meetinstrumenten Trudy Mooren is werkzaam bij de Stichting Centrum ’45, Michaela Schok bij het Veteraneninstituut te Doorn. Rolf J. Kleber is verbonden aan de Afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie, Universiteit Utrecht en aan het Instituut voor Psychotrauma te Diemen
Trudy Mooren, Michaela Schok en Rolf J. Kleber
101
De zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
Correspondentieadres: Dr. G.T.M. Mooren, Stichting Centrum ’45, Rijnzichtweg 35, 2342 AX Oegstgeest E-mailadres:
[email protected]
summar y
The meaning of threatening events: A questionnaire on assigning meaning after experiences of war and violence The Meaning of War Scale has been developed to examine cognitive assumptions related to threatening experiences specific to war or violence. To obtain the psychometric properties of this new scale, questionnaires filled out by two different samples have been analyzed: 1. refugees from Bosnia Herzegovina living in the Netherlands (N=365), and 2. Dutch veterans sent to different war and peacekeeping missions (N=1561). Factor analysis and construct validity were used to examine psychometric qualities of the Meaning of War Scale. Three out of five sub-scales showed good reliability and validity: distrust, personal growth and religious adherence. Moreover, these scales have been found to be related to stress responses and dispositional features of the cognitive adaptation process to war-related experiences. Inleiding
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
In theorieën over de psychologische verwerking van traumatische ervaringen neemt betekenisgeving een centrale plaats in (onder meer Brewin & Holmes, 2003; Creamer, 1995; Kleber & Brom, 1992). De psychiater Frankl (1946), die de Duitse concentratiekampen uit de Tweede Wereldoorlog had overleefd, noemde het fundamentele zoeken naar betekenis, the search for meaning, een primaire kracht in het overleven van de oorlogsverschrikkingen. Het zoeken naar zin ontstaat wanneer de vanzelfsprekendheid van het bestaan ernstig wordt geschaad door de confrontatie met gewelds- en oorlogsgebeurtenissen, zoals bombardementen, het verlies van dierbaren, de verwoesting van bezittingen en het moeten achterlaten van huis en haard op zoek naar een veilig heenkomen. Wanneer basale opvattingen over de wereld worden geschonden en fundamentele zekerheden instorten, is de behoefte aan betekenisgeving groot (Janoff-Bulman, 1992). Op deze wijze probeert de getroffene weer greep op het eigen leven te krijgen (Park & Folkman, 1997).
102 de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen psychologie & gezondheid | 2009-37/2
In perioden van oorlog worden mensen geconfronteerd met gebeurtenissen gekenmerkt door machteloosheid, ontwrichting en doodsangst. Het gaat dan om traumatische ervaringen. De informatie inherent aan deze zeer ingrijpende ervaringen is incompatibel met bestaande kennisstructuren (’schemata’). Dit leidt tot een proces van verwerking of integratie. Deze theoretische aanname is terug te vinden in zowel de cognitiefpsychodynamische benadering van psychotrauma (Horowitz, 1986) als in cognitief georiënteerde traumamodellen die geënt zijn op informatieverwerkingstheorieën (Brewin & Holmes, 2003; Dalgleish, 2004; Ehlers & Clark, 2000). Omdat de schokkende informatie niet strookt met of past binnen bestaande opvattingen over zichzelf, de omringende mensen of de wereld is ofwel aanpassing van cognitieve structuren (accommodatie) ofwel aanpassing van in te voegen informatie (assimilatie) vereist. Al vrij snel na een schokkende gebeurtenis blijken mensen te zoeken naar een verklaring van wat hun is overkomen. Het gaat dan meestal over oorzaken en samenhangen. Het zoeken naar verklaringen voor wat is gebeurd is te beschouwen als een vorm van secundaire controle-uitoefening (Rothbaum, Weisz & Snyder, 1982). Het gevoel van wanorde wordt tegengegaan door antwoorden te zoeken op een aantal vragen. ‘Hoe kon dit gebeuren?’ ‘Waarom is mij dit overkomen?’ Dit wordt bevestigd vanuit de attributietheorie (Taylor, 1983; Taylor & Stanton, 2007). Mensen zullen gebeurtenissen aan interne of externe omstandigheden toeschrijven. Dergelijke verklaringen krijgen dikwijls een existentieel karakter. In al wat oudere traumabenaderingen is hierop gewezen (Lifton, 1978). Het gaat niet alleen om het vinden van een causale verklaring voor het gebeurde, maar ook om het trachten te begrijpen van de plaats die de ervaringen in het persoonlijke of familiale leven innemen (Schok, Kleber, Eland & Weerts, 2008). De persoon construeert, meestal impliciet, een visie op de wereld en zichzelf waarin de traumatische ervaringen een plaats kunnen krijgen. Dit zoeken naar verklaringen en betekenis refereert naar een herstel van de breuk die men na schokkende gebeurtenissen vaak ervaart. De traumatische gebeurtenis wordt ingekaderd en krijgt een betekenis in iemands biografie. De emotioneel geladen ervaringen worden tot een soort van ‘kapstokmomenten’ voor de organisatie van autobiografische kennisstructuren (Berntsen & Rubin, 2006, 2007). Centraal staat het belang van de ervaring voor de identiteit van iemand; de interpretatie van wat is gebeurd wordt de sleutel tot een stelsel van geassocieerde opvattingen en gevoelens. Het zoeken naar betekenisgeving leidt niet per se tot positief getinte resultaten. Zij
kan uiteindelijk ook uitmonden in een negatieve betekenisgeving die is gekoppeld aan wrok, argwaan en een besef van vervreemding. Immers, een minderheid (percentages in steekproeven van oorlogs- en geweldsgetroffenen variëren tussen 5 en 50%) ontwikkelt klachten die leiden tot een posttraumatische stress-stoornis (PTSS), een depressie of een andere stoornis. Daarnaast komen vaak onbegrepen lichamelijke klachten voor. Vluchtelingen en veteranen zijn twee groepen mensen die relatief veel ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt in episoden van oorlog, geweld en migratie of uitzending. Bij beide groepen oorlogsgetroffenen is betekenisverlening cruciaal. Voor veteranen is het belangrijk om positief terug te kunnen kijken op hun militaire inzet. Anders kunnen aanhoudende gedachten over falen en schuld een belemmerende rol spelen in het verwerkingsproces. Voor vluchtelingen betekenen de ervaringen vaak een groot verlies van identiteit: wie ze voor de oorlog uitbrak waren, is na vestiging in Nederland nauwelijks zichtbaar. De betekenis van ontwrichtende gebeurtenissen ligt nogal eens op het terrein van verlies. Bij beide groepen wordt een groot gevoel van onmacht ervaren. Er bestaan vele instrumenten om posttraumatische stress-stoornis en bijhorende symptomen te bepalen (zie onder meer Brewin, 2005), maar er zijn niet veel instrumenten beschikbaar om de betekenisverlening na ingrijpende gebeurtenissen te meten. Dergelijke instrumenten zijn alle terug te voeren op algemene psychologische noties over fundamentele waarden en motivatiebronnen (Joseph & Linley, 2005). Zo is er de Self Coherence Scale van Antonovsky (1993), zelf overlevende van de Holocaust. Centraal concept in zijn schaal is coherentie van het zelf, uitgewerkt in de thema’s beheersbaarheid (managebility), controleerbaarheid (controllability) en zingeving (sensibility). De World Assumption Scale (Janoff Bulman, 1989) bestaat uit vragen die algemene opvattingen over achtereenvolgens zichzelf, over de ander en over de wereld in kaart brengen. Deze schaal wordt veel gebruikt in onderzoek naar de gevolgen van trauma, maar normgegevens zijn niet voorhanden. De Centrality of Event Scale (Berntsen & Rubin, 2006) bevat items over het belang van ingrijpende ervaringen voor de identiteit. De gedachte erachter is dat het juist traumatische ervaringen zijn die goed worden onthouden en waaraan overige herinneringen worden ‘opgehangen’. De nadelen van bestaande instrumenten zijn onder meer gelegen in de matige validiteit van deze instrumenten als ook in het feit dat zij niet direct gerelateerd zijn aan oorlogs- en geweldservaringen.
Methode
Procedure en respondenten Voor deze studie naar de psychometrische eigenschappen van de nieuwe vragenlijst zijn twee sets gegevens van respondenten gebruikt, afkomstig uit twee verschillende studies: 1. Vluchtelingen afkomstig uit BosniëHerzegovina die in de jaren 1992-1998 in Nederland arriveerden (N=365) en aan een onderzoek van de Universiteit Utrecht meededen en 2. Oud-militairen (veteranen) die uitgezonden zijn geweest naar diverse voormalige conflictgebieden, zoals Nederlands-Indië, Korea, Nieuw Guinea en meer recent Cambodja en voormalig Joegoslavië, die via het Veteraneninstituut benaderd waren voor deelname aan onderzoek (N=1.561). Deze datasets zijn voor het doel van dit artikel opnieuw geanalyseerd. De vluchtelingen afkomstig uit Bosnië Herzegovina hadden een gemiddelde leeftijd van 42,3 jaar (SD=13,0); er waren net iets meer mannelijke (52,3%) dan vrouwelijke (47,7%) deelnemers. Meer dan de helft (68,8%) was gehuwd en meer dan de helft had een lage tot gemiddelde opleiding afgerond. De groep veteranen bestond geheel uit mannen; hun gemiddelde leeftijd was 57,7 jaar (SD=18,5). Bijna allen waren gehuwd, of samenwonend (80.8%) en zij hadden een overwegend lage tot gemiddelde onderwijsgraad behaald. De gemiddelde duur van de uitzending als militair was 18,8 maanden (SD=17,5). De steekproef vluchtelingen is twee maal gemeten: negen maanden na het eerste contact hebben 206 deelnemers de vragen nog eens beantwoord. Dit maakte het mogelijk om de stabiliteit van het instrument onder deze mensen na te gaan. Instrumenten In de steekproeven onder veteranen en Bosnische vluchtelingen werden data verzameld met de Schokverwerkingslijst (SVL; Brom & Kleber, 1985; Van der Ploeg, Mooren, Kleber, Van der Velden & Brom, 2004), de Nederlandse bewerking (en Bosnische bewerking) van de Impact of Event Scale (IES, Horowitz, Wilner & Alvarez, 1979). Zij wordt in onderzoek naar trauma veel gebruikt en meet stressreacties zoals herbeleven en vermijden. Herbeleving heeft betrekking op voortdurende preoccupatie met het gebeurde, steeds opwellende herinneringen en emoties, nachtmerries en schrikreacties in situaties die lijken op de oorspronkelijke gebeurtenis. Vermijding is de neiging om situaties uit de weg te gaan die lijken op de oorspronkelijke traumatische gebeurtenis. Er zijn zeven herbelevingsitems en acht vermijdingsitems. Gesommeerd leveren
103
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
Ontwikkeling van de items Op basis van de wetenschappelijke literatuur over betekenisgeving na traumatische oorlogservaringen (Antonovsky, 1993; Bramsen, 1995; Debats, 1996; Janoff-Bulman, 1989, 1992) en ervaringen uit interviews in eigen empirische studies met Nederlandse oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog (Kleber, 1994; Mooren & Kleber, 1996) en Bosnische vluchtelingen (Mooren & Kleber, 1999; Mooren, De Jong, Kleber & Ruvic, 2003) werd gekozen voor een aantal centrale thema’s: aankijken tegen mensen en de wereld (in termen van ver- en wantrouwen), beheersbaarheid van de wereld (kunnen leren van ervaringen, groei), belang van religie, zoeken van (oorzakelijke) verklaringen (‘waarom’ is het gebeurd?) en concrete opvattingen over (de) oorlog. Vervolgens werd een itempool samengesteld met zelfgeconstrueerde items. De items werden bediscussieerd en op formulering scherp beoordeeld. Daarbij werd erop gelet dat items in een eenvoudige en duidelijke taal geformuleerd waren, uit een beperkt aantal woorden bestonden en eenduidig en relevant waren voor de te meten constructen. Voor de beantwoording werd gekozen voor een Likert-schaal (1-4) waarbij 1 correspondeert met ’geheel oneens’ en 4 met ‘geheel eens’. Dit resulteerde in een verzameling van 34
items die gerefereerd waren aan oorlogservaringen (Zingevingslijst (ZGL), Mooren & Kleber, 2001).
de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
De behoefte bestaat om onderwerpen te gebruiken die gedachten en veronderstellingen gerelateerd aan specifieke oorlogs- en geweldservaringen meten. Afgezien van de theoretische relevantie, wordt het daardoor ook mogelijk om veranderingen in tijd of effecten van psychotherapeutische interventies te meten. Dat zou het belang van betekenisgeving, zoals geformuleerd in moderne opvattingen van traumaverwerking, verder verduidelijken. De ontwikkeling van de Zingevingslijst (ZGL) is een poging bij te dragen aan de operationalisatie van betekenisgeving na oorlog en geweld. Van betekenisgeving wordt verwacht dat het een teken is van cognitieve verwerking van ingrijpende gebeurtenissen en dat zij een afname van stressreacties met zich meebrengt. Waar pessimisme over het algemeen gepaard gaat met een blikvernauwing en aandacht voor vooral negatieve gedachten (’het glas is half leeg’) is optimisme veelal geassocieerd met een vrijheid in denken en het vinden van meerdere alternatieve verklaringen voor wat is gebeurd. In deze studie verwachten we daarom een positief verband tussen een optimistische instelling en de uitkomsten op een instrument naar betekenisgeving.
104 de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
zij een indicatie van ‘trauma reacties’ op. Alle items worden beantwoord met betrekking tot de afgelopen zeven dagen en met een of meerdere ingrijpende gebeurtenissen in gedachten. Antwoorden worden gegeven op een vierpuntsschaal (0-1-3-5). Interne consistentie was hoog (respectievelijk .94 voor veteranen en .93 voor vluchtelingen). Een negatieve samenhang werd verwacht tussen de ervaren traumatische stressreacties en de indicaties van betekenisgeving. Om de constructvaliditeit van de schaal te onderzoeken, werd in de groep van Bosnische vluchtelingen ook de World Assumption Scale (Janoff-Bulman, 1989) afgenomen. Omdat enkele items (onderdeel van de schalen ‘zelfwaardering’ en ‘zinvolheid van de wereld’) als niet van toepassing of te pijnlijk werden geacht voor de deelnemers na oorlogsgeweld vanwege een sterke nadruk op zelfverwijt en controleerbaarheid van het dagelijkse leven, zijn die weggelaten (bijvoorbeeld ‘Als mensen ongeluk treft, is dat een gevolg van fouten die zij maakten’). Alle items werden gepresenteerd in de vorm van uitspraken die geëvalueerd worden op een likert-schaal (1-6). In de analyses is alleen de schaal ‘Goedheid van de wereld’ betrokken. Ten behoeve van de constructvaliditeit is verder persoonlijk optimisme gemeten met de Life Orientation Test (LOT; Scheier & Carver, 1985). Deze korte schaal bestaat uit twaalf uitspraken over algemene attitudes over het leven en de toekomst. De LOT is een instrument dat optimisme als dispositie in kaart brengt. De totale score geeft de positie op de dimensie pessimisme versus optimisme weer. De verwachting is dat een grotere mate van wantrouwen en gebrek aan hoop op de Zingevingslijst samenhangen met een lagere uitkomst op de LOT. De psychometrische eigenschappen van de LOT zijn herhaaldelijk getoetst en als goed te beschouwen (Van der Velden et al., 2007). De betrouwbaarheid onder Bosnische vluchtelingen was .81. De vragen voor de vluchtelingen waren vertaald in de Bosnische (Servo-Kroatische) taal. De hiervoor gangbare procedure met vertaling en terugvertaling door tweetalige personen is gevolgd.
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
Statistische analyse Ten behoeve van de factoranalyse is een principale componentenanalyse (met varimax rotatie) uitgevoerd. De interne consistentie is berekend met behulp van Cronbach’s alfa. Pearson’s correlatiecoefficiënten zijn berekend om de intercorrelaties en de convergente validiteit aan te tonen. Productmoment correlaties zijn berekend om de interne stabiliteit van de schalen te meten (onder de vluchtelingensteekproef). SPSS 17.0 is gebruikt voor de analyses.
Resultaten Inhoudelijke samenstelling van schalen De uiteindelijke versie bestaat uit 34 items die allemaal een directe verwijzing naar de invloed van oorlog omvatten. Aanvankelijk zijn de schalen gebaseerd op een principale componentenanalyse van de uitkomsten van de Bosnische vluchtelingen op de items. Principale componentenanalyse (met varimax rotatie) leverde een meest optimale oplossing van vijf factoren op (knikcriterium, scree), waarmee 40,4% van de variantie tussen items kon worden verklaard. Hierbij bleken drie items onvoldoende lading te hebben op een van de factoren, zodat besloten is deze verder buiten beschouwing te laten. Incidenteel is een item dat naar inhoud duidelijk tot een andere schaal behoorde op interpretatie-gronden en na bereiken van overeenstemming onder onderzoekers, ondergebracht bij deze schaal. Omdat de vijfde factor slechts één item met een lading van >.30 (gekozen criterium) had, is deze schaal verder ook buiten beschouwing gelaten. De met factoranalyse geresulteerde subschalen zijn de volgende: Beschouwen van de mensen en wereld om zich heen in termen van vertrouwen, wantrouwen en vervreemding. Tot deze schaal behoren uitspraken die betrekking hebben op een mate van vertrouwen of wantrouwen in relatie tot oorlogservaringen. Een voorbeeld is: ’Sinds de oorlog vertrouw ik alleen nog op mezelf’, ’Sinds de oorlog geloof ik niet meer in rechtvaardigheid’. De schaal bestaat uit elf items. Groei of leren van wat is gebeurd, uitgedrukt door het ervaren van hoop of hopeloosheid en doelen in het leven. Deze schaal geeft uitdrukking aan gedachten over controle en hoop. De acht items van deze schaal geven een idee van ‘empowerment’ weer: ‘Ik vind dat ik greep op mijn leven heb’, ‘Door de oorlog heeft mijn leven zin gekregen’. Belang van religie. Dit is een schaal bestaande uit drie items: ‘Door de oorlog is mijn geloof sterker geworden’, ’Door mijn geloof kan ik vergeven wat anderen mij hebben aangedaan in de oorlog’ en ‘Sinds de oorlog bid ik meer’. Oorzakelijke verklaringen. Vijf items behoren tot deze subschaal. Zij geven cognities weer die een oorzakelijke verklaring weerspiegelen. Een voorbeeld: ‘De oorlog in .... had vermeden kunnen worden door de internationale gemeenschap’. In de schaal zijn echter ook items terecht gekomen die inhoudelijk minder voor de hand liggen: ‘Ik voel mij verbonden met mensen die dezelfde ervaringen hebben meegemaakt’. Deze indeling van items is vervolgens gehanteerd in de studie onder veteranen. De inhoud van de items van
Interne consistentie Cronbach’s alfa’s voor de schalen zijn weergegeven in Tabel 1. Ze zijn voor de eerste drie schalen in de drie
steekproeven bevredigend te noemen (variërend van .56 tot .85 ). Voor de vierde schaal werd een geringe interne consistentie gevonden in beide steekproeven. Omdat deze schaal (oorzakelijke verklaringen ten aanzien van oorlog/uitzending) te weinig homogeen was, is ervoor gekozen deze verder buiten beschouwing te laten.
Tabel 1. Interne consistentie subschalen van de Zingevingslijst in twee steekproeven (vluchtelingen N = 365; veteranen N = 1561).
Vluchtelingen
Veteranen
(α)
(α)
Wantrouwen
.81
.85
Groei
.56
.76
Religie
.65
.85
Verklaringen
.35
.34
Attitudes
.25
.33
Variabelen
Intercorrelaties Intercorrelaties tussen de drie gebruikte schalen van de ZGL werden berekend bij de Bosnische vluchtelingen en de veteranen om de onderlinge samenhang na te gaan. Uit vergelijking van de correlaties blijkt dat de schalen zeer gelijksoortige verbanden laten zien bij beide groepen van mensen met oorlogservaringen ( Tabel 2). Bovendien zijn de intercorrelaties tussen de drie schalen laag; het betreffen terdege te onderscheiden aspecten van zingeving.
Constructvaliditeit Uit de berekening van Pearsons correlatiecoëfficiënten blijkt dat enige samenhang (.08-.49) is gevonden tussen de schalen van de ZGL en de SVL-uitkomsten, over het algemeen in de verwachte richting (Tabel 2). Voor de vluchtelingen hangt wantrouwen sterk samen met stressreacties zoals herbeleven en vermijden. Voor
Discussie Hoewel het zoeken en vinden van betekenis na de confrontatie met een traumatische ervaring in diverse traumabenaderingen wordt gezien als een belangrijk
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
Stabiliteit Om de stabiliteit van de schalen na te gaan werden de vragen bij 206 respondenten in de studie onder Bosnische vluchtelingen (N=206) een tweede maal voorgelegd. Deze tweede meting vond plaats circa negen maanden na de eerste meting. Over het beloop van cognitieve aanpassing bij oorlogsgetroffenen in de tijd is niet veel bekend. In het huidige tijdsbestek werd er niet verwacht dat er ‘al’ veranderingen in betekenisgeving zouden zijn opgetreden. Uit de productmoment correlaties tussen de test-hertest metingen bleek dat de schalen matig stabiel waren (p<.001). De coëfficiënten zijn: vertrouwen .73, groei .60 en religie .74.
de veteranen was er een vergelijkbaar verband tussen ideeën van wantrouwen en gebrek aan optimisme enerzijds en stressreacties anderzijds. De samenhang tussen religie en stressreacties was sterker voor vluchtelingen dan voor veteranen. Hoe meer herbelevingen en vermijdingstendensen, des te sterker het belang van religie. Er werd samenhang verwacht tussen de drie bestudeerde subschalen van de ZGL en de andere maten voor opvattingen over zichzelf en de wereld (World Assumption Scale: schaal Goedheid en Life Orientation Test: optimisme). Deze maten zijn bepaald bij de Bosnische vluchtelingen. De LOT is tevens afgenomen bij de groep veteranen. Productmoment correlaties tonen een significante samenhang in de verwachte richting (Tabel 2). Zo gaat een grotere mate van wantrouwen samen met een geringer optimisme (respectievelijk LOT: r=-.42 en r=-.48, p<.01 voor vluchtelingen en veteranen) en een negatieve inschatting van de goedheid van de medemens (WAS: r=-.31, p<.001). Groei, of de ervaring iets van geleerd te hebben, gaat samen met een groter optimisme (respectievelijk LOT: r=.28, p<.001; r=.39, p<.01 voor vluchtelingen en veteranen) en positieve inschatting van de goedheid van de medemens (r=.24, p<.001). Het belang van religie hangt niet samen met optimisme of waargenomen goedheid van de medemens.
105 de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
de Zingevingslijst alsmede de ladingen op de vier onderscheiden factoren in beide steekproeven, zijn in dit artikel als bijlage opgenomen (appendix)1 .
106
Tabel 2. Correlaties tussen verschillende instrumenten onder Bosnische vluchtelingen in Nederland (N=365) en veteranen (N = 1561).
de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
Variabelen
1
1 Wantrouwen (ZGL)
-
2 Groei (ZGL)
2
3 .19**
-.09** -
3 Religie (ZGL)
.11**
4 Stressreacties (SVL)
.49**
5 Optimisme (LOT)
-.37**
Veteranen M
25.85
22.52
5.19
2.50
**
.38**
.29**
.08
-
-
6 -.42** -.31** .28**
.21** .13**
.09
-
.39** -.08**
-
5
.10
.13** -.08**
6 Benevolence world (WAS) Veteranen SD
4
.24**
Vluchtel.
Vluchtel.
M
SD
25.88
5.52
18.77
4.10
-.01
6.82
2.73
-.25** -.08
38.40
17.20
-.37** -
.41**
-
-
-
5.88
12.78
29.09
-
2.12
15.45
4.94
-
21.99
4.14
28.66
6.17
p<.01.
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
fenomeen, is er betrekkelijk weinig empirisch onderzoek naar verricht. Het blijkt moeilijk interpretaties en verklaringen te operationaliseren, ondanks dat moderne theorieën veel nadruk leggen op cognitieve verwerking. In deze bijdrage is een vragenlijst geïntroduceerd die is ontwikkeld voor het meten van veranderingen in cognitieve assumpties gerelateerd aan het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen tijdens oorlog en geweld. Psychometrische gegevens zijn beschreven aan de hand van twee steekproeven: Bosnische vluchtelingen in Nederland en veteranen die tijdens uitzending naar Indonesië, Nieuw-Guinea, Korea of voormalig Joegoslavië zijn blootgesteld aan oorlogsomstandigheden. Door toepassing van de Zingevingslijst (ZGL) kan meer zicht worden verkregen op het cognitieve verwerkingsproces na ingrijpende gebeurtenissen. Drie schalen bleken in het onderzoek voldoende homogeen en redelijk stabiel. De correlaties van deze schalen met de andere instrumenten die meegenomen zijn in het onderzoek (Schokverwerkingslijst (SVL), World Assumption Scale (WAS) en de Life Orientation Test(LOT)) geven een eerste aanwijzing voor de validiteit van de geïntroduceerde subschalen (ZGL). De eerste subschaal betrof het vertrouwen of gebrek aan vertrouwen ten opzichte van de medemens. Deze subschaal meet gedachten over vertrouwen gerelateerd aan oorlogs- en geweldservaringen. Een traumatische ervaring houdt een breuk in het vertrouwen met de omgeving in. Het is niet meer vanzelfsprekend dat andere mensen te vertrouwen zijn. Het geloof in de welwillendheid van anderen gaat - althans gedeeltelijk verloren. Dat vertrouwen moet dan ook wel hersteld worden (Herman, 1992). Deze schaal geeft een bevestiging van de theorie van Janoff-Bulman (1992) over het belang van basale assumpties en een gevoel van veilig-
heid en vertrouwen in de wereld. Eigen onderzoek onder vluchtelingen liet zien dat blootstelling aan oorlog gepaard ging met meer wantrouwen en herbeleven en vermijden (Mooren & Kleber, 2001). Onder veteranen bleek wantrouwen een mediërend effect tussen ervaren dreiging als gevolg van oorlogsomstandigheden en de mate van stressreacties te vertonen (Schok, Kleber, Lensvelt-Mulder, Elands & Weerts, accepted). Deze bevinding wordt ondersteund door onderzoek onder Israëlische veteranen waaruit bleek dat degenen met een posttraumatische stress-stoornis de wereld als minder goed ervoeren dan degenen zonder symptomen (Dekel, Solomon, Elklit & Ginzburg, 2004). Basale opvattingen lijken te worden beïnvloed door dreiging als gevolg van blootstelling aan oorlog. Het tweede cluster van items meet gedachten aan groei. Het betreft het idee te leren van de omstandigheden. De wetenschappelijke literatuur over trauma is sterk op negatieve consequenties gericht, ofschoon er de laatste jaren meer onderzoek naar persoonlijke groei en naar veerkracht (resilience) is verricht (Bonanno, 2004; Kleber, 2000). Hoe onaangenaam en verschrikkelijk geweldsmisdrijven en de verwerking daarvan ook zijn, ze hebben ook positieve gevolgen. Deze consequenties worden aangeduid met de concepten posttraumatische groei of benefit finding (Helgeson, Reynolds & Tomic, 2006). Meer dan de helft van de mensen geeft na afloop van allerlei intense crises in hun leven aan dat zij daar op een of andere wijze baat bij hebben gehad (Schaefer & Moos, 1998). Zij gaan bepaalde aspecten van hun bestaan positiever waarderen. In het Nederlandse onderzoek naar de gevolgen van de treinkapingen en andere gijzelingen die in de jaren zeventig plaatsvonden, werd dit positieve effect bij 15% van de gijzelaars gevonden (Jaspers, 1980). Achteraf realiseerde men zich sterker te zijn geworden, men
107
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
bij het handhaven of hervinden van een positief wereldbeeld (Janoff-Bulman, 1992) en een positief zelfbeeld (Lepore, 2001). Tevens kan een ondersteunend netwerk nieuwe en positieve perspectieven aandragen over de traumatische ervaring, bijdragen aan nieuwe manieren van omgaan met de situatie of stimuleren om de situatie te accepteren (Clark, 1993). Voorts zou ook een koppeling gemaakt kunnen worden met de instrumenten die gericht zijn op de cognitieve predisposities die bijdragen tot meer klachten na traumatische ervaringen (Van Emmerik, Schoorl, Emmelkamp & Kamphuis, 2006). Gaat het bij betekenisgeving vooral om de veranderingen in opvattingen (’Ik vertrouw andere mensen na de oorlog niet meer’), bij deze negatieve cognities gaat het om al bestaande denkwijzen (’Het lukt mij nooit om dingen in mijn leven te veranderen’) die herstel in de weg staan. In hoeverre zijn de antwoorden op de schalen van de ZGL onderhevig aan verandering, bijvoorbeeld door psychotherapie of door het verstrijken van de tijd? Op korte termijn blijken zij redelijk stabiel. Maar worden veranderde uitkomsten gevonden onder invloed van interventies of veranderde omstandigheden? Mensen bleken 50, 60 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog nog steeds te worstelen met vragen over de zin van hun oorlogservaringen en zij stonden nog altijd (of opnieuw!) stil bij de betekenis van hun ervaringen (Mooren & Kleber, 1996). Het zou zinvol zijn de veranderlijkheid in het zoeken en vinden van betekenis na oorlogs- en geweldservaringen vast te stellen in relatie tot de andere kenmerken van het functioneren van personen (onder meer ontwikkelingen in de levensloop en het ontstaan van psychopathologie). Wat was nu de relatie met de karakteristieke verschijnselen na traumatische ervaringen: vermijdingen en herbelevingen? Het verband tussen deze reacties en de schalen van de ZGL is in beide groepen met oorlogservaringen onderzocht. De sterkste samenhang kwam naar voren tussen herbeleving, vermijding en wantrouwen onder alle respondenten. De samenhang van herbeleving en vermijding met religie en groei was minder sterk. Het laatstgenoemde bevestigt de bevinding dat positieve en negatieve gevolgen twee tamelijk afzonderlijke dimensies zijn in de nasleep van een schokkende ervaringen (Schok et al., 2008). Wantrouwen hangt dus het meest nauw samen met het hebben van stressreacties korte of langere tijd later. Deze schaal hangt verder ook (negatief) samen met optimisme (LOT) en geloof in de goedheid van de wereld (WAS). Dit valt goed te verklaren uit het feit dat het om mensen gaat die allemaal een of andere vorm van interpersoonlijk geweld hebben meegemaakt. De
de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
had geleerd meer te genieten en relativeren in het leven. Sommige aspecten van het eigen bestaan die tot dan toe belangrijk waren, lijken nu futiel, terwijl andere – in het bijzonder het gezinsleven en vriendschappen – juist aan belang hebben gewonnen. Deze items op onze lijst hebben betrekking op het hebben van een besef van (cognitieve) controle. De derde schaal geeft het belang van religie weer. Het gaat om het zoeken naar een orde in het bestaan die gebaseerd is op godsdienst. Er is een bovenmenselijke instantie die goed en kwaad onderscheidt en die structuur en rechtvaardigheid verleent aan menselijk leed. Enerzijds kan als gevolg van oorlogservaringen (met name onder Bosnische vluchtelingen die een oorlog langs etnisch/religieuze lijnen meemaakten) afstand worden genomen van religieuze handvatten, anderzijds kan worden verwacht dat de band met religie juist sterker wordt. Twee andere subschalen bleken in beide onderzoeken over te weinig homogeniteit en interne consistentie te beschikken en behoeven herziening. Op zich is dit opmerkelijk voor de subschaal oorzakelijke verklaringen. Bekend zijn de studies van de Amerikaanse psychologe Taylor (Taylor, 1983; Updegraff & Taylor, 2000) naar vrouwen die aan borstkanker zijn geopereerd. Alle onderzochte vrouwen zochten op een of andere wijze een verklaring voor hun kwaal. Meestal vonden zij die ook, ofschoon de oorzaken van borstkanker vanuit medisch oogpunt lang niet altijd bekend zijn. Het bleek dat het vinden van een verklaring samenhing met een beter functioneren. Niet zozeer de inhoud van de verklaring was van belang, als wel het feit dat men een bevredigende verklaring gevonden had, welke dan ook. Men vond een antwoord op de vraag: ‘waarom is dit gebeurd?’ Ofschoon aanvankelijk aan elke subschaal een gelijk aantal items was toegedicht, resulteerde de exploratieve factoranalyse in beide steekproeven in een ongelijke verdeling van het aantal items over de vijf subschalen. Omdat de ladingen van de items op de factoren overwegend gelijk zijn in beide groepen, is het voor de hand liggend dat deelnemers de vragen op een gelijke manier hebben geïnterpreteerd. Voor toekomstig gebruik kan gezocht worden naar een versteviging van de overige schalen door items toe te voegen. Een optie voor verdere revisie van de zingevingslijst is het uitbreiden van de lijst met andere dimensies die van belang worden geacht in het proces van betekenisgeving. Een voorbeeld daarvan is verbondenheid met anderen. Volgens Herman (1992) is herstel van trauma alleen mogelijk binnen de context van persoonlijke relaties. Het praten met steunende anderen kan helpen
108 de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
subschaal groei hangt met name samen met de uitkomsten op de LOT (en de WAS). Dit betekent dat deze subschaal min of meer exclusief een soort positief perspectief weergeeft. De schaal religie vertoont (positieve) samenhang met stressreacties, maar nauwelijks met optimisme. Een interpretatie is dat het belang van religie groter wordt naarmate de stress toeneemt. Dus het gaat om een copingmechanisme dat dient het hanteerbaar maken van de stress door een verklaring te zoeken of te hebben voor wat is gebeurd. Er zijn dus differentiële relaties van de drie subschalen te zien met de andere instrumenten. Die zijn conform verwachtingen ontleend aan de literatuur over (complexe problemen bij) psychotrauma. Betekenisgeving aan ingrijpende ervaringen draagt bij aan het creëren van een narratieve samenhang en een congruent zelfbeeld. Door de traumatische gebeurtenis te voorzien van context in tijd en plaats, maar ook in relatie tot andere autobiografische herinneringen, kan de herinnering worden ingepast in iemands levensverhaal (Ehlers & Clark, 2000; Van der Hart, 2003). Het begrijpelijk maken van de traumatische ervaringen bevordert het herstel van controle over de emotionele impact. Het herstelproces na een trauma bestaat uit het organiseren van overweldigende en dikwijls gedetailleerde herinneringen aan de gebeurtenissen. De vele beelden, gedachten en gevoelens worden geordend tot een coherent geheel (Neimeyer, 2006). Door zingeving worden alle stukjes van de puzzel op z’n plaats gelegd waardoor fundamentele opvattingen weer een gevoel van veiligheid bieden.
Bramsen, I. (1995). The long-term psychological /adjustment of World War II survivors in the Netherlands.. Delft: Eburon Press. Brewin, C.R. (2005). Systematic review of screening instruments for adults at risk of PTSD. Journal of Traumatic Stress, 18, 53-62. Brewin, C. R., & Holmes, E. A. (2003). Psychological theories of posttraumatic stress disorder. Clinical Psychology Review, 23(3), 339-376. Brom, D., & Kleber, R.J. (1985). De Schok Verwerkings Lijst. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 40, 164-168. Clark, L. F. (1993). Stress and the cognitive-conversational benefits of social interaction. Journal of Social and Clinical Psychology, 12, 25-55. Creamer, M. (1995). A cognitive processing formulation of posttrauma responses. In R.J. Kleber, C.R. Figley & B.P.R. Gersons (Eds.), Beyond trauma: Cultural and societal dynamics (pp. 55-74). New York: Plenum Press. Dalgliesh, T. (2004). Cognitive approaches to Posttraumatic Stress Disorder: The evolution of multirepresentational theorizing. Psychological Bulletin, 130, 228-260. Debats, D.L.H.M. (1996). Meaning in life: Psychometric, clinical and phenomenological aspects (academisch proefschrift). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Dekel, R., Solomon, Z., Elklit, A., & Ginzburg, K. (2004). World assumptions and combat related posttraumatic stress disorder. The Journal of Social Psychology, 144, 407-420. Ehlers, A., & Clark, D.M.(2000). A cognitive model of posttraumatic stress disorder. Behaviour Research and Therapy, 38, 319-345. Emmerik, A.A.P. van, Schoorl, M., Emmelkamp, P.M.G., & Kamphuis, J.H. (2006). Psychometric evaluation of the Dutch version of the Posttraumatic Cognition Inventory (PTCI). Behaviour Research and Therapy, 44, 1053-1065. Frankl, V. (1963). Man’s search for meaning: An introduction to logo-
Noten 1. De vragenlijst is op te vragen bij de auteurs. In dit artikel wordt de kern van elk item weergegeven.
therapy. New York: Pocket Books. Hart, O. van der (2003). Trauma, dissociatie en hypnose. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, Vierde en herziene druk. Helgeson, V.S., Reynolds, K.A., & Tomic, P.L. (2006). A meta-
Literatuur
analytic review of benefit finding and growth. Journal of Consulting & Clinical Psychology, 74, 797-816.
Antonovsky A. (1993). The structure and properties of the Sense of Coherence Scale. Social Science & Medicine, 36, 725-733. Berntsen, D., & Rubin, D.C. (2006). Centrality of Event Scale: A psychologie & gezondheid | 2009-37/2
measure of integrating a trauma into one’s identity and its relation to post-traumatic stress disorder symptoms. Behaviour Research and Therapy, 44, 219-231. Berntsen, D., & Rubin, D.C. (2006). When a trauma becomes a key to identity: Enhanced integration of trauma memories predicts posttraumatic stress disorder symptoms. Applied Cognitive Psychology, 21, 417-431. Bonanno, G.A. (2004). Loss, trauma, and human resilience: Have we underestimated the human capacity to thrive after extremely aversive events? American Psychologist, 59, 20-28.
Herman, J.L. (1992). Trauma and recovery: The aftermath of violence – from domestic abuse to political terror. (Nederlandse editie, 1993). New York: Basic Books. Horowitz, M.J. (1986, 1997). Stress response syndromes. Northvill, NJ: Jason Aronson. Horowitz, M.J., Wilner, N., & Alvarez, W. (1979). Impact of event scale: A measure of subjective stress. Psychosomatic Medicine, 41, 209-218. Janoff-Bulman, R. (1989). Assumptive worlds and the stress of traumatic events: Applications of the schema construct. Social Cognition, 7, 113–139. Janoff-Bulman, R. (1992). Shattered assumptions: Toward a new psychology of trauma. New York: Free Press.
Jaspers, J.P.C. (1980). Gijzelingen in Nederland: een onderzoek naar de psychiatrische, psychologische en andragologische aspecten. Lisse:
cies. Health Psychology, 4, 219-247. Schok, M.L., Kleber, R.J., Elands, M.E., & Weerts, J.M.P. (2008).
events: An organismic valuing theory of growth through adver-
Meaning as a mission: Review of empirical studies on appraisals
sity. Review of General Psychology, 9, 262-280.
of war and peacekeeping experiences. Clinical Psychology Review,
Kleber, R.J. (1994). Late gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. De Psycholoog, 29, 125-131. Kleber, R.J. (2000). Het trauma voorbij: over de grenzen van de psychotraumatologie. De Psycholoog, 35, 8-15. Kleber, R.J., & Brom, D. in collaboration with Defares, P.B. (1992). Coping with trauma: Theory, prevention and treatment. Lisse, The Netherlands: Swets & Zeitlinger International (Fifth reprint 2003). Lepore, S.J. (2001). A social-cognitive processing model of emotional adjustment to cancer. In A. Baum & B.L. Andersen (Eds.), Psychosocial interventions for cancer (pp. 99-116). Washington, DC: American Psychological Association. Lifton, R.J. (1979). The broken connection: on death and the continuity of life. New York: Simon and Schuster. Mooren, G.T.M., & Kleber, R.J. (1999). War, trauma, and society: Consequences of the desintegration of former Yugoslavia. In K.
28, 357-365. Schok, M.L., Kleber, R.J., Lensvelt-Mulders, G.J.L.M., Elands, M.E., & Weerts, J.M.P. (accepted). Suspicious minds at risk? The role of meaning in processing war and peacekeeping experiences. Journal of Applied Social Psychology, in press. Taylor, S.E. (1983). Adjustment to threatening events: A theory of cognitive adaptation. American Psychologist, 38, 1161-1173. Taylor, S. E., & Stanton, A. (2007). Coping resources, coping processes, and mental health. Annual Review of Clinical Psychology, 3, 129-153. Updegraff, J.A., & Taylor, S.E. (2000). From vulnerability to growth: Positive and negative effects of stressful life events. In J.H. Harvey & E.D. Miller (Eds.), Loss and trauma: General and Close Relationship Perspectives (pp.3-28). Philadelphia, USA: BrunnerRoutledge. Velden, P.G. van der, Kleber, R.J., Fournier, M., Grievink, L., Drogend-
Nader, N. Dubrow & B. Hudnall Stamm (Eds.), Honoring diffe-
ijk, A. & Gersons, B.P.R. (2007). The association between dispo-
rences: Cultural issues in the treatment of trauma and loss (pp.
sitional optimism, depression and other health problems
178-210). Philadelphia: Brunner/ Mazel.
among disaster victims and a comparison group: A prospective
Mooren, G.T.M., & Kleber, R.J. (1996). Late gevolgen van de Tweede Wereldoorlog onder Indische jeugdige oorlogsgetroffenen: een onderzoek naar gezondheid en verwerking van de oorlogsjaren. Gedrag & Gezondheid, 24, 224-232. Mooren, G.T.M., & Kleber, R.J. (2001). The impact of war in Bosnia and Hercegovina: Devastated trust. International Journal of Mental Health, 30 (02), 6-21. Mooren, T.T.M., Jong, K. de, Kleber, R.J., & Ruvic, J. (2003). The efficacy of a mental health program in Bosnia-Herzegovina: Impact on coping and general health. Journal of Clinical Psychology, 59, 1-13.
109
Assessment and implications of generalized outcome expectan-
study. Journal of Affective Disorders, 102, 35-45.
de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
Swets & Zeitlinger. Joseph, S., & Linley, P.A. (2005). Positive adjustment to threatening
Scheier, M.F., & Carver, Ch.S. (1985). Optimism, coping, and health:
Neimeyer, R.A. (2006). Complicated grief and the reconstruction of meaning. Clinical Psychology: Science and Practice, 13, 141-145. Park, C.L., & Folkman, S. (1997). Meaning in the context of stress and coping. Review of General Psychology, 1, 115-144. Ploeg, E. van der, Mooren, T.T.M., Kleber, R.J., Velden, P.G. van der, & Brom, D. (2004). Internal validation of the Dutch version of
world and changing the self: A two{process model of perceived control. Journal of Personality and Social Psychology, 42, 5{37. Schaefer, J.A., & Moos, R.H. (1998). The context for posttraumatic growth: Life crises, individual and social resources and coping. In R.G. Tedeschi, C.L. Park & L.G. Calhoun (Eds.), Posttraumatic growth: Positive changes in the aftermath of crises (pp. 99-126). Mahwah NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
psychologie & gezondheid | 2009-37/2
the Impact of Event Scale. Psychological Assessment, 16, 16-26. Rothbaum, F.M., Weisz, J.R., & Snyder, S.S. (1982). Changing the
110
Appendix
de zin van ingrijpende gebeurtenissen: een vragenlijst over betekenisgeving na oorlogs- en geweldservaringen
Inhoud van de items Zingevingslijst (ZGL) en de ladingen op vijf factoren in twee steekproeven (N vluchtelingen = 365; N veteranen = 1561). Veteranen (N=1561)a
Vluchtelingen (N=365) Factor
Factor
Item
Thema
1
2
3
4
5
1
1
Alleen op zichzelf vertrouwen
.58
.57
2
Alleen begrepen worden door men-
.54
.47 .66
2
3
4
sen met gelijke ervaringen 4
Geen geloof in rechtvaardigheid
.57
12
Geen hoop op vrede in BiH
.49
.40
17
Gebrek aan vertrouwen in autoritei-
.60
.58
18
Moeite te praten over oorlog
.38
.47
22
Oorlogszuchtige en onbetrouwbare
.69
.54
24
Verlies van vertrouwen in de mense-
.66
.59
ten
medemens lijke goedheid 25
Iedereen staat er alleen voor
.64
.63
29
Confrontatie met ‘ware aard’
.36
.35
32
Solidariteit is verdwenen
.52
3
Grip op ’t leven hebben
.27
.30
5
Zin in ’t leven zien
.43
.51
11
Dingen in ’t leven meer waarderen
.49
.47
19
Sterker zijn geworden
.56
.60
26
Bewuster leven
.56
.48
27
Geleerd hebben van ervaringen
.59
.49
33
Weten zelfredzaam te zijn
.51
.44
34
Een betere toekomst zien
.54
8
Geloof is sterker geworden
.45
16
Vergiffenis kunnen bieden
.31
.73
23
Meer bidden
.55
.70
7
De oorlog had vermeden kunnen
.56
.34 .72
.51
.31
worden 10
Verbonden voelen met lotgenoten
.42
.07
13
Willen bijdragen aan preventie van
.64
.29
.36
.14
.26
.01
oorlog 20
Onverschillig zijn t.a.v. omstandigheden in de wereld
21 psychologie & gezondheid | 2009-37/2
a
Anderen willen informeren
Voor veteranen is in plaats van de oorlog als referentiepunt de uitzendingen genomen.
Factor 1 tot en met 4 zijn respectievelijk de subschalen wantrouwen, groei, religie en verklaringen. Criterium is geweest r>.30. Hier is de inhoud van de items summier weergegeven. De vragenlijst (met formulering van de items) is op te vragen bij auteurs.
5