De invloed van een persuasieve boodschap op dieetintentie Het effect van een tekst- en videoboodschap, en de moderator betrokkenheid, op de attitude, waargenomen gedragscontrole en intentie
Ilse van Eck 10097910 Master these Graduate School of Communication Master communicatiewetenschap
Docent: Annemiek Linn 29 januari 2014
0
Samenvatting In deze studie wordt via een experiment het effect onderzocht van een persuasieve boodschap in tekst- en videomodaliteit op de attitude, waargenomen gedragscontrole en intentie om een dieet te volgen. Tevens wordt de modererende invloed van betrokkenheid op het effect van de modaliteiten op attitude en waargenomen gedragscontrole onderzocht. Het onderzoek is van belang omdat er nog geen kennis bestaat van het effect dat een videoboodschap kan hebben op de attitude en waargenomen gedragscontrole. Tevens biedt het interventiemakers de mogelijkheid om de kennis uit het onderzoek in te zetten in dieetinterventies. Uit een experiment (N = 62) waarin ofwel geen boodschap, ofwel een tekst- of videoboodschap over de ervaring met een dieet werd getoond aan mensen die vier weken lang een dieet gingen volgen, blijkt dat de tekst of video niet leidden tot een positievere attitude tegenover het volhouden van een dieet of een grotere waargenomen gedragscontrole ten opzichte van het volhouden van het dieet. Echter, blootstelling aan de persuasieve boodschap in het algemeen (tekst én video) leidt wel tot een marginale verbetering van de attitude tegenover het volhouden van een dieet, vergeleken met het niet blootstellen aan de boodschap. Het verwachte interactie-effect voor betrokkenheid werd niet gevonden. Ongeacht de modaliteit en de boodschap, bleken de attitude tegenover het dieet en waargenomen gedragscontrole wel goede voorspellers van dieetintentie te zijn.
1
Inleiding In Nederland heeft 47 procent van de volwassenen overgewicht. Mede doordat overgewicht leidt tot een grotere kans op onder andere diabetes type 2, hart- en vaatziekten en kanker is overgewicht een probleem dat de zorgkosten onder druk zet (World Health Organization, 2000). In de aanpak van overgewicht speelt onder andere het aanpassen van het dieet een grote rol; een veel gerapporteerde oorzaak van overgewicht (World Health Organization, 2000). Het eetpatroon moet daarom aangepast worden, bijvoorbeeld door middel van interventies (Mann, Tomiyama, Westling, Lew, Samuels & Chatman, 2007). Geregeld blijken dieetinterventies echter niet succesvol te zijn (Langeveld & De Vries, 2013). Verschillende theorieën bieden inzichten in wat succesvolle methoden kunnen zijn in het aanpassen en volhouden van een dieet. Volgens diverse studies kan de theorie van gepland gedrag (TPB) verklaren waarom men al dan niet een dieet volhoudt (Ajzen, 1991). Uit meerdere studies blijkt dat dit mede wordt beïnvloed door de attitude, waargenomen gedragscontrole, en intentie (Armitage & Conner, 2001; Chan & Tsang, 2011; Gronhoj, Bech-Larsen, Chan & Tsang, 2013). Volgens de TPB is de gedragsintentie vaak een resultaat van twee proximale determinanten: de attitude en de waargenomen gedragscontrole. Om een positieve intentie te creëren lijkt het beïnvloeden van de attitude en waargenomen gedragscontrole noodzakelijk. Een manier waarop deze proximale variabelen beïnvloed kunnen worden is via persuasieve communicatieboodschappen. Uit studies blijkt namelijk dat het toevoegen van een persuasieve boodschap aan instructies om een gedrag vol te houden, leidt tot een positievere intentie om het gedrag uit te voeren (Tsorbatzoudis, 2005; Wilson, 2009). Het toevoegen van een persuasieve boodschap die inspeelt op het versterken van attitude en waargenomen gedragscontrole kan effect hebben op intentie om een dieet vol te houden.
2
Onderzoek heeft aangetoond dat video vanwege het visuele en auditieve karakter een sterker effect heeft op informatieverwerking dan tekst (Mayer, 2002). Onderzoek naar het beïnvloeden van gezondheidsgedrag is veelal uitgevoerd door middel van tekstboodschappen die inspeelden op intentie (Dillard & Main, 2013; Uribe, Manzur & Hidalgo, 2013), wat een verklaring zou kunnen zijn voor de ineffectiviteit van interventies. Een persuasieve boodschap via video zou effectiever kunnen zijn dan tekst om een positieve dieetintentie te creëren. De effectiviteit van de modaliteit van een boodschap kan daarnaast wellicht beïnvloed worden door de mate van betrokkenheid van de ontvanger. Laag betrokken mensen blijken namelijk vooral beïnvloed te worden door boodschappen gepresenteerd in een andere modaliteit dan tekst (Braverman, 2008; Jin, 2009a). Daarom is het tevens de vraag hoe de mate van betrokkenheid bij de boodschap een modererende invloed uitoefent op het effect van een video- of tekstboodschap. Daarnaast hebben eerdere onderzoeken over de werking van videoboodschappen ten opzichte van tekst, zich gericht op het effect op informatieverwerking of herinnering (Mayer, 2002; Moreno & Mayer, 1999). Het effect dat een persuasieve videoboodschap, gericht op attitude en waargenomen gedragscontrole, kan hebben op intentie is echter weinig onderzocht. Op het praktische vlak kunnen zorgpartijen die interventies ontwikkelen op het gebied van dieetgedrag, gebaat zijn bij de kennis van dit onderzoek door de keuze voor video- of tekstmodaliteit in een interventie te combineren met de kennis over de betrokkenheid van deelnemers aan een dieetinterventie. Hierdoor kunnen zorgpartijen een strategische keuze maken, aangepast op elke deelnemer in kwestie. Het doel van deze studie is om vast te stellen of een persuasieve boodschap, die inspeelt op attitude en waargenomen gedragscontrole, effect heeft op de intentie om een dieet vol te houden. Daarbij is het de vraag of een videoboodschap effectiever is dan een tekst. Het tweede doel is om vast te stellen of en hoe de mate van betrokkenheid bij de boodschap van 3
invloed is op het effect van de tekst- of videoboodschap op de attitude en waargenomen gedragscontrole om een dieet vol te houden. In het volgende hoofdstuk wordt de theorie verder verkend, wat tot hypothesevorming zal leiden.
4
Theoretisch kader Dit hoofdstuk biedt een overzicht van studies die ingaan op de rol die de TPB speelt in dieetgedrag en de invloed van tekst- en videomodaliteit daarop. Tevens wordt de modererende rol van betrokkenheid behandeld. De invloed van attitude en waargenomen gedragscontrole op intentie De TPB is een goed model om te voorspellen waarom iemand een dieet wel of niet zal volhouden. De TPB stelt dat intentie en waargenomen gedragscontrole de voorspellers van gedrag zijn. Intentie wordt voorspeld door attitude (een evaluatie van het gedrag), subjectieve norm (de ervaren druk van anderen) en waargenomen gedragscontrole (de mate waarin iemand zich in staat acht het gedrag uit te kunnen voeren). De attitude wordt voorspeld door behavioral beliefs (verwachting over de gevolgen van het gedrag) en outcome evaluations (de positieve of negatieve afweging van de verwachte uitkomst). De waargenomen gedragscontrole wordt voorspeld door control beliefs (in hoeverre men zichzelf in staat acht het gedrag uit te voeren) en power of control factor (in hoeverre men zichzelf in staat acht het gedrag te vertonen onder verschillende omstandigheden) (Ajzen, 1991; Fishbein & Ajzen, 2010). Literatuur toont aan dat de attitude, waargenomen gedragscontrole en de intentie om gezond te eten de voorspellers zijn van het uitvoeren van een dieet (Armitage & Conner, 2001; Chan & Tsang, 2011; Gronhoj, Bech-Larsen, Chan, Tsang, 2013; McEachan, Conner & Lawton, 2005; Tsorbatoudis, 2005; White, Terry, Troup, Rempel & Norman, 2010). Zo blijkt uit een studie van Armitage en Conner (2001) dat intentie en waargenomen gedragscontrole 27 procent van de variantie in het uitvoeren van een dieet verklaren. In lijn met deze resultaten zijn de uitkomsten van diverse studies die aantonen dat intentie, attitude en waargenomen gedragscontrole de sterkste voorspellers van de intentie om gezond te eten zijn (Chan & 5
Tsang, 2011; Gronhoj et al., 2013; Tsorbatoudis, 2005). Zowel McEachan et al. (2005) en White et al. (2010) vonden dat attitude de sterkste voorspeller was van intentie om een dieet te volgen. De attitude en waargenomen gedragscontrole om gezond te eten kunnen worden versterkt door middel van voorlichting en beeldmateriaal (Tsorbatoudis, 2005). Een interventie die inspeelt op de attitude tegenover een dieet en waargenomen gedragscontrole ten opzichte van een dieet, zal de intentie om een dieet vol te houden vermoedelijk positief beïnvloeden. Gebaseerd op bovenstaande bevindingen worden de volgende hypotheses verwacht: -
Hypothese 1: een positieve attitude tegenover het volhouden van een dieet leidt tot een
positieve intentie om een dieet vol te houden. -
Hypothese 2: een hoge mate van waargenomen gedragscontrole ten opzichte van het volhouden van een dieet leidt tot een positieve intentie om een dieet vol te houden.
Persuasieve boodschappen
Een persuasieve boodschap biedt de mogelijkheid om de attitude, de waargenomen gedragscontrole en de intentie te beïnvloeden. Diverse onderzoeken toonden aan dat persuasieve boodschappen gebaseerd op persoonlijke ervaringen van mensen, meer invloed hebben op de intentie van mensen dan boodschappen gebaseerd op cijfers en feiten (Brosius & Bathelt, 1994; Dillard & Main, 2013; Keer, van den Putte, de Wit & Neijens, 2013; Uribe, Manzur & Hidalgo, 2013; Zillmann & Brosius, 2000). Zo vonden Brosius en Bathelt (1994) dat informatie gebaseerd op feiten en overgebracht via een officiële bron (radionieuwslezer en print) minder effect had op de opinie dan informatie overgebracht door een persoon via een interview of persoonlijk verhaal. Op het gebied van gezondheidscommunicatie toonden Uribe, Manzur en Hidalgo (2013) in een experiment aan dat een geschreven tekst met statistische informatie over orgaandonatie minder effect had op de intentie om orgaandonor te worden
6
dan een verhalende persoonlijke tekst. Ook Dillard en Main (2013) vonden dat verhalende boodschappen effectiever waren dan statistische boodschappen. Mensen die een tekst lazen van een patiënt die onlangs een darmkankeronderzoek had ondergaan, hadden een hogere intentie om ditzelfde onderzoek te ondergaan dan mensen die een tekst lazen gebaseerd op feiten en cijfers. Keer, van den Putte, de Wit & Neijens (2013) toonden tevens via een experiment aan dat een persoonlijk verhaal met een affectieve boodschap over het verminderen van drankgebruik, de intentie om veel te drinken verminderde. Deze onderzoeken laten zien dat verhalende persoonlijke boodschappen meer invloed uitoefenen op intentie dan boodschappen met alleen feitelijke informatie. De rol van modaliteiten in een interventie
Naast een persoonlijke persuasieve boodschap speelt mogelijk ook de modaliteit waarin de boodschap gepresenteerd wordt een rol in het effect op de attitude en de waargenomen gedragscontrole. De cognitive theory of multimedia learning (CTML) gaat ervan uit dat mensen leren via auditieve en visuele kanalen (Mayer, 2002). De combinatie van deze kanalen, door bijvoorbeeld het gebruik van een videoboodschap, leidt volgens Mayer (2002) tot diepere verwerking van informatie dan bij een tekst. Volgens de CTML is het overtuigende effect van gesproken woord boven tekst te verklaren door de auditieve en visuele kanalen die beide aangesproken worden in de verwerking van een boodschap (Mayer, 2002). Door gebruik te maken van bijvoorbeeld een tekst met corresponderende afbeeldingen, wordt de inhoud beter verwerkt door de ontvanger. Dit wordt het multimediaprincipe genoemd. Daarnaast leren mensen beter door het modaliteitsprincipe, wat inhoudt dat instructies door middel van een combinatie van kanalen (zoals video) gepresenteerd worden (Clark & Mayer, 2011).
7
Meerdere onderzoekers hebben gekeken naar de effecten van verschillende modaliteiten in interventies. Diverse onderzoeken tonen aan dat videoboodschappen overtuigender werken op het gebied van leren, herinnering en opinie dan tekstuele boodschappen (Brosius & Bathelt, 1994; Frandsen, 1963; Moreno & Mayer, 1999). Zo vond Frandsen (1963) dat video’s, vergeleken met tekst, overtuigender waren op het gebied van herinneren van informatie. Ook Brosius en Bathelt (1994) toonden aan dat een radioboodschap overtuigender was in het beïnvloeden van opinie vergeleken met tekst via print. De voorkeur voor een online video boven geschreven tekst met corresponderende afbeeldingen bleek tevens uit een studie van Moreno en Mayer (1999). Het is de verwachting dat de combinatie van auditieve en visuele kanalen ook dezelfde uitwerking kunnen hebben op attitude en waargenomen gedragscontrole tegenover een dieet. In lijn met de CTML en verschillende onderzoeken die aantonen dat gesproken woord een persuasiever effect heeft op diverse uitkomstmaten dan geschreven tekst, is de verwachting dat een persoonlijke boodschap overgebracht via video een sterker effect heeft op attitude en waargenomen gedragscontrole dan via tekst. Tevens is de verwachting dat een persoonlijke boodschap via tekst én video een positiever effect heeft op de attitude en waargenomen gedragscontrole dan wanneer er geen boodschap wordt gebruikt. Gecombineerd met de kennis dat een persoonlijke persuasieve boodschap een groter effect heeft dan een boodschap gebaseerd op cijfers en feiten, worden de volgende hypotheses geformuleerd: -
Hypothese 3a: een persoonlijke boodschap gepresenteerd via video én tekst heeft, vergeleken met het niet vertonen van de boodschap, een positiever effect op attitude.
-
Hypothese 3b: een persoonlijke boodschap gepresenteerd via video én tekst heeft, vergeleken met het niet vertonen van de boodschap, een positiever effect op waargenomen gedragscontrole.
8
-
Hypothese 3c: een persoonlijke boodschap gepresenteerd als video heeft een positiever
effect op attitude dan dezelfde boodschap via tekst. -
Hypothese 3d: een persoonlijke boodschap gepresenteerd als video heeft een positiever
effect op waargenomen gedragscontrole dan dezelfde boodschap via tekst. De modererende rol van betrokkenheid
De effectiviteit van de modaliteit van een boodschap kan mede afhangen van de mate van betrokkenheid van de ontvanger. Het elaboration likelihood model (ELM) gaat ervan uit dat een hoog of laag betrokken persoon informatie verwerkt via de centrale of perifere route, hetgeen invloed uitoefent op de diepte van de verwerking van de boodschap (Petty & Cacioppo, 1986). Laag betrokken mensen blijken voornamelijk beïnvloed te worden door boodschappen gepresenteerd in een andere modaliteit dan tekst (Braverman, 2008; Jin, 2009a). Zo bleek uit een onderzoek dat mensen met een lage betrokkenheid bij een onderwerp, sterker overtuigd werden door een boodschap over een dieet dat werd gepresenteerd in videomodaliteit (vs. tekst) dan hoog betrokken mensen (Braverman, 2008). Ook Jin (2009a) stelde door middel van een experiment vast dat laag betrokken mensen meer beïnvloed werden door video dan hoog betrokken mensen. Andere onderzoekers stelden vast dat hoog betrokken mensen meer overtuigd werden door tekstmodaliteit dan door video en dat dit vervolgens ook de kennis over, en attitude tegenover de boodschap beïnvloedde (Andreoli & Worchel, 1978; Booth-Butterfield & Gutowski, 1993). Onderzoek toont aan dat de mate van betrokkenheid bij een boodschap van invloed is op de boodschap gerelateerde attitude. Een hogere betrokkenheid bij de boodschap leidde tot een positievere attitude (Busselle & Bilandzic, 2009; Jin, 2009b; Murphy, Frank, Moran & Patnoe-Woodley, 2011). Tevens oefent mate van betrokkenheid invloed uit op waargenomen gedragscontrole. Mensen met een hogere mate van betrokkenheid bleken beter in staat een
9
gedrag uit te voeren dan mensen met een lagere betrokkenheid (Hill & Beatty, 2011). Op basis van deze literatuur is de verwachting: -
H4a: een lage betrokkenheid versterkt het effect van een persuasieve boodschap in videomodaliteit op attitude.
-
H4b: een hoge betrokkenheid versterkt het effect van een persuasieve boodschap in tekstmodaliteit op attitude.
-
H5a: een lage betrokkenheid versterkt het effect van een persuasieve boodschap in videomodaliteit op waargenomen gedragscontrole.
-
H5b: een hoge betrokkenheid versterkt het effect van een persuasieve boodschap in tekstmodaliteit op waargenomen gedragscontrole.
De hypotheses worden weergegeven in een conceptueel model (figuur 1).
Attitude
Boodschap
Intentie om dieet uit te voeren
Tekst / video
Waargenomen gedragscontrole
Betrokkenheid
Figuur 1: conceptueel model
10
Methode Design Aan de hand van een 3 (video-, tekst- en controleconditie) x 1 experimenteel design werd onderzocht of een boodschap via video of tekst een grotere uitwerking had op intentie om een dieet vol te houden. Vrouwen die zich hadden aangemeld om gedurende vier weken een dieet te testen, werden random verdeeld over drie condities. Alle participanten vulden na blootstelling aan de boodschap een vragenlijst in over attitude, waargenomen gedragscontrole en intentie om het dieet vol te houden. De controlegroep vulde de vragenlijst in zonder blootstelling aan de boodschap. Steekproef De participanten in deze studie werden geworven via een bericht op Twitter en Facebook dat verwees naar een oproep op de website van de onderzoeker. In deze oproep werd aangegeven dat er vrouwen van achttien jaar en ouder gezocht werden, die deel wilden nemen aan het testen van een nieuw dieet (zie bijlage A). Via e-mail meldden 78 vrouwen zich aan die deel wilden nemen, waarvan er 62 uiteindelijk deelnamen. Na deze uitval zaten er 22 vrouwen in de tekstconditie, 20 in de videoconditie en 20 in de controlegroep. De vrouwen in het uiteindelijke sample waren gemiddeld 31 jaar oud (M = 31,37 , SD = 9,18), wogen gemiddeld 72 kilo (M = 72,33, SD = 12,46) en hadden een gemiddelde Body Mass Index (BMI) van 24,5 (M = 24,49, SD = 4,29) (zie tabel 1). De meeste vrouwen hadden een universitaire masteropleiding gevolgd (40,3%) gevolgd door een HBO-opleiding (29%), een universitaire bachelor (14,5%) en MBO (11,3%) (zie tabel 1). De meeste vrouwen werkten fulltime (43,5%), parttime (25,8%) of studeerden fulltime (19,4%) (zie tabel 1).
11
Tabel 1: demografische kenmerken (M, SD en percentage) Variabele Leeftijd Gewicht BMI
M
SD
31,37 72,33 24,49
9,8 12,46 4,29
Percentage (%) Opleiding
LBO, LTS, LEAO MBO HAVO HBO
Universiteit Bachelor Universiteit Master
1,6 11,3 3,2 29 14,5 40,3
Dagelijkse tijdbesteding
Werkt fulltime Werkt parttime Studeert fulltime Studeert parttime Gepensioneerd Zorgt fulltime voor kinderen Anders
43,5 25,8 19,4 1,6 1,6 3,2 4,8
Manipulatiemateriaal Er werd een persuasieve boodschap ontwikkeld waarin een vrouw haar ervaring deelde over het dieet dat de participanten gingen volgen. De input voor het opstellen van de tekst van de boodschap werd door middel van een kleine vragenlijst naar de achterliggende beliefs van attitude en waargenomen gedragscontrole vastgesteld. In totaal vulden 11 vrouwen deze vragenlijst in. De informatie hieruit werd ook gebruikt voor het vormgeven van de uiteindelijke vragenlijst. Overtuigingen over diëten waren onder andere dat je minder lekker kan eten, dat het moeilijk is om lekkere producten te laten staan en dat je honger kan hebben. De persuasieve tekst die hieruit voortkwam speelde in op deze beliefs van attitude en waargenomen gedragscontrole rondom diëten. In lijn met een eerdere studie werden de overtuigingen die daaruit naar voren kwamen zo geformuleerd dat ze sterk gerelateerd waren 12
aan het te veranderen gedrag en gedeeltelijk nog niet door de doelgroep geaccepteerd werden (zoals stoppen met eten van suiker) (Hornik & Woolf, 1999). Ook werden er concrete tips over gedrag gegeven omdat gedetailleerde aanbevelingen de waargenomen gedragscontrole vergroten (O’Keefe, 2002). Deze boodschap (zie bijlage B) werd op video ingesproken door twee verschillende vrouwen en in een pretest getest op identificatie met de zender en geloofwaardigheid van de zender door middel van een zevenpunt Likertschaal. De vrouw met de hoogste score op mate van identificatie (M = 4,00 , SD = 0,99) en op geloofwaardigheid (M = 4,86, SD = 1,07) werd gekozen. Procedure De participanten ontvingen drie dagen voorafgaand aan het onderzoek een document met de richtlijnen van het dieet (zie bijlage C). Drie dagen later ontvingen de participanten een nieuwsbrief met acht recepten. Eén dag na het ontvangen van deze recepten ontvingen de participanten de online vragenlijst voor het onderzoek en kregen ze de video of tekst te zien. Het eerste gedeelte bestond uit een informatiebrief waarin de deelnemers werden geïnformeerd over hun rechten rondom deelname en het doel van het onderzoek. De participanten werden verteld dat onderzocht werd op welke wijze informatie over een dieet het beste gepresenteerd kan worden. Er waren drie condities. De participanten in de eerste conditie kregen de video van ruim twee minuten te zien waarin de vrouw vertelde over haar ervaringen met het dieet. De participanten in de tweede conditie werden blootgesteld aan dezelfde boodschap maar dan in tekstvorm. De participanten in de derde conditie kregen geen stimulus maar begonnen direct met de vragenlijst. Alle drie de groepen vulden vervolgens een vragenlijst in over hun attitude, waargenomen gedragscontrole en intentie om het dieet vol te houden. De participanten in de video- en tekstconditie vulden vervolgens ook nog vragen in over hun betrokkenheid bij de video of tekst en de mate waarin zij zich met de persoon in de video/tekst konden identificeren. Als laatste vulden alle participanten ook nog demografische 13
gegevens in zoals leeftijd, gewicht, BMI, opleidingsniveau, dagelijkse werkzaamheden en of ze al eerdere ervaring hadden met het volgen van een dieet. Meting van de variabelen Attitude. Op basis van zeven gevalideerde items werd de attitude tegenover het dieet gemeten bij de participanten (Ajzen, 1991). Dit werd gemeten aan de hand van een bipolaire zevenpuntschaal. Op de vraag ‘het uitvoeren van dit dieet volgens de ontvangen richtlijnen is voor mij…’ waren antwoordmogelijkheden zoals ‘1 = ongewenst / 7 = gewenst’ of ‘1 = onbelangrijk / 7 = belangrijk’. De schaal voor attitude bleek sterk betrouwbaar (α = 0,93, M = 5,72, SD = 0,80). De achterliggende behavioral beliefs van attitude werden gemeten op basis van acht items aan de hand van een zevenpunt Likertschaal (1 = onwaarschijnlijk – 7 = waarschijnlijk). Participanten gaven aan in hoeverre zij stellingen waarschijnlijk achtten. Een voorbeelditem is ‘door dit dieet uit te voeren zal ik een nieuwe manier van eten aanleren’. De schaal bleek betrouwbaar (α = 0,78, M = 5,37, SD = 0,81). De outcome evaluations werden gemeten op basis van acht items die vaststelden hoe wenselijk bepaalde uitkomsten van gedrag waren. Participanten gaven aan hoe wenselijk stellingen voor hun waren zoals ‘een nieuwe manier van eten aanleren is voor mij..’ en ‘gezonder eten is voor mij..’. Hun antwoorden werden gemeten op een zevenpunt Likertschaal (1 = heel erg onwenselijk – 7 = heel erg wenselijk). De schaal voor outcome evaluations bleek betrouwbaar (α = 0,82, M = 5,11, SD = 0,88). Waargenomen gedragscontrole. Waargenomen gedragscontrole werd gemeten aan de hand van vier gevalideerde items op basis van een zevenpunt Likertschaal (1 = helemaal oneens – 7 = helemaal eens). Hierin beantwoordden de participanten vragen zoals ‘het dieet volhouden is volledig mijn verantwoordelijkheid’ en ‘ik ben er zeker van dat, als ik het wil, ik dit dieet kan volhouden’. De schaal bleek betrouwbaar na het verwijderen van twee items (α = 0,80, M = 5,99, SD = 0,99). De achterliggende beliefs van waargenomen gedragscontrole, control beliefs 14
en power of control factor, werden ook ieder gemeten aan de hand van vier items. Vier items voor het meten van de control beliefs vroegen naar de waarschijnlijkheid van stellingen zoals ‘ik verwacht dat ik me lichamelijk beter zal voelen door me de komende vier weken aan dit dieet te houden’ en ‘ik verwacht dat ik weinig tijd heb om eten klaar te maken de komende vier weken’. Deze stellingen werden beantwoord met een zevenpunt Likertschaal (1 = zeer onwaarschijnlijk – 7 = zeer waarschijnlijk). De schaal bleek echter onbetrouwbaar (α = 0,32, M = 4,99, SD = 1,16). Er bleek tevens geen mogelijkheid om betrouwbaarheid te behalen. Bij de variabele power of control factor gaven de participanten aan in hoeverre zij het eens waren met vier stellingen ‘als ik me lichamelijk beter voel door dit dieet, zal het makkelijker zijn het dieet vol te houden’ en ‘weinig tijd hebben om eten klaar te maken zal het lastiger maken het dieet vol te houden’. Deze stellingen werden beantwoord op een zevenpunt Likertschaal (1 = helemaal oneens – 7 = helemaal eens). Deze schaal bleek ook onbetrouwbaar (α = 0,26, M = 4,14, SD = 0,85). Vanwege de lage betrouwbaarheid werden control beliefs en power of control factor verder niet meegenomen in het onderzoek. Intentie. Drie items vormden de gevalideerde schaal voor intentie. Intentie werd gemeten met een zevenpunt Likertschaal (1 = helemaal oneens – 7 = helemaal eens). Er werd aangegeven in hoeverre men het met stellingen eens was zoals ‘ik verwacht dit dieet uit te kunnen voeren’ en ‘ik wil me aan de richtlijnen van dit dieet houden’. De drie items vormden een betrouwbare schaal (α = 0,81, M = 5,63, SD = 0,91). Betrokkenheid. Aan de hand van zeven items uit een gevalideerde schaal werd de betrokkenheid bij het kijken van de video of lezen van de tekst gemeten (Cox & Cox, 1991). Deze vragen werden gemeten op basis van een vijfpunt Likertschaal (1 = helemaal oneens – 5 = helemaal eens). De participanten kregen vragen voorgelegd zoals ‘ik raakte betrokken bij de boodschap’ en ‘de boodschap zette me aan het denken’. Op basis van deze variabelen werd een betrouwbare schaal gevormd (α = 0,85, M = 3,45, SD = 0,65). 15
Controlevariabelen. De gebruikte controlevariabelen zijn leeftijd, opleidingsniveau, dagelijkse werkzaamheden, lengte, gewicht, BMI en eerdere ervaring met diëten. Participanten vulden hun leeftijd, lengte, gewicht en BMI in. Het BMI werd door de participanten zelf gemeten via een weblink in de survey die naar de BMI-meter van het Voedingscentrum (2013) leidde. Er werd een Pearson correlatiematrix uitgevoerd om te testen of één van de controlevariabelen een correlatie had met de attitude, de waargenomen gedragscontrole en de intentie om het dieet vol te houden. De variabelen leeftijd, opleiding, BMI en eerdere dieetervaring werden hierin meegenomen. Er bleken echter geen significante correlaties te bestaan tussen de variabelen en waargenomen gedragscontrole, attitude en intentie. Dit betekende dat er geen lineaire samenhang bestond tussen de variabelen en de uitkomstmaat en deze dus geen invloed uitoefenden op de intentie. Analyses Om te testen of attitude tegenover het volhouden van het dieet (H1) en waargenomen gedragscontrole ten opzichte van het volhouden van het dieet (H2) een positieve invloed hebben op intentie om een dieet vol te houden werd er een regressieanalyse uitgevoerd. Daaropvolgend werd om het effect van een persuasieve boodschap in het algemeen op attitude (H3a) en waargenomen gedragscontrole te testen (H3b), vergeleken met het weglaten van de persuasieve boodschap, een eenwegs variantieanalyse uitgevoerd. Om te achterhalen of een persoonlijke videoboodschap een positiever effect op attitude heeft dan dezelfde boodschap via tekst, werd ook een eenwegs variantieanalyse uitgevoerd (H3c). Tevens werd een eenwegs variantieanalyse uitgevoerd om het effect van een persoonlijke videoboodschap of tekst op waargenomen gedragscontrole te testen (H3d). Ten slotte werd een dummyvariabele voor betrokkenheid gecreëerd om te testen of lage betrokkenheid bij de boodschap het effect van een persuasieve boodschap in videomodaliteit
16
op attitude (H4a) en waargenomen gedragscontrole (H5a) versterkt en een hoge betrokkenheid het effect van een persuasieve boodschap in tekstmodaliteit op attitude (H4b) en waargenomen gedragscontrole (H5b) versterkt. Door middel van een median split werd onderscheid gemaakt tussen hoge en lage betrokkenheid. Vervolgens werd een general linear model gebruikt om een moderatie-effect van betrokkenheid te testen.
17
Resultaten
Relatie van attitude en waargenomen gedragscontrole op intentie Hypothese 1 voorspelde dat attitude een positieve invloed heeft op de intentie om een dieet vol te houden. Het regressiemodel bleek significant (F(1, 60) = 27,95, p < ,001) en dus bruikbaar om de intentie te voorspellen. De verklaarde variantie is van redelijke sterkte: 32 procent van de verschillen in intentie kunnen voorspeld worden door attitude (R2 = 0,32). Attitude (b* = 0,56, t = 5,29, p < ,001, 95% CI [0,40, 0,89]) hangt sterk samen met intentie om een dieet vol te houden. Hypothese 1 is daarmee bevestigd.
De tweede hypothese voorspelde dat waargenomen gedragscontrole een positieve invloed heeft op intentie om een dieet vol te houden. Het regressiemodel bleek significant maar de sterkte van de verklaarde variantie was zwak (F(1, 60) = 13,76, p < 0,001): negentien procent van de verschillen in intentie kunnen voorspeld worden door waargenomen gedragscontrole (R2 = 0,19) dat een redelijke samenhang bleek te hebben met intentie (b* = 0,43, t = 3,71, p < ,001, 95% CI [0,18, 0,61]). Dit bevestigt hypothese 2.
Effecten persuasieve boodschap op attitude en waargenomen gedragscontrole Vervolgens werd getest of de persoonlijke boodschap gepresenteerd via video én tekst, een positiever effect had op de attitude (H3a) en waargenomen gedragscontrole (H3b) dan wanneer er geen boodschap werd gebruikt. Uit de resultaten kwam een marginaal significant effect naar voren voor het effect van de persuasieve boodschap op attitude (F(1, 61) = 3,82, p = ,055). Participanten die waren blootgesteld aan de boodschap hadden een hogere attitude tegenover het volhouden van het dieet (M = 5,85, SD = 0,80) dan de controlegroep (M = 5,44, SD = 0,75). De boodschap bleek echter geen effect te hebben op de waargenomen gedragscontrole (F(1, 61) = 0,033, p = ,857). Participanten die de boodschap hadden ontvangen rapporteerden een iets lagere waargenomen gedragscontrole (M = 5,98, SD = 1,10) 18
dan participanten uit de controlegroep (M = 6,03, SD = 0,99). Hypothese 3a werd aangenomen. Hypothese 3b werd verworpen.
Hypothesen 3c en 3d testten in navolging daarvan welk effect de modaliteiten video en tekst uitoefenden op attitude en waargenomen gedragscontrole. Hypothese 3c voorspelde dat een persoonlijke videoboodschap een positiever effect op attitude heeft dan dezelfde boodschap via tekst. Er werd geen significant effect gevonden voor attitude tussen de drie condities. Uit de post-hoc meervoudige vergelijkingstoets bleek dat er geen significante verschillen tussen de groepsgemiddelden zijn (F(2, 59) = 2,88, p = ,064). Participanten die de video zagen hadden een iets lagere attitude tegenover het volhouden van het dieet (M = 5,68, SD = 0,76) dan participanten die de tekst lazen (M = 6,01, SD = 0,81). Participanten die geen manipulatie ondergingen hadden een nog lagere attitude tegenover het volhouden van een dieet (M = 5,44, SD = 0,80). Hypothese 3c wordt daarom verworpen.
In hypothese 3d werd voorspeld dat een persoonlijke videoboodschap een positiever effect heeft op waargenomen gedragscontrole dan dezelfde boodschap via tekst. Uit de resultaten bleek geen significant effect voor waargenomen gedragscontrole bij participanten die de persuasieve boodschap hadden gezien of gelezen of in de controlegroep zaten (F = 0,81, df = 2, 59, p = ,451). De post-hoc meervoudige vergelijkingstoets bevestigt dat er geen significante verschillen tussen de groepsgemiddelden zijn. Participanten die de video zagen bleken een iets lagere waargenomen gedragscontrole te hebben (M = 5,78, SD = 1,18) dan participanten die de tekst lazen (M = 6,16, SD = 0,86). Participanten in de controlegroep bleken tussen deze twee groepen in te scoren (M = 6,03, SD = 0,91). Hierdoor wordt ook hypothese 3d verworpen.
De modererende rol van betrokkenheid De laatste hypothesen voorspelden een moderatie waarbij ervan uit werd gegaan dat een lage 19
betrokkenheid het effect van een persuasieve boodschap in videomodaliteit op attitude versterkt (H4a) en een hoge betrokkenheid het effect van een persuasieve boodschap in tekstmodaliteit op attitude versterkt (H4b). Er bleek echter geen sprake van een significant interactie-effect met attitude (F(1, 41) = 0,26, p = ,616). Mensen met lage betrokkenheid bij de tekstuele boodschap bleken een iets hogere attitude tegenover het volhouden van dieet te hebben (M = 5,93, SD = 0,20) dan wanneer men dezelfde boodschap via video hadden gezien (M = 5,56, SD = 0,20). Dit was ook zichtbaar voor mensen met hoge betrokkenheid bij de boodschap. Mensen met een hoge betrokkenheid hadden in de tekstconditie een hogere attitude tegenover het volhouden van het dieet (M = 6,16, SD = 0,30) dan mensen in de videoconditie (M = 6,06, SD = 0,35). Zoals hypothese 4b voorspelde, scoorden mensen met hoge betrokkenheid in de tekstconditie echter wel hoger op de attitude tegenover het volhouden van het dieet, dit effect was echter niet significant. Hypothese 4a en 4b werden daarom verworpen.
Hypothesen 5a en 5b voorspelden dat een lage betrokkenheid het effect van een persuasieve boodschap in videomodaliteit op waargenomen gedragscontrole versterkt (H5a) en een hoge betrokkenheid het effect van een persuasieve boodschap in tekstmodaliteit op waargenomen gedragscontrole versterkt (H5b). Ook hier werd er geen significant interactie-effect gevonden met waargenomen gedragscontrole (F (1, 41) = 0,66, p = ,422). Participanten met een hoge mate van betrokkenheid bij de boodschap toonden een hogere waargenomen gedragscontrole in de tekstconditie (M = 6,21, SD = 0,39) dan participanten in de videoconditie (M = 5,40, SD = 0,46). Participanten die laag betrokken waren bij de boodschap rapporteerden een hogere waargenomen gedragscontrole in de tekstconditie (M = 6,13, SD = 0,27) dan mensen in de videoconditie (M = 5,90, SD = 0,27). Omdat het model niet significant was, worden hypothese 5a en 5b verworpen.
20
Conclusie en discussie Het doel van deze studie was te onderzoeken wat het effect is van een persuasieve boodschap gebracht via video- en tekstmodaliteit, op de intentie om een dieet vol te houden. Attitude en waargenomen gedragscontrole fungeerden in dit onderzoek als mediatoren tussen de modaliteiten en intentie. Tevens werd de modererende invloed van betrokkenheid bij de boodschap op het effect van de modaliteiten op attitude en waargenomen gedragscontrole onderzocht. Er werd verwacht dat attitude (H1) en waargenomen gedragscontrole (H2), de intentie om het dieet vol te houden positief zouden voorspellen. Tevens was de verwachting dat een persuasieve boodschap een positiever effect op de attitude (H3a) en waargenomen gedragscontrole (H3b) zou hebben dan wanneer er geen boodschap werd gebruikt. Van een persuasieve boodschap via video werd verwacht dat deze een sterkere invloed uit zou oefenen op attitude (H3c) en waargenomen gedragscontrole (H3d) dan tekst. Daarnaast werd verwacht dat een boodschap gepresenteerd als video een sterker effect zou hebben op attitude (H4a) en waargenomen gedragscontrole (H5a) als de betrokkenheid laag was en een boodschap gepresenteerd als tekst een sterker effect zou hebben op attitude (H4b) en waargenomen gedragscontrole (H5b) wanneer de betrokkenheid hoog was. De resultaten tonen in lijn met de verwachting aan dat attitude tegenover het volhouden van het dieet een sterke voorspeller is van de intentie om een dieet vol te houden. Waargenomen gedragscontrole tegenover het volhouden van het dieet vertoonde redelijk sterke samenhang met de intentie om het dieet vol te houden. In lijn met verschillende andere studies die de TPB gebruiken om de intentie om een dieet vol te houden te voorspellen (Armitage & Conner, 2001; Chan & Tsang, 2011; Gronhoj et al., 2013; McEachan et al., 2005; Tsorbatoudis, 2005; White et al., 2010) laat deze studie zien dat de TPB een bruikbare theorie is voor het voorspellen van dieetintentie. Attitude tegenover het dieet bleek daarbij de sterkste voorspeller van dieetintentie. Dit is in lijn met bevindingen van McEachan et al. (2005) en 21
White et al. (2010). Verbetering van deze uitkomsten zou gerealiseerd kunnen worden wanneer waargenomen gedragscontrole in de boodschap meer in zou spelen op ‘leren via rolmodellen’, ook wel vicarious learning genoemd (Bandura, 1997). Hier wordt gebruik van gemaakt door het toevoegen van boodschap-elementen van concrete handelingen die bijdragen aan het volhouden van dieet (bijvoorbeeld het vaststellen van een dagmenu). De combinatie van verhalen van rolmodellen én concrete handelingen in een video, vergroten mogelijk de waargenomen gedragscontrole en zou daardoor positief bij kunnen dragen aan de dieetintentie (Bandura, 1997). De persuasieve boodschap in het algemeen (gecombineerde tekst- en videoconditie), bleek in vergelijking met het weglaten van de boodschap een sterker effect te hebben op de attitude om het dieet vol te houden. Het effect van de persuasieve boodschap op de attitude was marginaal significant, wat erop duidde dat de persuasieve boodschap en de modaliteiten samen waarschijnlijk invloed uitoefenden op de attitude om het dieet vol te houden. De mensen die geen boodschap hadden ontvangen rapporteerden een lagere attitude tegenover het volhouden van het dieet dan de mensen die wel een boodschap hadden gezien of gelezen. Hieruit kan voorzichtig geconcludeerd worden dat het toevoegen van een boodschap die de attitude aanspreekt, van invloed is op de attitude van een persoon om een dieet vol te houden. De persuasieve boodschap bleek in zowel de video- als tekstmodaliteit, geen significant effect te hebben op attitude tegenover het volhouden van het dieet of waargenomen gedragscontrole. Ondanks dat mensen in de tekstconditie een hogere attitude en waargenomen gedragscontrole tegenover het volhouden van het dieet rapporteerden dan mensen in de videoen controleconditie, waren de verschillen tussen de condities te klein om significant te zijn.
22
Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van een betekenisvol effect van de modaliteiten op attitude en waargenomen gedragscontrole is de grootte van de steekproef. Een hoger aantal participanten zou de kans op een betekenisvol effect hebben vergroot. Daarnaast kan ook de gebruikte video een rol hebben gespeeld in het uitblijven van een betekenisvol effect. Ondanks de pretest van de video gaven sommige proefpersonen aan dat ze de video ongeloofwaardig vonden omdat de vrouw in de video met een accent sprak en de inhoud soms geacteerd overkwam. Een meer theoretische verklaring voor het gebrek aan significante verschillen tussen de modaliteiten video en tekst wat betreft de attitude en waargenomen gedragscontrole, kan wellicht gevonden worden wanneer we kijken naar onderzoeken die wel aantoonden dat video’s effectiever zijn dan tekst. Deze onderzoeken richtten zich namelijk op uitkomstmaten als ‘herinneren van informatie’ en ‘overtuigingskracht’ (Brosius & Bathelt, 1994; Frandsen, 1963; Mayer, 2002; Moreno & Mayer, 1999). De keuze voor het beïnvloeden van de attitude en waargenomen gedragscontrole zou wellicht beter theoretisch onderbouwd moeten worden. Ten slotte zou vervolgonderzoek met verschillende type boodschappen aan kunnen tonen of er op het gebied van gezondheidsboodschappen wellicht een voorkeur voor tekst in plaats van video bestaat, vergeleken met andere gebieden. In dit onderzoek werd ook onderzocht of betrokkenheid bij de boodschap een modererende rol speelde. Betrokkenheid bij de persuasieve boodschap via tekst en video bleek geen significante invloed uit te oefenen op het effect tussen de boodschap in een bepaalde modaliteit en attitude. Ondanks dat mensen in de tekstconditie die een hogere betrokkenheid bij de boodschap hadden een positievere attitude rapporteerden, was er geen sprake van een significant effect. Ook werd er geen significant effect gevonden voor de moderator betrokkenheid op het effect tussen de boodschap in een bepaalde modaliteit en waargenomen gedragscontrole. De resultaten uit deze studie zijn niet in lijn met andere studies die aantoonden dat laag betrokken mensen meer beïnvloed raakten door video en hoog 23
betrokkenen meer door tekst (Andreoli & Worchel, 1978; Booth-Butterfield & Gutowski, 1993; Braverman, 2008; Jin, 2009). De kleine steekproef zou een mogelijke oorzaak hiervan kunnen zijn maar ook de inhoudelijke kwaliteit van de gebruikte video kan een rol hebben gespeeld in deze uitkomst. Gegeven dat online modaliteiten zoals video een steeds grotere rol innemen in de samenleving en ook de gezondheidszorg steeds meer gebruik maakt van nieuwe media, is het aan te bevelen dat er meer kennis beschikbaar komt over de rol die online modaliteiten kunnen spelen in gezondheidsinterventies. Uit dit onderzoek komt naar voren dat interventiemakers er goed aan doen om de TPB te gebruiken in de ontwikkeling van interventies. De significante voorspellers attitude en waargenomen gedragscontrole kunnen daarbij door interventiemakers ingezet worden om het succes van een dieetinterventie te vergroten. Door te onderzoeken welke dieetinterventies succesvol zijn kan een bijdrage geleverd worden aan het maatschappelijk probleem van overgewicht en obesitas. Dit onderzoek laat zien dat het wellicht verstandig is niet zozeer te wijzen op de risico’s van ongezond eten, maar juist op de positieve aspecten van een bepaald dieet. Door een positieve attitude tegenover een dieet te creëren neemt de kans toe dat een dieet daadwerkelijk zal worden volgehouden.
24
Referenties Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes 50(2), 179–211.
Andreoli, V. & Worchel, S. (1978). Effects of media, communicator, and message position on attitude change. Public Opinion Quarterly(42), 59-70.
Andrew, J. & Shimp, T. (1990). Effect of involvement, argument strength, and source characteristics on central and peripheral processing of advertising. Psychology of Marketing(7), 195–214.
Armitage C.J. & Conner, M. (2001). Efficacy of the theory of planned behavior: a metaanalytic review. British Journal of Social Psychology(40), 471-499.
Bandura, A. (1997). Self-efficacy: the exercise of control. New York: Freeman.
Booth-Butterfield, S. & Gutowski, C. (1993). Message modality and source credibility can interact to affect argument process. Communication Quarterly, 41, 77-89.
Braverman, J. (2008). Testimonials Versus Informational Persuasive Messages. Communication Research(35)5, 666-694.
Brosius, H.B. & Bathelt, A. (1994). The utility of examplars in persuasive communications. Communication research(21)1, 48-78.
25
Busselle, R. & Bilandzic, H. (2009). Measuring Narrative Engagement. Media Psychology(12), 321–347.
Chan, K. & Tsang, L. (2011). Promoting healthy eating among adolescents: a Hong Kong study. Journal of Consumer Marketing(28)5, 354-62.
Clark, R. C. & Mayer, R. E. (2011). E-Learning and the Science of Instruction: Proven Guidelines for Consumers and Designers of Multimedia Learning. San Francisco: John Wiley & Sons.
Conner, M. & Sparks, P. (2005). Theory of planned behaviour and health behavior. In M. Conner & P. Norman (Eds.), Predicting health behavior: Research and practice with social cognitive models (2nd ed., pp. 170-222). Maidenhead, UK: Open University Press.
Cox, D. & Cox, A. (1991). Communicating the consequences of early detection: the role of evidence and framing. Journal of Marketing(65)7, 91–103.
Dillard, A.J. & Main, J.L. (2013). Using a Health Message With a Testimonial to Motivate Colon Cancer Screening: Associations With Perceived Identification and Vividness. Health Education & Behavior(20)10, 1-10.
Fishbein, M. & Ajzen, I. (2010). Predicting and changing behavior. The reasoned action approach. New York: Psychology Press.
Fishbein, M., & Cappella, J. N. (2006). The role of theory in developing effective health 26
communications. Journal of Communication(56), S1–S17.
Frandsen, K. D. (1963). Effects of threat appeals and media of transmission. Speech Monograph(30), 101-104.
Gronhoj, A.,Bech-Larsen, T., Chan, K., & Tsang, L. (2013). Using theory of planned behavior to predict healthy eating among Danish adolescents. Health Education(113)1, 4-17.
Hill, W.W. & Beatty, S.E. (2011). A model of adolescents' online consumer self-efficacy (OCSE). Journal of Business Research(64)10, 1025-1033.
Hornik, R. & Woolf, K.D. (1999). Using cross-sectional surveys to plan message strategies. Social Marketing Quarterly, 5(2), 34-41.
Hsieh, J.K., Hsieh, Y.C. & Tang, Y.C. (2012). Exploring the disseminating behaviors of eWOM marketing: persuasion in online video. Electronical Commercial Research(12), 20122. Iguarta, J. J. (2010). Identification with characters and narrative persuasion through fictional feature films. Communications. The European Journal of Communication Research(35), 347373.
Jin, S.A. (2009a). The Roles of Modality Richness and Involvement in Shopping Behavior in 3D Virtual Stores. Journal of Interactive Marketing(23)3, 234-246.
27
Jin, S.A. (2009b). Modality Effects in Second Life: The Mediating Role of Social Presence and the Moderating Role of Product Involvement. CyberPsychology & Behavior(12)6, 717721.
Langeveld, M. & de Vries, J.H. (2013). Het magere resultaat van diëten. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde(157), 1-5.
Keer, M., van de Putte, B., de Wit, J. & Neijens, P. (2013). The Effects of Integrating Instrumental and Affective Arguments in Rhetorical and Testimonial Health Messages. Journal of Health Communication: International Perspectives(18), 1148–1161.
Mann, T., Tomiyama, A.J., Westling, E., Lew, A., Samuels, B., & Chatman, J. (2007). Medicare’s search for effective obesity treatments: Diets are not the answer. American Psychologist, 62, 220-233.
Mayer, R.E. (2002). Multimedia learning. Psychology of Learning and Motivation(41), 85139.
McEachan, R., Conner, M. & Lawton, R. (2005). A meta-analysis of theory of planned behavior studies: the impact of behaviour type. In M. Conner & P. Norman (Eds.), Predicting health behavior: Research and practice with social cognitive models (2nd ed., pp. 170-222). Maidenhead, UK: Open University Press.
28
Moreno, R., & Mayer, R. E. (1999). Cognitive principles of multimedia learning: The role of modality and contiguity. Journal of Educational Psychology(91), 358-368.
Murphy, S.T., Frank, L.B., Moran, M.B. & Patnoe-Woodley, P. (2011). Involved, Transported, or Emotional? Exploring the Determinants of Change in Knowledge, Attitudes, and Behavior in Entertainment-Education. Journal of Communication(61), 407–431.
O’Keefe, D.J. (2002).The persuasive effects of variation in standpoint articulation. In F.H. van Eemeren (ed.), Advances in pragma-dialectics (pp. 65-82). Amsterdam: Sic Sat.
Petty, R.E. & Cacioppo, J.T. (1986). The Elaboration Likelihood Model of Persuasion. Advances in Experimental Social Psychology(19), 123–205.
Tsorbatzoudis, H. (2005). Evaluation of a planned behavior theory-based intervention programme to promote healthy eating. Perceptual and Motor Skills(101), 587-604.
Uribe, R., Manzur, E. & Hidalgo, P. (2013). Exemplars' impacts in marketing communication campaigns. Journal of Business Research(66), 1787–1790.
White, K.M., Terry, D.J., Troup, C., Rempel, L.A. & Normand, P. (2010). Predicting the consumption of foods low in saturated fats among people diagnosed with Type 2 diabetes and cardiovascular disease. The role of planning in the theory of planned behavior. Appetite(55)2, 348–354.
29
Wilson, D.K. (2009). New Perspectives on Health Disparities and Obesity Interventions in Youth. Journal of Pediatric Psychology 34(3), 231–244.
World Health Organization, (2000). Obesity: preventing and managing the global epidemic. WHO Technical Report Series(894), 1-253.
Zillmann, D., & Brosius, H.B. (2000). Exemplification in communication: The influence of case reports on the perception of issues. Mahwah, NJ: Erlbaum.
30
Bijlage A Wervingstekst TESTERS (V) DIEET GEZOCHT Voor een nieuw en gezond dieet zijn wij op zoek naar vrouwen vanaf 18 jaar die dit dieet gratis willen uitproberen. Gedurende vier weken in november ontvang je per e-mail lekkere en makkelijk uitvoerbare recepten plus aanvullende informatie over het dieet. Voorafgaand en na afloop van deze periode vul je een vragenlijst in over je bevindingen. Het i.s.m. een diëtist ontwikkelde dieet bestaat uit gezonde voeding met veel eiwitten, gezonde koolhydraten en weinig suiker. Deze samenstelling zorgt ervoor dat je zonder hongergevoel smaakvol eet, voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt én gewicht verliest. Ook als je gezonder wil leren eten is dit dieet een aanrader. Het onderzoek vindt plaats in november en is tevens onderdeel van een afstudeerproject voor de Universiteit van Amsterdam. Heb je interesse om deel te nemen aan dit dieet of wil je meer informatie? Stuur dan een bericht naar
[email protected].
31
Bijlage B Script Hoi ik ben Laura en ik wil je wat vertellen over dit dieet. Ik ben dit dieet gaan volgen omdat ik zelf al een paar jaar bezig ben met eten en wat nou gezond is. Ik had bijvoorbeeld vaak last van m’n bloedsuikerspiegel. Als ik niet goed at kreeg ik een trillerig gevoel en kon ik me niet goed concentreren. Misschien heb je dit zelf ook weleens meegemaakt, en heb je ook allerlei diëten geprobeerd maar nog niet gevonden wat gezond én goed vol te houden is. Toen ik uiteindelijk over de de ‘clean eating’ methode had gevonden, kwam ik erachter dat ik daarmee eindelijk iets had gevonden dat bij me paste. Door clean te eten merkte ik dat ik langer energie heb, minder honger en geen last meer heb van pieken en dalen in m’n bloedsuiker. Door dit dieet te volgen volgens de richtlijnen die je hebt ontvangen zal je merken dat je meer energie hebt en je langer verzadigd zult voelen. Daardoor is het dieet goed vol te houden. De recepten zijn makkelijk uit te voeren, heel lekker en zitten vol met goede ingrediënten waardoor je een gezond eetpatroon krijgt. Dit zorgt ervoor dat je waarschijnlijk zult gaan afvallen tot je natuurlijke gezonde gewicht. Misschien vind je het moeilijk om te stoppen met suiker eten. Dat vond ik ook, ik ben gek op zoete dingen. Maar wist je dat in een paar dagen de behoefte aan suiker al heel sterk vermindert? Als je stopt met het eten van suiker krijg je een stabielere bloedsuikerspiegel en daardoor langduriger energie. En kun je kilo’s kwijtraken doordat je hormoonhuishouding rustiger wordt. Ook is het een goed idee om een beetje vooruit te denken: hoe gaat mijn dag eruit zien en op welke momenten ga ik iets te eten nodig hebben? Dat kun je ‘s ochtends doen of de avond ervoor. Als je om de 2 tot 2,5 uur iets goeds eet, blijft je energiepeil stabiel en krijg je geen ongecontroleerde behoefte om te eten. Zorg dus dat je genoeg gezonde dingen in huis hebt en neem altijd wat mee voor onderweg; een banaan en een handje noten, een volkoren sandwich met eiwitrijk beleg, een bakje met een restje gezond avondeten van de dag ervoor bijvoorbeeld. Ook helpt het om voor een hele week boodschappen te doen en alle ingrediënten voor een week in huis te halen. Zo grijp je nooit mis als je honger hebt en wat goeds wilt eten. Varieer met de recepten volgens de richtlijnen en ga uitvinden wat bij je past. Het is belangrijk dat je een gezond eetpatroon vindt dat goed vol te houden is. Met dit dieet heb je geen honger en eet je makkelijk, snel en superlekker. Ik hoop dat het jou net zo goed bevalt en dat je lekker en gezond eet.
32
Bijlage C
Richtlijnen van het clean eating dieet Het dieet dat je gaat volgen is een ‘eat clean’ dieet. Dit houdt in dat je zo natuurlijk mogelijk eet met zo min mogelijk geraffineerde producten. Je vermijdt bijvoorbeeld producten met veel conserveringsmiddelen, veel verzadigd vet, chemische toevoegingen of toegevoegde suikers.
Voorbeelden van natuurlijke producten die je gaat gebruiken zijn: -
-
-
-
Groenten, fruit en peulvruchten Granen zoals volkoren tarwe, volkoren spelt, rogge, volkoren couscous Zaden, pitten en noten, zoals pompoenpitten, zonnebloempitten, quinoa, amandelen en walnoten Pure zuivelproducten zoals ongezoete melk, yoghurt en kwark, eieren, kaas Natuurlijke vetten uit olijfolie, noten, avocado, zaden Verse vis
Clean eating is een dieet met weinig regels. Je telt geen calorieën maar deelt je eetpatroon in volgens de richtlijnen van het dieet, zoals hier beschreven. Probeer 5 tot 6 kleinere maaltijden per dag te eten. Dit betekent dat je om de 2 tot 3 uur iets kan eten. Maak gezonde keuzes in de manier van koken. Denk bijvoorbeeld aan stomen, bakken in de oven of wokken. Plan je maaltijden ook vooraf. Door dit te doen behoud je langer energie.
Bloedsuikerspiegel Een van de gedachten achter clean eating is dat je energie constant blijft. Een belangrijke pijler daarvan is de bloedsuikerspiegel. Veel mensen hebben last van hun bloedsuikerspiegel wanneer ze iets gegeten hebben met suiker of wanneer ze al een paar uur niet gegeten hebben. Trillen, duizeligheid en een beetje zweten zijn enkele verschijnselen. De bloedsuikerspiegel is dan erg laag. Om dit te verhelpen gaan mensen meestal snelle suikers/koolhydraten eten (chocola, koekjes etc.). De bloedsuikerspiegel stijgt maar zal ook snel weer dalen omdat er snelle in plaats van complexe koolhydraten (zoals volkorengranen of peulvruchten) en eiwitten zijn geconsumeerd. Hierdoor piekt en daalt het energieniveau steeds. Ook heeft dit effect op de stofwisseling en dus op je gewicht. Het vervangen van gesuikerde producten door verse en natuurlijke ingrediënten kan je daarom veel voordeel opleveren!
33
Wat kan je allemaal eten? Groenten en fruit Groenten mag je onbeperkt eten. Probeer aan elke maaltijd groente toe te voegen door bijvoorbeeld groente op je brood te doen, een groene smoothie, een salade als lunch of tussendoortje te eten. Eet ongeveer twee stuks fruit per dag.
Koolhydraten Koolhydraten zitten in brood, aardappels, rijst, peulvruchten, pasta, koek, taart, zoete tussendoortjes, (gedroogd) fruit en sommige groenten. Eet zo min mogelijk snelle koolhydraten (wit meel, suikers) maar kies voor complexe koolhydraten; die geven langzaam hun energie af zodat je er lang op vooruit kunt. Je vindt ze in: volkorenbrood, volkorenspeltbrood, volkoren knäckebröd, roggebrood, volkorenpasta, volkorenspeltpasta, volkoren couscous en bulghur, zoete aardappel, zilvervliesrijst, peulvruchten zoals linzen, kikkererwten en bonen.
Suiker Je lichaam heeft glucose nodig als energiebron. Dit haalt het lichaam uit bijv. brood of rijst. Het heeft echter geen toegevoegde suikers nodig die aan eten worden toegevoegd. Eet daarom geen/zo min mogelijk geraffineerde suiker. Daarmee bedoelen we: witte suiker, rietstuiker, basterdsuiker, poedersuiker, schenkstroop, glucosefructosestroop. Wees ook matig met andere zoetmakers zoals honing, agavesiroop, tarwestroop en ahornsiroop. Hoe minder zoetmakers je gebruikt, hoe beter je je zult voelen. Stevia kun je onbeperkt gebruiken omdat dit geen effect heeft op je suikerspiegel. Gebruik zo min mogelijk kunstmatige zoetstoffen als aspartaam (zoals in zoetjes zitten). Probeer geen producten te gebruiken waar suiker aan toegevoegd is zoals drop, snoep, koekjes, krokante muesli, ontbijtkoek, Liga, Sultana, mueslirepen en andere tussendoortjesrepen. Check dus of in de ingrediëntenlijst van producten (een soort) suiker is opgenomen. Als dit niet zo is en je ziet bij ‘Koolhydraten, waarvan suikers’ een x aantal gram suiker staan, betekent dit dat dit natuurlijke suikers zijn. Je kan dit product dan gewoon eten.
Eet zo min mogelijk wit meel (tarwebloem, speltbloem, rijstebloem, etc.) omdat dit je bloedsuiker sterk verstoort. 34
Zuivel Gebruik ongeveer 1-2 porties per dag. Ga voor 30+ kaas, eieren, ongezoete kwark, yoghurt en melk, bij voorkeur de magere of halfvolle varianten. Kijk ook eens naar plantaardige melkdranken zoals sojamelk of amandelmelk. Let op: deze dranken zijn vaak gezoet met suikers, kies zoveel mogelijk de ongezoete varianten en als dat niet lukt, degene die zijn gezoet met ahornsiroop. Eiwitten Eiwitten geven een verzadigd gevoel, zijn goed voor de hersenen en belangrijk voor spieropbouw. Probeer aan iedere maaltijd eiwitten toe te voegen. Eiwit zit in vlees en vis maar ook in producten als: peulvruchten (zoals linzen, doperwten, kikkererwten, bonen), hüttenkäse, (magere) kwark, noten, eieren, zaden, pitten, groene groente, magere kazen zoals Parmezaanse kaas. Een ruime hoeveelheid eiwitten vind je ook in havermout, quinoa en (volkoren) couscous.
Vocht Drink elke dag minimaal 1,5 liter water of kruidenthee. Drink liever geen gezoete dranken. Wees ook matig met (verse) sappen. Drink maximaal 1 glas (vers) sap per dag vanwege het aantal kilocalorieën. Beter is het om te kiezen voor vers fruit omdat dit ook beter vult.
Vet Vetten staan ten onrechte op veel zwarte lijsten. Je lichaam heeft vetten nodig, ze verzadigen lang en bovendien zijn ze lekker. Kies zoveel mogelijk voor enkelvoudig onverzadigde vetten en omegavetzuren. Goede vetten vind je in: olijfolie, noten, zaden, avocado, pitten en vette vis zoals makreel en zalm. Eet zo min mogelijk transvetten (die zitten bijvoorbeeld in geharde plantaardige vetten in koekjes en margarine) en wees ook matig met verzadigde vetten. Verzadigd vet zit vooral in vette kazen (zoals mascarpone, 48+ harde kaas, brie en camembert), room, romige kwark en yoghurt, margarine en harde bak- en braadproducten en vet vlees. Vlees en vis Eet ongeveer twee keer per week vlees of vis (als je geen vegetariër bent). Denk daarbij aan vlees en vis die nog herkenbaar is. Dus een stukje kipfilet of mootje verse vis. Kies voor de magere vleesvarianten als: kip, kalkoen, entrecote, biefstuk, rosbief en visvarianten zoals haring, makreel, tilapia of zalm. Eet geen verwerkte vlees of vis zoals kipnuggets, schnitzel, diepvrieshamburger, vissticks etc. Kies zoveel mogelijk voor biologisch vlees en duurzame vis.
35
Voorbeeld dagmenu Een clean eating dagmenu kan er als volgt uitzien: Ontbijt: havermoutpap van 150 ml (soja-)melk of water en 30-40 gram havermout met 4 halve walnoten, 2 eetlepels bosbessen, een snuf kaneel, een theelepel gebroken lijnzaad en een beetje stevia.
De 90/10 vuistregel: eet 90% van al je eetmomenten clean. In 10% van de gevallen kun je ervan afwijken als clean eating niet lukt.
Tussendoor: een klein handje (8 stuks) ongezouten amandelen met een glas versgeperste jus d’orange van 2 sinaasappels gemengd met 100 ml magere yoghurt en 2 eetlepels rogge- of haverzemelen. Eet alleen de Lunch: omelet van 2 eieren met 100 gram fijngesneden wortel, ui en paprika en 2 eetlepels geraspte parmezaanse kaas. Tussendoor: 1 volkoren (spelt) knäckebröd met twee eetlepels hüttenkäse, een halve gesneden paprika en een appel.
tussendoortjes als je echt honger hebt of denkt te gaan krijgen voor de volgende maaltijd.
Diner: 200 gram gestoomde broccoli besprenkeld met een dressing van 2 theelepels olijfolie, zwarte peper, een theelepel citroensap en een eetlepel geraspte Parmezaanse kaas, met 1 kleine zoete aardappel uit de oven, gecombineerd met 2 eetlepels geroosterde geschaafde amandelen. Toe: een bakje (3 eetlepels) magere kwark met een halve peer in stukjes en een theelepel cacao nibs.
TIP Eet liever één boterham met extra eiwitrijk beleg dan twee boterhammen met een beetje beleg. Eet liever een half bakje fruit met kwark en noten dan één grote kom met alleen maar fruit. Zorg dat al je maaltijden evenwichtig zijn opgebouwd en behalve koolhydraten ook veel verse groenten/fruit en eiwitten bevatten. Het toevoegen van eiwitten aan koolhydraten laat je bloedsuikerspiegel minder snel stijgen dan wanneer je alleen koolhydraten eet.
36
37