De kracht van aandacht Lezing Minisymposium De Kracht van aandacht 10 jarig bestaan Jong Perspectief 9 oktober 2015 Zoetermeer Kees Bakker, bestuurder Nederlands Jeugdinstituut
1. Inleiding Van harte gefeliciteerd Jong Perspectief met tienjarig jubileum! Schitterend om te zien hoe vrijwilligers zich zo met hart en ziel inzetten voor kinderen en jongeren die wel wat aandacht en steun kunnen gebruiken. En vooral ook gefeliciteerd Ymi Dekker en Diana Huurman, de moeders van Jong Perspectief. Zonder jullie inspanningen en doorzettingsvermogen hadden we hier niet gestaan en zoveel jongeren van dit project kunnen profiteren. Mij is gevraagd als bestuurder van het Nederlands Jeugdinstituut/ het NJi iets te zeggen over het belang van dit soort projecten. Ik ben dan ook aan de slag gegaan om kennis (uit onderzoek en praktijk) bij elkaar te halen om daarover iets te kunnen zeggen. Ik ben daarvoor te rade gegaan bij rapporten, dossiers en kennisbanken van het NJi en Movisie (ons collega instituut op wmo domein). Vooral Movisie heeft veel materiaal over vrijwillige inzet verzameld waaronder over maatjesprojecten voor jongeren. Ik ben hen schatplichtig wat betreft een aantal inzichten die ik u vandaag wil meegeven. Maar, voordat ik inzoom op wat we weten over de resultaten en succesfactoren van maatjesprojecten, wil ik eerst enige persoonlijke ervaringen met u delen. Die ervaringen hebben namelijk bijgedragen aan de inzichten die ik u vandaag wil voorhouden.
2. Persoonlijke ervaringen jaren ‘70 Alweer zo’n 45 jaar geleden studeerde ik pedagogiek in Utrecht (kun je nagaan hoe oud ik ben). Het was toen redelijk normaal dat je naast je studie vrijwilligerswerk deed. Ik ben toen gaan meedraaien bij Release Utrecht; een vrijwilligersorganisatie voor alternatieve hulpverlening (zoals dat toen heette). In mijn geval was dat het ondersteunen van minderjarige weglopers. Dat waren minderjarigen (15-17 jaar) die van huis 0f tehuis waren weggelopen en daar meestal niet meer naar terug wilden. Release was een vrijwilligersorganisatie, die als uitgangspunt had de “bevrijding” van jongeren uit “onderdrukkende” structuren zoals gezinnen en tehuizen waar zij ‘klein’ werden gehouden. Het idee was dat vrijwilligers, niet als hulpverleners maar als vriend (je zou nu zeggen maatje) hen ondersteunden in het dagelijks leven buiten het gezin of tehuis. Even los van de ideologisch lading, kwam het werk er eigenlijk op neer dat je een vrijwillige coach, begeleider was van jongeren, die meestal erg weinig goede relaties hadden met volwassenen en de maatschappelijke instituties. En als ze al vrienden hadden waren dat meestal ook nog de verkeerde. Vaak hadden ze een geschiedenis van de ene (mislukte) plaatsing in een pleeggezin naar een ander en/of weer naar de ouders terug en/of weer naar een tehuis en vise versa. Veel jongeren die als een lastig pakketje heen en weer geschoven werden of die het niet meer uithielden thuis of in tehuis.
1
Ik heb daar een diepe motivatie aan over gehouden – tot de dag van vandaag – om te zoeken naar wegen om dat iets aan te doen. Hoe kunnen we er voor zorgen dat die kinderen niet steeds heen en weer geschoven worden en daarmee letterlijk ontheemd raken? Terug naar Release. In de praktijk was je meer een mentor dan een maatje. Ik was vooral bezig van alles te regelen: van slaapplaats en kleren, huisraad en kachel tot uitkering en opleiding etc. Veel tijd was je ook kwijt met het regelen van gastgezinnen of onderdak in studentenhuizen en het voeren van gesprekken met leiding van tehuizen, voogden en met ouders samen met de jongen of het meisje. Eigenlijk was je ook een soort maatschappelijk werker. Maar dan zonder opleiding. En ook zonder begeleiding. We zochten het letterlijk en figuurlijk maar uit. Eerlijk gezegd vind ik het achteraf behoorlijk onverantwoord wat we deden. Met de beste bedoelingen. Een deel van de jongeren ontspoorden gewoon verder. Maar toch hebben we ook voor een aantal wel verschil gemaakt. Een ernstig probleem was ook dat er geen selectie was wie er wel en geen vrijwilliger kon worden. Er liepen dus ook een aantal behoorlijk foute types rond. Maar goed, ik heb daarna ook nog gewerkt in de zogenaamde ‘traditionele’ jeugdzorg. Bijvoorbeeld bij De Glind in de Gelderse vallei (tegenwoordig de Food Valley). Dat was een compleet jeugdzorgdorp (met eigen kerk, school, zwembad etc.) en met zowel pleeggezinhuizen als groepspaviljoens ver weg van de bewoonde wereld. Ik werkte daar een tijdje als invalkracht op een groepspaviljoen (8-12 jarigen). Kinderen die niet begrepen waarom ze daar zaten en vaak van hot naar her verplaatst werden (ook binnen de inrichting). En die al blij waren met wat extra aandacht. Zo herinner ik me elke avond dat ik er was, strijd over bij wie ik nog even bleef bij het naar bed brengen. Eigenlijk het enige moment dat ze wat individuele aandacht kregen. De rest van de tijd was je aan het vliegen en draven en de groep onder controle aan het houden. Dat alles heeft mij overtuigd dat de traditionele én de alternatieve oplossingen, beiden niet het antwoord waren. Aan de ene kant de tehuisopvoeding, die ondanks alle pogingen die zo huiselijk mogelijk te maken, toch ‘koude’ omgevingen zijn om op te groeien. Met wisselende groepsleiders, veel groepswisselingen en doorplaatsingen. Aan de ander kant de vrijwillige, alternatieve hulp die dacht dat solidariteit, het geven van wat steun en aandacht voldoende zou kunnen zijn om kinderen met een moeilijke achtergrond, te “redden’’. En dat is natuurlijk heel vaak niet zo. Wat voor mij wel duidelijk werd, is dat kinderen en jongeren niet in tehuizen thuis horen. Ik vind dat een vorm van collectieve maatschappelijke onmacht en georganiseerde verwaarlozing, ondanks alle pogingen dat te verzachten. Kinderen zijn ook vaak helemaal niet veilig in tehuizen zoals onlangs weer bleek uit de rapportages van de cie Samson. Tegelijk hebben sommige kinderen het thuis heel moeilijk en is het daar ongezond en onveilig. En moet de zorg en opvoeding van die ouders worden overgenomen. Helaas hebben we dan nogal eens geen goed alternatief (te weinig pleeggezinnen of mogelijkheden het kind bij familie onder te brengen). Kinderen hebben recht op een stabiel en veilig ‘thuis’, met opvoeders en anderen die zich om hen bekommeren, hen aandacht geven, een langdurige relatie met hen aangaan. Voor ieder kind is het essentieel dat er iemand is (liefst meerderen natuurlijk) waar je een speciale band mee hebt, die er voor je is, een Very Important Person/ een Grote Broer of zus, een Maatje. Normaal zijn dat je ouders, broers en zussen en/of andere familieleden of mensen buiten die cirkel (leraar, buurvrouw of ouders van vrienden). Kwetsbare kinderen zijn wat dat betreft vaak heel karig bedeeld. Die krijgen dat te weinig en niet vanzelf. En dat is waarom de zogenaamde maatjes en mentorprojecten zo belangrijk kunnen zijn. 2
3. Opkomst maatjesprojecten in NL: jaren ’90 zo-zo-zo beleid Waar komen die maatjesprojecten nu vandaan? Ook Jong Perspectief is onderdeel van een bredere beweging met een langere geschiedenis die niet specifiek is voor Zoetermeer. Zo is het project Jong Perspectief geïnspireerd op het BigBrother Big Sister programma uit de VS. Tenminste dat las ik in het interview met de founding mother van JP: Ymi Dekker. Waarom er voor gekozen is een eigen variant onder andere naam te starten weet ik niet. En waarin het precies verschilt ook niet. Maar het lijkt er iig heel veel op. BigBrothers Big Sisters bestaat al meer dan 100 jaar en is ontstaan in Amerika (1904). Ernest Coulter, medewerker van een rechtbank, zag in die tijd steeds meer jonge jongens in de rechtbank verschijnen die door een gebrek aan begeleiding op het slechte pad waren geraakt. En hij besloot daar iets aan te doen. En dat leidde tot de Big Brother movement later omgedoopt tot Big Brothers Big Sisters. Als vrijwilliger (een ‘Big’ broer of zus) spreek je wekelijks af met je “Little” (je Kleine broertje of zusje) om samen wat leuks te ondernemen. Nu, 100 jaar later, is Big Brothers Big Sisters gevestigd in alle 50 staten van de VS en in 12 andere landen. In NL is BBBS in 1997 geïntroduceerd in Rotterdam, waar ze nu al bijna 20 jaar kwetsbare kinderen (5 – 18 jaar) stimuleren het beste uit zichzelf te halen. Inmiddels heeft het programma zich ook in Amsterdam gesetteld (zo’n 10 jaar geleden). En dus ook – hoewel onder een andere noemer – in Zoetermeer. Dat Big Brother Big Sister in de jaren ’90 van de vorige eeuw voet aan de grond kreeg in NL is niet helemaal toevallig. In die jaren is een belangrijke impuls gegeven aan de vernieuwing van de jeugdzorg. Dat waren de jaren van het zogenaamde zo-zo-zo beleid: hulp zo vroeg, zo kort en zo nabij mogelijk. Het streven was kinderen zo veel mogelijk thuis te laten opgroeien door intensiveren van daghulp, thuishulp en -behandeling (bv Families First, Video-etc) en voorkomen van uithuisplaatsing en/of residentiële opname. Tehuizen werden multi-functionele organisaties die bedden ombouwden naar ambulante hulp aan kinderen en gezinnen met als motto Begin in het gezin, Gezin centraal, Nieuwe perspectieven enzovoorts. Ik werkte in die jaren ’90 bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn/ NIZW (deel de voorganger van NJi) en was daar o.a. betrokken bij de introductie van Homestart in NL. Homestart vrijwilligers ondersteunen moeders met jonge kinderen (jonge gezinnen zal ik maar zeggen) die kampen met opvoed- en sociale stress. Homestart is in feite een maatjesproject en biedt praktische hulp en vriendschap. Home-Start is ontstaan in Engeland als aanvulling op professionele hulp- en dienstverlening en wordt wereldwijd in 20 landen uitgevoerd. Home-Start is (net als BBBS) een voorbeeld van een grass root-programma, opgezet door sociaal bewogen burgers in nauw overleg met de doelgroep. Margaret Harrison, begonnen als vrijwilligster werkzaam bij een buurtcentrum in Leicester, is de grondlegster van Home-Start. Home-Start Worldwide ondersteunt de landen waarin Home-Start wordt uitgevoerd en opgestart. Inmiddels is er in 130 gemeenten in NL een Homestart project, ondersteunt door een landelijk bureau (onderdeel van de landelijke Vereniging Humanitas). Een andere ontwikkeling in die jaren ’90 in de sfeer van begeleide huisvesting zijn onder andere de Foyers de Jeunesse (vaak onder allerlei andere lokale namen): begeleide kamerbewoning van kwetsbare jongeren, waarbij studenten of vrijwilligers de rol van ‘maatje’ of mentor kregen.
3
4. Participatiesamenleving en maatjesprojecten Kortom de maatjesprojecten kregen in de jaren ‘90 vorige eeuw een flinke boost in NL. De laatste jaren is dat verder aangewakkerd door het - politiek gezien brede - pleidooi voor een participatiesamenleving. Van een doorgeschoten en onbetaalbaar wordende verzorgingsstaat naar een partipatiesamenleving waarin mensen weer meer voor zichzelf en elkaar moeten zorgen en minder afhankelijk van professionele zorg. Of zoals het 25 jaar geleden ook al bepleit werd in het christelijk-liberale kamp: van verzorgingsstaat naar zorgzame samenleving. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning die begin 2007 werd ingevoerd stelt als maatschappelijk doel: ‘Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al dan niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen.’ Maatjesprojecten passen uitstekend in dat gedachtegoed. Enerzijds omdat deze projecten mikken op participatie en zelfredzaamheid. Anderzijds omdat burgers zelf hun verantwoordelijkheid nemen voor de samenleving en een deel van hun tijd vrijwillig inzetten om een ander (op weg) te helpen. In het zelfde spoor wordt in het moderne jeugdbeleid ook veel gepleit voor een meer pedagogische civil society (of in gewoon Hollands: meer pedagogische verantwoordelijkheid van de samenleving, de burgers. De oproep om als samenleving (ipv overheid en professionals) een grotere rol te spelen in het leven, het opvoeden en opgroeien van onze kinderen. Vaak wordt in dat verband ook het (van oorsprong Afrikaanse) gezegde It takes a village to raise a child gebezigd. Voor het opvoeden en opgroeien van kinderen is een heel dorp nodig. Medeopvoeders: vrienden, familieleden, buren en dorpsgenoten die samen betrokken zijn bij het opvoeden en opgroeien van de kinderen in dat dorp. In onze moderne samenleving is dat dorp verschraald, steeds kleiner geworden. Met als gevolg dat veel kinderen en gezinnen in een sociaal en pedagogisch isolement verkeren. En dat geldt helemaal voor kwetsbare kinderen en jongeren, die vaak weinig anderen hebben die zich echt om hen bekommeren. En in het dagelijks leven moeten opboksen tegen veel negatieve invloeden. We zouden meer voor elkaar moeten willen betekenen in dat opzicht. Bereid moeten zijn van betekenis te zijn voor andere kinderen en ouders dan alleen die van jezelf of je eigen familie en vrienden. Aldus de pleitbezorgers van die Pedagogische Civil Society. Duidelijk is in ieder geval dat allerlei vormen van burgerinitiatieven gericht op ondersteuning van jeugdigen en gezinnen, zoals vrijwilligerswerk in de vorm van maatjes- en mentorprojecten ook van overheidswege momenteel van harte worden toegejuicht.
5. Resultaten van maatjesprojecten Maar wat zijn de resultaten van maatjesprojecten? Wat is de waarde/ resultaat van dat type projecten bij kinderen? Wat leert onderzoek? Onderzoek Het beschikbare onderzoek uit binnen- en buitenland laat zien dat met maatjesprojecten of mentorprojecten zoals ze ook wel genoemd worden concrete en waardevolle resultaten kunnen worden bereikt. 4
Zo hebben de Amerikaanse onderzoekers Grossman & Tierney in 1998 een grootschalig onderzoek verricht naar de effecten van het mentorproject Big Brothers Big Sisters. In een steekproef van ruim 1.100 jongeren werd de helft gekoppeld aan een mentor, het andere deel diende als controlegroep. De onderzoekers constateerden zichtbare verbeteringen bij de jongeren die werden bijgestaan door een mentor/ BBBS. Zo hadden de jongeren minder kans om alcohol of drugs te gaan gebruiken, behaalden ze hogere cijfers op school en verbeterde gedurende het programma de relatie met hun ouder of voogd. Nu zijn de resultaten van ongeveer alle programma’s in VS indrukwekkend. Maar dat komt ook dat hun care as usual over het algemeen van een zeer laag niveau is of zelfs afwezig. De VS lijkt ook niet op onze Verzorgingsstaat en het armoedeprobleem en de sociale ongelijkheid is veel groter dan bij ons. Niet voor niets staan ze op de 23e plaats in de UNICEF rating over de wellbeing van kinderen in 29 rijke landen. En Nederland op nr 1. Onze resultaten van opvoeding, educatie en zorg (incl. gezin en school) zijn van hoog niveau vergeleken met andere landen en daardoor halen we doorgaans minder indrukwekkende resultaten met nieuwe programma’s vergeleken met kinderen die het programma niet volgen. Maar ook uit (vooral kwalitatief) onderzoek van Movisie (2009) blijkt dat mentoring (zoals zij dat noemen) in Nederland op tal van terreinen een positieve invloed kan uitoefenen op de ontwikkeling van jongeren. Daarbij is geen sprake van mirakels, maar wel van kleine successen, zoals groeiend zelfvertrouwen en de verwerving van nieuwe sociale vaardigheden die de jongere kunnen helpen om vooruit te komen in de maatschappij. Ook Jong Perspectief heeft in dit onderzoek geparticipeerd. Op 4 gebieden zagen de onderzoekers vooruitgang bij de jongeren: 1. Op de eerste plaats: sterkste effect op toename van zelfvertrouwen en vertrouwen in de toekomst door het contact met de mentor (50-60%). 2. Op de tweede plaats toename sociale competentie: makkelijker ontmoeten van nieuwe mensen en betere relaties met leeftijdgenoten en ouders. 3. Op de derde plaats: beter presteren op school en werk (NB meer bij mentor projecten: 1/3). 4. En op de vierde plaats (last but not least): stimulans van de culturele ontwikkeling, verbreding van de horizon, door b.v. film, museum, sportwedstrijd bezoek, uit eten e.d. Opvallend is dat deze effecten op vrij grote schaal zichtbaar zijn: op vrijwel alle onderzochte indicatoren verklaart tenminste een kwart van de jongeren een positief effect waar te nemen als gevolg van de mentoringrelatie. En dat is een gemiddelde van alle onderzochte projecten samengenomen. De resultaten kunnen per programma verschillen. Conclusie Kortom uit onderzoek blijkt dat mentorprojecten (waaronder maatjesprojecten) in potentie een waardevolle en effectieve sociale interventie zijn. Veel jongeren zetten dankzij de mentoringrelatie stappen voorwaarts. Tegelijkertijd laat het onderzoek zien dat mentoring een serieuze zaak is, met een hoog afbreukrisico. Want mentoren worden soms geconfronteerd met serieuze sociale problematiek in de thuissituatie van de jongere, zoals huiselijk geweld, detentie van een gezinslid, schuldenproblematiek, eet- en gedragsstoornissen of (drugs)verslaving. Niet iedere vrijwilliger die zich vol goede bedoelingen aanmeldt bij een mentoringorganisatie weet adequaat om te gaan met dit soort situaties. En een slechte mentor heeft averechts effect, zo blijkt eveneens uit onderzoek (Rhodes 2002). Dat kan ervoor zorgen dat een jongere juist verder afdwaalt van het rechte pad. Bovendien kan het ertoe leiden dat een jongere definitief het vertrouwen in hulpverlening of jongerenwerk verliest.
5
Zoals de positieve effecten van mentoring – in termen van maatschappelijk rendement (schooldiploma’s, participatie op de arbeidsmarkt) – zich op korte termijn moeilijk laten meten, geldt ook voor mislukkingen dat er een zekere incubatietijd optreedt voordat de negatieve effecten manifest worden. Mentoring/ maatjesprojecten zijn, kortom, geen interventies die kunnen worden ingezet onder het motto ‘baat het niet dan schaadt het niet’. Het is dan ook cruciaal om zorgvuldig aandacht te besteden aan de randvoorwaarden voor een succesvolle mentoringrelatie.
6. Succesfactoren Uit onderzoek zijn 5 succesfactoren te destilleren die de resultaten van dit type programma’s in sterke mate bepalen. Hoe beter die op orde zijn hoe beter de resultaten. Ik heb ze gegroepeerd in 3 punten. 1. De kracht van aandacht voor goed mentoring!!! 3 succesfactoren! NB voor een deel open deuren, d.w.z. de meeste maatjesprojecten besteden hier goed aandacht aan. Succesfactor 1: Zorg voor een hechte band tussen mentor en jongere Mentoringprogramma’s die erop gericht zijn om mentor en jongere onderling een hechte band te laten ontwikkelen bovengemiddeld succesvol zijn. Een mentoringrelatie waarin een hechte band ontbreekt, zet weinig zoden aan de dijk zet Succesfactor 2: Maak een effectieve match De matchingsprocedure vormt de eerste en meteen ook meest cruciale stap naar het opbouwen van een hechte vertrouwensband. Mentoringorganisaties gaan hierbij doorgaans zorgvuldig te werk, maar uitvoerende beroepskrachten laten zich wel hoofdzakelijk leiden door hun gevoel. Het onderzoek van Movisie reikt enkele waardevolle aanknopingspunten aan om de toevalsfactor te verkleinen. Belangrijk is om kritisch om te gaan met de intake, de screening en de trainingsprocedure van nieuwe mentoren. Niet iedere vrijwilliger beschikt over de benodigde intrinsieke kwaliteiten om een goede mentor te zijn voor een risicojongere. Durf dus ook kandidaten af te wijzen. Hetzelfde geldt voor de jongeren, bij wie motivatie een basisvoorwaarde is. Alleen door vooraf zorgvuldig te selecteren kan de matchingsprocedure soepel verlopen en kunnen uitvalpercentages worden geminimaliseerd. Succesfactor 3: Combineer en schakel tussen drie mentorstijlen Onderzoek laat zien dat de meest effectieve vorm van begeleiding van jongeren drie ankerpunten kent: vertrouwen (de ondersteunende mentorstijl), avontuur (de actieve mentorstijl) en toerusting (de instrumentele mentorstijl). De kunst ligt in het toepassen van de juiste mengeling van deze drie stijlen en het stapsgewijs opbouwen van het contact.
2. De kracht van aandacht voor ondersteuning van de vrijwilligers Succesfactor 4. Bied een solide ondersteuningsstructuur! Mentoring- of maatjesorganisaties kunnen hun mentoren een waardevolle steun in de rug bieden om de effectiviteit van het mentorschap te verhogen. Belangrijk zijn aandacht geven en informeel contact met de vrijwilligers maar vooral ook supervisie en training on the job. 6
Ook blijkt uit onderzoek dat Resultaatmetingen en gesprekken daarover een belangrijke succesfactor is in de ondersteuning. Het genereert gegevens waarover gesproken kan worden en nagedacht over verbeteringen die je een volgende keer ook weer kunt evalueren etc. Een leerspreek en verbetercyclus!! Hoewel mentoring vrijwilligerswerk is, kost het in termen van ondersteuning en begeleiding wel degelijk geld. Een effectieve aanpak vraagt dan ook om voldoende middelen voor professionele ondersteuning. 3. De kracht van aandacht voor de context Succesfactor 5: Plaats mentoring in de bredere context Niet vergeten mag worden dat mentoring plaatsvindt in een bredere context: mentoring is een aanvulling ten opzichte van de ouder of voogd, geen alternatief of vervanging (Rhodes 2002). Altijd moet mentoring bezien worden in de context van het bredere sociale ondersteuningsnetwerkvan de jongere. De mentor kan een gat opvullen in de thuissituatie, maar ook een gat in het bredere netwerk van zorg en welzijn. Contacten met ouders zijn dan ook belangrijk, ook om zicht te hebben op de thuissituatie. En zorg voor goede contacten en een netwerk met relevante professionals in de jeugd- en opvoedingssector. Het is cruciaal dat andere professionals de eigen waarde van mentoringprojecten goed onderkennen en hun ondersteuning daarop afstemmen. Samenvattend Formeer zo zorgvuldig mogelijk de mentorkoppels, zodat de kans op een hechte band optimaal is (succesfactor 1 en 2). Ondersteun de mentoren gericht en instrueer hen verschillende stijlen van begeleiding. Waarbij een activerende stijl cruciaal is. En zorg voor een lerende organisatie (succesfactor 3 en 4). En zorg voor goede verbindingen met ouders en andere organisaties die belangrijk zijn voor het opgroeien van jongeren en zorg voor een netwerk van professionals uit het netwerk van jeugdzorg en welzijn (succesfactor 5). Wanneer rekening wordt gehouden met deze succesfactoren, kan mentoring tot indrukwekkende resultaten leiden.
7. Slot: Maatjesprojecten Maak u groot maar houdt het klein! Maatjesprojecten laten zien dat aandacht kracht geeft en resultaten geeft die verder gaan dan een steuntje in de rug of even een opkikkertje voor een jongere. Maatjes/ mentorprojecten zouden zich in dat verband best iets ambitieuzer mogen profileren. Ze kunnen jongeren helpen belangrijke stappen in hun ontwikkeling te zetten, vooruit te zetten. Vooral voor kwetsbare jongeren bij wie sprake is van serieuze sociale of emotionele problematiek, die zich bovendien in een kwetsbare levensfase bevinden en weinig steun hebben in de eigen directe omgeving. Maatjesprojecten zijn een belangrijke nu vaak ‘missing link’ in het jeugdbeleid, niet alleen preventief maar ook curatief (dwz ook voor kinderen in zorg). Dat wil zeggen ze kunnen een zeer effectieve aanvulling zijn in zowel preventieve als curatieve jeugdhulp (en dus niet vervangend) en daarmee in sterke mate bijdrage aan de effectiviteit van die hulp. Een effectieve mentoringrelatie kan helpen de neerwaartse spiraal te keren door jongeren weer zelfvertrouwen en een positieve blik op de toekomst te geven, door ze nieuwe sociale vaardigheden en omgangsvormen bij te brengen en hun leefwereld te verruimen. Om dat te bereiken, is het nodig om continu bezig te blijven met de doorontwikkeling en verbetering van het programma. 7
Daarom: Jong perspectief werk verder aan de sleutels tot het succes! En in plaats van daarbij zelf het wiel uit te vinden (is wel typisch Hollands), zoals veel mentorprojecten geneigd zijn te doen, is het raadzaam om te leren van elkaar, van andere projecten en waar nodig externe deskundigen in te schakelen voor de op- en uitbouw van de ondersteuning en doorontwikkeling. Ik wil daarom ook besluiten met de oproep: Maatjesprojecten in Nederland verenig U en leer van elkaar. Maar laat ook uw specifieke karakter niet verloren gaan. Maak u groot, maar hou het ook klein. Groot door uw netwerk extern uit te breiden en meer uitwisseling te organiseren met collega projecten. Organiseer een lerend systeem met collega’s en andere relevante partijen. Dat maakt u groter en ook in potentie meer succesvol. Mits u dat uiteraard ook vertaalt in uw werkwijze en organisatie. Maar houdt vooral ook in het oog dat het in de kern gaat om iets “kleins: de persoonlijke ontmoeting, aandacht en de steun van de ene mens aan een ander die dat nodig heeft en hem of haar kan helpen groeien. Iets kleins dat grote gevolgen kan hebben. Ik wens u veel succes in de toekomst met uw prachtig werk. Ik dank u voor uw aandacht.
[email protected]
8