ARTIKEL
De stad, het geld en de architect
Werken aan een aantrekkelijke grootstedelijke omgeving. Herbestemmingsproject de Witte Dame Eindhoven, wonen, werken en recreëren. Foto: Norbert van Onna
10
BLAD #04/13
ARTIKEL
Steden die willen ‘meedoen’, moeten aantrekkelijk zijn voor bedrijvigheid. Voor de bijbehorende investeringen lijken de geldbronnen echter grotendeels opgedroogd. Biedt de stedelijke economie onder dergelijke omstandigheden nog kansen voor architecten? Rijksadviseur Infrastructuur en Stad en architect/stedenbouwkundige Rients Dijkstra formuleert een antwoord. –– Tekst Marc Mijer
Economische systemen zijn er in alle soorten en maten. Geld, goederen en diensten vliegen letterlijk en figuurlijk de wereld rond. Maar ze doen zich, zij het in andere volumes, net zo goed voor binnen lands- en stadsgrenzen. In dat laatste geval hebben we het over een stedelijke economie. De gemeentelijke huishouding is daarin, logischerwijs, in hoge mate bepalend. Maar hoe komt een gemeente eigenlijk aan zijn geld? Het onderzoek Geld en de stad, in 2011 in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgevoerd door Dijkstra’s bureau Maxwan, zet de grootste geldbronnen van gemeenten op een rijtje: bijdragen uit het Gemeentefonds (gevuld door het Rijk), specifieke uitkeringen van het Rijk (bestemd voor specifieke taken) en de exploitatie van bouwgrond. Deze drie bronnen zijn samen goed voor gemiddeld een
‘NEEM GEEN GENOEGEN MET OPPERVLAKKIGHEID’ kleine tachtig procent van een gemeentelijk inkomen. Zeker twee daarvan staan onder grote druk. De bezuinigingsdrift van het kabinet Rutte-Samsom strekt zich immers nadrukkelijk uit tot de lokale overheid. Niet voor niets luidde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op 9 april jl. in een nieuwsbericht de noodklok: ‘Door forse bezuinigingen op het Gemeentefonds moeten gemeenten drastisch schrappen in hun uitgaven.’
BNABLAD #04/13
11
ARTIKEL
Lichtplein Eindhoven, herbestemmingsproject de Witte Dame Eindhoven. Foto: Norbert van Onna.
Daar zal in veel gevallen ook sprake van moeten zijn door de opdroging van een andere inkomstenbron: de exploitatie van bouwgronden. Het ene na het andere nieuwbouwproject wordt afgeblazen, omdat de vraag naar nieuwe huizen en kantoren als gevolg van de crisis is ingestort. De uitgifte van gemeentelijke bouwgrond stagneert. Die dure, vaak met geleend geld aangekochte hectares leveren niets meer op, terwijl de kosten (meestal in de vorm van te betalen rente) gewoon doorlopen.
Universeel domein De hierboven geschetste situatie brengt diverse stedelijke economieën piepend en krakend tot stilstand. En dat lijkt haaks te staan op wat Rients Dijkstra, vanuit bestuurlijk perspectief,
Baut Amsterdam. Het ‘sfeertje stad’ trekt jonge ondernemende mensen aan. Foto: Marc van der Hulst
12
identificeert als het belangrijkste thema voor deze economieën. ‘Steden die gelden als internationaal podium, dienen concurrerend te blijven met steden in andere landen. In Nederland hebben we het dan onder andere over steden in de Randstad. Willen die blijven meedraaien in de internationale hitlijsten van aantrekkelijke stedelijke economieën, dan moeten zij bepaalde economische sectoren op peil brengen en houden. Vooral de aanwezigheid van innoverende bedrijven geldt daarbij als belangrijk.’ Hoe kan dit vertaald worden naar een ruimtelijke opgave? ‘We moeten werken aan agglomeratiekracht. Steden met de meeste massa zijn aantrekkelijk voor innovatieve partijen. Anderen zeggen dat het meer om de dichtheid gaat: plaatsen waar veel mensen bijeen komen om te wonen, te
Opleidingen moeten begrijpen wat de samenleving vraagt. Eindexamenexpositie Design Academy Eindhoven. Foto: Norbert van Onna
BLAD #04/13
ARTIKEL
Hoofdkantoor van ICT bedrijf Sigmax in Enschede. Een intelligent en duurzaam gebouw met in iedere gevelzijde een eigen klimaatconcept. Ontwerp: Paul de Ruiter Architecten. Foto: Pieter Kers
werken of te bezoeken. Waar het om draait, is het creëren van een ‘sfeertje stad’. Een aantrekkelijke, grootstedelijke omgeving waar ook jonge, ondernemende mensen op af komen en waar de innovatie gestimuleerd wordt.’ Daar is van alles voor nodig. Niet alleen culturele, sociale en kennisvoorzieningen maar ook werkruimtes, woningen, infrastructuur, enzovoort. Stedelijke economieën lijken met die behoefte kansen te bieden, ook aan architecten. Maar hoe kunnen zij daar, in tijden waarin veel gemeenten worstelen met teruglopende inkomsten, op inspelen? Dijkstra: ‘We hebben een periode achter de rug waarin een ogenschijnlijk niet aflatende geldstroom vele grote ontwikkelingen mogelijk maakte. Onder die omstandigheden ontstond binnen de architectuur een trend waarin protserigheid de norm werd. Daarmee ging de aandacht teveel uit naar het aspect attentiewaarde. De huidige tijd vraagt van ontwerpers iets anders. Ze moeten het interessant vinden om een opgave niet-sectoraal te benaderen en van alle kanten te bekijken. Veel architecten zeggen dat ze dat doen, maar ik zie weinigen de daad bij het woord voegen. Het is nodig om jezelf te trainen in het verkrijgen van overzicht. Leer daarnaast aard en beweegredenen van alle overige betrokkenen zo goed begrijpen, dat je als ontwerper daadwerkelijk het gesprek met hen kan aangaan. Die brede benadering, dat universele domein, moet worden heroverd.’
Zoeken naar meerwaarde Een voorbeeld geeft Dijkstra aan de hand van duurzaamheid, een aspect dat hij sowieso graag aan dit onderwerp koppelt. ‘Want’, zo zegt hij, ‘de gedachte achter “mee blijven doen” als stedelijke
BNABLAD #04/13
economie is vaak dat we uit zijn op economische groei. Maar ik vraag mij af of dat niet wordt overgewaardeerd. Op lange termijn hebben we misschien wel meer aan economische kwaliteit dan kwantiteit. Daarom moet duurzaamheid aan groei gekoppeld worden.’ Nu is duurzaamheid allerminst een nieuw begrip. Ook in de architectuur wordt er al jaren op vele manieren mee geschermd. Vaak gebeurt dat echter niet op de wijze die Dijkstra voor ogen staat. ‘Er zijn archi-
‘DE GRENZEN TUSSEN ONTWERP EN ECONOMISCHE FACTOREN VERVAGEN’ tecten die zeggen dat ze duurzaam bezig zijn, omdat ze een mooi ontwerp hebben gemaakt met op het balkon een paar bomen en graszoden en op het dak PVC cellen. Die architecten zijn aan het kleuren met duurzaamheid, nadat het ontwerp op de old school manier bedacht is. Dat is wat anders dan duurzaam bouwen. Probeer eens niet vanuit het ontwerp te denken, maar er helemaal nieuw in te staan. Neem bijvoorbeeld de Breeam criteria voor duurzaamheid als uitgangspunt, kijk hoe je daar een maximale score op kunt halen en ga dan pas ontwerpen. Neem geen genoegen met oppervlakkigheid, maar probeer echt te begrijpen hoe je als architect meerwaarde kunt hebben.’
Goed voor minder geld Duurzaamheid leidt, als het goed is, tot een besparing op onderhoud en beheer. Dat kan in de huidige tijd aantrekkelijk zijn voor een opdracht-
13
ARTIKEL
gever. Hetzelfde geldt waarschijnlijk nog in meerdere mate indien je als ontwerper oplossingen bedenkt die het mogelijk maken om goedkoper te bouwen. Met die gedachte deed Dijkstra niet zo lang geleden een ervaring op die hij omschrijft als ‘typerend’ voor de branche. Zijn bureau Maxwan kreeg de opdracht van een woningcorporatie om uit te zoeken hoe het kwam dat de kosten van de woningbouwproductie toch zo hoog waren. Eén van Dijkstra’s conclusies was dat de rol van architecten zou moeten veranderen: zij zijn bij uitstek in de positie om manieren te vinden om met lagere budgetten efficiënter te bouwen en toch kwaliteit te leveren. ‘Daar kwam vanuit de beroepsgroep een lading kritiek op. Bij discussies over het ontwerp mag je van alles roepen. Maar zodra je oppert om slimmer met het geld van de opdrachtgever om te gaan, roept dat weerstand op. Die reactie vond ik nogal typerend. Juist door slimmer te zijn, kunnen we een goede positie veroveren. En dan niet alleen op het gebied van geld, maar ook in duurzaamheid en andere aspecten die voor opdrachtgevers en andere betrokkenen belangrijk zijn. Architecten zullen nooit in staat zijn om zelf het economische tij en de omvang van de vraag te bepalen. Maar als je een goed product maakt voor minder geld, zet je jezelf wel goed op de markt. Dat werkt met auto’s zo, en het is met architectuur niet anders.’
Verdienmodel Dijkstra vindt dat de branche dit gedachtegoed moet omarmen. Daarnaast ziet hij, logischerwijs, een rol weggelegd voor de opleidingen. ‘Daar moet men begrijpen wat de samenleving van ontwerpers vraagt. Vakgebieden als economie, financiering, duurzaamheid, beheer, onderhoud en communicatie moeten een plaats krijgen in het curriculum. Eerstejaars hoef je er niet direct mee te confronteren, maar deze onderwerpen moeten ergens binnen de opleidingen aan de orde komen.’ Dijkstra wijst er tot slot op dat er diverse architec-
‘IK ZIE WEINIG ARCHITECTEN DE DAAD BIJ HET WOORD VOEGEN’
Rients Dijkstra. Foto: Maxwan Architects + Urbanists
14
ten zijn die heel goed aanvoelen dat de grenzen tussen ontwerp en economische factoren vervagen. Als voorbeeld noemt hij de column van een jonge architect, Jeroen van Aerle, in een recente editie van het vakblad De Architect. ‘Deze jongen werkt aan een goedkoop te assembleren woon/ werkruimte en schuwt daarbij begrippen als ‘verdienmodel’ en ‘business case’ niet. Als hij over zijn werk vertelt, hóór je hem ondernemen. Gelukkig zijn er meer ontwerpers die zo met hun vak omgaan. Zij zullen in staat zijn om de kansen te grijpen die stedelijke economieën ons bieden.’
BLAD #04/13