EXAMENREGLEMENT TWEEDE FASE NIEUWE STIJL Dit reglement is van toepassing voor de cohorten die in 2016 of later hun centraal schriftelijk eindexamen doen.
HAVO
(cohorten gestart in 2014 of later)
VWO
(cohorten gestart in 2013 of later)
1
REGELING EXAMEN TWEEDE FASE Inhoud: Reglement: I. Algemene bepalingen II. Schoolexamen III. Centraal examen IV. Uitslag, herkansing en diplomering V. Overige bepalingen VI. Bijlagen
I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
a.
Bevoegd gezag :
b.
Locatiedirecteur:
c. d.
Unitdirectie: Vwo :
e.
Havo :
f. g.
Kandidaat: Eindexamen:
h.
Schoolexamen:
i.
Centraal examen:
j. k.
Examinator: Profiel:
l.
Pta-cijfers:
m.
Examensecretaris:
het bevoegd gezag, bedoeld in art. 1 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs; de locatiedirecteur havo / vwo bovenbouw van het Graaf Huyn College of zijn plaatsvervanger; de locatiedirecteur en de teamleiders havo en vwo bovenbouw voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in art. 7 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs; hoger algemeen vormend onderwijs als bedoeld in art. 8 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs; ieder die door het bevoegd gezag tot het eindexamen wordt toegelaten; het examen, dat een kandidaat gedurende drie, respectievelijk twee jaar aflegt en dat bestaat uit een schoolexamen en/of een centraal examen; het geheel van toetsen zoals beschreven in het programma van toetsing en afsluiting; het gedeelte van het eindexamen, dat wordt afgenomen op door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vastgestelde data; degene die belast is met het afnemen van het examen in een vak; één van de studierichtingen waarin een kandidaat eindexamen kan doen: C&M (cultuur en maatschappij), E&M (economie en maatschappij), N&G (natuur en gezondheid) en N&T (natuur en techniek); cijfers, die mede bepalend zijn voor de overgang en tevens meetellen voor het schoolexamen. functionaris, door de directie aangewezen, die belast is met de administratieve voorbereiding, organisatie en verwerking van het centraal examen.
Artikel 2. Toelating tot het eindexamen Het bevoegd gezag stelt de leerlingen, die reglementair bevorderd zijn naar 4 havo en 4 vwo, in de gelegenheid het eindexamen af te leggen, behoudens de beperkende voorwaarden die de school aan doubleren stelt.
2
Artikel 3. Eindexamen vwo (atheneum) 1. Het eindexamen vwo (atheneum) omvat: a. de vakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b. eerste lid van het Inrichtingsbesluit W.V.O, daaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, b. de vakken van het profieldeel van één van de profielen, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid van het Inrichtingsbesluit W.V.O, en c. ten minste één vak met een normatieve studielast van ten minste 440 uren van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. zoals geldend voor de scholen voor vwo, met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voor zover de minister daarvoor goedkeuring heeft verleend. d. de rekentoets 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor vwo bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken waarvoor vrijstelling of ontheffing is verleend van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste tot en met vierde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. Bij een ontheffing op grond van artikel 26e, vierde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. wordt de taal vervangen door een ander vak als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel. Artikel 4. Eindexamen vwo (gymnasium) 1. Het eindexamen vwo (gymnasium) omvat: a. de vakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., daaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, b. de vakken van het profieldeel, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., en c. ten minste één vak met een normatieve studielast van ten minste 440 uren van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. zoals geldend voor de scholen voor vwo, met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voor zover de minister daarvoor goedkeuring heeft verleend. d. de rekentoets 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor vwo bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken waarvoor vrijstelling of ontheffing is verleend van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste tot en met derde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. Artikel 5. Eindexamen havo 1. Het eindexamen havo omvat: a. de vakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26c, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., daaronder tevens begrepen een profielwerkstuk, b. de vakken van het profieldeel genoemd in artikel 26c, tweede tot en met vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., en c. ten minste één vak met een normatieve studielast van ten minste 320 uren van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zesde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voor zover de minister daarvoor goedkeuring heeft verleend. d. de rekentoets
3
2. In geval van toepassing artikel 14, achtste lid, van de wet is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor havo, bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken van het gemeenschappelijk deel waarvoor ontheffing is verleend van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. Artikel 6. Extra examenvakken Een kandidaat mag in meer dan het voorgeschreven aantal vakken examen afleggen. De school kan hieraan voorwaarden verbinden. Artikel 7. Afnemen eindexamen 1. Het examen wordt afgenomen vanaf het vierde leerjaar. 2. Het centraal examen wordt afgenomen in het hoogste leerjaar van de afdeling. 3. De locatiedirecteur en de examinatoren nemen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag het eindexamen af. 4. De locatiedirecteur wijst personeelsleden van de locatie aan tot secretaris van het eindexamen. 5. Het examenreglement wordt vóór 1 oktober gepubliceerd op de ghc-site en ligt tevens ter inzage op verscheidene plaatsen in de school. Artikel 8. Indeling eindexamen-profielwerkstuk 1. Het eindexamen kan voor ieder vak bestaan uit een schoolexamen, uit een centraal examen dan wel uit beide. 2. Het schoolexamen omvat mede een profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen. 3. Het profielwerkstuk heeft betrekking op één of meer vakken van het eindexamen. Ten minste één van deze vakken heeft een omvang van 400 uur of meer voor vwo en 320 uur of meer voor havo. Artikel 9. Onregelmatigheden 1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen dan wel ten aanzien van een aanspraak op ontheffing aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de locatiedirecteur maatregelen nemen. 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid ook in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, zijn: a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het schoolexamen of het centraal examen, b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan een of meer toetsen van het schoolexamen of het centraal examen, c. het ongeldig verklaren van een of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het schoolexamen of het centraal examen, d. het bepalen dat het diploma en de cijferlijst slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in door de locatiedirecteur aan te wijzen onderdelen. 3. Indien het hernieuwd examen bedoeld in de vorige volzin betrekking heeft op een of meer onderdelen van het centraal examen, legt de kandidaat het examen af in het volgend tijdvak van het centraal examen, dan wel ten overstaan van de staatsexamencommissie. 4. Alvorens een beslissing ingevolge het tweede lid wordt genomen, hoort de locatiedirecteur de kandidaat. De kandidaat kan zich door een door hem aan te wijzen meerderjarige laten bijstaan.
4
De locatiedirecteur deelt zijn beslissing mede aan de kandidaat, mondeling en in ieder geval schriftelijk. In de schriftelijke mededeling wordt tevens gewezen op het bepaalde in het vierde lid. De schriftelijke mededeling wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat, indien deze minderjarig is, alsmede aan de inspectie. 5. De kandidaat kan tegen de beslissing van de locatiedirecteur in beroep gaan bij de door het bevoegd gezag van de school in te stellen Commissie van Beroep zoals bedoeld in artikel 11 van het Examenreglement van het GHC. 6. Het beroep wordt binnen drie dagen nadat de beslissing schriftelijk ter kennis van de kandidaat is gebracht, schriftelijk bij de Commissie van Beroep ingesteld. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen twee weken na ontvangst van het beroepsschrift, tenzij zij deze termijn gemotiveerd heeft verlengd met ten hoogste twee weken. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het eindexamen geheel of gedeeltelijk af te leggen onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid. De commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, aan ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat, indien deze minderjarig is, aan de locatiedirecteur en aan de inspectie. 7. Als onregelmatigheid wordt ook beschouwd a. het onwettig afwezig zijn bij een toets b. het niet tijdig inleveren van leesdossiers e.d. c. buitensporig verzuim
Artikel 10. Bezwaren Indien een kandidaat meent gegronde bezwaren te kunnen aanvoeren tegen de gang van zaken bij een bepaald onderdeel van het schoolexamen, kan hij schriftelijk een klacht indienen bij de locatiedirecteur, tot en met de derde dag na het bekend worden van het cijfer van dat onderdeel. Deze spreekt zijn oordeel uit over de klacht en de eventueel daaruit voortvloeiende consequenties, de kandidaat en de desbetreffende examinator gehoord hebbende. Een kandidaat kan in beroep gaan tegen de uitspraak bij de Commissie van Beroep zoals bedoeld in artikel 11 van het Examenreglement van het GHC. Artikel 11. Commissie van beroep 1. De in artikel 9 lid 5 bedoelde Commissie van Beroep is de door de schoolleiding van het Graaf Huyn College ingestelde “Commissie van Beroep”. 2. De regeling van werkzaamheden van de commissie is opgenomen in het Reglement Commissie van Beroep eindexamenaangelegenheden. Een exemplaar van dit reglement ligt vrij ter inzage bij de secretaris van het eindexamen. 3. Een beroepschrift dient gericht te worden tot de voorzitter van de commissie van beroep, p.a. Graaf Huyn College Geleen, Jos Klijnenlaan 683, 6164 AP Geleen. 4. De beslissing van de Commissie van Beroep is voor alle partijen bindend. Artikel 12. Geheimhouding Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van dit reglement en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijke voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit reglement de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
5
II. SCHOOLEXAMEN Artikel 13. De onderdelen van het schoolexamen worden in het programma van toetsing en afsluiting nader geregeld. Artikel 14. Het schoolexamen wordt ingericht overeenkomstig hetgeen voor ieder vak afzonderlijk in het programma van toetsing en afsluiting wordt aangegeven ten aanzien van: 1. het totale aantal toetsen dat wordt afgenomen van zowel theoretische (mondeling dan wel schriftelijk) als praktische aard; 2. de stof waarop elke toets betrekking zal hebben; 3. de wijze waarop elke toets wordt afgenomen; 4. het gewicht dat aan het cijfer, behaald voor een toets, gehecht zal worden met betrekking tot het vaststellen van het eindcijfer van het schoolexamen; 5. de tijdsduur van elke toets. De toetsen in een vak beslaan tezamen de stof waarover het schoolexamen zich ingevolge het eindexamenbesluit uitstrekt; 6. het profielwerkstuk. De school stelt vast wanneer aan het profielwerkstuk moet worden begonnen, wanneer de tussenstappen klaar moeten zijn en wanneer het werkstuk af moet zijn. Artikel 15. Het programma van toetsing en afsluiting wordt vóór 1 oktober via de ghc-site aan de kandidaten bekend gemaakt. Artikel 16. Het tijdstip waarop een toets wordt afgenomen wordt minstens vijf schooldagen voor de aanvang ervan aan de kandidaten medegedeeld. Artikel 17. De kandidaten mogen uitsluitend gebruik maken van de hulpmiddelen die de examinator heeft toegestaan. Zij zijn verplicht die hulpmiddelen zelf bij zich te hebben voor zover ze niet door school worden verstrekt. Artikel 18. Werkstukken, leesdossiers e.d. dienen altijd persoonlijk overhandigd te worden aan de docent die het werk beoordeelt. Wie dergelijk werk aanbiedt via het postvak draagt zelf het risico van vermissing achteraf. Bij het overschrijden van de inleveringdatum kan aftrek van cijfers in werking treden. Artikel 19. Cijfergeving 1.
Het cijfer voor het schoolexamen wordt uitgedrukt in een cijfer uit een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10, afgerond op 1 decimaal.
6
2.
In afwijking van het eerste lid, worden culturele en kunstzinnige vorming (CKV) en lichamelijke opvoeding (LO) uit het gemeenschappelijk deel van elk profiel beoordeeld met „voldoende” of „goed”. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van de leerling en geschiedt op de grondslag van het genoegzaam afsluiten van de desbetreffende vakken, zoals blijkend uit het examendossier.
Artikel 20. Ziekte en verzuim 1.
2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9.
Kan een kandidaat door ziekte of andere gerechtvaardigde afwezigheid niet aan een toets deelnemen, dan stelt hij of stellen zijn ouders / verzorgers de school zo snel mogelijk hiervan in kennis. Deze kennisgeving moet schriftelijk binnen 24 uur worden bevestigd. Bij meerderjarigheid van de leerling volstaat een door de leerling zelf getekende verklaring mits de door het GHC gehanteerde procedure “ de meerderjarige leerling” is gevolgd. Deze kandidaat moet op een ander, door de examinator vastgesteld tijdstip de gemiste toets alsnog afleggen. De kandidaat die bij een toets te laat komt levert, in het geval dat hij zonder geldige reden te laat komt, zijn werk op hetzelfde tijdstip in als de andere kandidaten. Bij luistertoetsen wordt een kandidaat die te laat komt niet meer toegelaten. Een kandidaat die in gebreke blijft aan de in 1 genoemde verplichtingen te voldoen wordt geacht onwettig afwezig te zijn geweest en dan geldt via artikel 9 lid 6 artikel 9 lid 2. Elke sectie stelt binnen 2 weken na het beëindigen van een periode datum en tijdstip van inhalen vast. Dit is steeds een tijdstip buiten de reguliere lestijd. Indien een leerling een toets mist, van welke aard ook, zonder geldige reden, wordt het cijfer bepaald op 1. Een gemiste PTA toets buiten de officiële toetsperiode moet ingehaald worden. Een leerling die (ziek) deelneemt aan een toets wordt geacht die toets gemaakt te hebben, met andere woorden: het behaalde cijfer blijft geldig.
Artikel 21. Herkansing toetsen schoolexamen 1. Iedere kandidaat heeft het recht om aan het eind van de SE-periode te herkansen bij twee verschillende vakken met een CSE. Per vak is er de mogelijkheid om één schriftelijk toets uit het examenjaar te herkansen. Hiervoor maakt de kandidaat een keuze uit de twee herkansingstoetsen bij het betreffende vak. De stofverdeling over deze herkansingstoetsen staat vermeld in het PTAoverzicht. 2. Aanmelding voor een herkansing van toetsen kan alleen plaatsvinden bij een daarvoor aangewezen instantie. Aanmelding dient te geschieden vóór een nader te bepalen tijdstip op de laatste lesdag van een nader te bepalen periode. De herkansing zelf vindt plaats in de periode na de laatste toetsperiode. 3. Indien het eindresultaat van een herkansing beter is dan het cijfer van de herkanste toets, vervangt dit cijfer het cijfer van de herkanste toets. Artikel 22. Herexamen in een vak met alleen een schoolexamen 1. Iedere kandidaat heeft het recht om aan het einde van de SE-periode in één vak, dat geen centraal examen kent een herexamen af te leggen. 2. Het herexamen vervangt het cijfer van één werk of het herexamen vervangt de cijfers van meerdere werken, mits deze meerdere werken samen voor maximaal 25% van het SE-cijfer meetellen. De werken waarin herexamen gedaan wordt, moeten individueel te maken zijn. 3. De kandidaat maakt een keuze uit de twee herexamentoetsen bij het betreffende vak. De stofverdeling over deze herexamentoetsen staat vermeld in het PTA-overzicht.
7
4. Indien het eindresultaaat van het herexamen beter is dan het gemiddelde van de herkanste toetsen, vervangt dit cijfer het cijfer van het herkanste werk. 5. Aanmelding voor een herexamen kan alleen plaatsvinden bij een daarvoor aangewezen instantie vóór een nader te bepalen datum. 6. Voor het combinatiecijfer gelden de regels zoals hierboven beschreven maar dan voor één van de vakken. 7. Het profielwerkstuk kan niet herkanst worden. Artikel 22A. Herkansing rekentoets
De rekentoets wordt afgenomen in het voorexamenjaar1. In het examenjaar kan men deze toets, ongeacht het eerder behaalde cijfer, herkansen. Indien een kandidaat doubleert/zakt krijgt hij wederom twee kansen. Bij doubleren/zakken vervallen alle eerder behaalde resultaten. Indien men heeft deelgenomen aan de rekentoetspilot in 2013 geldt: Een leerling die met een vijf of hoger een vrijstelling heeft behaald deze vrijstelling altijd kan inzetten als hij het eindexamen heeft afgelegd. Ook als die leerling dit jaar in het voorlaatste examenjaar is gedoubleerd en/of in het eindexamenjaar zakt. Leerlingen met een vrijstelling mogen ook hun twee nieuwe kansen benutten in een poging een hoger cijfer te halen, waarbij dan uiteindelijk het hoogst behaalde cijfer telt. Zijn ze er uiteindelijk niet in geslaagd het cijfer te verbeteren, dan mogen ze alsnog terugvallen op die vrijstelling met het bijbehorende cijfer. Artikel 23. De doubleurregeling De leerling, die een klas moet overdoen, kan afgesloten vakken overdoen. Volgt hij het vak opnieuw dan volgt hij ook alle lessen, maakt alle toetsen en vervalt het recht op alle cijfers uit het voorafgaande jaar. Artikel 24. Examendossier Het schoolexamen bestaat uit een examendossier. Het examendossier is het geheel van de onderdelen van het schoolexamen zoals gedocumenteerd in een door het bevoegd gezag gekozen vorm. Artikel 25. 1. Alle beoordelingen die meetellen bij het bepalen van het eindcijfer voor het schoolexamen worden, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen veertien schooldagen na afname van de toets aan de kandidaten medegedeeld. 2. Het schriftelijk werk behorende tot het schoolexamen wordt door de examinator zo spoedig mogelijk ter inzage gegeven aan de kandidaten. 3. Deze geven dit werk binnen hetzelfde lesuur terug aan de examinator. 4. De beoordeling van het werk bedoeld in lid 1 en 2, wordt zo spoedig mogelijk ingeleverd bij de locatiedirecteur. 1
De school kan een kandidaat niet dwingen de rekentoets al in het voorexamenjaar te maken. Dit betekent dat indien een leerling weigert de rekentoets in het voorexamenjaar te maken, hij/zij de rekentoets in het examenjaar maakt. De eventuele herkansing vindt in dit betreffende geval na het CSE plaats.
8
Artikel 26. 1. Voor kandidaten die na het vierde leerjaar instromen in de tweede fase van onze school kan een andere regeling worden gemaakt. 2. Van deze regeling wordt de locatiedirecteur op de hoogte gesteld.
Artikel 27. De kandidaat, eventueel bijgestaan door zijn ouders, voogden of verzorgers, kan bezwaar tegen de gang van zaken tijdens het schoolexamen schriftelijk indienen bij de locatiedirecteur. Een bezwaar betreffende de gang van zaken tijdens een toets van het schoolexamen moet ingediend worden binnen vijf schooldagen na het bekend worden van het resultaat van de toets. Artikel 28. 1. Het schoolexamen wordt uiterlijk 3 schooldagen voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen afgesloten. 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een kandidaat die ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het schoolexamen niet heeft kunnen afsluiten voor de aanvang van het eerste tijdvak, in de gelegenheid stellen het schoolexamen in dat vak af te sluiten vóór het centraal examen in dat vak, doch na de aanvang van het eerste tijdvak. 3. In afwijking van het eerste lid geldt dat de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld, moeten zijn afgesloten uiterlijk één week voordat de uitslag van het centraal examen wordt vastgesteld d.i. één week voordat de CvE-normen bekend zijn. Artikel 29. Voor de aanvang van het centraal examen maakt de locatiedirecteur aan de kandidaat bekend: a. de cijfers die hij heeft behaald voor het schoolexamen; b. de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld, indien deze is vastgesteld. c. het resultaat van de rekentoets. In verband met controle moeten de kandidaten de cijferlijst persoonlijk afhalen bij hun mentor. Artikel 30. Indien het schoolexamen naar het oordeel van de inspectie niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.
III. CENTRAAL EXAMEN Artikel 31. Het centraal examen (CE) 1.
Het CE wordt afgenomen op door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vastgestelde data en in een of meer daarvoor door de locatiedirecteur aangewezen lokaliteiten.
9
2. 3. 4. 5. 6.
7.
8.
9. 10. 11.
12. 13.
Het centraal examen kent een eerste, tweede en derde tijdvak. Het eerste en tweede tijdvak worden afgenomen in het laatste leerjaar. Het derde tijdvak wordt aansluitend aan het laatste leerjaar afgenomen door de staatsexamencommissie. De Minister kan vakken aanwijzen waarin het centraal examen in het tweede tijdvak eveneens wordt afgenomen door de staatsexamencommissie. De kandidaten maken het werk onder toezicht van zoveel examinatoren en / of personeelsleden van de school als voor een zorgvuldig verloop van het examen noodzakelijk is; het toezicht wordt nader geregeld in een door de locatiedirecteur op te stellen surveillancerooster. Over het verloop van het examen wordt een door de toezichthouders ondertekend proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden ten minste vermeld: de namen van de kandidaten, de namen van de toezichthouders, datum, begin- en eindtijd van het examen, het geëxamineerde vak, binnenkomst- en vertrektijden van de kandidaten als deze afwijken van de begin- en eindtijd van het examen en alle bijzondere gebeurtenissen die van belang zijn met het oog op de bij het afnemen van het examen vereiste zorgvuldigheid. Voor de aanvang van het examen in enig vak leest een van de toezichthouders de op de enveloppe met examenopgaven vermelde tekst op. Bij de aanvang opent hij in aanwezigheid van de kandidaten de enveloppe. Onmiddellijk nadat de enveloppe geopend is, worden de opgaven rondgedeeld. De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een toets van het centraal examen blijven in het examenlokaal tot het einde van die toets. Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur na het tijdstip van opening van de enveloppe tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. Geen kandidaat verlaat voor het einde van de zitting het examenlokaal. Na afloop van het examen wordt het gemaakte examenwerk, tezamen met het procesverbaal, onverwijld bij de locatiedirecteur ingeleverd.
Artikel 32. Nadere aanwijzingen voor het centraal examen 1. Het werk wordt gemaakt op gewaarmerkt papier en verstrekt door of vanwege de locatiedirecteur, tenzij door de commissie belast met de vaststelling van de opgaven, ander papier is verstrekt. 2. De kandidaat plaatst zijn naam, het vak, de naam van de examinator en zijn examennummer op het in lid 1 bedoeld papier. 3. Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt, behalve de officiële CvE-mededelingen. 4. Het gebruik van boeken, rekenmachines, tabellen en andere hulpmiddelen is de kandidaat verboden met uitzondering van die waarvan het gebruik door de commissie belast met de vaststelling van de opgaven, is toegestaan. Met uitzondering van woordenboeken, tabellen en rekenmachines zijn deze hulpmiddelen in het examenlokaal aanwezig. De woordenboeken en tabellen worden door een toezichthouder onderzocht. De kandidaten mogen uitsluitend het voor het maken van het examenwerk benodigde schrijfgerei meenemen in het examenlokaal. 5. Kladpapier wordt verstrekt door of vanwege de locatiedirecteur. 6. Het gebruik van correctielak of correctiestift is niet toegestaan. 7. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich tijdelijk zonder vergunning van een der toezichthouders, uit het examenlokaal te verwijderen. Krijgt hij die toestemming, dan dient een
10
van de toezichthouders hem te begeleiden. 8. Een kandidaat die tijdens een zitting onwel wordt, kan onder begeleiding van een toezichthouder het examenlokaal verlaten. Na overleg met de kandidaat beslist de locatiedirecteur of de kandidaat na enige tijd het werk kan hervatten. Hervat een kandidaat na enige tijd het werk, dan kan de locatiedirecteur bepalen dat de gemiste tijd of een deel daarvan aan het einde van de zitting wordt ingehaald. Hervat een kandidaat het werk niet, dan kan de locatiedirecteur, na het horen van de kandidaat, doch uiterlijk voor het einde van de zitting, bepalen dat het door de kandidaat gemaakte werk niet als examenwerk wordt aangemerkt. De kandidaat wordt dan geacht om een geldige reden verhinderd te zijn geweest aan het desbetreffende onderdeel deel te nemen.
9. De kandidaat levert bij het verlaten van de examenzaal het gemaakte werk in bij een van de toezichthouders. 10. Indien een kandidaat verhinderd is aan een of meer onderdelen van een CE deel te nemen, dient (in geval van minderjarigheid door zijn ouders, verzorgers of voogden) binnen vierentwintig uur, een schriftelijke verklaring waaruit de reden van de verhindering blijkt, aan de locatiedirecteur overgelegd te worden. De locatiedirecteur bepaalt of de opgegeven reden of redenen aangemerkt kunnen worden als “geldige reden” bedoeld in artikel 45 van het “Eindexamenbesluit vwo-havo”. IV. UITSLAG, HERKANSING EN DIPLOMERING Artikel 33. 1. Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. 2. De examinator bepaalt het eindcijfer voor een vak op het rekenkundige gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Is dit gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het, indien de cijfers achter de komma 49 of minder zijn, naar beneden afgerond en indien deze 50 of meer zijn, naar boven afgerond. 3. Indien in een vak alleen schoolexamen is gehouden, is het cijfer voor het schoolexamen tevens het eindcijfer. Artikel 34. 1. De locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen stellen de uitslag vast met inachtneming van het bepaalde in artikel 33. 2. De locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen stellen uit alle eindcijfers van de vakken waarin de kandidaat examen heeft afgelegd, een lijst op zodanig dat de op deze lijst vermelde vakken een eindexamen vormen dat voldoet aan de artikelen 3, 4 en 5. 3. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen, betrekken de locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de uitslag, met dien verstande dat de lijst van de resterende vakken voldoet aan de artikelen 3, 4 en 5.
11
Artikel 35. Uitslag 1. Een kandidaat is geslaagd indien: a. hij voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, b. hij voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, c. hij voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt, dan wel d. hij voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt, en e. CKV en LO als „voldoende” of „goed” zijn beoordeeld, en f. geen van de eindcijfers van de onderdelen van het combinatiecijfer, genoemd in het tweede lid, lager is dan 4 en g. het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centrale examen behaalde cijfers ten minste een 5,5 is (de eerste decimaal moet een 5 zijn) en h. voor de kernvakken Nederlands, Engels, wiskunde en de rekentoets maximaal één 5 als eindcijfer is behaald.
2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers voor maatschappijleer (MA), het profielwerkstuk, levensbeschouwelijke vorming (LEVO) en – op vwoalgemene natuurwetenschappen (ANW) aangemerkt als het eindcijfer van één vak, het combinatiecijfer. Dit combinatiecijfer is het rekenkundige gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. 3. De kandidaat die deeleindexamen heeft afgelegd, is geslaagd voor dat deeleindexamen indien hij voor het desbetreffende vak een eindcijfer van 6 of meer heeft behaald. 4. De kandidaat die eindexamen dan wel deeleindexamen heeft afgelegd en die niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste tot en met derde lid, respectievelijk genoemd in het vierde lid, is afgewezen, behoudens de mogelijkheid tot herkansing bedoeld in artikel 51 van het Inrichtingsbesluit W.V.O.
5. Zodra de uitslag ingevolge het eerste tot en met vierde lid is vastgesteld, maakt de locatiedirecteur deze tezamen met de eindcijfers schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 51 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. bepaalde. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag, indien artikel 51 eerste lid van het Inrichtingsbesluit W.V.O. geen toepassing vindt.
12
6. De kandidaat heeft het recht in het tweede tijdvak deel te nemen aan de herkansing van het centraal examen in één vak waarvoor hij reeds examen heeft afgelegd. Het hoogste van de cijfers gehaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde centraal examen, geldt als definitief cijfer voor het centraal examen. De kandidaat doet een schriftelijk verzoek tot herkansing aan de locatiedirecteur voor een door de locatiedirecteur te bepalen dag en tijdstip. 7. Door het vragen van een herkansing wordt de uitslag een voorlopige. De kandidaten die herkansing vragen, leveren de cijferlijst bedoeld in artikel 38 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. in bij de locatiedirecteur. 8. Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld. Artikel 36. Diploma en cijferlijst 1. De locatiedirecteur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd, een lijst uit waarop voor zover van toepassing zijn vermeld: a. de cijfers voor het schoolexamen en de cijfers voor het centraal examen, b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerk-stuk alsmede het cijfer van het profielwerkstuk, c. de beoordeling van de vakken CKV en LO, d. de eindcijfers voor de examenvakken, e. het combinatiecijfer. f. het cijfer voor de rekentoets. g. de uitslag van het eindexamen. 2. De locatiedirecteur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke voor het eindexamen geslaagde kandidaat, daaronder mede begrepen de kandidaat die zijn eindexamen met gunstig gevolg heeft voltooid ten overstaan van de staatsexamencommissie, een diploma uit, waarop het profiel of de profielen zijn vermeld die bij de uitslag zijn betrokken. 3. Duplicaten van afgegeven diploma’s en cijferlijsten worden niet verstrekt. 4. Tevens reikt de locatiedirecteur op verzoek van de kandidaat een diploma uit aan de kandidaat die in een of meer vakken met gunstig gevolg deeleindexamen heeft afgelegd en die daarnaast een cijferlijst overlegt voor andere vakken die tezamen met eerder bedoelde vakken een eindexamen vormen. 5. Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die ten minste tezamen een eindexamen vormen, dan worden de eindcijfers van de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld, tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft. 6. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt de modellen van de cijferlijst vast.
7. De locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen tekenen de diploma’s en de cijferlijsten.
13
Artikel 37. De locatiedirecteur reikt aan de definitief voor het eindexamen afgewezen kandidaat een cijferlijst uit.
V. OVERIGE BEPALINGEN Artikel 38. 1. Anderstaligen Aan een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij examen aflegt, niet langer dan 6 jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie Nederlands niet de moedertaal is, kan het bevoegd gezag toestemming geven voor een aangepaste wijze van examineren. De directeur mag de tijdsduur van de examenzitting verlengen met ten hoogste een half uur. Daarnaast is een verklarend woordenboek Nederlands als hulpmiddel toegestaan. Dat laatste lijkt overbodig – immers, zo'n woordenboek is voor iedere kandidaat sinds 2007 toegestaan. Echter, de voor alle kandidaten geldende Regeling Toegestane Hulpmiddelen geeft aan dat een kandidaat óók een woordenboek mee mag nemen vanuit zijn thuistaal naar het Nederlands. Combinatie van beide regelingen betekent dat de kandidaat genoemd in artikel 55 lid 3 zowel een verklarend Nederlands woordenboek mag meenemen, als een woordenboek vanuit zijn thuistaal naar het Nederlands. 2. Kandidaten met een lichamelijke beperking De directeur kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. Als er geen sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap gelden ten aanzien van die toestemming aanvullende voorwaarden. In beide gevallen dient de inspectie zo spoedig mogelijk te worden geïnformeerd. Het vak lichamelijke opvoeding Het bevoegd gezag van een school kan op grond van Inrichtingsbesluit W.V.O. een leerling ontheffing verlenen van het volgen van het onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen. Het bevoegd gezag geeft de inspectie kennis van de verleende ontheffing en vermeldt daarbij de gronden waarop deze ontheffing berust. 3. Zieken Als een kandidaat gedurende het laatste leerjaar door langdurige ziekte of door overmacht niet in staat is het onderwijs in voldoende mate te volgen en/ of zich voldoende op het examen voor te bereiden, kan het bevoegd gezag toestaan dat het eindexamen gespreid over twee jaar wordt afgenomen. In de regel wordt hierbij de uitslag bepaald na afloop van het tweede examenjaar. Het kan echter gebeuren dat na het eerste examenjaar besloten wordt het gespreid examen af te breken. In dat geval kan de uitslag worden vastgesteld, ook al is het examen nog niet voltooid. Dit geschiedt dan op grond van Eindexamenbesluit artikel 59.
4. Kandidaten met examenresultaten van de Nederlandse Antillen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten Examenresultaten van de Nederlandse Antillen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten worden gelijkgesteld met examenresultaten die in Nederland zijn behaald. Daarom kunnen kandidaten met examenresultaten die behaald zijn in de Nederlandse Antillen, Aruba, Curaçao of Sint Maarten bij het behalen van een Nederlands diploma gebruik maken van een of meer vrijstellingen.
14
Kandidaten van de scholen op Bonaire en Sint Eustatius krijgen gedurende een overgangsperiode een Nederlands diploma, gebaseerd op de voor 10-10-2010 geldende exameneisen van de Nederlandse Antillen. Ook de op deze scholen behaalde examenresultaten worden gelijkgesteld met resultaten in Nederland behaald volgens de Nederlandse regelgeving.
5. Kandidaten met buitenlandse diploma's of examenresultaten Als deze kandidaten met buitenlandse diploma's of examenresultaten een Nederlands diploma willen behalen kunnen zij een verzoek indienen voor één of meer ontheffingen (zie Eindexamenbesluit artikel 10). 6. Hoogbegaafden Voor hoogbegaafden die aan het profiel dat de school aanbiedt niet voldoende hebben, is er de mogelijkheid dat de directeur op hun verzoek examenresultaten die datzelfde jaar aan een vavoinstelling of het College voor Examens zijn behaald op de cijferlijst vermeldt (zie Eindexamenbesluit artikel 52.7). Deze aanvullende vakken tellen mee bij het bepalen van de uitslag (zie Eindexamenbesluit artikel 48.8) en ze kunnen dan leiden tot de vermelding van een tweede profiel op het diploma (zie Eindexamenbesluit artikel 52.2).
7. Kandidaten met dyslexie/dyscalculie 7.1 Dyscalculie Vrijstelling voor wiskunde of (bijvoorbeeld) economie op basis van dyscalculie is volgens de wettelijke regelingen niet mogelijk. Ook extra hulpmiddelen zoals een formulekaart zijn vooralsnog niet toegestaan. Wel is het op alle schooltypen behalve vwo mogelijk om een vakkenpakket zonder wiskunde te kiezen. 7.2 Dyslexie en hulpmiddelen Voor kandidaten met dyslexie kan de directeur op grond van het deskundigenrapport de wijze van examinering aanpassen. Hij kan de examentijd verlengen met een half uur en/of de teksten al of niet langs elektronische weg laten voorlezen. Combinaties van deze maatregelen zijn mogelijk en vaak voor de hand liggend. Examens worden in een lettergrootte geleverd die adequaat is voor dyslectische leerlingen. Sommige aanpassingen worden door DUO op bestelling aan de scholen geleverd. Voor dyslectische kandidaten kan in het eerste tijdvak een Daisy-CD-ROM met ingesproken tekst worden geleverd, of een tekstbestand dat bruikbaar is voor spraaksynthese (computerspraak). In het tweede tijdvak wordt geen Daisy geleverd. Daarmee is echter het recht van de kandidaat op audio niet vervallen. De context van het tweede tijdvak maakt het de school beter dan in het eerste tijdvak mogelijk, om de audio in dit geval te leveren via een individuele voorleeshulp. Alle exameneisen gelden overigens onverkort, dat geldt met name voor de beoordeling van spelling in het schoolexamen en (bij Nederlands alle schooltypen en Engels GL/TL) in het centraal examen.
15
7.2a Dyslexie en tweede fase In het Eindexamenbesluit zijn voor het vwo in de vernieuwde tweede fase enkele zaken geregeld ten behoeve van de kandidaten voor wie door een leesbeperking de volledige tweede moderne vreemde taal een te zware belasting heeft (zie Eindexamenbesluit artikel 11, lid 5 en 6) . Artikel 39. 1. De leerling van een school voor vwo die in het bezit is van het diploma havo, is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: MA en ANW. Indien het betreft het atheneum is deze leerling tevens vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het vak CKV. 2. De locatiedirecteur kan een leerling op diens verzoek, of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van zijn ouders, voogden of verzorgers voor het examen vwo ontheffing verlenen voor het volgen van onderwijs in de tweede moderne (vreemde) taal in de volgende gevallen: a. de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal; b. de leerling heeft een andere moedertaal dan de Nederlandse taal of de Friese taal; c. de leerling met havo diploma volgt onderwijs in het profiel Natuur en techniek of het profiel Natuur en gezondheid en het onderwijs in de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding. 3. De locatiedirecteur kan de in het zevende of achtste lid (zie eindexamenbesluit) bedoelde vrijstelling/ontheffing in bijzondere gevallen ook verlenen aan een leerling die niet voldoet aan een van de in die leden genoemde voorwaarden. De vrijstelling behoeft de goedkeuring van de inspectie. 4. De locatiedirecteur bepaalt in de in het zesde, zevende en achtste lid (zie eindexamenbesluit) genoemde gevallen welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt van het onderwijs waarvoor vrijstelling is verleend, met dien verstande dat het vervangende onderwijs ten minste dezelfde normatieve studielast heeft als het onderwijs waarvoor vrijstelling is verleend en betrekking heeft op taal en literatuur. Indien de locatiedirecteur van oordeel is dat dit laatste niet mogelijk is of ondoelmatig is, stelt hij de inspectie daarvan in kennis. Daarbij doet de locatiedirecteur een voorstel voor een andere vervanging. Deze vervanging behoeft de goedkeuring van de inspectie. Artikel 40. 1.
Het schriftelijk werk van het centraal examen en de processen verbaal van het centraal examen van de kandidaten worden gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard door de locatiedirecteur. Het schriftelijk werk is alleen ter inzage op de school voor de kandidaten en eventueel de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat. De inzage geschiedt uitsluitend onder toezicht van de secretaris van het examen.
2.
Na deze periode zal het examenwerk vernietigd worden.
16
Artikel 41. 1.
De locatiedirecteur kan, de inspectie gehoord hebbende, toestaan dat ten aanzien van een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is en ten aanzien van een kandidaat die lange tijd tengevolge van een bijzondere, van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest het onderwijs in alle betrokken eindexamenvakken gedurende het laatste leerjaar te volgen, het eindexamen gespreid over twee opeenvolgende schooljaren wordt afgelegd. In dat geval wordt het eindexamen in een vak in het eerste of in het tweede van deze schooljaren afgesloten.
2.
De locatiedirecteur geeft zijn in het eerste lid bedoelde toestemming uiterlijk vóór de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen. In bijzondere gevallen kan de locatiedirecteur afwijken van de eerste volzin ten behoeve van een kandidaat die nog niet in alle betrokken eindexamenvakken centraal examen heeft afgelegd.
3.
Artikel 51 eerste tot en met vierde lid van het Inrichtingsbesluit W.V.O. is ten aanzien van de kandidaat van toepassing in het eerste en in het tweede schooljaar van het gespreid eindexamen, met dien verstande dat het in dat artikel bedoelde recht in het eerste schooljaar ontstaat, nadat de eindcijfers van de vakken waarvoor in het eerste schooljaar het eindexamen is afgesloten, voor de eerste maal zijn vastgesteld.
4.
Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de cijfers van de centrale examens die zijn afgelegd in het eerste schooljaar van het gespreid eindexamen, zendt de locatiedirecteur aan de inspectie een lijst waarop voor die kandidaat zijn vermeld de gegevens genoemd in artikel 56 onderdelen a tot en met d van het Inrichtingsbesluit W.V.O.
5.
De vaststelling van de uitslag geschiedt overeenkomstig artikel 32 eerste lid, respectievelijk tweede en derde lid.
6.
De locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen kunnen aan het einde van het eerste schooljaar van het gespreid eindexamen toepassing geven aan het vijfde lid.
Artikel 42. Dit reglement wordt vóór 1 oktober gepubliceerd op Internet en ligt tevens op verscheidene plaatsen in de school ter inzage. Artikel 43. Indien er na 1 oktober wijzingen optreden in de regeling m.b.t. de examens worden de kandidaten hiervan z.s.m. in kennis gesteld.
Artikel 44. In gevallen waarin dit examenreglement niet voorziet, beslist de locatiedirecteur.
17
VI. BIJLAGEN
Protocollen Algemene begrippenlijst Afwezigheid
Er niet zijn zonder opgaaf van reden.
Directeur
Tenzij expliciet anders vermeld wordt, kan overal waar in de protocollen en checklisten ‘directeur’ voorkomt gelezen worden: ‘directeur, of een persoon aan wie de directeur bevoegdheden gemandateerd heeft.’
Eindexamen
Hieronder wordt het Centraal Examen (CE) en het schoolexamen (SE) gezamenlijk verstaan. Onder eindexamen wordt in de protocollen en checklisten dus ‘deeleindexamen’ verstaan.
Fraude
Het op arglistige wijze geven van een onjuiste voorstelling van zaken, in eigen of andermans belang, door vervalsing van administratie of ontduiking van de voorschriften.
Herkansen
Het opnieuw afleggen van een eerder gedaan examen.
Inhalen
Het alsnog afleggen van een eerder gemist examen.
Minderjarigheid
Als een kandidaat jonger is dan 18 jaar, zijn de ouders / verzorgers verantwoordelijk.
Verhindering
Afwezigheid met opgaaf van reden.
Verzuim
Het eindexamenbesluit kent het begrip verzuim niet. Daarom wordt in de protocollen steeds gesproken van 'verhindering'.
18
Protocol Verhindering bij een centraal examen Algemeen 1.
De directeur ziet erop toe dat er tussen de school en de kandidaat en/of de ouders/ verzorgers (indien mogelijk voorafgaand aan de feitelijke verhindering) adequaat is gecommuniceerd over de verhindering.
2.
De directeur maakt op het proces-verbaal melding van de verhindering.
3.
De directeur hoort de kandidaat.
4.
De directeur stelt vast of de genoemde reden een al dan niet geldige reden is voor verhindering.
Verhindering met geldige reden 5a.
De directeur informeert de kandidaat over de consequentie (het alsnog afleggen van een examenonderdeel in het volgende tijdvak) van de verhindering.
Verhindering zonder geldige reden 5b.
De directeur besluit welke maatregel(en) genoemd in artikel 5 lid 2 van het Eindexamenbesluit genomen wordt (worden). De maatregel moet in verhouding zijn tot de onregelmatigheid.
6.
De directeur informeert de kandidaat schriftelijk over de wijze waarop het examen zal worden afgerond.
Protocol Te laat komen bij een centraal examen Te laat komen tot 30 minuten na aanvang van een zitting van het centraal examen 1.
De directeur wordt geacht een kandidaat tot maximaal 30 minuten na aanvang van een zitting van het centraal examen tot het examen toe te laten.
2.
De eindtijd blijft gelijk, tenzij nog tijdens de zitting in overleg met de inspectie anders wordt besloten. Als tijdens de zitting geen contact met de inspectie mogelijk is, neemt de directeur zelf de beslissing en meldt deze aan de inspectie.
3.
De directeur maakt op het proces-verbaal melding van het te laat komen en de eventuele gevolgen hiervan (al dan niet verlenging van de eindtijd).
19
Te laat komen vanaf 30 minuten na aanvang van een zitting van het centraal examen 1.
De directeur mag een kandidaat die meer dan 30 minuten te laat komt na aanvang van een zitting van het centraal examen niet meer tot het examen toelaten. Er is in dat geval sprake van verhindering.
2.
De directeur maakt op het proces-verbaal melding van het te laat komen.
3.
De directeur zorgt voor opvang van de kandidaat.
4.
De directeur beslist of er sprake is van te laat komen met geldige reden.
5.
De directeur informeert de kandidaat schriftelijk over de consequenties van het te laat komen.
6.
De directeur wijst op de beroepsmogelijkheid.
Protocol Ziek of onpasselijk worden tijdens een centraal examen 1.
De directeur overlegt in eerste instantie met de kandidaat over de vraag of deze het examen kan voortzetten.
2.
Als de kandidaat het examen niet kan afmaken, gaat de directeur tijdens de zitting na of de kandidaat het examen later op diezelfde dag kan voortzetten. De directeur overlegt hierover met de inspectie. Als de kandidaat het examen op diezelfde dag kan voortzetten, dient de kandidaat tot die tijd in quarantaine te worden gehouden.
3.
Indien de kandidaat het examen niet op dezelfde dag kan voortzetten, stuurt de directeur per omgaande het examenwerk naar de inspectie en verzoekt om het tijdens de zitting gemaakte werk ongeldig te verklaren. Wanneer de inspectie het werk ongeldig verklaart, wordt de kandidaat voor het betreffende examen verwezen naar het volgende tijdvak.
4.
De directeur maakt op het proces-verbaal melding van het ziek worden / onpasselijk worden.
5.
De directeur informeert de kandidaat schriftelijk over de wijze waarop het examen zal worden afgerond.
20
Protocol Fraude bij een centraal examen Procedure 1.
Indien een toezichthouder waarneemt dat een kandidaat zich schuldig maakt aan een frauduleuze handeling/onregelmatigheid stelt hij de betreffende kandidaat hier onmiddellijk van in kennis.
2.
De kandidaat wordt - als het enigszins mogelijk is - in staat gesteld om het werk af te maken. Dit om beroepsprocedures niet in de weg te staan. In geval van een schriftelijk examen krijgt de kandidaat een nieuw antwoordblad. Op het oorspronkelijke blad wordt een melding van fraude aangetekend. Om te voorkomen dat de kandidaat iets kan uitwissen wordt dit blad vervolgens ingenomen.
3.
De surveillant maakt van het geconstateerde melding op het proces verbaal.
4.
Na afloop van het examen wordt de directeur van het voorval mondeling en schriftelijk in kennis gesteld. De directeur stelt een onderzoek in, waarbij de verschillende betrokkenen worden gehoord.
5.
Nadat het onderzoek is afgesloten, neemt de directeur een beslissing.
6.
De kandidaat en, bij minderjarigheid diens ouders, wordt schriftelijk van de beslissing van de directeur in kennis gesteld. De kandidaat wordt vanzelfsprekend gewezen op de beroepsmogelijkheid.
7.
De directeur stelt tevens de inspectie op de hoogte van zijn beslissing.
Maatregelen De sancties die kunnen worden opgelegd nadat fraude is vastgesteld, zijn terug te vinden in artikel 5 van het examenbesluit. De hier genoemde maatregelen zijn limitatief. Er kan geen maatregel aan worden toegevoegd.
Protocol Inzage van beoordeeld examenwerk 1.
De directeur geeft toestemming tot inzage in het centraal examenwerk.
2.
De directeur draagt er zorg voor dat inzage geschiedt onder toezicht.
3.
Bij deze inzage vindt geen discussie plaats over het toegekende aantal punten.
4.
Kandidaten hebben geen recht op teruggave van gemaakt werk of een kopie daarvan.
21