De opheffing van het pensioenfonds predikanten. Voorstellen van het generale college voor de kerkorde met betrekking tot de noodzakelijke aanpassingen in de generale regeling predikantstraktementen en ordinantie 3-16.
Vooraf 1. In dit rapport worden de wijzigingen meegenomen die voortvloeien uit de rol van de beleidscommissie ten opzichte van kerkelijk werkers (zie § 14), en de wijzigingen die voortvloeien uit de evaluatie kerkorde (aanpassingen van verwijzingen en terminologie aan de aanvaarde ordinantieteksten. Deze betreffen a. Ord. 10-9-7 sub c en d is ord. 10-9-7 sub d en e geworden. b. Ord. 3-27-5en 6 is ord. 3-27-3 en 4 geworden. c. In art. 31-1 valt de generale synode weg: de synode oefent geen opzicht over personen meer uit, d. In art. 37 is de tekst aangepast aan de nieuwe terminologie in ord. 3-16 e. In art. 38 vervalt de verwijzing naar de generale regeling predikantspensioenen en f. in art. 43 wordt de generale synode vervangen door de kleine synode. Deze is vanaf 1 jan.2013 bevoegd om deze generale regeling te wijzigen. 2. In de generale regeling werd de beleidscommissie soms aangeduid als beleidscommissie (conform de aanduiding in art. 1) en soms als beleidscommissie predikanten (al of niet met hoofdletters). Het college stelt voor consequent over beleidscommissie zonder nadere aanduiding te spreken (met uitzondering van de introductie van de beleidscommissie in art. 2. Naar analogie hiervan stelt het college voor bij de introductie van het georganiseerd overleg in art. 3 te spreken over Georganiseerd overleg predikanten (en verder zonder deze toevoeging). 3. De hieronder voorgestelde wijzigingen hebben de instemming van de beleidscommissie en van het georganiseerd overleg, conform het voorgeschrevene in art. 43.
Opheffing pensioenfonds 4. Door de opheffing van het pensioenfonds is een aparte generale regeling predikantspensioenen niet langer nodig. Bij het huidige pensioenfonds kon de kerk de inhoud van de pensioenvoorziening en de arbeidsongeschiktheidsvoorziening mee bepalen. De inhoud van de pensioenvoorziening ligt namelijk volledig vast in hetgeen Zorg en Welzijn (of een andere pensioenuitvoerder) aanbiedt, zoals geregeld in haar pensioenreglement. Voor de kerk blijft er daardoor weinig over om te regelen. De kerk heeft geen andere keus dan het reglement van de gekozen pensioenuitvoerder te aanvaarden of een andere pensioenuitvoerder te zoeken. 5. Een aantal bepalingen uit de generale regeling predikantspensioenen moet wel blijven bestaan. Het college voor de kerkorde stelt voor deze op te nemen in deze generale regeling (art. 19a en 19b). 6. Door het vervallen van de generale regeling predikantspensioenen moet de verwijzing hiernaar in de generale regeling predikantstraktementen vervallen. Omdat in deze generale regeling nu ook over de pensioenen wordt gesproken stelt het college voor de kerkorde voor de regeling te hernoemen tot generale regeling rechtspositie predikanten. Deze wijzigingen zijn ook nodig in ord. 3-16. Het college voor de kerkorde acht dit terminologische wijzigingen waarvoor geen consideraties nodig / zinvol zijn. 7. Door het vervallen van de generale regeling predikantspensioenen moet in ord. 3-25-1 en 3 de verwijzing naar deze generale regeling vervallen. Deze verwijzing was overigens al zinledig geworden. Ondertussen is ook een voorstel ontvangen van het georganiseerd overleg predikanten met betrekking tot het tweede deel van ord. 3-25-1. Het college rapporteert hierover in een afzonderlijk rapport aan de synode (AZ 12-33). De hier aangeduide wijzigingen neemt het college in dat rapport mee.
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
1
8. De vermelding van de pensioenpremie moet wijzigen in de pensioenpremie en de premie voor de arbeidsongeschiktheidsvoorziening. Door de noodzakelijke aanpassing van art. 9-1 moeten ook alle verwijzingen naar dit artikellid worden aangepast. Het college stelt daarom voor om de volgorde in dit artikel aan te passen: de bijdrage in de voorzieningen wordt altijd ingehouden, de woonbijdrage alleen wanneer de kerk een woonruimte ter beschikking heeft gesteld. De verwijzing in art. 10-2 naar art. 9-1 sub d is een kennelijke fout (moest zijn sub b) maar kan door de nieuwe volgorde ongewijzigd blijven.
Arbeidsongeschiktheid 9. Er is niet langer sprake van een arbeidsongeschiktheidspensioen maar van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit moet worden aangepast. 10. In een aantal artikelleden was ten onrechte de inhouding in verband met de wachtgeldvoorziening niet vermeld. Op dit moment is de bijdrage van de predikanten (net als die voor de arbeidsongeschiktheidsvoorziening) 0%, maar de inhouding moet wel worden vermeld. 11. De regel dat inkomsten eerst worden ingehouden op wachtgeld en eerst daarna op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (art. 23-3, 32-4 en 33-4) kan vervallen: op de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt geen inhouding gepleegd. Hooguit kunnen inkomsten aanleiding zijn tot (vervroegde) herkeuring. 12. In de huidige tekst staat dat het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt op de leeftijd van 65 jaar. Dit is met het oog op de toekomst gewijzigd in de datum dat de pensioenopbouw eindigt. De arbeidsongeschikte hoeft niet met vervroegd pensioen, maar kan de pensioendatum niet uitstellen.
Taak beleidscommissie 13. De kleine synode heeft besloten de pensioenen onder te brengen bij Zorg en Welzijn, en de arbeidsongeschiktheidsuitkering te verzekeren bij AEGON. De beleidscommissie is aangewezen om de contacten met beide te onderhouden. 14. Tevens heeft de beleidscommissie de taak gekregen de (kleine) synode te adviseren inzake de positie van kerkelijk werkers. De naam is daarom aangepast tot beleidscommissie predikanten en kerkelijk werkers (art. 1). De taakwijziging is verwerkt in art. 2.
Centrale kas 15. De betaling van de pensioenpremie en de arbeidsongeschiktheidspremie loopt via de centrale kas (besluit kleine synode). De inhouding van de pensioenpremie van predikanten gebeurt nu door de gemeenten, die dit vervolgens weer moeten overmaken aan de centrale kas. Het is eenvoudiger om de centrale kas ook het basistraktement te laten uitbetalen zodat de centrale kas zelf de inhouding kan doen. De kleine synode heeft hiermee ingestemd. Deze wijziging is verwerkt in art. 20-22 24 en 28. 16. In art. 26-3 is sprake van de mogelijkheid dat een kerkenraad een deel van het basistraktement inhoudt bij nevenwerkzaamheden in de overeengekomen werktijd. Deze formulering moet worden aangepast omdat de kerkenraad het basistraktement niet langer uitbetaald. In de tekst wordt niet gesproken over de (bestaande) mogelijkheid van detachering. Op voorstel van de beleidscommissie voegt het college voor de kerkorde deze mogelijkheid toe. 17. In art. 24-2 wordt gesproken over de inhouding voor het bewonen van de ambtswoning, en in 24-4 over de inhouding voor de voorzieningen. Omdat in de toekomst alle inhoudingen door de beleidscommissie worden gedaan, kunnen deze artikelleden worden samengevoegd. 18. In art.24-8 is sprake van traktementslasten en pensioenlasten. Nu het om één bedrag gaat dat de gemeente aan de centrale kas betaalt, volstaat het spreken over traktementslasten. 19. In art. 28-5 wordt ten onrechte niet gesproken over de inhouding van de woonbijdrage. Dit (bestaande) verzuim wordt hersteld. 20. Het georganiseerd overleg stelt voor om in ord. 3-16-5 de uitdrukking ‘de kerkenraad is gehouden tot de uitbetaling van het traktement’ te vervangen door ‘de kerkenraad is verantwoordelijk Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
2
voor de uitbetaling van het traktement. Het stelt dat de laatste uitdrukking beter past bij het feit dat de kerkenraad niet zelf meer het traktement uitbetaalt. Het college voor de kerkorde wijst dit voorstel af. Er is geen noodzaak tot deze wijziging, en het wijzigen van de tekst zou – ten onrechte – de suggestie kunnen oproepen dat de volledige betaling vanuit de centrale kas een principiële wijziging is. Dat is niet het geval.
Voorstel aanpassing generale regeling rechtspositie predikanten (predikantstraktementen). Eerste en enige lezing. Art.
Oude tekst
Nieuwe tekst
1-1
.. d. beleidscommissie: de beleidscommissie predikanten als bedoeld in art. 2; …
.. d. beleidscommissie: de beleidscommissie predikanten en kerkelijk werkers als bedoeld in artikel 2; …. Vervalt
h
pensioenregeling: de generale regeling Predikantspensioenen
Zie §
2
4
2
Beleidscommissie Predikanten
Beleidscommissie predikanten en kerkelijk werkers
2
2-1
De generale en de kleine synode laten zich ten behoeve van de zorg voor de (rechts)positie van de predikanten bijstaan door de beleidscommissie predikanten.
De generale en de kleine synode laten zich ten behoeve van de zorg voor de (rechts)positie van de predikanten en de positie van kerkelijk werkers bijstaan door de beleidscommissie predikanten en kerkelijk werkers.
14
2-2
De beleidscommissie adviseert de generale synode en de kleine synode inzake: de plaats en functie van de predikanten met het oog op een optimale vervulling van het ambt;
De beleidscommissie adviseert de generale synode en de kleine synode inzake: de plaats en functie van de predikanten en kerkelijk werkers met het oog op een optimale vervulling van het ambt en de bediening; de vertaling van ontwikkelingen inzake arbeidsvoorwaarden naar de (rechts)positie van predikanten; de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsvoorziening van predikanten; de vaststelling en wijziging van deze generale regeling en de generale regeling kerkelijk werkers.
-
de vertaling van ontwikkelingen inzake arbeidsvoorwaarden naar de (rechts)positie van predikanten;
-
de vaststelling en wijziging van deze generale regeling en de generale regeling predikantspensioenen. (Verder ongewijzigd)
14
13
14,13
3
Georganiseerd Overleg
Georganiseerd overleg predikanten
2
4-1
Het georganiseerd overleg heeft tot taak: het adviseren over de vaststelling en wijziging van deze generale regeling; het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen bij deze
Het georganiseerd overleg predikanten heeft tot taak: het adviseren over de vaststelling en wijziging van deze generale regeling; het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen bij deze
2
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
3
-
generale regeling; het adviseren over de vaststelling en wijziging van de Generale regeling predikantspensioenen.
generale regeling. 4
9-1
Op het traktement worden inhoudingen toegepast ter zake van: a. bijdrage in de pensioenpremie; b. bijdrage voor het bewonen van een ambtswoning; c. bijdrage wachtgeldvoorziening.
Op het traktement worden inhoudingen toegepast ter zake van: a. bijdrage in de pensioenpremie; b. bijdrage in de premie voor de arbeidsongeschiktheidsvoorziening; c. bijdrage wachtgeldvoorziening; d. bijdrage voor het bewonen van een ambtswoning;.
10-5
Predikant en (algemene) kerkenraad kunnen overeenkomen dat de predikant zelf in woonruimte voorziet. In dat geval vindt geen inhouding als bedoeld in artikel 9 -1 sub b plaats en draagt de (algemene) kerkenraad zorg voor de beschikbaarheid van passende werkruimte binnen de grenzen van de gemeente.
Predikant en (algemene) kerkenraad kunnen overeenkomen dat de predikant zelf in woonruimte voorziet. In dat geval vindt geen inhouding als bedoeld in artikel 9 -1 sub d plaats en draagt de (algemene) kerkenraad zorg voor de beschikbaarheid van passende werkruimte binnen de grenzen van de gemeente.
… Een kopie hiervan wordt gestuurd naar de Beleidscommissie Predikanten.
…. Een kopie hiervan wordt gestuurd naar de beleidscommissie.
17-5
8
8
2
Nieuw onderdeel en nieuwe tekst
IV
PENSIOEN EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID
19a
Pensioenvoorziening
1
De verstrekking van de beroepsbrief met aanhangsel door de kerkenraad aan de predikant voor gewone werkzaamheden, als bedoeld in ordinantie 3-5, de leden 2 en 3, behelst mede het aanbod van de gemeente aan de beroepen predikant tot het treffen van een pensioenvoorziening
2
De aanvaarding door de predikant van het uitgebrachte beroep, als bedoeld in ordinantie 3-5-4, omvat mede de aanvaarding van het aanbod om de in lid 1 genoemde pensioenvoorziening te treffen.
3
De pensioenopbouw vangt aan op de begindatum, bedoeld in art. 20 lid 1 en eindigt op het moment dat de predikant niet langer als predikant voor gewone werkzaamheden aan een gemeente verbonden is én deze geen wachtgeld van de kerk ontvangt én deze geen uitkering vanwege arbeidsongeschiktheid als predikant voor gewone werkzaamheden ontvangt; en uiterlijk op de door de pensioenuitvoerder aan te geven datum.
4
Ter voorziening in het pensioen sluit de kerk mede namens de gemeenten een uitvoeringsovereenkomst met een pensioenuitvoerder, een en ander als bedoeld in de Pensioenwet. De kleine synode beslist over de keuze van de pensioenuitvoerder, gehoord de beleidscommissie en het georganiseerd overleg.
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
5
4
5
De verdeling van de door de pensioenuitvoerder vastgestelde pensioenpremie tussen gemeente en predikant wordt vastgesteld door het georganiseerd overleg. Op grond hiervan stelt de beleidscommissie de door de gemeente per voltijdspredikant te betalen premie vast.
6
De predikant kan alleen gebruik maken van het recht op deeltijdpensioen, indien de kerkenraad instemt met vermindering van de werktijd.
19b
Arbeidsongeschiktheidsvoorziening
1
De kerk sluit namens de gemeenten voor de predikanten een arbeidsongeschiktheidsverzekering, met de volgende kenmerken: - een uitkering van 70% van het in art. 5-1 bedoelde traktement, naar rato van de arbeidsongeschiktheid als predikant - bij volledige arbeidsongeschiktheid als predikant wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op basis van de mogelijkheid om inkomsten uit gangbare arbeid te ontvangen.
2
De kleine synode beslist over de keuze van de verzekeraar en de vrij te bepalen voorwaarden, gehoord de beleidscommissie en het georganiseerd overleg.
3
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door de verzekeraar volgens het bepaalde in het protocol als bedoeld in art. 38.
4
De verdeling van de door de verzekeraar vastgestelde premie tussen gemeente en predikant wordt vastgesteld door het georganiseerd overleg. Op grond hiervan stelt de beleidscommissie de door de gemeente per voltijdspredikant te betalen premie vast.
Art
Oude tekst
Nieuwe tekst
20-2
Het college van kerkrentmeesters draagt zorg voor de maandelijkse uitbetaling van het basistraktement vóór de 25ste van de maand. Met deze betalingen zullen de inhoudingen, als bedoeld in artikel 9 worden verrekend. Tevens draagt dit college zorg voor uitbetaling van de vergoedingen als bedoeld in artikel 11, artikel 12 en artikel 14-1 en 2.
Het college van kerkrentmeesters draagt zorg voor de maandelijkse uitbetaling
De beleidscommissie draagt zorg voor de maandelijkse uitbetaling vóór de 25ste van de maand van de periodieke verhogingen
De beleidscommissie draagt zorg voor de maandelijkse uitbetaling vóór de 25ste van de maand van het basistraktement en de periodieke verhogingen onder inhouding van de bedragen als bedoeld in artikel 9. Voorts draagt zij zorg voor de jaarlijkse uitbetaling van de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Tevens draagt de beleidscommissie zorg voor uitbetaling van de vergoedingen als bedoeld in artikel 14-4, en van de gratificaties als bedoeld in artikel 15.
20-3
en de jaarlijkse uitbetaling van de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Tevens draagt de beleidscommissie zorg voor uitbetaling van de vergoedingen als bedoeld in artikel 14-4, en van de gratificaties als bedoeld in artikel 15
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
15
van de vergoedingen als bedoeld in artikel 11, artikel 12 en artikel 14-1 en 2. De uitbetaling vindt plaats voor de 25ste van de maand.
5
20-4
De beleidscommissie draagt zorg voor de betaling van de pensioenpremies en de premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering aan pensioenfonds en verzekeraar.
21-4
De beleidscommissie geeft schriftelijk kennis aan de pensioenuitvoerder en de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar van de mutaties, die voor de pensioenregeling relevant zijn.
22-2
en de overige bij begroting vast te stellen uitgaven; - normen vast te stellen voor de draagkracht van de gemeenten op grond van gegevens die door de colleges van kerkrentmeesters beschikbaar gesteld worden. De in dit lid bedoelde besluiten behoeven de goedkeuring van de kleine synode.
De centrale kas wordt beheerd door de beleidscommissie die daarbij bevoegd is - aan de gemeenten een omslagheffing op te leggen ter verkrijging van de middelen, nodig voor de uitbetaling van de uit de centrale kas te betalen bestanddelen van het predikantstraktement , de pensioenpremies, de premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de overige bij begroting vast te stellen uitgaven; - normen vast te stellen voor de draagkracht van de gemeenten op grond van gegevens die door de colleges van kerkrentmeesters beschikbaar gesteld worden. De in dit lid bedoelde besluiten behoeven de goedkeuring van de kleine synode.
23
Aanvullende uitkering op het arbeidsongeschiktheidspensioen
Aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering
23-1
Indien de predikant in het eerste jaar van ziekte geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard en een arbeidsongeschiktheidspensioen volgens de pensioenregeling ontvangt, verstrekt de beleidscommissie predikanten tot het einde van het eerste ziektejaar een aanvullende uitkering.
Indien de predikant in het eerste jaar van ziekte geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard en een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, verstrekt de beleidscommissie tot het einde van het eerste ziektejaar een aanvullende uitkering.
De uitkering is gelijk aan het laatstgenoten traktement als bedoeld in artikel 5 verminderd met: a. de inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub a, b. het arbeidsongeschiktheidspensioen c. de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten en d. inkomsten uit arbeid of bedrijf. In geval van gedeeltelijke
De uitkering is gelijk aan het laatstgenoten traktement als bedoeld in artikel 5 verminderd met: a. de inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub a, b en c b. de arbeidsongeschiktheidsuitkering c. de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten en d. inkomsten uit arbeid of bedrijf.
23-2
De centrale kas wordt beheerd door de beleidscommissie die daarbij bevoegd is - aan de gemeenten een omslagheffing op te leggen ter verkrijging van de middelen, nodig voor de uitbetaling van de uit de centrale kas te betalen bestanddelen van het predikantstraktement ,
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
9
9
8
In geval van gedeeltelijke
6
23-3
23-4
24-1
24-2
arbeidsongeschiktheid wordt de uitkering naar rato vastgesteld.
arbeidsongeschiktheid wordt de uitkering naar rato vastgesteld.
De predikant is verplicht de inkomsten uit arbeid en bedrijf te melden en ten bewijze daarvan op verzoek van de commissie inzage te verschaffen in de aanslag inkomstenbelasting. Inkomsten uit arbeid en bedrijf komen in eerste instantie in mindering op de aanvullende uitkering krachtens dit artikel en vervolgens op het arbeidsongeschiktheidspensioen.
De predikant is verplicht de inkomsten uit arbeid en bedrijf te melden en ten bewijze daarvan op verzoek van de beleidscommissie inzage te verschaffen in de aanslag inkomstenbelasting. Rest vervalt
2
Het recht op de aanvullende uitkering eindigt wanneer de betrokken predikant krachtens de geldende pensioenregeling ouderdomspensioen gaat genieten en in elk geval wanneer de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Bij overlijden eindigt de uitkering op de laatste dag van de maand van overlijden.
Het recht op de aanvullende uitkering eindigt wanneer de betrokken predikant krachtens de geldende pensioenregeling ouderdomspensioen gaat genieten en uiterlijk op de einddatum van de pensioenopbouw. Bij overlijden eindigt de uitkering op de laatste dag van de maand van overlijden.
12
De inhouding van de bijdrage in de pensioenpremie als bedoeld in artikel 91 sub a wordt berekend over het uitgekeerde traktement. De inhouding voor het bewonen van de ambtswoning als bedoeld in artikel 9-1 sub b wordt berekend over het volledige traktement. De inhouding van de bijdrage wachtgeldvoorziening als bedoeld in artikel 9-1 sub c wordt berekend over het uitgekeerde traktement.
De inhoudingen als bedoeld in artikel 91 sub a, b en c worden berekend over het uitgekeerde traktement.
Na één jaar ziekte heeft de predikant recht op 70% van de bestanddelen van het traktement als bedoeld in artikel 5 en 11.
Na één jaar ziekte heeft de predikant recht op 70% van de bestanddelen van het traktement als bedoeld in artikel 5 en 11. De pensioenopbouw en de verzekering voor arbeidsongeschiktheid worden onverminderd voortgezet. De inhoudingen
De inhouding voor het bewonen van de ambtswoning als bedoeld in artikel 9-1 sub b wordt berekend over het volledige traktement. De duur van de ziekte wordt vastgesteld volgens de bepalingen van het verzuimprotocol.
24-4
Bij de bepaling van de pensioenpremie van de predikant als bedoeld in artikel 9-1 sub a, de pensioenpremie van de
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
11
8
De inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub d wordt berekend over het volledige traktement.
17
als bedoeld in artikel 9-1 worden berekend over het volledige traktement. De duur van de ziekte wordt vastgesteld volgens de bepalingen van het verzuimprotocol als bedoeld in artikel 38. Vervalt
17
7
gemeente als bedoeld in artikel 25-3 van de generale regeling predikantspensioenen en het pensioengevend traktement als bedoeld in artikel 5-1 van de generale regeling predikantspensioenen wordt uitgegaan van het traktement zonder de vermindering als bedoeld in lid 2. 24-8
25-2
26-3
27-2
Na afloop van de opschorting van werkzaamheden als bedoeld in ordinantie 10-9-4 kan de kerkenraad van de gemeente bij de Beleidscommissie Predikanten een schriftelijk verzoek indienen tot gedeeltelijke vergoeding van de traktements- en pensioenlasten, die zijn gemaakt tijdens de opschorting van werkzaamheden. Voor de behandeling van en beslissing op deze verzoeken stelt de Beleidscommissie Predikanten regels vast.
Na afloop van de opschorting van werkzaamheden als bedoeld in ordinantie 10-9-4 kan de kerkenraad van de gemeente bij de beleidscommissie een schriftelijk verzoek indienen tot gedeeltelijke vergoeding van de traktementslasten, die zijn gemaakt tijdens de opschorting van werkzaamheden. Voor de behandeling van en beslissing op deze verzoeken stelt de beleidscommissie regels vast.
De vergoedingen als bedoeld in artikel 13, in artikel 14-1 en 2 en de inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub b worden berekend alsof er sprake is van volledige werktijd.
De vergoedingen als bedoeld in artikel 13, in artikel 14-1 en 2 en de inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub d worden berekend alsof er sprake is van volledige werktijd.
Indien de nevenwerkzaamheden verricht worden binnen de werktijd als predikant, spreken kerkenraad en predikant af of vermindering van werktijd zal plaatsvinden dan wel in welke mate de inkomsten uit die werkzaamheden in mindering zullen worden gebracht op het basistraktement. De afspraken die worden vastgelegd in een overeenkomst, die wordt ondertekend door preses en scriba van de kerkenraad, voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters en de predikant, worden jaarlijks geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Indien de nevenwerkzaamheden verricht worden binnen de werktijd als predikant, spreken kerkenraad en predikant af of vermindering van werktijd zal plaatsvinden dan wel of de predikant voor deze werkzaamheden zal worden gedetacheerd dan wel in welke mate de predikant deze inkomsten moet afstaan aan de gemeente. De afspraken die worden vastgelegd in een overeenkomst, die wordt ondertekend door preses en scriba van de kerkenraad, voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters en de predikant, worden jaarlijks geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Nabestaanden van de overleden predikant die op het moment van overlijden de ambtswoning bewonen zijn gerechtigd gedurende de maand van overlijden en vijf maanden daarna de ambtswoning te blijven bewonen. Daarvoor is een bijdrage ter hoogte van de inhouding, als bedoeld in artikel 9-1 sub b verschuldigd. Bij het verlaten van de ambtswoning wordt de vergoeding als bedoeld in artikel 14-4 toegekend
Nabestaanden van de overleden predikant die op het moment van overlijden de ambtswoning bewonen zijn gerechtigd gedurende de maand van overlijden en vijf maanden daarna de ambtswoning te blijven bewonen. Daarvoor is een bijdrage ter hoogte van de inhouding, als bedoeld in artikel 9-1 sub d verschuldigd. Bij het verlaten van de ambtswoning wordt de vergoeding als bedoeld in artikel 14-4 toegekend
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
2
18
8
16
8
8
28-2
28-5
28-6
31-1
32-4
De aanvraag van wachtgeld wordt door een (gewezen) predikant ingediend bij de beleidscommissie predikanten.
De aanvraag van wachtgeld wordt door een (gewezen) predikant ingediend bij de beleidscommissie.
Over het wachtgeld worden pensioenrechten opgebouwd in evenredigheid met het percentage dat het wachtgeld bedraagt van het in lid 4 bedoelde basisbedrag. Bij aantoonbare pensioenopbouw over neveninkomsten kan gedurende deze opbouw het percentage pensioenopbouw over het wachtgeld worden verlaagd. De verlaging, een aanpassing daarvan of de beëindiging ervan geschiedt telkens op schriftelijk verzoek van de predikant per de eerste van een maand en kan niet met terugwerkende kracht worden toegepast.
De pensioenopbouw en de verzekering voor arbeidsongeschiktheid worden voortgezet in evenredigheid met het met het percentage dat het wachtgeld bedraagt van het in lid 4 bedoelde basisbedrag. Bij aantoonbare pensioenopbouw over neveninkomsten kan gedurende deze opbouw het percentage pensioenopbouw over het wachtgeld worden verlaagd. De verlaging, een aanpassing daarvan of de beëindiging ervan geschiedt telkens op schriftelijk verzoek van de predikant per de eerste van een maand en kan niet met terugwerkende kracht worden toegepast.
De beleidscommissie houdt op het wachtgeld de pensioenbijdrage van de predikant in als bedoeld in artikel 9-1 sub a en draagt dit gezamenlijk met de pensioenbijdrage van de gemeente af aan het pensioenfonds
De beleidscommissie houdt op het wachtgeld de bijdragen van de predikant in als bedoeld in artikel 9-1 sub a, b en c, en, zolang de predikant de ambtswoning nog bewoont, de bijdrage als bedoeld in artikel 9-1-d.
Indien de predikant bij ingang van de wachtgeldperiode de ambtswoning bewoont, bepaalt de instantie, die besluit tot ontheffing, schorsing voor onbepaalde tijd, ontzetting of ontslag, gedurende welke periode artikel 10-1 en 3 van toepassing blijft. De periode bedraagt ten hoogste zes maanden. Gedurende deze periode wordt de inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub b onverminderd toegepast
Indien de predikant bij ingang van de wachtgeldperiode de ambtswoning bewoont, bepaalt de instantie, die besluit tot ontheffing, schorsing voor onbepaalde tijd, ontzetting of ontslag, gedurende welke periode artikel 10-1 en 3 van toepassing blijft. De periode bedraagt ten hoogste zes maanden. Gedurende deze periode wordt de inhouding als bedoeld in artikel 9-1 sub d onverminderd toegepast
Bij schorsing voor onbepaalde tijd als bedoeld in ordinantie 10-9-7 sub c, bij ontzetting uit het ambt als bedoeld in ordinantie 10-9-7 sub d en bij ontheffing van het ambt als bedoeld in ordinantie 10-15-6 beslist het betrokken college voor het opzicht respectievelijk de generale synode tevens aangaande toekenning aan de betrokken (voormalige) predikant van een wachtgeld van ten hoogste zes maanden.
Bij schorsing voor onbepaalde tijd als bedoeld in ordinantie 10-9-7 sub d, bij ontzetting uit het ambt als bedoeld in ordinantie 10-9-7 sub e en bij ontheffing van het ambt als bedoeld in ordinantie 10-15-6 beslist het betrokken college voor het opzicht
Inhouding van inkomsten uit arbeid en/of bedrijf vindt eerst plaats op het wachtgeld en vervolgens op het arbeidsongeschiktheidspensioen
Vervalt
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
2
8
19
8 1a
1c
tevens aangaande toekenning aan de betrokken (voormalige) predikant van een wachtgeld van ten hoogste zes maanden. 11
9
33-4
Inhouding van inkomsten uit arbeid en/of bedrijf vindt eerst plaats op het wachtgeld en vervolgens op het arbeidsongeschiktheidspensioen
Vervalt
11
37-1
Een predikant dan wel degene die de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten behouden heeft ontvangt een vergoeding voor de ambtswerkzaamheden buiten de eigen gemeente (hulpdiensten) volgens de uitvoeringsbepaling ter zake.
Een predikant van de kerk
1d
37-2
Het verrichten van hulpdiensten in een gemeente als bedoeld in ordinantie 324-2 en 3 en in ordinantie 3-27-5 mag de omvang van een derde van de volledige werktijd niet overschrijden, tenzij in het geval van tijdelijke afwezigheid van een predikant dan wel in een gemeente als bedoeld in ordinantie 3-27-6.
Het verrichten van hulpdiensten in een gemeente als bedoeld in ordinantie 324-2 en 3 en in ordinantie 3-27-3 mag de omvang van een derde van de volledige werktijd niet overschrijden, tenzij in het geval van tijdelijke afwezigheid van een predikant dan wel in een gemeente als bedoeld in ordinantie 3-27-4.
1b
37-3
Voor het verrichten van de taak van predikant, zoals omschreven in ordinantie 3-24-2 en 3-27-5 en 6 worden de vergoedingen vastgelegd in een uitvoeringsbepaling ter zake.
Voor het verrichten van de taak van predikant, zoals omschreven in ordinantie 3-24-2 en 3-27-3 en 4 worden de vergoedingen vastgelegd in een uitvoeringsbepaling ter zake.
1b
38-1
De predikant die gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard, blijft voor het resterende deel dat deze - naar het bepaalde in artikel 14-2 van de generale regeling predikantspensioenen - als predikant arbeidsgeschikt is verbonden aan de gemeente, ook indien dit gedeelte minder is dan de minimale werktijd als bedoeld in ord. 3-17-1.
De predikant die gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard, blijft voor het resterende deel dat deze
6
43-1
Wijziging van de generale regeling geschiedt door de generale synode, gehoord het advies van de beleidscommissie predikanten en van het georganiseerd overleg.
Wijziging van de generale regeling geschiedt door de kleine synode, gehoord het advies van de beleidscommissie en van het georganiseerd overleg.
1f
45-1
Deze generale regeling wordt aangehaald als Generale regeling predikantstraktementen
Deze generale regeling wordt aangehaald als Generale regeling rechtspositie predikanten.
6
ontvangt een vergoeding voor de ambtswerkzaamheden buiten de eigen gemeente (hulpdiensten) volgens de uitvoeringsbepaling ter zake.
als predikant arbeidsgeschikt is verbonden aan de gemeente, ook indien dit gedeelte minder is dan de minimale werktijd als bedoeld in ord. 3-17-1.
Voorstel aanpassing ordinanties in eerste en enige lezing. Art
Oud
Nieuw
3-16-4
Voor een predikant voor gewone werkzaamheden geldt een rechtspositieregeling, waarin het traktement, de pensioenvoorziening en de bijkomende voorwaarden zijn
Voor een predikant voor gewone werkzaamheden geldt een rechtspositieregeling, waarin het traktement, de pensioenvoorziening en de bijkomende voorwaarden zijn
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
10
3-16-5
beschreven. Deze rechtspositieregeling, neergelegd in de generale regeling voor de predikantstraktementen en de generale regeling voor de predikantspensioenen, komt tot stand na overleg met het daartoe aangewezen orgaan van de kerk. De uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld in het georganiseerd overleg.
beschreven. Deze rechtspositieregeling, neergelegd in de generale regeling voor de rechtpositie van predikanten,
De kerkenraad van de gemeente waaraan de predikant verbonden is, is gehouden tot de uitbetaling van het traktement en de vergoedingen en de toepassing van de overige regelingen, zoals bepaald in de generale regeling voor de predikantstraktementen. Indien de predikant verbonden is aan een wijkgemeente, berust deze verplichting op de algemene kerkenraad.
De kerkenraad van de gemeente waaraan de predikant verbonden is, is gehouden tot de uitbetaling van het traktement en de vergoedingen en de toepassing van de overige regelingen, zoals bepaald in de generale regeling voor de rechtpositie van predikanten. Indien de predikant verbonden is aan een wijkgemeente, berust deze verplichting op de algemene kerkenraad.
Voorstellen GCKO i.v.m. opheffing pensioenfonds
6
komt tot stand na overleg met het daartoe aangewezen orgaan van de kerk. De uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld in het georganiseerd overleg.
6
11