De gedaanteverwisseling van het Leidsche Postkantoor. In de prentverzameling van het Gemeente-archief waarop het bevindt zich een teekening in derde huis van links het Postkantoor in 1788 voorstelt. Deze teekening is een nadere beschouwing wel waard, te meer daar het tegenwoordige kantoorgebouw juist de oppervlakte beslaat van de vier afgebeelde panden. Toen op 13 Februari 1735 de Postmeester Robert Nieuwstadt de Neufville was overleden, werden de posterijen ingevolge besluit van de Groote Vroedschap van 2 November 1723 onder het directe bestuur van de Stedelijke Overheid gebracht, en de die Commies van de Neufville, Daniël van reeds bij diens voorganger Nicolaas Clignet in dienst was gekomen, tot Directeur van het Stedelijk comptoir benoemd. Bij de tevoren door Burgemeesters met hem gehouden bespreking had van te kennen gegeven, dat hij bereid was deze functie te aanvaarden, doch dat hij gaarne in zijn eigen huis, gelegen aan de Breestraat tegenover de Mooi steeg, wilde blijven wonen en genegen was daarvan de beneden-voorkamer af te staan, mits dit vertrek 1) Sted. Prentverzameling, oude nummers
1326.
132 voor rekening van de Stad ten behoeve van den Burgemeesters hadden hierdienst werd in toegestemd; de overname van het Kantoor van de Neufville werd vastgesteld op 20 Februari, terwijl het uiterlijk 24 Februari naar de woning van moest zijn overgebracht. Daniël van Met man en macht werd gewerkt om het vertrek, dat na inspectie door Burgemeesters was goedgekeurd, tot postkantoor in te richten; behalve de noodzakelijke vertimmeringen werd in het venster gemaakt, en aan de Breestraat een op de teekening van 1788 zien we dit loket” in Ook de lantaarn rechts van de deur is authentiek, zooals we verder zullen zien. Met ingang van 1 Juli 1752 waren in Holland en West-Friesland de Stedelijke Posterijen overgegaan tot Hoofd-Commies aan de Staten. Daniël van benoemd, was in Januari 1753 overleden en opgevolgd door zijn schoonzoon Henricus Albertus Dibbetz, die in November 1784 op zijn verzoek eervol ontslag verkreeg. Van 1 Januari 1785 tot en met 31 Decemen met ingang van ber 1789 was Adolph 1 Januari 1790 Mr. Willem Pieter Kluit, zoon van den bekenden hoogleeraar Adriaan Kluit, die bij den ramp van 1807 omkwam, Hoofd-Commies van het 1) Secretary’s Register over het Postcomptoir binnen Leiden. Alg. Rijks-archief, afd. Posterijen, 267. 2) Dergelijke buitenloketten hebben blijkbaar nog lang bestaan. Toen in 1809 voorbereidingen werden getroffen tot de oprichting van een grenspostkantoor te Breda, werd bepaald, dat behalve een stoep op de straat voor het raam tevens openslaande ruyt” in dat raam zou worden gemaakt. (Bijlagen tot de notulen van Commissarissen der Posterijen van den van Lentemaand 1809. Alg archief, afd. Posterijen no 108).
Het
Postkantoor
in
1788.
Gemeentearchief Leiden no. 12001.
Leidsche
Postkantoor 1872-1895. gebouw rechts daarvan werd van 1889-1895 de telegraafdien ondergebracht. Gemeentearchief Leiden
no.
133 Leidsche Postkantoor, dat in het toen aan Dibbetz behoorende huis bleef gevestigd. Uit Kluit’s ingezonden jaarstaten blijkt, dat aan A. J. Drabbe een zeker bedrag werd betaald voor ordinair branden van de lantaarn aan het het Kantoor, op tijden dat deze van stadswege niet werd aangestoken.” In Mei 1802 kocht het Land van den oud-Hoofdhet Postkantoor als het Commies Dibbetz belendende pand met den trapgevel, benevens een De beide achterhuis aan den Rijn voor fl. werden tot verbouwd; huizen aan de de kosten van aankoop en verbouwing beliepen fl. Het nieuwe kantoor, waarvan geen afbeelding bekend is, was in Maart 1803 gereedgekomen. In 1866 bleek de beschikbare ruimte niet meer voldoende en werd de suite, die tot eigen gebruik van den Directeur gediend had, tot kantoor ingericht en het dienstlocaal tot woonkamer verbouwd. In 1869 werd geklaagd over de weinige ruimte voor het publiek in de smalle gang, waar slechts loket was; na eenige veranderingen als het doortrekken van een muur en het omhangen van deuren -- werd plaats voor een tweede loket verkregen. Dit lapmiddel was echter niet afdoend, het kantoor voldeed niet meer aan de behoeften van den dienst en het gebouw was blijkens de houdsrekening slecht. jaarrekeningen. Alg.
afd. Posterijen, no 231,
2) der Posterijen 28 Maart 1802. 30 Maart 1803 en bijlagen Notulen van die Alg. archief, afd. Posterijen, no. 94 e n 95.
134 In 1872 werd dan ook besloten tot verbouwing over te De dienst werd tijdelijk ondergebracht in den Heer Hartevelt gehuurd huis aan de Oude Vest. daarvan Het Postkantoor werd gesloopt en verrees het gebouw dat we kennen van een foto van Goedeljee van omstreeks 1890, waarvan het glasnegatief op het Gemeente-archief berust. Blijkens rapport van den Directeur J. Fichet Jr. kon op 25 October 1873 des avonds om tien uur met de dienstuitvoering in het nieuwe kantoor worFichet schrijft, uitden aangevangen, dat, muntend was ingericht, terwijl de ambtswoning doelmatig en van vele gemakken voorzien, tegelijkertijd door hem was betrokken. In November 1888 kocht Fichet’s opvolger, de toenmalige Postdirecteur A. L. Nagel, als gemachtigde van den Minister van Waterstaat, ten overstaan van Notaris A. van Leeuwen, de woning geheel rechts op de teekening van 1788, toen eigenWeduwe dom van Vrouwe Diderica Johanna van Mr. A. Boonacker. In dit huis werd na eenige verbouwing het Telegraafkantoor met ambtswoning voor den Directeur overgebracht, daar het meentegebouw op de niet meer voldeed. Ook dit was een lapmiddel, het huis verkeerde in slechte conditie, was zeer vochtig, de wachtkamer voor het publiek was slecht verlicht en de woning voor den Telegraafdirecteur miste elk gerief. Achtereenvolgens klagen de Directeuren Vruggink, hierover; de laatste in 1892 Ouwenbroek en 1) Archief Posterijen, ber 1873, no 85.
8 Maart
1872, no 77,
id. 9 Octo-
135 opgetreden, protesteerde als zijnde ongehuwd tegen de hem opgelegde verplichting tot het betrekken stank van de woning; in 1893 klaagt hij over veroorzaakt door de gebrekkige rioleering” en het volgend jaar is het behangsel in de tuinkamer door vocht verteerd. De meubileering van het kantoor is ,,en heeft het aanzien als was zij in een van op eene auctie gekocht” schrijft zijn raporten. De zes aanwezige stoelen waren van tweeërlei makelij, de tafel in het midden van het kantoorvertrek staand, juist in het gezicht van het klein, dat de te bewerken staten publiek, was en registers er niet op konden worden uitgelegd en ambtenaren ondiep, dat de kleerkast voor zij bezwaar maakten er hun hoofddeksels in te bergen en deze daarom maar op de schoorsteenmantel uitstalden! Daar intusschen ook het Postkantoor niet langer op het zich snel uitbreidend verkeer berekend was, werd in 1895 overgegaan tot slooping der beide panden en den bouw van het tegenwoordige kantoor (rechter gedeelte) dat in 1896 gereed kwam; het Telegraafkantoor verhuisde naar het in 1885 aan de Boommarkt voor de pakketpost ingerichte getelefoonbouw, waar in 1897 mede de dienst werd ondergebracht en dat in 1904 wegens gestadige toeneming van het telefoonverkeer moest worden vergroot. In 1907 werd met Professor Oppenheim als eigeaankoop van het perceel naar onderhandeld Breestraat 42 (in zijn geheel voorkomende op de afbeelding van het Postkantoor 1896-1919 en identiek met het linkerperceel op de teekening van 1788) en werd, hoewel uitbreiding van het Postkantoor
136 vooreerst nog niet noodzakelijk scheen, besloten tot overname van dit pand, dat aan de achterzijde grensde aan de perceelen Boommarkt 14 en 15, reeds eerder in eigendom aan het Rijk overgegaan. Na te zijn opgeknapt werd het voorloopig verhuurd aan Dr. J. A. Schreuder. Door vermeerdering van werkzaamheden als gevolg van de tot standkoming van de Verzekerings- en invaliditeitswetten, alsmede door het met sprongen omhoog gaande verkeer, werd in 1914 wederom ernstig geklaagd over gebrek aan ruimte zoowel voor het publiek als voor den dienst. De Kamer van Koophandel verklaarde den toestand en achtte verandering dringend noodig. van een Leidenaar” Onder het hoofd werd in het Leidsch Dagblad van 31 Januari 1914 een vergelijking gemaakt tusschen enkele cijfers over 1902 en 1912, waarbij zoowel de verkoop van postwaarden als de geldelijke omzet een belangrijke stijging aangaven. Besloten werd tot vergrooting van het Postkantoor over te gaan, door bijtrekking van het perceel straat 42, waarvan de huur met ingang van 1 Mei 1918 was opgezegd. Nadat hierin eerst de Telegraaf- en Telefoondienst gedurende de inmiddels eveneens noodzakelijk geworden verbouwing van het kantoor aan de markt waren ondergebracht, werd ook dit laatste van de vier in 1788 afgebeelde huizen, dat met uitzondering van de sierlijke kroonlijst nagenoeg onveranderd was gebleven, gesloopt en kwam hiervoor in de plaats het linkergedeelte van het huidige Postkantoor, aansluitend bij den weinig aantrekkevan 1896. lijken gevel in
Postkantoor 1896-1919 I n het pand links op de foto was tijdens de verbouwing in de
Telegraafdienst
gehuisvest.
‘19
Postkantoor te Leiden Foto Pers- en
het zich thans vertoont. v.h. Staatsbedrijf der P.T.T.