Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Deel 4. Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
187
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Inhoudsoverzicht DEEL 4. INTEGRATIE VAN VERANTWOORD ONDERNEMEN: DIDACTISCHE WERKVORMEN .187 1. INLEIDING ...........................................................................................................191
2. ACTIVERENDE DIDACTISCHE WERKVORMEN .........................................................193 2.1 Voorstelling activerende werkvormen ............................................................. 193
2.1.1. Beeldfragmenten.................................................................................. 193 2.1.2. Brainstormen ........................................................................................ 194 2.1.3. Case methode ...................................................................................... 194 2.1.4. Demonstratie ........................................................................................ 195 2.1.5. Gespreksvormen .................................................................................. 196 2.1.6. Groepswerk .......................................................................................... 198 2.1.7. Jigsaw ................................................................................................... 199 2.1.8. Opdrachten ........................................................................................... 200 2.1.9. Probleemgestuurd onderwijs .............................................................. 201 2.1.10. Presentatie ......................................................................................... 202 2.1.11. Projectonderwijs................................................................................. 203 2.1.12. Roezemoesgroepen .......................................................................... 204 2.1.13. Voting .................................................................................................. 205 2.1.14. Vragen stellen .................................................................................... 206 2.2 Referenties ...................................................................................................... 207 2.3 Overzicht werkvormen per activerende didactische werkvorm ....................... 210
189
HET IVOOR
3. WERKVORMEN ROND MVO BINNEN HET HOGER ONDERWIJS.............................. 213 3.1 (Bedrijfs)technische toepassingen van Scheikunde en Natuurkunde .............213 3.2 (Bedrijfs)technische toepassingen van wiskunde, statistiek en operationeel onderzoek......................................................................................................249 3.3 Economie ......................................................................................................255 3.4 Human Resource Management .....................................................................287 3.5 Informatica.....................................................................................................307 3.6 Logistiek ........................................................................................................309 3.7 Management..................................................................................................317 3.8 Marketing en Sales ........................................................................................323 3.9 Vakken met financiële inslag............................................................................327
4. WERKVORMEN ROND MVO BIJ ONDERNEMERSOPLEIDINGEN BEDRIJFSBEHEER... 337 4.1 Financieel Beleid ...........................................................................................337 4.2 Recht en wetgeving .......................................................................................369 4.3 Commercieel beleid .......................................................................................373
190
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
1. Inleiding We besluiten deze docentenhandleiding met een aantal concrete werkvormen die men als lesgever, trainer, docent of instructeur kan gebruiken om (aspecten van) MVO te integreren in verschillende opleidingsonderdelen. Hierbij trachten we gebruik te maken van zogenaamde ‘activerende werkvormen’, ofwel werkvormen die studenten uitdagen tot actie, kritisch denken en reflectie. 163 Uit onderzoek blijkt immers dat men bij klassieke hoorcolleges te maken heeft met lage leerrendementen en afnemende aandacht van studenten. 164 Activerende werkvormen kunnen hierbij ingeschakeld worden, omdat ze meer actieve betrokkenheid van studenten vereisen. Bovendien vraagt het werken rond duurzame ontwikkeling vaak een samenwerking tussen personen met een uiteenlopende achtergrond, ofwel het werken in interdisciplinaire teams. Het gebruik van een bepaalde werkvorm is echter sterk afhankelijk van de nagestreefde (pedagogische en onderwijskundige) doelen en de relevante situatiekenmerken (eigen aan student, docent of omgeving) waarmee men te maken krijgt. 165 Verder kunnen we stellen dat vooral variatie belangrijk is. Gezien de diversiteit aan studenten binnen een opleiding is het immers wenselijk én noodzakelijk dat men gebruik maakt van diverse werkvormen. 166 We vatten deel 4 van de handleiding aan met een voorstelling van enkele bestaande activerende
werkvormen.
Het
gaat
hierbij
om
een
aantal
werkvormen,
samengebracht door Tinneke Boonen en promotor Anne Devesse als onderdeel van een stageopdracht op EHSAL. Vervolgens wordt er, analoog aan deel 3 van de handleiding, een opsplitsing gemaakt tussen de verschillende opleidingsniveaus (Hoger
Onderwijs
en
Ondernemersopleidingen).
De
vakgebieden
of
opleidingsonderdelen die in het vorige deel behandeld werden, vinden we hier terug als onderdelen waarvoor activerende werkvormen ter beschikking gesteld worden.
163
HOOGEVEEN, P. en WINKELS, J., Het didactische werkvormenboek. Variatie en differentiatie in de praktijk, 1996, p. 31.
164
BOONEN, T. en DEVESSE, A., Werkvormen en evaluatievormen: Hoorcollege. (Studieroute online beschikbaar op EHSAL N@tschool, http://studie.ehsal.be/).
165
HOOGEVEEN, P. en WINKELS, J., Het didactische werkvormenboek. Variatie en differentiatie in de praktijk, 1996, p. 17-18.
166
BOONEN, T. en DEVESSE, A., Werkvormen en evaluatievormen: Inleiding werkvormen. (Studieroute online beschikbaar op EHSAL N@tschool, http://studie.ehsal.be/).
191
HET IVOOR
Bij het verzamelen van didactische werkvormen zijn we op twee manieren tewerk gegaan.
Enerzijds
werd
uitgegaan
van
bestaande
initiatieven
(b.v.
groepsopdrachten), die reeds een duurzaamheidscomponent bevatten, ofwel opdrachten waarbij deze component op relatief eenvoudige wijze kon toegevoegd worden. Anderzijds hebben we eveneens getracht om zoveel mogelijk nieuwe werkvormen toe te voegen of reeds bestaande initiatieven buiten de eigen organisaties, die goed zouden passen binnen één of enkele van de behandelde opleidingsonderdelen. De samengebrachte werkvormen kunnen in deze handleiding op twee verschillende manieren gevonden worden. Ofwel kan men op zoek gaan per opleidingsonderdeel of vakgebied, ofwel vertrekt men van een activerende werkvorm en gaat men vervolgens na welke initiatieven er binnen deze werkvorm bestaan voor een bepaald vakgebied. Uiteraard zijn in deze handleiding niet alle activerende werkvormen terug te vinden. Er bestaan immers uiteenlopende mogelijkheden voor docenten om MVOgerelateerde leerstof op een gevarieerde wijze over te brengen naar studenten. Wel zouden we willen aansporen tot onderlinge samenwerking tussen docenten en lesgevers, zodat men via de website van Competento 167 ervaringen en materialen kan uitwisselen of ter beschikking stellen van anderen.
167
Competento is het Virtueel Kenniscentrum Ondernemersvorming voor Vlaanderen. Online beschikbaar op: www.competento.be. HET IVOOR op Competento: www.competento.be/ivoor.aspx.
192
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
2. Activerende didactische werkvormen 168 In dit onderdeel stellen we verschillende didactische werkvormen voor. We beperken ons hierbij tot een korte uiteenzetting over wat de verschillende werkvormen precies inhouden. Indien men als lezer meer informatie wenst over een bepaalde werkvorm, dan kan men zich wenden tot de bijlage van de handleiding. Daar zijn alle hierna besproken werkvormen terug te vinden in afzonderlijke steekkaarten.
2.1 Voorstelling activerende werkvormen 2.1.1. Beeldfragmenten Beeldfragmenten maken de leerinhoud voor de studenten aanschouwelijk. Op die manier kunnen studenten de leerinhoud beter vatten. Een beeld zegt vaak veel meer dan een uitgebreide uiteenzetting van een situatie, een fenomeen, etc. Via beeldfragmenten kan de realiteit in het leslokaal binnen gebracht worden. Voorbeelden zijn legio: een getuigenis van een patiënt, een interview met een expert, een documentaire over menselijke handelingen en gedragingen, een weergave van een situatie, etc. Het tonen van een beeldfragment kan verschillende functies hebben: •
inleiding in de leerinhoud
•
aanbrengen van nieuwe leerinhoud
•
illustratie van de leerinhoud
•
een video-opdracht of -casus waarmee de studenten verder aan de slag moeten. 169
168
Uit: BOONEN, T. en DEVESSE, A., Werkvormen en evaluatievormen. (Studieroute online beschikbaar op EHSAL N@tschool, http://studie.ehsal.be/).
169
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Demonstraties en film- of videofragmenten, 2004 en HOOGEVEEN, P. en WINKELS, J., Het didactische werkvormenboek. Variatie en differentiatie in de praktijk, 1996 en JANSSENS, S. et al., Didactiek in beweging, 2003.
193
HET IVOOR
2.1.2. Brainstormen Brainstormen
betekent
letterlijk
het
‘in-beweging-brengen-van-de-hersenen’.
Brainstormen is een werkvorm waarin studenten gestimuleerd worden om hun ideeën omtrent een bepaald onderwerp te verwoorden. De studenten overleggen, zoeken voorbeelden, inventariseren problemen, bedenken toepassingen, bedenken oplossingen voor een probleem, etc. 170 Twee principes zijn hierbij belangrijk: •
Uitstel van oordeel: studenten mogen zich geen zorgen maken over de kwaliteit, haalbaarheid, waarde of geldigheid van ideeën, opdat creativiteit een kans krijgt.
•
Kwantiteit leidt tot kwaliteit: hoe meer ideeën gegenereerd worden, hoe meer kans op goede ideeën (Brainstorming, n.d.). Het ene idee kan immers leiden tot een volgend idee.
Het genereren en inventariseren van ideeën kan bijdragen tot het verkennen of verdiepen van een thema of vakgebied. Vanuit de ideeën van de studenten kan de les opgebouwd worden. Op die manier kan nieuwe informatie aan de voorkennis van studenten gekoppeld worden. Een andere bijdrage van brainstorming betreft het genereren van ideeën en oplossingen die na de brainstorming op hun waarde, kwaliteit en/of geldigheid geëvalueerd en uitgewerkt worden. 171 2.1.3. Case methode De case methode is een werkvorm waarbij studenten individueel of in kleine groepen een casus analyseren en beslissingen of behandelingen bedenken. Daarop volgt een casusdiscussie waarbij studenten de eigen visie naar voren brengen en mits overleg en discussie tot een oplossing voor de casus komen. De docent faciliteert en structureert deze casusdiscussie. Een casus, centraal in de case methode, kan omschreven worden als een min of meer gedetailleerde beschrijving van een situatie, een probleem of een gebeurtenis in een realistische context.
170
LOWYCK, J., Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals. Hoofdstuk 7: Didactische werkvormen en media, 1995.
171
LOWYCK, J., Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals. Hoofdstuk 7: Didactische werkvormen en media, 1995 en JANSSENS, S. et al., Didactiek in beweging, 2003.
194
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
De studenten krijgen daarbij alle nodige informatie voor de analyse van de casus. Dit kan gaan van grafieken en tabellen, over observatieverslagen en telefoongesprekken tot onderzoeksrapporten. Soms dienen studenten nog wel bijkomende informatie op te zoeken. De case methode vond zijn oorsprong in de Harvard Business School in Bosten, Verenigde Staten. De case methode werd daar in de jaren ’20 van vorige eeuw ontwikkeld. In de loop der tijd raakte deze methode in heel wat domeinen van het onderwijs
verspreid,
zoals
geneeskunde,
paramedische
opleidingen,
lerarenopleiding, economie, rechten, etc. Er ontstonden ook allerhande varianten op het oorspronkelijke model. 172 2.1.4. Demonstratie Een demonstratie kan laten zien op welke wijze de studenten de leerinhoud kunnen gebruiken. Bij een demonstratie doet de docent een aanpak of werkwijze voor. Een demonstratie kan ook gebruikt worden om concrete voorwerpen, toestellen, fenomenen, situaties of proeven te laten zien. Een demonstratie zegt immers meer dan een beschrijving van dat voorwerp, dat toestel, dat fenomeen, die situatie, etc. Een demonstratie kan ‘live’ zijn, maar ook via een beeldfragment getoond worden. 173
172
BV-PROJECT, Steekkaart: Werken met de case-methode, 2002.
173
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Demonstraties en film- of videofragmenten, 2004 en SMULING et al., Colleges en presentaties: aanwijzingen voor docenten, 1993. Zie ook 2.1.1 Beeldfragmenten.
195
HET IVOOR
2.1.5. Gespreksvormen De docent gaat tijdens een onderwijsgebeuren de dialoog met de studenten aangaan. Hij treedt met hen in gesprek. In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen volgende gespreksvormen: •
onderwijsleergesprek
•
discussie
•
klasgesprek
•
leergesprek.
In tabel 2 vinden we een overzicht terug van deze gespreksvormen. Een gesprek kan zowel voor cognitieve, metacognitieve als dynamisch-affectieve doeleinden gebruikt worden. 174
174
KALLENBERG, A.J. et al., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, 2000 en STANDAERT, R. en TROCH, F., Leren en onderwijzen, 1994.
196
DOCENT?
ROL VAN DE
DOELSTELLING?
WAT IS HET?
DISCUSSIE
zinvol laten verlopen, stap voor stap
doelgerichte vragen
stellen; gesprek structureren
Gespreksleider: discussie
probleem stellen en
Gespreksleider:
eigen meningen en
oplossen
verwerven
moderator
Op de achtergrond;
ervaringen
voornamelijk meedelen van
probleem analyseren en
affectieve doelen,
Cognitieve en dynamisch-
leren en de aanpak van
onderling
of aanbrengen
Moderator; niets voorzeggen
ontwikkelen
oplossingsmethoden
studie- en/of
Metacognitieve doelen: betere
opdrachten en problemen
onderling over de manier van
Gesprek tussen studenten
LEERGESPREK
Gesprek tussen studenten
KLASGESPREK
kennis en inzichten
Cognitieve doelen:
brengt
Cognitieve doelen:
(of een medestudent)
vragen, tot bepaalde
kennis en inzichten
onder leiding van docent
door het stellen van
studenten stapsgewijs, Gesprek tussen studenten
waarbij de docent de
Sterk geleid gesprek,
GESPREK
ONDERWIJSLEER-
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Tabel 2: Overzicht gespreksvormen
197
HET IVOOR
2.1.6. Groepswerk Groepswerk verwijst naar alle activiteiten die uitgevoerd worden door een groep studenten die in onderling overleg werken aan een opdracht. Het doel van groepswerk is het maximaliseren van het eigen leren van de student én het maximaliseren van het leren van de leden van de groep. 175 Voorbeelden van groepswerk zijn legio: een experiment uitvoeren en rapporteren, een methodiek analyseren en evalueren, een probleem analyseren en oplossen, etc. Het ene groepswerk is het andere niet. Er zijn verschillende variaties mogelijk, wat betreft: •
sturing van de docent: voorgestructureerde opdracht of juist niet.
•
soort opdracht: een opdracht met een gesloten of een open einde. 176
•
aantal groepsleden: minimum twee tot tien of meer groepsleden.
•
taakverdeling: parallel groepswerk, complementair groepswerk of gemengd.
•
duur van het groepswerk: een eenmalige bijeenkomst van één uur of een langdurige samenwerking in groep.
•
onafhankelijk of afhankelijk: groepen werken onafhankelijk van elkaar of groepsleden van verschillende groepen werken samen. 177
•
evaluatie: evaluatie van het groepsproces en/of de groepsproduct, een groepscijfer of een individueel cijfer. 178
Groepswerk is geschikt voor cognitieve doeleinden, zoals het uitwisselen van informatie, problemen oplossen, nieuwe ideeën genereren, etc. De eigen kennis van studenten kan uitgebreid en/of bijgestuurd worden door te luisteren naar groepsleden, de eigen inzichten onder woorden te brengen en te bevragen, onduidelijkheden op te helderen, etc.
175
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Groepswerk, 2004.
176
Zie ook 2.1.8 Opdrachten.
177
Zie ook 2.1.7 Jigsaw.
178
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Groepswerk, 2004 en LOWYCK, J. en TERWEL, J., Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals. Hoofdstuk 7: Ontwerpen en leeromgevingen, 2003.
198
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Ook sociale vaardigheden en samenwerkingsvaardigheden komen aan bod, zoals leren discussiëren, notuleren, een gesprek leiden, luisteren, afspraken nakomen, anderen positief waarderen, etc. 179 Groepswerk kent een zekere ambivalentie. Enerzijds zijn er een aantal voordelen aan groepswerk verbonden. Zo biedt groepswerk studenten de mogelijkheid om van elkaar te leren en om dieper te leren. Groepswerk werkt tevens motiverend. Studenten
kunnen
sociale
vaardigheden
en
samenwerkingsvaardigheden
ontwikkelen, die nodig zullen zijn in hun latere professionele praktijk. Anderzijds is groepswerk ook kwetsbaar. De realisatie van bovengenoemde voordelen is afhankelijk van de opdracht, de begeleiding, de groepssamenstelling, de cognitieve en dynamisch-affectieve vaardigheden van de groepsleden en van het al dan niet voorkomen van (dis)functionele groepsprocessen. 180 2.1.7. Jigsaw Jigsaw is een vorm van coöperatief leren, waarbij de samenstelling van de studentengroepen wisselt tijdens de realisatie van een complexe opdracht. Om de complexe opdracht uit te werken, verwerven de studenten kennis en expertise in een eerste deelgroep (oftewel onderzoeksgroep). Nadien splitsen de leden van de eerste deelgroep zich op en wordt er een tweede deelgroep (oftewel leergroep) met nieuwe leden gevormd. De expertise uit de eerste deelgroep wordt in deze tweede deelgroep ingebracht om de opdracht tot een goed einde te kunnen brengen. Jigsaw is een bruikbare werkvorm wanneer: •
de opdracht voldoende complex is (geen eenvoudig antwoord of geen voor de hand liggende oplossing);
•
de opdracht meerdere aspecten of componenten bevat;
•
de nadruk op het taakgerichte, eerder dan op het groepsgerichte aspect van groepswerk ligt;
•
179
de studenten vertrouwd zijn met groepswerk. 181
LOWYCK, J. en TERWEL, J., Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals. Hoofdstuk 7: Ontwerpen en leeromgevingen, 2003.
180
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Groepswerk, 2004.
181
BV-PROJECT, Steekkaart: Jigsaw: een specifieke vorm van groepswerk, 2002.
199
HET IVOOR
2.1.8. Opdrachten De docent kan tijdens een onderwijsgebeuren opdrachten geven aan studenten. De opdrachten hebben tot doel studenten aan te zetten om actief met de leerinhoud aan de slag te gaan. Voorbeelden zijn legio: een oefening oplossen, voorbeelden bedenken bij een theorie of concept, een theorie aan medestudenten uitleggen, mogelijke kritieken formuleren, een tekst samenvatten, onderzoeksresultaten interpreteren, een probleem uitwerken, een casus uitwerken, een project, etc. Opdrachten kunnen in combinatie met andere werkvormen gegeven worden, zoals roezemoesgroepen, groepswerk, een presentatie, etc. 182 Opdrachten kunnen in verschillende variaties voorkomen: •
het tijdstip waarop de opdracht gegeven wordt: voor, tijdens of na de uiteenzetting van de leerinhoud (inductief of deductief werken);
•
de duur van de opdracht: enkele minuten tot enkele weken of zelfs langer;
•
de mate waarin de opdracht aansluit bij reële praktijksituaties;
•
individueel of in groep;
•
eindproduct: een schriftelijk werkstuk, een presentatie, een demonstratie, een tentoonstelling, een website, etc. 183
Opdrachten zijn geschikt voor het aanleren van basiskennis en –vaardigheden, maar ook voor het aanleren van complexere vaardigheden. In de literatuur worden vier soorten opdrachten onderscheiden: •
Opdrachten gericht op het reproduceren van eerder verworven informatie.
Deze opdrachten zijn vooral relevant in het begin van een college om de voorkennis van studenten te activeren of op het einde van een college om na te gaan wat de studenten hebben onthouden. •
Opdrachten gericht op de toepassing van algoritmen.
Studenten leren aangereikte oplossingswegen toepassen.
182
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Feedback, 2004 en DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Opdrachten, 2004.
183
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Feedback, 2004.
200
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
•
Opdrachten gericht op het uitlokken van een persoonlijke mening of expressie.
•
Opdracht gericht op het oplossen van complexe problemen.
Deze opdrachten zijn geschikt voor het leren en oefenen van hogere cognitieve vaardigheden, zoals analyseren en synthetiseren. 184 2.1.9. Probleemgestuurd onderwijs Probleemgestuurd onderwijs, kortweg PGO, is een vorm van onderwijs waarbij de docent een realistisch probleem in de vorm van een probleemtaak aan de studenten voorlegt. De probleemtaak confronteert de studenten met de eigen voorkennis en hiaten in de voorkennis om het probleem te kunnen begrijpen en oplossen. In kleine onderwijsgroepen van 8 à 12 studenten, onder begeleiding van de docent, gaan studenten na wat de kern van het probleem en de bijbehorende aspecten zijn. Op basis van wat studenten reeds kennen, maken ze een eerste voorlopige analyse van het probleem. De vragen en hiaten die tijdens deze analyse naar boven komen, worden door de studenten in leerdoelen geformuleerd. Deze leerdoelen vormen de basis voor de zelfstudie. Gedurende enkele dagen werken de studenten individueel of in groep aan de leerdoelen door het opzoeken van informatie in allerhande bronnen zoals boeken, tijdschriften, internet, etc. Vervolgens komt de onderwijsgroep opnieuw samen. De studenten rapporteren de gevonden informatie en gaan na of ze het probleem nu beter kunnen begrijpen en oplossen. Aldus verwerven studenten nieuwe kennis, gekoppeld aan de eigen voorkennis en passen ze deze nieuwe kennis toe in de probleemtaak. 185 Het leerproces in PGO wordt gekenmerkt door: •
probleemoplossend leren;
•
zelfsgestuurd, actief en flexibel leren;
184
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Opdrachten, 2004.
185
BV-PROJECT, Steekkaart: Probleemgestuurd onderwijs ‘Model Maastricht’, 2002 en DOCHY, F. et al., Coöperatief leren in een krachtige leeromgeving. Handboek probleemgestuurd leren in de praktijk, 2000 en SEGERS, M. en DOCHY, F., Een nieuw onderwijsmodel voor het hoger onderwijs in theorie en praktijk, 1999.
201
HET IVOOR
•
coöperatief werken en leren in groepen. 186
PGO vond zijn oorsprong in 1966 aan de McMaster University in Hamilton, Canada. Het medisch onderwijs kampte op dat moment met een groot probleem: medische studenten beschikten waarschijnlijk wel over voldoende kennis, maar ze waren niet in staat om deze kennis in een concrete context adequaat te gebruiken. PGO zou volgens Barrows een oplossing voor dit probleem kunnen bieden. Op
dit
moment
is
PGO
in
heel
wat
opleidingen en
landen
verspreid.
Toonaangevende universiteiten op het gebied van PGO zijn: de universiteit van Newcastle in Australië, de universiteit van Linköping in Zweden en de universiteit van Maastricht in Nederland. PGO kan in verschillende gradaties voorkomen. Het kan een onderwijsconcept zijn voor de volledige opleiding. Echter, dit hoeft niet altijd zo te zijn. PGO kan ook als een onderwijsvorm gebruikt worden tijdens één jaar van de opleiding, of voor slechts één opleidingsonderdeel of een gedeelte van een opleidingsonderdeel. 187 2.1.10. Presentatie De docent kan tijdens een onderwijsgebeuren de studenten een presentatie laten verzorgen. Dit kan beschouwd worden als het geven van een opdracht aan de studenten. 188 De presentatie kan gaan van het uiteenzetten van een theorie of model, over het toelichten van een individuele of groepsopdracht tot het uiteenzetten van eigen onderzoek of casus. De presentatie kan zowel individueel als in groep voorbereid en uitgevoerd worden. 189
186
DOCHY, F. et al., Coöperatief leren in een krachtige leeromgeving. Handboek probleemgestuurd leren in de praktijk, 2000, p. 25.
187
DOCHY, F. et al., Coöperatief leren in een krachtige leeromgeving. Handboek probleemgestuurd leren in de praktijk, 2000.
188
Zie ook 2.1.8 Opdrachten.
189
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Presentatie, 2004.
202
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
2.1.11. Projectonderwijs Baert, Beunens en Dekeyser 190 omschrijven de essentie van projectonderwijs als volgt: “Projectonderwijs is een onderwijsactiviteit waarbij een groep studenten, uit eenzelfde of verschillende studiejaren en studierichtingen, gedurende een langere periode, als taakgerichte groep in samenspraak met een
vaste of
wisselende begeleider van de opleiding (docent, lector, assistent) en eventueel een
opdrachtgever
van
een
praktijkorganisatie,
aan
een
opdracht,
respectievelijk een (praktijk)probleem werken. Zodoende verwerven ze kennis (met inbegrip van inzichten en metacognitie), vaardigheden en attitudes. De studenten concretiseren en herformuleren eventueel de opdracht, respectievelijk de probleemstelling en structureren een aanpak voor de probleemstelling. Ze werken een oplossing uit, gebruikmakend van theoretische en praktische kennis.”
Projectonderwijs, kortweg PO, kan in de praktijk verschillende vormen voorkomen. Op basis van een
literatuurstudie situeren Dekeyser en Baert 191 PO op zes
dimensies: 1) Onderwijsvorm versus werkvorm PO kan als een onderwijsvorm of werkvorm gebruikt worden tijdens één jaar van de opleiding, of voor slechts één opleidingsonderdeel of een gedeelte van een opleidingsonderdeel. 2) Reëel versus virtueel De uitgangssituatie of het thema van het project is reëel dan wel virtueel (simulatie van de praktijk). Het eerste komt uiteraard het meeste voor in de praktijk. 3) Losse/open structuur versus vaste/opgelegde structuur
190
BAERT, H., BEUNENS, L. en DEKEYSER, L., Projectonderwijs: Sturen en begeleiden van leren en werken, 2002, p. 17.
191
DEKEYSER, L. en BAERT, H. (eds), Projectonderwijs: Leren en werken in groep, 1999.
203
HET IVOOR
Het project wordt nauwelijks voorgestructureerd (enkel de projectgroepen liggen vast) dan wel sterk voorgestructureerd, waarbij de fasen, de tijdspanne, de begeleiding, etc. op voorhand worden bepaald. In de praktijk houdt PO vaak het midden tussen beide structuren. 4) Van buitenaf gestuurd versus zelfgestuurd Het project wordt sterk van buitenaf gestuurd, dan wel gestuurd door de leden van de projectgroep. Veelal wordt er naar gestreefd om de sturing meer en meer in handen van de projectgroep te leggen.
5) Interdisciplinariteit: een vak versus alle disciplines De inhoud en uitwerking van PO kan beperkt worden tot één vak, of kan verschillende vakken en disciplines omvatten. In de praktijk komt dit laatste frequenter voor. 6) Individu versus groep Binnen PO kan de individuele student eigen leerdoelen vastleggen, dan wel in groep de leerdoelen vastleggen. In de praktijk komt dit laatste meestal voor, aangezien het werken en leren in groep een belangrijke vaardigheid voor de toekomstige beroepspraktijk is. 192 2.1.12. Roezemoesgroepen Roezemoesgroepen zijn kleine groepjes studenten (vaak 2, soms ook 3 à 4 studenten) die samen een opdracht bespreken. Het geroezemoes dat hierdoor ontstaat, was aanleiding voor de naamgeving van deze werkvorm. Andere gebruikte termen zijn zoemgroepen, zoemsessies, buzz-groups, buzz-sessions. 193 Roezemoesgroepen kunnen een ideale onderbreking zijn van een mondelinge uiteenzetting. Bij roezemoezen worden studenten aangezet tot activiteit en interactie met medestudenten. Ze bespreken een opdracht, discussiëren, wisselen van gedachten, geven hun eigen mening, etc. Op die manier worden ze betrokken bij het college en de leerinhoud. 192
DEKEYSER, L. en BAERT, H. (eds), Projectonderwijs: Leren en werken in groep, 1999.
193
DE MINK, F.B., Uitdagen op hoorcolleges, 1991 en DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Roezemoesgroepen, 2004 en SMIT, C.A., Buzz-group, flapdiscussie, reconstructiemethode en sorteermethode, 1995.
204
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Om ervoor te zorgen dat het roezemoezen niet tot een geamuseerd gesprek over koetjes en kalfjes verwordt, is er meer nodig dan “bespreek dat maar even samen met je buur”. Een goede opdracht aan de studenten geven is hierbij noodzakelijk. 194 De opdracht kan betrekking hebben op een reeds geziene leerinhoud, evenals op een leerinhoud die in de loop van het college nog aan bod zal komen (dus als inleiding en ter activering van de voorkennis). 195 2.1.13. Voting Voting is een werkvorm waarbij de docent een gesloten vraag stelt of een stelling poneert waarna de studenten stemmen: eens/oneens, juist/fout, ja/nee of a/b/c/d. Deze werkvorm komt tegemoet aan de natuurlijke neiging van de mens om mee te raden in een quiz. Uit onderzoek van Van Dijck 196 blijkt dat stemming tijdens een hoorcollege een effectieve manier is om studenten aan te zetten tot nadenken over de leerinhoud. De leerinhoud zal dan ook beter beklijven. Voting kent verschillende variaties wat betreft: •
Het tijdstip van de stemming: stemming kan zowel voor (bijv. via een webformulier) als tijdens een onderwijsgebeuren plaatsvinden.
•
Het tijdstip van verwerking van de stemmen: de verwerking van de stemmen kan eveneens voor of tijdens, eventueel na het onderwijsgebeuren plaatsvinden.
•
De manier waarop gestemd wordt: studenten kunnen op een zeer eenvoudige manier stemmen door handopsteking. Ook met behulp van kaartjes in verschillende kleuren kunnen studenten hun stem bekend maken. Een meer geavanceerde manier van voting kan via gespecialiseerde apparatuur waarbij de studenten op een klein toetsenbord hun keuze selecteren, bijvoorbeeld met behulp van ‘Interactive Voting Systems’.
Voting kan verschillende functies hebben:
194
DE MINK, F.B., Uitdagen op hoorcolleges, 1991.
195
SMULING, E.B. et al., Colleges en presentaties: Aanwijzingen voor docenten, 1993.
196
VAN DIJCK, Activeren in colleges: mogelijkheden en effecten onderzocht, 2000.
205
HET IVOOR
•
peilen naar voorkennis van studenten of de voorkennis van studenten activeren;
•
waarna de leerinhoud aan de voorkennis van studenten kan gekoppeld worden;
•
nagaan of studenten kunnen volgen, zowel naar tempo als niveau;
•
peilen naar misvattingen van studenten;
•
peilen naar meningen en houdingen van studenten;
•
studenten aanzetten tot en ondersteunen bij het actief verwerken van de leerinhoud. 197
2.1.14. Vragen stellen De docent kan tijdens een onderwijsgebeuren vragen stellen. Dit kan verschillende functies hebben: •
peilen naar de voorkennis van studenten of de voorkennis van studenten activeren;
•
peilen naar misvattingen;
•
nagaan of studenten kunnen volgen, zowel naar tempo als niveau;
•
studenten aanzetten tot en ondersteunen bij het actief verwerken van de leerinhoud (verbanden leggen, toepassen, reflecteren, etc.). 198
Vragen kunnen op verschillende manieren ingedeeld worden, bijvoorbeeld op basis van de taxonomie van Bloom:
197
•
kennisvragen;
•
inzichtvragen;
•
toepassingsvragen;
•
analysevragen;
BV-PROJECT, Steekkaart: (Tele)voting, 2005 en UT NIEUWS, Demonstratie IVS, 1997 en Hoorcolleges kunnen effectiever, 2000.
198
DUO/ICTO, Onderwijskundige steekkaart: Vragen stellen, 2004.
206
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
•
synthesevragen;
•
evaluatievragen.
Het is belangrijk om een verscheidenheid aan vragen te stellen, en je niet te beperken tot één soort vragen. 199
2.2 Referenties
199
Baert, H., Beunens, L. en Dekeyser, L. (2002). Projectonderwijs: Sturen en begeleiden van leren en werken. Leuven: Acco.
BV-project (2002). Steekkaart:Jigsaw: een specifieke vorm van groepswerk. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/icto/bv/bvbank/steekkaart.php?stid=27
BV-project (2002a). Steekkaart: Probleemgestuurd onderwijs ‘Model Maastricht’.. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/icto/bv/bvbank/steekkaart.php?stid=14
BV-project (2005). Steekkaart: (Tele)voting. Gevonden op 21 december 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/icto/bv/bvbank/steekkaart.php?stid=32
BV-project (2002). Steekkaart: Werken met de casemethode. Gevonden op 11 oktober 2005, op https://www.kuleuven.be/icto/bv/bvbank/steekkaart.php?stid=36
Boonen, T. en Devesse, A. Werkvormen en evaluatievormen. (Studieroute online beschikbaar op EHSAL N@tschool, http://studie.ehsal.be/).
Boonen, T. en Devesse, A. Werkvormen en evaluatievormen: Hoorcollege. (Studieroute online beschikbaar op EHSAL N@tschool, http://studie.ehsal.be/).
Boonen, T. en Devesse, A. Werkvormen en evaluatievormen: Inleiding werkvormen. (Studieroute online beschikbaar op EHSAL N@tschool, http://studie.ehsal.be/).
de Bie, D. en Gerritse, J. J. (1999). Onderwijs als opdracht. Overwegingen en praktische suggesties voor een ontschoolsing van het hoger onderwijs. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
De Mink, F. B. (1991). Uitdagen op hoorcolleges. OC-Bulletin nr. 30. Twente: Onderwijskundig Centrum Universiteit Twente. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.utwente.nl/itbe/owk/publicaties/docenten/bulletin30.pdf
Dekeyser, L. en Baert, H. (eds) (1999). Projectonderwijs: Leren en werken in groep. Leuven: Acco.
DE BIE, D. en GERRITSE, J.J., Onderwijs als opdracht. Overwegingen en praktische suggesties voor een ontschoolsing van het hoger onderwijs, 1999.
207
HET IVOOR
208
Dochy, F., Heylen, L. en Van de Mosselaer, H. (2000). Coöperatief leren in een krachtige leeromgeving. Handboek probleemgestuurd leren in de praktijk. Leuven: Acco.
DUO/ICTO, (2004). Onderwijskundige steekkaart: Demonstraties en film- of videofragmenten. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duo-icto/_pdf/demonstraties.pdf
DUO/ICTO (2004). Onderwijskundige steekkaart: Feedback. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duo-icto/_pdf/feedback.pdf
DUO/ICTO (2004). Onderwijskundige steekkaart: Groepswerk. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duo-icto/_pdf/groepswerk.pdf
DUO/ICTO (2004). Onderwijskundige steekkaart: Opdrachten. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duo-icto/_pdf/opdrachten.pdf
DUO/ICTO (2004). Onderwijskundige steekkaart: Presentatie. Gevonden op 14 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duo-icto/_pdf/presentatie.pdf
DUO/ICTO (2004). Onderwijskundige steekkaart: Roezemoesgroepen. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duoicto/_pdf/roezemoesgroepen.pdf
DUO/ICTO (2004). Onderwijskundige steekkaart: Vragen stellen. Gevonden op 11 oktober 2005, op http://www.kuleuven.ac.be/duo-icto/_pdf/vragen.pdf
Hoogeveen, P., & Winkels, J. (1996). Het didactische werkvormenboek. Variatie en differentiatie in de praktijk (4th ed.). Assen: Van Gorcum.
Hoorcolleges kunnen effectiever (2000). Gevonden op 21 december 2005, op http://www.ivsystem.nl/nl/colleges.html
Janssens, S., Verschaffel, L., De Corte, E., Elen, J., Lowyck, J., Struyf, E., Van Damme, J. en Vandenberghe, R. (2003). Didactiek in beweging. Wolters Plantyn.
Kallenberg, A. J., van der Grijspaarde, L., ter Baak, A. en van Horzen, C.J. (2000). Leren (en) doceren in het hoger onderwijs. Utrecht: Uitgeverij Lemma.
Lowyck, J. (1995). Hoofdstuk 7: Didactische werkvormen en media. In J. Lowyck en N. Verloop (Eds.), Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals (pp. 214-247). Leuven: Wolters.
Lowyck, J. en Terwel, J. (2003). Hoofdstuk 7: Ontwerpen en leeromgevingen. In N. Verloop en J. Lowyck (Eds.), Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals (pp. 284-328). Groningen: Wolters-Noordhoff.
Segers, M. en Dochy, F. (1999). Een nieuw onderwijsmodel voor het hoger onderwijs in theorie en praktijk. In M. Lacante, P. de Boeck en G. Vander Steene (Eds.) Meer kansen creëren voor het hoger onderwijs. Diegem: Kluwer.
Smit, C.A. (1995). Buzz-group, flapdiscussie, reconstructiemethode en sorteermethode. Opleiders in Organisaties / Capita Selecta, 22, 61-72.
Smuling, E. B., Van Hout, J. F. M. J. en Mirande, M. J. A. (1993). Colleges en presentaties: aanwijzingen voor docenten. Groningen: Wolters-Noordhoff. Gevonden op 24 november 2005, op http://www.utwente.nl/itbe/owk/publicaties/docenten/Colleges.pdf
Standaert, R. en Troch, F. (1994). Leren en onderwijzen. Inleiding tot de algemene didactiek. Leuven: Acco.
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
UT Nieuws (1997). Demonstratie IVS. UT Nieuws. Weekblad van de Universiteit Twente, 32(25). Gevonden op 21 december 2005, op http://wwwutnws.utwente.nl/utnieuws/data/32/25/PAAL3.html
Van Dijck, L. (2000). Activeren in colleges: mogelijkheden en effecten onderzocht. Technische universiteit Delft.
209
HET IVOOR
2.3 Overzicht werkvormen per activerende didactische werkvorm In het volgende onderdeel worden de didactische werkvormen voorgesteld per vakgebied of opleidingsonderdeel. Hier vindt u in tabel 3 echter een weergave van de uitgewerkte werkvormen, geordend per soort activerende werkvorm. Zo kan men als docent ook rechtstreeks op zoek gaan naar een uitgewerkt voorbeeld van één specifieke didactische werkvorm. Alle werkvormen, voorgesteld in Deel 4 van deze handleiding, worden hier schematisch weergegeven via hun nummer. Hierbij staat ‘DW’ voor didactische werkvorm en ‘(A)’ voor de alternatieve opdracht verbonden aan de werkvorm in kwestie.
210
Deel 4: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Activerende werkvormen Beeldfragmenten
Werkvormen Hoger Onderwijs
Werkvormen Ondernemersopleidingen Bedrijfsbeheer
DW 3.1.4, DW 3.9.1
Brainstormen Case-methode
DW 3.3.2 (A), DW 3.6.1
Demonstratie
DW 3.1.3 (A)
DW 4.3.3
Gespreksvormen
DW 3.1.2 (A), DW 3.1.3 (A)
DW 4.1.1 (A), DW 4.1.2
DW 3.2.1 (A), DW 3.3.1
DW 4.2.1, DW 4.3.1
DW 3.3.1 (A), DW 3.7.1 (A) DW 3.9.1 (A) Groepswerk
DW 3.1.1, DW 3.1.2 DW 3.3.3, DW 3.4.1 DW 3.4.2, DW 3.5.1 DW 3.6.1, DW 3.7.1 DW 3.8.1
Jigsaw
DW 3.1.1 (A), DW 3.5.1 (A)
Opdrachten
DW 3.1.1, DW 3.1.2 (A)
DW 4.1.2
DW 3.1.3, DW 3.2.1 DW 3.3.1 (A), DW 3.3.2 DW 3.3.3, DW 3.4.1 DW 3.4.2, DW 3.5.1 DW 3.7.1, DW 3.8.1 DW 3.9.2 Probleemgestuurd Onderwijs
DW 3.1.4 (A)
Presentatie
DW 3.1.3 (A), DW 3.7.1 DW 3.8.1 (A)
Projectonderwijs
DW 3.1.1, DW 3.5.1
Roezemoesgroepen
DW 3.2.1 (A), DW 3.8.1 (A)
DW 4.3.2
DW 3.9.2 (A) Voting Vragen stellen
DW 4.1.1 DW 3.3.2 (A)
DW 4.1.1
Tabel 3: Ordening opdrachten per activerende werkvorm
211
HET IVOOR
212
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3. Werkvormen rond MVO binnen het Hoger Onderwijs
3.1 (Bedrijfs)technische toepassingen van Scheikunde en Natuurkunde
DIDACTISCHE WERKVORM 3.1.1 (BEDRIJFS)TECHNISCHE TOEPASSINGEN VAN SCHEIKUNDE EN NATUURKUNDE Een technisch/economische kijk op isoleren - Practicum Natuurkunde STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Natuurkunde WERKVORM: Groepsopdracht, projectonderwijs Omschrijving: De hierna voorgestelde groepsopdracht wordt jaarlijks door studenten uitgevoerd binnen de opleiding Handelsingenieur op EHSAL. Ze situeert zich zowel binnen het opleidingsonderdeel
‘Natuurkunde
en
practicum’,
als
bij
het
vak
‘GOP
Bureauticavaardigheden’. We begeven ons bijgevolg zowel op het terrein van de natuurkunde als van de informatica. De opdracht, die in feite een vorm van projectonderwijs is, gaat over warmteverliezen van gebouwen, zowel vanuit een technische als vanuit een economische hoek bekeken. Warmteverliezen, normering, kosten, besparingen en optimalisatie komen hierbij aan bod. Opdracht 6 van het practicum situeert zich in het kader van duurzame ontwikkeling. De verwerking van bepaalde deelopdrachten gebeurt met behulp van informaticatoepassingen.
Alternatieve opdracht: Als alternatief kan voor deze opdracht gebruik gemaakt worden van de werkvorm ‘jigsaw’, waarbij gebruik gemaakt wordt van wisselende studentengroepen bij het oplossen van de teamopdrachten.
213
HET IVOOR
214
Practicum natuurkunde
Een technisch/economische kijk op isoleren
ONTWERPVERSIE/ NIET DEFINITIEF
2e bachelor handelsingenieur academiejaar 2007-2008
215
1. Algemene beschouwingen De opdracht De opdracht gaat over warmteverliezen van gebouwen, zowel vanuit een technische als vanuit een economische hoek bekeken. Warmteverliezen, normering, kosten, besparingen en optimalisatie komen aan bod. De berekeningen gebeuren op basis van een plan. Elk team gebruikt een ander plan. Praktisch Het practicum is veplicht en vormt een apart onderdeel van deel B van het vak natuurkunde. Zonder deelname kan men geen cijfer krijgen voor deel B van het vak. Het practicum vraagt een inzet van een vijftiental uren per student. Het wordt afgesloten met een rapport. De opdracht moet klaar zijn op 27 april, en uiterlijk die dag moet het rapport ook verstuurd worden als een pdf-bijlage bij een mail (aan
[email protected]) die het groepsnummer en de namen van alle groepsleden duidelijk bevat. Het rekenblad van de berekeningen moet dan ook aan de begeleidende GOP-informaticadocent bezorgd worden op de manier door hem bepaald. Alle begeleiding rond het bureautica-aspect gebeurt door die docent. De begeleiding van het natuurkundig aspect gebeurt tijdens de natuurkundelessen die op maandag gepland zijn. Tijdens de laatste van die lessen (30 april) worden de verschillende groepen verwacht voor toelichting. De informatie daarover wordt via de valven verstrekt. Evaluatie Er staan 2 punten voor natuurkunde op het practicum. Er wordt gelet op: -de volledigheid van het rapport (volledige beantwoording van alle vragen); -de concrete beantwoording van de vragen; -de correctheid van de berekeningen; -de interpretatie van de resultaten. -de activiteiten die verband houden met de opdracht. Elk gebruik van gegevens en resultaten afkomstig van andere studenten dan de groepsleden zal worden beschouwd als fraude. De evaluatie van de bureautica-aspecten gebeurt apart.
2
216
Theoretische achtergrond:
2. Warmteverliezen van gebouwen 0. Situering Gebouwen verliezen in de winter warmte op twee manieren: -door ventilatie; -door warmteverlies doorheen de wanden. Voor geen van beide is een exacte berekening mogelijk, omdat men nooit over alle nodige exacte gegevens beschikt. Maar er bestaan wel relatief eenvoudige modellen, die een redelijke benadering geven. Deze modellen zijn gebaseerd op zekere aannames, die in gemiddelde situaties redelijke resultaten geven. Voor de manier van berekenen bestaan er normen, en voor het te bereiken resultaat regelgeving. De regelgeving is niet lang geleden nog verruimd en strenger geworden.
1. Ventilatieverlies Elk nieuw gebouw moet reglementair voldoende worden geventileerd. Als er niet zou geventileerd worden, dan zou de luchtkwaliteit snel afnemen. Stof, rook, dampen, en uitgeademde lucht spelen daarbij een rol. Zelfs principieel onschadelijke waterdamp kan ongezonde gevolgen hebben door condensatie en schimmelvorming. De noodzakelijke ventilatie kan spontaan gebeuren via ventilatieopeningen, of ook mechanisch via ventilatoren en aan- en afvoerleidingen. Door deze ventilatie gaat warmte verloren, want er wordt warme lucht afgevoerd en vervangen door koude buitenlucht. Eventueel kan men in het geval van een mechanische verluchting wel een deel recupereren via een warmtewisselaar die aan de buitengestuurde lucht een deel warmte onttrekt. In het simpelste geval is er echter geen recuperatie. Dan wordt het warmteverliesvermogen door ventilatie gegeven door ! v = 0,34 " # " VL " $T
,
met ! v : ventilatieverliesvermogen in watt, # : ventilatietempo in h-1. VL : binnenluchtvolume in m3, $T : temperatuurverschil binnen-buiten in K. Het reglementair gevraagde luchtverversingsdebiet is afhankelijk van de functie van een ruimte en van haar volume. Vereenvoudigd gesproken ligt het rond 1 tot 1,5 luchtverversing per uur. Het binnenvolume wordt voor de berekening op 80% van het bouwvolume genomen. 2. Transmissieverlies door wanden Zelfs al komt er geen koude lucht binnen in een gebouw, dan nog zal er warmteverlies zijn. Doordat de temperatuur binnen en buiten verschillend is, zal een warmtestroom ontstaan door de wand. In stationaire omstandigheden is deze warmtestroom eenvoudig 3
217
te berekenen. Een stationaire toestand is een onveranderlijke toestand, wat hier betekent dat het temperatuurverschil tussen binnen en buiten constant blijft. Dat is natuurlijk niet zo, maar als dat temperatuurverschil voldoende traag varieert, is de fout die we maken door de formule voor stationaire situaties te gebruiken beperkt. De algemeen gehanteerde werkwijze is gemiddelde buitentemperaturen te gebruiken. In stationaire situaties kunnen we voor het warmteverlies door een wand schrijven !T =
1 A "$T , R
waar R de zogenaamde warmteweerstand is van de wand (in m2K/W), A de wand oppervlakte (in m2) en $T (in K) opnieuw het temperatuurverschil tussen binnen en buiten. In het algemeen bestaat in onze streken een buitenmuur uit meerdere lagen: een dragende binnenmuur van typisch 15 cm voor niet te hoge gebouwen, een spouw geheel of gedeeltelijk gevuld met isolerend materiaal, en een buitengevel van 9 cm. Op die manier kan de muur isolerend werken en ook waterkerend, wat belangrijk is in ons klimaat. De weerstand van de volledige wand kan geschreven worden als een som R = Ri + % Rn + Re . n
Hierbij is Rn de thermische weerstand van de n-de laag. Als het gaat over een homogeen, vast materiaal, dan is Rn =
dn &n
,
waar dn de laagdikte is en & n de zogenaamde warmtegeleidingscoëfficiënt (in W/(m.K)) van de materie van laag n. Als de bewuste laag een luchtlaag is in een spouw, kan men niet op dezelfde manier werken, omdat de warmte-overgang in dit geval verloopt via straling en luchtcirculatie (convectie). Dan moet men gebruik maken van experimenteel bepaalde weerstandswaarden. Voor een ongeventileerde spouw van minstens enkele cm geldt typisch Rs = 0,18
m2 K . W
De overgangsweerstanden Ri en Re hebben te maken met warmte-overdracht van de lucht naar de wand aan de binnenkant, en van de wand naar de lucht langs de buitenzijde. Deze weerstand hangt af van de situatie (bijvoorbeeld de wind aan de buitenkant) en men kan er dus geen vaste waarde voor geven. De praktijk bestaat erin een genormaliseerde waarde te gebruiken die gemiddeld een goed resultaat geeft in onze 4
218
streken. Het gebruik van zo een genormaliseerde waarde heeft nog als voordeel dat het zo mogelijk wordt verschillende muurtypes te vergelijken, wat niet zou kunnen als verschillende constructeurs van verschillende waarden zouden gebruik maken. We maken gebruik van volgende genormaliseerde waarden voor verticale wanden Ri = 0,125
m2 K , W
m 2K Re = 0,043 . W Het gebruik van warmteweerstanden is handig omdat men weerstanden van opeenvolgende lagen enkel moet optellen. Het eindresultaat voor de warmtestroom wordt echter typisch als volgt uitgedrukt ! T = U " A " ( Ti ' Te )
.
Hier wordt U de warmtetransmissiecoëfficiënt genoemd. Hij is uitgedrukt in W/(m2K) en is gegeven door U=
1 . R
Deze zgn. U-waarde wordt veel gebruikt in de bouwsector. Bekijken we als voorbeeld een raam met enkele beglazing van 4mm dikte. Hoeveel warmtevermogen verliezen we door 1 m2 glas als de binnentemperatuur 20°C is en de buitentemperatuur 0°C ? Voor U vinden we afgerond U=6W/(m2.K) (reken na!), en het warmteverlies bedraagt 120W/m2 . Merk op dat het resultaat voor U in dit geval bijna volledig bepaald wordt door de overgangslagen (controleer!), en dat wat dikker glas nemen dus geen betere dam opwerpt tegen warmteverliezen. Wil men de warmteverliezen werkelijk beperken, dan zal men dubbel glas gebruiken. Daarbij heeft men tussen de twee glasbladen een luchtlaag die isolerend werkt , en de U-waarde wordt ongeveer 3W/(m2.K). Dit is nog altijd veel slechter dan een degelijk geïsoleerde muur, waar men ongeveer U=0,5W/(m2.K) heeft. Wil men nog beter isoleren, dan kan men op een van de binnenzijden van de glasbladen een laagje aanbrengen dat zichtbaar licht en nabij infrarood doorlaat, maar langgolvig infrarood sterk reflecteert. Daardoor kan de Uwaarde tot een stuk minder dan 2W/(m2.K) teruggebracht worden. 3. Isolatieniveau K van woningen Bij het toekennen van een bouwvergunning eist de overheid dat de bouwheer zijn nieuwbouwwoning behoorlijk isoleert. De U-waarden van de verschillende wandelementen moeten aan minimum eisen voldoen. Bovendien legt men een globale isolatie-eis op. Deze eis is gebaseerd op een gemiddelde U-waarde en een vormfactor. De vormfactor is eenvoudig gedefinieerd als V/A, het totaal verwarmde volume 5
219
gedeeld door de totale verliesoppervlakte. Bij het berekenen van de gemiddelde UA van alle verliesoppervlakken moet men natuurlijk rekening houden met hun oppervlakte, die als gewichtfactor wordt gebruikt. Verder moet men er ook rekening mee houden dat niet elke wand aan dezelfde omgevingstemperatuur blootstaat. Daarvoor voert men bijkomende gewichtsfactoren in. Men definieert aldus de genormeerde UA
%A
mj
UA =
j
"Umj + % Arj "Urj + % Adj "Udj + % a j " Avj "Uvj + 23 % Abj "Ubj j
j
%A
mj
j
j
j
+ % Arj + % Adj + % Avj + % Abj j
j
j
j
waar de totale verliesoppervlakte A opgesplitst werd in verschillende stukken aangeduid door een index met volgende betekenis m: gewone muren, r: ramen, d: daken, v: vloeren, b: wanden grenzend aan onverwarmde binnenruimten. De waarde van correctiefactor a voor vloeren is a = 1 voor vloeren in contact met de buitenlucht, a = 2/3 voor vloeren boven een onverwarmde binnenruimte, a = 1/3 voor vloeren op de grond. Voor de bepaling van het globale isolatiepeil van de woning vergelijkt men US met een referentiewaarde Uref die als volgt wordt bepaald Uref=1W/m2.K als V/S<1m, Uref=(V/S +2)/3 W/m2.K als 1m!V/S<4m, Uref=2W/m2.K als 4m!V/S . Het globale isolatiepeil K is dan gedefinieerd door K= 100 US/Uref . 4. Brandstofverbruik De totale warmteverliesstroom is benaderend gelijk aan ! = ! T + ! V ( U A " A " $T + 0,34" # " VL " $T ,
6
220
en de vereiste jaarlijkse warmtetoevoer Q door de verwarmingsinstallatie is dan de integraal van ! over een tijdsperiode van een jaar: Q = (UA " A + 0,34 " # "VL ) "
) $T " dt
.
jaar
Bij het berekenen van de integraal zijn er enkele complicaties. Ten eerste kent men de buitentemperaturen niet. Men zal zijn toevlucht moeten nemen tot gemiddelden over vroegere jaren zoals opgetekend door een meteorologisch instituut. Ten tweede is er natuurlijk enkel verlies als het buiten kouder is dan binnen. Praktisch gesproken moet men niet meer verwarmen als het buiten warmer is dan een bepaalde temperatuur. Allerlei factoren spelen hierbij een rol, zoals invallende zonnestraling en de aanwezigheid van onbedoelde warmtebronnen (verlichting, elektrische toestellen, mensen…). Het gevolg is dat in onze streken typisch niet verwarmd wordt van juni tot en met augustus. De rest van het jaar, van september tot mei, is het stookseizoen. Een ander gevolg is dat men, ook al is het buiten kouder dan de referentietemperatuur, toch minder moet verwarmen dan het temperatuurverschil tussen binnen en buiten zou doen vermoeden, omdat de gratis warmte een deel van de warmtebehoeften zal dekken. Men kan dit opvangen door in de formule voor de binnentemperatuur niet de echte gewenste temperatuur te gebruiken, maar een wat lagere waarde. In de praktijk is gebleken dat voor een schatting van de warmtebehoefte bij ons het een verantwoorde keuze is 16,5°C te nemen, zowel voor de te hanteren gecorrigeerde waarde voor de binnentemperatuur als voor de buitentemperatuur waaronder geen verwarming nodig is. Als men in de integraal deg periode =
) $T " dt
periode
(waarbij gerekend wordt met 16,5°C voor de binnentemperatuur en men zich beperkt tot deelperiodes waarin het buiten kouder is dan 16,5°C) de tijd in dagen uitdrukt, noemt men deg periode het aantal "graaddagen 16,5" van die periode. Op het internet vindt men cijfergegevens over graaddagen. Daarmee wordt dan het jaarlijks verbruik benaderend Q = (UA " A + 0,34 " # "VL ) " deg jaar " 24 "3600 , waar de factoren achteraan dienen om dagen om te zetten in seconden. Q geeft de jaarlijkse warmtevraag uitgedrukt in joule. Willen we dit omzetten in een hoeveelheid brandstof, dan kan dit eenvoudig door rekening te houden met de verbrandingswarmte van de gekozen brandstof en met het rendement waaraan de installatie werkt. Willen we een kostenplaatje, dan zullen we nog rekening moeten houden met de brandstofprijs, die natuurlijk afhangt van het moment.
7
221
3. De concrete opdracht(en) Opmerking: Achteraan staan een reeks internetbronnen die u op weg kunnen zetten voor bepaalde opdrachten. Het is natuurlijk geen volledige lijst.
Het logboek In het logboek komen alle afspraken die in de groep worden gemaakt, de taakverdelingen, en alle activiteiten met aanduiding van de nodige tijd. Dit logboek moet worden opgenomen in uw eindrapport.
De plannen Het plan van uw groep wordt als plani.pdf (i: groepsnummer, bv. 502) gestuurd als antwoord op een mail van de groepsverantwoordelijke aan
[email protected] met als onderwerp: “Aanvraag plan voor groep i”.
De opdrachten opdracht 1 Bestudeer de theorie van de warmteverliezen in deze tekst. Bespreek in groep. opdracht 2 Zoek op het internet (en eventueel elders) informatie over de isolatie-eisen voor een nieuwbouwwoning. Doe het volgende in het verslag (steeds met bron(nen)): 1. Geef in een tabel de K-eisen en de maximale U-waarden die gelden voor een nieuwbouwwoning in de provincie Antwerpen. Vermeld daarbij van welke overheid die eisen uitgaan en waarom. 2. Maak een tabel van typische U-waarden van ramen in functie van het type glas. 3. Bewijs de formule voor de ventilatieverliezen. Verantwoord alle stappen. 4. Beschrijf in 10 lijnen wat de EPB is en wat dat met het voorgaande te maken heeft. Opdracht 3 Doorblader de normen aangaande isolatie die beschikbaar zijn in de bibliotheek. Zoek ook op het internet informatie over normen en over certificatie in de bouw. Beantwoord volgende vragen in uw verslag (met bron(nen)). 4. (10 lijnen): Wat is de draagwijdte van een norm? Wat is het verband tussen Europese en Belgische normen? 5. (10 lijnen): Wat is certificatie, wie doet het, en wat is het belang? 6. (10 lijnen): Zijn er eventuele subsidies voor isolatie van een gebouw? 8
222
Opdracht 4 Bestudeer uw vereenvoudigd plan van een woning. Kies voor gas of stookolie. Zoek info over isolatiematerialen en maak een keuze. Ga na welk cijfermateriaal eventueel ontbreekt om het verbruik te bepalen. Zoek daarvoor een gepaste waarde. Denk hierbij ook aan het opstellen van een (lineair) modelverband tussen prijs en dikte van isolatiemateriaal (geplaatst, d.w.z. inclusief plaatsingskosten). Doe in het verslag het volgende (geef hierbij voor alles uw bron(nen)). 7. Geef uw brandstofkeuze en motiveer deze (voor- en nadelen!). 8. Geef de verbrandingswaarde van de gekozen brandstof en de eenheidsprijs. 9. Geef uw isolatiekeuze en motiveer deze (voor- en nadelen!). 10. Geef het door u voorgestelde lineair verband tussen isolatiekost en dikte en de manier waarop dit werd bekomen. 11. Doe een gefundeerde keuze voor de warmtegeleidingscoëfficiënt van de stenen. 12. Kies en verantwoord een afschrijvingstermijn voor de isolatie.(belangrijk voor de jaarlijkse isolatiekost!) 13. Zoek informatie over graaddagen van een recent jaar naar keuze. Opdracht 5 Het volgende dient te gebeuren met een rekenblad (Excel) volgens de regels van de kunst. Breng de nodige plangegevens en andere vereiste gegevens in het rekenblad. Neem daarbij als globaal verwarmingsrendement van de installatie 85%. Opgezochte informatie over graaddagen komt in een tweede blad van hetzelfde bestand, en wordt in dat tweede blad verwerkt voor gebruik in het hoofdblad. Bereken de U-waarde van de muur, K, de warmteverliezen en het energieverbruik(in MJ/jaar) in functie van de isolatiedikte. Bereken hierbij ook welk aandeel van de warmteverliezen van de ventilatie komt. Tabelleer (met TABLE) voor de isolatiediktes 0, 1, ..., 12 cm de energiekosten, de isolatiekosten, de totale kostenfunctie en de besparing t.o.v. de isolatieloze muur (EUR/jaar). Maak hiervan een grafiek. Zoek met de SOLVER de isolatiedikte waarbij de jaarlijkse kosten het kleinst zijn en controleer dat minimum in de gemaakte tabel. Leg hierbij de voorwaarde op dat de reglementering wordt nageleefd, en dus bijvoorbeeld K klein genoeg is. Herneem de optimalisatie, tabellering en grafische voorstelling voor een brandstofprijs die 50% lager is. . In het verslag: 14. Geef de twee tabellen uit het rekenblad (voor de twee brandstofprijzen) 15. Geef de twee grafieken uit het rekenblad. 16. Bespreek deze tabellen en grafieken en hun verschillen. Denk daarbij aan een bespreking van de betekenis van het optimum en de besparing. 9
223
Opdracht 6 Naast zuiver economische argumenten kunnen ook aspecten als duurzame ontwikkeling een rol spelen bij de keuze van isolatie. Concreet zal men dan meer isoleren dan het ogenblikkelijk economisch optimum. Ook kan men opteren voor een ventilatiesysteem dat een groot deel van de door ventilatie verloren warmte recupereert. Als men daar ver genoeg in gaat, dan kan men zelfs een zogenaamd passiefhuis krijgen. In het verslag: 17. Geef de kenmerken van een passiefhuis. 18. Hoeveel wordt er jaarlijks bespaard voor uw plan door een ventilatiesysteem te nemen met 80% warmterecuperatie? Opdracht 7 Werk het rapport af en zet om in pdf. Lever het rapport in. Lever het rekenblad in.
10
224
4. Enkele internetbronnen www.energiesparen.be www.bin.be www.butgb.be www.wtcb.be www.vlaanderen.be http://www.gasinfo.be/index.cfm?pageid=15529 www.jevaisconstruire.be www.informazout.be www.ecoline.org/verde/publicaties/energie/energiezuinigewoning.shtml#isolatie isolatie.pagina.nl/ www.livios.be/nl/_build/_guid/_isol/index.asp www.isolatie.nl/ isolatie.start.nu/ www.bouwinfo.nl/isolatie.html www.2link.be/index.php?zone=dochter&dochter=isolatie www.aecinfo.be/3/company/03/14/71/company_3.html www.baksteen.be/Version2/articles/articles-normeseuropeennes.htm www.livios.be/nl/_build/_guid/_chau/_mazo/index.asp www.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Aardgas/gasboor.html nl.wikipedia.org/wiki/Aardgas www.dwk.nl/kast/data/648/gas_olie.htm mineco.fgov.be/energy/non_renewable_energy/gas/home_nl.htm ontwikkel.thinkquest.nl/~ll103/tep/nl/traditional_energy/natural_gas.html http://www.livios.be/nl/_build/_guid/_vent/_vent/960.asp?content=Mechanisch%20ven tileren%20in%20opmars%20dankzij%20nieuwe%20wetgeving http://www.passiefhuisplatform.be/index.php?col=-welkom&lng=nl&doc=welkom_1 http://www.provant.be/leefomgeving/duurzaam_bouwen/
11
225
HET IVOOR
226
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.1.2 (BEDRIJFS)TECHNISCHE TOEPASSINGEN VAN SCHEIKUNDE EN NATUURKUNDE Oefeningen Organische Scheikunde en Thermochemie STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Scheikunde WERKVORM: Groepsopdracht Omschrijving: Deze werkvorm is een bestaande groepsopdracht van het vak ‘Scheikunde en practicum’ op EHSAL. Het gaat om enkele opdrachten, uit te voeren in teamverband, waarbij de link wordt gelegd met duurzaamheid (nl. opdracht C: berekening die wordt gekaderd binnen de problematiek van de opwarming van de aarde).
Alternatieve opdracht: De werkvorm kan ook fungeren als individuele opdracht. Er kunnen ook discussievragen gekoppeld worden aan de oefeningen, zodat men in team de bevindingen kan becommentariëren en deze kan plaatsen binnen het kader van duurzaamheid.
227
HET IVOOR
228
EXPLORATIE-OPDRACHT 2 (2004-2005) ‘ORGANISCHE SCHEIKUNDE EN THERMOCHEMIE’ Teamnummer: …………. Aanwezige teamleden: ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Functie van deze oefening Je werkt in team aan een opdracht die verband houdt met het deel ‘Organische scheikunde’. De opdracht handelt over brandstoffen. Je maakt berekeningen over: - de energiewaarde van brandstoffen; - de kostprijs per geproduceerde energiehoeveelheid naargelang de gebruikte brandstof; - de verbrandingsproducten die vrijkomen tijdens het verbrandingsproces (in de milieucontext: de ‘emissies’). In deze opdracht worden verschillende begrippen toegepast: - begrippen uit de organische scheikunde: verbrandingsreacties van koolwaterstoffen en alcoholen; - begrippen uit de thermochemie: vormingsenthalpie, verbrandingsenthalpie; - stechiometrische begrippen.
Gegevens - Standaard vormingsenthalpieën van enkele stoffen
H2O (vl) CO2 (g) CH4 (g) C3H8 (g) CH3OH (vl)
-286 kJ/mol -394 kJ/mol - 75 kJ/mol -104 kJ/mol -239 kJ/mol
- Beschouw aardgas bestaande uit 90 vol% CH4 en 10 vol% N2. In de berekeningen nemen we als kostprijs 0,4 €/m3. - Huisbrandolie (gasolie voor verwarming) is een mengsel van hogere koolwaterstoffen en heeft een energiewaarde van ongeveer 35 MJ/liter. Ter vereenvoudiging stellen we deze brandstof voor d.m.v. de brutoformule C10H22 (molmassa = 142 g/mol). De soortelijke massa bedraagt 0,74 g/cm3. Prijs: 0,45 €/liter bij aankoop van meer dan 2000 liter. - Propaan wordt verkocht als gas onder druk in flessen of in bulk, en heeft een soortelijke massa van 0,6 g/cm3. De molmassa van propaan bedraagt 44 g/mol. Prijs: 0,4 €/liter bij aankoop van meer dan 2000 liter. - Methanol is een vloeistof met een soortelijke massa van 0,8 g/cm3. De molmassa bedraagt 32 g/mol. - Er bestaan verschillende tarieven voor elektriciteit (bv. dag / nachttarief). We nemen in de berekening als prijs 0,1 €/kWh.
229
Opgaven A) Bereken de hoeveelheid warmte-energie die vrijgesteld wordt bij de verbranding van 1 m3 aardgas. Men noemt dit de energiewaarde of verbrandingswaarde of calorische inhoud van aardgas (uitgedrukt in MJ/Nm3; N = normale omstandigheden). B) Bepaling van de kostprijs per vrijgestelde energiehoeveelheid naargelang de gebruikte brandstof. Hier berekenen we hoeveel men van de verschillende brandstoffen, nl. aardgas, huisbrandolie, propaan en methanol, moet verbranden om een welbepaalde energiehoeveelheid, nl. 1 MJ, vrij te stellen. Meerbepaald bepalen we de kost aan brandstof in €/MJ. We maken ook de vergelijking met warmte-opwekking vanuit elektriciteit. B1 Aardgas: bereken de kostprijs van 1 MJ aan warmte-energie indien aardgas als brandstof gebruikt wordt. B2 Huisbrandolie: bereken de kostprijs van 1 MJ aan warmte-energie indien huisbrandolie als brandstof gebruikt wordt (beschouw een aankoop van meer dan 2000 l). B3 Propaan: bereken de kostprijs van 1 MJ aan warmte-energie indien propaan als brandstof gebruikt wordt (beschouw een aankoop van meer dan 2000 l). B4 Methanol: hoeveel zou methanol per liter moeten kosten om per geproduceerde warmtehoeveelheid dezelfde prijs te hebben als huisbrandolie? B5 Elektriciteit: warmte kan uiteraard ook opgewekt worden met elektriciteit. Bereken de prijs van 1 MJ aan warmte-energie indien elektriciteit gebruikt wordt. C) Bij de verbranding van fossiele brandstoffen ontstaan rookgassen met de verbrandingsproducten CO2 en H2O, en allerlei nevenproducten (zwavel- en stikstofoxiden, producten van onvolledige verbranding zoals CO, …). Deze nevenproducten (de ‘polluenten’) zorgen voor een aantal milieuproblemen, zoals verzuring en fotochemische luchtverontreiniging. Ook het normale verbrandingsproduct CO2 is verantwoordelijk voor een berucht milieuprobleem, nl. het broeikaseffect. CO2 is een broeikasgas dat de eigenschap heeft dat het warmtestraling die vanuit het aardoppervlak uitgezonden wordt kan opnemen en vasthouden in de onderste laag van de atmosfeer. Gedurende de laatste honderd jaar heeft de mens de concentratie van CO2 en andere broeikasgassen in de atmosfeer doen verhogen, vooral door verbranding van fossiele brandstoffen voor gebouwenverwarming, elektriciteitsproductie, verkeer, industrie, … . De verhoogde concentratie van broeikasgassen kan leiden tot een stijging van de gemiddelde aardtemperatuur, met ingrijpende klimaatswijzigingen als waarschijnlijk gevolg. Daarom is het belangrijk de emissies van broeikasgassen te beperken. Eén van de vele te nemen maatregelen is de vervanging van brandstoffen met een hoge CO2-uitstoot door brandstoffen met lagere CO2-uitstoot, bv. de vervanging van huisbrandolie door aardgas voor gebouwenverwarming. In deze oefening vergelijken we de CO2-vorming, uitgedrukt in g CO2 / MJ, bij de verbranding van aardgas en de verbranding van huisbrandolie, om na te gaan of aardgas op dit punt inderdaad een milieuvriendelijker brandstof mag worden genoemd.
230
C1 Aardgas: bereken de hoeveelheid CO2 (in g) die geproduceerd wordt bij verbranding van aardgas per vrijgestelde MJ aan warmte-energie. Oplossing: CH4 + 2 O2
Æ
CO2 + 2 H2O
1 mol CH4
Æ
1 mol CO2 (ofwel 44 g CO2)
75 kJ (afbraak CH4) Æ
394 kJ (vorming CO2) + 2 . 286 kJ (vorming H2O) = 966 kJ
Vrijgestelde warmte-energie: 966 kJ – 75 kJ = 891 kJ = 0,891 MJ
Geproduceerde hoeveelheid CO2 per vrijgestelde MJ aan warmte-energie: 44 g CO2 / 0,891 MJ = 49,38 g CO2 / MJ Antwoord: …49,38…. g CO2 / MJ C2 Huisbrandolie (stel C10H22): bereken de hoeveelheid CO2 (in g) die geproduceerd wordt bij verbranding van huisbrandolie per vrijgestelde MJ aan warmte-energie. Oplossing: C10H22 + 15,5 O2
Æ
1 mol C10H22 (ofwel 142 g C10H22) Æ
10 CO2 + 11 H2O 10 mol CO2 (ofwel 440 g CO2)
Voor 1 liter huisbrandolie geldt: 740 g C10H22 (want ρ = 0,74 g/cm³) Æ
(440 . 740 / 142) g CO2 = 2292,96 g CO2
Vrijgestelde warmte-energie: 35 MJ/l (gegeven)
Geproduceerde hoeveelheid CO2 per vrijgestelde MJ aan warmte-energie: 2292,96 g CO2 / 35 MJ = 65,51 g CO2 / MJ Antwoord: …65,51…. g CO2 / MJ
231
HET IVOOR
232
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.1.3 (BEDRIJFS)TECHNISCHE TOEPASSINGEN VAN SCHEIKUNDE EN NATUURKUNDE Preventievoorbeeld in een industriële omgeving STUDIENIVEAU: Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Milieubeheer en -beleid WERKVORM: Individuele opdracht Omschrijving: Het preventievoorbeeld is een individuele opdracht die gegeven wordt in het kader van het vak ‘Milieubeheer en –beleid’ op EHSAL. De student licht hierbij een preventieve maatregel (afval- of emissiepreventie) toe van een industriële onderneming. De opdracht situeert zich binnen het kader van duurzaamheid en verantwoord ondernemen, aangezien de nadruk gelegd wordt op preventieve maatregelen van industriële ondernemingen. Bovendien maakt de student in de praktijk kennis met de milieucoördinator, van wie de nodige bedrijfsinformatie verkregen wordt.
Alternatieve opdracht: Deze opdracht kan op verschillende manieren uitgebreid worden, naargelang de beschikbare tijd. Zo kan elk preventievoorbeeld voorgesteld worden aan de medestudenten via presentaties (eventueel gekoppeld aan een discussie). Enkele van de meest interessante preventievoorbeelden kunnen ter plaatse bezocht worden door het organiseren van bedrijfsbezoeken.
233
HET IVOOR
234
Opdracht ‘Eigen preventievoorbeeld’ Opleidingsonderdeel Milieubeheer en -beleid 2de jaar HI Academiejaar 2006-2007 Op het examen zal gevraagd worden om één eigen voorbeeld van afval- of emissiepreventie in een industriële context toe te lichten Het mag gaan om een milieu-uitputtingsprobleem, een lucht-, water- of bodemverontreinigingsprobleem, een afvalprobleem, een lawaaiprobleem, enzovoort. Als het maar gaat over een preventieve maatregel en niet over een curatieve ingreep. Schone technologie dus, en geen schoonmaaktechnologie. Bijvoorbeeld niet de sanering van een bodem of het plaatsen van een afvalgaszuivering zonder enige vorm van recuperatie, wel een ingreep in het proces, een productaanpassing, een rationeler omgaan met, intern hergebruik, …. Het moet ook gaan om een voorbeeld binnen een industriële omgeving (dus niet afvalbeheer in een warenhuis, wel bijvoorbeeld vermindering van waterverbruik in een metaalbedrijf door procesaanpassingen). Opmerking: om overlapping met het vak energie-economie te vermijden mag er geen voorbeeld besproken worden dat zich situeert in de sfeer van energiebeheer. Wat verwacht ik van jou? Je maakt een schriftelijk rapport van maximum 5 pagina’s, met: - de naam van het/de betreffende bedrijf/sector; - een technisch correcte toelichting van het probleem, van de toegepaste preventieve maatregel en van het resultaat ervan; - kwantitatieve gegevens, bv. emissiereductie, kostenbesparing, …; - vermelding van de geraadpleegde bronnen. Je licht het voorbeeld mondeling toe op het examen. Je kan me steeds contacteren als je een onderwerp gevonden hebt maar niet zeker bent of het volledig voldoet als preventievoorbeeld (
[email protected]).
235
HET IVOOR
236
237
238
239
240
241
242
243
244
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.1.4 (BEDRIJFS)TECHNISCHE TOEPASSINGEN VAN SCHEIKUNDE EN NATUURKUNDE Introductie in de gevarensymbolen STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Gevaarlijke producten WERKVORM: Beeldfragmenten Omschrijving: Deze korte (humoristische) beeldfragmenten kunnen gebruikt worden om een inleiding te geven op de gevarensymbolen en veilig werken met chemische producten. De film kan als geheel worden afgespeeld of er kan gekozen worden om elk gevarensymbool apart te behandelen.
Alternatieve opdracht: Als alternatieve opdracht kan een PGO-opdracht worden gegeven waarbij de studenten zelf op zoek moeten gaan naar de betekenis van de verschillende gevaarssymbolen en waarbij ze zelf preventiemaatregelen moeten voorstellen.
245
HET IVOOR
246
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Introductie in de gevarensymbolen Animatiefilm ‘Napo in het rijk van de gevarensymbolen’
Volledige Film http://hvbg-filme.cnbg.de/im_Reich_der_Gefahren.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/Im_Reich_der_Gefahren.mpg
1. Inleiding: gevarensymbolen algemeen http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_1.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_1.mpg
2. Xn – Schadelijke stoffen http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_2.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_2.mpg
3. Xi – Irriterende stoffen http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_3.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_3.mpg
4. F – Licht ontvlambaar http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_4.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_4.mpg
247
HET IVOOR
5. C – Bijtend/ Corrosief http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_5.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_5.mpg
6. T – Giftig http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_6.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_6.mpg
7. N – Milieugevaarlijk http://hvbgfilme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/wmv/im_reich_der_gefahren_7.wmv http://hvbg-filme.cnbg.de/im_reich_der_gefahren/mpg/im_reich_der_gefahren_7.mpg
248
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.2 (Bedrijfs)technische toepassingen van wiskunde, statistiek en operationeel onderzoek
DIDACTISCHE WERKVORM 3.2.1 (BEDRIJFS)TECHNISCHE TOEPASSINGEN VAN WISKUNDE, STATISTIEK EN OPERATIONEEL ONDERZOEK Trade-off curve winst-vervuiling STUDIENIVEAU: Bachelor/Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Operationeel Onderzoek WERKVORM: Opdracht Omschrijving: Deze oefening stelt een vereenvoudigd optimalisatieprobleem voor van een onderneming die duurzaamheid in het achterhoofd houdt bij het afwegen van productiehoeveelheden tussen verschillende producttypes. Er wordt gezocht naar Pareto-optimale oplossingen, waarbij een maximalisatie van de winst en een minimalisatie van de hoeveelheid vervuiling nagestreefd wordt. Het gaat om een opdracht uit het handboek ‘Operations Research: Applications and Algorithms’ van Winston (2004), dat gebruikt wordt op EHSAL binnen het opleidingsonderdeel ‘Operations Research’.
Alternatieve opdracht: Deze opdracht kan uitgebreid worden, zodat men in het beslissingsproces met meerdere aspecten van duurzaamheid rekening moet houden. Bovendien kan men eventueel in een discussie of roezemoesgroep de haalbaarheid en duurzaamheid van de verkregen oplossingen nabespreken.
249
HET IVOOR
250
Trade-off curve winst-vervuiling Bron Operations Research: Applications and Algorithms, Wayne L. Winston, 2004, Thomson Brooks/Cole, p.696-698
Inleiding In vele gevallen dient er in het bedrijfsleven een beslissing gemaakt te worden aan de hand van meerdere criteria, gegeven schaarse hulpmiddelen. Minstens één van de criteria is vaak gerelateerd aan ‘duurzaamheid’. Gegeven dat er geen onzekerheid is in het beslissingsproces van het bedrijf, wordt er vaak gezocht naar Pareto-optimale oplossingen. Deze Pareto-optimale oplossingen vormen een trade-off curve die ‘optimale’ afwegingen voorstelt tussen alle criteria. Rekening houdend met deze trade-off curve en de doelstellingen van het bedrijf, kan hieruit dan een ‘optimale’ beslissing genomen worden. We illustreren dit aan de hand van een zeer éénvoudig voorbeeld.
Voorbeeld Gegeven is een chemisch bedrijf dat overweegt om 3 producttypes te produceren. De volgende gegevens per eenheid geproduceerd product zijn gegeven: de winst (in $), het vereiste aantal manuren, het vereiste aantal grondstoffen en het aantal eenheden vervuiling. Producttype 1
2
3
Winst
10
9
8
Manuren
4
3
2
Grondstoffen
3
2
2
Vervuiling
10
6
3
251
Momenteel zijn er 1300 manuren beschikbaar en 1000 eenheden grondstoffen. Het bedrijf wil zowel de winst maximaliseren (doelfunctie 1) als de vervuiling minimaliseren (doelfunctie 2).
We maken hiervoor gebruik van het begrip ‘Pareto-optimaal’. De oplossing van dit probleem is Pareto-optimaal indien geen enkele andere mogelijke oplossing minstens even goed scoort voor beide doelfuncties én tegelijkertijd strikt beter voor minstens 1 doelfunctie.
Stel dat we onze beslissingsvariabelen noteren als: xi=aantal eenheden dat we produceren van producttype i. De doelfuncties en beperkingen kunnen dan als volgt geschreven worden: doelfunctie 1: maximaliseer de winst = 10x1+9x2+8x3 doelfunctie 2: minimaliseer de vervuiling = 10x1+6x2+3x3 beperking 1: 4x1+3x2+2x3 ≤ 1300 (beperkt aantal manuren) beperking 2: 3x1+2x2+2x3 ≤ 1000 (beperkt aantal grondstoffen).
We kunnen nu de meeste extreme Pareto-optimale oplossingen (het meest linkse en het meest rechtse extreme punt) bekomen door 1 van beide doelfuncties te optimaliseren (zonder rekening te houden met de andere doelfunctie) gegeven de 2 beperkingen. Veronderstel eveneens dat we voor de trade-off curve de winst op de Y-as uitzetten en de vervuiling op de X-as. Stel dat we doelfunctie 1 optimaliseren, dan Stel dat we doelfunctie 2 optimaliseren, dan krijgen we de volgende probleemformulering:
krijgen we de volgende probleemformulering:
maximaliseer de winst = 10x1+9x2+8x3
minimaliseer de vervuiling = 10x1+6x2+3x3
gegeven:
gegeven:
beperking 1: 4x1+3x2+2x3 ≤ 1300
beperking 1: 4x1+3x2+2x3 ≤ 1300
beperking 2: 3x1+2x2+2x3 ≤ 1000.
beperking 2: 3x1+2x2+2x3 ≤ 1000.
De
unieke
oplossing
die
deze De
unieke
oplossing
die
deze
probleemformulering genereert is: winst = probleemformulering genereert is: vervuiling = 4300, x1 = 0, x2 = 300 en x3 = 200. Deze 0, x1 = 0, x2 = 0 en x3 = 0. Deze oplossing
252
oplossing genereert een vervuiling van 2400 (= genereert een winst van 0 $. Dit betekent dat 6*300+3*200) eenheden. Dit betekent dat het het punt (0,0) het meest linkse punt is van de punt (2400, 4300) het meest rechtse punt is van trade-off curve. de trade-off curve.
Voor de Pareto-optimale punten op de trade-off curve die gelegen zijn tussen dit meest linkse en meest rechtse extreme punt kunnen we op 2 manieren te werk gaan. De eerste manier van werken, heeft volgende De tweede manier van werken, heeft volgende probleemformulering:
probleemformulering:
maximaliseer de winst = 10x1+9x2+8x3
minimaliseer de vervuiling = 10x1+6x2+3x3
gegeven:
gegeven:
beperking 1: 4x1+3x2+2x3 ≤ 1300
beperking 1: 4x1+3x2+2x3 ≤ 1300
beperking 2: 3x1+2x2+2x3 ≤ 1000
beperking 2: 3x1+2x2+2x3 ≤ 1000
beperking 3: 10x1+6x2+3x3 < VERVUILING.
beperking 3: 10x1+9x2+8x3 > WINST.
In deze laatste beperking is VERVUILING In deze laatste beperking is WINST strikt strikt kleiner dan de waarde 2400 (de maximale groter dan de waarde 0 (de minimale winst die vervuiling die we bereiken bij een maximale we bereiken bij een minimale vervuiling). De winst).
De
bedoeling
is
hier
om
de bedoeling is hier om de WINST bijvoorbeeld
VERVUILING bijvoorbeeld gelijk te stellen gelijk te stellen aan respectievelijk 100, 200, aan respectievelijk 2300, 2200, 2100,… , 100.
300,… , 4200.
Stel dat we eerste manier van werken kiezen. Indien we alle Pareto-optimale punten grafisch voorstellen, krijgen we de volgende trade-off curve:
253
Trade-off curve winst-vervuiling 4000 Winst (in $)
3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 2400
2300
2200
2100
2000
1900
1800
1700
1600
1500
1400
1300
1200
1100
1000
900
800
700
600
500
400
300
200
0
100
0
Vervuiling (in aantal eenheden)
Elk punt op de trade-off curve komt overeen met een welbepaalde geproduceerde hoeveelheid van de 3 producttypes (deze hoeveelheden hebben we in de figuur niet weergegeven). Stel dat het bedrijf, rekening houdend met zijn doelstellingen, een vervuiling van maximaal 900 eenheden wil, dan weet het dat de corresponderende maximale winst die het kan genereren 2400 $ is (en kent het eveneens de hoeveelheden van de 3 producttypes die het hiervoor moet produceren).
254
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.3 Economie
DIDACTISCHE WERKVORM 3.3.1 MICRO-ECONOMIE Beoordelen van uitspraken uit de micro-economie STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Micro-economie WERKVORM: Opdracht, gespreksvormen Omschrijving: In deze didactische werkvorm hebben we enkele opdrachten samengebracht die binnen het vak ‘Micro-economie’ aan de studenten Milieu- en Preventiemanagement voorgelegd worden. Het gaat om opdrachten rond economische onderwerpen die gerelateerd zijn aan het thema duurzaamheid en verantwoord ondernemen. De studenten kunnen hierbij de voorgelegde uitspraken in groep bespreken en beoordelen.
Alternatieve opdracht: Aan deze opdracht kan men op verschillende manieren kleine aanpassingen maken. Zo kan men de opdracht individueel laten uitvoeren of kunnen de bevindingen van de opdracht tijdens een klasgesprek geëvalueerd worden.
255
HET IVOOR
256
Opdracht Micro-Economie (Ingrid Molderez) Beoordeling van uitspraken. Verklaar je antwoorden voldoende, indien nodig geïllustreerd met een grafiek. a. Marktwerking en elasticiteiten
De vraag naar zonnepanelen is eerder prijselastisch. Om de mensen aan te zetten tot het aankopen van zonnepanelen en te verhinderen dat de producenten daardoor inkomensverlies moeten leiden, zou men de prijs moeten verlagen.
b. Overheidsingrijpen
1. Een recente maatregel van de Europese Unie is om de invoer van bananen uit voormalige kolonies te verminderen. Hierdoor komt een einde aan de bananenoorlog tussen Europa en Amerika. Volgens Oxfam Wereldwinkel is echter de kans verkeken om op een totaal andere, nl. milieuvriendelijke, manier bananen te produceren.
2. Op 11/04/01 verscheen het bericht dat de Balearen-toerist zal moeten betalen voor de overlast die hij veroorzaakt. Als maatregel voert de overheid een belasting in. Hoteliers en toerismebedrijven verzetten zich hevig omdat zij een terugval van het aantal toeristen vrezen.
c. Externe effecten 1.
‘Milieuheffingen’ of ‘uniforme lozingsnormen’ zijn beide efficiënte instrumenten om de externe kosten van produceren te internaliseren.
Maak gebruik van de grafiek (Bron: Berlage & Decoster, 2000: 376). De twee ondernemingen lozen elk een hoeveelheid OL aan afvalstoffen bij een volledig vrije markt. Hun marginale kost om de vervuiling terug te dringen is echter verschillend. De opgelegde ‘milieuheffing’ is gelijk aan OB en de ‘uniforme lozingsnorm’ is gelijk aan ON. 257
2.
De opportuniteitskost van milieu-maatregelen is gelijk aan nul.
d. Publieke goederen
1.
Een tol die wordt opgelegd in daluren is Pareto-efficiënt.
2.
Er bestaat een optimale tol in de piekuren.
3.
Het is zinvol om op alle autosnelwegen en op alle momenten tol te heffen.
258
Maak gebruik van de grafiek (Bron: Berlage & Decoster, 2000: 368). De vraag naar het gebruik van autosnelwegen is in de piek- en daluren verschillend. Vanaf een bepaald aantal auto’s gaat de marginale kost ook stijgen omdat files iedereen tijd laten verliezen wat geld kost. Veronderstel dat in de daluren een tol wordt opgelegd die gelijk is aan OT.
259
HET IVOOR
260
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.3.2 MICRO-ECONOMIE Inleidende cases Micro-Economie STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Micro-economie WERKVORM: Case-methode, opdracht Omschrijving: Binnen het opleidingsonderdeel ‘Micro-economie’ bij de opleiding Milieu- en Preventiemanagement wordt gewerkt met korte vraagjes en cases ter inleiding van een hoofstuk over een economisch onderwerp. Hierbij komen ook thema’s rond duurzaamheid en verantwoord ondernemen aan bod. De vragen en cases kunnen zowel thuis door de student voorbereid worden als door de docent tijdens het hoorcollege worden voorgesteld.
Alternatieve opdracht: De docent kan de studenten vragen om gelijkaardige voorbeelden van de bestudeerde theorie te zoeken in de actualiteit. Hierbij kunnen dan eveneens een aantal voor de leerstof relevante vragen gesteld worden.
261
HET IVOOR
262
Opdrachten Micro-Economie (Ingrid Molderez) Inleidende vragen en cases a. Overheidsingrijpen 1. De overheid vindt dat er meer gebruik moet worden gemaakt van het openbaar vervoer. Op welke manieren zou zij mensen kunnen aanzetten om meer de trein of de bus te nemen? 2. Welk advies zou jij geven voor de woningmarkt: blokkeren van de huurprijs of een subsidie? (cf. artikel ‘Armoede drukt stempel op huurmarkt’)
Armoede drukt stempel op huurmarkt - Johan Corthouts – De Morgen 25/01/2006. Steeds meer Belgen verwerven een eigen woning. Dat heeft perverse gevolgen voor de huurmarkt. Die huisvest vooral nog financieel zwakkeren. De lage rente van de voorbije jaren heeft de Belgen ertoe aangezet een eigen woning te kopen. In 1996 bezat 65 procent van de Vlamingen een appartement of een huis. Tien jaar later ligt dat percentage 10 procent hoger. Driekwart van de Vlamingen is eigenaar van een eigen woning. De forse toename van het aantal eigenaars bleef niet zonder gevolgen voor de huurmarkt. Die is het voorbije decennium in Vlaanderen gekrompen van 35 naar 25 procent. Kenmerkend is dat de groep van financieel zwakkeren steeds sterker wordt op de huurmarkt. Vlaanderen telt ongeveer 15 procent armen, mensen die niet over de financiële middelen beschikken om een eigen woning te verwerven. Die groep wordt dominant op de huurmarkt. Een deel van die armen kan nog een beroep doen op een sociale woning, maar het overgrote deel van de financieel zwakkeren is aangewezen op de private huurmarkt. Volgens cijfers van het statistiekenbureau NIS voor 2001 besteedde 57,4 procent van de huurders meer dan 20 procent van zijn inkomen aan huur. In 1976 gaf amper 13 procent van de huurders meer dan een vijfde van zijn inkomen uit aan huur. Huuruitgaven die hoger liggen dan 20 procent van het inkomen worden als problematisch beschouwd.
Een groeiend aantal huurders in Vlaanderen besteedt intussen zelfs meer dan een derde van zijn inkomen aan huur. In 2001 vielen 18,4 procent van de huurders in die categorie tegen 5,4 procent in 1976. In Brussel, waar ongeveer 60 procent van de bevolking huurt, zijn de cijfers nog schrijnender. In het hoofdstedelijk gewest besteedt meer dan de helft van de huurders (54 procent) meer dan 41 procent van hun budget aan huur. Dat blijkt uit een steekproef bij 3.000 huurders in 2004. Niet te verwonderen dus dat vicepremier Laurette Onkelinx (PS) de huurdersproblematiek prominent op de politieke agenda plaatst. Onkelinx dingt in het najaar mee naar de burgemeesterssjerp van Schaarbeek en probeert stemmen te ronselen bij sociaal zwakkeren. Ze pleit voor maatregelen die het blokkeren van de huur mogelijk maken. Dat is nodig, want uit onderzoek blijkt dat in tegenstelling tot de situatie in Vlaanderen de huurprijzen in Brussel fors zijn gestegen. Sinds 1998 is er een prijsstijging van 25 procent. De verhoging bedraagt zelfs 40 procent bij een wijziging van huurders of een huurprijsherziening, terwijl de gezondheidsindex sinds 1998 met niet meer dan 10 procent is gestegen. Volgens Onkelinx krijgen ook tal van mensen met een bescheiden inkomen het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. "De zwakke financiële situatie van de huurders komt duidelijk tot uiting. De helft van de huurders op de privéwoningmarkt zijn financieel
263
zwakkeren. Naarmate nog meer mensen eigenaar worden, zal hun aantal verder oplopen tot 75 procent", zegt Philippe Janssens, vastgoedexpert van het studiebureau Stadim. Hij erkent het fenomeen van de gestegen huurprijzen, maar relativeert. "Prijsexcessen doen zich vooral voor aan de onderkant van de markt, maar de stijging van de prijzen kun je zeker niet veralgemenen. Eigenaars worden immers gedwongen hun huurprijzen neerwaarts te herzien om nieuwe huurders aan te trekken. Mensen zijn niet bereid een woning te huren als ze voor hetzelfde bedrag een woning kunnen kopen." Volgens Janssens is een huurblokkering evenwel niet de juiste oplossing. "Beleggers
264
zullen niet langer geneigd zijn te investeren in vastgoed als de huurprijs niet vrij is." In navolging van eigenaarsverenigingen pleit Stadim voor meer huursubsidie van overheidswege. Ook de huurdersverenigingen zijn vragende partij voor meer huursubsidie om de toegang van financieel zwakkeren tot de huurmarkt te vergroten. De huurblokkering die Onkelinx voorstelt, heeft volgens hen enkel zin als er bijkomende maatregelen worden genomen. Naast huursubsidies moeten verhuurders die hun woning goed onderhouden een fiscaal voordeel krijgen, want een op de vijf huurders betrekt een woning van slechte kwaliteit.
b. Externe effecten a) b)
Welke problematiek behandelt dit artikel? Welke particuliere oplossingen en/of overheidsmaatregelen zouden kunnen worden voorgesteld?
‘België haakt niet aan bij waterstofauto’ in Freek Smets, De Morgen, 22/04/2004 Grote autoconcerns als General Motors gaan ervan uit dat de motor met fossiele brandstoffen zijn beste tijd gehad heeft. Ze investeren dan ook miljoenen dollars in onderzoek naar waterstofmotoren, die enkel waterdamp uitstoten. Maar het duurt nog wel even eer die er zijn omdat de techniek nog niet helemaal op punt staat. Wetenschappers verwachten intussen veel heil van wagens op aard- en biogas, die een overgang moeten vormen tussen de benzinewagen en de waterstofwagen. Aardgas heeft het voordeel dat het veel minder CO2 produceert dan benzine of diesel, en bovendien zullen de voorraden wereldwijd minder snel uitgeput zijn dan die van aardolie. De schattingen lopen uiteen, maar experts gaan ervan uit dat de oliereserves over een jaar of 40 uitgeput zullen zijn. Voor aardgas duurt het iets langer, zo'n 60 jaar, maar de voorraden kunnen aangevuld worden met biogas, dat uit afval gewonnen wordt en hernieuwbaar is. De auto-industrie begint intussen interesse te krijgen in aard- en biogas. Op de recentste editie van ServiceStation - Shop & Car-Wash, een internationale vakbeurs voor het beheer en de inrichting van bezinestations op de Heizel, was het ook een thema. Pump Service Automatic, een bouwer van benzinestations uit Deurne, oganiseerde er voor het eerst een seminarie over alternatieve brandstoffen in België. Europees perspectief Volgens Gijsbrecht van Schoonhoven, een Nederlandse ingenieur en adviseur voor tal van Europese energiebedrijven, hinkt België nog steeds achterop wat het gebruik van aardgas en andere alternatieve brandstoffen in het verkeer betreft. Terwijl in landen als Italië en Duitsland al duizenden stadsbussen, taxi's en personenwagens op aard- of
biogas overgeschakeld zijn, vaak met forse steun van de overheid. "Je moet die alternatieve brandstoffen in een Europees perspectief bekijken", zegt Van Schoonhoven. "De Europese Commissie heeft onlangs beslist dat 20 procent van de energievoorziening in Europa tegen 2020 vervangen moet zijn door alternatieve brandstoffen. Tien procent daarvan moet van aardgas komen, 5 procent uit waterstof en 5 procent uit biologische varianten van bestaande brandstoffen. Maar op dat gebied is er in België nog bijna niets gebeurd." Een van de knelpunten is het grote gebrek aan tankstations waar je als particulier terechtkunt met een wagen die ook op gas rijdt. "In België zijn er maar negen tankstations waar je met zo'n wagen kunt gaan tanken", zegt Van Schoonhoven. "Het gaat ook meestal om stations die niet voor het publiek toegankelijk zijn omdat ze eigendom zijn van een privé-firma of de busmaatschappij. Hier in Brussel heb je bijvoorbeeld al een aantal bussen die op gas rijden en die hebben ook hun tankstation. Wat je zou kunnen doen, is die voor iedere gebruiker toegankelijk maken." Een ander groot probleem is dat de autoconstructeurs nog niet echt mee willen. "Sommige constructeurs hebben al wel wagens op de markt die ook op aardgas kunnen rijden, maar het duurt vaak zeer lang eer je er een kunt krijgen", zegt Van Schoonhoven. "Van serieproductie is zeker nog geen sprake." Toch is het niet al te moeilijk om de consument aan te zetten dergelijke wagens te kopen. Volgens Van Schoonhoven heeft de regering al een mooie aanzet gegeven, nu consumenten een belastingvermindering tot 4.000 euro zullen kunnen krijgen op wagens die weinig CO2 uitstoten. "Die gaswagens
265
voldoen allemaal aan de norm", zegt van Schoonhoven. "Door die belastingvermindering zet je dus de consument aan om dergelijke wagens te kopen." Een pasklaar recept om de Belg massaal naar wagens met alternatieve brandstoffen te jagen bestaat nog niet. Maar als de politiek wat meer wil aan dag legt, kan er al veel gedaan worden, zo luidt de conclusie. "De Belgische regering zou alle wetgeving moeten toetsen om te kijken of er barrières zijn die de invoering van die nieuwe technologieën verhinderen", stelt Van Schoonhoven. Duitsland denkt er bijvoorbeeld aan om de belastingen op gas niet meer te verhogen tot 2020. De regionale en federale regeringen werken er bovendien al samen met de olieindustrie om alternatieve brandstoffen op de kaart te zetten. Maar in België loopt het zo'n vaart nog lang niet. Naar de waterstofmaatschappij De overschakeling van de benzinemotor naar de gasmotor is nog maar de eerste stap naar een milievriendelijker maatschappij. Visionaire industriëlen als Byron McCormick van Gene-ral Motors gaan ervan uit dat we onvermijdelijk naar een waterstofmaatschappij zullen evolueren. Ook de Europese Commissie rekent op de ontwikkeling van waterstof, om de Europese afhankelijkheid van olieproducten te verminderen en - nog belangrijker - de luchtvervuiling tegen te gaan. Maar de commercialisering van waterstof levert ook wat problemen op. Het goedje is enkel onder zeer hoge druk op te slaan, en bovendien vergt de productie van waterstof energie. Als die energie niet op milieuvriendelijke manier geleverd wordt, blijft het probleem van de vervuiling dus bestaan. Oplossingen zijn echter niet meer veraf en ook in Vlaanderen is de waterstoftechniek al ver gevorderd. Eind vorig jaar lanceerden een aantal academici en mensen uit de brandstofsector het volledig Vlaamse Project H, dat een hele strategie heeft uitgewerkt om waterstof snel tot een rendabele en aanvaardbare alternatieve
266
brandstof te ontwikkelen voor verbrandingsmotoren. De Gentse professor Roger Sierens, die aan het project deelneemt, heeft al motoren ontwikkeld die zowel op benzine als op waterstof werken. Er staan nu een aantal demonstratiewagens op stapel die rijden op beide brandstoffen. "Het zijn gewone productiewagens die omgebouwd worden", aldus Sierens. Met steun van de overheid zouden grote hoeveelheden waterstof geproduceerd kunnen worden met elektriciteit die van windmolenparken komt. Toch zullen initiatieven als Project H enkel slagen als de bedrijfswereld mee op de kar springt en als ook de overheid voldoende steunmaatregelen neemt. "Het ontbreekt de regering op dit moment nog aan een visie op lange termijn", zegt Erwin Vandenberghe, de voorzitter van Bel-LPG (de beroepsfederatie voor lpg) en een van de initiatiefnemers van Project H. De waterstofmotor heeft de weg van het laboratorium naar de straat dus nog niet helemaal gevonden.
c. Publieke goederen Midden maart 2001 kondigde de Amerikaanse president Bush aan om het Kyoto-akkoord niet te ratificeren. Zijn belangrijkste argument, naast het feit dat hij weinig geloof hecht aan de opwarming van de aarde, was dat de stijging van de energieprijzen bij beperking van de CO2-uitstoot te snel zou gebeuren. Bovendien was hij het niet eens met het verschil aan maatregelen tussen industrielanden enerzijds en ontwikkelingslanden en landen in transitie anderzijds. Enkel aan de eerste groep worden gekwantificeerde reductiedoelstellingen opgelegd. Wanneer zijn begroting een maand later kenbaar wordt gemaakt, wordt duidelijk dat hij het effectief meent ondanks internationale veroordelingen. De uitgaven voor de bestrijding van lucht- en watervervuiling en voor de beperking van de broeikasgassen worden fors verminderd om zijn belastingverlagingsplan te kunnen financieren. a) b)
Welke gevaar ontstond door de weigering van president Bush om de Kyotoakkoorden te ondertekenen? Bestaat er een economische term om zijn gedrag te omschrijven?
267
d. Gedrag van producenten Diverse krantenuittreksels DM Zat. 27/01/01 : Het aantal slaven in de wereld wordt geschat op meer dan 25 miljoen. Slavernij komt opvallend voor op cacaoplantages in West-Afrika en in de tapijtindustrie in India. DM Ma 29/01/01 en 19/12/2005: Bill Gates schenkt 100 miljoen dollar aan het ‘International AIDS Vaccine Initiative’. Door zijn liefdadigheid in de vorm van geld en technologie werden hij en zijn echtgenote door Time Magazine uitgeroepen tot ‘personen van 2005’ (samen met Rockzanger Bono). Het Bill en Milanda Gates Foundation werd recent (december 2005) opgetrokken tot 34 miljard euro en wordt gebruikt om gezondheidsproblemen in de wereld te helpen oplossen. DM Za 03/02/01: In het kader van het dertigjarig bestaan van Wereldwinkels stellen de bezielers dat winst niet enkel wordt uitgedrukt in geld, maar ook in bewustwording. DM Zat. 10/02/01: Netwerk Vlaanderen wordt partner van de Triodos Bank. In tegenstelling tot andere banken streven zij geen winstmaximalisatie na: “Wij hoeven geen 20% op eigen vermogen te verdienen. Wij zijn tevreden met 5%”, stelt Triodos Bank. DM Di. 13/02/01 : IBM wordt aangeklaagd wegens hulp aan Nazi’s. Overlevenden van de genocide eisen dat IBM toegeeft dat het de mensenrechten heeft geschonden. DM Wo 21/02/01: Fusie tussen staalconcerns Usinor, Arbed en Aceralia zal op termijn leiden tot een beperking van jobs. De aandelenkoersen stijgen. DM Vrijd. 02/03/01 : Miljardenverlies bij Lego, o.a. door enorme concurrentie van computergestuurd speelgoed. Eén van de oplossingen die wordt voorgesteld is uitwijken naar lage loonlanden. a) b)
268
Welke doelstellingen zijn primair voor een ondernemer? Zijn er voor- of nadelen verbonden aan de in a) geformuleerde doelstellingen?
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.3.3 MICRO-ECONOMIE Essayvragen binnen de Micro-Economie STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Micro-economie WERKVORM: Opdracht Omschrijving: Binnen het opleidingsonderdeel ‘Micro-economie’ bij de opleiding Milieu- en Preventiemanagement wordt gewerkt met artikels en bijhorende essayvragen, waarin de behandelde theoretische begrippen toegepast worden. Ook maatschappelijk verantwoord ondernemen komt in deze artikels en bijbehorende vragen aan bod. De studenten kunnen deze opdrachten in groep of individueel op gedetailleerde wijze oplossen, waar mogelijk wordt de oplossing ook grafisch weergegeven.
Alternatieve opdracht: De docent kan aan de studenten vragen om zelf een artikel te zoeken waarvan het onderwerp zich binnen de economische leerstof situeert. De studenten kunnen hierbij op zoek gaan naar vragen die aansluiten bij het artikel en die bovendien relevant zijn binnen de micro-economie. Met behulp van de nodige grafieken kunnen de studenten deze vragen vervolgens zelf trachten op te lossen. Hiermee kunnen ze aantonen dat ze de behandelde economische theorie onder de knie hebben en de relatie van het onderwerp met duurzaamheid vatten.
269
HET IVOOR
270
Opdracht Micro-Economie (Ingrid Molderez) Essayvragen. a. Marktwerking en elasticiteiten Los de vragen op a.d.h.v. het artikel ‘Staalverwerkers happen naar adem’ (op basis van vragen en artikel van Elke De Smet). 1. 2. 3. 4.
Analyseer de prijsgevoeligheid van de vraag naar staal. Geef de gegevens uit het artikel weer op de staalmarkt. Ga uit van een vrije markt zonder langetermijn contracten. Geef een verklaring voor de moeilijkheden waarin de staalverwerkers zitten. Houd in je antwoord rekening met je antwoord gegeven in vraag 2. Bij overheidsopdrachten kunnen staalverwerkers een schadevergoeding vragen voor het verlies dat zij hebben geleden door de gestegen staalprijzen. Is dit een goede maatregel? Zijn er andere en betere maatregelen? (Een grondige analyse van deze vraag kan pas na behandeling van het thema ‘Welvaartsanalyse’).
Staalverwerkers happen naar adem - Janine Meijer - De Morgen 06/04/2005. De gevolgen van de prijsexplosie vorig jaar zijn amper verteerd of er is alweer een nieuwe stijging van de staalprijzen op komst. Volgens Patrick van den Bossche, staalspecialist bij sectorfederatie Agoria, wordt de situatie voor de Belgische verwerkende staalbedrijven met de dag nijpender. In 2004 kregen de staalverwerkende bedrijven te maken met een explosieve prijsstijging van 60 tot 80 procent. De sterke groei van de Chinese economie is daar de belangrijkste oorzaak van. Agoria voorspelt dat de vraag naar staal in China dit jaar met bijna 23 procent zal stijgen. De voornaamste slachtoffers van die prijsstijging zijn de bedrijven die veel staal verwerken in hun producten. Nauwelijks een vijfde van de getroffen bedrijven slaagt erin om de prijsstijgingen volledig door te rekenen in de verkoopprijzen, zowel voor leveringen aan de privé-sector als aan de overheid. Volgens Van den Bossche hebben zich vorig jaar nog geen faillissementen voorgedaan als gevolg van de prijsstijgingen, maar hebben wel heel wat bedrijven verlies geleden. Dit jaar zullen de staalverwerkende bedrijven het minstens even moeilijk
krijgen. In januari kreeg de markt na een lichte afkoelingsperiode opnieuw te kampen met een prijsstijging van 5 procent. Volgens Van den Bossche kampen ook veel bedrijven met een bevoorradingsprobleem. "In bijna de helft van de gevallen blijkt de afgesproken hoeveelheid staal niet te worden geleverd. Ook moet er vaak meer en sneller betaald worden dan in de contracten is afgesproken. Onze bedrijven leven daardoor in voortdurende onzekerheid." De zeshonderd Belgische staalverwerkende bedrijven die lid zijn van Agoria en zo'n 70.000 mensen werk bieden, zien de toekomst somber in. De prijsstijgingen zijn nu niet meer zo sterk als in 2004, maar van een stabilisatie of prijsdaling is absoluut nog geen sprake, zegt Van den Bossche. Een grote groep staalverwerkende bedrijven verwacht dit jaar minder contracten binnen te halen en is ook onzeker of ze de bevoorrading op peil kan houden. Volgens Van den Bossche saboteren sommige staalleveranciers de markt door voorraden aan te leggen en zo een kunstmatige schaarste te laten ontstaan, waardoor de prijzen de hoogte inschieten.
271
Driekwart van de staalverwerkende bedrijven verwacht in 2005 nieuwe prijsstijgingen, die ze opnieuw niet zullen kunnen doorberekenen. Vooral de grote bedrijven met veel klanten hebben daar last van. Zij werken met langetermijncontracten die niet zomaar opengebroken kunnen worden, omdat ze anders klanten dreigen te verliezen. Bijkomend probleem is dat het enorm veel tijd kost om de contracten met al die klanten te herzien. Kleinere bedrijven die weinig staal verwerken in hun producten hebben daar minder last van. Zij kunnen de prijzen soms wel doorberekenen, omdat de gevolgen niet groot zijn, aldus Van den Bossche.
272
Agoria roept de staalleveranciers op om zich aan de contracten te houden en wil dat de overheid een voorbeeldrol speelt. Dat kan door een nieuwe rondzendbrief te sturen waarin de staalverwerkende bedrijven erop attent worden gemaakt dat ze bij overheidsopdrachten een schadevergoeding kunnen vragen voor het verlies dat ze hebben geleden door de gestegen staalprijzen. De Bouwunie steunt dat initiatief en wijst erop dat behalve de staalprijzen ook de prijs van olie en andere bouwproducten en materialen toeneemt. De Bouwunie raadt aannemers aan in contracten prijsherzieningsformules op te nemen.
b. Overheidsingrijpen Opdracht 1 Frankrijk heft belastingen op vliegtuigtickets (cf. artikel). Geef een economische beoordeling van deze maatregel. Maak in je (grafische) analyse tevens gebruik van de prijselasticiteit. Frankrijk heft belastingen op vliegtuigtickets – De Morgen 24/11/2005. vliegtuigtickets in te voeren. De VS zijn De Franse regering heeft gisteren een formeel gekant tegen het voorstel. De solidariteitsheffing op vliegtuigtickets Franse luchtvaartsector vreest goedgekeurd. Het gaat om een concurrentievervalsing en meent dat de omstreden internationaal voorstel, dat maatregel in Frankrijk duizenden banen voorlopig weinig bijval krijgt in andere bedreigt. De heffing wordt normaal landen. gezien op 1 juli van kracht en bedraagt Het voorstel moet nu naar het Franse een euro voor Europese tickets in parlement. Volgens economyklasse en vier euro voor regeringswoordvoerder Jean-François verdere economyvluchten. Klanten in Copé zal de belasting 200 miljoen euro business zouden tien euro meer betalen per jaar opbrengen. Dat geld gaat onder in Europa en veertig euro extra voor meer naar de strijd tegen ziekten als intercontinentale vluchten. (AFP/ aids. Momenteel hebben alleen Chili en Reuters) Groot-Brittannië beslist om vanaf 2006 een dergelijke belasting op Opdracht 2 Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel ‘Britten overwegen vetbelasting’. 1. Welke gevolgen zal het invoeren van de vetbelasting hebben op het verbruiken van gezonde voeding? 2. Onder welke vraagomstandigheden zal deze vetbelasting effectief zijn en zal het principe ‘de vervuiler betaalt’ gelden? 3. De voedselindustrie is tegen een ‘fat tax’. Zij zegt dat de zwakkere sociale klassen, doorgaans de grootste verbruikers van ongezond voedsel, het eerst getroffen zullen worden. Geef een economische verklaring voor deze stelling. 4. Welke alternatieve maatregelen had de overheid nog kunnen overwegen? Rangschik deze van meest gewenst naar minst gewenst en verklaar je antwoord. Britten overwegen vetbelasting – De Morgen - 20/02/2004. Groot-Brittannië wil de strijd aanbinden met zwaarlijvigheid. De maatregelen zijn klassiek: meer sport op school en meer voorlichting over de risico's van ongezond voedsel. Eén oplossing is minder traditioneel. Een ideeëncel van premier Blair stelt voor om een heffing te introduceren op calorierijk voedsel, de 'fatty food tax'. Een Belgische dieetexpert juicht het idee toe, als ook groenten en fruit goedkoper wordt. 'Enkel met dat soort straffen en belonen
zullen we het probleem overgewicht kunnen overwinnen.'
van
Dat de Britten dikker en ongezonder worden, is een vaststelling die lang geleden gemaakt werd aan de andere kant van het Kanaal. De strijd tegen zwaarlijvigheid kreeg onlangs echter een nieuw elan. Daar zorgde een studie van de British Medical Association over de mogelijke gevolgen van een vetbelasting voor. De Britse orde van geneesheren kwam tot de vaststelling
273
dat elk jaar tot duizend gevallen van hartziekte vermeden zouden kunnen worden. Vorig jaar al riep de vereniging op tot een belasting op verzadigde vetten. Een eerste slachtoffer wordt, volgens de plannen, de industrie zelf die het vetrijke voedsel produceert. Blairs denktank Demos stelde eerder al voor om het geld dat die bedrijven aan advertenties besteden, te gebruiken voor een promotiecampagne voor gezond voedsel. Nu gaan de denktank een stap verder, en mikt rechtstreeks op de beurs van de consument met extra belastingen op ongezond voedsel, in navolging van tabak. Een ander idee is om vette eetwaren aan een nadeliger BTW-tarief te onderwerpen. De voedselindustrie is tegen. Die zegt dat de zwakkere sociale klassen, doorgaans de grootste gebruikers van ongezond voedsel, het eerst getroffen zullen worden. Bovendien is het slecht voor de economie, heet het in een reactie van de Food and Drink Federation, en zal het de inflatie aanwakkeren. Desondanks vindt het Britse idee mogelijk navolging in de rest van de Europese Unie. Na een recent rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie wordt ook in Brussel over een vetbelasting nagedacht. Patrick Mullie, voedingsexpert en voormalig voorzitter van de Vlaamse vereniging van diëtisten, vindt het Britse idee alvast een schot in de roos. "De klassieke gezondheidsboodschappen werken niet meer. Het is zoals met de strijd tegen tabak. Rapporten van de Wereldgezondheidsorganisatie mogen nog zo alarmerend zijn, de consument ligt er niet wakker van. In de beurs tasten is het enige wat nog kan helpen,
274
weliswaar binnen het kader van meer preventie en voorlichting", aldus Mullie. Volgens Mullie zou een vetbelasting ook in België zinvol zijn. "Ook hier gaan we de verkeerde kant op en stijgt het aantal mensen met overgewicht gestaag. Er komt evenwel geen beweging in echte preventie zoals je dat nu in Nederland en Groot-Brittannië begint te zien. Bij ons moeten er zeker meer acties komen om bijvoorbeeld jongeren te sensibiliseren en zouden dieetadviezen terugbetaald moeten worden. Het blijft ook belangrijk om op de gevaren van overwicht te hameren. Uiteindelijk stellen wij al een paar jaar vast dat die boodschappen op zich niet voldoende aanslaan. Iedereen is gehaast en iedereen valt voor makkelijke fastfood. Het Britse idee is daarom slim gevonden. Je schudt de consument er direct mee wakker. Ik zou zelfs nog verder gaan en de gezonde zaken, zoals fruit en groenten, tegelijk goedkoper maken. Het klinkt erg maar enkel met dat soort vormen van straffen en belonen zullen we het probleem van overgewicht kunnen overwinnen." De expert maakt wel de bedenking dat het niet simpel is om vast te leggen welke voedingsmiddelen onder de vetbelasting kunnen vallen. Mullie: "Alle tabak is slecht, maar niet alle vetten zijn dat. Omega-3-vetten in vis of olijfolie zijn net goed voor de gezondheid. Gelukkig beginnen mensen die boodschap nu op te pikken. Dat maakt het natuurlijk moeilijker om een grens te leggen tussen producten die belast moeten worden en andere. Daar zullen de Britten goed moeten op letten. Ik zou trouwens voor zo'n belasting ook rekening houden met het zoutgehalte." (FL / BDB)
Opdracht 3: Essayvraag. Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel ‘Europa maakt weg vrij voor doorbraak biobrandstoffen’ 1.
2.
3.
4. 5. 6.
Teken de markt van de biobrandstof. Geef duidelijk weer hoe de in de tekst vermelde overheidsmaatregel deze markt beïnvloedt. (Opmerking: wees volledig in het benoemen van de prijzen). Teken de impact van deze overheidsbeslissing op de markt van de fossiele brandstof. Leg duidelijk uit wat je tekent en op welke veronderstellingen je je daarvoor baseert. Toon aan op de figuur die je hebt gemaakt onder vraag 2 hoe een verhoging van de accijnzen op fossiele brandstof hetzelfde effect kan bereiken als een verlaging van de accijnzen op biobrandstof. Beoordeel beide maatregelen vanuit het standpunt van de overheid. Geef een economische verklaring voor het feit dat zonder accijzen biobrandstof duurder is dan fossiele brandstof. Illustreer met een schets. Geef het effect weer van deze accijnsverlaging voor de consument en de producent. Betrek in je antwoord de mogelijke invloed van de prijselasticiteit van de vraag en het aanbod.
Europa maakt weg vrij voor doorbraak biobrandstoffen – De Morgen – 12/01/2006. De Europese Commissie heeft het licht op groen gezet voor een Belgische accijnsverlaging op biobrandstoffen. Het akkoord maakt de weg vrij voor het gebruik van biobrandstoffen in ons land. De regering verscherpt ook meteen de ambities rond de milieuvriendelijke brandstoffen. Dat hebben de federale ministers van Financiën, Didier Reynders, en van Landbouw, Sabine Laruelle, gisteren bekendgemaakt op het Autosalon in Brussel. Er bestaan verschillende soorten 'groene' brandstoffen, gaande van biodiesel (onder meer gewonnen uit koolzaad) tot bio-ethanol (bijvoorbeeld uit suikerbieten, tarwe of maïs). Biodiesel wordt vermengd met traditionele diesel, bio-ethanol met benzine. Daarnaast is er ook de technologie rond puur plantaardige olie, maar daarvoor moet de dieselmotor worden aangepast. Hoewel een Europese richtlijn de lidstaten vroeg om tegen 2005 voor 2 procent biobrandstoffen te voorzien, kun je vandaag geen biobrandstoffen tanken in ons land. Ze komen niet op de markt, omdat ze duurder zijn dan hun fossiele tegenhangers benzine en diesel. Een belastingverlaging kan dat verschil wegwerken. De regering keurde daartoe al een wet goed in juli van vorig jaar, maar die moest nog groen licht krijgen van de Europese Commissie. De goedkeuring is er nu. De Commissie moest het Belgische plan eerst onderzoeken om na te gaan of er geen concurrentievervalsing kon zijn. Vijf tot tien ondernemingen, te selecteren uit een openbare aanbesteding, zullen kunnen genieten van een belastingverlaging van zo'n 184 miljoen euro per jaar, gedurende zes jaar. Die belastingverlaging moet de biobrandstof aan de pomp goedkoper maken. Europa laat dergelijke staatssteun om ecologische motieven toe. Met het Europese akkoord op zak is de weg zo goed als vrij voor een aantal binnenlandse projecten rond de productie en het gebruik van biobrandstoffen. Zo staat het Gentse project Ghent Bio-Energy Valley al meer dan een jaar te popelen om te kunnen starten. "Het is de bedoeling om de biobrandstoffen te integreren of te vermengen in de bestaande brandstoffen. Er komen geen aparte pompen en ook de motoren van de wagens moeten niet aangepast worden. De consument zal er niets van merken", zei minister Reynders.
275
België loopt, in vergelijking met Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zweden, achter inzake biobrandstoffen. Het Europese akkoord scherpt de ambities van de regering aan. België mag dan de Europese doelstelling van 2 procent biobrandstof in 2005 gemist hebben, Reynders lijkt van plan die achterstand te willen inhalen. "Zo willen we in 2007 gaan naar 4,29 procent biodiesel", aldus Reynders. Landbouwminister Laruelle schuift voor bio-ethanol een percentage van 7 procent in 2007 naar voren. Europa wil dat tegen 2010 het percentage biobrandstoffen oploopt tot 5,75 procent. De richtlijn past in de inspanningen voor de bestrijding van het broeikaseffect en de naleving van het Kyotoprotocol. De EU-commissaris voor Energie, de Let Andris Piebalgs, zet de ambities kracht bij met een symbolische actie. De man rijdt vandaag van het Berlaymonthoofdkwartier naar de Heizel in een voertuig dat voor 85 procent op biobrandstof rijdt en zal samen met prins Laurent officieel de stand over biobrandstoffen op het Autosalon openen.
276
c. Externe effecten Opdracht 1 Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel ‘Mickey Mouse doodt zeven miljoen vissen’. Verklaar je antwoorden voldoende. 1. “Het is de overheid in Hong Kong die een Nederlands bedrijf de opdracht gaf voor de huidige werken.” Stel dat de managers van Walt Disney op eigen initiatief een bedrijf de opdracht zouden geven tot het schoonmaken van het terrein. Hoe kan je deze maatregel omschrijven en wat gebeurt er dan met het Pareto-efficiënte punt? 2. Ga na a.d.h.v. de prijsgevoeligheid van de vraag naar themaparken welk effect het zelf saneren van het terrein heeft op de inkomsten van de aanbieders. 3. “Volgens activisten brengt het nieuwe Disney-park ook de habitat van de Chinese witte dolfijn in gevaar.” Toon grafisch aan waarom de standpunten van de activisten moeilijk te verzoenen zijn met deze van Walt Disney Company. 4. Stel dat de overheid een belasting oplegt per verkocht ticket voor themaparken. Beoordeel dan het principe ‘de vervuiler betaalt’. Ga er vanuit dat op korte termijn het aantal tickets dat kan worden verkocht, vast ligt. Mickey Mouse doodt zeven miljoen vissen – De Morgen, 15/04/2002. De aanleg van het nieuwe Disney-park in Hong Kong loopt uit op een ecologische ramp. Dat meldt de Britse krant The Daily Telegraph. Volgens plaatselijke vissers zouden door de werken nu al zo'n zeven miljoen vissen zijn gedood. De modder van baggerwerken, dreggingen en bodemsaneringen van de site in Penny's Bay bij het eiland Lantau, werd in de zee gestort op minder dan drie kilometer van een aantal viskwekerijen. De grote hoeveelheid slijk, die bovendien toxische elementen bevat, zorgt ervoor dat er minder zuurstof in het zeewater komt. Veertig van de zeventig viskwekerijen hebben hun activiteiten al tijdelijk moeten stopzetten. Volgens één visser, Fok Hei, was het water zo vervuild dat de vissen niet meer konden ademen. "Ze kwamen voortdurend naar lucht happen. Hun kieuwen zaten vol vuil. Ze moeten afgezien hebben." Daniel Chan, zoöloog aan de Universiteit van Hong Kong, onderzocht de zaak en ondekte een oorzakelijk verband tussen de vissterfte en de bouwactiviteiten. "Zij zijn een directe doodsoorzaak bij sommige soorten vis die zeer gevoelig zijn", aldus Chan. Andere vissoorten zouden het loodje
hebben gelegd door het grotere aantal bacteriën in de zee. Een woordvoerster van de Walt Disney Company, Marie Garvey, minimaliseert de ramp en zegt dat het gaat om enkele tienduizenden vissen. Bovendien ontkent Disney aansprakelijk te zijn, aangezien het bedrijf pas vanaf volgend jaar de volledige verantwoordelijkheid over de constructie van het park op zich neemt. Het is de overheid in Hong Kong die een Nederlands bedrijf de opdracht gaf voor de huidige werken. Disney zegt wel er alles aan te zullen doen om een herhaling van "deze tragische gebeurtenis" te voorkomen. Penny's Bay moet eerst worden afgegraven omdat het vroeger werd gebruikt als een opslagplaats voor munitie. Destijds is er zo'n 87.000 ton aan giftige chemicaliën in de grond gesijpeld. In de buurt was ook nog een scheepswerf gevestigd. De grote schoonmaak, die eigenlijk nog maar net is begonnen, zal volgens een rapport in elk geval een grote impact hebben op het milieu. Volgens activisten brengt het nieuwe Disney-park ook de habitat van de Chinese witte dolfijn in gevaar. Daarvan zouden nog 185 exemplaren bestaan. Nu er midden in het voedselgebied van de dolfijn en pretpark komt, zal het dier met uitsterven worden bedreigd. (WE)
277
Opdracht 2 : Essayvraag. Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel ‘Uitstap uit kernenergie kost verbruiker 25,5 euro per jaar’. 1. Met welke economische term kunnen we de milieukosten waarvan sprake in het artikel omschrijven? 2. "De studie is gebaseerd op de sociale productiekostprijs van de diverse bronnen waarmee electriciteit wordt opgewerkt. Die sociale kostprijs omvat ook alle milieukosten.” Toon grafisch aan wat wordt bedoeld met die sociale productiekostprijs. 3. De regering heeft beslist om vanaf 2015 kernenergie te bannen. Ze kwam onder andere tot die beslissing omdat de sociale en ecologische kosten van kerncentrales zo hoog zijn dat het maatschappelijk niet langer interessant is kernenergie te gebruiken. Interpreteer deze redenering vanuit de geziene economische theorie. Wat leer je daaruit omtrent het maatschappelijke Pareto-efficiënte punt? 4. Omschrijf deze overheidsmaatregel. Welke alternatieve overheidsinstrumenten had de overheid nog ter beschikking? Beoordeel deze vanuit het criterium ‘kostprijs voor de overheid’. Uitstap uit kernenergie kost verbruiker 25,5 euro per jaar - De Financieel-Economische Tijd, 10/04/2002. De productiekosten van electriciteit stijgen met 25 procent als geen gebruik wordt gemaakt van kernenergie. De federale regering wil kernenergie vanaf 2015 bannen. Per inwoner neemt de gemiddelde jaarfactuur voor electriciteit dan met 25,5 euro toe. Dat berekende de studiedienst van het Vlaams Economisch Verbond (VEV). De studie is gebaseerd op de sociale productiekostprijs van de diverse bronnen waarmee electriciteit wordt opgewerkt. Die sociale kostprijs omvat
ook alle milieukosten. Eind 2001 becijferde de studiedienst dat kernenergie de goedkoopste verwekker van electriciteit is, met 31,73 euro per megawattuur. Aardgasgestookte centrales bleken de op één na goedkoopste, maar waren wel 35 procent duurder (42,89 euro). Het rapport verwijt de federale regering dat ze de burgers niet inlicht over de kosten van het nucleaire uitstapscenario, en evenmin over de milieu-impact van de verschillende energiebronnen.”
Opdracht 3 : Essayvraag. Beantwoord de vragen a.d.h.v. de artikels over ‘Reductie broeikasgassen en verhandelbare milieurechten’. Een belangrijke discussie bij de akkoorden om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen is de vraag hoe de inspanningen verdeeld dienen te worden over verschillende regio’s (of gewesten in het geval van België). Om deze vraag te beantwoorden, gebruiken milieu-economen marginale-emissiereductiecurves. Deze geven voor elk niveau van emissiereductie weer hoeveel het kost om de emissies met een extra procent te verminderen in de betrokken regio. Onderstaande figuur geeft de situatie weer zoals die zich in België zou kunnen voordoen.
278
1. 2.
3.
4.
5. 6.
7.
Interpreteer de bovenstaande figuur. Welke regio bestrijdt vervuiling het goedkoopst? Waarom is het voor BASF (en in het algemeen voor Vlaanderen) moeilijker om de vervuiling in dezelfde mate terug te dringen dan andere bedrijven (in Wallonië)? Beschouw een eerste voorstel om de emissie in beide regio’s met hetzelfde percentage te verminderen. Teken deze maatregel op de figuur. Is deze maatregel Pareto-efficiënt? Waarom (niet)? Een kostenefficiënte maatregel zorgt ervoor de inspanningen zodanig te verdelen dat de marginale-emissiereductiekosten gelijk zijn in beide regio’s. Op welke manier zou de federale overheid dit kunnen bereiken? Betrek in je antwoord tevens het mechanisme van de verhandelbare emissierechten. Teken ook deze maatregel op de figuur. Waarom kan dit kostenefficiënt genoemd worden? (Opmerking: is de regio die vervuiling het goedkoopst bestrijdt ook diegene die vervuiling het meest bestrijdt?) Vergelijk op de figuur voor beide regio’s de totale kostprijs van vervuilingsbestrijding onder beide maatregelen. Hoe illustreren de vorige vragen de tegenstelling tussen economische efficiëntie enerzijds, en rechtvaardigheid anderzijds, in vele internationale problemen? (Opmerking: ga er bijvoorbeeld van uit dat “rijke” landen als Japan en Australië nog steilere emissiereductiecurves hebben dan Vlaanderen, en “armere” landen als Afrikaanse en Oosteuropese landen vlakkere dan Wallonië). Stevaert zegt in het artikel: ,,Ik wil het niet communautair, maar wel correct en rechtvaardig spelen.” Als rechtvaardigheid inderdaad zijn doelstelling is, welke van beide maatregelen sluit dan het best hierbij aan? Motiveer duidelijk je antwoord.
België koopt schone lucht in Rusland - De Standaard, 7/03/2002. “België gaat schone lucht kopen in Rusland. Dat is de ultieme uitweg die de federale regering van dit land heeft gevonden om tegen 2012 aan onze verplichtingen van het Protocol van Kyoto te kunnen voldoen. Meer energiebesparingen zijn blijkbaar niet mogelijk.
Handel in emissierechten is een achterpoortje op het Protocol van Kyoto. Onder luid protest van de groene ministers in de Europese Unie werd dat achterpoortje op iedere Wereldklimaatconferentie groter. Nu maken ook onze groene ministers voor het eerst van dat achterpoortje gebruik.De handel in emissierechten is
279
mogelijk door landen die minder kooldioxide (CO 2 ) lozen dan zij volgens het Protocol van Kyoto mogen. Zij kunnen dat overschot verkopen aan industrielanden die er niet in slagen de uitstoot van CO 2 met energiebesparingen terug te dringen. Rusland heeft een overschot omdat de industrie er grotendeels is ingestort. Bovendien mag het zijn onmetelijke wouden mee in rekening brengen omdat bomen nu eenmaal kooldioxide uit de atmosfeer opslaan om te groeien. Een bos is een ,,koolstofreservoir''. Dat verschaft Rusland veel verhandelbare
lozingsrechten. Ook Wallonië kan een beetje van dat achterpoortje genieten.België is het eerste land van de Europese Unie dat zegt elders schone lucht te zullen kopen. Dat wordt waarschijnlijk Rusland. Volgens het Protocol van Kyoto moet ons land tegen 2012 34 miljoen ton minder broeikasgassen lozen. Het Nationaal Klimaatplan 2002-2003 strandt op een vermindering met 14 miljoen ton. Dat is 20 miljoen ton te weinig. De aankoop van lozingsrechten zal ons land zo'n 100 tot 200 miljoen euro kosten (5 tot 10 miljard frank).”
Stevaert wil geen Russische lucht kopen en BASF ziet toekomst in Antwerpen bedreigd door Kyoto-norm - De Standaard, 22/03/2002. Vlaams minister Steve Stevaert is gekant tegen het kopen van Russische lucht om aan onze Kyoto-verplichtingen te voldoen. Stevaert spreekt zich ook uit voor een rechtvaardige verdeling van de Kyoto-inspanningen. ,,We mogen de sukkelaars in de derde wereld toch niet voor onze problemen laten opdraaien", aldus de minister. Volgens Stevaert is het perfect mogelijk dat Vlaanderen op eigen kracht de Kyoto-normen kan halen. De verdeling van de lasten over de drie gewesten belooft opnieuw een heikele kwestie te worden. Stevaert wil niet weten van de klassieke 60-40-verdeling tussen Vlaanderen en Wallonië. ,,Ik wil het niet communautair, maar wel correct en rechtvaardig spelen. Het kan niet dat Vlaamse bedrijven bestraft worden omdat ze al jaren efficiënt op vlak van energie en CO2-uitstoot werken, terwijl Wallonië met een verouderde industrie zit. Ik wil dat hierover een studie wordt gemaakt en ik
vermoed dat die niet ongunstig voor Vlaanderen zal zijn." “Voor BASF Antwerpen, België's grootste chemiebedrijf, is de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen met 7,5 procent tegen 2010 een onhaalbare kaart. Gedelegeerd bestuurder Antoon Dieusaert liet zich gisteren ontvallen dat de Belgische regering een gesprek over de gevolgen van de uitvoering van de Kyoto-norm voor de Belgische chemieindustrie en de werkgelegenheid weigert. Dieusaert vindt dat zijn bedrijf het slachtoffer dreigt te worden van het feit dat het al in de jaren tachtig grote inspanningen heeft geleverd om het energieverbruik gevoelig terug te dringen. Dat resulteerde toen in een gevoelige inkrimping van de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2. Maar om de huidige uitstoot van broeikasgassen door BASF-Antwerpen te meten, wordt 1990 als referentiejaar genomen”
Opdracht 4 Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel ‘Verspild en leeggevist’ (gebaseerd op artikel en vragen van Jolien Van Pamel) 1. 2.
280
Volgens het artikel moeten visserijsubsidies worden afgeschaft daar ze overbevissing in de hand werken. Duid dit grafisch aan. Hoe kunnen technologische ontwikkelingen invloed hebben op het watergebruik? Illustreer grafisch. Welke invloed heeft dit op de visvangst?
3. 4.
5.
Op welke manieren kan men overbevissing tegengaan? De armoede van de ontwikkelingslanden vindt haar oorsprong in het slecht beheer en de degradatie van de watervoorraden. Er zou toezicht moeten zijn op het gebruiksrecht van de beperkte watervoorraden. Kan het principe “de vervuiler betaalt” via belastingen een oplossing bieden? Waarom leidt “privatisering niet altijd tot succes”?
Verspild en leeggevist – Kim De Rijck – De Standaard 06/04/2005.
De Standaard publiceerde in vier afleveringen de voornaamste bevindingen uit het rapport ‘Millenium Ecosystem Assessment’ van de Verenigde Naties. De vaststellingen We verbruiken 5 tot 25% meer zoet water dan beschikbaar is in hernieuwbare voorraden. Grondwatervoorraden geraken daardoor uitgeput. Zo’n 15 tot 35% van waterwinnningen voor irrigatie onttrekken meer water dan kan worden aangevuld en zijn dus niet houdbaar op termijn. Door overbevissing stortte begin jaren negentig de vangst van Atlantische kabeljauw voor de oostkust van Newfoundland in. Na honderden jaren van grootschalige visserij (ook Europa haalde er zijn kabeljauw), moesten de vissers hun handel sluiten. Tienduizenden jobs en minstens 1,5 miljard euro aan inkomsten gingen verloren. Na 13 jaar van pauze vertoont de kabeljauwpopulatie nog geen tekenen van herstel. Minstens een kwart van de visvoorraden in zee zijn overbevist. De vangst bedraagt op sommige plaatsen nog maar een honderdste van wat zeevissers voor de komst van de industriële visserij konden boven halen. Volgens sommige schattingen is, uitgedrukt in gewicht, negentig procent van de grote roofvissen zoals tonijn, zwaardvis en haaien verdwenen. Ook de vangst in continentale wateren is sterk achteruit gegaan door overbevissing. In veel landen is lokaal gevangen vis een belangrijke eiwitbron voor de arme bevolking.
Op het einde van de twintigste eeuw is ongeveer een vijfde van de koraalriffen
in de wereld verloren gegaan, en een ander vijfde is er heel erg aan toe. Door overbemesting in de landbouw komen teveel voedingsstoffen zoals stikstof en fosfor in het water terecht. In Engeland en Wales veroorzaakt dit soort watervervuiling in de jaren negentig jaarlijks 82 tot 125 miljoen euro schade. Nog eens 60 miljoen euro per jaar was nodig voor herstel. Overbemesting van het water veroorzaakt in zee overmatige algengroei, die veel zuurstof uit het water onttrekt en de rest van het waterleven verstikt. In 1989 kostte massale algenbloei de kustvisserij in Italië 8 miljoen euro, de toeristische industrie leed voor 9 miljoen euro schade. Sommige van die algen produceren gifstoffen. Nieuwe ziekten zijn daardoor in opmars zoals ciguatera, een vergifting door het eten van vis die een algengif bevat. De kwaliteit van het water gaat er wereldwijd op achteruit. Een groeiende bevolking produceert meer afvalwater. In ontwikkelingslanden komt 90 tot 92 % van het huishoudelijk afvalwater en 70% van het industrieel afval direct in het oppervlaktewater terecht.
Slecht beheer en de degradatie van de watervoorraden en het land veroorzaken het meeste leed in ontwikkelingslanden. De voortschrijdende woestijnvorming treft vooral arme mensen in droge gebieden. Zo’n 1,1 miljard mensen hebben geen toegang tot zuiver water en meer dan 2,6 miljoen mensen hebben geen goede hygiënische voorzieningen. De helft van de stedelijke populatie in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en de Caraïben lijden 281
aan ziektes veroorzaakt door het gebrek aan water of sanitair. Wereldwijd sterven jaarlijks ongeveer 1,7 miljoen mensen door het gebrek aan water en hygiëne. Vooruitzichten In de vier ontwikkelingsscenario’s die de experts onderzochten, stijgt het watergebruik tussen 2000 en 2050 nog met 20 tot 85%. De waterbeschikbaarheid stijgt maar met 5 tot 7%. Sommige watervervuilende afvalstromen zullen in de komende decennia nog sneller groeien dan de bevolking. De schade die we berokkenen aan ecosystemen is in sommige gevallen zoals misschien bij de kabeljauw, onomkeerbaar. De experts van het Millenium Ecosystem Assessment vrezen dat de verslechterende toestand van de ecosystemen op Aarde een knikpunt nadert waarna het plots veel sneller en onherstelbaar bergaf zal gaan. Oplossingen We moeten zorgvuldiger omgaan met de natuur en de diensten die ze ons biedt. In zee en langs kusten moeten bijvoorbeeld meer gebieden beschermd worden om overbevissing te voorkomen. Visserijsubsidies werken de overbevissing in de hand en worden beter afgeschaft. Kennis en technologie moeten worden ingezet voor een efficiënter watergebruik in de landbouw. De verantwoordelijkheid over beperkte watervoorraden en het gebruiksrecht erop moeten geregeld worden zodat iedereen ervan kan genieten. Vervuilers moeten betalen. De waterinfrastructuur moet op veel plaatsen verbeterd worden. Privatisering leidt daarbij niet altijd tot succes. Het herstel van overstromingsgebieden rond grote rivieren levert een veiliger waterbeheer en vergroot de zuiverende werking van de rivieren. Het hoge stikstofgehalte van de Illinois-rivier bijvoorbeeld die in de Mississippi vloeit, zou kunnen gehalveerd worden door 7% van het
282
rivierbekken terug tot overstromingsgebied om te vormen.
d. Publieke goederen Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel over de walvisvangst. 1. 2. 3. 4.
Geef een economische typering van koeien en walvissen. Welke economische problematiek doet zich voor bij walvissen? Waarom werkt het verbod op walvisjacht niet? Analyseer de instrumenten die ter beschikking zijn om het in leven houden van de walvissenpopulatie efficiënter te laten verlopen.
Japan belooft ontwikkelingsgeld aan kleine staten in ruil voor hun steun aan de jacht Maarten Rabaey - De Morgen, 20/07/2004. Deze week wordt de jacht op de walvis mogelijk weer voor open verklaard. Op de jaarlijkse vergadering van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC), die gisteren in Sorrento (Italië) begon, dreigt voor het eerst sinds het moratorium uit 1986 weer een meerderheid van landen voor de vangst te stemmen. Op de eerste dag van de 56ste bijeenkomst van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) zijn voorstanders van de walvisvaart er nog niet in geslaagd het jachtverbod op te heffen. Vierentwintig landen stemden gisteren voor, 29 andere stemden tegen. Vandaag wordt een tweede stemronde gehouden. Het worden moeilijke dagen voor de tegenstanders van de walvisvangst. Al achttien jaar hebben ze onder leiding van de VS, Australië, Nieuw-Zeeland en Groot-Brittannië een meerderheid binnen de IWC. Maar dankzij een diplomatiek offensief van meer dan tien jaar hebben de Japanners met tientallen miljoenen euro ontwikkelingsgeld tal van kleine staten aan hun zijde geschaard. Voor het eerst sinds het walvisjachtverbod in 1986 dreigen zij nu een meerderheid te halen binnen de IWC, al waren milieuactivisten gisteren na de eerste ronde hoopvol dat ze het net niet zouden halen. De inzet is groot. De commissie, die 57 landen telt, is volgens milieuorganisaties 'gecorrumpeerd' geraakt. De Britse Whale and Dolphin Conservation Society (WDCS) achterhaalde hoe eilandstaatjes als St-Vincent en de Grenadines en Antigua & Barbuda volledig afhankelijk geworden zijn van
Japanse ontwikkelingssteun in ruil voor hun stem binnen de IWC. In de afgelopen maanden zijn ook het eilandstaatje Tuvalu en het WestAfrikaanse Ivoorkust door Tokio over de streep getrokken. Zij zijn nu kandidaatlidstaat bij de IWC. Hoewel het rekenkundig nog niet volledig vaststaat, vrezen milieuwaarnemers dat de balans van de stemmen voor het eerst in het voordeel van de walvisjagers zal uitslaan. Ze zullen niet in staat zijn om het moratorium zelf op te heffen - daarvoor hebben ze 75 procent van de stemmen nodig - maar met een meerderheid van 51 procent kunnen ze al heel wat van hun doelstellingen bereiken. Omdat ze het recht zouden hebben een voorzitter aan te wijzen zouden ze resoluties ten gunste van de walvisjacht kunnen goedkeuren. "Als de machtsbalans doorslaat, zullen walvissen hun bescherming verliezen, zal het moratorium worden bedreigd en zal de wereld eens te meer de adem inhouden als over de toekomst van deze wonderlijke dieren wordt beslist", zegt Margi Prideaux van de WDCS. Sinds het verbod uit 1986 van kracht is, jaagt Japan onder het mom van 'wetenschappelijke onderzoek', waarbij 'het visbestand en migratiepatronen in de gaten worden gehouden'. Noorwegen zegt vlakaf dat ze het verbod aan hun laars lappen. Samen met IJsland hebben de twee landen sinds 1986 al meer dan 25.000 walvissen gedood. De walvisvangst is in Japan sterk verweven met nationalistische gevoelens en is een van de weinige internationale thema's -
283
mogelijk zelfs het enige - waarin het land een radicaal standpunt inneemt. Het gezicht van de Japanse walvislobby, Masayuki Komatsu, een ultranationalist en een carrièrediplomaat op het ministerie van Landbouw, steekt nooit openlijk zijn haat voor de 'Save the Whalers' onder stoelen of banken. Hij adviseerde ooit de kapiteins van walvisvaarders om "Greenpeaces protestboten uit het water te schieten". Het Westen verwijt hij "culinair imperialisme", omdat het een delicatesse als walvisvlees niet weet te smaken. Landen als de VS, Australië en GrootBrittannië, die veel meer landbouwgrond hebben dan Japan, noemt hij 'hypocriet'. "Deze landen kunnen koeien en schapen kweken omdat ze niet afhangen van de oceaan voor hun voedsel", zei hij onlangs. "Wij hebben die luxe niet." Volgens critici zijn evenwel niet de culturele tradities maar de industriële en politieke lobbying de voornaamste drijfveer van de walvisjacht. Japans 'wetenschappelijke vloot' wordt ondersteund door het Instituut voor Walvisonderzoek, dat stelselmatig beweert dat het aantal dwergvinvissen de afgelopen honderd jaar vertienvoudigd is. Het instituut wordt op zijn beurt ondersteund door een lobby van nationalistische politici binnen de regerende Liberaal-Democratische Partij, die voor een deel haar machtsbasis bouwt op stemmen uit Japans invloedrijke visserijsector. Het is dus vooral vanwege deze belangen dat Tokio zo'n punt maakt van de walvisjacht. Bij de bevolking leeft de kwestie minder. Uit consumentenonderzoek blijkt dat de Japanners nu al 40 keer meer geïmporteerd hamburgervlees eten dan walvisvlees. In Sorrento wacht de nieuwe coalitie van 140 actiegroepen voor dierenwelzijn uit 55 landen, die zich Whalewatch noemt, dan ook een geduchte tegenstander. Zij zullen de IWC-leden oproepen de jacht stop te zetten omdat het te gruwelijk is. Hun rapport Troubled Waters is een gedetailleerde studie van 'het geweld'
284
dat nodig is om 's werelds grootste dier in de open zee af te slachten. Zij stellen dat het doden van grote walvissen, meestal door harpoenen met explosieven, onaanvaardbaar gruwelijk is. In een voorwoord schrijft de bekende Britse milieuactivist, Sir David Attenborough, dat het rapport "hard wetenschappelijk bewijs bevat dat er geen menswaardige manier is om een walvis op zee te doden". Op de granaat na die aan het uiteinde van de harpoen wordt bevestigd is de technologie om op walvissen te jagen niet meer veranderd sinds de negentiende eeuw. Hoewel het de bedoeling is om de zeereuzen ogenblikkelijk te doden, maakt het zeemilieu een gericht schot bijzonder moeilijk waardoor een 'snelle, cleane dood' onmogelijk is. Noorwegen erkende in 2002 dat een op de vijf walvissen niet onmiddellijk sterft. Bij de Japanners was dat bijna 60 procent. Bij sommige walvissen duurt de doodsstrijd meer dan een uur. Al liggen de Japanners daar niet van wakker. Of zoals een klant van het Japanse toprestaurant Ganso Kujiraya in Shibuya in The Independent zei: "Als ik mensen hoor zeggen dat ze geen walvis eten, dan heb ik medelijden met ze. Het is delicieus. De mensen zijn te sentimenteel. Ik vind ze ook wel lief, maar dat zijn koeien ook. En dat houdt westerlingen toch niet tegen om ze te eten, niet?" Koeien worden evenwel niet met uitsterven bedreigd. "Ook dwergvinvissen niet", maakt de klant zich sterk. "Niemand in Japan wil dat de walvissen uitsterven. Maar door de rest van de wereld verteld worden dat we ze niet mogen eten, raakt ons diep."
e. Gedrag van producenten Beantwoord de vragen a.d.h.v. enkele uittreksels uit de geschreven pers. -
Tijdens de mijnramp in West-Virginia, Amerika, kwamen 12 kompels om het leven ten gevolge van een explosie die koolmonoxidevergiftiging veroorzaakte. De Sagomijn produceert 800.000 ton kool per jaar en stelt 145 mensen te werk. Vorig jaar ontving deze mijn 208 dagvaardingen vanwege schending van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften. In maart 2005 ging zij over in andere handen na het bankroet van de oorspronkelijke eigenaars. (DM, 5/01/06)
-
Het ongeval in Amerika doet vooral vragen rijzen over de veiligheidsmaatregelen in de mijnen. De voorbije maanden kwamen geregeld berichten binnen over zware mijnrampen in Rusland of China, waarbij vaak honderden doden vielen. Om maar één cijfer te noemen: in 2005 alleen al vonden in China bijna 6.000 mijnwerkers de dood. Maar ook in de bewuste Sagomijn in West-Virginia waren volgens een rapport van het Amerikaanse ministerie van Arbeid de voorbije twee jaar al 273 veiligheidsovertredingen gemeld en kwam sinds juni 2005 al vijftienmaal een stuk van het plafond of de muur los. De steenkoolindustrie staat sowieso bekend als de sector met een groot aantal slachtoffers door werkongevallen. In de VS alleen al kwamen bij mijnongevallen tussen 1830 en 2000 meer dan 15.000 mensen om het leven. (DM, 7/01/06)
1.
Door de eigenaars van de mijn werd duidelijk maar één principe van rationaliteit gevolgd. Licht toe en vermeld tevens welk ander economisch concept men op hun manier van werken kan toepassen. Hoe beïnvloedt deze managementstijl de prijs van steenkool? Stel grafisch voor. Zal de prijselasticiteit van de vraag naar steenkool een invloed uitoefenen op het Pareto-efficiënte punt? Analyseer gedetailleerd. Op welke economische manieren zou men de managers van de mijnen op andere ideeën kunnen brengen? Stel grafisch voor op de grafiek die getekend werd bij vraag 3
2. 3. 4.
285
f.
Volmaakte mededinging versus monopolie
Beantwoord de vragen a.d.h.v. het artikel ‘Farmareus kreeg cadeau van 22,8 miljoen euro’. 1. Kan Merck Sharpe & Dohme als een monopolist worden omschreven? 2. Geef een economische verantwoording voor de voorkeursbehandeling die Merck Sharpe & Dohme kreeg voor de cholesterolverlager Zocor. 3. Wat zijn de voordelen van generische medicijnen voor de samenleving? 4. Beoordeel het overheidsbeleid waarvoor de Belgische regering heeft gekozen. Farmareus kreeg cadeau van 22,8 miljoen euro - Sybille Decoo – De Morgen, 29/07/2004. Door het bijna- monopolie dat het kabinet Sociale Zaken een jaar lang toestond aan farmareus Merck Sharpe & Dohme (MSD) voor de terugbetaling van zijn cholesterolverlager Zocor heeft de ziekteverzekering, en dus de belastingbetaler, minstens 22,8 miljoen euro te veel uitgegeven. Volgende zondag, op 1 augustus, wordt de voorkeursbehandeling opgeheven. Dan treedt het ministerieel besluit in werking dat minister van Sociale Zaken Rudy Demotte (PS) na zware kritiek heeft doorgevoerd en waardoor nu ook de goedkopere generische alternatieven terugbetaald worden. Het vorige besluit dateerde nog maar van 1 juli 2003, en werd door ex-minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) voorbereid en na de federale verkiezingen doorgevoerd door zijn opvolger Rudy Demotte (PS). De maker van Zocor kreeg toen een quasimonopolie op de markt van de cholesterolbestrijding maar moest in ruil zijn prijs verlagen. Dat besluit had exact het tegenovergestelde effect van wat de paars(-groene) regeringen beoogden, namelijk een besparing realiseren in de gezondheidszorg door voorrang te geven aan goedkopere maar kwalitatief gelijkwaardige generische geneesmiddelen boven de merkmiddelen. De verkoop van Zocor schoot de hoogte in, de verkoop van de generische concurrenten halveerde. Nu er anaf volgende week zeven concurrenten meedingen, verlaagt MSD zijn prijs in één klap van 78,33 naar 46,27 euro voor een grote verpakking. Daarmee is Zocor nog altijd duurder dan de goedkoopste generische cholesterolverlager (32,65 euro). "MSD heeft het afgelopen jaar naar schatting een half miljoen doosjes Zocor verkocht. Afgaande op de prijs van het goedkoopste generische middel heeft de ziekteverzekering dus 22,8 miljoen euro (of ruim 920 miljoen oude Belgische franken, SD) zuiver cadeau gedaan aan één Amerikaanse farmamultinational", zegt dokter Dirk Van Duppen, die de berekening maakte en de ministers destijds samen met professor Patrick Van der Stuyft waarschuwde voor zo'n scenario. "Minstens" zoveel gemeenschapsgeld is er verspild, want het kan nog beter, vindt Van Duppen. "Indien de overheid de echte vrije concurrentie zou organiseren, zoals in Nieuw-Zeeland, waar na een openbare aanbesteding enkel het goedkoopste maar kwalitatief evenwaardige product voor terug- betaling in aanmerking kwam, dan zou een cholesterolverlager nog maar 25,20 euro kosten." Er was dan 26,6 miljoen uitgespaard. De 'cholesterolmarkt' is in België goed voor zo'n 600.000 patiënten. De evolutie van de prijs van Zocor is hallucinant. In ruim een jaar tijd daalde die van 115,27 naar 46,27 euro per doos. De hoge, oorspronkelijke prijs dateert van voor 1 juli 2003, toen er nog een patent op het geneesmiddel rustte.
286
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.4 Human Resource Management
DIDACTISCHE WERKVORM 3.4.1 HUMAN RESOURCES MANAGEMENT Ervaringsoefening: de NASA-oefening STUDIENIVEAU: Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Human Resources Management WERKVORM: Groepsopdracht Omschrijving: Duurzaamheid heeft te maken met het combineren van verschillende perspectieven, logica’s, belangen… Omdat deze verschillen onvermijdelijk gebonden zijn aan mensen, is de kwaliteit van de samenwerking tussen mensen cruciaal. Duurzame oplossingen ontstaan als er kwaliteitsvolle beslissingen worden genomen waarin dikwijls de expertise en het standpunt van uiteenlopende partijen zijn opgenomen. Deze oefening illustreert dat een goede samenwerking kan bijdragen tot een resultaat dat beter is dat de gemiddelde groepsprestatie en zelfs beter dan de beste individuele prestatie.
287
HET IVOOR
288
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Didactische werkvorm Human Resources Management Ervaringsoefening: de NASA-oefening 1. Lees de instructie & vul de individuele rangordening in. (5 minuten) 2. In verschillende groepjes van idealiter een vijftal personen wordt er in overleg een groepsrangorde bepaald. (20 minuten) 3. Beantwoord in groep onderstaande reflectievragen (15 minuten): (a) In welke mate kwam iedereen aan bod? En in welke mate werd er naar ieders argumentatie geluisterd? (b) Hoe werden er beslissingen genomen? In welke mate werden beslissingen genomen op basis van de argumentatie van één iemand of een minderheid, de meerderheid (“stemmen”) of consensus? 4. De docent deelt de expertrangordening mee, d.i. de “juiste” rangorde zoals bepaald door experten. 5. Berekenen (1) de individuele score (door de som te nemen van de absolute waarden van het verschil tussen de individuele rangordening en de expertrangordening), (2) de groepsscore (door de som te nemen van de absolute waarden van het verschil tussen de groepsrangordening en de expertrangordening. Bepaald ook (3) de beste (= laagste) individuele score en (4) het gemiddelde van de individuele scores. 6. Ga na in welke mate dat er sprake is van “zwakke synergie” (het verschil tussen de groepscore en de gemiddelde individuele score), d.i. in welke mate de groep het beter deed dan de gemiddelde individuele prestatie. 7. Ga na in welke mate dat er sprake is van “sterkte synergie” (het verschil tussen de groepscore en de beste individuele score), d.i; in welke mate de groep het beter deed dan de beste individuele prestatie. 8. Probeer de relatie te begrijpen tussen de antwoorden op de reflectievragen en de al dan niet bereikte synergie. 9. Plenaire discussie en het formuleren van enkele conclusies.
289
HET IVOOR
NASA-exercise You are part of a group of five astronauts. Your task is to contact the mother ship on the sunilluminated area of the moon. Due to technical problems, the capsule landed at 300 km from the mother ship. While landing, the equipment was partially destroyed. Your survival depends on reaching the mother ship on foot. You can only carry with you the most essential things to bridge the distance. Below is a list of 15 objects that were not damaged. It is your task to assess the importance for each item: how important is it for the crew to take it with them during the trip. Order the 15 objects labeling the most important object with “1”, the next one with “2” and so on… until you reach number “15” for the least important object. Fill out these rankings in the first column ‘individual ranking’.
Objects
Individual Ranking
Group Ranking
NASA Ranking
Absolute difference with indiv. ranking
Absolute difference with group ranking
Sum = ….. Indiv. score
Sum = ….. Group score
1 box of matches 1 box with tins of concentrated provisions 20 meters of nylon rope 30m² parachute-silk 1 portable cookingdevice 2 pistols, 7.65mm 1 box of milk-powder 2 oxigen tanks from 50liters 1 map of the stars 1 rubber dinghy (boat) with CO2-bottles 1 magnetic compass 20 liters of water 1 box of fire-rockets (that burn in the vacuum) 1 first-aid suitcase with hypodermic needles 1 FM-radio receiver and transmitter, on solar energy
Individual score = ……….. Group score = ……….. Highest individual score in your group = ………. Lowest individual score in your group = ………. Mean of the individual scores in your group = .………
290
NASA-groepsoefening Samenwerken & communiceren
Lees de instructies op de handout
1. Samenwerken - Groepsoefening - Groepen en teams 2. Communiceren 1 EHSAL
NASA-groepsoefening
2 EHSAL
NASA-groepsoefening
Lees de instructies op de handout Vul individuele rangorde in (kolom 1) 5’
Lees de instructies op de handout Vul individueel je rangorde in (kolom 1) Maak in groep een consensusrangorde door overleg (kolom 2) 20’
3 EHSAL
NASA-groepsoefening
4 EHSAL
NASA-groepsoefening
Lees de instructies op de handout Vul individueel je rangorde in (kolom 1) Maak in groep een consensusrangorde door met elkaar te overleggen (kolom 2) Beantwoord in groep de reflectievragen 15’
Lees de instructies op de handout Vul individueel je rangorde in (kolom 1) Maak in groep een consensusrangorde door met elkaar te overleggen (kolom 2) Beantwoord in groep de reflectievragen Docent geeft expertscores
5 EHSAL
6 EHSAL
291
Reflectievragen
NASA-groepsoefening
Lees de instructies op de handout Vul individueel je rangorde in (kolom 1) Maak in groep een consensusrangorde door met elkaar te overleggen (kolom 2) Beantwoord in groep de reflectievragen Docent geeft expertscores Bereken |kolom 1 – kolom 3| (kolom 4) Bereken |kolom 2 – kolom 3| (kolom 5) Maak de somscores voor kolom 4 & 5
Was het doel voor iedereen duidelijk? Hoe werd er begonnen? Wat verliep goed en minder goed? -Zegde ieder zijn mening? -Wie sprak veel/weinig -Wie had meeste invloed, was er leider? -Hoe gingen jullie om met meningsverschillen omtrent de rangorde? -Welke zijn verschillen in deelname Hoe kwam de groep tot besluiten?
7 EHSAL
Reflectievragen
8 EHSAL
Synergie
Maak een inschatting van de kwaliteit van jullie groepsresultaat en van de aanvaarding ervan Q=… A=…
‘brede’ betekenis: groepsresultaat is beter dan het gemiddeld resultaat van de individuen
‘sterke’ betekenis: groepsresultaat is beter dan dat van het beste individu
9 EHSAL
Gewenst organisatiegedrag
Vraag:
Werd er in jullie groep synergie bereikt? In welke betekenis?
Welke factoren hielpen of belemmerden het bekomen van je groepsresultaat? Inventariseer in twee kolommen. Kijk ook terug naar de antwoorden op de reflectievragen. 11 EHSAL
292
10 EHSAL
INDIVIDU Sterk betrokken en gemotiveerde mensen Effectieve leidinggevenden Arbeidssatisfactie en enkel ‘positieve’ stress GROEP “High performing” teams SYSTEEM Constructieve samenwerking tussen teams “Doorleefde” structuur, cultuur en verandering Lerende organisatie
12 EHSAL
Kernelementen van een groep
Groepen in de organisatie
Groepen zijn een tussen-niveau tussen het individu (motivatie en leiderschap) en de organisatie Leider als “linking pin” (Likert)
Twee of meer personen Interactie en communicatie (face to face?) Continuïteit en regelmaat Gemeenschappelijke doelen Onderlinge afhankelijkheid Sociale identiteit
13 EHSAL
Soorten groepen
14 EHSAL
Functie van groepen Bestudeerd vanuit: Management en organisatiekunde: teamwork als succesfactor voor org. Sociale psychologie Ontwikkelingspsychologie
1. Formele groepen (van buitenaf) 1. Stuur- en overleggroepen 2. Taakgroepen
2. Informele groepen (van binnenuit) 1. Belangengroepen 2. Vriendschapsgroepen
3. “Teams” Synergie Complementariteit en interafhankelijkheid Gedeelde doelen Gedeelde verantwoordelijkheid
Mens én Organisatie !
15 EHSAL
16 EHSAL
Het belang van “teamwork”: Voorbeeld ziekenhuis
“Team” Formele groep Collectieve > individuele Synergie Complementaire doelen Complemantariteit in leden Samen verantwoordelijk = normatief concept
Team rondom een kankerpatient – – – – – –
17 EHSAL
Chirurg Internist Radio-therapeut Chemo-therapeut Radioloog Oncoloog
Wat gebeurt er wanneer de communicatie fout loopt? 18
EHSAL
293
Voordelen van werken in groep
Synergie
– “Brede versie”: groepsscore is beter dan de gemiddelde score van de individuen – “Sterke versie”: groepsscore is beter dan deze van het beste individu – Een goede balans tussen taakgerichtheid,
Kwaliteit van het besluit cf. synergie: * meer kennis en informatie * meer benaderingswijzen Aanvaarding: *Begrip, acceptatie *Betrokkenheid en motivatie tot implementatie
Twee betekenissen:
procesgerichtheid en proceduregerichtheid is noodzakelijk om synergie te kunnen bereiken
E=QxA 19 EHSAL
Groepsfuncties: gedistribueerd leidersschap
Groepsfuncties
20 EHSAL
Taak- (inhoud) & procedure functies
TAAK
– Rationeel en logisch zijn – Werken met feiten en meningen – Korte termijn perspectief: bereiken van “onmiddellijke” doelen
- vragen voor en geven van informatie en opinies - verhelderen en samenvatten
“Ondersteunings-” (proces-) functies – Aandacht voor het proces en interpersoonlijke relaties – Omgaan met het relationele, met emoties en gevoelens – Lange termijn perspectief: werken aan een goede atmosfeer
PROCEDURE - afspraken maken over:
PROCES - elkaar aanmoedigen
- hoe te werken
- bemiddelen tussen mensen
- hoe beslissen
- aandacht voor gevoelens
- time keeping & agenda bepalen
- toetsen van overeenkomst
21 EHSAL
Ontwikkeling van groepen
Teamwork: soorten teams
1. Forming/Vorming vraag naar duidelijkheid spiraalvormig & afhankelijkheid welwillendheid individuele verschillen 2. Storming/Vechten coalities, allianties open confrontatie of “onder tafel” 3. Norming/Afstemming overleg afbakening & respect voor rollen gedeelde verantwoordelijkheid 4. Performing/Presteren effeciëntie & doelgerichtheid appreciatie & ondersteuning van bijdragen
23 EHSAL
294
22 EHSAL
Probleemoplossende teams Cross-functionele teams Virtuele teams Zelfsturende teams
24 EHSAL
Zelfsturende (autonome) teams
Leiderschap en teamwerk
Teams die “empowered” zijn om te beslissen aangaande: Mate van Autoriteit
– Planning – Uitvoering – Evaluatie & verbetering
Mate van participatie
Van de dagelijkse activiteiten 25 EHSAL
Model van Ronald FRY
Empowerment en situatie
26 EHSAL
Kenmerken van de medewerker: willen en kunnen (cf. leiderschap: Blanchard) Aard van de groep Soort probleem: info, tijd Klimaat Cultuur
DOELEN - rol ambiguiteit
ROLLEN
- rol over- of underload - rol conflict
PROCEDURES INTERPERSOONLIJKE group cohesiveness RELATIES
27 EHSAL
28 EHSAL
Teamrollen van Belbin Plant
Plant
heterogene samenstelling Bronzoeker werkt indien onzekerheid & Voorzitter ambiguïteit Vormer Monitor Groepsmedewerker Model van OFMAN Bedrijfsman Zorgdrager Specialist KWALITEIT VALKUIL
Bronzoeker Voorzitter
ALLERGIE
UITDAGING 29 EHSAL
30 EHSAL
295
Vormer
Bedrijfsman
Monitor
Zorgdrager
Groepsmedewerker
Specialist
31 EHSAL
Teams: de ideale omvang
32 EHSAL
Nadelen van teamwerk
minimaal 3 ideaal: 7-9 maximaal: 12 afhankelijk van aard taken:
A. Wij en zij: kliekvorming B. Groepsdruk C. “Group think” D. “Social loafing” E. Vergaderitis F. Teams & hiërarchie: een contradictie?
zwakste schakel? ideeën genereren autonoom werken kwaliteit van besluitvorming
even of oneven? indien besluitvorming door meerderheidsbeslissing 33 EHSAL
De Asch-experimenten
34 EHSAL
Verdere nadelen van teamwerk
X
A
B
C
35 EHSAL
296
Soms moeilijk en bevat risico’s Tijdsintensief Win-lose spelletjes, conflicten, coalities
36 EHSAL
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.4.2 HUMAN RESOURCES MANAGEMENT Intergroepsoefening ROOD & GROEN STUDIENIVEAU: Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Human Resources Management WERKVORM: Groepsopdracht Omschrijving: Duurzaamheid heeft te maken met het combineren van verschillende perspectieven, logica’s, belangen… Omdat deze verschillen onvermijdelijk gebonden zijn aan uiteenlopende instanties, is de kwaliteit van de samenwerking tussen groepen enerzijds en tussen organisaties cruciaal. Deze oefening illustreert hoe gemakkelijk het is om in een competitieve logica terecht te komen ook als samenwerking cruciaal is om resultaten te bereiken. De oefening nodigt ook uit om na te gaan welke voorwaarden samenwerking kunnen bevorderen.
297
HET IVOOR
298
Didactische werkvorm Human Resources Management Intergroepsoefening ROOD & GROEN 1. De lesgroep wordt onderverdeeld in (meerder paren van) een groep A en een groep B (van telkens idealiter 5 personen). 2. Elke groep krijgt de opdracht: “win zoveel je kan” mee. (Let op de instructie mag niet zijn: “win meer dan de andere groep”. Als de studenten uit eigen beweging deze interpretatie suggereren, herhaal dan gewoon de opdracht zoals hier geformuleerd.) Beide groepen dienen te kiezen tussen “GROEN” of “ROOD”. De pay-off van elke keuze is afhankelijk van de keuze van de andere groep. Zo zijn er vier mogelijkheden: G/G, G/R, R/G en RR (zie payoff matrix). 3. Er zijn 9 rondes van ongeveer 3 minuten. In de 4de, 7de, 8ste en 9de ronde wordt de pay-off vermenigvuldigd (zie scoreblad) 4. Vooraleer van start te gaan, nemen de studenten de pay-off matrix in ontvangst, evenals het scoreblad voor de 9 rondes. Na elke ronde wordt de (cumulatieve) winst/verlies berekend. 5. Er is geen communicatie tussen de groepen toegelaten. (Daarom is het aangewezen dat groepen A en groepen B zich tijdens de oefening in een apart lokaal bevinden.) Na ronde 3, 6 en 9 stuurt elke groep er een onderhandelaar op uit (bijv. in de gang). Op die momenten (5 minuten) kunnen de groepen al dan niet tot een overeenkomst komen (waar ze zich dan al dan niet aan houden). 6. Na deze uitleg wordt het spel gespeeld. 7. Hierna volgt een reflectieopdracht. (1) Beschrijf aan de hand van steekwoorden kenmerken van je eigen groep. Beschrijf daarnaast aan de hand van steekwoorden kenmerken van de andere groep. (2) Bereken het beste groepsresultaat in geval van consequente samenwerking (rood/rood) en vergelijk dit met het resultaat van de eigen groep. Bereken de som van de groepsresultaten in geval van consequente samenwerking (rood/rood) en vergelijk deze met de som van de resultaten van beide groepen samen. Wat kan je hieruit concluderen? (3) Hoe evolueerde het vertrouwen tussen de groepen in de loop van het spel? Waaraan lag dit? Hoe speelde de onderhandelingsmomenten hierin een rol? Is toekomstige samenwerking nog mogelijk? En indien ja, onder welke voorwaarden? (4) Hoe moeilijk/gemakkelijk was het om onderhandelaar te zijn? Waaraan lag dit? 8. Na deze reflectieopdracht komen groep A en groep B samen om hun bevindingen te delen. 9. Plenaire bespreking van mogelijke conclusies op basis van de reflecties: (1) Stereotypering. Percepties van de eigen groep (eerlijk, samenwerkend, sterk, strategisch doorzicht) zijn doorgaans veel positiever dan die van de andere groep (gemeen, onbetrouwbaar, naïef, onrealistisch) als er sprake is van concurrentie, en dit ongeacht het resultaat. (2) Het belang van samenwerking vanuit het individueel groepsperspectief en vanuit het collectief perspectief (over de groepen heen). Hoe makkelijk competitiviteit ontstaat vanuit sociale vergelijking: mensen/groepen hebben het moeilijk met het feit dat andere mensen/groepen beter scoren, en verkiezen dikwijls om (samen) ten onder te gaan (d.i. eindscore kleiner dan 0) boven het slechter presteren dan de andere groep. (3) Vertrouwen wordt traag opgebouwd en snel afgebroken. Vertrouwen kan opgebouwd worden door voldoende en kwaliteitsvol te communiceren, mogelijk onder begeleiding van een externe facilitator. (4) De onderhandelaars zitten met een dubbele loyaliteit: rekening houden met de eigen achterban en met de belangen van de andere groep en van het geheel. Onderhandelaars worden gemakkelijk de zondebok als er dingen fout lopen.
299
Group-decision by
Group-decision by
A
B
Payoff for A
Payoff for B
GREEN
RED
+900
-1000
RED
GREEN
-900
+1000
RED
RED
+400
+500
GREEN
GREEN
-500
-500
Round
Decision of
Decision of
A
b
************
Payoff for
Payoff
∑
A
B
A
B
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
************
1 2 3 Negotiation 4 (x 2) 5 6 Negotiation 7 (x 3) 8 (x 5) Negotiation 9 (x 10)
300
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can”
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can” • Two groups (A in one classroom and B in another classroom are making choices: GREEN or RED write down on coloured cards (3 minutes for each round) • 4 combinations are possible – R/R; G/G; R/G; G/R combination will be communicated by teacher
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can” • Two groups (A in one classroom and B in another classroom are making choices: GREEN or RED write down on coloured cards (3 minutes for each round) • 4 combinations are possible – R/R; G/G; R/G; G/R combination will be communicated by teacher
• Each (combination of) decisions has a (financial) effect So, the pay-off of a decision depends also on the decision of the other group • There are 9 decision rounds. Write down payoffs round by round (+ sommon)
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can” • Two groups (A in one classroom and B in another classroom are making choices: GREEN or RED write down on coloured cards (3 minutes for each round)
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can” • Two groups (A in one classroom and B in another classroom are making choices: GREEN or RED write down on coloured cards (3 minutes for each round) • 4 combinations are possible – R/R; G/G; R/G; G/R combination will be communicated by teacher
• Each (combination of) decisions has a (financial) effect So, the pay-off of a decision depends also on the decision of the other group
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can” • Two groups (A in one classroom and B in another classroom are making choices: GREEN or RED write down on coloured cards (3 minutes for each round) • 4 combinations are possible – R/R; G/G; R/G; G/R combination will be communicated by teacher • Each (combination of) decisions has a (financial) effect So, the pay-off of a decision depends also on the decision of the other group • There are 9 decision rounds. Write down payoffs round by round (+ sommon) • No communication is allowed between the groups, except by a negotiator after round 3, 6 en 8
301
Intergroup exercise • Goal: “win as much as you can” • Two groups (A in one classroom and B in another classroom are making choices: GREEN or RED write down on coloured cards (3 minutes for each round) • 4 combinations are possible – R/R; G/G; R/G; G/R combination will be communicated by teacher • Each (combination of) decisions has a (financial) effect So, the pay-off of a decision depends also on the decision of the other group • There are 9 decision rounds. Write down payoffs round by round (+ sommon) • No communication is allowed between the groups, except by a negotiator after round 3, 6 en 8 • The pay-offs are multiplied in rounds 4, 7, 8, 9
decision decision pay-off for pay-off for group B of group A of group B group A GREEN
RED
+ 900
A versus B • Groups are divided in 4 duo’s A blue – B blue A pink – B pink A lime – B lime A fuchsia – B fuchsia
Round
- 1000
Decision
Decision of
of
b
Payoff for A
Payoff B
A
∑ B
A 1 2
RED
GREEN
- 900
+ 1000
3 Negotiation 4 (x2)
RED
RED
+ 400
+ 500
5 6 Negotiation
GREEN
GREEN
- 500
- 500
7 (x3) 8 (x5) Negotiation 9 (x 10)
Reflections (A and B seperate) • Decribe your perceptions of – your own group: ... (5 characteristics) – the other group: ... (5 characteristics) Write these perceptions down on a transparent: Group A or B (+ colour) Other group ..... ….. ….. ….. …..
302
Own group ….. ….. ….. ….. …..
Reflections (A and B seperate) • Analyse your INTRA-group process – communication between members – decision making? – cohesion?
Reflections (A and B seperate) • Analyse the INTER-group process – common goal – trust /distrust – position of the negotiator – future cooperation? how can you improve this? – effectivity on an organisational level?
A and B groups get together • Discussion between A & B (compare answers on previous assignments) • What went wrong/right? • How do you feel about each other?
Reflections
Car company
• Decribe your perceptions of – your own group: ... (5 characteristics) – the other group: ... (5 characteristics)
R&D
PRODUCTION
PRODUCTIO *stargazers *unrealistic N
R&D
Result for A & B and for the organisation results group A
results group B
results Organisation
*workers *cash-cows *book-knowlegde *problem-solvers *voices in wilderness *pillars of company *future-oriented *narrow-minded *long-term *occupational therapy *market-oriented *boffins *experts *nit-pickers
Win as much as you can • Cooperation or competition = CHOICE – GREEN = chosing for competition • Self interest!
– RED = chosing for cooperation • Common interest!
303
Win as much as you can
Win as much as you can • If both groups chose for “win-lose” (GREEN) “lose-lose”
• Best individual group result is: • 22.500 for A • 25.000 for B
• Worst group result is: • -22.500 for A • -25.000 for B
• Best organisational result is: • 10.000 for A • 12.500 for B = 22.500
• Worst organisational result is: • -12.500 for A • -25.000 for B = -37.500
Organizational Example • “Safety campaign” – GOAL = to reduce number of accidents = to reduce gravity of accidents – Management: “safest team gets a trip to the Carribean islands”
• Situation after one year: – Number of accidents = + 20% – Numer of serious accidents = + 5%
WIN-LOSE dynamics • Within each group: – Task oriented – Cohesive – Highly structured – Loyalty – pressure
304
Organizational Example • What happened? Competition between teams (“win-lose”) making other team come out as loser: • • • •
Not reporting an error on the machine Leave about the hammer Not cleaning up oil on the floor …
Competition has in INVERSE effect
WIN-LOSE dynamics • Between competing groups: – Distortion of perception – negative stereotyping – Others are seen as enemies – Selective perception – only listening to what supports own point of view – Personalizing – Hostility increases – interaction decreases
Vicious circle
What happens to the negotiators? • role conflict between
negative relationship “distrust” negative perception
– being a good judge: thinking independly and taking into account every point of view – being a good group-member: defending the point of view of their own group, because of group loyalty & group pressure
• if their group loses: decreasing & unconstructive communication
Win as much as you can • Weird reactions: A reality = -4700
– much difficulty re-entering the group – much scapegoating behavior
WIN-LOSE consequences • Consequences of winning/losing
B -10.000
Perception of A = “WE WON!!” (!?)
• winner is fat & happy; loser is lean and hungry • learning on a system (organizational) level decreases • tension between groups increases
• Doing a favour for others = hard! • People prefer to drown together
Lack of realism Even if A and B would be competing companies
Learning group assignment • When did the two groups make a choice for cooperation/competition? • What were the effects on – trust/distrust? – communication & future cooperation?
• How effective have you been as an organisation? Explain why you were (in)effective • What did you learn form this exercise about intergroup cooperation? In learning report
305
HET IVOOR
306
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.5 Informatica
DIDACTISCHE WERKVORM 3.5.1 INFORMATICA Een technisch/economische kijk op isoleren Æ Zie (Bedrijfs)technische toepassingen van Scheikunde en Natuurkunde: Werkvorm 3.1.1 STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Informatica - Bureauticavaardigheden WERKVORM: Groepsopdracht, projectonderwijs Omschrijving: De hierna voorgestelde groepsopdracht wordt jaarlijks door studenten uitgevoerd binnen de opleiding Handelsingenieur op EHSAL. Ze situeert zich zowel binnen het opleidingsonderdeel
‘Natuurkunde
en
practicum’,
als
bij
het
vak
‘GOP
Bureauticavaardigheden’. We begeven ons bijgevolg zowel op het terrein van de natuurkunde als van de informatica. De opdracht, die in feite een vorm van projectonderwijs is, gaat over warmteverliezen van gebouwen, zowel vanuit een technische als vanuit een economische hoek bekeken. Warmteverliezen, normering, kosten, besparingen en optimalisatie komen hierbij aan bod. Opdracht 6 van het practicum situeert zich in het kader van duurzame ontwikkeling. De verwerking van bepaalde deelopdrachten gebeurt met behulp van informaticatoepassingen.
Alternatieve opdracht: Als alternatief kan voor deze opdracht gebruik gemaakt worden van de werkvorm ‘jigsaw’, waarbij gebruik gemaakt wordt van wisselende studentengroepen bij het oplossen van de teamopdrachten.
307
HET IVOOR
308
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.6 Logistiek
DIDACTISCHE WERKVORM 3.6.1 LOGISTIEK Case Kleurprent NV STUDIENIVEAU: Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Uitgebreid Business Game WERKVORM: Case-methode Omschrijving: Deze werkvorm betreft een case binnen de logistiek die aan Masterstudenten Handelsingenieur op EHSAL wordt voorgelegd. Duurzaam ondernemen integreren in logistiek is méér dan alleen maar een paar principes kennen. Het is een 'ongoing learning proces' waarbij niet alleen de principes op een theoretische wijze gekend moeten zijn, maar de student moet ook een visie ontwikkelen en op basis daarvan handelen in een operationele omgeving. Het veranderingsproces is belangrijker dan het kennisproces. De student moet ook oog leren hebben voor de opportuniteiten van duurzaam ondernemen binnen de logistiek.
In de didactische werkvorm onderscheiden we twee stappen:
Kennis -> te realiseren door het invoeren van een aandachtslijst c.q. checklist waarin diverse aandachtpunten terug te vinden zijn. Enerzijds is het nodig deze punten te koppelen aan de theoretische inzichten in de cursustekst. Voor logistiek moet hiervoor gegrepen worden naar de inleiding Logistiek (op EHSAL in 3de Bachelor Handelsingenieur) en Operationele Processen (op EHSAL in 1ste Master Handelsingenieur). De checklist zal ook aan bod komen in de inleidende lessen Uitgebreid Business Game om studenten een kijk te geven op de simulatie van het bedrijfsspel Ecoman.
309
HET IVOOR
Doen en zijn -> te realiseren door een case uit te werken waarbij er in de (re)engineering van de operationele processen duidelijk ruimte gelaten is om te werken aan een duurzaam logistiek beleid. Aandacht ligt niet op het correct uitrekenen van de verschillende situaties maar wel in het herkennen van opportuniteiten, het uitwerken van duurzame oplossingen.
Alternatieve opdracht: Men kan aan de hand van de checklist diverse cases in de vakliteratuur toetsen aan de gedachte van het duurzaam ondernemen.
310
Didactische werkvorm: Uitgebreid Business Game (logistiek) 1.
De checklist
Twee aspecten worden in het vak uitgebreid business game als insteek genomen: A
logistieke complexiteit −
−
−
B
logistieke voorspelbaarheid − − − −
2.
uitbouwen van eenvormige en eenduidige (toeleverings)keten − veiligheid en gezondheid − beperken energiegebruik − integratie op productielocatie aanwezigheid planningssystemen − opleiding van personeel − plannen van leveringen (JIT, volledige ladingen, ...) mate van integratie − efficiënte planning van transport
mate van integratie − interne communicatie (bv forecast) betrokkenheid in R&D − voorkomen van logistieke problemen voorkomen van 'waste' integreren van klant in de keten − flexibiliteit/leveringsbetrouwbaarheid − waardetoevoegende activiteiten − verschuiving van het KOOP-moment − antwoord op de 'NU'-mentaliteit
De case
Onderstaande case is slechts een exemplarisch voorbeeld van wat mogelijk is... Kleurprent NV Kleurprent NV is een uitgeverij van stripboeken gevestigd in Antwerpen. De firma ontstond in de jaren vijftig en heeft diverse gekende striptekenaars (auteurs) in haar uitgeefportefeuille. De firma groeide vrij snel en had oorspronkelijk de optie om alle drukwerk in eigen huis te houden. Alleen heeft men de diverse op stapel staande investeringen in de drukkerij niet kunnen volhouden. Deze werd afgestoten en verzelfstandigd. De enige band die er nog bestaat is een 'Prime Vendor Relationship'. De prijzen zijn concurrentieel, dus er is op financieel vlak zeker geen behoefte om naar een andere drukker uit te kijken. Toch leeft er bij de oudere aandeelhouders nog steeds de hoop om terug een eigen moderne stripdrukkerij te hebben.
311
De firma heeft diverse afdelingen. Redactie Deze afdeling houdt contact met de diverse stripauteurs en beoordeelt hun werk. Indien de striptekenaar klaar is met zijn werk, geven zij de tekeningen door aan de productie en geven ze een seintje aan marketing die de promotiecampagne voorbereidt. Tevens zijn zij voortdurend op zoek naar nieuw striptalent dat voor de nodige vernieuwing van het aanbod moet zorgen. Zo worden er jaarlijks een 20 nieuwe titels geïntroduceerd en worden de 15 oudste titels van het fonds afgevoerd. Het uitgavenfonds telt op dit ogenblik 200 titels. Marketing Zij zijn verantwoordelijk voor het in de markt zetten van de nieuwe producten. Dit doen zij door het plaatsen van advertenties in publieksbladen, het draaien van spotjes op regionale televisie en sampling aan de ingang van bioscopen. Verder leveren ze maandelijks promotiemateriaal aan alle verkoopspunten. Daarnaast staan ze natuurlijk met een uitgebreide stand op de boekenbeurs in november en op andere beurzen. Voor het bewaren van de stock van promotiemateriaal huurden zij zelf een dubbele garage op een honderd meter van de uitgeverij. Het maandelijks vervoer van het promotiemateriaal naar de diverse verkoopspunten laten zij door ABX uitvoeren. Hiervoor hebben ze een contract onderhandeld waarbij er een vaste prijs staat voor elk te leveren punt. De afdeling marketing heeft ook als USP aan de P.O.S. beloofd elke bestelling van strips binnen de 48 uur te leveren. Marketing heeft sinds een jaar een nieuwe bron van inkomsten aangeboord. Zij hebben een gadgetfirma, Plasticspul NV, allerlei merchandisingproducten laten ontwerpen die in de lijn liggen van de diverse stripfiguren uit de uitgeefportefeuille. Die gadgetfirma verspreidt de bestellingen over de diverse P.O.S. in opdracht van Kleurprent NV. Daarvoor krijgt ze een commissie van 15% voor het uitvoeren van de distributieorder. Met deze gadgets is een omzet van 1,75 miljoen € gemoeid. Voor deze commissie neemt Plasticspul NV ook de opslag voor haar rekening. Deze bedraagt momenteel 250 m2, in 1 laag. Prepress De stripuitgeverij beschikt over een eigen prepress-afdeling waar de tekeningen in elektronische vorm omgezet worden en ingekleurd worden. Wanneer het materiaal drukklaar is brengt de eigen koerier van de productieafdeling het materiaal naar de drukkerij. Daarnaast is deze afdeling tevens verantwoordelijk voor het plaatsen van de herdrukorders. Hiervoor krijgt zij van verkoop op het ogenblik dat de voorraad uitgeput is, een telefonisch signaal. Alvorens tot herdruk over te gaan checkt de productie bij de redactie of een bepaalde titel nog tot het fonds behoort. Elke drukorder (ook een herdrukorder) omvat 20.000 exemplaren en wordt gestapeld op vijf paletten. Een strip weegt 250 gram. De drukorder kost 3000 € voor 10.000 exemplaren en 250 € per 1.000 exemplaren meer. De productieverantwoordelijke regelt ook het ophalen van het gedrukte materiaal bij de drukkerij en het overbrengen naar en tussen de eigen magazijnen in de firma. Hiervoor werkt hij met een tiental verschillende transporteurs, waarvan hij het lijstje afbelt tot hij er eentje vindt die vrij is. Over prijs wordt er niet gediscussieerd, er wordt betaald wat er gefactureerd wordt. Er wordt gemiddeld vijf keer per week gereden. De afstand tussen alle magazijnen, drukkerij, etc bedraagt arbitrair 50 kilometer.
312
Verkoop Verkoop heeft contact met de verschillende verkoopspunten. Er zijn er in Vlaanderen zo'n 800. In de zomer komen er diverse (200) toeristische verkoopspunten in campings en toeristisch belangrijke punten, verspreid over het hele land, bij. De orders worden telefonisch opgenomen (gemiddelde omzet € 20 – verkoopsprijs 4 € -DIT ZIJN DE ENIGE PRIJZEN INCLUSIEF BTW – BTW op boeken = 6%). De televerkopers hebben van diverse klanten vernomen dat zij van een andere uitgever allen een internetaansluiting cadeau kregen om hun bestellingen elektronisch via een intranet door te geven. De distributiemanager behoort tot de afdeling verkoop. Hij stuurt de distributie aan. Voor het leveren van de diverse bestellingen heeft hij de beschikking over tien chauffeurs die elk, dagelijks, een andere route rijden, naargelang de bestellingen binnenkomen. Drie van de wagens zijn momenteel versleten en moeten vervangen worden. Deze kosten € 35.000 het stuk. Voor het verwerken van de bestellingen drukt de verkoopsafdeling bonnen in tweevoud af, eentje voor het magazijn om de bestelling klaar te maken, eentje voor de afdeling van distributiemanager om de chauffeurs aan te sturen. Als er op een dag geen of weinig bestellingen binnenkomen, dan rijden de meeste chauffeurs niet. Zo worden er maandelijks 60.000 kilometers verreden en in de zomermaanden juli en augustus komen er daar nog eens 15.000 kilometers bij. Gemiddeld worden dagelijks 60% van de verkoopspunten aangedaan. Verkoop houdt van elke strip een eigen voorraadje bij van 100 exemplaren om tekorten, foute leveringen etc... recht te zetten. Hiervoor maken zij gebruik van een koeriersfirma die ad hoc gebeld wordt. Magazijnen De verantwoordelijke manager van het magazijn heeft behoorlijk wat zorgen. Hij heeft enerzijds niet genoeg ruimte in zijn magazijn dat momenteel 500 m2 bedraagt. Daarom heeft hij een magazijn van 1000 m2 ingehuurd in de haven. Als de levering van de nieuwe druk is gebeurd, dan houdt hij ongeveer 20% bij in het gewone magazijn en laat hij de rest naar het andere magazijn sturen. Het magazijn in de haven staat overigens meestal 50% leeg. Alleen in oktober, vlak voor de boekenweek wordt alle ruimte gebruikt. Voor de navette tussen de magazijnen werkt hij steeds met dezelfde vaste koeriertransporteurs die op afroep beschikbaar zijn en waarmee hij een vaste prijs voor de rit heeft afgesproken. Telkens als de 20% uitgeput is laat hij weer 20% uit het magazijn halen. Hiervoor heeft hij geen alarmeringsysteem ingebouwd. Er wordt ad-hoc bijgehaald als de orderpikker roept dat deze of gene strip er niet meer is... Daarnaast is hij wat getalsterkte betreft structureel onderbemand. Hij heeft 5 FT ter beschikking, maar om het werk uit te voeren heeft hij eigenlijk 7,5 FT nodig. Hierdoor gebeurt het wel eens dat een rit niet tijdig vertrekt omdat de orders niet klaar staan. Dit gebeurt in 20% van de ritten. De manager magazijn vraagt al jaren om een nieuw magazijn te huren buiten de stad. Hij heeft er eentje van 1500 m2 op het oog aan de grote ring. Huurprijs 70€ /m2/jaar. Een bevriend architect heeft uitgerekend dat het bouwen van een magazijn op een gelijkaardige maandelijkse last zou komen gedurende 15 jaar. De variabele kost veer het pakken (verpakken, verbruiksgoederen e.d. bedraagt € 1,50)
313
Kleurprent NV wil breken met het verleden De raad van bestuur heeft nu een aantal jongere leden onder haar rangen gekregen. Deze willen breken met het verleden en willen de firma de 21e eeuw binnenleiden. Er werd beslist om optimaal te automatiseren en ook de logistieke operaties te optimaliseren. Duurzaam ondernemen is één van de motto's van deze vernieuwde raad van bestuur. Hiervoor werd er een logistieke manager aangetrokken die op directieniveau mag opereren. Opdracht Kruip in de huid van deze logistieke manager. Maak een businessplan waarbij je een reorganisatie voorstelt voor de (logistieke) operaties en alle bedrijfsprocessen op basis van een integrale logistieke doorlichting en in functie van ketenintegratie van Kleurprent NV en waarbij je de afweging maakt of :
314
z
Of er iets aan de structuur van de logistieke operaties en de processen moet veranderen (ook in functie van het commercieel gebeuren)? Zo ja, teken deze structuur uit en motiveer.
z
Hoe zou je verkoop, transport en magazijn organiseren ? Maak ook de overweging van in- en uitbesteden.
z
Hanteer in dit alles het principe van Duurzaam Ondernemen (zie checklist)
Offerte van Transport Snel en Goed Levering per punt: eerste 500 punten € 15,20 501-750 € 14,25 750-meer € 13,15 Afgehaald aan magazijn Geleverd binnen de 24 uur Routeplanning voor rekening van Snel en Goed Offerte van Transport Rijdenmaar Per kilometer € 0,95 Vaste kost per wagen per dag € 5,00 Afgehaald aan magazijn Geleverd binnen de 24 uur Routeplanning voor rekening van Kleurprent NV Offerte van Transport Goedkoopst Per kilometer € 0,65 Geen vaste kost per wagen per dag Afgehaald aan magazijn Routeplanning voor rekening van Kleurprent NV Offerte van Transport Pakjesdienst Per kilometer € 0,85 Geen vaste kost per wagen per dag Afgehaald aan magazijn Geleverd binnen de 24 uur Routeplanning voor rekening van Kleurprent NV
315
Offerte van Magasnel Startkost per maand € 495,00 Prijs per m2 ingenomen (gemiddeld berekend) € 6,85 Prijs per gepikte order € 14,25 Orders gepikt binnen de 4 uur na aankomst opdracht Orders worden gegroepeerd per rit, indien opgegeven Offerte van Distrimag Startkost per maand € 0,00 Prijs per m2 ingenomen (gemiddeld berekend) € 7,10 Prijs per gepikte order € 11,80
Cijfers Kleurprent NV Marketing Huur garage Contract ABX
Maand € 500,00 € 10.900,00 zomer € 13640,00
Productie Loon koerier Transportorder op maandbasis
€ 1.400,00 € 1.500,00
Verkoop Loon Distributiemanager Loon televerkopers (5) Loon planning (2) Loon Chauffeurs (10)
€ 4.710 ,00 € 16.068,00 € 8.700,00 € 26.800,00
Budget koeriersfirma Kilometerskosten
€ 1.240,00 zomer € 10735,00 € 19.900,00 Zomer € 23090,00
Magazijn Loon Manager Magazijn Loon Orderpikkers (5)
€ 4.710,00 € 13.390,00
Huur bijkomend magazijn Exploitatie bijkomend magazijn Exploitatie eigen magazijn
€ 6.200,00 € 6.944,00 € 4.960,00
316
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.7 Management
DIDACTISCHE WERKVORM 3.7.1 MANAGEMENT Groepsopdracht 7S-model McKinsey STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Inleiding tot het management WERKVORM: Groepsopdracht Omschrijving: Deze opdracht, die samenhangt met het opleidingsonderdeel management, is een combinatie van individuele opdrachten, teamwerk en presenteren. Studenten moeten hierbij een integraal managementconcept, nl. het 7S-model van McKinsey, toepassen op een concrete onderneming. Ze krijgen hiervoor zowel individuele als groepsopdrachten toebedeeld. Enkele van de individuele opdrachten situeren zich binnen het kader van duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen (voornamelijk bij de onderdelen ‘strategy’ en ‘shared values’). Er wordt hierbij
ook
vakoverschrijdend
gewerkt,
o.a.
met
Informatica
-
Bureauticavaardigheden, aangezien er ook eisen worden gesteld aan de verwerking van de opdracht in Microsoft Word en Microsoft Powerpoint. Bij elk van de dimensies of S’en van het McKinsey-model worden een aantal opdrachten geformuleerd, waaronder enkele opdrachten die naar ‘sustainable development’ verwijzen. Zo verwijst een concrete opdracht naar de integratie van duurzaamheidscomponenten
in
het
mission
statement
van
een
bepaalde
onderneming. Verder zal ook gepeild worden naar de mate waarin de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijf in kwestie - zoals verwoord in het mission statement - tot uiting komt in de bedrijfsactiviteiten en wordt het bedrijf ook geanalyseerd aan de hand van een schaal van ‘environmental awareness’
317
HET IVOOR
Alternatieve opdracht: Als alternatief voor de bovenstaande opdracht kan men ook andere dimensies van het McKinsey-model verder uitdiepen op vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo kan men bijvoorbeeld een discussie opstarten of een concrete opdracht laten uitvoeren rond de plaats van ‘duurzaamheidsmedewerkers’ in het organigram van een bepaalde onderneming.
318
Groepsopdracht 7S-model McKinsey Een groep van zo mogelijk 7 studenten analyseert een onderneming aan de hand van het 7S-model van McKinsey. Elk groepslid lost hierbij individueel de deeltaken op van één van de 7 dimensies van het McKinsey-model (Uitzondering: twee i.g.v. keuze staff & skills). Vervolgens worden in teamverband onderlinge relaties gelegd tussen de verschillende dimensies van het model. Alle onderdelen van de teamopdracht worden bijeengebracht in een paper, die door de teamleden mondeling gepresenteerd wordt. De individuele opdrachten worden hierna kort voorgesteld. Het gaat telkens om 2 à 3 deeltaken per dimensie van het 7S-model, telkens aangevuld met 1 à 2 alternatieve opdrachten. 1. Analyse-opdrachten voor ‘structure’ • De student bespreekt het organogram van de onderneming. • De student bespreekt één lijn-, resp. staf- en functionele taak. • De student beschrijft een project- of matrixorganisatie. Alternatieve opdracht – ‘structure’ • De student beschrijft een tijdelijke structuurverandering in de sleutelonderneming, aan de hand van de vragen ‘wie’, ‘waarom’ en ‘hoe’ en geeft aan of de beoogde verandering een succes was. 2. Analyse-opdrachten voor ‘strategy’ • De student maakt een analyse van het ‘mission statement’. Hierbij wordt de aanwezigheid van een aantal componenten in het mission statement getoetst, waaronder de component ‘duurzaamheid’. • De student legt uit op welke wijze de overheid de strategie kan beïnvloeden en geeft de grootste problemen aan die de onderneming moet aanpakken, wil ze op de strategische termijn overleven. Alternatieve opdracht – ‘strategy’ • De student bespreekt of de onderzochte onderneming in zijn strategische denkprocessen aan integratie heeft gedaan van aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. 3. Analyse-opdrachten gedeelte ‘systems’ • De student beschrijft en evalueert een selectieproces en een prestatiebeoordelingssysteem via in het HR-gedeelte genoemde criteria. • De student bespreekt de wijze waarop de onderneming de trainingsbehoeften van haar medewerkers opspoort en vergelijkt met de in het HR-gedeelte genoemde criteria.
319
Alternatieve opdracht – ‘systems’ • De student preciseert op welke wijze de onderneming conflicten hanteert en oplost. • De student bespreekt hoe de onderneming procedures vastlegt en gaat voor één procedure de borging ervan na. 4. Analyse-opdrachten gedeelte ‘style’ • De student bevraagt ten minste twee leidinggevenden op hun basisaannamen inzake motivatie en laat zich daarbij inspireren door de ‘motivatietheorie’ • De student bespreekt de ‘constellatie van Fiedler’ voor een bedrijfseenheid naar keuze en vergelijkt met de stijl van een van de voornoemde leidinggevenden. Alternatieve opdracht – ‘style’ • De student bevraagt of er in de betrokken onderneming een leider in staat is gebleken om een onderdeel van het bedrijf door een ingrijpende transformatie te leiden. • Welke belangrijke karaktereigenschappen, vaardigheden of kennis waren volgens deze leider nodig voor succes terzake? 5. Analyse-opdrachten gedeelte ‘staff’ • De student maakt een jobanalyse van een persoon die in de onderneming staftaken heeft. Er wordt aandacht besteed aan jobdescriptie, -specificatie, context en -standaarden. Voor alternatieve opdrachten zie gedeelte ‘skills’ hierna 6. Analyse-opdrachten gedeelte ‘skills’ • De vorige jobanalyse wordt aangevuld met een jobanalyse van een persoon die in de onderneming een functionele bevoegdheid heeft en/of een bijzondere vaardigheid bezit. • De student onderzoekt daarbij ook mogelijke relaties met het mission statement. Alternatieve opdracht – ‘staff & skills’ • De student geeft aan of en hoe er in de sleutelonderneming sprake is van een ‘lerende organisatie’. • Worden nieuwe kennis en vaardigheden op een systematische wijze geïntegreerd en doorgegeven?
320
7. Analyse-opdrachten gedeelte ‘shared values’ • De student situeert het onderzochte bedrijf binnen de 4 fasen van ‘growing environmental awareness’. • De student beschrijft en analyseert op welke wijze de onderneming belang hecht aan kwaliteit en laat zich daarbij inspireren door de gedeelten ‘kwaliteit’ en ‘operationeel management’. Alternatieve opdracht ‘shared values’ • De student gaat na of de sleutelonderneming afweet van de waarden, overtuigingen, aspiraties en grote doelen van concurrenten. • Worden deze op een systematische en regelmatige wijze geïnventariseerd?
321
HET IVOOR
322
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.8 Marketing en Sales
DIDACTISCHE WERKVORM 3.8.1 MARKETING EN SALES Groepsopdracht rond stakeholdermanagement STUDIENIVEAU: Bachelor OPLEIDINGSONDERDEEL: Marketing planning en brand management WERKVORM: Groepsopdracht Omschrijving: Binnen het vak Marketing wordt gewerkt rond stakeholdermanagement. Om de studenten op een actieve manier met dit begrip kennis te laten maken, kan men hieromtrent concrete opdrachten laten uitvoeren in kleinere groepen.
Alternatieve opdracht: Naast het werken in teamverband kan deze werkvorm ook uitgevoerd worden als individuele opdracht. De bevindingen van de opdracht zou men aan de medestudenten kunnen voorstellen door middel van presentaties. Bovendien kan er gebruikt worden van roezemoesgroepen, waarbij studenten (van verschillende teams) onderling kunnen discussiëren en van gedachten wisselen over de uitvoering van de opdracht.
323
HET IVOOR
324
Didactische werkvorm marketing Uitwerking Groepsopdracht stakeholdermanagement
1) Beschrijf het gevoerde marketingbeleid van een bedrijf/merk tegenover alle stakeholders: - de klanten; - de leveranciers; - de medewerkers; - de omgevingsdoelgroepen (NGO's, drukkingsgroepen, de overheid, ....).
2)
Evalueer
hierbij
in
welke
mate
de
component
van
duurzaamheid
en
verantwoordelijkheidszin aanwezig is in de communicatiestroom naar ieder van deze stakeholders.
3) Beoordeel op een continuüm of de MVO component bij het bestudeerde merk/bedrijf bij een vage filosofie blijft of eerder expliciet een onderdeel vormt van de missie/visie, marketingstrategie
(bvb.
positionering,
segmentkeuzes,
....)
of
van
bepaalde
marketingtactische beslissingen (b.v. op vlak van product, prijs-, communicatie of distributiebeleid).
4) Meet indien mogelijk de perceptie hieromtrent bij de afnemers.
325
HET IVOOR
326
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
3.9 Vakken met financiële inslag
DIDACTISCHE WERKVORM 3.9.1 VAKKEN MET FINANCIELE INSLAG Corporate Social Responsibility binnen Accounting: “Costing The Earth” STUDIENIVEAU: Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Accounting WERKVORM: Beeldfragmenten Omschrijving: Dit humoristische beeldfragment werd ontwikkeld binnen het ‘Accounting for Sustainability Project’, gelanceerd door de Prins van Wales. Het beeldfragment is uitermate geschikt om een inleiding te geven op sustainability accounting.
Alternatieve opdracht: Na het bekijken van het beeldfragment kan men overgaan tot een klasgesprek of discussie omtrent dit thema.
327
HET IVOOR
328
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
Accounting for sustainability: “Costing The Earth”
Het beeldfragment is terug te vinden op onderstaande links: http://www.youtube.com/watch?v=kw5BU4yqMcc http://www.accountingforsustainability.org.uk/output/page26.asp# http://www.accountingforsustainability.org.uk/output/page93.asp
Duurtijd: 3:32 Taal: Engels
329
HET IVOOR
330
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 3.9.2 VAKKEN MET FINANCIELE INSLAG Management accounting - milieukosten STUDIENIVEAU: Master OPLEIDINGSONDERDEEL: Management Accounting WERKVORM: Individuele opdracht Omschrijving: Deze werkvorm behelst een individuele opdracht omtrent het in rekening brengen van
milieukosten
bij
het
nemen
van
(financiële)
bedrijfsbeslissingen.
De
productiekosten van twee producten met verschillende milieu-impact worden hier tegenover elkaar afgewogen. We zien er dat de beslissing omtrent de marktintroductie van één van beide producten kan wijzigen wanneer men hierbij rekening houdt met principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Alternatieve opdracht: Als aanvulling op deze opdracht kan men de studenten in een roezemoesgroep laten zoeken naar andere voorbeelden van milieukosten voor een onderneming. Hierbij
moet
eveneens
milieupreventiekosten,
het
onderscheid
milieudetectiekosten,
gemaakt
interne
worden
faalkosten
en
tussen externe
faalkosten (privaat/publiek).
331
HET IVOOR
332
Oefening Milieukosten Onderneming WASH AWAY is producent van waspoeders. Recent werden twee nieuwe waspoeders ontwikkeld : SPLASH en PURSOL. Beide producten zorgen ervoor dat het wasgoed tijdens het wassen minder kleur verliest dan bij doorsnee waspoeders en bovendien volstaat een kleine hoeveelheid waspoeder voor een perfect schone was. Dit maakt het nieuwe product voor de consument ook financieel interessant. Marktonderzoek heeft uitgewezen dat de consument indifferent is tussen beide producten. Dit betekent dat op jaarbasis dezelfde hoeveelheid verkocht zou kunnen worden tegen dezelfde prijs per kg. Enkel de samenstelling van het product verschilt, met als gevolg een verschillende productiekostprijs. Volgende gegevens werden verzameld : SPLASH Grondstof A : -hoeveelheid per kg waspoeder -prijs per kg materiaal -afval per kg waspoeder Grondstof B : -hoeveelheid per kg waspoeder -prijs per kg materiaal -afval per kg waspoeder Andere grondstoffen : -kostprijs per kg waspoeder Arbeidsuren per kg waspoeder Machinetijd per kg waspoeder Verpakkingskosten per doos Recycleerbare verpakking
PURSOL
0,6 kg € 2,00 0,1 kg 0,5 kg € 2,50 0,08 kg € 0,50 0,03 u 0,05 u € 0,70 70%
€ 0,50 0,04 u 0,04 u € 0,80 90%
Grondstoffen A en B worden aangekocht bij verschillende leveranciers. In beide gevallen staat WASH AWAY in voor het transport van de grondstoffen. De leverancier van grondstof A is 50km verwijderd van WASH AWAY, de leverancier van grondstof B is 20km verwijderd van WASH AWAY. De transportfirma factureert € 0,005 per kg per km. Alle andere grondstoffen komen van dezelfde leverancier waarbij het transport door de leverancier betaald wordt. Een arbeidsuur kost € 20,00. De afschrijvingskost van de machine bedraagt op jaarbasis € 30.000,00. De machine wordt enkel gebruikt voor de productie van het nieuwe waspoeder. De energiekost voor de machine bedraagt € 2,50 per uur. Grondstoffen A en B veroorzaken afval tijdens het productieproces. De kost voor het verwijderen van afval door een gespecialiseerde firma bedraagt momenteel € 0,50 per kg afval. Het afval van grondstof B is minder belastend voor het milieu dan grondstof A. In de zeer nabije toekomst worden strengere normen op het vlak van afvalverwijdering verwacht. Grondstof B voldoet aan deze norm. Voor grondstof A zou een investering van € 20.000,00 per jaar nodig zijn om nog hogere boetes te vermijden. WASH AWAY verwacht een te verkopen hoeveelheid van 200.000kg waspoeder per jaar. Elke doos bevat 2kg waspoeder. De verkoopprijs werd reeds door de marketingafdeling vastgelegd op € 4,00 per kg of € 8,00 per doos.
333
Gevraagd : 1. Bereken de verwachte winst op jaarbasis voor beide producten. Welk product zal WASH AWAY op de markt brengen, rekening houdende met enkel financiële gegevens ? 2. Met welke bijkomende factoren kan WASH AWAY rekening houden alvorens een definitieve keuze te maken ? 3. Geef op basis van de beschreven situatie concrete voorbeelden van : a. Milieupreventiekosten b. Milieudetectiekosten c. Interne faalkosten d. Externe faalkosten (privaat/publiek)
334
Oplossing
Opbrengsten
SPLASH PURSOL 800000 800000
Kosten Grondstof A Grondstof B Andere grondstoffen Transport grondstoffen Arbeid Machine afschrijving Machine energie Verpakking Afvalverwijdering Extra afvalverwijdering
100000 30000 120000 30000 25000 70000 10000 20000
Totaal kosten
645000
658000
Resultaat Verkoopmarge
155000 0,19
142000 0,18
240000 250000 100000 10000 160000 30000 20000 80000 8000
Indien enkel rekening wordt gehouden met de beschikbare financiële gegevens, verkiest WASH AWAY het product SPLASH aangezien dit de laagste productiekost en dus de hoogste verkoopmarge oplevert. Product SPLASH lijkt echter over de hele lijn meer belastend voor het milieu te zijn : - meer afval dat bovendien belastend is voor het milieu - langer transport over de weg voor de grondstoffen - groter energieverbruik voor de machines - minder recycleerbare verpakking Voor een deel wordt dit verrekend in de kostprijs (bijvoorbeeld hoger energieverbruik betekent ook hogere energiekost) maar de (kosten van) effecten van de productie op het milieu op langere termijn worden niet in rekening gebracht. Indien we dit wel zouden doen, dan zou product PURSOL ongetwijfeld voordeliger zijn voor de maatschappij. Het verschil op het niveau van de kostprijs is immers niet zo groot. WASH AWAY zou er in het kader van een beleid van duurzaam ondernemen voor kunnen opteren toch product PURSOL op de markt te brengen. Milieupreventiekosten : - keuze van leverancier om transport over de weg te beperken - keuze van grondstof om afval te beperken Milieudetectiekosten : - meting van vervuiling door afval - meting van werkelijk energieverbruik Interne faalkosten : - kosten van afvalverwijdering Externe faalkosten – privaat : - boetes Externe faalkosten – publiek : - kosten gezondheidszorg tengevolge van CO2 uitstoot transport over de weg
335
HET IVOOR
336
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
4. Werkvormen
rond
MVO
bij
Ondernemersopleidingen
Bedrijfsbeheer
4.1 Financieel Beleid
DIDACTISCHE WERKVORM 4.1.1 FINANCIEEL BELEID Quiz duurzaam energiegebruik STUDIENIVEAU: Bedrijfsbeheer OPLEIDINGSONDERDEEL: Financieel beleid WERKVORM: Vragen stellen / voting / leerspel Omschrijving: Bij het leerspel wordt de leerinhoud ingepast in een spelvorm. We hebben gekozen voor een quiz over duurzaam energiegebruik, op basis van meerkeuzevragen. Hiervoor werd een powerpointvoorstelling gemaakt. Voor de docent werd voorzien in een gemotiveerde oplossingssleutel. De cursisten worden in groepen van ongeveer 4 personen ingedeeld, die het tegen elkaar moeten opnemen. In elk van de groepen wordt er een kapitein aangeduid die het antwoord van zijn groep zal geven. Voor elk goed antwoord bekomen de groepen een punt. De score wordt bijgehouden door de docent op het bord.
Alternatieve opdracht: De antwoorden op (sommige van) de vragen van de quiz kunnen de aanzet zijn voor een klasgesprek tussen de cursisten. Bij een klasgesprek ligt de klemtoon op het meedelen van persoonlijke ervaringen en meningen van de cursisten. De interacties in de groep zijn direct, ze gaan dus niet via de docent, die zoveel mogelijk op de achtergrond blijft. De docent fungeert als gespreksleider die erover waakt dat iedereen de kans krijgt om iets te vertellen en dat niet van onderwerp wordt afgeweken.
337
HET IVOOR
338
Welke energiebronnen op aarde zijn beperkt? A/ AARDGAS B/ ZON C/ AARDOLIE D/ STEENKOOL E/ WIND
Een spaarlamp van 15 Watt geeft net zoveel licht als een
A/ GLOEILAMP VAN 75 Watt B/ GLOEILAMP VAN 100 Watt C/ GLOEILAMP VAN 25 Watt
Hoeveel verbruikt een waakvlam van een gastoestel per jaar?
A/ 10 M3 GAS B/ 1 000 M3 GAS C/ 100 M3 GAS
Wat betekent REG A/ REGELRECHT ECONOMISCH GEVAAR B/ RATIONEEL EN GEZOND C/ RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK
Waarom moet men ventileren? A/ OM VERSE LUCHT AAN TE VOEREN B/ VOOR EEN GOEDE DOORSTROMING VAN DE VERWARMDE LUCHT C/ OM VOCHT AF TE VOEREN
Wat is de meest rendabele en pijnloze manier om de CO2-uitstoot door het energiegebruik te verlagen? A/ GEBUIK MAKEN VAN DE REEDS BESTAANDE TECHNIEKEN EN INGREPEN OM ENERGIEGEBRUIK TE BEPERKEN B/ INBOETEN OP COMFORT C/ PLAATSEN VAN ZONNEPANELEN EN WINDMOLENS D/ MEER KERNCENTRALES PLAATSEN
339
Wat is de meest zuinige lamp? A/ GLOEILAMP B/ EEN LAMP DIE NIET BRAND C/ SPAARLAMP D/ TL-LAMP
Waartoe dient een energieaudit? A/ ALS HULP BIJ HET KIEZEN VAN EEN ENERGIELEVERANCIER B/ ALS HULP BIJ HET KIEZEN VAN EEN ELEKTRICIEN C/ GEEFT ANTWOORD OP DE VRAAG WAAR,HOEVEEL EN OP WELKE MANIER ENERGIE KAN WORDEN BESPAARD IN EEN ONDERNEMING.
Hoeveel verbruikt een gewone douchekop bij een waterdruk van 3 bar? A/ 18 TOT 26 LITER/MINUUT B/ 1O TOT 18 LITER/MINUUT C/ 5 TOT 1O LITER/MINUUT
340
Met welke meeteenheid wordt het verbruik van elektriciteit aangeduid?
A/ AMPERE (A) B/ NEWTON (N) C/ KILOWATT-UUR (kWh)
Een elektrische installatie met tweevoudig uurtarief dag-nacht is...
A/ KOSTENBESPAREND B/ ENERGIEZUINIG C/ BEIDE
Dubbel glas houdt kou beter tegen dan enkel glas. Welk voordeel heeft dubbel glas nog? A/ DE RUITEN WORDEN MINDER SNEL VUIL B/ DE RUITEN HOUDEN LAWAAI VAN BUITEN TEGEN C/ BIJ DUBBELE BEGLAZING GEBEURT VENTILATIE AUTOMATISCH
Een goedkope wasmachine met G-label verbruikt per wasbeurt op 60°C hoeveel kWh méér dan een duurdere met A-label? A/ 1 kWh B/ 2 kWh C/ 3 kWh
Voor welke investeringen kan een bedrijf van netbeheerder Eandis een premie bekomen? A/ PLAATSEN VAN DAK- EN MUURISOLATIE B/ INSTALLEREN VAN EEN ZONNEBOILER C/ PLAATSEN VAN EEN CONDENSERENDE GASKETEL D/ PLAATSEN VAN HOOGRENDEMENTSGLAS
Na hoeveel tijd is het zinvol om een nieuwe generatie TL-lamp of een spaarlamp uit te doen als je een lokaal verlaat? A/ 1,6 MINUTEN B/ 16 MINUTEN C/ 16 SECONDEN
Een screensaver is leuk voor op je computer en bespaart energie. A/ JA, MET EEN SCREENSAVER GAAT DE COMPUTER LANGER MEE EN BESPAAR JE ENERGIE B/ NEEN, EEN SCREENSAVER VERBRUIKT JUIST EXTRA ENERGIE, VOORAL ALS HIJ BEWEEGT C/ NEEN, MET EEN SCREENSAVER BESPAAR JE GEEN ENERGIE, MAAR HET KOST OOK GEEN EXTRA ENERGIE
341
Welke energiebronnen op aarde zijn beperkt? AARDGAS, AARDOLIE EN STEENKOOL
Wat betekent REG? RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK
Een spaarlamp van 15 Watt geeft net zoveel licht als een EEN GLOEILAMP VAN 75 WATT Bereken zelf de besparing in euro’s per uur, dag, … als je weet dat een toestel met een vermogen van 1000 Watt aangesloten op het net gedurende 1 uur, 0,20 EUR incl. BTW kost. ( gemiddelde prijzen 2006)
Waarom moet men ventileren? OM VERSE LUCHT AAN TE VOEREN EN OM VOCHT AF TE VOEREN Ventileren/ verse lucht aanvoeren, maakt de lucht droger zodat er minder energie nodig is om een ruimte op te warmen. Het kost immers meer om vochtige lucht op te warmen dan droge lucht. Ventileer niet meer dan nodig en op de juiste manier. Zet bvb een raam gedurende 15 minuten per dag open met de verwarming uit natuurlijk. Het is niet de bedoeling om te ventileren via tochtstroken en kieren langs deuren en ramen.
Hoeveel verbruikt een waakvlam van een gastoestel per jaar? 100 M3 GAS Bereken zelf de jaarlijkse kost als de prijs voor 1M3 gas ongeveer 0,60 EUR incl. BTW bedraagt. (2006)
Wat is de meest rendabele en pijnloze manier om de CO2uitstoot door het energiegebruik te verlagen? 342
GEBUIK MAKEN VAN DE REEDS BESTAANDE TECHNIEKEN EN INGREPEN OM ENERGIEGEBRUIK TE BEPERKEN Energie besparen kan vaak door eenvoudige ingrepen. - de apparaten in stand-by uitschakelen - als er slechts in een deel van de productieruimte wordt gewerkt hoef je niet alle verlichting aan te leggen - als een machine slechts enkele uren per dag werkt hoeft ze niet de ganse dag aangeschakeld te zijn… Het kan niet de bedoeling zijn om bvb elektriciteit op te wekken via de zon als er toch niet rationeel met elektriciteit wordt omgesprongen. Gebruik van energiezuinige apparaten, lampen … Voldoende isoleren… BBT = Best beschikbare technieken Het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek heeft studies uitgevoerd naar de best beschikbare technieken. Zo weet u of de milieutechnologie die u toepast wel degelijk is en niet te duur. Zie hiervoor www. vito.be onder BBT studies.
Wat is de meest zuinige lamp? EEN LAMP DIE NIET BRAND Van een brandende lamp is de TL-lamp de zuinigste daarna komt de spaarlamp en tenslotte de gloeilamp. Zie ook verder ivm de TL-lamp en spaarlamp
Met welke meeteenheid wordt het verbruik van elektriciteit aangeduid? KILOWATT-UUR (kWh) Een kilowatt-uur elektriciteit kost ongeveer 0,20 EUR incl. BTW 21% (2006) N= newton = kracht A= ampére = elektrische stroomsterkte
Waartoe dient een energieaudit? GEEFT ANTWOORD OP DE VRAAG WAAR,HOEVEEL EN OP WELKE MANIER ENERGIE KAN WORDEN BESPAARD IN EEN ONDERNEMING.
343
De netbeheerder Eandis voorziet een premie voor energieaudits bij bedrijven (2007) • grondige audits = 50% van de factuur met max. 2 500,00 euro • snelle audits= 50% van de factuur met max. 175,00 euro Ook voor een privé woning kan een energieaudit worden aangevraagd.Hiervoor zijn ook steunmaatregelen voorzien. Energieaudits worden uitgevoerd door erkende energiedeskundigen. Voor een lijst zie www.emis.vito.be/luss/organisaties.asp?techniek=energie-audit-99k-
Een elektrische installatie met tweevoudig uurtarief dag-nacht is... KOSTENBESPAREND Het verbruik blijft of je het nu overdag of ’s nachts hebt. De kostprijs wijzigt alléén, want verbruiken ’s nachts is voordeliger.
Hoeveel verbruikt een gewone douchekraan bij een waterdruk van 3 bar? 10 TOT 18 LITER/MINUUT Met een spaardouchekop is het verbruik 5 tot 10 liter water per minuut bij een druk van 3 bar. De doucheslang moet in dit geval wel bestand zijn tegen een hogere druk. Is dit niet het geval dan dien je ook de slang te vervangen. De druk van het water is wel doorslaggevend om te kunnen besparen met een spaardouchekop. Is er meer dan 3 bar druk op het water dan zal ook een spaardouchekop meer water verbruiken.
Dubbel glas houdt kou beter tegen dan enkel glas. Welk voordeel heeft dubbel glas nog? DE RUITEN HOUDEN LAWAAI VAN BUITEN TEGEN
Een goedkope wasmachine met G-label verbruikt per
344
wasbeurt aan 60°C hoeveel kWh meer dan een duurdere met A-label? 1 kWh Na 250 wasbeurten bespaar je 250kWh. ( dit is ongeveer 50,00 EUR) Een zuinig toestel is een goede start, maar geen garantie voor een laag verbruik. Dat hangt vooral af van de manier waarop de machine wordt gebruikt. • Sorteer wasgoed en gebruik aangepast programma • Vermijd wasbeurten op temperaturen hoger dan 60°C • Trommel goed vullen maar niet overladen • Geen voorwas indien was niet erg bevuild • Gebruik niet te veel waspoeder aangezien het water en energieverbruik toeneemt. Het wasresultaat zal ook niet beter zijn aangezien door het schuim de wrijving in de trommel afneemt. • Kalk in het water zet zich gemakkelijker af bij hoge temperaturen • Gebruik regelmatig een ontkalker om de levensduur van de machine te verhogen / komt ook ten goede aan het elektriciteitsverbruik • Laat geen controlelampjes branden na de wasbeurt. Schakel de machine volledig uit.
Na hoeveel tijd is het zinvol om een nieuwe generatie TL-lamp of een spaarlamp uit te doen als je een lokaal verlaat? 16 SECONDEN Het is een misverstand dat TL- lampen en spaarlampen veel energie bij het opstarten gebruiken. Oude types TL- lampen en spaarlampen verslijten wel sneller door veelvuldig aan- en uitschakelen. Schakel ze enkel uit als je langer dan 10 minuten weggaat. Nieuwe generatie TL- lampen en spaarlampen zijn een stuk verbeterd en slijten minder snel. Ze zijn bovendien uitgerust met een elektronisch voorschakelapparaat dat nog nauwelijks energie verbruikt bij het opstarten, waardoor het al na 16 seconden zinvol is om ze uit te schakelen;
Voor welke investeringen kan een bedrijf van netbeheerder Eandis een premie bekomen? ν ν ν
PLAATSEN VAN DAK- EN MUURISOLATIE INSTALLEREN VAN EEN ZONNEBOILER PLAATSEN VAN EEN CONDENSERENDE GASKETEL 345
ν
PLAATSEN VAN HOOGRENDEMENTSGLAS
Eandis is een netbeheerder die instaat voor 80% van het elektriciteitsverbruik in Vlaanderen. Het is geen producent van energie, maar zorgt ervoor dat elektriciteit en aardgas in optimale omstandigheden bij de verbruiker terecht komt. Hij voert exploitatietaken uit voor de acht distributienetbeheerders van Vlaanderen waaronder Gaselwest. Eandis voorziet voor bedrijven en gezinnen in een hele reeks premies bij investeringen in energiezuinige toepassingen. Deze premies zijn strikt gebonden aan het installatieadres en gelden alléén voor nieuwe toestellen. De aanvraagformulieren zijn te vinden op www. eandis.be
Een screensaver is leuk voor op je computer en bespaart energie. NEEN, EEN SCREENSAVER VERBRUIKT JUIST EXTRA ENERGIE, VOORAL ALS HIJ BEWEEGT Een screensaver beschermt het beeldscherm van je PC tegen inbranden, maar bespaart geen energie. Soms verbruikt hij meer dan wanneer de computer gewoon bezig is. Je kan daarom het beeldscherm volledig uitschakelen tijdens de lunch of vergaderingen… Dat bespaart wel elektriciteit en is niet schadelijk voor het scherm.
346
Bronvermelding Bezochte websites
http://www.cenergie.be/quiz: een quiz over het milieu en energie besparen voor leerlingen en leerkrachten van het secundair onderwijs http://www.eandis.be: informatie over premies voor energiebesparende investeringen en energieaudits http://www.ecohouse.greenpeace.be/EcoNL/: Greenpeace energiegids http://www.energiesparen.be : actuele informatie over subsidies voor zonne-energie in Vlaanderen van zowel het Vlaamse gewest, de netbeheerders en de gemeenten, zowel voor bedrijven als gezinnen. http://www.iveg.be: Informatie over energiebewust gedrag http://www.milieueducatie.be/educmat/docs/fiche.3.pdf: praktische leidraad over hoe je een energiequiz kan organiseren http://www.emis.vito.be: informatie over de beste beschikbare technieken in productieprocessen/ lijst van erkende energiedeskundigen http://www.wwf.be : informatie over o.a. verstandig omspringen met water http://www.destelbergen.be/docs/leefmilieu/energie.pdf : informatie over o.a.verstandig omspringen met elektrische apparaten Informatieve brochures Milieutips, Dienst Milieu en Natuurbehoud van de Provincie Antwerpen, Antwerpen.
Tijdschriften DE BEULE, ‘De eco-efficiëntiescan’, Ecotips, 2006, oktober-november, nr. 5, p.9. VAN GORP, ‘Besparen op energie, zo pakt u het aan’, Z.O. Magazine, 2006,december, P.24.
347
HET IVOOR
348
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 4.1.2 FINANCIEEL BELEID Investeren in zonne-energie STUDIENIVEAU: Bedrijfsbeheer OPLEIDINGSONDERDEEL: Financieel beleid WERKVORM: onderwijsleergesprek Omschrijving: Het OLG is een sterk geleid gesprek, waarmee de lesgever de cursisten stapsgewijs en geleidelijk aan tot bepaalde inzichten brengt met betrekking tot het investeren in zonne-energie. Dit gebeurt in eerste instantie door het stellen van een reeks vragen in een logische volgorde.
Deze
vragenreeksen
worden
aangevuld
en
afgewisseld
met
opmerkingen, bedenkingen, korte uiteenzettingen en samenvattingen. De docent bepaalt zelf de inhoud en het verloop van het gesprek. Hiervoor kan de docent gebruik maken van de powerpointvoorstelling “ Besparen met zonne-energie” die voorzien is van een begeleidende tekst, waarin uitgebreid wordt nagegaan in welke mate het loont om als bedrijf te investeren in een zonneboiler enerzijds en in PVpanelen anderzijds. Aan de cursisten worden er hand-outs uitgedeeld van de powerpointvoorstelling. De cursisten kunnen daarop bijkomende informatie noteren. Om de leerstof vast te zetten wordt de les afgerond met een “kruiswoordraadsel”. Elke cursist dient aan de hand van zijn hand-outs en nota’s het kruiswoordraadsel individueel in te vullen. Daarna haalt de docent de kruiswoordraadsels op en deelt ze lukraak weer aan de cursisten uit voor een klassikale verbetering. De cursisten verbeteren aldus mekaars werk. Het is dus belangrijk dat de cursisten hun naam op het kruiswoordraadsel vermelden.
349
HET IVOOR
350
DUURZAAM ONDERNEMEN • • • •
INTEGRATIE ECONOMISCHE ASPECTEN MAATSCHAPPELIJKE ASPECTEN MILIEU ASPECTEN – RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK (REG) • BESPAREN ZONDER COMFORTVERLIES
– HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN (HEB)
ZONNE-ENERGIE • ZON = GRATIS 1 000 KWH/M2/JAAR • PASSIEVE ZONNE-ENERGIE • DAGLICHT • RUIMTEVERWARMING
HERNIEUWBARE ENERGIE • ZON,WIND,WATER,BIOMASSA… • TROEVEN – MILIEUVRIENDELIJK – ONUITPUTTELIJK – ONAFHANKELIJKE ENERGIEVOORZIENING
THERMISCHE ZONNE-ENERGIE • ZONNEBOILER SANITAIR WATER • ZONNEBOILER RUIMTEVERWARMING • ZWEMBADCOLLECTOREN ZWEMBAD
• ACTIEVE ZONNE-ENERGIE – THERMISCHE: zon→warmte → water – FOTOVOLTAISCHE: zon →elektriciteit – ≠ GRATIS
PRINCIPE ZONNEBOILER • • • • •
ZONNESTRALING → COLLECTOR ABSORBTIE →WARMTE → COLLECTORVLOEISTOF OPWARMEN WATER OPSLAGVAT BIJVERWARMING
INTERNE BIJVERWARMING DUOBOILER
– INTERN → DUOBOILER – EXTERN
351
EXTERNE BIJVERWARMING
DIMENSIONERING • COLLECTOR
TWEE BOILERS
– 1,1 à 1,5 M2 PER 40L WARM WATER DAGVERBRUIK • 200L/DAG = 5,5 à 7,5 M2
• VOORRAADVAT – 40 à 60L PER M2 COLLECTOROPP. • 200L/DAG = VOORRAADVAT 300L
• VERMIJD TE GROOT SYSTEEM DOORSTROMER
AANDACHTSPUNTEN • COLLECTOR – SOORT – ORIENTERING / HELLINGSGRAAD • IDEAAL IS ZUIDGERICHT/ 45°
• KLIMAATZONE • AFTAPPATROON • RANDVOORWAARDEN
OPBRENGST • SIMULATIEPROGRAMMA • DEKKINGSGRAAD – BESPARING OP ENERGIEKOST KLASSIEK SYSTEEM
• LEVENSDUUR – COLLECTOR 30JR – ANDERE ONDERDELEN 20JR
SIMULATIE DEKKINGSGRAAD:
WAT KOST HET?
De Nayer Instituut
VIESSMANN VITOSOL S 2,5 Verbruik L/dag
Q vraag
Q zon
( GJ/jaar)
( GJ/jaar)
Q naverwarming
Dekkingsgraad %
( GJ/jaar) 50
2,67
2,10
0,57
78,4
100
5,35
4,01
1,34
74,7
150
8,02
5,64
2,38
70,2
200
10,69
6,97
3,72
65,1
300
16,04
8,92
7,12
55,7
500
26,73
10,56
16,17
39,5
352
• PRIJS ZONNEBOILER versus BESPARING • STEUNMAATREGELEN KMO
PRIJS ZONNEBOILER
STEUNMAATREGELEN KMO
• VANAF 3000,00 EUR EXCL BTW • OPBRENGST VERHOUDEN TOT PRIJS – SIMULATIES
• ECOLOGIEPREMIE VLAAMSE OVERHEID: – MIN. 10,5% NETTO VOOR KMO’S
• VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK: – 15% (AJ 2008) EENMALIGE – = belastingsbesparing
• KWALITEIT MATERIAAL/INSTALLATEUR – BELSOLAR/KWALITEITSCHARTER
• PREMIES NETBEHEERDERS • EVENTUEEL GEMEENTEPREMIE • EVENTUEEL PROVINCIEPREMIE
• PRIJZEN STIJGEND
BOUWVERGUNNING
REKENVOORBEELD • VACUUMCOLLECTOR 4M2 • VERTICALE DUOBOILER 300L
NEEN INDIEN : • MAX 20% HELLEND DAKOPP • PLAT DAK
• BIJVERWARMING INTERN MET VERWARMINGSKETEL
• CIRCULATIEPOMP + REGELING • DAGVERBRUIK 150L WATER 50°C • DEKKINGSGRAAD 40% (GETEST)
UITGAVEN • INVESTERINGSKOST : 5 200,00 EUR • STEUNMAATREGEL: 1 381,00 EUR – PREMIE 10,5% – INVESTERINGSAFTREK 33,3% VAN 15% – PREMIE EANDIS 2007 (GASELWEST)
• NETTO :
546,00 EUR 260,00 EUR 575,00 EUR
BESPARING EXCL BTW
• • • •
150L WARM WATER 50°C/DAG ENERGIEBEHOEFTE 2 747 KWH/JR DEKKING 40%=1 099 KWH/JR BESPARING PER JAAR – GAS (0,047 EUR/KWH) 52,00 EUR – STOOKOLIE (0,051 EUR/KWH) 56,00 EUR
3 819,00 EUR
353
HAALBAAR? • PAYBACK + 50 JAAR (3 819/52 OF 56 EURO)
• INDIEN BIJVERWARING OP ELEKTRICITEIT/DAGTARIEF – OPBRENGST= 164,00 ( 0,15 EUR/KWH) – PAYBACK = 23 JR
FOTOVOLTAISCHE ZONNEENERGIE
BESLUIT • NOG NIET ECONOMISCH RENDABEL – TERUGVERDIENTIJD KORTER NAARMATE ENERGIEPRIJZEN STIJGEN
• MILIEUWINST – BESPARING VAN 400 à 650 KG CO2/JR
• …
NIET-GEBOUWGEBONDEN
• AUTONOME SYSTEMEN • TUINVERLICHTING • INFORMATIEBORDEN…
• NETGEKOPPELDE SYSTEMEN – NIET-GEBOUWGEBONDEN • FOTOVOLTAISCHE CENTRALES • SYSTEMEN OP STRUCTUREN…
– GEBOUWGEINTEGREERDE • VERVANGING VAN DAK/GEVELBEDEKKING
GEBOUWGEINTEGREERD
PV-PANELEN OP OPEN AFDAK VAN EEN BUSHALTE
PRINCIPE - netgekoppeld • PV-PANEEL → ZONNECELLEN • ZONNESTRALING → ELEKTRISCHE SPANNING • OMVORMER → 230 VOLT WISSELSTROOM • TERUGDRAAIENDE ELEKTRICITEITSMETER
354
SCHEMA
VERMOGEN • WATTPIEK (WP) • 1000 WP (1KWP) → 800 KWH/JAAR (BELGIE) • IDEALE ORIENTERING/HELLING – ZUIDEN – HELLINGSHOEK 35°
• GEMIDDELD 10M2 / KWP
WAT KOST HET? • • • •
KOSTPRIJS SYSTEEM STEUNMAATREGELEN KMO BESPARING TERUGVERKOOP STROOM
KOSTPRIJS SYSTEEM • ZONDER GEBOUWINTEGRATIE – GEMIDDELD 6 500,00 EUR/KWP
• MET GEBOUWINTEGRATIE – MAATWERK=DUURDER – UITGESPAARDE MATERIAALKOSTEN
• DALENDE TREND
STEUNMAATREGEL KMO • ECOLOGIEPREMIE VLAAMSE OVERHEID – MIN. NETTO 24,5% VOOR KMO’S
• VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK – 15% AJ 2008/ EENMALIGE – = belastingsbesparing
• GROENSTROOMCERTIFICATEN : 0,45 EUR/KWH VOOR 20 JAAR
BESPARING/ TERUGVERKOOP STROOM • INDIEN VERMOGEN TOT 12 KWP • TERUGDRAAIENDE KILOWATUURMETER • FINANCIELE COMPENSATIE AAN GELDEND DAGTARIEF VOLLEDIGE PV-PRODUCTIE • VERMINDERING VERBRUIK • TERUGLEVERING AAN NET
• BEPERKT TOT VOLLEDIG EIGEN VERBRUIK/JR = NUL-FACTUUR
355
BOUWVERGUNNING
REKENVOORBEELD
GEEN BOUWVERGUNNING:
• BEHOEFTE 3500 KWH/JAAR • MAX 20% HELLEND DAKOPP • PLAT DAK
– 1KWP = 800 KWH/JAAR – 4,4KWP = 3500 KWH/JAAR
• PANNEELOPP. = 44M2
UITGAVEN • INVESTERINGSKOST – 28 600,00 EUR (4,4KWPx6 500,00 EUR )
• STEUN KMO – PREMIE : 7 007,00 EUR – INVESTERINGSAFTREK 33,3% VAN 15% : 1 429,00 EUR
• NETTO – 20 164,00 EUR
HAALBAAR? • PAYBACK 9,6 JAAR – ( 20 225 EUR/ 2 100 EUR per JR)
• RESTERENDE LOOPTIJD GSC=10,4JR – 2 100,00 X 10,4= 21 840,00 EUR
• LEVENSDUUR = 30 JAAR – TERUGDRAAIENDE METER
356
OPBRENGST/JAAR • GROENSTROOMCERTIFICATEN – 1 575,00 EUR ( 0,45 EURx3 500,00KWH)
• WAARDE GEPRODUCEERDE STROOM – 525,OO EUR ( 0,15 EURx3 500,00KWH)
• TOTAAL/JAAR – 2 100,00 EUR
BESLUIT • ECONOMISCH INTERESSANTER – GROENSTROOMCERTIFICATEN /20JR – TERUGLEVERVERGOEDING – ECOLOGIEPREMIE
• MILIEUWINST • ENERGIEONAFHANKELIJKHEID…
DIA 1 Een duurzaam ondernemer probeert economische, maatschappelijke en milieuaspecten met elkaar te integreren en toch verder te groeien als een sterke onderneming. Vanuit milieustandpunt is het absoluut noodzakelijk om “energie” hoog op de bedrijfsagenda te zetten. Oneindige beschikbaarheid van energie is niet meer zeker. Energiebronnen zoals steenkool,aardolie en aardgas raken ooit op. Nucleaire brandstoffen laten nucleair afval na waarvan de opwerking en berging nog steeds veel problemen geeft. Oplossingen zijn enerzijds zuiniger omspringen met energie (REG) en dit niet alleen voor productiebedrijven maar ook voor dienstverlenende bedrijven. Anderzijds kunnen bedrijven kiezen voor hernieuwbare energiebronnen (HEB). DIA 2 Voorbeelden van hernieuwbare energiebronnen zijn zon, wind,water, biomassa,…Per bron zijn er verschillende technieken om de energie om te zetten in een bruikbare vorm. Hernieuwbare energie heeft de volgende troeven: • • •
Milieuvriendelijk : zeer lage uitstoot van schadelijke stoffen Onuitputtelijk : duurzaam Onafhankelijke energievoorziening
DIA 3 Jaarlijks levert de zon ons 1 000 kWh/m2 gratis energie. We gebruiken deze gratis energie als daglicht en ruimteverwarming via de bezonning van de ramen in gebouwen. Optimaal gebruik kan door ideale oriëntatie van de beglazing en doorgedreven isolatie. Dit wordt ook “passieve” zonne-energie genoemd. “Actieve” zonne-energie onderscheidt twee systemen: •
Thermische zonne-energie: zonne-energie wordt omgezet in warmte en afgegeven aan water • Fotovoltaïsche zonne-energie: zonne-energie wordt omgezet in elektrische spanning Deze technieken zijn niet gratis, maar worden wel gestimuleerd door de overheid met een aantal financiële steunmaatregelen. Dus, waarom het niet eens overwegen? DIA 4 Thermische zonne-energiesystemen vinden hun toepassing in: • • •
Zonneboiler voor de verwarming van sanitair water Zonneboiler voor ruimteverwarming Zwembadcollectoren voor de verwarming van openluchtzwembaden…
DIA 5 357
Hoe werkt een zonneboiler voor de verwarming van sanitair water? Een zonnecollector absorbeert het invallende zonlicht waardoor de temperatuur in de collector gaat stijgen. Een vloeistof die circuleert tussen de collector en een voorraadvat, voert deze warmte af naar het water in het voorraadvat. Daarna wordt de afgekoelde vloeistof terug naar de collector gepompt om opnieuw op te warmen. Als de warmte in de collector onvoldoende is om de gewenste temperatuur te verkrijgen in het opslagvat, wordt een bijverwarming ingeschakeld. Er zijn twee grote opties voor de bijverwarming: DIA 6-7 •
•
Een bijverwarming in het opslagvat van de zonneboiler, dwz een elektrische weerstand of een spiraalbuis die op een CV- ketel is aangesloten en die bovenaan in het voorraadvat ondergedompeld zit. Dit is een duoboiler. Een externe bijverwarming waarbij het water van het opslagvat van de zonneboiler naar een extern systeem wordt gevoerd dat het water op temperatuur brengt. Dit is doorgaans een andere boiler, maar ( thermostatische ) doorloopsystemen zijn ook mogelijk.
DIA 8 De collectoroppervlakte en de capaciteit van het voorraadvat moeten worden afgestemd op de dagelijkse warmwaterbehoefte : • •
Zonnecollectoren : een goede vuistregel is per 40 liter warm water aan 50°C ongeveer 1,1 à 1,5 M2. Vb. dagverbruik warm water 50° = 200L → 5,5 à 7,5 M2 collector Voorraadvat : je kan stellen dat per M2 collector , een voorraadcapaciteit van 40 à 60 liter nodig is. Vb. 200L → voorraadvat van 300L
Overdimensionering is echt niet aan te raden, want de meeropbrengst is te klein. In de zomer heeft een zonneboiler een warmteoverschot. Vandaar dat tijdens de zomer een grotere installatie nauwelijks voordelen biedt. DIA 9 Om de dimensionering van je installatie correct in te schatten moet je ook rekening houden met : • • • • •
358
De karakteristieken van de collector. Vacuumcollectoren presteren beter dan vlakke plaatcollectoren, maar zijn wel duurder De oriëntering en hellingsgraad van de collectoren zijn belangrijk. Ideaal is zuidgericht en met een helling van 45° De klimaatzone Er moet ook rekening worden gehouden met de spreiding van het waterverbruik Opletten voor schaduw van naburige objecten ( ook in de toekomst) en om warmteverliezen te beperken moet de afstand tussen de collector
het voorraadvat , de naverwarming en de gebruikers zo klein mogelijk zijn.
DIA 10 De opbrengst van een zonneboiler is ook afhankelijk van het rendement van naverwarming. Dat maakt het zo moeilijk om de besparing te meten. Voor de berekening van de jaaropbrengst van het systeem bestaan er simulatieprogramma’s die naast de technische eigenschappen van het systeem ook in detail rekening houden met de klimaatvoorwaarden. De opbrengst van een zonneboiler kan worden uitgedrukt in dekkingsgraad. Een dekkingsgraad van 60% betekent dat 60% wordt bespaard op de energiekosten van een klassiek systeem voor water water. Er is ook 60% minder CO2. De verwachte levensduur voor een collector is langer dan 30 jaar. Voor de andere onderdelen is de verwachting 20 jaar. DIA 11 Opbrengstsimulatie voor een installatie Viessman met externe bijverwarming uitgevoerd door het De Nayer Instituut. Bij een dagverbruik van bvb. 150L warm water aan 45°C leverde de installatie Viessman een dekkingsgraad van 70% op.
DIA 13 Een zonneboiler inclusief installatie heb je al vanaf 3 000 euro excl.BTW. Belangrijk is echter de geteste ( simulaties) opbrengst te verhouden tot de prijs van de installatie. Hoe hoger deze verhouding hoe meer waar voor uw geld. Over de jaren werden wel prijsstijgingen vastgesteld. De kwaliteit van het installeren is minstens even zo belangrijk. De beroepsorganisatie Belsolar vzw heeft een kwaliteitsbevorderend programma uitgewerkt. Alleen leveranciers die zich ertoe engageren om deze kwaliteitsregels na te leven kunnen lid worden van deze organisatie. DIA 14 Bedrijven die zonnethermische energie willen installeren kunnen genieten van diverse financiële steunmaatregelen van de verschillende overheden en distributienetbeheerders. •
De basissubsidie of ecologiepremie van de Vlaamse overheid voor KMO’s bedraagt 35% van de aanvaarde investering. De berekening van de premie gebeurt immers niet op het totale investeringsbedrag, maar voor zonneboilers op 30% van de investering. Let wel enkel de essentiële componenten van de investering worden voor de subsidieberekening weerhouden. Zo komt bvb. de draagstructuur niet in aanmerking. De essentiële componenten zijn de zonnecollectoren, de warmtewisselaar(s), de beveilingsapparatuur tegen bevriezen of oververhitting en de distributiekanalen. 359
• •
• •
Indien het bedrijf een milieuzorgsysteem hanteert, verhoogt de basissubsidie met 1,5% voor milieucharter, met 3% voor ISO-14001 en met 5% voor EMAS. De ecologiepremie voor KMO’s bedraagt aldus minimaal 10,5% ( 0,35X0,3) van de essentiële componenten. De verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen van 15% ( AJ 2008) Premies van distributienetbeheerders o Een premie van 75,00 EUR/m2 collectoroppervlakte met een minimum van 575,00 EUR en een maximum van 6 250,00 EUR of maximum 50% van de investering. o Enkel indien installatie afkomstig van leverancier erkend door Belsolar. o Per vestiging van een onderneming o Rechthebbende = distributienetgebruiker o Totale bedrag van cumuleerbare premies beperkt zich tot 15 000 EUR per vestiging o Factuur opgemaakt tussen 01.01.07 en 31.12.07 en in te dienen voor 01.04.08 Premies van gemeenten: Kortrijk geen tussenkomst gevonden. Premies van provincies: West-Vlaanderen geen tussenkomst gevonden.
DIA 15 Voor de plaatsing van zonnepanelen op een plat dak is er geen vergunning nodig. Voor panelen in het dakvlak is er ook geen vergunning nodig tot een maximum van 20% van het dakoppervlakte. DIA 16/17/18/19 Hieronder vindt u een eenvoudig rekenvoorbeeld voor een installatie uitgerust met • • •
4M2 vacuumcollector verticale duoboiler van 300L circulatiepomp / regeling
De prijs bedraagt inclusief installatie 5 200,00 EUR excl. BTW21% We gaan uit van bijverwarming via een verwarmingsketel op gas of stookolie. Deze laatste is niet in de prijs inbegrepen. Het systeem leverde een dekkingsgraad van 40% op bij een dagverbruik van 150L warm water aan 50C°. We gaan op zoek naar de tijdsduur die nodig is om het initiële investeringsbedrag terug te winnen met de door de investering gerealiseerde besparingen. We veronderstellen dat de investering gefinancierd werd met 100% eigen middelen, zonder rekening te houden met gederfde kapitaalopbrengsten. Investering excl BTW (EUR) Ecologiepremie 10,5% (EUR) Investeringsaftrek 33,3% van 15% (EUR) 360
5 200,00 546,00 260,00
Premie netbeheerder EANDIS (EUR)
575,00
Netto investering (EUR)
3 819,00
Energiebehoefte kWh/jaar Dekkingsgraad 40% KP kWh thermische energie gas excl BTW (EUR) Besparing gas (EUR) KP kWh thermische energie stookolie excl BTW (EUR) Besparing stookolie (EUR) Rekenkundig terugverdientijd gas Rekenkundig terugverdientijd stookolie
2 747 1 099 0,047 52,00 0,051 56,00 3819,00/52,00=73,4 3819,00/56,00=68,2
De vraag naar energie om 150L per dag te verwarmen van 7°C ( = temperatuur kraantjeswater) naar 50°C uitgedrukt in KJ = Qd waarbij : Qd = 150x4,2x43 = 27 090 KJ/dag 150→ L water / dag 4,2→ soortelijk gewicht water ( afgerond) 43→ Temperatuurwijziging 50°- 7° De vraag naar energie per jaar wordt dan : Qj = 27 090 X 365 = 988 785 KJ/jaar Aangezien 3 600 KJ = 1kWh is de vraag naar energie per jaar in kWh: 988 785/ 3 600 = 2 747 kWh/Jaar en 1kWh elek = 1kWh therm De thermische energie die we per jaar nodig hebben om 150L water te verwarmen naar 50C° bedraagt dus 2 747 kWh Daar de dekkingsgraad 40% bedraagt realiseren we een jaarlijkse besparing van 1 099 kWh. De jaarlijkse besparingen met bijverwarming op gas en stookolie zijn te klein vandaar de zeer grote terugverdientijd. Nemen we echter bijverwarming op elektriciteit dagtarief (0,15 EUR excl. BTW) dan bedraagt de jaarlijkse besparing 164,00 EUR, wat een terugverdientijd oplevert van 23,2 jaar. DIA 20 De rendabiliteit van een zonneboiler zal alléén verhogen met stijgende energieprijzen en toenemende subsidies. Uiteraard wordt er bespaard op de uitstoot van CO2. Voor bovenstaande installatie bedraagt dit zo’n 650 kg/jaar. DIA 21
361
In fotovoltaïsche zonne-energiesystemen wordt het opgevangen zonlicht rechtstreeks omgezet in elektrische spanning. De diverse toepassingen kunnen in twee families worden ingedeeld. •
Autonome fotovoltaïsche systemen : ze leveren stroom aan een elektrische verbruiker die niet gekoppeld is aan het elektriciteitsnet. Het overschot aan elektriciteit wordt opgeslagen in een batterij. Typische toepassingen zijn rekenmachines, tuinverlichting, straatverlichting, parkeermeter, informatieborden,…
DIA 24/25 •
Netgekoppelde fotovoltaïsche systemen : Hier wordt de gelijksspanning van de fotovoltaïsche panelen omgevormd tot normale wisselstroom van 230V. Dat gebeurt via een invertor of omvormer. De stroom wordt door de eigenaar gebruikt en eventuele overschotten kunnen aan het elektriciteitsnet worden afgegeven. Het overschot aan elektriciteit dat aan het net wordt afgegeven, doet de elektriciteitsmeter terugdraaien.Op momenten dat het systeem de behoefte niet dekt, wordt stroom van het net genomen en draait de teller weer vooruit.
DIA 22 DIA 23 Netgekoppelde PV-systemen kunnen toegevoegd worden aan een gebouw ( bv. op een plat dak ) of ook als nieuw bouwelement toegepast worden. In de architectuur kan men ze op een esthetische en functionele manier integreren en ze besparen bouwkosten door een deel van de gevelbedekking te vervangen. Anderzijds zijn er ook niet-gebouwgebonden Netgekoppelde PV-systemen zoals de PV-centrales. Hier worden grootschalige opstellingen van rijen PV-panelen op de grond bedoeld, met als enige functie elektriciteitsproductie. Er worden ook PVsystemen gemonteerd op open afdaken van o.a. treinperrons en bushaltes en op geluidswanden langs autosnelwegen of spoorwegen. DIA 26 Het vermogen van een PV-systeem wordt uitgedrukt in Wattpiek (WP). Dit is het vermogen dat een PV-paneel levert bij maximale en ideale zoninstraling. De opbrengst van een optimaal opgesteld hellend PV-systeem met een vermogen van 1000 Wattpiek of 1 kilowattpiek (1KWP) bedraagt onder de Belgische zon gemiddeld 800 KWH/jaar. Het paneel is op dat moment pal naar het zuiden gericht met een hellingshoek van 35°. Naargelang het type paneel verschillen de oppervlaktes die nodig zijn voor 1KWP opgesteld vermogen. Een eenvoudige vuistregel is 10M2 paneeloppervlakte voor 1KWP. DIA 28 De investeringskosten voor een netgekoppeld PV-systeem zonder gebouwintregatie bedragen nu gemiddeld 6 500 EUR/KWP Exl. BTW. De toepassing van PV-panelen als volwaardig bouwmateriaal zorgt voor een besparing op de investering in het materiaal dat oorspronkelijk was voorzien zoals dakpannen, beglazing, marmer,… Toch dient nog steeds rekening te worden gehouden met een aanzienlijke kostprijs door maatwerk. 362
De kostprijs vertoont internationaal een dalende trend met 5% per jaar. DIA 29 Gelukkig zijn er voor bedrijven drie verschillende financiële steunmaatregelen van de overheid mogelijk. •
De basissubsidie of ecologiepremie van de Vlaamse overheid voor KMO’s bedraagt 35% van de aanvaarde investering. De berekening van de premie gebeurt immers niet op het totale investeringsbedrag, maar voor PV-installaties op 70% van de investering. Let wel enkel de essentiële componenten van de investering worden voor de subsidieberekening weerhouden. Zo komt bvb. de draagstructuur niet in aanmerking. De essentiële componenten zijn de spanningsregelaars en -omzetters, stroomregeling met inbegrip van meet- en regelapparatuur, elektrotechnische uitrusting voor aansluiting op interne en/of externe elektriciteitsnetten en de fotovaltaïsche panelen zelf.
•
Verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen van 15% ( AJ 2008) Groenstroomcertificaten : 0,45 EUR/kWh voor 20 jaar, aan te vragen bij de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt
•
DIA30 Voor PV-systemen met een vermogen tot 12 kWp moet de elektriciteitsmeter kunnen terugdraaien. Op die manier krijgt de PV-eigenaar financiële compensatie voor de volledige PV-productie, door de vemindering van het verbruik en de teruglevering aan het net via de terugdraaiende meter. De PV- stroom wordt vergoed aan het geldend dagtarief . Wel is de terugleververgoeding beperkt tot het volledig jaarlijks eigen verbruik. DIA 31 Voor de installatie van een PV-installatie op een plat dak is er geen bouwvergunning nodig. Voor hellende daken hangt de vergunning af van de ingenomen oppervlakte. Er is geen vergunning vereist tot maximum 20% van de oppervlakte van het dakvlak. DIA 32/33/34/35 Hieronder vindt u een eenvoudig rekenvoorbeeld waarbij wij op zoek gaan naar de tijdsduur die nodig is om het initiële investeringsbedrag terug te winnen met de uit de investering verwachte inkomsten. We veronderstellen dat de investering gefinancierd werd met 100% eigen middelen, zonder rekening te houden met gederfde kapitaalopbrengsten. We wensen een behoefte te dekken van 3 500 KWh/jaar. Aangezien 1kWp = 800 KWh/jaar, moeten we voor een productie van 3 500 KWh/jaar een geïnstalleerd vermogen hebben van 4,4 kWp. Dit komt overeen met een paneeloppervlakte van ongeveer 45M2 Geïnstalleerd vermogen in kWp
4,4 363
Prijs/kWp UITGAVEN Totale investering excl. BTW (EUR) Ecologiepremie 24,5% Verhoogde investeringsaftrek 33,3% van 15% Netto ( EUR) INKOMSTEN Opbrengst KWh/jaar Waarde stroom 0,15 EUR/KWh Groenstroomcertificaat 0,45 EUR/KWh Jaarlijkse inkomst (EUR) Rekenkundige terugverdientijd in jaar Resterende looptijd GSC ( 20jr-9,6jr) Totale inkomst (EUR) na rekenkundige terugverdientijd 2100 X 10,4
6 500,00 28 600,00 7 007,00 1 429,00 20 164,00 3 500 525,00 1 575,00 2 100,00 9,6 10,4 21 840,00
Aangezien de geschatte levensduur van de panelen ruim 30 jaar is, kunnen we ook nog na 20 jaar genieten van de terugdraaiende meter 1 . DIA 36 Door de GSC, de terugleververgoeding en de ecologiepremie is de terugverdientijd relatief klein en is het economisch interessanter geworden voor bedrijven om te investeren in PV-zonne-energiesystemen. Naast de milieuwinst ingevolge verlaagde CO2-uitstoot is het eveneens de eigen energievoorziening die bedrijven zou moeten aansporen om over te schakelen op zonne-energie.
1
Hou er echter wel rekening mee dat naarmate de panelen ouder worden hun rendement afneemt. De meeste fabrikanten geven een opbrengstgarantie van 90% van het piekvermogen gedurende 10 of 12 jaar of 80% van het piekvermogen gedurende 20 of 25 jaar. 364
Bronvermelding Bezochte websites http://www.apere.org : prijzen van zonneboilers en pv-systemen, thermische energieprijzen http://www.belcogen.be/addendum2004/6 : informatie over het berekenen van de ecologiepremie en de verhoogde investeringsaftrek http://www.eandis.be : informatie over premies mbt energiebesparende investeringen http://www.economiesteun.vlaanderen.be : voorwaarden en aanvraagformulier voor de ecologiepremie http://www.energiesparen.be : actuele informatie over subsidies voor zonne-energie in Vlaanderen van het Vlaamse gewest, de netbeheerders en de gemeenten zowel voor bedrijven als gezinnen. http://www.denayer.wenk.be : dst- testresultaten jaaropbrengst van zonneboilers http://www.iveg.be : Informatie over energiebewust gedrag http://www.ode.be : Overzicht subsidies voor bedrijven voor investeringen in thermische zonne-enegie en fotovoltaïsche zonne-energie http://www.pieman.be : rentabiliteitsberekening van een zonneboiler http://www.reibel.be : technische fiche van PV-panelen http://www.terrasource.info/raccordes.html : Informatie over verschillende zonneenergiesystemen http://www.tescol.fr : simulatie opbrengst zonneboiler http://www.vreg.be:
Informatieve brochures Brochure technique Viessmann solaire, Viessmann SA,Faulquemont,2005,November. Electriciteit uit zonlicht, ODE-Vlaanderen,Leuven,2005. De zonneboiler, Eandis,2006,december. VERCAEREN, Een maatschappelijk verantwoord ondernemer is een sterkere ondernemer,Unizo-Vorming vzw, Brussel, 2005. Warmte uit zonlicht, ODE-Vlaanderen,Leuven,2005. Tijdschriften EELEN, ‘ Besparen op zonne-energie’, Ecotips, 2006, oktober-november, nr. 5, p.9. LESAGE, ‘Nieuws onder de zon?’, Test-aankoop, 2005, juni, nr. 488, p. 38.
365
Ostende, latitude: 51.20°
4-apr-07
Données météo mois
T° extérieure T° de l'eau
I
II
III
IV
V
VI
3.5
3.2
5.8
7.6
11.2
14.0
6.5
6.4
7.7
8.6
10.4
11.8
Taux (%)
Volume (litres)
Installation Capteurs
Stockage Situation
Intérieur (8 °C)
Inclinaison 45 °/Horiz
Température ECS
55 °C
Orientation 45 °/Sud
Volume de stockage
300 Litres
Surface
7.5 m²
Coefficient Cste de 0.3500 B refroidissement Wh/L.j.°C 0.82 Coefficient 3.47 W/m².°C Type Circulation K d'installation forcée, échangeur noyé
Irradiation capteurs (Wh/m².jour) janvier février mars 366
Besoins Apports Apports (kWh/mois) (kWh/mois) (kWh/jour)
818
231
54
1.7
23.3
132
1730
209
91
3.2
43.5
132
3029
225
158
5.1
70.3
132
VII
VIII
IX
X
XI
16.2 16.4
14.3
10.9
7.0
12.9 13.0
11.9
10.2
8.3
avril mai juin juillet aout septembre octobre novembre décembre
4035
214
186
6.2
87.2
132
4683
212
200
6.5
94.3
132
5261
199
193
6.4
96.9
132
4689
200
192
6.2
96.0
132
4253
200
187
6.0
93.4
132
3594
198
167
5.6
84.0
132
2352
213
126
4.1
59.1
132
1123
215
66
2.2
30.6
132
753
227
48
1.5
21.0
132
Taux couverture solaire
65.6 %
Apport solaire annuel
Besoin annuel
2543 kWh/an
Productivité annuelle
1667 kWh/an 222 kWh/m².an
BEREKENING OP DE WEBSITE VAN WWW.TECSOL.FR
367
1 2
3
4
6 7
9 10
8 11
5
HORIZONTAAL 2. Een toepassing van thermische zonne-energie voor lage temperaturen 5. Financiële steunmaatregel van de overheid 7. Rationeel Energiegebruik 10. Noem één troef van hernieuwbare energie VERICAAL 1. Zonne-energiesysteem waarbij zonne-energie wordt omgezet in elektrische spanning 3. Het vermogen van een PV-systeem wordt uitgedrukt in… 4. Het wordt o.a. bepaald door de dagelijkse waterbehoefte en de spreiding van het waterverbruik 6. Het opslagvat van een zonneboiler met een spiraalbuis die op een CV-ketel is aangesloten 8. Met welk apparaat wordt de gelijkstroom, opgewekt door PV-panelen, omgezet in normale wisselstroom 9. Van welk soort PV-systeem zijn bepaalde rekenmachines een typische toepassing 11.Welke functie hebben bepaalde gebouwgeïntegreerde PV-systemen nog, naast het produceren van elektriciteit
368
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
4.2 Recht en wetgeving
DIDACTISCHE WERKVORM 4.2.1 RECHT EN WETGEVING Plaatsen van een zonneboiler STUDIENIVEAU: Bedrijfsbeheer OPLEIDINGSONDERDEEL: Recht en wetgeving WERKVORM: Gespreksvormen Omschrijving: In de PPT-presentatie wordt een overzicht gegeven van hoe de verschillende overheden in ons land proberen om het maatschappelijk verantwoord ondernemen aan te moedigen. Het voorbeeld dat we in casu onder de loep nemen is dat van het “plaatsen van een zonneboiler”. Er wordt stilgestaan bij de juridische regelgeving terzake, vertrekkend van het Europees (supranationaal) niveau om te eindigen op het lokale niveau van steden en gemeenten.
Alternatieve opdracht: Niet enkel het plaatsen van een zonneboiler kan interessant zijn, ook andere vormen van maatschappelijk verantwoord ondernemen dienen aanbevolen te worden. Denken we daarbij aan bv. het plaatsen van fotovoltaïsche zonnepanelen… Ook inzake deze vormen van maatschappelijk verantwoord ondernemen kan een afzonderlijke PPT-presentatie opgemaakt worden.
369
HET IVOOR
370
Plaatsen van een zonneboiler
• Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt méér en méér aangemoedigd van uit de verschillende overheden die ons land rijk is • Tegemoetkomingen zijn er op alle mogelijke niveaus: – – – – – –
Juridische aspecten
Opgelet: Veel steunmaatregelen gelden enkel en alleen voor particulieren en zijn NIET van toepassing voor professionelen!!!
Supranationaal: Europees niveau Federaal niveau: federale regering (België) Regionaal niveau: Vlaamse regering (Vlaanderen) Interregionaal niveau : Eandis Provinciaal niveau: West-Vlaanderen Gemeentelijk niveau: Kortrijk
Europees niveau • Richtlijn 2001/77/EG van 27 september 2001 betreffende de bevordering van electriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne electriciteitsmarkt – Gemakkelijker voldoen aan doelstellingen van Kyoto – Lidstaten moeten nationale streefcijfers vaststellen voor het gebruik van electriciteit uit hernieuwbare energiebronnen – Er moet een wetgevingskader geschapen worden voor de markt van hernieuwbare energiebronnen – Tijd is nog niet rijp voor een Gemeenschapskader voor steunmaatregelen vanwege de beperkte ervaring met nationale regelingen; Europese Commissie dient alles op de voet te volgen om doende een kader voor Europese steun te kunnen uitwerken
• Richtlijn 2001/C37/03: Europese kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu
Federaal niveau • •
Art. 69 WIB92: Verhoogde belastingsaftrek van 15 % voor energiebesparende maatregelen; de Koning kan dit percentage verhogen Art. 145.24 WIB92: uitgaven voor de installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie Î belastingvermindering
•
Belastingvermindering: 40 % van de werkelijk gedane uitgaven max. 3.380 EUR (nieuwbouw of renovatie) – AJ. 2008 (inkomsten 2007)
•
Deze maatregel heeft als doel belastingVERMINDERING toe te kennen; de vermindering is beperkt tot de verschuldigde belasting. Indien de belastingvermindering door gebrek aan voldoende belasting niet (volledig) kan worden verleend, dan is het saldo noch terugbetaalbaar, noch verrekenbaar met een andere aanslagperiode
Federaal niveau •
Het moet een woning betreffen, d.w.z. een gebouw (of een gedeelte van een gebouw) dat, door zijn aard, normaal bestemd is om te worden bewoond door één of meerdere personen (eengezinswoning, appartement, studio,…). Wanneer in dit gebouw een beroepsactiviteit wordt uitgeoefend, moet het gebouw zijn aard van bewoning behouden om de belastingvermindering te krijgen. De energiebesparende uitgaven, die betrekking hebben op het deel van de woning dat door de belastingplichtige-eigenaar voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid wordt gebruikt, geven geen recht op belastingvermindering indien deze uitgaven: ✓ ingebracht worden als beroepskosten; ✓ recht geven op een investeringsaftrek.
•
Aanvraagvoorwaarden: – –
Zonneboiler moet worden geplaatst door een geregistreerd aannemer Geregistreerd aannemer bevestigt: • • •
Dat de oriëntatie van de panelen tussen het oosten en het westen ligt via het zuiden Dat de hellingshoek van de vaste panelen tussen 0 en 70° ten opzichte van de horizon ligt Dat de aangewende techniek het mogelijk maakt om een eventueel probleem van legionellose te vermijden
•
Cumul met financiële bijdrage door andere overheden: geen probleem
•
Interessante link: http://minfin.fgov.be/portail1/nl/cadrenl.htm
371
Voor technische vragen, kan u zich richten tot : FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Algemene Directie Energie North Gate III Koning Albert II laan, 16 1000 Brussel Tel. 02/201.23.64 (infolijn van de Algemene Directie Energie betreffende de nieuwe maatregelen inzake fiscale aftrek voor de investeringen die gericht zijn op hetbesparen van energie in de woningen) Fax : 02/206.57.32 E-mail:
[email protected] Website : http://www.energie.mineco.fgov.be Website : http://www.mineco.fgov.be
Niveau van de interregionale • De premieaanvraag is enkel geldig samen met een kopie van de factuur van de aankoop en het plaatsen van de zonneboiler (geen offerte) en van de collector met vermelding van het type en van het aantal m2 collectoroppervlakte. • De premie bedraagt 75 euro/m2 collectoroppervlakte met een minimum van 575 euro en een maximum van 6 250 euro of maximum 50% van de investering. • De premie kan enkel worden toegekend wanneer de installatie afkomstig is van een leverancier die met dat productgamma deelneemt aan het Belsolar kwaliteitscharter. • Geldig per vestiging van een onderneming • Rechthebbende = distributienetgebruiker • Totale bedrag van cumuleerbare premies blijft beperkt tot 15.000 EUR per vestiging • Factuur opgemaakt tussen 01.01.07 en 31.12.07; in te dienen voor 01.04.08
Provinciaal niveau In West-Vlaanderen: geen tussenkomst gevonden
Gemeentelijk niveau Stad Kortrijk: geen tussenkomst naar bedrijven toe
372
Regionaal niveau •
Decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid Belangrijkste artikels: – – – –
•
Artt. 4 – 8 : algemene voorwaarden Art. 12,3° : definitie energiebesparende maatregelen Art. 15 : steunmaatregelen Art. 16 : maximumpercentages
Dit systeem van ecologiepremie leek niet doeltreffend te zijn; te veel aanvragen en te weinig budget. Daarom is men overgegaan naar het systeem van de zgn. groene stroomcertificaten (situatie fotovoltaïsche zonnepanelen) en naar het systeem van subsidies in samenwerking met de lokale besturen en de distributienetbeheerders. Sinds 1 januari 2005 is er voorzien in een premie van 75 EUR per vierkante meter collectoroppervlakte met een minimum van 625 EUR per systeem. Deze premie wordt betaald via de Vlaamse distributienetbeheerders.
•
Er is dus geen rechtstreekse steun meer vanuit Vlaanderen.
Hoe een premie aanvragen? Stuur of fax de premieaanvraag samen met een kopie van de factuur van de zonneboiler voor sanitair warm water of beglaasde zwembadcollectoren voor publieke overdekte zwembaden naar : Eandis REG-dienst Postbus 50 9700 Oudenaarde Fax: 056 36 93 23 Meer informatie Algemeen telefoonnummer 078 35 35 34
[email protected] www.eandis.be
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
4.3 Commercieel beleid
DIDACTISCHE WERKVORM 4.3.1 COMMERCIEEL BELEID Voorstelling duurzaam ondernemen STUDIENIVEAU: Bedrijfsbeheer OPLEIDINGSONDERDEEL: Commercieel Beleid WERKVORM: Leergesprek Omschrijving: Aan de hand van een leergesprek kan men voorstellen wat het concept ‘duurzaam ondernemen’ inhoudt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een powerpointpresentatie.
Alternatieve opdracht: De voorstelling rond duurzaam ondernemen kan ook opgevat worden als groepsdiscussie.
373
HET IVOOR
374
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
PIJLERS
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE Het invullen van dagelijkse behoeften zonder dat de behoeftevoorziening voor de volgende generatie in gedrang komt.
MILIEU PIJLERS MAATSCHAPPIJ
ACTIEPLAN
Kortom aandacht hebben voor het milieu, zorgzaam omspringen met energie.
ACTIEPLAN ECONOMIE
Ondernemen onder het motto
M.V.O
“ DUURZAAM ONDERNEMEN “ en concreet vertalen naar “ DUURZAAM ONTWIKKELEN “
M.V.O PARTICIPATIE
CONCREET
CONCREET
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
ZOEKEN NAAR ALTERNATIEVE ENERGIE (zon-wind-wamtepomp)
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
ARMOEDEBESTRIJDING
PIJLERS
VERANDERING IN CONSUMPTIEPATRONEN
BEHOUD VAN BIOLOGISCHE DIVERSITEIT
PIJLERS
BESCHERMING & BEVORDERING VAN GEZONDHEID V/D MENS
ACTIEPLAN
BEVORDERING VAN EDUCATIEVE MIDDELEN
RECYCLAGE
VRIJMAKEN VAN EXTRA FIN. MIDDELEN i.f.v. MVO …
ACTIEPLAN
INTERNATIONALE JURIDISCHE AFSTEMMING
M.V.O
OMLIJNING VAN DE ROL V/D JEUGD BINNEN MVO
… …
M.V.O
..
INGAAN TEGEN ONTBOSSING
CONCREET
BESCHERMING VAN DE ATMOSFEER
CONCREET
375
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
Proces waar bedrijven (vrijwillig) streven naar verbetering op economisch-en sociaal vlak i.f.v. van het milieu Het middel – de tool om de doelstellingen binnen MVO te halen.
PIJLERS ACTIEPLAN
Thema’s: ARMOEDEBESTRIJDING
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
PIJLERS
People
ACTIEPLAN
Planet
M.V.O
Passie
VERGRIJZING VOLKSGEZONDHEID
M.V.O
NATUURLIJKE HULPBRONNEN
Profit
KLIMAAT & ENERGIE
CONCREET
CONCREET
MOBILITEIT
BASIS
INITIALEN
VALKUIL
BASIS
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
PIJLERS
Bedrijven die aparte energiemeters plaatsen en trendanalyses maken
ACTIEPLAN
Gebrek aan transparantie Consistentie communicatie.
M.V.O
CONCREET
CONCREET BASIS
376
PIJLERS ACTIEPLAN
Bedrijven die kiezen voor milieuwbewuste verpakkingen
M.V.O
VALKUIL
DUURZAAM ONDERNEMEN
DEFINITIE
Vb. bedrijven die regenwater regenereren
INITIALEN
INITIALEN
VALKUIL
BASIS
INITIALEN
VALKUIL
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 4.3.2 COMMERCIEEL BELEID Voorstelling Zonne-arc STUDIENIVEAU: Bedrijfsbeheer OPLEIDINGSONDERDEEL: Commercieel Beleid WERKVORM: Projectmethode Omschrijving: Binnen het opleidingsonderdeel Commercieel Beleid worden enkele werkvormen voorgesteld die kaderen binnen mens, milieu en maatschappij. 1 Deze didactische werkvorm sluit zo vooral aan bij het onderwerp ‘milieubewustzijn’. Binnen de werkvorm kunnen de cursisten via het internet en via de selectie van specifieke adressen de visies van verschillende bedrijfsleiders ontdekken. De website van Zonnearc Proven van Willy Lievens, zoals hierna voorgesteld, vormt hierbij een passend voorbeeld.
1
Zie ‘Overzicht didactische werkvormen Commercieel Beleid’.
377
HET IVOOR
378
379
380
381
HET IVOOR
382
Deel 3: Integratie van verantwoord ondernemen: didactische werkvormen
DIDACTISCHE WERKVORM 4.3.3 COMMERCIEEL BELEID Kostprijs elektriciteitsverbruik, kostprijs wagen per kilometer STUDIENIVEAU: Bedrijfsbeheer OPLEIDINGSONDERDEEL: Commercieel Beleid WERKVORM: Demonstratie, simulatiespel Omschrijving: Binnen het opleidingsonderdeel Commercieel Beleid worden enkele werkvormen voorgesteld die kaderen binnen mens, milieu en maatschappij. 1 Deze didactische werkvorm sluit zo vooral aan bij de onderwerpen ‘energieverbruik’ en ‘transport en woon-werkverkeer’. Bij ‘energieverbruik’ ontdekken de cursisten aan de hand van een Excel-werkblad de verschillende wattages en het elektriciteitsverbruik in Euro. Bij ‘transport en woonwerkverkeer’ bekijken ze eveneens via een Excel-file welke verschillende factoren de kostprijs per kilometer van hun wagen beïnvloeden. Deze werkvorm is een vorm van ‘demonstratie’, waarbij de cursisten op een actieve manier bij betrokken worden. Het gaat om een simulatiespel, waarbij het accent ligt op gestructureerd denken. De werkvorm heeft een zuiver cognitieve doelstelling, het verscherpen van inzicht staat centraal.
1
Zie ‘Overzicht didactische werkvormen Commercieel Beleid’.
383
HET IVOOR
384
BASISREGEL: een toestel met een vermogen van 1000W (1kW) aangesloten aan het net gedurende 1 uur kost 0,20 €
KOELKAST --------)
300
STRIJKIJZER ------) HAARDROGER --)
1100
TV ---------------------)
na 10 uur
0,6 €
na 10 uur
0€
na 10 uur
2,2 €
na 10 uur
0€
DROOGKAST ----)
2000
na 10 uur
4€
COMPUTER ------ )
180
na 10 uur
0,36 €
gsm LADER ------)
0,3
na 10 uur
0,0006 €
200 300 400 500
1200 1300 1400 1500 1600 1800 2000 2200 2400
1000W 1000W
1 uur 2 uur
0,20 € 0,40 €
500 W
1/2 uur
0,05 €
650 800 1000 1100 1200 1400
150 200 250 300
2000 2200 2300 2400 2500 2800
150 160 170 180 200
0,1 0,2 0,3 0,5
385
KOSTPRIJS PER KILOMETER RIJ MILIEU BEWUST AANKOOPWAARDE AANTAL DIENSTJAREN RESIDUWAARDE
9000 10 1000
VERKEERSBELASTING VERZEKERINGSPREMIE
300 300
AANTAL KM PER JAAR GEMID, AANTAL L /100 KM ONDERHOUDSKOST / JAAR
16000 9 500
0,2713 HUUR GARAGE / JAAR TOL / JAAR BOETES / JAAR
386
900 0 100
€
/km
Overzicht didactische werkvormen Commercieel Beleid MENS
VERLONING:
omzetprognose wordt berekend a.h.v. 3 technieken techniek A : bedrijfsdrukte techniek B: overname techniek C: aantal gezinnen - aandeel concurrentie
DIDACT. WERKVORM :
techniek A: leergesprek fase 1: probleemstelling fase 2: individuele voorbereiding fase 3: leergesprek zelf fase 4: formulering conclusies techniek B: doceren en bespreking goodwill techniek C: onderwijsleergesprek via begrips-analyse- en synthesevraag kom ik samen met het team tot de juiste redenering om de omzet te berekenen
MILIEU
VEILIGHEID GEZONDHEID:
productie zelf en productiebeleid kan ook benaderd worden vanuit mvo
DIDACT. WERKVORM :
leergesprek vb. vanuit foute situatie: maak analyse en corrigeer indien nodig of via een groepsdiscussie gericht op cognitieve doelstellingen
ENERGIEVERBRUIK:
a.h.v. een Excel werkblad ontdekken de cursisten de verschillende wattages en het verbruik in Euro.
DIDACT. WERKVORM :
simulatiespel met accent op gestructureerd denken, een zuivere cognitieve doelstelling waarbij verscherpen van inzicht centraal staat (in geen geval de bedoeling dat "beleving" een centrale rol speelt, dan spreken we van een rollenspel !
TRANSPORT WERKVERKEER:
a.h.v. een Excel werkblad ontdekken de cursisten de verschillende factoren die de kostprijs/km van hun wagen beïnvloed
DIDACT. WERKVORM :
simulatiespel met accent op gestructureerd denken, een zuivere cognitieve doelstelling waarbij verscherpen van inzicht centraal staat
MILIEUBEWUSTZIJN:
via internet en selectie van specifieke adressen ontdekken de cursisten de visies van verschillende bedrijfsleiders
DIDACT. WERKVORM :
opdrachtsvorm: Projectmethode vb. website Zonnearc Proven van Willy Lievens
387
MAATKLANTENTEVREDENHEID in marktonderzoek een belangrijk thema: meten=weten SCHAPPIJ
388
DIDACT. WERKVORM :
strategieën: Excursie
RELATIES MET ANDERE BEDRIJVEN
relatienetwerkvormend: elementaire voorwaarden voor commerciel gedrag
DIDACT. WERKVORM :
complementair groepswerk i.c.m gevalsmethode zodoende dat de cursist het verschil ontdekt tussen: het realiteits-aanschouwelijkheids-en exemplarisch principe