De Nieuwe Leerkracht eerkracht V Voorstel tot gefaseerde vernieuwing van de opleiding
Opgesteld door het Strategisch Werkteam van Progress, component Pedagogische Instituten Bijgewerkt april 2012 (draft)
Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ......................................................................................................................................... i Lijst van afkortingen ................................................................................................................................iii 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 4
2.
Samenvatting van het scenario voor de vernieuwing van de opleiding van leerkrachten ............. 5
3.
Bestaande opleidingen van leerkrachten ........................................................................................ 7
4.
3.1.
Dagopleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs ........................................................ 7
3.2.
Avondopleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs .................................................... 9
3.3.
Opleidingen van leerkrachten buiten het basisonderwijs..................................................... 10
Noodzaak van een vernieuwde opleiding van leerkrachten ......................................................... 12 4.1.
Maatschappelijke ontwikkelingen ......................................................................................... 12
4.2.
Onderwijsontwikkelingen...................................................................................................... 13
4.3.
Vragen vanuit de Surinaamse samenleving .......................................................................... 13
4.4.
Aandachtspunten bij de huidige opleiding tot leerkracht basisonderwijs ............................ 14
5.
Vroegere initiatieven voor vernieuwing van de opleiding van leerkrachten ................................ 17
6.
Doel van de vernieuwingen ........................................................................................................... 18
7.
Aanpak van de vernieuwingen van de opleiding voor leerkrachten ............................................. 19
8.
Startfase van de vernieuwing van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs............................. 20
9.
8.1.
Toelatingsvoorwaarden......................................................................................................... 20
8.2.
Opleidingsstructuur ............................................................................................................... 21
8.3.
Curriculum ............................................................................................................................. 22
8.4.
Het avondonderwijs .............................................................................................................. 24
8.5.
Kwaliteitszorg ........................................................................................................................ 25
8.6.
Professionalisering ................................................................................................................ 25
Middenfase van de vernieuwing van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs ........................ 27 9.1.
Toelatingsvoorwaarden......................................................................................................... 27
9.2.
Opleidingsstructuur ............................................................................................................... 27 i
9.3.
Curriculum ............................................................................................................................. 28
9.4.
Avondonderwijs..................................................................................................................... 29
9.5.
Kwaliteitszorg ........................................................................................................................ 29
9.6.
Professionalisering ................................................................................................................ 29
10. Eindfase van de vernieuwingen van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs ......................... 31 10.1.
Toelatingsvoorwaarden..................................................................................................... 31
10.2.
Opleidingsstructuur ........................................................................................................... 31
10.3.
Curriculum ......................................................................................................................... 32
10.4.
Het avondonderwijs .......................................................................................................... 32
10.5.
Kwaliteitszorg .................................................................................................................... 33
10.6.
Professionalisering ............................................................................................................ 33
11. Activiteitenschema ........................................................................................................................ 35 12. Slotwoord ...................................................................................................................................... 36
ii
Lijst van afkortingen ACI AE stream avf BEIP bo bvf CARICOM CENASU CPI CSME ECTS glo ha havo hbo hkl IKZ IOL ko lbgo lo mbo MINOV mo MPI mulo Natin NOVA oa PI Progress SGN-Kweek SPI voj vos VVOB VWO
Albert Cameron Instituut Administratieve en Economische richting van het lbgo Algemeen Vormende Fase Basic Education Improvement Project Buitengewoon Onderwijs Beroepsvormende Fase Caribische Gemeenschap (Carribean Community) Centrum voor Nascholing Suriname Christelijk Pedagogisch Instituut Carribean Single Market and Economy European Credit Transfer and Accumulation System, studiepunten Gewoon Lager Onderwijs Hoofdakte (Opleiding voor de akte van hoofdonderwijzer) Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Hoger Beroepsonderwijs Hoofdkleuterleidster Intern Kwaliteitszorg Instituut voor de Opleiding van Leraren Kleuteronderwijs Lager Beroepsgericht Onderwijs Lager Onderwijs, lo-akte voor lesgeven in eerste 2 leerjaren op voj-niveau Middelbare beroepsopleiding Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling Middelbaar Onderwijs, mo-A-akte voor lesbevoegdheid op voj-niveau, mo-B-akte voor lesbevoegdheid op vos-niveau Middag Pedagogisch Instituut Meer Uitgebreid Lager Onderwijs Natuurtechnisch Instituut Nationaal Orgaan Voor Accreditatie Onderwijzersakte Pedagogisch Instituut Programma Effectievere Scholen Suriname Scholengemeenschap Nickerie Kweekschool Surinaams Pedagogisch Instituut Voortgezet Onderwijs op Junioren niveau Voortgezet Onderwijs op Senioren niveau Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
iii
1. Inleiding
De kweekscholen samen met het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) en het Programma Effectievere Scholen Suriname (Progress, een samenwerkingsverband MINOV en VVOB)) werken aan een vernieuwing van de opleiding van leerkrachten. Er is een positioneringsonderzoek uitgevoerd in oktober 2008. Gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek heeft het directeurenoverleg van de pedagogische instituten, waarin directeuren van alle PI’s en de lijncoördinator PI van Progress vertegenwoordigd zijn, gewerkt aan een realistisch scenario voor vernieuwing van de opleiding van leerkrachten. In dit scenario wordt enkel de vernieuwing van de opleiding voor het algemeen vormend onderwijs uitgewerkt. Een vernieuwing van de opleiding van leerkrachten voor het beroepsonderwijs is ook belangrijk maar is geen onderdeel van dit scenario. Op elke kweekschool is reeds een vernieuwingscoördinator aangesteld om samen met de andere docenten vernieuwingen te introduceren. Dit huidige voorstel heeft reeds een hele weg afgelegd. Heel wat mensen en organisaties hebben reeds feedback gegeven op vorige versies van dit voorstel. Dit is verwerkt in het voorstel dat voor u ligt en heeft het heel wat sterker gemaakt. Het directeurenoverleg dankt een ieder hiervoor. In dit document wordt het traject voor vernieuwing kort samengevat in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 beschrijft de bestaande opleiding van leerkrachten. Hoofdstuk 4 geeft aan waarom een vernieuwing van de opleiding van leerkrachten noodzakelijk is. In hoofdstuk 5 wordt kort teruggeblikt naar vroegere initiatieven tot vernieuwing van de opleiding. Hoofdstuk 6 geeft de doelstelling van de huidige vernieuwing. In hoofdstuk 7, 8 en 9 worden respectievelijk de startfase, middenfase en eindfase van de vernieuwing in detail besproken en worden de voordelen van de voorgestelde vernieuwingen aangegeven. In hoofdstuk 10 worden de activiteiten uitgezet in tijd. Hoofdstuk 11 bevat de lijst van afkortingen. In het hier voorgestelde scenario is de startfase, na veel discussie met en feedback van allerhande personen, reeds vrij gedetailleerd uitgewerkt. De planning van de middenfase en de eindfase kan nog steeds worden bijgesteld op basis van ontwikkelingen en feedback tijdens de startfase.
4
2. Samenvatting van het scenario voor de vernieuwing van de opleiding van leerkrachten De vernieuwing van de opleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs zal leiden naar een vierjarige bacheloropleiding (240 ECTS of studiepunten). Leerkrachten van alle niveaus worden opgeleid op hbo-niveau met als toelatingseis voor de opleiding een afgeronde vos. Om deze uitdaging succesvol te realiseren is dit scenario uitgewerkt, De Nieuwe Leerkracht. Dit traject is uitgezet over voldoende tijd om alle betrokkenen in staat te stellen mee te groeien en ervaring op te doen met de vernieuwingen. Daarom is gekozen voor meerdere fasen van vernieuwing. Elke fase wordt gekenmerkt door een verhoging van de toelatingseisen. Tijdens de startfase en de middenfase gebeurt de vernieuwing bij de kweekscholen op het huidige mbo- niveau. De toelatingseisen gaan geleidelijk omhoog, eerst naar een uniforme toelatingseis van mulo-diploma en vervolgens naar mulo-diploma met havo-pakket. In de eindfase wordt de overstap gemaakt naar een hogere beroepsopleiding (hbo). De toelatingseis is nu havo-diploma of gelijkgesteld. De kweekscholen worden pedagogische academies. De bestaande opleidingen worden samengebracht in een nieuwe structuur van de opleiding met eerst twee gemeenschappelijke basisjaren gevolgd door twee specialisatiejaren voor onderbouw (huidige kleuter en leerjaar 1 en 2) of bovenbouw (huidige leerjaar 3 tot 6) van de basisschool. De huidige opleiding van de kweekscholen wordt vernieuwd en omgevormd van een vakgerichte opleiding naar een competentiegerichte1 opleiding die modulair is opgebouwd met beroepsvorming en praktijk vanaf het begin van de opleiding Leerlingen die niet langer rechtstreeks aan de opleiding kunnen beginnen zullen via een voorbereidingsprogramma toch de kans krijgen de opleiding te beginnen tijdens de beginfase en de middenfase. Er worden veel professionaliseringactiviteiten voorzien voor de docenten. Deze professionalisering heeft een aantal doelstellingen. Ten eerste zullen zoveel mogelijk docenten volledig bevoegd gemaakt worden voor het lesgeven op het huidige niveau van het kweekschoolonderwijs. Ten tweede worden docenten geïnformeerd en getraind om de nieuwe aanpak van de opleiding in praktijk te brengen. Ten derde worden de docenten geprofessionaliseerd in de competenties van een lerarenopleider2 omdat ze niet zomaar vakleerkrachten zijn.
1
Competentie: De combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes die noodzakelijk is voor de goede uitoefening van het beroep. 2
Lerarenopleider: In dit document is een lerarenopleider iemand die les geeft aan toekomstige leerkrachten. Een lerarenopleider verschilt van een vakleerkracht; waar een vakleerkracht leerlingen kennis en vaardigheden van een vak aanleert moet een lerarenopleider daarnaast de leerkrachten in opleiding ook aanleren hoe zij deze kennis en vaardigheden zelf kunnen overdragen naar leerlingen.
5
Verder wordt het process van hervorming begeleid door een systeem van interne kwaliteitszorg (IKZ). Dit zal stap voor stap ingevoerd worden zodat het volledig operationeel is bij het einde van de hervorming op de kweekscholen. De implementatie van de startfase begint in oktober 2012 met de uniforme toelatingseis mulodiploma en de invoering van het eerste basisjaar. Het voorbereidingsprogramma zorgt voor opvang van studenten die niet meer rechtstreeks kunnen instromen. Daarna wordt jaar na jaar de nieuwe structuur ingevoerd terwijl het oude programma wordt afgebouwd. De startfase is volledig afgerond in oktober 2015. De middenfase is gepland van oktober 2015 tot oktober 2017. De eindfase van de hervorming start met implementatie in oktober 2017 en wordt afgerond in oktober 2019. De opleiding zal accreditatie verkrijgen door NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie).
6
3. Bestaande opleidingen van leerkrachten De huidige opleiding voor leerkrachten basisonderwijs is vrij versnipperd. Er is weinig samenhang in de opleiding van leerkrachten voor de verschillende niveaus van het basisonderwijs en er zijn heel wat verschillende aanbieders. De meeste opleidingen zijn middelbare beroepsopleidingen (mboopleiding) die deel uitmaken van het voortgezet onderwijs op senioren niveau (vos).
3.1. Dagopleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs De opleiding tot leerkracht voor het kleuteronderwijs en klassen 1 en 2 van het lager onderwijs (ko), soms ook onderwijzeressen A of kweek-A genoemd, wordt aangeboden op het Albert Cameron Instituut ( ACI), het Christelijk Pedagogisch Instituut (CPI) en het Surinaams Pedagogisch Instituut (SPI). Deze opleiding werd opgestart in 1953 en is sindsdien bijna onveranderd gebleven. De enige opvallende wijziging, doorgevoerd in 1981, is een uitbreiding van de opleiding met een vijfde leerjaar voor de opleiding tot hoofdkleuterleidster (HKL). De opleiding tot leerkracht ko duurt 3 tot 4 jaar afhankelijk van de vooropleiding. De toelatingsvoorwaarden voor leerkracht ko zijn als volgt: ko 1: lbgo (AE stream) met 7 voor Nederlands en 6 voor wiskunde of overgang mulo 2 naar 3 ko 2: Overgang mulo 3 naar 4 of afgewezen mulo 4 of mulo diploma met te weinig punten voor avf De opleiding tot leerkracht ko is volledig gescheiden van de opleiding tot leerkracht voor het gewoon lager onderwijs (glo). Met een leerkracht ko heeft men wel bevoegdheid om les te geven in het eerste en het tweede leerjaar van het glo. Het eerste leerjaar is in principe een algemeen vormend jaar omdat ook in het tweede jaar studenten instromen. In het eerste leerjaar zitten echter al heel wat zogenaamde kweekschoolvakken waarvan de leerstof al of niet overgedaan wordt in het tweede jaar (zie figuur XX).
Figuur 1 – Huidige uurtabel van de opleiding kleuteronderwijs. Sommige opleidingen geven ook ICT en / of godsdienst 7
De opleiding tot leerkracht voor het gewoon lager onderwijs (glo), soms kweek-B genoemd, is een 4-jarige opleiding die aangeboden wordt op CPI, SPI en de Scholengemeenschap Nickerie Kweekschool (SGN-kweek). De opleiding tot leerkracht glo duurt 4 jaar en is opgedeeld in twee fasen. De eerste twee jaar van de opleiding zijn de algemeen vormende fase (avf) en daarna volgt twee jaar beroepsvormende fase (bvf). De huidige structuur van de opleiding werd ingevoerd in de periode 1975 – 1978. De toelatingsvoorwaarden voor leerkracht glo zijn: avf: bvf:
mulo diploma met 5 voor Nederlands en 15 punten voor Aardrijkskunde + Geschiedenis + Biologie avf afgerond, havo (uitzonderlijk)
De avf is algemeen vormend, zoals de naam aangeeft. Het vakkenpakket is gebaseerd op het vakkenpakket van het havo. Daarnaast zijn er een aantal zogenaamde kweekschoolvakken toegevoegd. Er wordt weinig of geen aandacht besteed aan het beroep van leerkracht en er is geen praktijk in de avf. Op het einde van avf krijgt men een kwalificatie die is gelijkgesteld aan havo en is het mogelijk de kweekschool te verlaten om andere opleidingen in het hoger onderwijs aan te vangen. Slechts een kwart tot een derde van de studenten zet na de avf de opleiding voort op de kweekschool om in de bvf tot leerkracht glo te worden opgeleid. De bvf is de echte opleiding tot leerkracht. In het eerste jaar krijgt men normaal les en wordt aandacht besteed aan pedagogiek en didactiek. Het tweede jaar is bijna uitsluitend praktijk, 3 of 4 dagen per week. De andere dagen zijn terugkomdagen om te reflecteren over de ervaringen tijdens de praktijk en voorbereidingen te maken voor de praktijk in de volgende week. Een typisch lesprogramma wordt weergegeven in figuur xx.
Figuur 2 – Huidige uurtabel van de opleiding GLO (avf & bvf). Sommige opleidingen geven ook ICT en / of godsdienst. De AVF vakken die zijn aangeduid met een sterretje zijn keuzevakken. BVF 2 bestaat hoofdzakelijk uit 4 dagen praktijk en een terugkomdag (bij sommige opleidingen 3 dagen praktijk en 2 terugkomdagen). 8
3.2. Avondopleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs Sinds kort is het mogelijk leerkracht ko te worden via avondonderwijs. In oktober 2011 is een nieuwe kweekschool van start gegaan, het Middag Pedagogisch Instituut (MPI). Deze school gebruikt dezelfde faciliteiten als ACI en biedt hetzelfde programma aan maar vanaf 16.00 uur in de namiddag tot de avond. De toelatingsvoorwaarden zijn ook dezelfde als die voor de dagopleiding. Het is ook mogelijk glo-leerkacht te worden via avondonderwijs. Daar kan men de onderwijzersakte (oa) behalen die leidt tot dezelfde lesbevoegdheid als bvf. De lessen gaan door in de gebouwen van het SPI. De onderwijzersakte wordt georganiseerd buiten Paramaribo, onder andere in Brokopondo en Albina via de nucleuscentra en in Moengo en Nickerie. De toelatingsvoorwaarden voor de onderwijzersakte zijn als volgt: De toelatingsvoorwaarden voor het avondonderwijs zijn: oa 1: boslandakte of distriktskwekeling met overgang mulo 3 naar 4 of mulo diploma oa 2: ko of afgewezen avf oa 3: avf of hkl oa 4: mo-A of mo-B (In de bestaande wettelijke regeling moeten afgestudeerden van IOL eerst een jaar de onderwijzersakte volgen voor ze tot de hoofdakte worden toegelaten.) De meeste studenten van oa zijn al leerkracht. Afhankelijk van de vooropleiding stroomt men in op verschillende niveaus en duurt de opleiding 1 tot 4 jaar. De eerste 3 jaren zijn algemeen vormend en worden aangeduid als de Eerste leerkring. Het vierde jaar geeft de beroepsvorming en wordt aangeduid als de Tweede leerkring. Er is enkel praktijk in het vierde jaar gedurende twee dagen per week. Studenten die reeds in het onderwijs staan worden vrijgesteld van praktijk.
Figuur 3 – Huidige uurtabel van de onderwijzersakte. Een sterretje bij het aantal uren in het vierde jaar zijn keuzevakken. Huishoudelijke vaardigheid A zijn naaldvakken en huishoudelijke vaardigheid B is koken. De onderwijzersakte wordt al aangeboden sinds 1944 en is wettelijk goed onderbouwd. 9
3.3. Opleidingen van leerkrachten buiten het basisonderwijs De opleidingen tot leerkracht voor het Voortgezet onderwijs op juniorenniveau (voj) en leerkracht voor het Voortgezet onderwijs op seniorenniveau (vos) worden verzorgd door het IOL. Deze vakspecifieke mo-A- en mo-B-opleidingen zijn hogere beroepsopleidingen (hbo) en zijn modulair opgebouwd. De theoretische duur van de opleidingen is 3 jaar voor mo-A en 2 jaar voor mo-B. De toelatingsvoorwaarden voor IOL zijn: mo-A: vos-opleiding succesvol afgerond, bvf diploma, sommige opleidingen hebben specifieke toelatingsvoorwaarden voor andere kwalificaties. Mo-B: mo-A diploma De opleidingen worden aangeboden in zowel dag- als avondopleidingen. Een mo-A-diploma geeft bevoegdheid om les te geven op het voj; een mo-B-diploma geeft bevoegdheid om les te geven op het vos. IOL biedt sommige opleidingen ook aan in Nickerie via de Scholengemeenschap Nickerie Kweekschool (SGN-kweek) tijdens weekends. De hoofdakte is een tweejarige opleiding die te volgen is via B. Met een hoofdakte kan men schoolhoofd worden op een basisschool. Om schoolhoofd te worden op een mulo-school is ook een mo-A noodzakelijk. De toelatingseis is een onderwijzersakte of bvf-diploma. Het is niet mogelijk met andere kwalificaties in te stromen, daarom moeten studenten van IOL een jaar naar de onderwijzersakte. De toelatingseis is bij wet vastgelegd, maar dit is eigenlijk niet meer aangepast aan de huidige situatie in de opleidingen van leerkrachten. Dit kan enkel aangepast worden door de wet aan te passen. In de opleiding krijgt men pedagogiek, Nederlands en 2 keuzevakken. Na de hoofdakte mag men lesgeven op een mulo-school in deze keuzevakken. Daarom was vroeger de opleiding min of meer gelijkwaardig aan een halve LO. De hoofdakte kent geen praktijk. Er zit wel vakdidactiek in de keuzevakken en dit wordt geoefend aan de hand van minilessen (peer teaching). Studenten die reeds IOL achter de rug hebben worden vrijgesteld voor de keuzevakken. Er zit geen vak management in de opleiding, dit onderdeel zit vervat onder pedagogiek. Het is wel zo dat dit onderdeel niet meer toereikend is voor wat een schoolleider heden allemaal moet doen en kennen. De opleiding is niet vernieuwd in de laatste 10 jaar. De hoofdakte is echter vooral gewild vanwege de betere betaling. Figuur xx geeft een overzicht van de verschillende opleidingen tot leerkracht voor ko, glo, voj en vos.
10
Figuur 4 – Huidige opleidingen tot leerkracht met toelatingsvoorwaarden ko is voor leerkrachten kleuteronderwijs; ook bevoegd voor de 1ste en 2de klas glo oa, onderwijzersakte, is de avondopleiding voor leerkrachten glo avf-bvf is de dagopleiding voor leerkrachten glo mo-a en mo-b zijn opeenvolgende opleidingen voor leerkracht voj en vos De pijlen geven de instroom en doorstroom voor de verschillende opleidingen en leerjaren
11
4. Noodzaak van een vernieuwde opleiding van leerkrachten Onderwijs is steeds gericht op de maatschappij waarbinnen dit onderwijs zich afspeelt en het wordt zoveel mogelijk uitgevoerd volgens de beste pedagogische inzichten die er zijn. Er zit zeker een grond van waarheid in de uitspraak dat verandering de enige constante factor in het leven is. Dus als de maatschappij verandert, of wanneer er nieuwe onderwijsinzichten zijn, dan moet het onderwijs veranderen. Daar zijn anders opgeleide leerkrachten voor nodig die weten hoe ze met de nieuwe ontwikkelingen kunnen omgaan. In het Sectorplan Onderwijs van 2004 is het beeld van de ideale persoon die het onderwijs moet voortbrengen uitgebreid geschetst. “De ideale Surinaamse mens/burger is een persoon die: • • • • •
• •
• • • • •
doordrongen is van respect voor menselijk leven omdat het de grondslag is waarop alle andere waarden moeten rusten emotioneel zeker (met een hoge mate van zelfvertrouwen en eigenwaarde), initiatiefvol en ondernemend is etnische, religieuze en andere diversiteiten ziet als een bron van sterkte en rijkdom bewust is van het belang van leven in harmonie met de omgeving (milieubewustzijn) een sterke waardering heeft voor gezins-, familie- en gemeenschapsbanden, en voor morele kwesties inclusief verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor zichzelf en de gemeenschap een goed ontwikkeld respect heeft voor onze culturele erfenis veelzijdige vaardigheden, onafhankelijk en kritisch denken demonstreert, bestaande opvattingen en praktijken ter discussie stelt en gericht is op toepassing van kennis en feiten voor oplossing van problemen een positieve houding demonstreert ten opzichte van werk en samenwerking met anderen een creatieve geest vertoont in zijn verschillende verschijningsvormen en deze in economische en ondernemende sferen en andere levensgebieden ontwikkelt het vermogen heeft om zijn fysieke, mentale, sociale en spirituele welzijn te beheersen en bij te dragen tot de gezondheid en welvaart van de gemeenschap de volledige ontwikkeling koestert van iedere persoon, en verschillen en overeenkomsten tussen vrouwen en mannen als een bron van wederzijdse sterkte benut een sterke binding heeft met eigen land en volk en zich als wereldburger oriënteert ”3
De geplande vernieuwing wil leerkrachten opleiden die zulke burgers mee kunnen helpen vormen.
4.1. Maatschappelijke ontwikkelingen De school is niet langer de enige plek om kennis op te doen. Er is een stortvloed van informatie, nieuws, nieuwe kennis, amusement, reclame enzovoort via de vele nieuwe communicatiemiddelen. Er moet geleerd worden om met die informatie om te gaan en die kritisch te evalueren.
3
MINOV (2004). Sectorplan Onderwijs 2004 – 2008, p. 33 – 34
12
We leven in een mondiale samenleving. Moderne communicatiemiddelen brengen gebeurtenissen van waar ook ter wereld binnen in Suriname. Multiculturaliteit en hoe daarmee om te gaan wordt nog belangrijker dan het al was in Suriname. De kinderen van nu leven in de maatschappij van vandaag. Daar zijn veel zaken veranderd in vergelijking met vroeger, zoals de gezinssituatie van veel kinderen en de vele milieuproblemen. Om de school relevant te houden voor de samenleving is flexibiliteit nodig om de snelle veranderingen binnen de samenleving te volgen. Het curriculum stemt af met wat zich afspeelt in de maatschappij.
4.2. Onderwijsontwikkelingen Sinds de laatste aanpassing van het kweekschoolonderwijs zijn zowel pedagogische inzichten als didactische werkvormen sterk geëvolueerd. Ooit was de taak van de leerkracht hoofdzakelijk het overdragen van kennis. Nu krijgen leerlingen, naast basiskennis, ook vaardigheden en maatschappelijke waarden aangeleerd die ze in het dagelijks leven en werken nodig hebben. Vaardigheden kunnen enkel aangeleerd worden door ze regelmatig in te oefenen. Waarden ontstaan in dialoog. De leerkracht biedt de leerlingen mogelijkheden om te leren. Dit vereist heel wat vaardigheden van de leerkrachten zelf. Stage is belangrijk voor de opleiding van competente leerkrachten. De rol van het kleuteronderwijs is over de jaren ook sterk geëvolueerd. Het wordt nu gezien als een belangrijke basis voor de verdere opleiding van de leerlingen waar gericht gewerkt wordt aan de totale ontwikkeling van het kind. Om dit te kunnen realiseren zijn goed gekwalificeerde leerkrachten nodig die duidelijk zicht hebben op de ontwikkeling van kinderen en hoe daar op in te spelen. Verschillende organisaties werken aan het onderwijs in Suriname. Het Basic Education Improvement Project (BEIP) zou tot zeer ingrijpende veranderingen kunnen leiden in de structuur van het basisonderwijs. Andere organisaties en NGO’s werken aan allerlei thema’s waaronder didactiek om af te stappen van het klassikaal frontaal onderwijs. Veel aandacht gaat ook naar zorgleerlingen en hoe hen kansen te bieden. Om leerlinggericht onderwijs en leerlingenzorg succesvol uit te voeren moeten de leerkrachten een opleiding krijgen die hen de benodigde vaardigheden hiervoor geeft. Progress zelf werkt op meerdere fronten tegelijk aan onderwijsvernieuwing. Naast vernieuwing van de opleiding van leerkrachten wordt ook ondersteuning gegeven aan het operationeel maken van het Centrum voor Nascholing Suriname (Cenasu), versterking van afdelingen Begeleiding en Inspectie van MINOV, professionalisering van het personeel van de nucleuscentra en verdere ontwikkeling van een informatiesysteem voor het onderwijs.
4.3. Vragen vanuit de Surinaamse samenleving Het kweekschoolonderwijs is sinds lange tijd een zorgpunt geweest in Suriname. Reeds in 1998 werd een Commissie Evaluatie Kweekschoolonderwijs in het leven geroepen om het kweekschoolonderwijs door te lichten. Op basis van het Rapport Evaluatie Kweekschoolonderwijs4 ging de Kweekschool Nieuwe Stijl van start. Spijtig genoeg kreeg de Kweekschool Nieuwe Stijl veel 4
Commissie Evaluatie Kweekschoolonderwijs (2001). Rapport Evaluatie Kweekschoolonderwijs. 72 p.
13
tegenwerking van verschillende zijden en liep de vernieuwing vast. De kweekscholen zelf willen hun onderwijsprogramma echter wel aanpassen en vernieuwen om het relevant te houden in de huidige samenleving5 De bezorgdheid omtrent de opleiding van leerkrachten bestaat nog steeds. De opmerkingen uit het Rapport Evaluatie Kweekschoolonderwijs, aangevuld met een reeks andere aandachtspunten staan duidelijk vermeld in het Sectorplan Onderwijs6. Tevens wordt een beeld geschetst van een vernieuwde opleiding op hbo-niveau7. De Nieuwe Leerkracht sluit nauw hierop aan. De kwaliteit van het onderwijs en de resultaten op school zijn nauw gelinkt aan het opleidingsniveau van de leerkrachten. Er bestaat binnen de maatschappij grote bezorgdheid over de resultaten van het onderwijs en jaar na jaar is er commotie over leerlingenprestaties. Zo was er in 2008 een doelmatigheidsonderzoek van de onderwijsgelden door de Rekenkamer8. Ook vanuit de politiek wordt de kwaliteit van het onderwijs als een grote bezorgdheid ervaren9.
4.4. Aandachtspunten bij de huidige opleiding tot leerkracht basisonderwijs In de huidige opleidingen tot leerkracht basisonderwijs zijn een reeks aandachtspunten die moeten aangepakt worden om tot een kwaliteitsvolle opleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs te komen. Het gaat om: • • • • • • •
Motivatie van studenten voor een opleiding die vaak hun enige optie is Gebruik van avf op de kweekschool als tweedekansonderwijs De bevoegdheid van de docenten De aanwerving van docenten voor de kweekscholen Ervaring van docenten binnen het basisonderwijs Het vakkenpakket met weinig of geen aandacht voor probleemvakken zoals rekenen De huidige invulling van praktijk
De motivatie van studenten om de opleiding tot leerkracht voor het basisonderwijs te beginnen, is maar zelden een keuze voor het beroep van leerkracht. De keuze om naar de kweekschool te gaan berust vaak op andere factoren. Voor leerlingen uit de administratief-economische (AE) stream van het lbgo is het Imeao of de kweekschool de enige vervolgopleiding. Afhankelijk van hun punten kunnen ze naar de schakelklas Imeao of naar de opleiding voor leerkracht in het eerste leerjaar leerkracht kleuteronderwijs (ko 1). Mulo leerlingen kunnen ook ko aanvangen zonder mulo af te werken. De keuze om vroeg over te
5
Peneux, Juliën (2007) Pedagogische instellingen halen internationale slagingsnorm. De Ware Tijd 13 augustus 2007. 6 Minov (2004). Sectorplan Onderwijs 2004 – 2008. p. 24 – 25 7 Minov (2004). Sectorplan Onderwijs 2004 – 2008. p. 63 – 64 8 Rekenkamer (2008). Beleidsprestaties Basis- en Mulo-scholen, schooljaar 2006 – 2007. De Ware Tijd 17 oktober 2008, 21 oktober 2008, 22 oktober 2008, 23 oktober 2008, 24 oktober 2008, 25 oktober 2008 9 Redactie (2005). Het is veranderen of verarmen. De Ware Tijd 01 maart 2005
14
stappen heeft de bedoeling zo snel mogelijk een betaalde baan te krijgen. Als mulo niet succesvol afgerond wordt zijn er weinig andere opties. Voor leerlingen met een mulo diploma, maar zonder pakket voor havo, vwo of Natin, is het Imeao of de kweekschool de enige vervolgopleiding. Afhankelijk van punten begint men op de kweekschool in het tweede leerjaar leerkracht kleuteronderwijs of in de avf. Omdat een avf-diploma is gelijkgesteld aan een havo diploma, wordt de avf vaak gebruikt als een soort tweedekansonderwijs om door te stromen naar het hoger onderwijs. Dit wordt duidelijk aangetoond door het kleine aantal leerlingen dat bvf begint en uiteindelijk leerkracht wordt. Een klein aantal uitstromers uit avf vangt avondonderwijs aan om de onderwijzersakte te behalen. De onderwijzersakte wordt als gemakkelijker gezien dan bvf en men kan ‘s morgens een baan hebben en ’s avonds studeren. De onderwijzersakte trekt ook veel studenten met ko diploma. Op die manier worden ze volwaardige leerkrachten voor het volledige glo. Deze uitstroom van glo leerkrachten met een onderwijzersakte voorkomt dat er een tekort aan glo leerkrachten ontstaat wat wel het geval zou zijn als enkel op de kleine uitstroom vanuit bvf gerekend zou worden . De onderwijzersakte opent ook de deur naar verdere opleidingen in het hoger onderwijs. Hoeveel leerlingen de studie beginnen vanuit een wens om leerkracht te worden is niet bekend. Dat zulke leerlingen er zijn staat vast. Een onderwijsloopbaan is een aantrekkelijke loopbaan met veel vakantie en werken met kinderen of lesgeven zit sommigen echt in het bloed. Anderzijds zijn er zeker ook leerlingen die misschien liever leerkracht hadden willen worden maar nu havo beginnen omdat dit diploma een hogere maatschappelijke status heeft en meer mogelijkheden tot vervolgopleidingen biedt. Voorheen werd kwaliteitszorg hoofdzakelijk gezien als een taak van de inspectie. Intussen is als onderdeel van de vernieuwing van start gegaan met interne kwaliteitszorg op alle kweekscholen. Op elke kweekschool zijn kwaliteitsankers aangesteld en getraind. IOL had reeds een team van 2 mensen belast met kwaliteitszorg. Het IKZ systeem van de kweekscholen en IOL is gestaag aan het groeien. Op de kweekscholen is ongeveer 15% van de docenten volledig bevoegd (mo-B of doctoraal), ongeveer 70% is beperkt bevoegd (mo-A) en ongeveer 15% is niet bevoegd. Er is relatief weinig motivatie om een mo-B te verkrijgen omdat dit financieel niet voldoende gehonoreerd wordt. Deze situatie komt de opleiding van leerkrachten zeker niet ten goede. Er is geen enkele speciale voorwaarde om docent te worden in de lerarenopleiding. Iemand kan gewoon overgeplaatst worden uit havo of mulo naar een PI. Vooral bij leervakken zien sommige docenten zich meer als vakdocent dan als lerarenopleider. Er is echter een heel groot verschil. Een vakdocent moet gewoon het vak aanleren tot een bepaald niveau zodat de student hiermee verder kan naar vervolgopleidingen. Een lerarenopleider moet studenten ook leren hoe deze kennis over te dragen naar hun toekomstige leerlingen. De vakdidactiek komt vaak te weinig of zelfs helemaal niet aan bod. Daarnaast dienen alle docenten zich ook meer bewust te worden van hun voorbeeldfunctie voor de toekomstige leerkrachten. Te vaak wordt nog frontaal klassikaal of zittend les gegeven, wat dan ook overgenomen wordt door de afstuderende leerkrachten.
15
Een ander probleem heeft te maken met de werkervaring van docenten. De meeste docenten hebben een mo-A of mo-B van het IOL. Dit is echter een opleiding voor leerkrachten op het voj of vos. De onderwijservaring op voj en vos is wel enigszins relevant om les te geven aan de leeftijdsgroep van toekomstige leerkrachten, maar is niet relevant voor het basisonderwijs waarvoor de toekomstige leerkrachten opgeleid worden. Er zijn docenten die begonnen zijn als leerkracht basisonderwijs en via studies zijn opgeklommen. Zij hebben wel ervaring in het basisonderwijs. Docenten die na havo naar het IOL zijn getrokken hebben echter nooit gewerkt in het basisonderwijs en zijn daardoor slecht geïnformeerd over de situatie waarvoor ze leerkrachten opleiden. Het vakkenpakket is niet afgestemd op de huidige problemen van het basisonderwijs. Een probleemvak als rekenen krijgt weinig aandacht in het huidige programma. In de kleuteropleiding heeft men 2 lesuren per week in het eerste leerjaar, 1 lesuur per week in het tweede en derde leerjaar en niets in het vierde leerjaar. Dit is onvoldoende om gewoon de studenten op een degelijk rekenniveau te krijgen. Vakdidactiek kan praktisch helemaal niet aan bod komen. In de avf-jaren is er 1 lesuur per week rekenen terwijl wiskunde een keuzevak is. Enkel in het eerste jaar van bvf krijgt rekenen 3 lesuren per week en kan een beetje aandacht aan vakdidactiek besteed worden. Het rekenniveau van de studenten is echter vaak slecht waardoor de meeste tijd toch gaat naar het bijwerken van de studenten. Ook in de onderwijzersakte is weinig aandacht voor rekenen. De meeste studenten hebben enkel twee uur in het derde jaar. In de vooropleiding (vooral ko) kwam reken ook al weinig aan bod. De praktijk bereidt leerkrachten onvoldoende voor op het toekomstige werk. Het wordt sterk begeleid tijdens de voorbereiding en de uitvoering (met de pedagoog en vaak ook de vakleerkracht in de klas). De uitvoering en is meestal beperkt tot individuele lessen. Wanneer studenten hun diploma halen hebben ze nog niet een hele dag of langer of zonder begeleiding in een klas gestaan. Hierdoor hebben ze weinig zelfvertrouwen en onvoldoende ervaring om continu voor de klas te staan. De praktijkscholen worden nauwelijks betrokken bij de uitvoering en dienen enkel als plaats om studenten te ontvangen.
16
5. Vroegere initiatieven voor vernieuwing van de opleiding van leerkrachten De vernieuwing van de opleiding van leerkrachten is al vaak aangeduid als een prioriteit voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in Suriname. Verscheidene malen zijn er initiatieven geweest om de opleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs te vernieuwen. In 1971 werd naast de Surinaamse Kweekschool het Algemeen Pedagogisch Instituut opgericht en werd de opleiding omgevormd van een 3-jarige opleiding naar een 4-jarige opleiding met 3 jaren onderwijzersakte en 1 jaar hoofdakte. De ko opleiding was altijd al een 4-jarige opleiding. Bij de vernieuwing van de opleiding tot leerkracht in de periode 1975 – 1978 wou men niet enkel de opleiding van leerkrachten voor glo omvormen naar een avf – bvf-structuur, maar ook die van ko en buitengewoon onderwijs (bo). Voor ko en bo is dit niet gelukt omdat er geen studenten door wilden gaan in deze richtingen na avf. Daardoor bleef ko onveranderd tijdens deze vernieuwing. Vanaf 1977 werd als onderdeel van de kweekschool ook een opleiding gestart voor leerkrachten voor het voj. Deze opleiding leidde op tot een niveau dat gelijkwaardig aan een lo-akte moest zijn. Deze opleiding werd ondergebracht in het voormalig Kweek A – gebouw dat het Trefossa Instituut werd genoemd. Het Trefossa Instituut kende slechts een kort bestaan van 1977 – 1982 en werd toen opgeheven. Afgestudeerde studenten waren niet welkom op de mulo scholen omdat ze als onervaren werden beschouwd. Bovendien roomde dit instituut de beste docenten af van de kweekscholen omdat slechts 20 uren les moest worden gegeven in plaats van 28 uren. Sinds een 10-tal jaren is IOL bezig met vernieuwing van de mo-A opleiding waarbij vooral de nadruk op de beroepsvorming sterk is toegenomen. Voor die periode konden ook lo-akten behaald worden op het IOL die lesbevoegdheid gaven voor de eerste twee klassen van het voj. Sinds 2003 worden geen Lo-opleidingen opgestart en is het Lo-curriculum volledig opgenomen in de mo-A opleidingen. In de periode 2001 – 2003 werd gewerkt aan vernieuwing van de opleiding ko en glo door het programma Kweekschool Nieuwe Stijl. Er werden ingrijpende veranderingen voorzien voor toelatingsvoorwaarden, het curriculum en evaluatie van studenten om zo een kwalitatieve competentiegerichte opleiding te verkrijgen. Ondanks de intensieve voorbereidingen door een enthousiast team kwam het niet tot implementatie van dit programma. Er zaten nog heel wat onduidelijkheden en onzekerheden in het programma die niet voldoende waren gecommuniceerd, het programma werd geïnitieerd vanuit één instituut waardoor anderen zich minder betrokken voelden en er was politieke weerstand, vooral over het lot van studenten die niet meer in de kweekschool Nieuwe Stijl terecht zouden kunnen. Tenslotte had het programma ook te kampen met voortdurend geldgebrek. Behalve op het IOL hebben de vernieuwingen weinig resultaat gehad. De vraag naar verandering blijft en daarom was de omvorming van de opleiding van leerkrachten expliciet opgenomen in het Surinaams Educatief Plan (2004) en het Sectorplan Onderwijs 2004–2008. Dit project is echter nog niet tot uitvoering gekomen.
17
6. Doel van de vernieuwingen Het onderwijs wordt sterk verbeterd door efficiënte en effectieve investeringen in goed opgeleide, competente leerkrachten voor het basisonderwijs. Onderzoek toont aan dat de kwaliteit van leerkrachten sterk positief gelinkt is met leerlingresultaten en dat dit het belangrijkste aspect is binnen een school voor prestaties van de leerlingen. Het effect van een goed opgeleide leerkracht is veel groter dan de effecten van schoolorganisatie, leiderschap of financiële condities.10 De opleiding van leerkrachten wordt daarom een vierjarige bachelor-opleiding voor alle leerkachten voor het basisonderwijs. De structuur van de opleiding is weergegeven in figuur 3. De kwaliteit van de opleiding wordt sterk verbeterd door een competentiegerichte aanpak, aandacht voor kwaliteitszorg en continue professionalisering van de docenten. Op deze manier krijgt Suriname een goed opgeleid leerkrachtenkorps dat in staat is in te spelen op recente opwikkelingen binnen de maatschappij en binnen het onderwijs. Suriname zal dan leerkrachten hebben die volledige internationale erkenning genieten. Dit sluit nauw aan bij het Hemispheric Project binnen de CARICOM regio waar gestreefd wordt naar harmonisatie van de opleiding van leerkrachten zodat vrij verkeer van mensen en vaardigheden binnen de Caribbean Single Market and Economy (CSME) een feit kan worden.
Figuur 5 – Vernieuwde opleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs (OB = onderbouw, huidige kleuter A & B met eerste en tweede leerjaar GLO; BB = bovenbouw, huidige derde tot zesde leerjaar GLO) 10
Commission of the European Communities, (Brussel, 3 aug. 2007). COM(2007) 392 final: 'Improving the Quality of Teacher Education (http://ec.europa.eu/education/com392_en.pdf)
18
7. Aanpak van de vernieuwingen van de opleiding voor leerkrachten De vernieuwing van de opleiding wordt overzien door het directeurenoverleg van de betrokken pedagogische instituten en de lijncoördinator vanuit Minov. Het directeurenoverleg heeft De Nieuwe Leerkracht uitgewerkt en werkt nu aan de implementatie. In elke PI wordt het directeurenoverleg bijgestaan door een vernieuwingscoördinator en door kwaliteitsankers. Het verschil tussen de huidige opleiding tot leerkracht basisonderwijs en De Nieuwe Leerkracht waar we naartoe werken is enorm. Het is onmogelijk dit in een stap allemaal te realiseren. Het gaat niet enkel om veranderingen in structuur en curricula, maar het gaat ook om een fundamentele verandering in het denken over het opleiden van leerkrachten, competentiegericht opleiden. Daarom wordt de vernieuwing doorgevoerd in drie fasen. Elke fase wordt gekenmerkt door een verhoging van de toelatingsvoorwaarden voor de opleiding tot leerkracht basisonderwijs. In de startfase wordt de instap uniform mulo diploma, in de middenfase wordt het mulo diploma met een havo pakket en in de eindfase wordt het havo diploma of daaraan gelijkgesteld.
Figuur 6 – Overzicht van de drie fasen met geleidelijke verhoging van de toelatingsvoorwaarden Elke verhoging van de instroomvoorwaarden gaat gepaard met een herziening van het curriculum. In de startfase wordt ook de nieuwe structuur van de opleiding ingevoerd. De huidige docenten zullen meegroeien met de vernieuwing en gaan middels trainingen, betrokkenheid bij de vernieuwingen en voortschrijdend inzicht tijdens de vernieuwingen op een hoger opleidingsniveau gebracht worden. Een andere reden voor de stapsgewijze aanpak is het imago van de opleiding tot leerkracht. Momenteel heeft deze niet de uitstraling van een kwaliteitsopleiding die gekwalificeerde mensen kan aantrekken. Daarom dient de opleiding eerst op het huidige niveau verbeterd te worden. Dit zal gepaard gaan met uitgebreide communicatie naar toekomstige studenten en de samenleving toe zodat ze een betere uitstraling heeft bij de overstap naar hoger onderwijs en studenten zal blijven aantrekken. Tijdens de verhoging van de instroomvoorwaarden worden voorzieningen getroffen voor studenten voor wie de kweekschool de enige uitweg was. Zij krijgen nog een aantal jaren de mogelijkheid in te stromen in de opleiding via een voorbereidingsprogramma. 19
8. Startfase van de vernieuwing van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs De startfase van de vernieuwing wordt gekenmerkt door een verhoging van de instroomvoorwaarde naar mulo diploma voor alle studenten. De nieuwe structuur van de opleiding gaat ook hier van start.
8.1. Toelatingsvoorwaarden De toelatingseis voor alle studenten in de opleiding van leerkracht voor het basisonderwijs wordt uniform mulo diploma. De jongste kinderen vereisen evengoed gekwalificeerde leerkrachten als de iets oudere kinderen omdat daar de basis van de verdere schoolloopbaan wordt gelegd. Lbgo leerlingen en alle leerlingen die mulo niet succesvol hebben afgerond kunnen niet meer zomaar de PI in. Leerlingen met een lbgo diploma kunnen wel terecht in het voorbereidingsprogramma. Dit voorbereidingsprogramma is puur algemeen vormend. Het is geen mulo maar specifiek gericht op het verkrijgen van startcompetenties voor de opleiding tot leerkracht in het basisonderwijs. Leerlingen die mulo nog niet hebben afgerond, blijven in mulo. Een mulo diploma geeft meer opties aan deze leerlingen dan vroegtijdig uitstappen met het risico zonder diploma te eindigen.
Figuur 7 – Voorgestelde uurtabel voor het voorbereidingsprogramma Door het verdwijnen van AVF en de omvorming van de opleiding tot een pure opleiding voor leerkrachten, verdwijnt ook de mogelijkheid om via de kweekschool een kwalificatie gelijkwaardig aan havo te behalen. Omdat vele van deze studenten niet aan de opleiding begonnen om leerkracht te worden, wordt de opleiding voor hen onaantrekkelijk. Omdat er voor hen nog geen duidelijke alternatieven bestaan wordt toch een uitwijkmogelijkheid geboden. Aan het einde van het eerste basisjaar kunnen ze opnieuw de mulo-toets maken om zo alsnog een havo pakket te verkrijgen. Op die manier behoudt de kweekschool nog even haar functie als tweedekansonderwijs. De studenten in de opleiding die geen leerkracht willen worden, zitten slechts een jaar op de kweekschool in plaats van twee.
Voordelen •
• •
Een hoger niveau van instroom zal leiden tot beter gekwalificeerde leerkrachten, vooral op het niveau van de onderbouw waar de basis gelegd wordt voor de verdere schoolloopbaan van kinderen. Nieuwe leerkrachten voor ko zullen even goed gevormd zijn als leerkrachten voor glo. Studenten die eigenlijk geen leerkracht willen worden, zitten slechts een jaar op de kweekschool 20
•
• •
•
Studenten met lbgo-diploma volgen het voorbereidingsprogramma. Als ze dit succesvol doorlopen stromen ze binnen in de opleiding die hen een keuze geeft voor specialisatie onderbouw of bovenbouw. Ze zijn niet langer beperkt tot onderbouw. Studenten in mulo kunnen niet meer vroegtijdig uitstappen zodat ze aangemoedigd worden het mulo-diploma te halen en niet te eindigen zonder enig diploma. Studenten met een afgeronde havo-opleiding kunnen reeds in het vernieuwde programma op de kweekscholen instromen. Als incentive kunnen ze voor een aantal vakinhoudelijke modules vrijstelling krijgen. Op deze manier wordt het hogere instroomniveau voorbereid. De kweekschool wordt geleidelijk aan een positieve keuze waardoor de motivatie van de studenten zal verbeteren.
8.2. Opleidingsstructuur De aparte opleidingen voor leerkrachten ko en glo worden tijdens de eerste twee jaren van de opleiding samengebracht tot gemeenschappelijke basisjaren. Daarna is er specialisatie tot leerkracht voor de onderbouw of de bovenbouw. De basisjaren zijn vanaf het begin een opleiding tot leerkracht, inclusief praktijk. Er zijn geen puur algemeen vormende jaren meer zoals de huidige avf. Het voorbereidingsprogramma is wel puur algemeen vormend maar gaat vooraf aan de eigenlijke opleiding tot leerkracht.
Figuur 8 – Structuur van de opleiding in de startfase. Na de basisjaren is er specialisatie tot leerkracht onderbouw (OB, leerjaar 1 – 4) of bovenbouw (BB, leerjaar 5 – 8).
Voordelen • •
De leerkrachten in opleiding krijgen een overzicht van de gehele basisschool en krijgen inzicht in de gehele ontwikkeling van het kind. De leerkrachten in opleiding kunnen op basis van ervaring een doordachte keuze maken voor onderbouw of bovenbouw. Beter gekwalificeerde studenten kunnen kiezen in de onderbouw les te geven. 21
• • •
Een gemeenschappelijk leerprogramma voor onderbouw en middenbouw verhoogt het aanzien van leerkrachten in de onderbouw. Algemene vorming blijft een onderdeel van de opleiding maar wordt geïntegreerd in de opleiding tot leerkracht zodat de opleiding tot leerkracht een volle vier jaar krijgt. Het voorbereidingsjaar zorgt voor een goede basiskennis van studenten met een lbgo diploma.
8.3. Curriculum De opleiding wordt competentiegericht met het profiel van de leerkracht als uitgangspunt voor het nieuwe curriculum.een prominente rol voor de stage / werkplekleren. Er wordt overgeschakeld van vakken naar leergebieden die verschillende vakken samenbrengen. De huidige clustering is als volgt: • Beroepsvorming: pedagogiek, kleuterpedagogiek, Kinderopvoeding -en verzorging en gedragswetenschappen • Praktijk • Nederlands: Nederlands, logopedie / spreekonderwijs, schrijven • Rekenen / wiskunde: Rekenen, wiskunde, handelswetenschappen • Wereldoriëntatie: biologie, aardrijkskunde, natuurkunde, kennis der natuur, geschiedenis, maatschappijleer • Beeldende vorming en muziek: tekenen, handvaardigheid, textiel, muziek • Engels • Bewegingsonderwijs: lichamelijke opvoeding, EHBO Er zijn curriculumwerkgroepen gevormd voor elk van deze leergebieden. De curriculumwerkgroepen bestaan uit docenten van de huidige vakgebieden en vanuit de verschillende PI’s. Om de kwaliteit van het werk te bewaken wordt periodiek feedback gezocht bij curriculumspecialisten en bij een klankbordgroep van vakspecialisten. Alle leden van de curriculumwerkgroepen zijn ook getraind in de basisprincipes van competentiegericht opleiden. Er is een nieuwe uurtabel uitgewerkt en besproken met docenten binnen de PI’s. Deze uurtabel creëert ruimte om de vernieuwing mogelijk te maken binnen de PI’s. In figuur XX is de voorgestelde uurtabel weergegeven. Bemerk bijvoorbeeld het veel grotere aantal urren dat voorzien is voor Rekenen / Wiskunde. Verder staan blokcursussen op het programma. Hiermee wordt zoveel mogelijk vermeden om een-uur vakken op het rooster te hebben. Voorbeelden van blokcursussen zijn studievaardigheden, verkeersonderwijs, EHBO en ICT. Zij worden maar een gedeelte van het jaar aan een klas aangeboden. Het programma wordt modulair opgebouwd verdeeld over vier perioden in plaats van drie kwartalen. Het periodensysteem is een stap richting hoger onderwijs.
22
Figuur 9 – Voorgestelde uurtabel voor de basisjaren. Naast praktijk op de uurtabel zijn er een aantal volledige dagen praktijk gepland. Op deze dagen vervalt de uurtabel. Omdat praktijk / werkplekleren een belangrijk onderdeel is van competentiegericht opleiden is er aparte aandacht voor dit onderdeel. De nieuwe invulling van praktijk / werkplekleren houdt heel wat veranderingen in bij de manier waarop praktijk / werkplekleren plaatsvindt. Daarom is reeds uitgebreid overlegd met betrokkenen uit het Minov, het werkveld en de vakbonden. Op bassi van deze consultaties is een nieuwe gedragen visie op praktijk / werkplekleren ontwikkeld. Daarin staan volgende aanbevelingen: Leren op de werkplek … 1. is zeer belangrijk – voor de opleiding van goede leerkrachten, en dus ook voor de scholen, voor het Minov en voor de vakbonden 2. moet verruimd worden qua inhoud en omvang – gericht op competenties, met toenemende zelfstandigheid en zelfsturing van de student, toenemende duur en als testgrond voor vernieuwingen 3. is zoeken naar een win-win situatie – scholen worden partners voor de opleiding van leerkrachten 4. vereist structureel overleg en communicatie 5. vereist herziening van de begeleiding – deels door de docent, deels door de klasleerkracht en deels door zelfreflectie 6. erkent de belangrijke rol van de schoolleider – structureel overleg met de scholen 7. weerspiegelt de diversiteit van het werkveld – stad en district 8. is afspraken en verantwoordelijkheden duidelijk en opvolgbaar maken – heldere afdpraken en protocollen vanuit Minov 9. vraagt pedagogisch-didactische afstemming – een zelfde visie op onderwijs 10. heeft nood aan beheerste veranderingsstrategie – geleidelijke invoering waarbij alle actoren tijd hebben om mee te groeien.
Voordelen • •
De competentiegerichte opleiding leidt tot beter uitgeruste leerkrachten aan het einde van de opleiding. De grote aandacht voor beroepsvorming vanaf het begin van de opleiding leidt tot beter gevormde leerkrachten aan het einde van de opleiding.
23
• • •
•
• •
Combinatie van vakken in leergebieden helpt om docenten te professionaliseren van vakdocenten naar lerarenopleiders. Een doorlopende vierjarige opleiding verzekert dat studenten die aan de opleiding beginnen voor het overgrote deel ook de opleiding zullen afwerken. Door het verdwijnen van de avf verdwijnen ook de studenten die geen leerkracht willen worden. Een deel van hen zal voor de lerarenopleiding blijven kiezen en de opleiding ook effectief voltooien. De modulaire aanpak maakt de opleiding flexibel en geeft de mogelijkheid om enerzijds vrijstellingen te geven aan studenten op gebieden waar ze reeds sterk staan en anderzijds extra modules te voorzien waar ze minder sterk staan. Het opent de mogelijkheid om studenten individuele trajecten te laten volgen voor hun opleiding. Een grotere stagecomponent geeft een betere en meer realistische voorbereiding op het beroepsleven. Betrokkenheid van de scholen maakt het werkveld mee verantwoordelijk voor de opleiding van leerkrachten.
8.4. Het avondonderwijs De onderwijzersakte gaat niet zomaar verdwijnen en ook het MPI lijkt een school die zal blijven bestaan. Het is zelfs wenselijk dat het avondonderwijs blijft bestaan om volgende redenen: • •
Gemotiveerde mensen die reeds werken ook de kans geven leerkracht te worden. Huidige leerkrachten de kans geven zich bij te scholen tot De Nieuwe Leerkracht
Het is wel belangrijk dat het avondonderwijs een weerspiegeling is van het dagonderwijs: identiek curriculum, identieke eindtermen en identieke afstudeereisen. Daar het MPI reeds het programma volgt van de andere PI’s, kan het gewoon met de verandering meegaan. Het is ook de ideale kandidaat om mensen die reeds werken de kans te geven leerkracht te worden. De onderwijzersakte is hoofdzakelijk een bijscholing van leerkrachten met een boslandakte en leerkrachten kleuteronderwijs tot leerkracht GLO. In de vernieuwde opleiding tot leerkracht basisonderwijs staan leerkrachten van de onderbouw op hetzelfde niveau als leerkrachten van de bovenbouw. De huidige onderwijzersakte is dan niet langer evenwaardig aan een afgestudeerde van de PI’s. Bij de nascholing van leerkrachten tot De Nieuwe Leerkracht moeten zowel huidige leerkrachten KO als leerkrachten GLO bijgeschoold worden. Het is nodig de wet te herzien om bachelors en masters als officiële kwalificaties voor leerkrachten vast te leggen. In tussentijd kan de onderwijzersakte het eigen programma reeds beginnen aanpassen om zo de nascholing te richten op De Nieuwe Leerkracht. Het is niet echt noodzakelijk aparte instituten te hebben voor avondonderwijs. De pedagogische instituten kunnen zelf avondonderwijs verzorgen. In de huidige opzet waar de gebouwen van de PI’s gebruikt worden door avondonderwijs, maar voor de rest weinig samenwerking is, ontstaat vaak wrijving rondom gebruik van lokalen en dergelijke. Er zou ook beter gebruik kunnen gemaakt worden van faciliteiten zoals de bibliotheek en de ICT ruimte die nu meestal niet gedeeld worden. IOL 24
verzorgt reeds zelf dagonderwijs en avondonderwijs voor dezelfde opleidingen en alle studenten kunnen gebruik maken van alle faciliteiten.
Voordelen • • • • • •
Er is slechts een opleidingsprogramma voor leerkrachten basisonderwijs wat ook een voordeel is bij accreditatie. De optie om leerkracht te worden via avondonderwijs blijft bestaan. Er wordt een programma ontwikkeld om zittende leerkrachten bij te scholen tot De Nieuwe Leerkracht Een herziene wet maakt de omvorming van mbo naar hbo een must. Er is eenduidigheid voor inschaling en beloning van leerkrachten. Samenbrengen van avondopleidingen en dagopleidingen biedt meer kwaliteitsvol onderwijs omdat de faciliteiten van de school voor alle leerkrachten in opleiding beschikbaar zijn.
8.5. Kwaliteitszorg IKZ is van start gegaan met de aanstelling van kwaliteitsankers en de training van deze personen in de basisprincipes van kwaliteitszorg. Nu is het nodig geleidelijk aan een IKZ-systeem uit te bouwen en in te bedden in de werking van de PI’s. Kwaliteitsankers dienen een duidelijke plaats te krijgen in de structuur van de opleiding en directies moeten kwaliteitszorg beginnen opvolgen, met ondersteuning van de kwaliteitsankers. IKZ activiteiten kunnen de vernieuwing opvolgen terwijl ze uitgevoerd wordt. IKZ kan ook helpen bij het plannen en opvolgen van nieuwe activiteiten. De actieplannen kunnen er mee voor waken dat zaken gelijkmatig gespreid worden en dat activiteiten in een goede volgorde kunnen plaatsvinden. Het IKZ systeem groeit terwijl het opleidingsprogramma wordt omgevormd. Dit leidt tot toenemende verzelfstandiging van de kweekscholen in de overgang van het huidige mbo naar een hbo niveau.
Voordelen • • • •
IKZ zorgt voor voortdurende monitoring en evaluatie tijdens het vernieuwingsproces zodat tijdig bijgestuurd kan worden waar nodig. Een werkend IKZ-systeem bereidt verzelfstandiging van de scholen voor. Een IKZ systeem verzekert dat de vernieuwing kan beantwoorden aan goede standaarden. Een IKZ-systeem bereidt de omvorming van mbo naar hbo voor.
8.6. Professionalisering Professionalisering van docenten wil drie zaken bewerkstelligen: • •
Professionalisering van zoveel mogelijk docenten om volledig bevoegd te worden voor het lesgeven op het huidige niveau van kweekschoolonderwijs. Docenten in staat stellen de vernieuwingen te implementeren door competentiegericht te kunnen werken. 25
•
Docenten vormen tot lerarenopleiders (in plaats van vakdocenten) met een belangrijke voorbeeldfunctie naar studenten toe.
Professionalisering kan geschieden op meerdere manieren. Zo worden reeds een aantal trainingen georganiseerd voor alle docenten van de kweekscholen rondom “Ik geloof in jou!”, activerende didactiek en toetsing. Aan elk van deze trainingen wordt een aantal studiepunten toegekend die gewaardeerd worden tijdens een professionaliseringstraject. Een professionaliseringstraject voor lerarenopleiders moet in detail worden uitgewerkt. De grote lijnen van zo’n traject liggen vast maar er moet duidelijker worden aangegeven wat allemaal in het traject vervat zit. Docenten die meewerken aan de vernieuwingen in curriculumwerkgroepen en tijdens trainingen en workshops in het kader van de vernieuwing leren telkens bij. Deze activiteiten dienen ook een waardering te krijgen in het professionaliseringstraject. Een portfolio van lesactiviteiten, voorbereidingen, intervisies en reflecties die aantonen hoe wordt omgegaan met het vernieuwde curriculum en met de ervaring uit trainingen moet ook onderdeel kunnen vormen van het professionaliseringstraject. Tenslotte dient er een overeenkomst te komen met een erkende instantie om het professionaliseringstraject te erkennen en diploma’s uit te reiken. Voor volledig bevoegde docenten (huidige mo-B) is reeds eenmalig een eenjarige master in education georganiseerd in samenwerking met universiteiten in Nederland.
Voordelen • •
• •
•
Korte trainingen interfereren weinig met het voortgaande opleidingsprogramma in de kweekscholen. De aangeleerde vaardigheden zijn onmiddellijk toepasbaar in de praktijk. De eigen praktijk en deelname aan het vernieuwingstraject onderdeel maken van het professionaliseringstraject zal stimulerend werken om de vernieuwing vorm te geven en in praktijk te zetten. Een beter opgeleid docentenkorps zal betere leerkrachten opleiden. Veel docenten beschouwen zich op dit moment meer als vakleerkrachten dan als lerarenopleiders. Met een intensief programma van professionalisering kan deze veranderde instelling tot stand gebracht worden. Dit is een langzaam proces dat enkel succesvol kan zijn door voortdurende professionalisering. Door de mogelijkheid te bieden voor het behalen van een master in education wordt een docentenkorps gevormd dat naar internationale standaarden op hbo-niveau mag doceren.
26
9. Middenfase van de vernieuwing van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs De startfase van de vernieuwing wordt gekenmerkt door een verhoging van de instroomvoorwaarde naar mulo diploma met havo pakket voor alle studenten.
9.1. Toelatingsvoorwaarden Als een tussenstap op weg naar hoger onderwijs wordt de toelatingsvoorwaarde mulo-diploma met havo pakket. Het voorbereidingsprogramma zal niet langer aangeboden worden aan leerlingen met een lbgo diploma. Het voorbereidingsprogramma blijft echter wel bestaan in een gewijzigde vorm, ditmaal gericht op leerlingen met een mulo-diploma zonder pakket. Het voorbereidingsprogramma blijft gericht op het aanvatten van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs.
Voordelen • • •
Studenten die naar pedagogische instituten komen hebben nu echt gekozen voor deze opleiding. Dit zal leiden tot meer gemotiveerde studenten. De studenten die havo willen doen gaan rechtstreeks naar havo, er zijn dus geen springplankstudenten meet in de opleiding tot leerkracht. Een hoger instroomniveau van studenten laat toe het niveau en de kwaliteit van de opleiding verder op te trekken.
9.2. Opleidingsstructuur De opleidingsstructuur is tijdens de startfase omgevormd tot twee basisjaren gevolgd door twee specialisatiejaren voor onderbouw of bovenbouw. Deze structuur blijft ongewijzigd.
Figuur 10 – Structuur van de opleiding in de middenfase. Na de basisjaren is er specialisatie tot leerkracht onderbouw (OB, leerjaar 1 – 4) of bovenbouw (BB, leerjaar 5 – 8). 27
Het is in deze fase wel noodzakelijk om de PI’s al duidelijk afzonderlijk te plaatsen van andere scholen binnen het Bureau Voortgezet Onderwijs. Indien mogelijk zouden ze in dit stadium zelfs al moeten ondergebracht worden in een andere afdeling, zoals het op te richten Bureau Hoger Onderwijs. Daar momenteel geen enkele afdeling een focus heeft op leerkrachten zou er misschien zelfs gedacht kunnen worden aan een nieuwe afdeling binnen Minov die zich bezig houdt met initiële opleiding en nascholing van alle leerkrachten. Een duidelijk beleid met betrekking tot leerkrachten is tot nog toe heel moeilijk geweest omdat de opleidingen van leerkrachten verspreid zitten over meerdere bureaus (Bureau Voortgezet Onderwijs en Bureau Nijverheidsonderwijs) of rechtstreeks onder de directeur onderwijs vallen (IOL). Ondertussen is het Centrum voor Nascholing Suriname (Cenasu) van start gegaan. Dit zal ook een deel aansturing moeten krijgen vanuit Minov met betrekking tot leerkrachten. Aanbevelingen uit beleidsdocumenten zoals het Sectorplan Onderwijs 2004 – 2008 zijn moeilijk te implemeteren geweest binnen de huidige structuur.
Voordelen • •
De nieuwe structuur wordt helemaal verankert in de opleiding. Groepering van de initiële opleiding en nascholing van leerkrachten binnen een afdeling van Minov kan beleid rondom leerkrachten versterken.
9.3. Curriculum Tijdens de startfase is het curriculum herzien op basis van competentiegericht onderwijs. Dit is een hele nieuwe aanpak in Suriname zonder goede voorbeelden uit andere opleidingen. De eerste versie van zo’n nieuw curriculum is naar verwachting nog zeker niet perfect en voor verbetering vatbaar. Nu de instroomeis verder verhoogd zal het curriculum opnieuw worden herzien. Dit maal is er reeds een aantal jaren ervaring met het competentiegericht opleiden. Er zullen zaken naar voren gekomen zijn die niet zo goed lopen, er zullen ook nieuwe kansen voor betere implementatie van competentiegericht opleiden geïdentificeerd zijn. Met dit voortschrijdend inzicht kan deze herziening een sterk verbeterd competentiegerichte curriculum uitwerken. Dit is ook een gelegenheid om de uurtabel verder aan te passen. De eerste versie van de uurtabel had vooral de bedoeling de nodige bewegingsruimte te geven aan de verschillende leergebieden om met competenteigericht opleiden te beginnen. Daarnaast was er ook specifieke aandacht voor een aantal probleemvakken zoals rekenen. Uit de ervaringen kunnen suggesties komen om de uurtabel aan te passen indien nodig.
Voordelen • • • •
Het curriculum wordt meer competentiegericht. De ervaring van de startfase kan verwerkt worden in de herziening van het curriculum. Er is een voortdurende verbetering van de kwaliteit van de opleiding tot leerkracht. Er ontstaat een groot team van mensen binnen de PI die ervaring hebben op het gebied van curriculum maken. 28
9.4. Avondonderwijs Het MPI kan gewoon de veranderingen volgen van de dagopleidingen en zo ervoor zorgen dat de avondopleiding van het zelfde niveau is als de dagopleiding. Voor de onderwijzersakte is het wenselijk dat de wettelijke situatie wordt geregeld. Dit opent de mogelijkheid om de opleiding om te vormen naar een bijscholing voor zittende leerkrachten tot het vernieuwde kwalificatieniveau. In de middenfase kan het curriculum worden herzien op basis van vergelijking van de opleiding voor de vernieuwing met het vernieuwde curriculum op de kweekscholen. Voor elke bestaande kwalificatie dient een gepast bijscholingstraject ontwikkeld te worden om te komen tot het niveau van de leerkrachten na de vernieuwing. Omdat kan gewerkt worden aan bijscholing van leerkrachten op het niveau waar ze reeds lesgeven, kan praktijk een belangrijk onderdeel vormen van de opleiding en onmiddellijk resultaat opleveren in de scholen.
Voordelen • • •
Het is mogelijk leerkracht te worden via avondonderwijs. Dagopleiding en avondopleiding geven dezelfde kwalificatie. Het is mogelijk voor zittende leerkrachten om zich bij te scholen volgens het vernieuwde curriculum.
9.5. Kwaliteitszorg Het systeem voor kwaliteitszorg in de PI dient geoptimaliseerd te worden. Vanaf nu kunnen data verzameld worden over het nieuwe programma die nodig zullen zijn bij accreditatie van de opleiding. Door die data tijdig te gaan opzoeken en bijhouden wordt het een stuk eenvoudiger om het dossier samen te stellen bij overgang naar hoger onderwijs. Er zal dan reeds ervaring zijn bij het verzamelen van de verschillende informatie.
Voordelen • •
Accreditatie wordt reeds voorbereid zodat de opleiding snel kan geaccrediteerd worden bij overgang naar hoger onderwijs. Er is capaciteitsopbouw rond interne kwaliteitszorg die gedeeld en gebruikt kan worden bij andere opleidingen binnen Suriname.
9.6. Professionalisering Het professionaliseringstraject dat is ingezet tijdens de startfase zal doorgezet te worden. De ervaring die alle docenten opdoen me het nieuwe curriculum kan ook in rekening gebracht worden, bijvoorbeeld aan de hand van een portfolio dat de groei als lerarenopleider weergeeft.
29
Tijdens de middenfase wordt ernaar gestreefd dat zoveel mogelijk docenten reeds het masters niveau bereiken. Een beleid voor het inhuren van docenten is hier belangrijk. Er moeten speciale voorwaarden komen om docent te worden op een pedagogisch instituut. Nieuwe docenten moeten geselecteerd worden op hun instelling als lerarenopleider en hun bereidheid op korte termijn te werken naar een masters kwalificatie. Met Cenasu kan gewerkt worden aan een nascholing als lerarenopleider of de pedagogische intituten zelf ontwikkelen een inwerktraject van enkele maanden voor nieuwe docenten. Op deze manier wordt voorkomen om terug te vallen op de werkwijze van voor de start van het vernieuwingstraject.
Voordelen • • • • •
Lerarenopleider wordt duidelijk erkent als een aparte specialisatie. Beter opgeleide docenten kunnen zorgen voor beter opgeleide leerkrachten. Eigen praktijk in de klas kan bijdragen aan het professionaliseringstraject. De middenfase voorziet tijd voor docenten om zich gepast bij te scholen. Een sterk docentenkorps komt beschikbaar voor de eindfase van de vernieuwing.
30
10. Eindfase van de vernieuwingen van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs Eenmaal de opleiding is vernieuwd op het huidige niveau en een aantrekkelijke opleiding is geworden, zal gewerkt worden aan de overgang naar hoger onderwijs. Dit zal gepaard gaan met een naamsverandering van kweekschool of pedagogisch instituut naar pedagogische academie.
10.1. Toelatingsvoorwaarden De toelatingsvoorwaarde wordt havo-diploma of daaraan gelijkgesteld. De opleiding wordt een bachelor opleiding op hbo-niveau. Mulo-studenten doorlopen nu het voortgezet onderwijs op senioren niveau. Het voorbereidingsprogramma heeft geen verder nut voor de opleiding tot leerkracht. Dit programma kan echter wel een waarde behouden voor doorstroming van studenten van het voj naar het vos. Dit programma kan dan als een op zichzelf staande opleiding behouden blijven buiten de pedagogische academies. Toelating tot de opleiding gaat samen met een diagnostische toets. De diagnostische toets laat toe een bepaalde verwachte standaard te stellen. Studenten bij wie bepaalde deficiëncies vastgesteld worden krijgen de mogelijkheid deze te remediëren door het volgen van relevante modules waarvan anderen zijn vrijgesteld. De diagnostische toetsen sluiten geen studenten uit maar stellen de studenten in staat om gemakkelijker de opleiding succesvol af te ronden.
Voordelen • • • •
•
Hoog opgeleide leerkrachten zullen de kwaliteit van het basisonderwijs verbeteren. De pedagogische academies kunnen zich richten op de opleiding tot leerkracht en dienen minder tijd te besteden aan algemene vorming. De gewenste kennis en competenties om de opleiding tot leerkracht aan te vangen, kunnen objectief vastgesteld worden door middel van de diagnostische toets. Studenten die niet slagen voor deze toets krijgen duidelijk zicht waar ze zwak staan en kunnen zich op een flexibele manier, door het volgen van de benodigde modules uit het voorbereidingsprogramma, bijwerken. Leerkrachten op de verschillende niveaus zijn allemaal bachelors en hebben dezelfde status. Studenten zullen kiezen voor de leeftijdsgroep waar ze liefst mee werken.
10.2. Opleidingsstructuur Het programma wordt een bacheloropleiding met een belasting van 240 studiepunten (of ECTS). Als voltijdse dagopleiding wordt het een vierjarige opleiding. De structuur met twee gemeenschappelijke basisjaren gevolgd door twee specialisatiejaren blijft behouden. Het voorbereidingsprogramma verdwijnt. Eenmaal het basisprogramma goed is uitgewerkt, is het mogelijk te gaan werken aan andere specialisaties naast leerkracht onderbouw en leerkracht bovenbouw. Er is al geruime tijd een trend om gespecialiseerde leerkrachten te hebben voor lichamelijke opvoeding en muziek. Dit kunnen 31
bijkomende specialisaties worden na de basisjaren. Er kunnen ook verdere specialisaties ontwikkeld worden na het initiële programma, bevoorbeeld een verdere specialisatie tot zorgcoördinator, mentor of vernieuwingscoördinator.
Voordelen • •
De opleiding van leerkrachten in Suriname staat op een niveau dat internationaal en in de regio nagestreefd wordt voor de opleiding tot leerkracht. De structuur van de opleiding heeft een ingebouwde flexibiliteit om verder uit te bouwen met andere specialisaties en doorontwikkeling voor leerkrachten basisonderwijs.
10.3. Curriculum De verhoging van de instroomvoorwaarde zal nogmaals leiden tot een herziening van het curriculum. Met de ervaring van de herzieningen tijdens de startfase en de middenfase en het voortschrijdend inzicht dat hieruit voortvloeit, kan een goed-doordacht competentiegericht curriculum uitgewerkt worden dat leerkrachten opleidt met de gewenste startcompetenties. De aanpak in dit traject zorgt ervoor dat de kwaliteit van de opleiding telkens wordt verbeterd en niet in een keer af moest zijn. De combinatie van curriculumherziening met werkervaring laat toe grondig uit te testen wat werkt, en wat niet, wat goed zit, wat ballast is en wat mist. De uurtabel kan ook hier nogmaals bijgesteld worden. Naar verwachting zal algemene vorming binnen leergebieden als wereldoriëntatie een stuk minder zijn vanwege het niveau van de studenten. Dit maakt tijd vrij voor projectwerk, reflectiegroepen en persoonlijke ontwikkeling van de student.
Voordelen • • •
Herhaalde herziening met ervaring en voortschrijdend inzicht leidt tot een kwaliteitsvol competentiegericht curriculum voor de opleiding tot leerrkacht basisonderwijs. Betere algemene vorming van de studenten (door de hogere instroomvoorwaarde) geeft ruimte voor meer persoonlijke ontwikkeling van de student. De verschillende curriculumherzieningen hebben capaciteit gecreëerd binnen de PI’s om mee te werken aan nadere curriculumprocessen binenn het onderwijs.
10.4. Het avondonderwijs In de eindfase dient wetgeving met betrekking tot de opleiding en kwalificaties van leerkrachten een feit te zijn. Op dit moment moet de onderwijzersakte en andere kwalificaties van onderwijzers verdwenen zijn en is bachelor de enige kwalificatie voor nieuw-opgeleide leerkrachten. Avondonderwijs verzorgt zowel initiële opleiding tot leerkracht in de avond, als bijscholing van bestaande kwalificaties tot De Nieuwe Leerkracht op bachelor niveau. Als tijdens de middenfase dit proces reeds gestart is zal het relatief eenvoudig zijn opleidingsprogramma’s af te werken voor de 32
verschillende vooropleidingen. De duur van de studie kan gebaseerd worden op het aantal studiepunten dat nog moet behaald worden.
Voordelen • •
Alle dagopleidingen en avondopleidingen leiden tot dezelfde kwalificatie van bachelor. Leerkrachten met oudere kwalificaties kunnen zich bijscholen tot bachelor met een aangepast programma op basis van hun vooropleiding.
10.5. Kwaliteitszorg Een werkend intern kwaliteitszorgsysteem moet volledig operationeel zijn in de eindfase. Terwijl het vernieuwde programma wordt doorgevoerd kan gewerkt worden aan de voorbereiding van het accreditatiedossier zodat dit kan ingediend worden bij NOVA gedurende de implementatie van het laatste jaar van de opleiding. In het beste geval wordt accreditatie een feit tegen de tijd dat de eerste studenten als bachelor afstuderen. Een werkend kwaliteitszorgsysteem maakt ook internationale vergelijking van de Surinaamse opleiding tot leerkracht met gelijkaardige opleidingen in het buitenland mogelijk. Dit stelt leerkrachten in de gelegenheid internationaal aan de slag te kunnen, maar maakt het ook gemakkelijker om leerkrachten uit het buitenland hier te plaatsen. Het kwaliteitszorgsysteem zal alle aspecten met betrekking tot de opleiding tot leerkracht basisonderwijs blijven opvolgen en verbeteren zodat na deze vernieuwing een continu proces van evaluatie en bijstelling kan plaatsvinden en de opleiding tot leerkracht niet in een nieuwe periode vanstilstand terechtkomt.
Voordelen • •
Accreditatie door NOVA geeft internationale erkenning van de opleiding. Een functionerend kwaliteitszorgsysteem zorgt voor continue bewaking van de opleiding en kan leiden naar bijstelling op basis van nieuwe gegevens.
10.6. Professionalisering Door professionalisering moet het gehele docentenkorps een master-kwalificatie verkrijgen. Dit is in overeenstemming met het concept erkenningseisen van MINOV - NOVA. Het is niet noodzakelijk dat elke docent reeds een master heeft bij overgang van een mbo- naar een hbo-opleiding. Docenten zonder een master kunnen van start gaan als assistent docenten. Er moet wel voor gezorgd worden dat iedereen die de master kwalificatie nog niet heeft zich verder schoolt. Mogelijkheden hiertoe moeten aangeboden worden. Voor verdere professionalisering zal ondermeer gebruik gemaakt worden van trainingsprogramma’s die worden aangeboden door een centrum voor nascholing.
33
Eenmaal de opleiding bachelor diploma’s aflevert kunnen na een aantal jaren mensen die het nieuwe systeem doorlopen hebben als student, beginnen instromen als docent op de opleiding. Het grote voordeel hier is dat het dan echt mensen zijn met ervaring op het niveau waarvoor ze leerkrachten opleiden. Dit was dit niet altijd het geval omdat docenten werden opgeleid op IOL om les te geven op VOJ of VOS. Enkel mensen die voordien de kweekschool hadden doorlopen en effectief les gaven, hadden die ervaring. Voor ervaring in kleuteronderwijs was het traject nog langer met onderwijzersakte en hoofdakte erbij.
Voordelen • •
Er is een hoog-opgeleid docentenkorps voor de opleiding van leerkrachten. Nieuwe docenten die het nieuwe systeem hebben doorlopen zullen zorgen voor verdere verbetering van de opleiding omdat nu ervaring in de basisschool zal aanwezig zijn.
34
11. Activiteitenschema De aanpak in 3 fasen kan op verschillende manieren uitgespreid worden in de tijd. Soms wordt zelfs gevraagd waarom de middenfase niet gewoon wordt overgeslagen. Deze vernieuwing is een enorme breuk met het verleden. Er iseen omschakeling van vakgericht naar competentiegericht opleiden samen met een overgang van secundair naar hoger onderwijs. De mensen die deze twee overgangen waar moeten maken hebben de tijd nodig om mee te groeien in het systeem. De aanpak in drie fasen zorgt dat die tijd er is zodat de vernieuwing echt succesvol kan zijn. Figuur XX geeft een overzicht van het geplande tijdspad voor de volledige implementatie van de 3 fasen. De startfase begint in oktober 2012 en is volledig geïmplemeteerd in oktober 2015. De middenfase begint in oktober 2015 en is volledig geïmplementeerd in oktober 2017. De eindfase gaat van start in oktober 2017 en is volledig geïmplementeerd in oktober 2019. In augustus 2020 zullen de eerste leerkrachten basisonderwijs als bachelor afstuderen. Invoeren van nieuwe specialisatiejaren op het zelfde moment bij afsluiting van de middenfase en de eindfase moet kunnen omdat in het tweede specialisatiejaar veel praktijk zit en minder theorie, zodat de veranderingen in het tweede specialisatiejaar relatief klein zullen zijn.
Aanvang Oktober 2011 Oktober 2012 Oktober 2013 Oktober 2014 Oktober 2015
Toelating
Mulo-diploma
Mulo met havo-pakket
Oktober 2016 Oktober 2017
Oktober 2018 Oktober 2019
Havo-diploma
Voorbereidingen Uitwerken BJ1 & VBP Uitwerken BJ2 Uitwerken SP1 Uitwerken SP2 Herwerken BJ1 & VBP Herwerken BJ2
Herwerken SP1 & SP2 Finaliseren BJ1 Finaliseren BJ2
Finaliseren SP1 & SP2
Implementatie
BJ1 & VBP BJ2 SP1 SP2 BJ1 & VBP (herwerkt) BJ2 (herwerkt) SP1 & SP2 (herwerkt) BJ1 (finaal) VBP verdwijnt BJ2 (finaal) SP1 & SP2 (finaal)
Figuur 11 – Tijdlijn voor de volledige uitvoering van De Nieuwe Leerkracht (BJ = basisjaar, SP = specialisatiejaar, VBP = voorbereidingsprogramma)
Accreditatie van het programma moet zo snel als mogelijk verkregen worden eenmaal het volledige curriculum is uitgewerkt in oktober 2019. Vanaf dan heeft De Nieuwe Leerkracht ook internationale erkenning.
35
12. Slotwoord Het strategisch werkteam hoopt dat dit voorstel van een gefaseerde vernieuwing van de opleiding van leerkrachten positief wordt ontvangen door alle betrokken in het onderwijsveld. Het team realiseert zich dat verbeteringen aan dit voorstel steeds mogelijk zijn en staat daarom open voor elke vorm van opbouwende kritiek. Vernieuwing van de opleiding heeft reeds te lang op zich laten wachten. Er wordt gehoopt dat iedereen op een eigen manier zal bijdragen aan de uitvoer en het succes van de vernieuwing. Goed onderwijs begint met goed opgeleide leerkrachten.
De kwaliteit van een onderwijssysteem kan niet beter zijn dan de kwaliteit van de leerkrachten Vertaald uit: Barber, M & Mourshed, M. (2007). How the world’s best-performing school systems come out on top. McKinsey&Company
36