DETERMINANTEN VAN LAGE WERKINTENSITEIT IN HUISHOUDENS MET ARBEIDSONGESCHIKTE GEZINSLEDEN Empirische analyses voor de EU-15 Leen Meeusen, Annemie Nys en Vincent Corluy
17 juni 2014
Opbouw presentatie
2
Inleiding Onderzoeksvragen Het kader Data en methode Empirische bevindingen Discussie Conclusie
Inleiding Sociaaleconomische en demografische veranderingen Social Investment Strategy Work Related Welfare Reform
Toenemende arbeidsongeschiktheid (AO) caseload Gevolgen reiken verder dan individu (Elchardus et al., 2003; Corluy en Vandenbroucke, 2013) Eerdere studies: Positieve correlatie arbeidsmarktpositie AO en
bijhorende huishoudwerkintensiteit Zeer diverse bestedingspatronen voor nieuwe sociale risico’s 3
Onderzoeksvragen Vertaalt de lagere tewerkstellingsgraad van arbeidsongeschikten zich naar het huishoudniveau? Is deze correlatie uitsluitend gedreven door de lagere arbeidsmarktparticipatie van arbeidsongeschikte gezinsleden? Indien niet, welke andere factoren spelen dan nog mee? Correleren de patronen van residuele polarisatie met de uitgaven op het gebied van residentiële zorg en/of thuishulp in het domein van arbeidsongeschiktheid?
4
Het kader [1] Individueel niveau: werkzaamheidsgraad arbeidsongeschikten < niet-arbeidsongeschikten (2010) België, Portugal en Ierland: dubbel zo hoog voor niet-AO Zweden, Oostenrijk en Frankrijk: verhouding 1:1,5
Huishoudniveau: aandeel werkloze HH lager bij gezinnen waar niemand arbeidsongeschikt is werkintensiteit : WI=0 als geen enkel lid in de
leeftijdsgroep 18-64 is actief op de arbeidsmarkt
2005-2010: contrasterende trends tussen individuele en huishoudindicatoren in enkele landen 5
Het kader [1] Figuur 1: Individuele en huishoudelijke werkloosheidsgraad van arbeidsongeschikte individuen en huishoudens, 2010 80 70 60
50 40 30 20 10 0 SE
AT
DE
FR
FI
NL
Individuele werkloosheidsgraad AO
Bron: EU-SILC, 2010 6
DK
LU
UK
IT
ES
PT
GR
BE
Huishoudelijke werkloosheidsgraad AO huishoudens
IE
Het kader [2] Sociale uitgaven in het domein van arbeidsongeschiktheid (thuishulp, residentiële zorg) Combinatie arbeid-zorg faciliteren Niet-arbeidsongeschikte familieleden: actief blijven op
arbeidsmarkt
EU-15: zeer scheve distributie Zweden, Denemarken en Luxemburg: royale uitgaven Spanje en Italië: lage uitgaven Geen gegevens voor Ierland, Nederland en Portugal
7
Het kader [2] Grafiek 1: Sociale uitgaven voor residentiele zorg en thuishulp in het domein arbeidsongeschiktheid, EU-15, 2005–2009 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0
2005 AT Bron: OECD, SOCX
8
2006 BE
DE
DK
2007 ES
FI
2008 FR
GR
IT
2009 LU
SE
UK
Data EU-Survey on Income and Living Conditions (EU-SILC) Golven 2005-2009 Combinatie arbeids- en gezondheid gerelateerde
indicatoren
Meting arbeidsongeschiktheid: Chronische (langdurige) ziekte/aandoening Beperkingen in dagelijkse activiteiten
Uitgaven indicatoren: SOCX dataset (OESO)
9
Methode Polarisatie-index = geobserveerde aandeel werkloze HH - verwachte aandeel werkloze HH (gegeven random verdeling van de individuele werkgelegenheid over HH) waarbij de counterfactual berekend wordt door te conditioneren op het al dan niet arbeidsongeschikt zijn elk gezinslid krijgt tewerkstellingsgraad toegewezen die overeenkomt met zijn of haar arbeidsongeschiktheidsstatus
10
Empirische bevindingen [1] Grafiek 2: Individuele werkloosheidsgraden van niet-arbeidsongeschikte individuen: (1) gemiddelde van alle niet-arbeidsongeschikten en (2) gemiddelde van niet-arbeidsongeschikten in huishoudens met ten minste één arbeidsongeschikt gezinslid, , 2009, EU-15 IE ES BE GR DK SE DE UK 0,00
5,00
10,00
15,00
20,00
25,00
30,00
35,00
40,00
45,00
Niet-arbeidsongeschikten Niet-arbeidsongeschikten in gezinnen met arbeidsongeschikte gezinsleden Bron: EU-SILC, 2009
11
50,00
Empirische bevindingen [2] Tabel 1: Polarisatie index, EU-15, 2005–2009 2005
2006
2007
2008
2009
∆05–09
AT
0.17
2.12
1.44
1.91
3.34
3.17
BE
9.43
9.89
7.98
9.41
7.86
−1.57
DE
0.81
2.01
1.66
1.18
0.58
−0.22
DK
2.23
4.55
4.91
4.32
7.32
5.10
ES
0.43
2.93
1.78
1.61
5.43
5.00
FI
4.11
5.12
4.11
4.45
3.41
−0.69
IE
5.61
3.46
11.97
13.05
10.48
4.87
IT
4.06
3.82
3.14
3.60
4.28
0.21
LU
−2.11
−2.71
−4.91
0.16
4.94
7.04
NL
5.37
1.79
5.84
5.39
4.82
−0.55
PT
2.17
1.45
3.38
2.69
3.02
0.86
SE
4.97
4.29
4.02
3.96
5.57
0.61
UK
6.50
5.16
8.74
7.57
7.30
0.80
GR
1.34
0.54
−0.08
−1.48
0.83
−0.51
FR
6.41
5.79
6.52
0.00
6.27
−0.15
Bron: EU-SILC, 2005–2009
Dalingen voor bepaalde landen, maar alle landen positieve indices over de gehele periode (behalve LU en GR) 12
Empirische bevindingen [3] Onderliggende maatschappelijke trends (gedeelde kenmerken gezinsleden) Werkzaamheidsgraden conditioneren op individuele sociaal-demografische kenmerken Geslacht Leeftijd (18-24; 25-49; 50-65) Opleiding (max. lager secundair onderwijs; hoger
secundair onderwijs; tertiair onderwijs)
Positief effect opleiding (educatieve homogamie) en combinaties met deze factor
13
Empirische bevindingen [3] Grafiek 4: Oorspronkelijke en residuele polarisatie, gemiddelde 2005–2009 12 10 8 6 4 2 0 LU
GR
DE
AT
ES
PT
IT
FI
SE
NL
DK
-2 -4 Oorspronkelijke polarisatie
Bron: EU-SILC, 2005–2009
14
Residuele polarisatie
FR
UK
IE
BE
Discussie Hypothese: de patronen van residuele polarisatie correleren met de uitgaven op het gebied van residentiële zorg en/of thuishulp in het domein van arbeidsongeschiktheid Tabel 4: Relatieve polarisatie en sociale uitgaven, gemiddelde 2005–2009 Sociale uitgaven
Residuele polarisatie
GR
2.24
18.91
IT
11.42
169.02
ES
15.61
24.52
FR
43.25
150.27
UK
47.76
24.40
AT
51.51
81.61
FI
69.47
187.83
BE
91.03
261.44
DE
112.46
0.55
DK
193.39
188.92
LU
235.29
−119.07
SE
326.57
211.59
Bron: EU-SILC, 2005–2009
15
Discussie Grafiek 5: Sociale uitgaven en residuele polarisatie, gemiddelde 2005–2009 Panel A: Inclusief Zweden 1,20
Sociale uitgaven, % GDP
y = 0.011x + 0.2903 SE
1,00 0,80
LU DK
0,60 0,40
DE
0,20 0,00
-3,00
-2,00
-1,00
0,00
BE
FI
AT
UK ES GR
FR IT
1,00
2,00
3,00
4,00
5,00
6,00
Residuele polarisatie
Panel B: Exclusief Zweden 0,80
LU
y = -0.0262x + 0.2884
Sociale uitgaven, % GDP
0,70
DK
0,60 0,50 0,40
DE 0,30
BE FI
0,20
-2,00
-1,00
FR
ES GR
0,00 -3,00
AT
UK 0,10
0,00
IT 1,00
2,00
Residuele polarisatie
16
Bron: EU-SILC en OECD, SOCX, 2005–2009
3,00
4,00
5,00
6,00
Conclusie Werkzaamheidsgraad: contrasterende trends op individueel- en huishoudelijk niveau Arbeidsongeschikten en hun gezinnen hebben lagere kansen op arbeidsmarktintegratie, ongeacht indicator Positieve polarisatie in alle 15 EU-landen Deels verklaard door leeftijd, opleiding en geslacht Zes landen tonen patroon tussen de residuele polarisatie en de sociale uitgaven in het domein van AO Hypothese echter niet bevestigd door bivariate associatie, MAAR uitschieters aanwezig op gebied van de sociale uitgaven 17