerd. Dit geldt in ieder geval voor de volgende afvalstoffen: papier en karton; hout; (klein) gevaarlijk afval; overig bedrijfsafval; afgewerkte olie; metalen.
3.6
Deze afvalstoffen moeten gescheiden worden opgeslagen en afgegeven worden aan daartoe gespecialiseerde verwerkers.
3.7
De verpakking van restanten en afvalproducten van KI-, K2-, en K 3-vloeistoffen, afgewerkte olie en andere chemicaliën in vaatwerk/emballage moet dicht zijn, ge schikt voor de desbetreffende stof en voldoende sterk. Te allen tijde moet op duidelijk te onderscheiden wijze zijn aangegeven welke categorie afvalstof zich in de verpakking bevindt.
3.8
De opslag van de in voorschrift 3.7 genoemde producten moet plaatsvinden in een vloeistofdichte bak, die de totale voorraad opgeslagen vloeistoffen kan be vatten; in afwijking hiervan moet de opslag van genoemde K3-vloeistoffen plaats vinden in een vloeistofdichte bak, die tenminste de inhoud van de grootste in bewaring zijnde soort emballage met K3-vloeistof, vermeerderd met 10% van de overige emballage voor K3-vloeistoffen kan bevatten. Lege ongereinigde verpak king moet worden bewaard als volle.
4 Afvalwater 4.1
Bedrijfsafvalwater mag slechts in een openbaar riool worden gebracht, indien door de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid ervan: de doelmatige werking niet wordt belemmerd van een openbaar riool, een door een be stuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk en de bij een zodanig openbaar riool of zuiveringstechnisch werk behorende apparatuur; de verwerking niet wordt belemmerd van slib, verwijderd uit een openbaar riool of een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk; en de nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater zo veel mogelijk worden beperkt.
4.2
Het is verboden bedrijfsafvalwater in de riolering te brengen dat: grove of snel bezinkende bedrijf saf valstoffen bevat; bedrijfsafvalstoffen bevat, die door versnijdende of vermalende apparatuur zijn versneden of waarvan kan worden voorkomen dat ze in het bedrijf saf valwater terechtkomen; 4 MV 02
BIz 13
Status; beschikking
een g evaarlijke afvalstof is, waarvan kan worden voorkomen dat deze in de riolering terechtkomt; of ondanks een adequaat functionereride riolering stankoverlast buiten de inrichting veroorzaakt. 4.3
Het is verboden afvoerleidingen voor hemelwater afkomstig van daken en terrei nen behorende bij de inrichting op het vuilwaterriool aan te sluiten.
4.4
Het gehele afvoersysteem dient van een deugdelijke constructie te zijn, moet steeds in goede staat van onderhoud verkeren, regelmatig worden gereinigd en met zorg te worden bediend.
4.5
Indien wordt vastgesteld of het vermoeden bestaat dat door bijzondere omstandigheden zoals storing in het productieproces afvalwater wordt geloosd of zal worden geloosd, zodanig dat niet kan worden voldaan aan het gestelde in voorschrift 4.1, is diegene die het afvalwater op de riolering loost, verplicht dit overeenkomstig voorschrift 1.13, aan het bevoegd gezag te meiden en tevens verplicht de beheerder van de zuiveringsinstallatie waarop het openbaar riool is aangesloten hiervan in kennis te stellen. Persluchtcondensaatreiniqer
4.6
Het is verboden het bij toepassing van persluchtcompressoren vrijkomende persluchtcondensaat te lozen op de riolering anders dan via een persluchtcondensaatreiniger.
5 Bodembescherming In dit hoofdstuk treft u een aantal voorschriften aan welke het voorkomen van bodemverontreiniging tot doel hebben. Deze voorschriften zijn een aanvulling op hetgeen in de Wet Bodembescherming en de hierop gebaseerde uitvoeringsbe sluiten gesteld is. In artikel 13 van de Wet Bodembescherming wordt een zorg plicht geformuleerd. In dit artikel wordt bepaald dat een ieder: de plicht heeft om, indien er activiteiten plaatsvinden die de bodemkwaliteit kunnen bedreigen, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs verlangd kunnen worden teneinde die verontreiniging te voorkomen; de plicht heeft om verontreiniging die desondanks is ontstaan ongedaan te maken. 5.1
Stoffen moeten zodanig worden bewaard en gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem optreedt.
4 MV02
eiz 14
Status; beschikking
5.2
De gedeelten van de inrichting waar ten gevolge van de bedrijfsvoering voor het milieu schadelijke vloeistoffen op de bodem ikunnen lekken, moeten zijn voorzien van een vloer van vloeistofdicht materiaal; de vloer dient zodanig te zijn uitge voerd dat gelekte vloeistoffen of verontreinigd regenwater niet in de bodem en/of het oppervlaktewater kunnen geraken.
5.3
Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater, mits daaraan ge en verontreini gende stoffen en/of warmte zijn toegevoegd.
5.4
Een vloeistofdichte vloer, -bak of -omwalling mag niet zijn voorzien van een af voerput of afvoerleiding. Doorvoeringen van leidingen moeten vloeistofdicht zijn uitgevoerd.
5.5
Indien door wat voor oorzaak dan ook verontreinigende stoffen op of in de bo dem en/of het grondwater dreigen te geraken of zijn geraakt, vanaf het moment dat de beschikking rechtskracht heeft, zowel binnen als direct buiten de in richting, anders dan ten gevolge van een ongewoon voorval in de zin van de Wet bodembescherming {Stb. 1986, 374), dan wel dat dit redelijkerwijs vermoed wordt, moetien): dit terstond worden gemeld aan het bevoegd gezag; al het nodige worden ondernomen om verdere verontreiniging te voor komen; de aard, de mate en de omvang van de verontreiniging binnen twee maan den na de melding, worden vastgesteld volgens het protocol voor het Oriënterend onderzoek (bij het vermoeden van een ernstige verontreini ging) of volgens de NVN 5740; de resultaten hiervan dienen uiterlijk drie maanden na het onderzoek te worden overhandigd aan het bevoegd ge zag; de opgetreden verontreinigingen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag op een d oor hen goed te keuren wijze, binnen een door hen te be palen termijn, ongedaan worden gemaakt; eventuele tanks en/of andere objecten (zoals bijvoorbeeld leidingen, bui zen en kabels), die met de verontreinigende stoffen in aanraking zijn ge weest, worden gecontroleerd op aantasting en, indien nodig, worden her steld of vervangen; alle door het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen en opdrachten, die het onder b. tot en met d. gestelde ten doel hebben, worden opgevolgd.
6 Brandveiligheid Brandpreventie 6.1
Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten voldoende brandblusmiddelen en/of brandbestrijdingsinstallaties aanwezig zijn.
4 MV 02
BIz 15
Status: beschtklc/ng
Op de tekening moet op als zodanig aangegeven plaatsen een van Rijkskeurmerk voorziene draagbare blusser worden aangebracht met een blusequivalent van tenminste 12 kg poeder, geschikt voor het blussen van A-, B- en C-branden. Op de op de tekening als zodanig aangegeven plaatsen moet een op de waterleiding aangesloten slanghaspel zij'n aangebracht. 6.2
Alle brandbiusmiddelen moeten voor een ieder duidelijk zichtbaar zijn aangebracht of opgehangen en onbelemmerd kunnen worden bereikt. De brandbiusmiddelen moeten voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren.
6.3
Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rang nummer. Het onderhoud moet overeenkomstig NEN 2559 geschieden. Brand slanghaspels moeten voldoen aan NEN-EN 671-1.
6.4
De blusmiddelen moeten tenminste één keer per jaar door een door het bevoegd gezag erkende deskundige worden gecontroleerd. Van elke uitgevoerde controle moet aantekening worden gemaakt op een b i] het apparaat ter inzage aanwezige registratiekaart of middels een duidelijk zichtbare sticker/label, welke op het blus middel is aangebracht. Verbod voor roken en open vuur
6.5
Nabij de gasolietank mag niet worden gerookt en mag geen open vuur worden gebruikt.
6.6
Het in voorgaand voorschrift genoemde verbod moet aangegeven worden met borden met een letterhoogte van circa 50 mm met hierop de tekst "OPEN VUUR EN ROKEN VERBODEN" of met een overeenkomstig genormaliseerd veiligheidste ken volgens de norm NEN 3011.
7 Veehouderij algemeen 7.1
In de inrichting mogen ten hoogste de navolgende aantallen dieren aanwezig zijn; - 95 melk- of kalf koeien: - 76 stuks vrouwelijk jongvee; - 2 stieren. Afvalwateriozingen agrarische bedrijven op een openbaar riool
7.2
Spoelwater dat vrijkomt bij melkwinning, dat niet meer geschikt is voor herge bruik, mag worden geloosd op een openbaar riool.
7.3
Opgevangen perssappen van voederkuilen mogen worden geloosd op een open baar riool.
4 MV 02
BIz 16
Status: beschikking
Opslag van voer 7.4
Het voer, met uitzondering van kuilvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht.
7.5
Een kuilvoeropslag van gras of snijmaïs moet zijn gelegen op ten minste 25 meter afstand van een woning van derden of een gevoelig object.
7.6
Kunststoffolie, (afval)landbouwplastic, autobanden, jerrycans en sjorbanden, wel ke niet direct worden gebruikt voor de aanwezige kuilvoeropslag, moeten in de bedrijfsgebouwen worden opgeslagen. Luchtverontreiniging en stankhinder
7.7
Bij het vullen van voedersilo's moet stofverspreiding worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoor beeld door middel van een doekenfilter of een gelijkwaardige voorziening. Mest, algemeen
7.8
Gier en mest moeten worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. Dunne mest in kelders
7.9
Ten gevolge van het vullen of ledigen van een kelder of anderszins mag geen ver ontreiniging van de bodem plaatsvinden. De bewaring van dunne mest in een kelder moet geschieden op tenminste 10 cm onder de rand van de kelder. Opslag van vaste mest op een mestplaat
7.10 De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestplaat. De mestplaat moet mestdicht zijn en zijn voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest op deze plaat moet zodanig geschieden dat uitzakkend mestvocht niet van de mestplaat kan vloeien. Dit vocht moet, voor zover van toepassing, door middel van een gesloten, mest dichte riolering, worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte of opslagput. De opslagruimte moet van voldoende inhoud zijn om ook het hemelwater dat binnen de mestplaat valt te kunnen bergen.
8 Opslag van kunstmest (klasse c) in een silo 8.1
De opslag van kunstmest moet geschieden in een uitsluitend voor dit doel be stemde silo. Brandbare, gevaarlijke en ontplofbare stoffen mogen niet aanwezig zijn in de silo.
4MV02
BIz 17
Status: beschikking
8.2
In de silo mogen alleen nitraathoudende meststoffen van het type C worden opgeslagen.
8.3
De silo moet zijn vervaardigd van kunststof of metaal en constructief voldoende sterk zijn uitgevoerd.
8.4
Binnen een afstand van 3 meter van de silo mogen geen goederen of stoffen aan wezig zijn met uitzondering van materialen en apparatuur welke noodzakelijk zijn voor ongevalbestrijding. De silo moet vanuit verschillende richtingen en onder alle weersomstandigheden met voertuigen bereikbaar zijn voor ongevalbestrijding.
B.5
De silo moet zijn voorzien van een ontluchting met een voldoende grote diameter, zodanig dat bij aftappen geen onderdruk in de silo kan ontstaan.
8.6
Binnen een afstand van 3 meter van de silo mag geen ander kunstlicht worden gebruikt dan elektrisch licht.
8.7
Binnen een afstand van 10 meter van nitraathoudende kunstmeststoffen mogen zich geen KI - of K2-vloeistoffen bevinden en binnen 5 meter geen KS-vloeistoffen.
9 Opslag en gebruik van bestrijdingsmiddelen 9.1
Bestrijdingsmiddelen en angereinigde lege verpakking daarvan mogen voor en na gebruik uitsluitend op het terrein van de inrichting aanwezig zijn, als deze zijn opgeslagen in een speciaal daartoe bestemde kast. In deze kast mag niet meer dan 10 kg of liter van deze middelen zijn opgeslagen.
9.2
De bestrijdingsmiddelen moeten droog en koel worden bewaard.
9.3
Vloeibare bestrijdingsmiddelen moeten zijn opgesteld in of boven een lekbakconstructie welke de gehele voorraad van de daarin of daarboven opgestelde vloei stoffen kan bevatten.
9.4
Vloeibare bestrijdingsmiddelen moeten gescheiden van vaste bestrijdingsmiddelen zijn opgeslagen. Onderlinge vermenging van de bestrijdingsmiddelen en beschadi gingen van de verpakkingen moeten worden voorkomen.
9.5
Gemorste bestrijdingsmiddelen moeten zo snel mogelijk worden geabsorbeerd en opgeruimd. Hiertoe moet voldoende absorptiemiddel aanwezig zijn. Voor het op ruimen van gemorste bestrijdingsmiddelen moet een duidelijk leesbare instructie op de bestrijdingsmiddelenkast zijn aangebracht.
4MV02
BIz 18
Status; beschikking
9.6
Gebruikte absorptiemiddelen en niet meer voor gebruik geschikte gemorste bestrijdingsmiddelen moeten als gevaarlijke afvalstoffen worden behandeld. De bestrijdingsmiddelen kast
9.7
De kast moet in goede staat van onderhoud en in nette staat verkeren.
9.8
De kast moet van deugdelijke constructie zijn, doelmatig zijn ingericht en zijn ge ventileerd. Veiligheidssignalering
9.9
Aan de buitenzijde van de opslagruimte moeten waarschuwingsborden zijn ge plaatst, welke het gevaar van de opgeslagen stoffen aanduiden. Op daartoe ge schikte plaatsen moeten zijn aangebracht; • het opschrift "bestrijdingsmiddelen", alsmede een doodshoofd, overeen komstig de Beschikking vaststelling modellen waarschuwings- en verbods signalen als bedoeld in het Bestrijdingsmiddelenbesluit (Staatsblad 1964, 328); 8 het pictogram "vuur, open vlam en roken verboden", overeenkomstig de Beschikking vaststelling modellen waarschuwings- en verbodssignalen als bedoeld in het Bestrijdingsmiddelenbesluit (Staatsblad 1964, 328). Indien brandbare stoffen zijn opgeslagen moet het pictogram "brandgevaar", uitgevoerd overeenkomstig het Besluit veiligheids- en gezondheidssigna lering" (Staatscourant 1993, 530) zijn aangebracht.
10 Bovengrondse tank voor de o pslag van (diesel)olle 10.1 Voor het in bovengrondse tanks opslaan van gasolie, lichte stookolie en dieselolie is de richtlijn CPR 9- 6 van de Commissie Preventie van Rampen doo r gevaarlijke stoffen (CPR), getiteld "Vloeibare aardolieproducten; buitenopslag van K3-producten in bovengrondse tanks (0,2 tot 150 m3)". Tweede druk 1999 van toe passing. 10.2 De artikelen 4.1.2, 4.1.5, 4.2.6, 4.2.10 en 4.3.1 van de in voorschrift 1.1. ge noemde CPR-richtlijn gelden niet voor een bovengrondse tank die reeds was op gericht voor 1 januari 1995. 10.3 Van elke beproeving, meting of inwendige inspectie moeten de bevindingen en de gegevens worden vastgelegd in een door of namens KIWA afgegeven bewijs; een afschrift van het beproevings- of inspectierapport moet aan het bevoegd gezag worden overgelegd. 10.4 Een tank geplaatst na 31 december 1994, dient te zijn voorzien van een nummer dat correspondeert met het bij de tank behorende geregistreerde en genummerde KIWA-tankcertificaat; een exemplaar van het KIWA-tankcertificaat dient voor het plaatsen van de tank aan het bevoegd gezag te worden overlegd. 4MV02
BIz 19
Status; beschikking
10.5 Een tank geplaatst voor 1 januari 1995 dient uiterlijk voor het jaar 2010 te wor den vervangen door een van een genummerd KIWA-tankcertificaat voorziene tank. Een exemplaar van het tankcertificaat dient voor het plaatsen aan h et be voegd gezag te worden overgelegd. 10.6 Een tank met leidingwerk en appendages moet door een volgens BRL-K 903 gecertificeerde installateur zijn geplaatst. De installateur geeft een genummerd en geregistreerd installatie-certificaat af. Wijzigingen in de installatie moeten even eens door een volgen s BRL-K 9 03 gecertificeerde installateur zijn aangebracht. De installateur geeft hierbij een genummerd en geregistreerd deel-certificaat af. 10.7 Door of namens KIWA moet een stalen tank ten minste eenmaal per vijftien jaar inwendig en uitwendig geheel worden geïnspecteerd. Hierbij moet ook d e wand dikte worden gemeten, terwijl de gehete installatie met inbegrip van de opvangvoorzieningen visueel moet worden geïnspecteerd en waar nodig moet worden hersteld. Door of namens KIWA moet een kunststoffen tank ten minste éénmaal per vijftien jaar inwendig en uitwendig worden geïnspecteerd waarbij de tank en bijbehorende leidingen op dichtheid moeten worden beproefd met een overdruk van 20kPa (0,2 bar). Bij de inwendige inspectie mag er geen gevaar voor brand of explosie bestaan en er moeten maatregelen zijn getroffen om de tank veilig te kunnen betreden. 10.8 Een stalen tank verkeert in slechte staat wanneer rekening houdend met de toe laatbare maatafwijking, minder dan 90% van de genormeerde wanddikte is overgebleven na een gelijkmatige aantasting door corrosie of minder dan 67% van de genormeerde wanddikte na een aantasting door putvormige corrosie. Kunststoffen tanks worden beoordeeld op delaminatie, chemische resistentie, verkrijting en scheurvorming. 10.9 Indien een tank in slechte staat verkeert moet; a. deze aantasting terstond worden gemeld aan het bevoegd gezag; b. de vloeistof zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden uit de tank zijn verwijderd; c. binnen vier maanden de geledigde tank zijn verwijderd of op andere wijze zijn voorkomen dat de tank in gebruik kan worden genomen, tenzij de tank in overleg met KIWA wordt hersteld en door KIWA een herstel-certifi caat wordt afgegeven waarin is aangegeven dat de tank weer voldoet aan de gestelde normen. Bij het buiten gebruik stellen van de tank moet wor den nagegaan of bodemverontreiniging is opgetreden. 10.10 Beschadigingen aan zowel de tank zelf als aan de fundering en de opvangbak moeten direct worden gerepareerd. Na reparatie moet door KIWA worden vastge steld of nog wordt voldaan aan de van toepassing zijnde normen.
4 MV 02
BIz 20
Status; beschikking
Opvangbak 10.11 Een tank moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling of wand (tankput); de omwalling of wand moet met de ondergrond waarop de tank is ge plaatst een vloeistofdichte bak vormen. De omwalling of wand moet voldoende sterk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistof druk. Zonodig moet de bak tegen verzakking zijn gefundeerd. De constructie van de opvangbak dient te voldoen aan BRL-K554 (kunststof) en BRL-K792 (metaal). 10.12 De inhoud van een opvangbak moet ten minste gelijk zijn aan de opslagcapaciteit van de tank. 10.13 Het hemelwater moet uit de tankput of opvangbak worden afgevoerd door een leiding waarin buiten en zo dicht mogelijk bij de omwalling of wand een afsluiter is aangebracht; deze afsluiter moet gesloten worden gehouden en mag slechts voor het laten afvloeien van hemelwater worden geopend; deze voorzieningen kunnen achterwege blijven, indien boven de vloeistofdichte bak een afdak is aangebracht, zodanig dat geen hemelwater in de bak kan komen, of indien een pompvoorziening is opgenomen die slechts voor het verpompen van hemelwater in bedrijf mag worden gesteld. De afvoer van hemelwater moet gecontroleerd geschieden: onder toezicht of via een olie-afscheider. 10.14 Behoudens de regenwaterafvoerleiding zijn doorvoeringen van leidingen door een tank-omwalling of door een andere constructie, bestemd om productlekkages binnen een beperkt gebied te houden, niet toegestaan. 10.15 Boven de opvangbak dient een afdak te zijn aangebracht, zodanig dat geen regenwater in de bak kan komen. 10.16 Eventueel in de opvangbak verzameld product en/of regenwater moet zo spoedig mogelijk worden verwijderd. 10.17 Met olie verontreinigd water dient als gevaarlijk afval te worden afgevoerd. Afleveren van brandstof 10.18 Het afleveren van brandstof dient zonder morsen te geschieden. 10.19 Indien de tank dient voor het kleinschalig afleveren van brandstoffen aan motor voertuigen, dan moet de afleverslang zijn voorzien van een vulpistool met een automatische afslagkraan. Ook indien een handpomp wordt gebruikt moet het vulpistool van een automatische afslag zijn voorzien. Indien het vulpistool buiten gebruik niet hoger is opgehangen dan het hoogste vloeistofniveau in de tank, moet een hevelbreker in de afleverleiding zijn aangebracht. Het vulpistool moet goed weggehangen kunnen worden.
4 MV 02
Blz 21
Status: beschikking
10.20 Ter plaatse van het afleverpunt moet de opstelplaats van de voertuigen over een oppervlakte van ten minste drie x vijf meter voorzien zijn van een a aneengesloten verharding, waarmee gedurende beperkte tijd het doordringen van gemorst product in de bodem wordt verhinderd. Gemorst product moet met behulp van absorptiemateriaal zo spoedig mogelijk worden verwijderd, tenzij de verharding vloeistofdicht is uitgevoerd en een voorziening is getroffen waarbij het hemel water via een olie-afscheider wordt afgevoerd. In de nabijheid van het aflever punt moet een daarop afgestemde hoeveelheid absorptiemateriaal in voorraad worden gehouden. 10.21 Bij de opstelplaats van een tankend voertuig moet binnen een afstand van tien meter ten minste één draagbaar brandblustoestel aanwezig zijn met een b lusvermogen van 43A/233B volgens NEN-EN 3-4. 10.22 Een tank mag voor ten hoogste 95% met vloeistof worden gevuld. Indien een tank wordt gevuld via een vulleiding, moet deze aansluiting in de tank zijn voor zien van een overvulbeveiliging, die zodanig is uitgevoerd, dat de tank voor ten hoogste 95 % kan worden gevuld. De overvulbeveiliging moet zijn voorzien van een KIWA-keur conform BRL-K 636. Beëindiging opslag 10.23 Wanneer de opslag in een t ank wordt beëindigd, dient dit minimaal vijf werkda gen van tevoren aan het bevoegd gezag te worden gemeld. 10.24 Wanneer een tank buiten gebruik wordt gesteld moet de tank worden geledigd, worden schoongemaakt volgens BRL-K 9 05 en afgevoerd door een tanksaneerder die door KIWA is gecertificeerd overeenkomstig BRL-K 9 02.
11 Centrale verwarming met een nominale belasting tot 130 kW Aardgasgestookt toestel 11.1 Een aardgasgestookt toestel moet voldoen aan de CE-merk of GIVEGkeuringseisen, voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging, de ontste king en het ontwijken van gas en moet rechtmatig zijn voorzien van het CE-merk of GIVEG-merk. 11.2 Een stooktoestel moet voor de ingebruikneming, alsmede na elke reparatie en wederafstelling van de installatie, aan de hand van de CE-merk of GIVEGkeuringseisen op goed en veilig functioneren worden gecontroleerd door het aard gasleverend bedrijf, het Gastee N.V. of een ander door het aardgasleverend be drijf erkende deskundige.
4MV02
BIz 22
Status: beschikking
1 1.3 Een a ardgasinstallatie als g edefinieerd in de norm NEN 1078, alsmede de ruimte waarin deze installatie is opgesteld, moet voldoen aan de voorschriften gesteld in de norm NEN 1078. 11.4 Een aardgasinstallatie, die is geplaatst vóór juli 1977 moet ten minste voldoen aan de "Richtlijnen bestaande gasinstallaties" van het KVGN, uitgave 1977. 11.5 Een met aardgas te stoken stooktoestel moet voor de ingebruikneming aan de hand van de CE-merk o f GIVEG-keuringseisen op goed en veilig functioneren wor den gecontroleerd door het aardgasleverend bedrijf, GASTEC NV of een andere door het aardgasleverend bedrijf erkende deskundige. 11.6 De uitmonding van het verbrandingsgasafvoersysteem van een aardgasgestookt stooktoestel moet voldoen aan de daaraan gestelde voorschriften in NEN 1078 en moet daarbij ten minste uitmonden in het gebied "vrije uitmonding" zoals in bedoelde norm is aangegeven. 11.7 Een stook- of verwarmingsinstallatie wordt zo vaak als voor de goede werking noodzakelijk is, onderhouden en afgesteld. Een verwarmingsinstallatie en een ver brandingsgasafvoersysteem worden ten minste een maal per jaar g ereinigd en be oordeeld op noodzakelijke afstelling, onderhoud en reparaties.
12 Koel- en vriesinstatiaties Toelichting: /Coe/- e n vriesinsta/latfes moeten voor wat betreft het gebruik van koelmiddelen alsmede ten aanzien va n de lekdichtheid voldoen aan het gestelde in het "Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten" (Staatsblad 1995, nummer 657) en re geling lekdichtheid koelinstallaties 1997. 12.1 Koelinstallaties moeten voor wat betreft de veiligheidsaspecten voldoen aan het gestelde in de norm NEN 3380. 1 2.2 De ruimte waar de koelinstallatie is opgesteld moet voldoende zijn geventileerd.
13 Milieuzorg Waterbesparing 13.1 Lekverliezen van water en inefficiënt watergebruik ten gevolge van niet optimaal gebruik van apparatuur moet worden voorkomen.
4MV02
BIz 23
Status: beschikking
13.2 Het waterverbruik (in m^) moet jaarlijks worden geregistreerd. Deze registratie moet in een miiieulogboek worden opgenomen.
14 Energie-efficiency Registratie van het energieverbruik 14.1 Het energieverbruik moet jaarlijks worden geregistreerd. Hiertoe moeten de vol gende energiestromen worden geregistreerd: a. b.
het aardgasverbruik (of andere brandstoffen) in m^; het elektriciteitsverbruik in kWh.
De voornoemde registraties moeten worden opgenomen in het in voorschrift 15.1 bedoelde milieulogboek. 14.2 Voor buiten-, algemene- en accentverlichting mag geen gebruik worden gemaakt van gloeilampen. Hierbij moeten zoveel mogelijk energiebesparende verlichtingsapparatuur, zoals reflecterende armaturen met spaarlampen worden toege past. Voor de ruimteverlichting dient gebruik te worden gemaakt van energiearme verlichtingsapparatuur, zoals spaarlampen of TL-verlichting.
15 Milieulogboek 15.1 Er moet een milieulogboek worden bijgehouden, waarin vanaf het van kracht worden van de beschikking ten minste de volgende zaken worden opgenomen; » deze beschikking, alsmede overige relevante (milieu)vergunningen; ® de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven keuringen en/of metingen en registraties; 9 de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven onderzoeken; O de bevindingen van alle in specties die met betrekking tot de zorg voor het milieu van belang zijn; ® datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard, hoeveelheid, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen inci denten die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van de genomen maatregelen. Het milieulogboek moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudend ambtenaar.
4MV02
BIz 24
scV^acjt 1:2000
. v:--i
Aan het college van burgemeester en wethouders van
ï;' Gemeente Dantumadeel
V(.
Naam •"t
Postcode
•\ O H
%
G' 1
\\
VT"r^-^;V>A O- -
IO
Adres
e?
Postcode Telefoon
'V.,.Lipe>i^D
4 Plaats
4^ t
Fax
O'b'M
oQi\
Fax
KP O
'
cy '« i !
h
L-(
tT'
^ Yu)
Ak^ tt
i
De aanvraag heeft betrekking op een vergunning voor:
D
Z- Z . *0 C| .©
1
Kadastrale ligging gemeente sectie
.
CJT II HL tal:) i
Contactpersoon Telefoon
"
<2x..-w.v, Lo
O S' 1 l
Fax
AJO S.
Naam
nr,;
Plaats
Telefoon
1 ^ F FP 2 002
ü
l CA t)
O v-^ u. CL. K
Adres
1-3-2^^4
f
het oprichten en in werking hebben van genoemde inrichting
cl! A/i-i:i;.ii;ilir-'
I?
Dfl Otl) ttiacfccl
Td. 0 5 AUG. 2002 .
(artikel 8.1, lid la en Üd 1c) de manager van de productgroep het veranderen of het veranderen van de werking van genoemde^ir^tpi^^^^g Omwikkeling (artikel 8.1, lid 1b) het veranderen of het veranderen van de werking van genoemdejgtö^^l^^^^iDdßxdg^gC daarvan), voor welke reeds één of meer vergunningen zijn ^^^m^^SI^vergucining artikel 8.4) een termijn van alleen bij vergunning met een tijdelijk karakter I)
i.4
,n
Aanvraag vergunning
~2-
Wef Milieubeheer
(indien de aanvraag betrekking heeft op een vergunning voor het uitbreiden en/of wijzigen van genoemde inrichting aileen Iii invuilen) Aard van de inrichting
I
:
IH.
\S>
,l\. O
hoofdactiviteit(en)
nevenactiviteit(en)
lil uitbreidingen of wijziging(en) ;
.A
UrriH--
/7~rLq Art-
ü
Hieronder, dan wel in een aparte bijlage, dient u een niet-technische beschrijving te geven van de werkzaamheden in de inrichting en de gevolgen daarvan voor het milieu^
•
VUl-
Aanvraag vergunning
•
-3 -
Wet Milieubeheer
zie bijlage
maandag
van
tot
dinsdag
van
tot
woensdag
van
tot
uur
donderdag
van
tot
uur
vrijdag
van
tot
uur
zaterdag
van
tot
uur
zondag
van
tot
uur
aantal werknemers per bedrijfsonderdeel
O
adnn
Q
techn
uur uur
•r
•
n
centrum / kern
Q
industrieterrein
n
woonwijk
H
gemengd (wonen / werken)
afstand tot dichtstbijzijnde woning van woning van derden: - vanaf bedrijfsgebouwen
meter
- v anaf erfgrens
meter
afstand tot dichtstbijzijnde woning van woning van derden: - van af bedrijfsgebouwen - vanaf erfgrens
lß O ^
0.
meter meter
Aanvraag vergunning Q
buitengebied
CU
milieubeschermingsgebied
•
naam bestemmingsplan/ datum goedkeuring
4-
Wet Milieubeheer
• ^
n.v.t.
•
afkomstig van
hoeveelheid
samenstelling hoogte afvoer |getroffen nr. op en aard j voorzieningen tek.
m^/s
m
m^/s
m
m®/s
m
„
D
n.v.t.
H
op natuurlijke wijze
meter boven maaiveld / daklijn
Q
op mechanische wijze
meter boven maaiveld / daklijn
Q
aantal elektrische ventilatoren
stuks
•
totaal vermogen
kW
lEI n.v.t. installatie
soort brandstof
vermogen
warmte drager
max. ver bruik / jaar
•
e.V.
kW
m^
Q
stoomketel
kW
m^
• •
kW
1
kW
totaal vermogen exclusief stookinstallaties: elektromotoren
kW
verbrandingsmotoren
kW
schoorsteen hoogte boven maaiveld
nr. op tek.
1 J
Aanvraag vergunning
-5-
Wet Milieubeheer
jaarverbruik gas en elektriciteit: gas
m^/i
gemeten I geschat
elektriciteit
kWh/j
gemeten-/ geschat
n •v.t. •
product
bovengronds/ ondergronds*
tankinhoud
datum 1 installatie
wijze van gebruik
verbruik per week
nr. op tek.
m'
* Bij ondergrondse opslag (tank- en installatiecertificaten bi/voegen Ij
Opslag verf, tak of verdunnings- of verhardingsmiddelen •
•
n.v.t. soort
wijze van opsiag j nr. op 1% ' oplos (kast/kluis e.d.) jtek. middel
verpakking (blik/ inhoud/stuk aantal (in l/kg) jerrycan e.d.)
verf/lak
1
verdunner verharder
Opslag andere brandbare (vloei)stoffen Q
n.v.t.
•
1 soort
emballage (vat/ jerrycan e.d.)
inhoud/stuk (in (/kg)
!
aantal
i
wijze van opsiag (kast/kluis e.d.)
nr. op tek.
Aanvraag vergunnin g
Wet Milieubeheer
-6
Opslag gassen n.v.t.
•
soort
emballage (fles/ jerrycan e.d.)
inhoud/stuk (in l/kg)
aantal
wijze van opslag (kast/kluis e.d.)
nr. op tek.
Opslag giftige, corrosieve, sterk prikkele nde of ontplofbare (vloei)stoffen n.v.t. 1 soort stof
hoeveelheid (kg, 1 of m^)
verpakking of type opslag
"
Opslag bestrijdingsmiddelen
n.v.t. O
Hoeveelheden die maximaal per soort aanwezig zijn:
Hoe worden de mid delen opgeslagen ?
kg/1
Q
bestrijdingsmiddelenkast, niet betreedbaar
kg/I
im
betreedbare bestrijdingsmiddelenkast
Worden nog andere (vloei)stoffen opgeslagen ? n.v.t. soort (vloei)stof
hoeveelheid (kg, 1 of m^)
-
verpakking of type opslag
Aanvraag vergunnin g
- 7-
Wet Milieubeheer
n.v.t.
•
aard
hoeveelheid wijze van kg/j of l/j opslag
opslag capaciteit
afvoerfrequentle per jaar
inzamelaar
nr. op tekening
[opslag capaciteit
afvoerfrequentie per jaar
inzamelaar
nr. op tekening
!
afg. olie accu's oliefilters
n.v.t.
•
aard
a
n.v.t.
•
r
hoeveelheid wijze van kg/j of l/j opslag
uren per dag/week r .
in werktnq
1 soort
verbruik
.
filtertype vangpercentage
lak/verf
kg per d ag/week/maand
spuitmethode
verdunner
kg per dag/week/maand
voorbehandeling
verharder
kg per d ag/week/maand
aparte verfaanmaakruimte
kg per dag/week/maand
•
ja
Q
nee
-8~
Aänvraag vergunning
Wet Milieubeheer
^^8 Q
n.v.t.
•
aantal bedrijfsuren tussen 07 - 13 uur 19-23 uur 23 - 07 uur |
j^ntal
1
heftrucks X elektr X LP G X diesel loskranen X diesel tractoren X diesel bedrijfswagens
'1
r
X X
personenauto's
aantal aan- en afvoerbewegingen |! vrachtauto's |
07-19 uur 19-23 uur 23 - 07 uur
maximaal aanwezige vrachtwagens: ^^;-==ä'antal parkeerplaatsen op eigen terrein: '' n elektriciteitsaansluiting voor koelmotoren
A, Waterverbruik O
n.v.t.
•
gebruiksdoel (Xl leidingwater Q oppervlaktewater
'/ O Ö'
1
m^/jaar gemeten/geschat m^/jaar gemeten/geschat
r~l grondwater
m^/jaar gemeten/geschat
CD hemelwater
m^/jaar gemeten/geschat
Ü' (
boten
Aanvraag vergunning
-9~
Wet Milieubeheer
B. A fvalwaterloimg ^
n.v.t.
r~l
welke soorten afvalwater worden geloosd, hoeveel en waar ? oppervlaktewater 1 gemeenteriool 1 m^/jaar | m^/jaar | a. huishoudelijk afvalwater* b. koelwater c.
regenwater**
y
ï
1 d. keteispuitwater e. regeneratie/ontharder f.
spoelwater ontijzering
g. laboratorium afvalwater h. overig bedrijfsafvalwater
50 liter per werkdag in het bedrijf werkzame personen
* •
totale oppervlak van daken en terreinen vermeniguldigen met 0,8 (in Nederland is de gemiddelde neerslag 0,8 m® per m^ per jaar
Indien op het oppervlaktewater wordt geloosd, wat is de jmam van het oppervlaktewater ?
p A-'C vr
Is in de inrichting een gescheiden riool aanwezig.'
ja / nee
Wordt van de afvalwaterlozing een debietmeting of bemonstering uitgevoerd:
ja / nee
type
Q zand-Zsllbvanger Q vetafscheider 1Q zuiveringsinstallatie n olie-Zbenzineafscheider n bezinkvijver Cl anders (capaciteitsberekening bijvoegen!)
capaciteit
anders m^/jaar
Aanvraag vergunning
-10-
Wet Milieubeheer
B. Lozingspatroon ^
n.v.t.
n
Gedurende hoeveel uren per dag wordt bedrijfsafvalwater geloosd?
Gedurende
uren per etmaal in de periode tussen;
•
07.00 - 19.00 uur
{dagperiode)
•
19.00- 23.00 uur
(avondperiode)
•
23.00 - 07.00 uur
(nachtperiode)
Komen er sterke wisselingen in het volume en/of de vervuiling van het bedrijfswater voor? Q
nee
Q
ja, deze wisselingen worden veroorzaakt door
Welke soorten stoffen (afgezien van huishoudelijke afvalstoffen) kunnen als verontreiniging in het afvalwater terechtkomen? I I bezinkend materiaal (zoals straatvuil, zand, visafval) 0
opdrijvend materiaal (zoals consumptievet, smeerolie, olie)
ED
emulsie (zoals boor-, koel-, pons- en snij-oliën)
ED
zwevende stoffen
1 I
oplosmiddel
n
emulsie-ontvetters (zoals detergenten en koudreinigers)
ED
opgeloste zware metalen (zoals galvanische en fotografische baden)
n
opgeloste anorganische stoffen (zoals zouten)
ED
zuren
ED
logen
ED
radioactieve stoffen
O
reinigingsmiddelen
ED
anders
Aanvraag vergunning
-11-
Wet Milieubeheer
De bijlage bij dit formulier Wet milieubeheer bestaat uit de volgende informatie aantal a.
plattegfond(en) met daarop aangegeven de opstelling van apparatuur, opgeslagen, emissiepunten en riolering
b.
ligging van het bedrijf in de o mgeving
1" • • • • • • • • • • • • • • •
tschaal
; a.
bodemonderzoek
b.
geluidonderzoek
c.
verkeersonderzoek
d.
keuringsrapporten
e.
installatierapporten
f.
specificatie afscheiders
9h. i.
emissieonderzoek bedrijfsinterne milieuzorg
energiestudie
j-
gedetailleerde procesbeschrijving
k.
advies VCOGEM
1.
afvalstoffenplan
m.
waterbesparingsplan
n.
afvalwaterrapportage
0.
calamiteitenplan
•
P-
overigen
D
n.v.t.
Q
aangevraagd, datum
@
(nog) niet aangevraagd
{afschrift bijvoegenl)
-12-
Aanvraag vergunning
ÏKI
n.v.t.
O
aangevraagd, datum
Q
verleend, datum
(afschrift bijvoegen!)
• lOvi
De ondergetekende
Wet MUieubeheer
&-
heeft kennisgenomen van de informatie vermeld in het aanvraagformulier.
datum
A ƒ ß'
/ "XJJ Ö 2 ^
verwijaend naar bijgevoegde bijlagen.
de aanvrager.
handtekening
firmastempel
(naam invullen)
Diersoort en stal- of hoksysteem Gewenste aantal dieren (aan de ommezijde is een (ijst gegeven van Aantal te |Mestsysteem dieren met de mogelijke stalsystemen zo houden dieren - drijfmest als die voor de milieuwetgeving worden - vaste mest onderscheiden - sr/er
4 3
'u-u>£-i6M. (
i cr-^j^djui
JL
Inhoud/capa citeit in m^
Nr. op teke ning
Omvang volgens vergunning(en) Aantal dieren |Mestsysteem inhoud/capa- IA/A. op tekevolgens ver- drijfmest citeit in m^ ning gunning - vaste mest - gier
SßP.
dA-u. I iv
rAra.^.. v ^
c.[o^ 1 1 gtiH
z
dóV 2. êzzJjaojLiA.
1
tr
A
-7^
Behoort bij be iloit vati biiTfycmefester en wethouders van Daiitumadeei
AJ__04 OB manage Värt de pi-oductgfcep GfijTiRenteli
- -O
I
Behoor/, '.M: tn-sinii ysn biirgemce.steT en •.vethi-i-.'iivo viin D.-inlimiadeei
'i <'- O 5 AUS, 2902 •
W mjjoZ^
de manager van de producfgroep Gemeentelijke Gntwikkelina
Gemeente Dantumadeel '
-HlII IB III II nu,
1 3 F ES. 2 002 nr.;
—
±Y. óo
± 5. oo
bo PtCf V O éixLt[
rÖ
± 3.óo
± <S.^O
"bo tsv\
O.
/~
!! ^oaiäl:&irs
D
O
ri.
B
J öerpcxA.
3
aashev^s
oester s
»^ÄVO
\0
bo
1.
3O.02) m!
OO
1
k>c>;
^\n
O
I \ \ i
en vverhoncJcr.
0 5 AÜS, 7002 .nrde manager varui.p,vKn.ctQroeo Gemeentelijks Onr^viKiteHrjc
Gen^ente Dantumad^»;
±s:so
9;"20^
'^I^c:z^£>^£> ne^ß-.
Bohoort bij hes iuit van burgeniccsieE fin wefl-nioderM van Dantnmndee!
'i.ci. O 5 ÄÜ6,2oq: de manager van de j iuctgroep Gemeentelijke Ontvvikk ling
CLt
Q cO
S:0 tn 04
O
ä:Q
3:r O <S
3^ a
c5
cl r^ Jm e
(l'ö O
!hl
Aanvullende gegevens milieuvergunningsaanvraag Maatschap Annema-Kuipers, Doniaweg 106, 9104 GP Darawoude. Damwoude, 11 april 2002
Gemeente Dantumadeel
1 1 APR. 2002
Uw brief van 9 april 2002 nr.: kenmerk GO-roin/4 MV/02/02002297 Naar aanleiding van het onderhoud van 11 april 2002 met raw. C. Brandt geven wij hierbij de volgende informatie blz. 2 onder 4 de hoofdactiviteit Bestaat uit melkveehouderij met de daar uit voortvloeiende werkzaamheden zoals: het melken van koeien het voeren en verzorgen van het vee blz. 2 onder 5 niet-technische beschrijving
het houden van fokvee, alsmede het voor vervanging nodige jongvee en enkele fokstieren voor de voortplanting. De werkzaamheden bestaan uit het tweemaal daags melken, het voeren en het verrichten van stalwerkzaamheden zoals ligplaatsen schoonhouden en bewaking van de gezondheidsstatus van de dieren en maximale verzorging van het vee. blz. 3 onder 1 de bedrijfstijden maandag tot en met zaterdag van 's-morgens 06.00 tot 's-avonds 18.00 uur. zondag van 06.00 tot 8.30 uur en van 16.00 tot 18.00
Wij rekenen er op dat deze informatie voldoende is, mocht het niet geheel voldoende zijn dan willen wij graag zo spoedig mogelijk hierover bericht ontvangen, omdat wij voordat de herfsttijd aanbreekt het vee graag een goede en aangename huisvesting willen bieden Met vnendeUjke groeten, Maatschap Annema-Kuipers,
O 5 Ays. 2002 .nr. L^ aH J/oi de inatiager van de produclgroep Gemeenielifke Oniw.kkeling
rr
S s
~u 3
•
B
0
• 0
a cP B
D
C3
vn
cS
a &a
hl
=i-=^=i^=\l-c
ui^1=1; ^ d: ) L 1«^«^ ö • t i r~r
O
•
Q
_•
Oh^
3
^;3
[j
Ö
P j"
0-^
5injïi? ^1
e'
1^
ä^
Ejr
•
nD
^30.
O
'•
^ dj dï
cö 3 C?
"^•1
ft
5="
(^MEENTELIJPJi^^nKKELING DANTUMADEEL Ruinrifeelijke ontwikkeling en Milieu PAfUMl
02-01-02'//,
JL
^ezif-ui
a
LÄ
êi'V\xiZ\é,Ot
AfM^rINfr» A2
lég. Anne^g-—Kuipers, Doniaweg 106, Dw c? •
Interimwet an-imoniak en veehouderij f^K» NR.»
Milieu-onnemodw
K'-r: • -•
..."
. VJÏJ- ,K.
'A
;-l-vj. .(.P-.'' M-.'' Vi
•: •
.•^•. • - f .
jj
,• •' :W/i.'••\P -.v," /;-7p
UcJ . ^
^ '' 'v' ' •. •
• opslag kü ilvoer'.. • b'êtbnvloèr'12 cm.dlk:
* • • • :^.
j
r-©-.UpA :
;ASA'
f •"'
1
'•' . 'f •' i'
A;,-
it- : :
«..B-
'•iu
I •*•
' v
.'f '
"V
•
• • 'i
. ' >,
opsl^Kuil'voeV . . be tönvloèr 12 cm dik
<* i -
-
.'•
t"- •> -•. 'i ••
i'betonvioér.^lf-Vmidfk-;-
bestaande lio bóitehslal
ilÓ bo xen
it:V
0,0
vpergang
'mixouf-
ij
15 boxen.
t-r : • •:/••. >.
./• i
•
.,
' V'
.
, 'j
¥ ...V
.-•; ,
opslagmais
'H
09. ï mest..
tractor AO kw ;• tfactw 50 kw
betonyloer 12:cm dik
• .-
,r . • .'©00©©' : ©
'*
. V • •!•"• -i-
•p
: L
-.
i
V-
•">>•"•
i
'-hi-h-,-?, v\. -\
b
• -2 ..•, • . ......
I"
1 '
•Ï
• .
keldervloer.gew.beton IZ cmdikic •' keldefwandpr beton 20.en 25 cm dik vloerVgew:Uon èn,roosters buitenwanc| ace. panelen -' dak-'houtelspanten en gordingen-.
RENViJOW'- .. . .. .. . I ., ... 1.,../.. gasolletanhintioud IIOO'L'jin bak •afdak ' 2-} ; V ^ ; koeta9regpj,2^pk^^ . '-"-j -V.-»?; A melkmachjriiroter 3pk;.,^" ..C ripkA* ir ' ©.3 " ijgv^'ïi' roeVinstalljie.melktank '0.5 • -* • yia^v- 5 melkpomp lk 'ivl ' 6 gasboiler . : 7 vij2elmptêr|oerïnsta"U3tié 0,5 pk" gieropslag jpbèt'water) 12 Vuli,wate/piiip-0.5 kW, trans|>ortér"rkw;..-\, . K'A' . •'•'/• 'S'"' • = " 1'asappa'raall'kw; A;'/' .• i • vóersilb'llh'.ji.-", ••'•'•"•".-v.,. •'»' ' '.'i'. '... s. ' •' •• • .t/is Vuhstinestso"10"n^^V.f' • .' "V k'uns,tihéstSo-U;m'-/fA •. ' ' ' ••ay ,• A, V " '\'y vóersilo 1(^. . i'. ^ 'rV-'A bèstrjjding'kidiJêlen.op jolder Ac.'• : . • ,A . flex:Ö.5';kv(r; •/-i'-J*--'' ' -© V©i' " 0,5'k'W.._ • boormachir 0.5'k'W.;;'' r' •' '/•V"'!'" ' -'"A ' .•%•"• -. • ' .-v., '' .A -Av"^ •.''. mengmachif.'.l kW. •" 2 'kW • ' •; i'..-V-i'hoqedrukrlnlaeiir "
5 iV-ste S.U
\i •
\\\r^ t \\ .\ c—
• •:§
rombou
Bijlage 3
HIEMS'IRA V.O.F.
AAgro-Stacks vergunde situatie
Gegenereerd op: 18-01-2015 met AAgro-Stacks Versie 1.0
Naam van de berekening: 2015 0118 Hiemstra vergund 1992 Gemaakt op: 18-01-2015 12:28:06 Zwaartepunt X: 197, 100 Y: 589,600 Cluster naam: Hiemstra, Damwald Berekende ruwheid: 0,17 m Emissie Punten: Volgnr. BronlD Ligboxenstal 1 2 Boerderij
X-coord. 197 122 197 106
Y-coord. 589 533 589 581
Gevoelige locaties: Volgnummer Naam 1 Aide Feanen H6410 2 Duin. Ameland H2130B
Hoogte 1,5 1,5
X coördinaat 193 057 192 371
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal (1030) Volgnr. Code Aantal Emissie Type 1 A 1.100.2 melkkoeien 53 11 2 A3 jongvee 30 3.9 Details van Emissie Punt: Boerderi. Volgnr. Code Type 1 A 1.100.2 melkkoeien A3 jongvee 2
594600 594095 593590 593085 592580 592075 591570 591065 590560 590055 589549 589044 588539 588034 587529 587024 586519 586014 585509 585004
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5
(1031) Aantal 5 20
Emissie 11 3.9
Y coördinaat 573 498 608 474
Diam. 0,5 0,5
Uittr. snelheid Emissie 1,00 700 133 1,00
Depositie 0,04 0,04
Totaal 583 117
Totaal 55 78
T^nn
\ \ \ /
( ( <
(€
- 7u - 35 25
/
r
/
\
/ V
/
- ip —Is-Ali;u
J
.al
- 1.0^
J
_ IA O IA O IA IA Tf-rtlAIA
'«T^IAIA<0(DK.h^OOCO 0> O» O O
cr> oi O O O O T- ^ cv CN fsl CS|
romb u
Bijlage 4
HIEMSTRAVO.F.
j
AAgro-Stacks beoogde situatie
Gegenereerd op: 18-01-2015 met AAgro-Stacks Versie 1.0 Naam van de berekening: 2015 0118 Hiemstra gewenst situatie Gemaakt op: 18-01-2015 12:54:19 Zwaartepunt X: 197,100 Y: 589, 500 Cluster naam: Hiemstra, Damwald Berekende ruwheid; 0,17 m Emissie Punten: Volgnr. BronlD 1 Ligboxenstal Boerderij 2 3 Jongveestal
X-coord. 197 122 197 106 197 125
Y-coord. 589 533 589 581 589 471
Hoogte 1,5 1,5 1,5
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5 1,5
Diam. 0,5 0,5 0,5
Uittr. snelheid Emissie 493 1,00 1,00 78 1,00 261
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2
Naam Aide Feanen H6410 Duin. Ameland H2130B
X coördinaat 193 057 192 371
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal (1030) Volgnr. Code Type Aantal Emissie 1 A 1.100.2 melkkoeien 20 11 A3 jongvee 2 70 3.9
Depositie 0,04 0,04
Totaal 220 273
Details van Emissie Punt: Boerderij (1031) Volgnr. Code Type Aantal Emissie A3 jongvee 3.9 1 20
Totaal 78
Details van Emissie Punt: Jongveestal (1034) Volgnr. Code Type Aantal Emissie 1 A3 jongvee 67 3.9
Totaal 261.3
594500 593995 593490 592985 592480 591975 591470 590965 590460 589955 589449 588944 588439 587934 587429 586924 586419 585914 585409 584904
Y coördinaat 573 498 608 474
\
M,.
se
X ,/1
f
(
\
V
) !
) / <
r )
3
A - iU
\
(é
—^
r 5
ü
> /
\ \
r
V
r
/ / /
/
f\
10 f 3
e-
ie - A\
- c O u) O O T-
O V<0 ^
<M CNj «2
<0 ^ tD T - tO <0 ^ CD ^ (D ^ <0 _ ^ lO T— <0 'ï*TiDuncocor-r^cocaCiOO*-T—
oien©c^o>©c)©0)©cr>©oooo T-T-T-r—T-T-^r-T-r-T— T-CVir^<MCVi