DEEL 1 INFORMATIEF GEDEELTE De bestaande ruimtelijke structuur van de gemeente
Ruimtelijk Structuurplan Malle
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Inhoudstabel
Inhoudstafel INLEIDING: ANALYSE VAN DE RUIMTELIJKE CONTEXT .......................................................................9 HOOFDSTUK I: SITUERING & GESCHIEDENIS ..................................................................................... 11 1. Ligging van de gemeente ................................................................................................................ 11 2. Synthese van het fysisch systeem..................................................................................................... 12 3. Synthese van de historische ontwikkeling .......................................................................................... 15 HOOFDSTUK II: PLANNINGSCONTEXT & STUDIES .............................................................................. 21 Inleiding.................................................................................................................................................. 21 1. Ruimtelijke structuurplannen ............................................................................................................. 22 2. Andere beleidsplannen ..................................................................................................................... 31 3. Ruimtelijk juridisch kader .................................................................................................................. 33 4. Sectorale plannen............................................................................................................................ 40 HOOFDSTUK III: RUIMTELIJKE OPBOUW IN DEELSTRUCTUREN........................................................ 53 Inleiding.................................................................................................................................................. 53 I I I . 1 D E B E S T A A N D E S T R U C T U U R V A N N A T U U R E N O P E N R U I M T E ............................ 55 1. Profiel ............................................................................................................................................. 55 2. Structuur en beeld............................................................................................................................ 61 3. Tendensen ...................................................................................................................................... 62 I I I . 2 D E B E S T A A N D E NE D E R Z E T T I N G S S T R U C T U U R ........................................................... 65 1. Profiel ............................................................................................................................................. 65 2. Structuur en beeld............................................................................................................................ 77 3. Tendensen ...................................................................................................................................... 80 I I I . 3 D E B E S T A A N D E RU I M T E L I J K - E C O N O M I S C H E S T R U C T U U R ................................... 85 1. Profiel ............................................................................................................................................ 85 2. Structuur en beeld.......................................................................................................................... 109 3. Tendensen .................................................................................................................................... 110 I I I . 4 D E B E S T A A N D E S T R U C T U U R S P O R T E N R E C R E A T I E ............................................. 115 1. Profiel ........................................................................................................................................... 115 2. Structuur en beeld.......................................................................................................................... 119 3. Tendensen .................................................................................................................................... 120 I I I . 5 D E B E S T A A N D E V E R K E E R S - E N V E R V O E R S S T R U C T U U R ...................................... 123 1. Profiel ........................................................................................................................................... 123 2. Structuur en beeld.......................................................................................................................... 127 3. Tendensen .................................................................................................................................... 128
Stramien, december 2005
7
Inhoudstabel
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
HOOFDSTUK IV: RUIMTELIJKE OPBOUW IN SYSTEMEN.................................................................. 129 1. Wat zijn ruimtelijke systemen.......................................................................................................... 129 2. Definiëring van de ruimtelijke systemen voor Malle .......................................................................... 129 3. Wat is er aan de hand met de ruimtelijke systemen? ........................................................................ 142 HOOFDSTUK V: SYNTHES E & TAAKSTELLING.................................................................................. 149 1. De bestaande ruimtelijke structuur en landschappelijk beeld............................................................. 151 2. Knelpunten en problemen, kwaliteiten en kansen............................................................................. 153 3. Taakstellingen en prognoses .......................................................................................................... 155
8
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Inleiding
Inleiding: analyse van de ruimtelijke context
In het informatief gedeelte wordt een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande ruimtelijke structuur van Malle. Hoe zit die gemeente vandaag in elkaar? Wat zijn de krachtlijnen van waaruit de opbouw van de toekomstige ruimtelijke structuur kan starten? •
Eerst wordt Malle gesitueerd in een ruimere context. Dit is nodig om de positie van Malle in het geheel en de relatie met de buurgemeenten te kennen.
•
Dan wordt aandacht besteed aan het fysisch systeem, dat de grondslag vormt voor elke ruimtelijke ontwikkeling, en dat ook in de toekomst richtinggevend zal moeten zijn voor ons ruimtelijk handelen.
•
Vervolgens wordt een korte historische analyse gemaakt van de ontwikkeling van Malle. Dit is onmisbaar om de opbouw van die bestaande ruimtelijke structuur goed te kunnen doorgronden. Deze analyse geeft een verklaring voor de huidige ruimtelijke situatie. De geschiedenis van de Malle is hier samengevat in drie periodes, die elk een sterke impact hebben gehad op de ruimtelijke ontwikkeling van Malle.
•
Het grootste deel van dit hoofdstuk wordt ingenomen door een analyse van verschillende ruimtelijke deelstructuren: de natuurlijke structuur, de nederzettingsstructuur, de economische structuur, de recreatieve structuur en de verkeersstructuur. Voor elk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, en worden knelpunten en kwaliteiten aangeduid.
•
Nadien worden ruimtelijke systemen beschreven die de samenhang tussen de verschillende deelstructuren moeten verduidelijken, en die de basis moeten vormen voor de weergave van de bestaande ruimtelijke structuur.
•
Tot slot wordt in een laatste hoofdstuk een synthese gegeven van de bestaande ruimtelijke structuur, met knelpunten en potenties. Er wordt eveneens een taakstelling vooropgesteld.
Stramien, december 2005
9
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Situering & geschiedenis
Hoofdstuk I: situering & geschiedenis
1. Ligging van de gemeente (kaart 1) Malle ligt in het midden van de noordelijke Antwerpse Kempen langs de N12, de verbindingsweg tussen Antwerpen en Turnhout, op 20 km van Antwerpen en 15 km van Turnhout. De N12 vormt tegelijk de belangrijkste verbinding tussen Oost- en Westmalle en heeft daarom een lokale en een bovenlokale functie. Deze gewestweg heeft tevens een belangrijke ontsluitingsfunctie voor het centraal gelegen industriegebied van Malle, de Schaaf - Delften. Dit industriegebied wordt ook ontsloten via de Zoerselbaan (N179). Verschillende noordzuid-gerichte verbindingen doorkruisen de gemeente: N14, N153, N33 en N79. In de noordelijke richting (via Brecht of Rijkevorsel) sluiten ze aan op de E19 (Nederland-Antwerpen-Brussel) en in zuidelijke richting (via Zoersel of Wechelderzande) op de E34 (Ranst-Turnhout-Eindhoven) en de E313 (Antwerpen - Limburg - Nederland). Malle bestaat uit de twee kernen Oost- en Westmalle en de parochie St. Paulus in het zuidwesten van Westmalle. De twee kernen zijn gefusioneerd in 1977 en in 1979 kreeg de gemeente de naam Malle. De buurgemeenten zijn Brecht en Rijkevorsel in het noorden, Beerse en Lille in het oosten, Vorselaar, Zandhoven en Zoersel in het zuiden. Staatkundig behoort Malle bij de provincie Antwerpen, het bestuurlijk arrondissement Antwerpen en het gerechtelijk kanton Zandhoven. Het grondgebied van Malle heeft een oppervlakte van 5198 ha en een bevolkingsaantal van 14.000 inwoners. 2 Dat betekent een bevolkingsdichtheid van 269 inw./km .
Stramien, december 2005
11
Situering & geschiedenis
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
2. Synthese van het fysisch systeem De ‘natuurlijke structuur’, gevormd door de wisselwerking tussen de bodemsamenstelling, het reliëf, de waterhuishouding en aanverwante factoren, heeft lange tijd de vestiging van nederzettingen bepaald. Deze natuurlijke structuur verklaart ook waarom bepaalde ontwikkelingen zich hebben voorgedaan. De belangrijkste elementen van de oorspronkelijke natuurlijke structuur zijn: •
De hoogterug of cuesta (dat is een asymmetrische heuvel die aan de ene kant een steile helling heeft en aan de andere kant een zacht glooïend plateau). De cuesta loopt van Zandvliet, over Kapellen, Bras schaat, West- en Oostmalle, door Beerse tot Oud-Turnhout. In Malle vertrekt de cuesta vanuit het westen, iets ten zuiden van Drieboomkensberg, en loopt langs de Scherpenberg ten zuiden van Westmalle, langs de Hooiberg en verder ten noorden van Oostmalle naar het oosten waar hij plaatselijk vervaagt in het relief, om dan opnieuw op te duiken iets ten zuiden van de Hoge Bergen te Beerse. Op het grondgebied van Malle loopt de steilrand ongeveer op de hoogtelijnen van 22-24 m. De kernen van Malle liggen op de zuidelijke flank van deze rug en bepalen de hoofdoriëntatie van oost naar west
•
Ten noorden van deze cuesta kenmerkt een 'poldertypologie' het vlakke open landschap. Een kleiplaat vormt daar de grens met de cuesta. Kleigrond is een vruchtbare ondergrond Dit verklaart waarom vooral hier landbouwactiviteit plaats vond.
•
Ten zuiden van de cuesta, spreekt men van een 'Kempentypologie' met duidelijke zandformaties. Dit is een meer gesloten en bebost landschap.
12
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Situering & geschiedenis
•
De waterscheidingskam tussen het Schelde- en Maasbekken ligt iets ten noorden van Malle en loopt parallel met de oost-west gerichte rug. De waterscheidingskam bepaalt mee het reliëf: de overgang van een weinig ingesneden reliëf (1) over een eerder golvend terrein (2), naar een meer uitgesproken micro-reliëf (3).
•
Het hele grondgebied van Malle ligt ten zuiden van de waterscheidingskam en dus op de zuidelijk flank van de Kempense rug. Het gevolg hiervan is dat alle beken in Malle van noord naar zuid afwateren en zo kleine bijriviertjes van de Nete vormen.
Drie verschillende zandassociaties (lemig-zand associatie van St. Lenaerts en Rijkevorsel (1), zandassociatie van Beerse (2), zandassociatie van Gierle (3)) en twee zichtbare duinformaties (Drieboomkensberg en Bruulbergen) hebben de landbouwontwikkeling door de eeuwen heen beïnvloed. Tussen deze drie zandassociaties ligt een vochtig komgebied met zand op natte gronden (Ossegoor, Schepersdijk en Delften). In Delften is dat veranderd door de aanleg van het huidige industriegebied. De gronden in het noordelijk gebied lenen zich beter tot landbouw, niet enkel door de vruchtbaarheid van de bodem maar ook door hun hogere watertafel. Het zuidelijke gebied is moeilijker te ontginnen omwille van de meer zandige bodem en de lagere grondwatertafel. Ook wel door de soms té vochtige komgronden. De landbouwactiviteit is hier van oudsher dan ook veel kleinschaliger.
. Stramien, december 2005
13
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Situering & geschiedenis
3. Synthese van de historische ontwikkeling Het oorspronkelijke Malle lag op de oude Romeinse heirbaan Bavai-Utrecht die min of meer het verloop van de cuesta volgde. Noord-zuid verbindingen verliepen op een organische manier en volgden als vanzelfsprekend de natuurlijke gegevenheden (hogere delen tussen de beekvalleien). Oostmalle ontwikkelde zich rond een dries, een typisch driehoekig stuk weiland, waar rond kleinschalige akkers ontgonnen werden. Bij deze dries stond ook de kerk. Westmalle kende een eerder lintvormige ontwikkeling met later een dreef naar de Warande-Guut (het huidige kasteel van Westmalle). De geschiedenis van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Malle is in drie periodes ingedeeld. De eerste periode (kaart 2) wordt gekenmerkt door opeenvolgende landbouwontwikkelingen die binnen de natuurlijke structuur plaatsvonden. Zij hebben die natuurlijke structuur grondig gewijzigd. Van bij het ontstaan van de gemeente in de vierde eeuw, tot aan het begin van de negentiende eeuw was Malle voornamelijk gericht op landbouw. De zanderige ondergrond met zijn beperkte vruchtbaarheid bepaalde de aard van die landbouw en maakte grootschalige beheerswerken strikt noodzakelijk. Door de bevolkingstoename en nieuwe ontwikkelingen in de landbouw werd het landbouwareaal steeds meer uitgebreid. De toepassing van allerlei nieuwe landbouwsystemen en de toenemende ontginning maakte de bodem echter ook steeds armer. In die tijd werden gronden immers nog niet bemest. Daarbij komt nog dat de aanvankelijk kleinschalige percelen steeds grootschaliger werden, hoofdzakelijk ten noorden van Malle. Geleidelijk aan werd -omwille van de landbouw- de hele oppervlakte ontbost. Als gevolg van toenemende verschraling van de bodem door intensief landgebruik wordt de periode van groei en ontginning afgebroken door een agrarische recessie vanaf 1400. Het immense akkerlandschap verandert geleidelijk aan in een schraal heidelandschap. Veel van de heide verandert in de 19de eeuw in landbouwgebied of bosaanplantingen. In het Nonnenbosch, dat nu ‘s Herenbos heet, liggen ook dreven en kanalen (in functie van ontwatering van de vochtige ondergrond). Ze trekken ook een regelmatige structuur van loodrecht op elkaar staande wegen doorheen het heidegebied van Heihuizen ten zuiden van Oostmalle. Vandaag zijn de bossen in de omgeving van de trappistenabdij, ten noorden van de Warande-Guut, ten noordoosten van het centrum van Oostmalle (omgeving Provinciaal Vormingscentrum) en ter hoogte van het zuidelijk gelegen Heihuizen, Bruul en Blommerschot, nog steeds de restanten van deze 19de eeuwse bosaanplantingen.
Stramien, december 2005
15
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Situering & geschiedenis
De tweede periode (kaart 3) situeert zich in de industriële ontwikkeling van de negentiende eeuw. Die heeft vooral op het vlak van infrastructuur en bedrijvigheid veel sporen nagelaten. Twee grootschalige projecten zijn in die periode gerealiseerd : • het uitgraven van het kanaal van Schoten naar Dessel (1850). Het kanaal moest de eerste kleiontginningen in het gebied ten noorden van de gemeente (o.a. het huidige Klokkeven) mogelijk maken. Dit brengt de economische ontwikkeling van Malle in een stroomversnelling. • het rechttrekken van de oude verbindingsweg Antwerpen-Turnhout en de modernisering van de tram hierlangs. In het begin is deze steenweg er vooral om de nieuwe economische ontwikkelingen in de stad mogelijk te maken. Later draait de zaak om en trekt de goede verbinding heel wat mensen naar Malle (week endverblijven, inwijking).
Stramien, december 2005
17
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Situering & geschiedenis
De derde periode (kaart 4) start na de tweede wereldoorlog wanneer door de massale inwijking van stedelingen een sterke groei kent. Vanaf 1950 is er een inwijking van (in deze beginperiode rijke) stadsbewoners uit Antwerpen die hun tweede verblijf in het bosrijke en landelijke Malle willen hebben. Vanaf de jaren 70 echter volgt een bredere inwijkingstroom van nieuwe inwoners, zowel naar West- als naar Oostmalle. Beide dorpen veranderden op korte termijn in een residentiële woongemeente ten noordoosten van Antwerpen. De bevolking stijgt van 8.807 mensen in 1970 naar 13.588 in 1996 (een stijging met meer dan 50% !). Nieuwe verkavelingen rijzen uit de grond en er komen nieuwe wegen bij, bossen worden ingepalmd en een deel van de open ruimte verdwijnt. Daarbij wordt de band met de bestaande natuurlijke en ruimtelijke structuur van de gemeente voor een stuk losgelaten. Een groot vengebied tussen de twee kernen, wordt drooggelegd tussen 1960 en 1975 voor de aanleg van een industrieterrein. Het beleid werkt deze evolutie op alle vlakken in de hand. • Het gewestplan legt een bodembestemming vast, zonder veel beperkingen of beleidsrestricties en maakt daardoor deze ontwikkeling mogelijk. • De aanleg van de autostrade E34 werkt als een katalysator. Omdat de stad beter bereikbaar wordt, vinden mensen het verder van de stad wonen veel vanzelfsprekender. Ook al is de verbinding Lier-Breda vroeger ook wel van belang geweest, het is de baan Antwerpen-Turnhout die de ruggengraat van de gemeente Malle vormde. De autostrade verandert deze oriëntatie van de gemeente. Toenemend autoverkeer benadert de kern nu namelijk vanuit het zuiden. Als belangrijkste conclusie komt duidelijk het onderscheid naar voor tussen de hele geschiedenis tot ongeveer 1950 enerzijds en de verdere naoorlogse evolutie anderzijds. Deze laatste periode kent een zeer grootschalige ontwikkeling die bovendien weinig of geen rekening houdt met de oorspronkelijke natuurlijke structuur. Daardoor is ontzettend veel ruimte ingenomen en is het beeld van de gemeente sterk veranderd.
Stramien, december 2005
19
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
Hoofdstuk II: planningscontext & studies
Inleiding Dit deel van het ruimtelijk structuurplan bevat een overzicht van reeds bestaande plannen en beleidsopties die betrekking hebben op Malle. Het ruimtelijk structuurplan wordt niet in het luchtledige gemaakt, maar in een context van reeds bestaande plannen en studies. Dit zijn enerzijds plannen op het gemeentelijk niveau en anderzijds plannen op hogere beleidsniveaus. Het is belangrijk om de opstelling van de gemeente tegenover die plannen te bepalen, en om na te gaan in welke mate de gemeentelijke opties erbij aansluiten of ervan afwijken. Verschillende planningsinstrumenten bevatten soms tegenstellingen die uitgediscussieerd moeten worden. De eigen visie die de gemeente uitbouwt in het ruimtelijk structuurplan zal regelmatig moeten getoetst worden aan wat in plannen van het hoger niveau aan bod komt. Een goed inzicht in de hele planningscontext is een basisvoorwaarde om het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan in detail te kunnen uitwerken. Er wordt in dit hoofdstuk een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten plannen. Allereerst zijn er de ruimtelijke structuurplannen die volgens het decreet op de ruimtelijke ordening dienen te worden opgemaakt voor de verschillende beleidsniveaus. Ook andere beleidsplannen voor verschillende beleidsniveaus worden behandeld. Vervolgens komen de plannen aan bod die volgens het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening als ruimtelijke uitvoeringsplannen worden aangeduid. Dit soort plannen kan op Vlaams niveau, op niveau van de provincie en op het niveau van de gemeente voorkomen. Ook de oudere uitvoeringsplannen zoals het gewestplan en de Bijzondere Plannen van Aanleg worden hieronder behandeld. Er zijn ook een heel aantal sectorale plannen van de verschillende beleidsniveaus die gevolgen kunnen hebben voor het ruimtelijk structuurplan van de gemeente.
Stramien, december 2005
21
Planningscontext & studies
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
1. Ruimtelijke structuurplannen Op 24 juli 1996 keurde de Vlaamse regering een nieuw decreet over de ruimtelijke planning goed. Het decreet bepaalt dat de drie Vlaamse beleidsniveaus, het Vlaams gewest, de provincie, de gemeente elk een ruimtelijk structuurplan moeten uitwerken voor hun gebied. Het decreet bakent duidelijk af wat op welk niveau moet gebeuren, met een taakomschrijving voor de gemeente in het kader van het subsidiariteitsbeginsel.
1.1. Het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen (RSV) Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 23 september 1997. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen maakt een onderscheid tussen stedelijke gebieden en buitengebieden, gebieden voor economische activiteit (economische knooppunten) en lijninfrastructuren. Het beschouwt Malle als buitengebied en als economisch knooppunt. Malle als buitengebied vraagt om een specifiek ‘buitengebiedbeleid’. De doelstellingen voor het buitengebied zijn: • het buitengebied vrijwaren voor de essentiële functies; • versnippering tegengaan, alsook de verbrokkeling van de structuur van het buitengebied door bebouwing en infrastructuren. Dit betekent dat verdere groei van linten en verspreide bebouwing niet is toegestaan; • ontwikkeling bundelen in de kernen van het buitengebied (=gedeconcentreerde bundeling). 40% van de behoefte aan bijkomende woningen dient in de kernen van het buitengebied te worden opgevangen. De centrumfunctie van de kernen dient versterkt te worden, door een multifunctionele ontwikkeling en het verweven van functies en activiteiten voorop te stellen. Voor de kernen van het buitengebied dient een minimum van 15 woningen/ha te worden nagestreefd; • landbouw, bos en natuur inbedden in goed gestructureerde gehelen; • een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit bereiken; • het ruimtelijk beleid en het milieubeleid afstemmen op het fysisch systeem; • streven naar een bufferfunctie van het natuurgebied t.o.v. de aangrenzende functies.
22
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt dat in economische knooppunten economische activiteiten van regionaal belang geconcentreerd dienen te worden volgens het principe van de gedeconcentreerde bundeling en kiest ervoor om de bestaande bundeling van economische activiteiten beleidsmatig te behouden en waar mogelijk te versterken om verdere uitzwerming tegen te gaan. Daarbuiten kunnen enkel nog lokale bedrijventerreinen ontwikkeld worden. Economische knooppunten zijn structuurbepalend en concentreren en stimuleren de economische ontwikkeling. De doelstellingen voor economische knooppunten zijn: • de economische activiteiten bundelen in economische punten. Er wordt voor geopteerd om nieuwe economische activiteiten van regionaal belang en herlokalisatie van bestaande regionale bedrijventerreinen te concentreren in de economische knooppunten. • de economische sterkte van iedere subregio ondersteunen • een ondersteunend economisch ontwikkelingsbeleid voeren Voor de economische knooppunten moet een gewenste ruimtelijk-economische structuur uitgewerkt worden. De oppervlakte is af te stemmen op de reikwijdte, de ontsluiting moet rechtsreeks via primaire of secundaire wegen gebeuren. De autosnelweg E34 is in het Structuurplan Vlaanderen als hoofdweg geselecteerd, in Malle zijn geen primaire wegen geselecteerd, secundaire wegen zijn op provinciaal niveau vast te leggen. Daarnaast wordt tevens gesteld dat economische knooppunten niet allemaal eenzelfde uitstraling en economische belang hebben. Dit leidt bijgevolg niet in alle gemeenten automatisch tot een groter aanbod aan bedrijventerreinen. Het belang van een gedifferentieerd beleid wordt daarbij aangegeven.
Stramien, december 2005
23
Planningscontext & studies
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
1.2. Het Ruimtelijke Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen werd definitief vastgesteld door de provincieraad op 25 januari 2001 en op 10 juli 2001 door de Vlaamse Regering. Het plan vormt een verfijning van uitspraken die reeds in het RSV werden gedaan. De provincie selecteert in de bindende bepalingen de hoofddorpen en woonkernen. Dit is bepalend voor het aantal bijkomende woningen en hoeveelheid bijkomende bedrijventerreinen dat mag worden voorzien. Het RSPA en de natuurlijke structuur Elementen van de gewenste natuurlijke structuur van belang voor Malle zijn: • de cuesta van de Noorderkempen als structurerend reliëfelement. Het gewenst beleid voor deze hoofdruimte is een open ruimte beleid. Dat vraagt in het bijzonder om uitspraken over functies zoals natuur, landbouw, toerisme en recreatie en nederzettingen in deze open ruimte. Reliëfelementen worden maximaal van bebouwing gevrijwaard en als natuurlijk element geherwaardeerd. • het gebied rond de abdij van Westmalle als ecologisch infrastructuur van bovenlokaal belang Het RSPA en de nederzettingsstructuur Malle wordt geselecteerd als een structuurondersteunend hoofddorp type I. Een gemeente met een structuurondersteunend hoofddorp type I krijgt de mogelijkheid om een bijkomend lokaal bedrijventerrein aan te duiden zowel voor nieuwe bedrijven als voor de herlokalisatie van zonevreemde en/of historisch gegroeide bedrijven en meer bijkomende woningen te realiseren dan voor de opvang van de natuurlijke aangroei nodig is (20%). De beoordeling gebeurt op basis van een door de gemeenteraad definitief vastgesteld gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
24
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
Het RSPA en de ruimtelijk-economische structuur Bedrijvigheid Malle werd in het RSV geselecteerd als economisch knooppunt. Binnen de provincie Antwerpen wordt Malle gepositioneerd als een lokale pool in de open Kempen. De uitbouw van het openbaar vervoersknooppunt van provinciaal niveau geeft potenties voor kleinschalige personeelsintensieve functies. De ligging in het midden van de maas E34 - E19 beperkt de ontwikkeling van bedrijvigheid gericht op ontsluiting met auto. De verdere taakverdeling van bijkomende bedrijventerreinen in economische knooppunten en de vertaling naar Malle was een opdracht voor de provincie. Het ruimtelijk structuurplan voor de provincie Antwerpen geeft echter geen cijfermatige taakstellingen voor de specifieke economische knooppunten. Het reeds toebedelen van bedrijventerreinen in het RSPA houdt het risico in dat voorbij wordt gegaan aan de specifieke potenties en knelpunten op het terrein. Wel beschouwt de provincie het te verdelen aantal hectaren van 437ha als een taakstelling voor het geheel van de kleinstedelijke gebieden en specifieke economische knooppunten. De provincie verdeelt dit pakket bij de afbakeningsprocessen van de kleinstedelijke gebieden en bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de afbakening van regionale bedrijventerreinen in de specifieke economische knooppunten. Landbouw De grondgebonden melkveehouderij is de voornaamste agrarische ruimtegebruiker in de Antwerpse Kempen en moet dit ook in de toekomst blijven. Agrarische verbreding vindt plaats door de ontwikkeling van mogelijke nevenfuncties (in het bijzonder recreatief medegebruik) als bijdrage tot een leefbare en concurrentiële sector. Agrarische vernieuwing is gericht op de ondersteuning van de grondgebonden melkveehouderij door investeringen in landbouwinfrastructuur (via ruilverkaveling of landinrichtingsprojecten). Het ruimtelijk beleid voor de Noorderkempen moet land- en tuinbouwvreemde activiteiten in het agrarisch gebied afremmen en deze ruimte strikt voorbehouden voor agrarische activiteiten. Grondgebonden melkvee blijft in de Noorderkempen de ruimtelijke drager van de agrarische structuur. Dat garandeert de openheid van het gebied. Bouwvrije zones worden in uitvoeringsplannen afgebakend. De bestaande concentratie aan grondloze veehouderijen blijft beperkt tot de Noorderkempen. Voor Malle gaat het om de noordelijke landbouwgebieden. Een verdere verspreiding naar andere deelruimten is niet gewenst. De ordening van deze sector kan nog worden geoptimaliseerd (verbetering van de ontsluiting, bedrijfsontsluiting, inpassing in de omgeving, uitbreiding van de uitrusting enz.). Toerisme en recreatie Ontwikkelingsperspectieven voor toerisme en recreatie: Malle bevindt zich in het gebied tussen twee toeristisch-recreatieve net werken ‘Kempen’ en ‘Steden en Stromen’. Enkel het kanaal vormt hierin een toeristischrecreatieve drager, ‘gebundeld netwerk’. Dit kanaal kan een zeer belangrijke rol spelen in de verdere toeristisch-recreatieve ontwikkeling van dit deel van de provincie.
Stramien, december 2005
25
Planningscontext & studies
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Het zuiden van Malle sluit aan bij het aandachtsgebied Zoersel – Zandhoven – Grobbendonk. Dit kunnen geen hoogdynamische gebieden worden en het recreatief medegebruik (plattelandstoerisme, wandel- en fietsvoorzieningen) dient steeds vooropgesteld te worden. Het RSPA en de verkeers- en vervoersstructuur Het is de taak van de Provincie de secundaire wegen te selecteren. Een secundaire weg heeft als hoofdfunctie verzamelen op bovenlokaal niveau, gemengd met ontsluiten op lokaal niveau. De secundaire wegen zijn van belang voor de ontsluiting van gebieden naar de primaire wegen en hoofdwegen en voor de bereikbaarheid van diverse activiteiten langsheen deze wegen. De doorgaande verkeersfunctie is ondergeschikt aan de lokale verblijfsfunctie. De belangrijkste eisen zijn de verkeersleefbaarheid en ruimtelijke inpassing. Beide primeren op de kwaliteit van de verkeersafwikkeling. Voor Malle werden de volgende wegen geselecteerd: • Secundaire wegen type II: N14 (Hoogstraten-E34 via Oostmalle) en N133 (Westmalle-E19) • Secundaire wegen type III.: N12 (vanaf ring Turnhout tot Antwerpen, via Malle).
Secundaire weg type II Secundaire weg type III Intermodaal knooppunt van regionaal niveau
Openbaar vervoer Een netwerk van openbaar vervoer bestaat uit een hiërarchie van lijnen en knopen. Oostmalle werd geselecteerd als een multimodaal knoop voor personenvervoer op provinciaal niveau (niveau B). Westmalle is geselecteerd als een knoop op intergemeentelijk niveau (niveau C). De sneldienst Antwerpen – E34 – Malle – Turnhout wordt geselecteerd als een lijn op provinciaal niveau. Een nieuwe lijn Mechelen – Duffel – Lier – Zandhoven – Zoersel – Malle – Rijkevorsel – Hoogstraten – Breda werd geselecteerd als verbindende buslijn op intergemeentelijk niveau. Er wordt een stamlijn voorzien vanuit Antwerpen, richting Malle.
Het RSPA en de landschappelijke structuur Het vrijwaren van de structurele reliëfelementen draagt bij tot de herkenbaarheid van belangrijke morfologische eenheden in de provincie Antwerpen. De cuesta van de Noorderkempen wordt geselecteerd als structureel reliëfelement.
26
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
1.3. Buurgemeenten ZOERSEL Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Zoersel werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 11 augustus 2005. Ook het proces rond het mobiliteitsplan is lopende. Belangrijke grensoverschrijdende thema's zijn: - Verkeer Om de leefbaarheid van de woonkern Zoersel te vrijwaren van de overlast van de N14 – mede door het economisch knooppunt Malle veroorzaakt – moet er een omleidingsweg voorzien worden. Deze omleidinsgweg zal enkel goed functioneren als deze wordt doorgetrokken tot het regionale bedrijventerrein van Malle. De N12 moet uitgebouwd worden als openbaar vervoersas. Ontwikkelingen moeten lineair uitgebouwd worden, geënt op haltes van het openbaar vervoer. Secties van Westmallebaan (N179) als lokale verbindingsweg (lokale weg type I) - Wonen Omwille van de bestaande ruimtelijke structuur, gebaseerd op de N12 worden de nog mogelijke en gewenste (beperkte) ont wikkelingen lijnvormig uitgebouwd. Dit creëert mogelijkheden voor de uitbouw van een oost-west openbaar vervoersas. - Open ruimte De open ruimte in het deelgebied Risschot – Meerheide – Kievit in het noorden van de gemeente zet zich voort over de gemeentegrens met Malle. De kwaliteit als open ruimte en ecologische verbinding moet zeker behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Dit gebied moet zoveel mogelijk gevrijwaard blijven van bebouwing. Het Molenbos vormt een uitloper van het grote open ruimtegebied Brechtse heide / domein Trappisten, op grondgebied van de gemeenten Brecht en Malle. De ontwikkeling van Molenbos als poort naar dit open ruimtegebied en het verhogen van de bereikbaarheid voor langzaam verkeer wordt vooropgesteld. Het domein 'De Welvaert' is hiervoor een geschikte locatie. Het openmaken van een structuurschets voor dit domein kan zorgen voor een beleidskader. Hiervoor is overleg met de buurgemeenten Brecht en Malle aangewezen. - Economie Aansluitend bij het industrieterrein van Malle wil de gemeente Zoersel in het noordoosten op de grens met Malle een bedrijventerrein voor de herlokalisatie van zonevreemde bedrijven ontwikkelen. Naast het gegeven dat hier een ruimtelijke bundeling ontstaat met het industrieterrein, is het ook de bedoeling het terrein te bundelen met de bestaande infrastructuur voor sport en recreatie. Bij deze ontwikkeling zal zoveel mogelijk gestreefd worden naar het behoud van de open ruimtecorridor ter hoogte van de Kievit (cfr. open ruimte). De ontsluiting van dit bedrijventerrein is het meest optimaal in oostelijke richting via een gemeentelijke verzamelweg die via het grondgebied van Malle aansluit op het verlengd van de omleidingsweg.
Stramien, december 2005
27
Planningscontext & studies
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
BRECHT Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Brecht werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 12 december 2004. Belangrijke grensoverschrijdende thema’s zijn: - Verkeer De Oostmalsebaan (N153) wordt geselecteerd als lokale verbindingsweg type I. - Open ruimte De Brechtse Heide en de omliggende landbouwgebieden worden geselecteerd als agrarisch gebied met natuur- en / of landschapswaarde. De 'bomenlaan op de grens met Westmalle' werd in het ontwerp GRS van Brecht, d.d. december 2003, aangeduid als een belangrijk droog verbindingsgebied tussen de bos- en heidestructuren in de gemeente Brecht. De gemeenteraad van Malle formuleerde hierop een opmerking in zitting van 29 maart 2004, aangezien de Paaltjesdreef gelegen is op het grondgebied van Malle. Deze selectie werd geschrapt uit het ontwerp GRS van Brecht, d.d. oktober 2004. - Recreatie De Brechtse Heide wordt geselecteerd als recreatief hoofdgebied met kleinschalige recreatie in relatie tot de draagkracht van het geibed. Er zal een gebiedsgericht inrichtingsplan worden opgemaakt, waarbij overleg met de verschillende sectoren, buurgemeenten en overheden nodig is. De Abdij van Westmalle wordt naar voorgeschoven als mogelijke toegangspoort. De ontwikkeling van het kanaal Dessel- Schoten als recreatieve as en groene verbinding, met versterking van de transportfunctie op het kanaal. De kleiputten worden bestemd als recreatief-industrieel-ecologisch landschapspark. RIJKEVORSEL Het gemeentelijk structuurplan bevindt zich in de fase van de startnota, waarover begin 2002 inspraakvergaderingen zullen gehouden worden. Juni 2002 was er een structureel overleg met de provincie. Het mobiliteitsplan ligt momenteel ter goedkeuring bij de minister. LILLE De gemeente Lille heeft de fase van de startnota afgerond, waarover in januari 1999 een structureel overleg is geweest. Momenteel is men bezig met de opmaak van deelnota’s als basis voor het richtinggevend gedeelte. Het mobiliteitsplan werd in april 2001 conform verklaard. In het kader van dit mobiliteitsplan werd gestart met plannen voor de herinrichting van N153. Daarvoor wordt een overleg gepland met de betrokken gemeenten, waaronder Malle. Een grensoverschrijdende materie is de natuurlijke invulling van de Molenbeek vallei.
28
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
BEERSE De procedure van het structuurplan zal weldra hervat worden, na het beëindigen van de afbakening van het stedelijk gebied Turnhout. Omtrent de startnota was in juli 1997 een structureel overleg met de hogere overheid. De samenwerking met het toenmalige bureau is stopgezet en een nieuwe samenwerkingsverband met een ander bureau leidt momenteel tot de opmaak van een discussienota, als aanzet tot het richtinggevend gedeelte. Het mobiliteitsplan werd reeds goedgekeurd. SCHILDE De startnota bevindt zich in de fase van voorontwerp. Wat betreft het mobiliteitsplan werd het beleidsplan afgewerkt. VORSELAAR Het gemeentelijk structuurplan bevindt zich in de fase van visievorming. Structureel overleg rond de startnota vond plaats april 2000. Met het mobiliteitsplan is nog niet gestart. Momenteel is er een nota opgemaakt rond landbouw, natuur en wonen. ZANDHOVEN Het structuurplan bevindt zich in de goedkeuringsprocedure (openbaar onderzoek). Het mobiliteitsplan werd begin 2002 goedgekeurd. De gemeente Malle grenst in het noordoosten, met een zeer kleine oppervlakte, aan de gemeente van Zandhoven. Van belang voor het noordoostelijke deel is het grensoverschrijdend boscomplex van Reebergen dat gelinkt is aan de bovenlokale natuurverbinding van Molenbeek. Grote delen van dit boscomplex werden reeds door het Vlaams gewest opgenomen als Habitatrichtlijngebied of meer recent als onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. De gemeente Zandhoven ondersteunt het beleid van het Vlaams Gewest voor dit boscomplex.
Stramien, december 2005
29
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
2. Andere beleidsplannen 2.1. Gemeentelijke beleidsnota 2001-2006 De gemeentelijke beleidsnota 2001-2006 geeft het belang weer van de ruimtelijke ordening om zowel haar functie als economisch knooppunt in de regio, als haar opdracht als landelijke gemeente te kunnen waarmaken. Het afronden van het gemeentelijk structuurplan wordt in het ruimtelijk beleid van de gemeente als topprioriteit beschouwd. Het structuurplanningsproces en de woningbehoeftestudie dienen hierbij als leidraad. Belangrijke uitgangspunten van het ruimtelijke beleid zijn: maximaal vrijwaren van de open ruimte aantrekkelijk maken van het wonen door inbreidingsprojecten in de dorpskernen op een verkeersveilige wijze, met respect voor de bestaande omgeving tegengaan van verkrotting, leegstand en speculatie realiseren van betaalbare bouwgronden voor de bevolking waarbij sociale huisvesting een belangrijke rol zal spelen actief betrekken van de bevolking bij de realisatie van nieuwe grootschalige projecten opstellen van een streng maar rechtvaardig handhavingsbeleid voor niet vergunde werken bijzondere aandacht ontplooien voor het industrieterrein, met een kwaliteitsvolle inbreiding en uitbreiding respect voor het cultuurhistorisch patrimonium van beschermde en niet beschermde gebouwen
Stramien, december 2005
31
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
3. Ruimtelijk juridisch kader 3.1. Het gewestplan (kaart 5) Het gewestplan van Turnhout (DD 30.09.77) legt het wettelijk kader vast voor de bodembestemming van het grondgebied van deze regio. Voor Malle betekent het gewestplan grotendeels de bevestiging van de bestaande situatie: suburbanisatie in al zijn facetten. • • • •
•
• • • •
•
De woongebieden liggen in en rond de dorpskernen van Oost- en Westmalle en in een brede strook ten zuiden van Westmalle langs de Antwerpse steenweg. Grenzend aan de woongebieden zijn enkele woonuitbreidingsgebieden voorzien, die tot op va ndaag zo goed als niet zijn aangesneden. Lang de Hallebaan in Westmalle ligt een woongebied met landelijk karakter. Er zijn een vijftal zones voor dagrecreatie. Malle heeft een drietal industrie- en KMO-zones. Op het grootste industriegebied, de Schaaf-Delften, centraal gelegen tussen Oost- en Westmalle is er een onderscheid tussen de zone voor milieubelastende industrie (ten noorden van de N12 en centraal tussen de N12 en de Zoerselbaan) en de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO (ten zuiden van de N12 en langs de Zoerselbaan). Ten westen van Westmalle liggen twee kleinere gebieden voor milieubelastende industrie. Enerzijds meubelfabriek Mintjens tussen de Oude Baan en de Meirenstraat. Anderzijds de noordelijk gelegen steenbak kerij Quirijnen met aansluitend ontginningsgebied en een voorziene uitbreiding van het kleiontginningsgebied. Langs de Lierselei, palend aan het ‘s Herenbos (ten zuiden van Oostmalle) ligt nog een kleinere industriezone voor ambachtelijke of kleine en middelgrote bedrijven. Ten oosten van en aansluitend op het industriegebied de Schaaf-Delften en ten westen van de dorpskern van Oostmalle is een zone afgebakend dat het tracé voor de mogelijke omleidingsweg voor de noord-zuid trafiek tussen de E19 en de E313 bevat. Dit tracé sluit aan op de omleidingsweg rond Zoersel. In Malle zijn twee natuurgebieden: in het noorden van de gemeente het stortgebied Klokkeven en ten oos ten van de Hallebaan een aaneengeschakeld gebied van vochtige weilanden. Op het gewestplan zijn ook verschillende bosgebieden aangeduid. Te Oostmalle bevinden deze bosgebieden zich in het zuiden van de gemeente. Het gaat om een uitgestrekt aaneengesloten bosgebied (‘s Herenbos, Bruulbergen en Blommerschot) rond het militaire domein en het vliegveld. Te Westmalle gaat het om een gebied aansluitend bij Guut en één aansluitend bij Sint-Antonius, ten noorden van de Trappis tenabdij. Kleinere bosgebieden liggen gefragmenteerd verspeid in de gemeente. Tussen een deel van het industriegebied en Westmalle is een bufferzone voorzien.
Het grootste deel van de gemeente is als agrarisch aangeduid. Een groot deel beschouwt het gewestplan als landschappelijk waardevol agrarische gebied: in het noorden gaat het om de Brechtse Heide en het gebied Warande – Guut, in het zuiden om Salphen en Aesten.
Stramien, december 2005
33
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
3.2. Bijzondere plannen van aanleg (kaart 6) Op het grondgebied van Malle zijn er acht verschillende BPA’s van kracht. De verschillende lokaties staan op kaart aangeduid. Het gaat vooral om BPA’s die aansluiten op de bestaande kernen met voornamelijk bepalingen over woon- en industriegebieden. Het gaat om volgende BPA’s: 1. De Haard Meir: het BPA ordent het woongebied ten oosten van de kern van Oostmalle, (waaronder het binnengebied tussen Oude Meirenstraat, Onze Lieve Vrouwestraat en Turnhoutsebaan,) hoofdzakelijk bestemd voor vrijstaande woningbouw. Verder wordt een deel van het agrarisch gebied bestemd als strook voor binnenplaatsen en tuinen. Een gedeelte van het woonuitbreidingsgebied wordt herbestemd naar ‘plaats bestemd voor vrijstaande bebouwing’ waarbij een aantal stratentracés (5 pijpekoppen) werden afgebakend, verder wordt ook een zone voor groene ruimte voorzien. 2. De Speelhoven-Akker en herziening: het BPA dat dateerde van 1964 werd in herziening gesteld omdat de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA niet meer in overstemming zijn met de meest recente visie op de RO verwoord in het RSV. De voorschriften stemmen bovendien niet meer overeen met de richtlijnen m.b.t. de na te streven dichtheid van 15 wo/ha; de bestemming en inrichting van de uit het BPA uitgesloten gedeelte moet bepaald worden (o.a. begraafplaats); de tracés van de openbare wegenis moet aangepast worden; de landschappelijke elementen zijn onvoldoende beschermd en de uitbreiding van de begraafplaats is bestudeerd. Volgende principes liggen aan de basis van het BPA: - verhogen van de dichtheid in de dorpskern; - ordening niet -gerealiseerde woongebied verlengde Kapelakkers en Akkerstraat; - versterken van de relatie met de open ruimte; - buffering hemelwater; - concentratie centrumfuncties Hoogstraatsebaan; - bufferen economische activiteiten; - beschermen waardevolle monumenten en dorpsgezichten; - uitbreiding begraafplaats; - voorzien zone voor dienstverlenende bedrijven; - beschermen van waardevolle panden. Het BPA werd voorlopig aanvaard door de gemeenteraad op 30 juni 2003, gevolgd door een definitieve aanvaarding van de herziening in gemeenteraadszitting van 24 november 2003. 21 april 2004 werd dit goedgekeurd door de minister en het is van kracht sinds 28 mei 2004 3. Voorkensheide: met dit BPA is de bestemming als agrarisch gebied veranderd in een zone voor vrijstaande woningbouw en een ambachtelijke zone annex bufferzone met streekeigen beplanting. 4. Blommerschot: het BPA voorziet in de omzetting van bosgebied tot gebied bestemd voor landbouw in de ruimere zin. Er zijn wel beperkingen op het gebied van bouwen en het vellen van bomen uit waardevolle bomenrijen en aangeduide beboste gronden.
Stramien, december 2005
35
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
5.
6.
7.
8.
Planningscontext & studies
Heidsiebaan-Heikantstraat: dit gebied werd op het gewestplan aangeduid als agrarisch gebied en ontginningsgebied met als nabesteming agrarisch gebied. Door dit BPA is de oppervlakte van het ontginningsgebied vergroot met een zone ten noorden van de Heikantstraat. Elke bouw- of exploitatievergunning kan maar afgeleverd worden als ze kadert in een plan voor realisatie van de nabestemming, dat vooraf door de gemeenteraad moet worden goedgekeurd. Bovendien moet afgevoerde teelaarde gestockeerd worden binnen de grenzen van het BPA om ze later als nieuwe deklaag te kunnen gebruiken. Begraafplaats Oude Molenstraat: omvorming van agrarisch gebied naar zone voor openbaar nut, in functie van de inrichting van een begraafplaats en in functie van de bestaande toestand, nl. het opnemen van de tuin van de Zusters der Christelijke Scholen. Het dient te gaan om een parkachtige aanleg, die kadert in het landelijk karakter van de omgeving. Trappisten: naar aanleiding van de bouw van een ondergronds magazijn, aansluitend bij de bestaande brouwerij. De bouw van het ondergronds magazijn zou echter in agrarisch gebied gesitueerd zijn en niet in een zone voor openbaar nut, zoals de rest van de brouwerij. Daarom werd met dit BPA een bestemmingswijziging gerealiseerd van agrarisch gebied naar zone voor openbaar nut. Trappistenbossen: een deel van de bestemming van de trappistenbossen wordt omgezet van zone voor openbaar nut naar bosgebied. Dit is een compensatie van de herbestemming volgens het BPA begraafplaats Oude Molenstraat.
Gemeenteraadsbeslissing 26 februari 2001: BPA’s en bijhorende onteigeningsplannen niet te behouden voor opname in het plannenregister: BPA nr. 1 “De Haard-Meir” (KB 20/06/1957); BPA “Wijziging bijzonder plan van aanleg De Haard-Meir” (KB 16/06/1960); BPA nr. 3A “Steenhoven” (KB 4/11/1970); BPA nr. 3C “Klein Schaaf” (KB 28/08/1970); BPA nr. 4A “Gewijzigde industriezone Meirenstraat” (KB 18/12/1975); BPA “Delften” (KB 06/02/1970); BPA nr. 6 “Delften” (KB 04/10/1974); BPA nr. 7 “Sportterrein der meubelfabriek N.V. Mintjes”. (KB 18/10/1974); BPA nr. 8 “De Delften” (KB 21-3-1975); BPA “Industriezone uitbreiding noord”. (KB 21-2-1979).
Stramien, december 2005
37
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
3.3. Beschermde monumenten en landschappen (kaart 7) Stads- en dorpsgezichten en individuele monumenten worden beschermd door het decreet van 3 maart 1976, gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995 en 8 december 1998. Waardevolle landschappen kunnen beschermd worden via de wet van 1931 op het behoud van de monumenten en landschappen en het landschapsdecreet van 16 april 1996, gewijzigd bij decreet van 24 december 2001. Malle telt 24 beschermde monumenten en landschappen. Daarvan zijn er drie beschermde landschappen. De Brechtse Heide is een grensoverschrijdend beschermd landschap dat zich uitstrekt tot in Brecht en Schilde. Verder is er ook nog de omgeving van de trappistenabdij en de omgeving van het Klokkeven. 1. Sint-Martinuskerk (West) - 19.01.24 & 24.04.02 2. Beukendreef (Oost) - 06.11.61 3. Sint-Martinuskapel (West) - 03.09.76 4. Engelenkapel en omgeving (West) - 13.09.76 5. Pastorij met tuin (West) - 13.09.76 6. Toren van sint-Laurentiuskerk (Oost) - 17.09.76 7. Kasteel van Westmalle en omgeving - 06.05.77 8. Brechtse heide (West) - 27.05.77 9. Stenen windmolen en omgeving (West) - 13.03.79 10. Ronde bouw van kasteel (West) - 23.10.81 11. Kasteel de Renesse (Oost) - 10.11.82 12. Sint-Antoniuskapel te Salphen en omgeving (Oost) - 23.02.83 13. Wolfskapel en omgeving (Oost) - 21.01.85 14. Omgeving van de Trappistenabdij - 11.02.93 * 15. Het Klokkeven (Oost) - 03.12.93 16. De grote hoeve (West) - 22.04.94 17. Villa Geubelle - Het Wild Rijt 16 (West) - 15.03.95 18. Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand en omgeving (Oost) - 19.05.95 19. Station (enkel de dienstwoning) (Oost) - 10.05.96 20. Kapelanie Westmalle, Kasteellaan: 14.09.01 21. Portierswoning, Antwerpsesteenweg 58 - 12.05.03 22. Boswachterswoning, Lierselei (Oost) - 12.05.03 23. Ijskelder, Lierselei (Oost) - 12.05.03 24. Koetshuis, Lierselei (Oost) - 12.05.03 25. Rentmeesterswoning, Lierselei (Oost) - 12.05.03 * Momenteel is echter de bescherming van de omgeving van de Trappistenabdij opgeheven door de Raad van State naar aanleiding van de weigering van een vergunning voor een nieuwe verkaveling. De afdelingen
Stramien, december 2005
39
Planningscontext & studies
Voorontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Monumenten en Landschappen is momenteel bezig de bescherming terug van kracht te maken via het decreet Erfgoedlandschappen. Om deze bescherming terug van kracht te maken is een bestemmingswijziging van het woongebied binnen het afgebakende gebied noodzakelijk en dient vooraf te gaan aan het beschermingsbesluit. Overleg met de Vlaamse Overheid is hieromtrent lopende.
4. Sectorale plannen Sectorale plannen bestuderen telkens een specifiek deelaspect.
4.1. Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) De Vlaamse regering besliste op 18 juli 2003 over de definitieve afbakening van het eerste deel van het VEN. Het VEN staat voor 86.500 ha platteland waar natuur en natuurbescherming de belangrijkste plaats innemen. De selectie van de tweede fase is in opmaak. De afbakening van het VEN is een van de belangrijkste gebiedsgerichte maatregelen van het Natuurdecreet, dat als uitgangspunt heeft dat de natuur in Vlaanderen niet verder mag achteruitgaan. Het VEN is een selectie van bestaande waardevolle en gevoelige natuurgebieden. Het streefdoel is zoveel mogelijk grote aaneengesloten gehelen te vormen. Het VEN is de ruggengraat van de natuurlijke structuur en bestaat uit gebieden met een hoge natuurkwaliteit. In de VEN-gebieden komen natuurbehoud en -ontwikkeling op de eerste plaats. In de VEN-gebieden gelden een aantal algemene voorschriften. Het doel hiervan is minstens de bestaande natuurkwaliteiten van het gebied te behouden. Deze maatregelen zijn veelal vandaag al van kracht. Op termijn zullen, in samenspraak met de verschillende gebruikers, ook specifieke maatregelen worden afgesproken om de bijzondere natuurwaarden te beschermen en te ontwikkelen. Die afspraken worden vastgelegd in een natuurrichtplan. Voor Malle werden twee bosgebieden opgenomen in de afbakening van het VEN en opgenomen als GEN. Het betreft een strook gelegen boven het vliegveld, van Zalfen tot aan de oostelijke grens van Malle; en de meest zuidelijke punt van Malle, Reebergen, aansluitend bij de bosgebieden in Zoersel en Vorselaar. Deze gebieden behoren tot het gebied 'Vallei van de Molenbeek en de Tappelbeek'. (cfr. kaart 11)
40
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
4.2. Ontwerp streekvisie van het arrondissement Antwerpen Op 20.07.94 werd een besluit van de Vlaamse Regering uitgevaardigd ‘houdende erkenning en betoelaging van streekplatformen in het kader van het regionaal economisch beleid en het afsluiten van streekcharters’. Er worden in het streekbeleid drie doelstellingen nagestreefd: economische groei, inkomensvorming en werkgelegenheid. De streekplatformen worden representatief samengesteld uit verschillende betrokkenen. In oktober 1996 werd een ontwerp streekvisie voor het arrondissement Antwerpen voorgelegd. Het doel is dat de voorstellen hierin de aanzet zijn tot het sluiten van een streekcharter met de Vlaamse Gemeenschap. Deze streekvisie werd in 1999 goedgekeurd en omgezet in een streekcharter. In navolging werd voor elk van de betrokken gemeenten een voorstel gedaan voor bijkomende bedrijventerreinen. Voor Malle wordt 16ha industrieterrein voorzien en 10ha gemengd terrein. Deze worden voorzien in 4 locaties: 1. Hooybergh (10ha): momenteel agrarisch gebied dat omgezet zou worden tot een gemengde industrie – kmo-zone, zonder logistiek en niet milieubelastend; 2. buffer 'de Schaaf - Delften' (8ha): momenteel groene zone, herbestemmen tot industriezone, zonder logis tiek. 3. Zeepakker: omzetting van zware industrie naar logistieke zone; 4. uitbreiding Etap, oostwaarts (8ha): momenteel agrarisch gebied.
Stramien, december 2005
41
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
4.3. Ruilverkaveling (kaart 8) Momenteel is het ruilverkavelingsplan Malle – Beerse voorlopig goedgekeurd door de Minister op 12 februari 2003. Een MER wordt opgemaakt in 2004. Een ruilverkavelingsplan vertrekt vanuit verschillende visie-elementen: het optimaliseren van de landbouwgronden en infrastructuren voor landbouw; het beschermen van aanwezige kwaliteiten zowel landschappelijk als ecologisch; het realiseren van landschappelijke en ecologische potenties en ontwikkelingsmogelijkheden; het oplossen van knelpunten. De belangrijkste knelpunten die zich stellen in het onderzoeksgebied zijn: de grote vraag naar landbouwgrond; de nood aan structuurverbeterende maatregelen, zoals herverkaveling en verbetering van ontsluiting en waterhuishouding; de natuurwaarden, voornamelijk aanwezig in het zuiden, gaan zowal kwalitatief als kwantitatief achteruit. Het concept van inrichting van het ruilverkavelingsgebied is: een optimale landbouwinrichting binnen een landschappelijke hoofdstructuur en buiten de valleien van de Koeischotse Beek en de Aestenbeek, de depressie Den Aert en de depressie van de Wetschotloop; natuurinrichting in de vallei van de Koeischotse Beek, de depressie van de Wetschootloop en het brongebied van de Aestenbeek; multifunctionele inrichting in de depressie Den Aert, de Beersendijk en rond natuurinrichtingszones in de vallei van de Koeischotse Beek en de depressie van de Wetschotloop.
Stramien, december 2005
Planningscontext & studies
Voorontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
4.4. GNOP Het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan is in opdracht van het gemeentebestuur opgesteld door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne en op 13.05.95 goedgekeurd door de gemeenteraad. Het doel van het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan is acties en maatregelen formuleren om de kwaliteit van natuur en landschap in Malle te verbeteren. Er is een inventaris gemaakt op administratief, fysisch, cultuurhistorisch en ecologisch vlak om inzicht te krijgen in de actuele toestand van natuur en landschap in de gemeente. Het GNOP vermeldt als voorname problemen : • • • • • • • • • • •
een aantal bestemmingen op het gewestplan komen niet overeen met de natuurwaarden illegale recreatie en bouwwerken onduidelijkheid m.b.t. de nabestemming van de ontginningen naaldhoutbestanden zijn biologisch gezien weinig waardevol populierenteelten gaan ten koste van natuurwaarden slechte water- en structuurkwaliteit van de waterlopen afname van weidevogelpopulaties streekeigen kleine landschapselementen verdwijnen verdroging van voormalige vochtige biotopen soms overlast van activiteiten op het vliegveld (geplande) ruilverkaveling zou natuurhistorische waarden kunnen verstoren
Het GNOP onderscheidt in Malle twaalf landschapseenheden. De algemene beleids- en beheersvoorstellen van het GNOP zijn als volgt samen te vatten: • • • • •
kleine landschapselementen behouden en ontwikkelen biologisch waardevol terreinen aankopen een natuurtechnisch wegbeheer ontwikkelen een natuurgericht beheer van de waterlopen opzetten bossen natuurgericht beheren
In het GNOP beperken de geplande acties zich tot ingrepen in vier landschapseenheden, teneinde op korte termijn zichtbare resultaten te bekomen. Deze voorstellen worden in het structuurplan geïntegreerd en in onderling overleg tussen de verschillende partners concreter uitgewerkt en desgevallend gerealiseerd. Voor het gebied Schepersdijk gaat het om volgende voorstellen: - Herstel van het (matig)soortenrijk historisch cultuurlandschap in en om de Schaggelebeek -vallei; - Ontwikkeling van een netwerk van kleine landschapselementen (bomenrijen, houtkanten,.. );
44
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
-
Planningscontext & studies
Meer natuurgericht beheer van de Schaggelebeek: rekening houdend met de haalbaarheid van de acties, wordt bij voorkeur een strook van ca. 10m breed voorzien, waarin niet mag bemest worden. Herwaardering van het natuurgebied langs de Hallebaan.
Voor het gebied Molenbos – Trappisten staat de bescherming van de bosvegetaties tegen de toenemende recreatiedruk en de ontwikkeling van soortenrijke graslanden ter hoogte van Zandven voorop. In Brechtse heide – Koeschot – Heikant – Klokkeven dient het (nagenoeg) oorspronkelijke landschapsbeeld hersteld te worden. In ’s Herenbos – vallei Lopende beek tot slot wordt gestreefd naar aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit van de beek en meer natuurgericht bosbeheer. Voor de concrete invulling van deze aanpak, wordt in het milieujaarprogramma voor 2004 onderzocht welke pilootprojecten in overleg met en met vrijwillige medewerking van de betrokken eigenaars kunnen opgezet worden. Het is de bedoeling, verspreid over het hele grondgebied projecten voor een aantal kleine landschapselementen op te zetten.
4.5. Habitatrichtlijngebied In 1992 werd de Europese Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) uitgevaardigd. Als uitvoeringsmaatregel moet elk land speciale beschermingszones (Special Areas of Conservation) aanduiden die deel zullen uitmaken van het Europese Natura2000-netwerk. De Vlaamse regering bekrachtigd 4 mei 2001 de selectie van deze speciale beschermingszones. Malle telt twee habitatrichtlijngebieden: het zuidelijke boscomplex in Malle, onderdeel van het 'gebied van de bos- en heidegebieden ten zuiden van Antwerpen; het natuurgebied Klokkeven, onderdeel van 'het Blak, Kievitsheide, Ekstergoor en nabijgelegen Kamsalamanderhabitats'.
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Planningscontext & studies
4.6. Biologische waarderingskaart (kaart 9) De biologische waarderingskaart maakt aan de hand van een uniforme lijst van karterings-eenheden een inventaris op van de voorkomende vegetatie. Op basis van vier criteria (zeldzaamheid, biologische kwaliteit, kwetsbaarheid en vervangbaarheid) krijgt ieder ecotoop een waardering van biologisch zeer waardevol tot biologisch minder waardevol. Op de biologische waarderingskaart gelden als zeer waardevolle gebieden: de zuidelijke bossen en het kasteeldomein De Renesse, het Molenbos en Drieboomkensberg ten westen van de gemeente, het bos rond het kasteel van Westmalle en het Klokkeven ten noorden en de bossen bij het Provinciaal Vormingscentrum.
Stramien, december 2005
47
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Opbouw in deelstructuren
4.7. Decreet integraal waterbeleid (kaart 10) Op 12 juli 2003 keurde de Vlaamse regering het Decreet betreffende het Integraal Waterbeleid goed. Via een aantal instrumenten, zoals de watertoets, tracht het decreet om de afstemming tussen het integraal waterbeheer en de ruimtelijke ordening te regelen. De watertoets is een nieuw instrument binnen het vergunningenbeleid om te meten of er geen schadelijke effecten optreden door menselijke activiteit. Vanaf 2003 moeten bouwprojecten van enige omvang een watertoets ondergaan voor ze groen licht en een vergunning krijgen. Dat kan gaan over de aanleg van een grote weg, de inplanting van een KMO-zone of een verkaveling. Bij de aanvraag van nieuwe verkavelingen, wegen of kmo-zones zullen de beheerders van de rivierbekkens onderzoeken welke invloed het project heeft op de waterhuishouding. Gebieden die een groot overstromingsrisico lopen, komen niet meer in aanmerking voor verkaveling. Individuele kavels komen niet in aanmerking voor zo’n toets. De kaarten die zijn opgemaakt met betrekking tot de risicozones overstromingen vormen een voorbereiding op de uitvoeringsbesluiten van de watertoets. Op basis van deze kaarten kan echter geen nauwkeurige begrenzing tot op perceelsniveau verantwoord worden en een voortdurende actualisatie ervan is noodzakelijk. Toch vormen deze kaarten een goede eerste basis voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied. De gemeente heeft reeds zelf een aantal gebieden afgebakend, die ook zullen worden doorgegeven aan de afdeling water, om de huidige kaarten te actualiseren. Op de kaart staan de risicozones overstromingen en de van nature overstroombare gebieden. De recent overstroomde gebieden worden niet expliciet weergegeven, aangezien ze identiek zijn aan de risicozones overstromingen.
4.8. Integraal waterbeheersplan voor Malle (mei ’99) Integraal waterbeheer is een methode om het watersysteem zodanig te beheren en te ontwikkelen dat het voldoet aan de ecologische functies en aan de gebruiksfuncties. De Molenbeek is momenteel de enige waterloop met een goede tot matige ecologische kwaliteit. Maatregelen om deze restant zoveel mogelijk te beschermen moeten dan ook als prioritair beschouwd worden. De rest van de waterlopen heeft een slechte tot zeer slechte ecologische kwaliteit, door de slechte waterhuishouding, het onderhoud en de verontreiniging. Deze kwaliteit dient verbeterd te worden. Een tweede belangrijk element van het waterbeheersplan is het waterhuishoudingsbeheer. De te sterke drainage van de noordelijk gelegen, van nature uit vochtige gebieden, heeft geleid tot stelselmatige verdroging van de bodem. Hier stelt zich als gevolg daarvan een tweevoudig probleem: te weinig water in de waterlopen gedurende het grootste gedeelte van het jaar door de te snelle afvloei van het hemelwater; te veel water gedurende perioden met hoge neerslag door obstructies op de waterlopen (ter hoogte van de kernen), met overstromingen tot gevolg. Als reactie op deze problematiek van verdroging werd in het kader van het Europees
Stramien, december 2005
49
Planningscontext & studies
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
project ‘Watermanagement in het Benelux-Middengebied’ een proefproject opgestart in Malle – Zoersel. Er werd gewerkt met stuwbakken in de grachten.
4.9. Gemeentelijk milieubeleidsplan Malle 2000-2004 Het milieubeleidsplan dient als leidraad voor het te voeren toekomstige milieubeleid. Het gaat om een duurzaam beleid met speciale aandacht voor waterbeheersing, gebruik van duurzame grondstoffen en producten, rationeel energiegebruik, afvalpreventie- en inzameling, maatregelen voor het tegengaan van geluidshinder, lichthinder, bodem- en luchtverontreiniging. Een duurzame ruimtelijke ordening is hierbij van groot belang. Het jaarlijkse milieujaarprogramma is een belangrijk instrument binnen het milieubeleid. Het bevat enerzijds een overzicht van de gerealiseerde acties van het afgelopen jaar en anderzijds de planning van het lopend jaar met daarbij de cijfers van de begroting.
4.10. Woningbehoeftestudie Naar aanleiding van het structuurplanningsproces en overeenkomstig de omzendbrief, heeft het gemeentebestuur van Malle IRIS -Consulting opdracht verleend voor de opmaak van een woningbehoeftestudie. Uit de woningbehoeftestudie blijkt dat het totale aanbod van woningen in Malle ruimschoots volstaat om de toekomstige vraag op te vangen (een overschot van 2293 woningen). Op korte termijn dienen evenwel nog een aantal nieuwe woongebieden aangesneden te worden. Omwille van de kleine behoefte kunnen evenwel strenge eisen gesteld worden aan deze gebieden. Er wordt geopteerd om op korte termijn geen bijkomende woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. De studie werd op 31 januari 2000 goedgekeurd door de gemeente. In de beleidsnota 2001-2006 wordt gesteld dat de prioriteiten voor het aansnijden van nieuwe woonzones liggen in de centra van de deelgemeenten Oostmalle en Westmalle, kortom een beleid gericht op inbreiding. De woonuitbreidingsgebieden blijven voorlopig als reserves gevrijwaard. In juli 2000 werden door de Vlaamse overheid een aantal bemerkingen gemaakt op de woningbehoeftestudie. Binnen het structuurplan van de gemeente dienen nog bijkomende uitspraken gedaan te worden. Enerzijds betreft het het ruim voorziene aanbod dat wordt weerhouden om op korte termijn (2007) de behoefte op te vullen. Een strengere fasering wordt aangeraden. Anderzijds betreft het de perifeer gelegen gebieden die voorbehouden worden om op lange termijn aan te snijden of worden weerhouden als niet prioritair. Veel van deze gebieden liggen erg ver van de kern en dragen niet bij tot een duurzame ontwikkeling. Deze gebieden worden best ingeruild voor andere gebieden. Een nieuwe bestemming dient evenwel gevonden te worden voor deze gebieden.
50
Stramien, december 2005
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
Opbouw in deelstructuren
4.11. Bovenlokaal fietsroutenetwerk Binnen een overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en de Vlaamse provincies werd een bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk opgebouwd. Doel is dit netwerk te realiseren middels de samenwerking tussen het Vlaams Gewest, de provincies, de gemeentebesturen en andere belanghebbenden. Het fietsroutenetwerk werd opgesteld voor het woon-werk, woon-school en woon-winkelverkeer met een recreatief medegebruik waarbij woonkernen, industrieterreinen, scholen en andere attractiepolen via de kortst mogelijke route met elkaar worden verbonden. Het resultaat is een lijnenbestand waarin men onderscheid heeft gemaakt tussen 3 soorten fietsroutes: non-stop hoofdroutes, bovenlokale routes en alternatieve routes. De non-stop hoofdroutes vormen een soort fietssnelwegen, vooral gelegen langs spoorwegen, kanalen en waterwegen. De bovenlokale routes vormen de verbinding tussen de verschillende aantrekkingspolen en de alternatieve routes vormen een alternatief van de bovenlokale routes. Deze zijn meestal gelegen langs rustige wegen.
4.12. Mobiliteitsplan In opdracht van de gemeente werd door IRIS Consulting een mobiliteitsstudie uitgevoerd voor het hele grondgebied van de gemeente. Het doel van de mobiliteitsstudie was de verkeersveiligheid verhogen, de verkeersleefbaarheid verbeteren en de vervoers vraag beheersen. Het mobiliteitsplan bestaat uit drie delen: ten eerste een oriëntatiefase, vervolgens een opbouw van het plan en tot slot een beleidsplan.
Scenario 1
In de mobiliteitsstudie werden twee scenario’s voorgesteld voor een omleidingsweg in Malle. Scenario 1 bestaat uit een zuidelijke ontsluiting van het industriegebied, aansluitend op de omleidingweg rond Zoersel. Het industriegebied behoudt de ingang langs de N12 als tweede ontsluiting. De twee ingangen aan de Zoerselbaan worden afgesloten. Het doorgaand noord-zuid verkeer blijft in dit geval de kern van Oostmalle belasten. Daarom is het noodzakelijk de kern in te richten als doortocht en voldoende alternatieven uit te bouwen voor het autoverkeer (fietsroutenetwerk en openbaar vervoer). Scenario 2 gaat uit van een volledige uitbouw van de omleidingweg van de Lierselei tot aan de Hoogstraatsebaan. Het industriegebied krijgt een aparte aftakking op de omleidingweg. Al de andere toegangen worden afgesloten, deze via de N12 inbegrepen. In het beleidsplan wordt gekozen voor het eerste scenario, Malle zuidelijk ontsloten. Het beleidsplan werd in augustus 2001 goedgekeurd door de gemeenteraad. Er werd geopteerd voor scenario 1, Malle zuidelijk ontsloten en de aanleg van doortochten in de kern. Er wordt geen uitspraak gedaan over de categorisering van de lokale wegen.
Scenario 2
Stramien, december 2005
51
Planningscontext & studies
Ontwerp ruimtelijk structuurplan Malle
4.13. Eigendommen Tot slot worden hier ook enkele belangrijke eigendommen vermeld: • Het NAVO-vliegveld, de aanpalende bossen, graslanden en landbouwgronden ten zuiden van Malle zijn eigendom van het ministerie van landsverdediging • Het kasteel de Renesse is eigendom van de gemeente • Het zuidelijk deel van het kasteelpark de Renesse en het 's Herenbos is eigendom van het Vlaams Gewest • Het Provinciaal Vormingscentrum en het aanliggende bosperceel zijn eigendom van het provinciebestuur • De bossen rond Drieboomkensberg zijn gedeeltelijk eigendom van de gemeente, gedeeltelijk van De Dennen en de trappisten. • Het domein Drieboomkensberg is eigendom van de Abdij der Trappisten van Westmalle. • De abdij der trappisten bezit een groot areaal in de ruime omgeving van de abdij • Het kasteel van Westmalle en een groot deel van het aanliggend bos- en landbouwareaal is privaat eigendom • Een groot deel van Heihuizen grenzend aan Beerse is privaat eigendom
52
Stramien, december 2005