De brug naar een gezonde rug Onderzoek naar de meerwaarde van een dvd tijdens het aanleren van ergonomische principes Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2014-2015 Module Bachelorproef
Promotor(s) Mevrouw Anne-Leen Decandt Ergotherapeut Mevrouw Fleur De Vos Ergotherapeut Studenten Charlotte Deman en Laura Olivier Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
De brug naar een gezonde rug Onderzoek naar de meerwaarde van een dvd tijdens het aanleren van ergonomische principes Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2014-2015 Module Bachelorproef Promotor(s) Mevrouw Anne-Leen Decandt Ergotherapeut Mevrouw Fleur De Vos Ergotherapeut Studenten Charlotte Deman en Laura Olivier Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Woord vooraf Deze Bachelorproef is het pronkstuk van onze bacheloropleiding ergotherapie. Deze werd uitgewerkt in het OLV Van Lourdes van Waregem waar wij gedurende 1 schooljaar stage konden lopen. De vraag naar het onderzoek kwam vanuit de rugschool van Waregem. Charlotte was onmiddellijk geïnteresseerd in het ontwerpen van een ergonomische dvd. Laura haar interesses lagen meer op het uitvoeren van een vergelijkend onderzoek. Daarom beslisten we al snel om onze krachten te bundelen en deze bachelorproef samen uit te werken. Onze interesse hiervoor komt vooral doordat chronische lage rugpijn een vaak voorkomend probleem is waarop nog geen eenduidig antwoord bestaat. Graag richten we een woord van dank aan onze docenten van de opleiding ergotherapie in Howest. Hierbij in het bijzonder onze interne promotor mevrouw Dejager. Ze nam altijd de tijd om onze vragen te bekijken en samen naar oplossingen te zoeken. Dit om onze onafgewerkte stukken tekst te lezen en ons verder op weg te helpen. Tevens hielp mevrouw Dejager ons erbij om een duidelijke structuur aan onze bachelorproef te geven en er zo een goed samenhangend geheel van te maken. Daarnaast bedanken we ook graag onze externe promotors mevrouw Decandt en mevrouw De Vos. Zij steunden ons gedurende het volledige proces. We willen hen bedanken voor de vele tijd, betrokkenheid en ondersteuning. Ze gaven ons vaak sturende tips bij zowel het ontwikkelen van de dvd als bij het uitbouwen van het onderzoeksluik. Verder willen wij de heer D’haene bedanken voor het vele monteerwerk van de dvd. Als laatste droeg ook onze familie een groot stuk bij in het tot stand komen van dit werk. Zij stonden ons tijdens deze periode steeds bij met hun goede raad. We zijn trots op het werk dat we het voorbije jaar verwezenlijkt hebben samen met de steun van de hierboven vermelde personen. Hartelijk dank aan iedereen, Charlotte Deman en Laura Olivier Kortrijk, mei 2015
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Abstract Onderzoeksvraag: Heeft het aanbieden van ergonomische principes met ondersteuning van een dvd betere effecten dan de usual care met betrekking tot kennis, vaardigheden en gedragsverandering bij cliënten met rugklachten?
Kernwoorden: ergotherapie – rugschool – rugergonomie – dvd – rugpijn – kennis – vaardigheden gedragsverandering
Inleiding: Chronische lage rugpijn vormt in onze samenleving een groot probleem. Het aanleren van ergonomische principes is een belangrijk onderdeel van de behandeling. Om deze vaardigheden te beheersen, moet een gedragsverandering plaatsvinden. De hoofdtaak van de ergotherapeut in de rugschool is het aanleren van deze ergonomische principes. Binnen deze bachelorproef wordt hiervoor gebruik gemaakt van een dvd.
Methode: De interventiegroep bestaat uit 21 cliënten, die de principes aanleren met behulp van de dvd. Daarnaast is er een controlegroep van 19 cliënten die de principes aanleren via de klassieke lesmethode. Er worden drie ergonomielessen aangeboden. Na elke les legt iedere cliënt twee testen af. Daarnaast wordt het niveau de gedragsverandering bepaald.
Resultaten: De dvd heeft een positieve invloed op het verwerven van kennis en vaardigheden. Op vlak van gedragsverandering is er bij beide groepen een gelijke vooruitgang. We zien dat de interventie het grootste effect heeft op vrouwen, cliënten met zittend werk en de cliënten binnen de leeftijdscategorie van 31 – 40 jaar.
Conclusie: Op de vlak van kennis, vaardigheden en niveau van gedragsverandering is er een beter resultaat merkbaar bij de cliënten van de interventiegroep. Hierbij moet benadrukt worden dat de het verschil tussen beide groepen op vlak van vaardigheden groter is dan op vlak van kennis. Elke cliënt scoort hoger op vlak van kennis dan op vaardigheden. Hieruit kan afgeleid worden dat er nog meer herhaling nodig is om de vaardigheden optimaal te beheersen.
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Inhoudsopgave Woord vooraf .......................................................................................................................................... 4 Abstract ................................................................................................................................................... 5 Inhoudsopgave......................................................................................................................................... 6 Lijst met afkortingen ............................................................................................................................... 8 Verklarende woordenlijst ........................................................................................................................ 9 Inleiding ................................................................................................................................................ 10 1
Probleemstelling ........................................................................................................................ 10
2
Literatuurstudie ......................................................................................................................... 10 2.1 Prevalentie en incidentie lage rugpijn ..................................................................................... 10 2.2 Behandeling ............................................................................................................................. 14 2.3 David Back Rugschool ............................................................................................................ 17 2.3.1 Inhoud ............................................................................................................................... 17 2.3.2 Wetgeving ........................................................................................................................ 17 2.3.3 Taak van de ergotherapeut binnen de rugschool .............................................................. 18 2.4 Gedragsverandering................................................................................................................. 20 2.4.1 Ervaringsprocessen ........................................................................................................... 21 2.4.2 Gedragsprocessen ............................................................................................................. 22 2.4.3 Veranderingsfasen doorlopen ........................................................................................... 23 2.4.4 Technieken voor de therapeut .......................................................................................... 25 2.5 Meerwaarde van beeldmateriaal .............................................................................................. 27 2.6 Besluit...................................................................................................................................... 29
Methode ................................................................................................................................................. 30 1.
Onderzoeksvraag ....................................................................................................................... 30
2.
Onderzoeksopzet ....................................................................................................................... 30 2.1 Opbouw dvd ........................................................................................................................... 30 2.2 Effectiviteitsonderzoek ............................................................................................................ 31
Resultaten .............................................................................................................................................. 33 1.
Resultaten van de kennistest ...................................................................................................... 33 1.1 Vergelijking op basis van geslacht .......................................................................................... 33 1.2 Vergelijking op basis van leeftijd ............................................................................................ 34 1.3 Vergelijking op basis van beroep ............................................................................................ 35
2.
Resultaten van de vaardigheidstest ............................................................................................ 36 2.1 Vergelijking op basis van geslacht .......................................................................................... 36 2.2 Vergelijking op basis van leeftijd ............................................................................................ 37 6
2.3 Vergelijking op basis van beroep ........................................................................................... 38 3.
Gedragsverandering................................................................................................................... 39
4.
Algemeen besluit ....................................................................................................................... 40
Discussie................................................................................................................................................ 41 1
Link met de literatuur ................................................................................................................ 41
2.
Beperkingen van het onderzoeksopzet ...................................................................................... 41 2.1 Populatie .................................................................................................................................. 41 2.2 Motivatie.................................................................................................................................. 42 2.3 Gedragsverandering ................................................................................................................. 42
3.
Conclusie ................................................................................................................................... 43 3.2 Interpretatie van de resultaten ................................................................................................. 43 3.1 Aanbeveling voor verder gebruik ............................................................................................ 44 3.2 Aanbeveling voor verder onderzoek........................................................................................ 44
Bibliografie............................................................................................................................................ 45
7
Lijst met afkortingen BMJ
British Medical Journal
CBP
Chronic low backpain
ICD
International classification of diseases
KCE
Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg
KGNF
Koninklijk Nederlands genootschap voor fysiotherapie
NIVEL
Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg
OLV
Onze Lieve Vrouw
RCT
Randomised controlled trial
RIZIV
Rijksinstituut voor ziekte - en invaliditeitsverzekeringen
Tens
Transcutane elektrische neurostimulatie
TZW
Thuiszorgwinkel
WZ
Wervelzuil
8
Verklarende woordenlijst Engagement
Betrokkenheid
Lumbale orthese
Een rugbandage die ondersteuning biedt ter hoogte van de lumbale wervelzuil.
Psyho-educatie
Interventies om mensen te leren omgaan met hun beperkingen door het verwerven van kennis over hun problematiek.
Tens
Behandelingsmethode waarbij kleine stroomstootjes de pijn verminderen.
Timeline followback
Opvolging gedurende het volledige proces.
Transdisciplinaire samenwerking
Er is een nauwe samenwerking tussen de verschillende disciplines. Hierbij is geen duidelijk onderscheid tussen de verschillende disciplines waardoor de therapeut zijn eigen discipline overstijgt. Met als algemeen doel maximalisatie van de zorgverlening.
Self-efficacy
Het vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid om een opdracht tot een goed einde te brengen.
9
Inleiding
1 Probleemstelling Vanuit de rugschool van het OLV van Lourdes ziekenhuis in Waregem werd de vraag gesteld een dvd te ontwerpen die bijkomende ondersteuning biedt tijdens de theorielessen rond rug - en nekergonomie. Onze doelgroep zijn cliënten met chronische lage rugpijn van het OLV van Lourdes ziekenhuis te Waregem. Deze bachelorproef wordt uitgevoerd in twee delen: het eerste deel omvat het ontwerpen van de dvd. Gedurende het tweede deel wordt de dvd door een testgroep in gebruik genomen en zal een controlegroep de standaardbehandeling blijven volgen. Als eerste onderzoeken we of er betere resultaten merkbaar zijn omtrent de kennis en vaardigheden. Daarnaast kijken we of er grotere gedragsveranderingen zijn bij de cliënten die de dvd te zien krijgen. De resultaten van beide groepen worden onderling vergeleken.
2 Literatuurstudie 2.1 Prevalentie en incidentie lage rugpijn Chronische rugpijn Chronische rugpijn (CBP), kan optreden als gevolg van trauma's, mechanische verwondingen, ontstekingen en infecties. Bijna alle volwassenen worden hiermee geconfronteerd gedurende een bepaalde periode in hun leven. Er wordt gesproken over CBP indien deze langer dan 3 maanden aanwezig is (Gabri et al.,2014). De gegevens hieronder vermeldt, zijn vaak tegenstrijdig. Er zijn wisselende gegevens op vlak van prevalentie, afhankelijk van de plaats en het soort onderzoek dat werd uitgevoerd. Deze gegevens tonen aan dat het van belang is om de benadering aan te passen naargelang het land. Er is dus een wisselende aanpak nodig. Wij zullen ons tijdens deze bachelorproef enkel baseren op de cijfers van Vlaanderen.
10
Wereld Uit een boek van Werner en Nelles (1996), blijkt dat rugklachten of rugpijn in de landen van de Derde Wereld; Azië, Afrika en Zuid-Amerika, zo goed als onbekend zijn. In rijke industrielanden is dit daarentegen nummer één geworden van alle problematieken. Eén op de drie mensen kampt met rugklachten, in 1980 was het nog één op de vijf, waarbij het aantal jonge patiënten onder de 20 jaar continu toeneemt. De meeste gevallen van ziekteverzuim houden op de één of andere manier verband met rugklachten. Binnen het ziekenhuis zijn rugklachten al eveneens één van de meest gestelde diagnoses en veelvuldig de aanleiding tot vervolgbehandelingen, fysiotherapie of kuren (Werner & Nelles, 1996). Uit een cross-sectionele studie bij mensen tussen 15 en 65 jaar in de stad Qatar, is gebleken dat lage rugpijn meer voorkomt bij vrouwen (53,9%) dan bij mannen (46,1%). Er is een significant verschil in patiënten met lage rugpijn op vlak van geslacht, etniciteit, burgerlijke staat, beroep, maandelijks inkomen en het roken van sigaretten/het roken van een waterpijp. Voor een vrouw hebben volgende aspecten een significant effect op de aanwezigheid van lage rugpijn: langdurig staan en zitten, het tillen van een zwaar gewicht, zwakte in de benen, regelmatige lichaamsbeweging en roken (Bener et al., 2014). Europa Binnen Europa is lage rugpijn een vaak voorkomend probleem bij een groot deel van de bevolking. Eén van de belangrijkste oorzaken van deze rugklachten is de groeiende inactiviteit in onze manier van leven. 90% van de beroepsbevolking krijgt vroeg of laat af te rekenen met houdingsklachten. Bij jongeren leidt het kijken naar televisie, videospelletjes spelen en surfen op het internet, in toenemende mate tot immobiliteit. Bij kinderen is er een duidelijk verband tussen lage rugpijn en een gebrek aan beweging, verkeerde zithouding en televisie kijken. Ook intensieve competitiesport bevordert het ontstaan van rugklachten op jonge leeftijd. Globaal heeft ongeveer 33 % van de jongerenpopulatie in zekere mate af te rekenen met rugklachten, met een lichte toename naarmate de leeftijd stijgt. Dit percentage blijkt de laatste jaren nog toe te nemen. Rugklachten treden voornamelijk op bij de volwassen beroepsactieve bevolking. Ook hier is immobiliteit één van de redenen, gezien het groot aantal jobs die een zittende werkhouding vereisen. Immobiliteit heeft een negatief effect op de algemene fysieke conditie, wat niet alleen nadelig is voor de lage rug, maar ook voor het lichaam in het algemeen (Rombaut, 2000). Het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) heeft een nationaal onderzoek uitgevoerd naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Dit onderzoek vond plaats vanaf april 1987 tot en met maart 1988. Voor het onderzoek werden gegevens verzameld bij een aselecte steekproef van 161 Nederlandse huisartsen uit 103 huisartspraktijken. Dit met een gezamenlijke praktijkpopulatie van 335.000 patiënten. De classificatie gebeurde volgens de International Classification of Diseases (ICD).
11
De incidentie van lage rugpijn was 28,0 episoden, dus kwam 28 keer voor, per 1000 personen per jaar. De incidentie van lage rugpijn met uitstraling was 11,6 per 1000 per jaar, waarvan de incidentie van hernia 5,2 bedroeg. De incidentie van lage rugpijn ligt hoger voor mannen (32,0%) dan voor vrouwen (23,2%) en was het hoogst in de leeftijdscategorie van 25 tot 64 jaar. Een patiënt die zich aan het begin van een episode met lage rugpijn bij de huisarts meldde, kreeg in 68% van de gevallen de gelijknamige symptoomdiagnose; in 6% van de gevallen luidde de diagnose lage rugpijn met uitstraling. Wij kozen voor dit artikel omdat er zeer relevante en gedetailleerde informatie in vermeld staat waardoor we deze wilden opnemen en verwerken. De incidentie van lage rugpijn in 1991 was 30 episoden per 1000 ingeschreven personen, per jaar. De incidentie van lage rugpijn met uitstraling was 6 episoden per 1000 personen, per jaar. Zowel lage rugpijn als lage rugpijn met uitstraling kwam het meest voor in de leeftijdscategorie van 45 tot 64 jaar (Van Tulder & Koes, 2013). Uit de systematische review van Van Tulder & Koes (2013) blijkt dat ongeveer 59% van de rugpatiënten worden gezien door een huisarts. In een periode van vier jaar nadat een patiënt zijn huisarts heeft geconsulteerd voor rugpijn, is 46% van de patiënten doorverwezen naar een medisch specialist. Van deze patiënten wordt ongeveer 15% geopereerd.
Vlaanderen Deze gegevens zijn afkomstig van de Intego-databank, een registratie bij Vlaamse huisartsenpraktijken, en werden verwerkt in het Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde (2009 – 2012). Lage rugklachten vormen hier het grootste deel van de klachten die aan de huisarts gemeld worden. De diagnose lage rugklachten komt ongeveer even frequent voor bij mannen als bij vrouwen. Van 2009 tot 2012 waren er in Vlaanderen ongeveer 7000 vrouwen en 7000 mannen die symptomen/klachten aan de lage rug hadden. De incidentie bij de vrouwen is 44,14 % per 1000 personen, per jaar en bij de mannen is dat 47,25 ‰. Ongeveer 4000 mannen en 7000 vrouwen hebben last van een neksyndroom. Bij de mannen is de incidentie 26,00 ‰ per jaar en bij de vrouwen is dit 40,47 ‰. Rugklachten met uitstralende pijn komt bij beide het minst voor. Bij beide geslachten zijn dit er ongeveer 2000. De incidentie is 14,02 ‰ vrouwen per jaar en bij de mannen is dit 12.96 ‰ (Truyers, Elli, & Buntinx, 2012). Uit de cijfers van Vlaanderen blijkt geslacht geen verband te hebben met het voorkomen van rugklachten.
12
Meest voorkomende klachten bij vrouwen in de huispraktijk in Vlaanderen 2009 – 2012 Plaats
ICPC – code
Aandoening
Aantal Incidentie ‰ / jaar
6
L03
Symptomen/klachten lage-rug
7.234
44,14
7
L83
Neksyndroom
6.650
40,47
17
L86
Rugsyndroom met uitstralende pijn
2.302
14,02
Meest voorkomende klachten bij mannen in de huispraktijk in Vlaanderen 2009 – 2012 Plaats
ICPC – code
Aandoening
Aantal Incidentie ‰ / jaar
5
L03
Symptomen/klachten lage rug
7.112
47,25
9
L83
Neksyndroom
4.015
26,00
17
L86
Rugsyndroom met uitstralende pijn
1961
12,96
Tabel 1: meest voorkomende klachten huispraktijk (Truyers, Elli, & Buntinx, 2012). In de tabel zien we hoe vaak Vlaamse huisartsen een nieuwe diagnose stellen (dus hoe vaak ze ontstaan). In tabel 1 zie je de correcte cijfers van de incidentie weergegeven. De grote jaarlijkse stijging toont aan dat rugklachten steeds vaker voorkomen of toch frequenter wordt gediagnostiseerd.
Kosten De kosten zijn gerelateerd aan de extra beperkingen door pijn en emotionele problemen zoals depressie, angst en wanhoop. Een handicap legt een beperking op, zoals het onmogelijk worden om professionele activiteiten te ontwikkelen, stoppen met werken, veranderingen in de vrijetijdsbesteding en de veranderingen in het gezinsleven. Depressie is de meest voorkomende emotionele toestand die bij individuen met CBP voorkomen en er zijn aanwijzingen dat het gerelateerd is aan de pijnintensiteit (Gabri et al., 2014). Volgens een rapport van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) (2007) lopen de medische kosten van chronische lage rugpijn jaarlijks op tot 83,8 miljoen euro. Deze kosten zijn naar schatting nog maar 10-30% van het totale kostenplaatje. Lage rugpijn is verantwoordelijk voor 10% van het ziekteverzuim dat langer dan 1 maand duurt. Dit is een zware kost voor de werkgever. De totale jaarlijkse maatschappelijke kost van chronische lage rugpijn ligt tussen 270 miljoen en 1,6 miljard euro. Dit is volgens het KCE nog maar een voorzichtige schatting (KCE, 2007).
13
2.2 Behandeling
In de systematische review van Tulder & Koes(2013) worden verschillende behandelingen bij chronische lage rugpijn vergeleken op vlak van effectiviteit. Hierin worden zowel medicamenteuze behandelingen als niet medicamenteuze behandelingen besproken. Medicatie zoals opioïden, ontstekingsremmers en spierverslappers blijken een positief effect te hebben op de pijnklachten, maar niet op het functioneren. Deze behandelingen zijn effectief maar liggen niet binnen ons terrein. Ook kan kinesitherapie bijdragen om pijnklachten te verminderen en het functioneren te verbeteren. Behandelingen zoals acupunctuur en oefentherapie blijken effectief te zijn. Behandelingen zoals massage, manuele therapie, tens en tractie hebben geen invloed op de klachten. Als ergotherapeut kunnen we meewerken aan de multidisciplinaire behandeling die op korte termijn zorgt voor pijnreductie. Een gedragsmatige behandeling blijkt ook een positief effect te hebben op pijn (Tulder & Koes, 2013). In bijlage1, vindt u een overzicht van onderzochte behandelingen met telkens de resultaten er bij vermeldt. De Nederlandse richtlijn voor aspecifieke lage rugpijn (2003) raadt aan om actief te blijven. Hierover bestaat geen wetenschappelijk bewijs, wel is er bewezen dat actief blijven positieve effecten heeft bij acute lage rugpijn. Uit ervaring besluit men om dit ook aan te raden bij chronische lage rugpijn. Ook worden oefentherapie, gedragstherapie, manipulatie en multidisciplinaire behandeling aanbevolen in deze richtlijn. Er is beperkt bewijs dat rugschool effectief is. Uit ervaring wordt het toch aangeraden. Behandelingen die men afraadt zijn tractie, tens, massage en lumbale orthesen (Sanders et al, 2003). Het Koninklijke Nederlandse genootschap voor fysiotherapie (KGNF) (2003) vult nog aan dat er een goede copingstrategie nodig is om actief te blijven mits rugklachten. Indien coping ontbreekt is er grotere kans dat er bewegingsangst ontstaat (Bekkering et al, 2003). In de systematische review van Van Tulder & Koes, (2003) is er een zeer beperkt bewijs van effectiviteit voor de rugschool. Dit gaat over de Zweedse rugschool. Deze bestaat uit uitleg over anatomie en ergonomie en enkele oefeningen voor de rug –en buikspieren. Dit alles werd gegeven in vier sessies van 45 minuten, verspreid over twee weken.
14
Er zijn verschillende invullingen voor het concept “rugschool” verschenen zoals het David Back concept, het Tergumed concept, Het Huberconcept,… Dit zijn rugscholen met telkens andere oefentoestellen. Het aantal sessies en de concrete invulling wordt bepaald door de setting en de wetgeving. Hierbij dienen ze rekening te houden met de wetgeving die omschreven staat in 2.3.2. Experten hebben een erg uiteenlopende mening over de effectiviteit van de rugschool. Volgens Hall (2007) is lage rugpijn vaak een fenomeen dat angst en onbegrip kan oproepen. Hierdoor is er geen genezing van buitenaf mogelijk. De cliënten moeten geïnformeerd en gecoached worden om de angst terug te dringen. Hiervoor is rugschool de best geschikte behandeling. Het is een op activiteit gerichte therapie die ontworpen is om de gevreesde inactiviteit te vervangen door een zinvol functioneren, gebaseerd op instructies en oefeningen. Volgens Hadler (2007) is het nut van rugschool volledig achterhaald. Hij baseert zich op literatuur en zegt dat er geen cijfers zijn die kunnen aantonen dat de rugschool een definitieve verbetering kan teweegbrengen. Zijn visie is dat bijna alle therapieën geen wijziging brengen in het ziektebeeld en dat ‘er mee omgaan’ makkelijker moet gemaakt worden (Hall & Hadler, 2007). Het British Medical Journal (BMJ) (2010) deed een onderzoek naar de effectiviteit van geïntegreerde zorg en vergeleken dit met de gewone zorg voor mensen met chronische lage rugpijn. Geïntegreerde zorg bestond uit een werkplekinterventie gebaseerd op ergonomische principes met betrokkenheid van een multidisciplinair team. Daarnaast werd ook een aangepast activiteitenprogramma opgesteld gebaseerd op de principes van cognitieve gedragstherapie. Gebruikelijke zorg werd geleverd door huisartsen en bedrijfsartsen volgens de Nederlandse richtlijnen voor patiënten met chronische lage rugpijn. Uit het onderzoek bleek dat de geïntegreerde zorg een positief effect had op het hervatten van arbeid en op het aantal kwaliteit gecorrigeerde levensjaren (QALY’s). Hieraan gekoppeld werd ook een kosteneffectiviteitsonderzoek gedaan. Daaruit bleek dat de totale kosten van de geïntegreerde zorggroep significant lager waren dan deze van de gewone zorggroep. De werking in de rugschool leunt dicht aan tegen de principes van de geïntegreerde zorg. Uit dit onderzoek kan dus besloten worden dat rugschool effectiever is dan het gebruikelijk zorgprogramma dat gebaseerd is op de Nederlandse richtlijn voor patiënten met chronische lage rugpijn (Lambeek et al., 2010).
15
Uit de KNGF-richtlijn (2003) blijkt dat educatie over ergonomie erg belangrijk is voor de cliënt. De cliënt moet voldoende geïnformeerd zijn om te beseffen dat zijn gedrag rugklachten kan beïnvloeden. Door het aanleren van ergonomie moet de cliënt leren dat hij zelf verantwoordelijk is voor de gezondheid van zijn rug. Zo krijgt hij zelf controle over het herstel en kan terugval vermeden worden. Hiervoor moet de cliënt zowel beschikken over kennis als vaardigheden. Deze worden overgebracht via een educatief model dat zowel attitude, sociale invloed en persoonlijke effectiviteit in rekening neemt. Dit model bestaat uit zes stappen. Openstaan: de therapeut gaat de ervaringen en verwachtingen van de cliënt na. Begrijpen: de informatie moet worden overgebracht op een manier dat de cliënt de informatie begrijpt en kan onthouden. Willen: er worden alternatieven aangeboden om het slechte gedrag om te vormen tot goed gedrag. Hierbij moeten haalbare doelen opgesteld worden. Kunnen: er worden functionele activiteiten geoefend. Doen: duidelijke doelen opstellen. Blijven doen: tijdens elke sessie wordt er gecommuniceerd over het kunnen of het niet kunnen van de cliënt. Bij problemen wordt gezocht naar een geschikte oplossing (Bekkering et al.,2003). Dit is een mogelijke manier om de informatie over te brengen. Er werd gekozen om in deze bachelorproef de technieken vanuit het transtheoretisch model toe te passen die later aan bod komen. Dit omdat wij veel aandacht besteden aan de gedragsverandering.
16
2.3 David Back Rugschool 2.3.1 Inhoud
Een David Back-rugschool, is een rugrevalidatieprogramma dat werkt met de toestellen van David Back. Dit zijn toestellen om buik - en rugspieren te versterken. Met deze toestellen wordt bij aanvang van de rugschool een beginanalyse gemaakt van de mogelijkheden van de cliënt op vlak van mobiliteit en kracht van rug - en buikspieren. Deze resultaten worden vergeleken met een databank. Zo kan een individueel profiel opgesteld worden. Op basis van dat profiel wordt voor iedere cliënt een individueel trainingsprogramma opgesteld. De trainingen worden zo progressief opgebouwd. Het David back concept raadt ook aan om naast het trainen met de toestellen ook cardiovasculaire training en functionele gymnastiek aan te bieden (Back, 1998). Elke setting vult dit op eigen manier in. In de rugschool in Waregem wordt bij de eerste behandelingen geoefend op mobiliteit. Pas na de derde les wordt gewerkt aan de kracht door meer weerstand te gebruiken. Na 12 behandelingen worden de eerste metingen herhaald. Hierop wordt de verdere therapie afgestemd. Zo is het ook mogelijk om vooruitgang te meten. Door herhaaldelijk te trainen wordt de rug soepeler en sterker. Dit doet de klachten verminderen (Back, 1998).
2.3.2 Wetgeving Volgens de nomenclatuur van het RIZIV (2004) nr.558994 worden 36 therapeutische sessies met een duur van 120 minuten per zitting terugbetaald door het ziekenfonds. Hier heeft men 1 maal recht op. Deze terugbetaling staat beschreven in het K.B.22.6.2004 en K.B.15.10.2004. Hierbij geldt dat deze revalidatiebehandeling gebeurt onder de coördinatie van een geneesheer-specialist in de fysische geneeskunde en vindt de revalidatie plaats binnen een erkend ziekenhuis. De disciplines kinesitherapie en ergotherapie moeten hierbij voltijds aanwezig zijn. Een gediplomeerd ergonoom kan de ergotherapeut vervangen. Daarenboven kan er beroep gedaan worden op een klinisch psycholoog.
17
De revalidatiebehandeling bevat minstens: - Voorafgaande functionele en psychosociale evaluatie. - Informeren van de cliënt over mechanische factoren die de aantasting van de wervelzuil kunnen bevorderen en uitleg over de rug ondersteuning (anatomie, biomechanica, wervelzuilbelasting). - Praktische vorming in rugsparende technieken. - Een geïndividualiseerde revalidatie met een houdingscorrectie, analytische versteviging van de paravertebrale spieren en rekoefeningen. - Fysieke conditietraining. - Een ergonomisch onderdeel met tips inzake aanpassing van de omgeving waarbij de cliënt dit kan herkennen in zijn eigen socioprofessionele milieu. - Functionele psychosociale evaluatie aan het einde van de behandeling (RIZIV, 2004). In bijlage 2 vindt u een vergelijkende tabel met hoe de rugschool in Waregem deze wetgeving invult.
2.3.3
Taak van de ergotherapeut binnen de rugschool
Tanghe (2014) ,een student ergotherapie, heeft tijdens zijn bachelorproef de invulling van de taken van de ergotherapeut binnen de rugscholen in West-Vlaanderen bevraagd. Momenteel is deze taakinvulling niet volledig duidelijk. Er is een transdisciplinaire samenwerking tussen de ergotherapeut en kinesitherapeut. Elk ziekenhuis vult dit op z’n eigen manier in. Ergotherapeuten onderscheiden zich van de kinesitherapeut door het aanbieden van theoretische lessen omtrent ergonomie. Tijdens deze momenten werkt de ergotherapeut zo functioneel mogelijk en trachten ze het engagement te verhogen. Deze momenten worden in groep aangeboden omdat leren zowel een actief als sociaal proces is. Uit bevraging blijkt dat in de meeste West-Vlaamse rugscholen de ergotherapeut lessen geeft omtrent correcte houding, heffen en tillen. Per setting worden de rest van de taken anders ingevuld (Tanghe, 2014). Specifieke vertaling naar de setting in Waregem In de rugschool in Waregem werken de kinesitherapeut en de ergotherapeut nauw samen. Tijdens de trainingsmomenten voeren ze allebei dezelfde taken uit. Aan nieuwe cliënten van de rugschool wordt de werking van de rugschool en de verschillende toestellen uitgelegd. Ook nemen allebei de disciplines de conditietest, de krachttest en de mobiliteitstest af. Hierop volgend wordt een individueel trainingsprogramma opgesteld. Ook worden door beide disciplines matoefeningen gegeven. Hierbij worden de rug - en buikspieren versterkt en wordt aandacht besteed om de rug-en buikspieren te ontspannen en te stretchen. De ergotherapeut onderscheidt zich van de kinesitherapeut door het geven van drie ergonomielessen. Door het aanbieden van deze lessen, tracht de ergotherapeut een gedragsverandering te bekomen bij de cliënt.
18
De eerste les gaat over zitten en zithulpmiddelen. Hierin wordt het belang van afwisseling tussen actief en passief zitten uitgelegd. De cliënten kunnen de verschillende hulpmiddelen die hiervoor beschikbaar zijn uitproberen. Zo is er de mogelijkheid om op zoek te gaan naar het meest geschikte hulpmiddel voor hen. De tweede les gaat over slaaphouding, bedsystemen en huishoudelijke taken. Daar wordt uitgelegd welke slaaphoudingen er goed zijn en welke minder goed. Ook worden de verschillende soorten bedbodems, matrassen en kussens uitgelegd. Op deze manier wordt de cliënt geholpen bij de keuze van een geschikt slaapsysteem. Bij het gedeelte over huishoudelijke taken wordt uitgelegd hoe het huishouden kan uitgevoerd worden op een ergonomisch verantwoorde manier. In de laatste les wordt dieper ingegaan op heffen en tillen. Daarin worden de basisprincipes van heffen en tillen aangeleerd. Ook kunnen de cliënten vragen stellen over specifieke situaties waar zij in hun dagelijkse leven mee geconfronteerd worden. Hiervoor wordt dan een accurate oplossing gezocht. De taak van de ergotherapeut is om gedragsverandering te bereiken door het aanbieden van deze lessen. Alle lessen zijn beschikbaar in bijlage 3.
19
2.4 Gedragsverandering Om ervoor te zorgen dat de cliënten de aangeleerde vaardigheden uit de rugschool ook toepassen in het dagelijkse leven, moeten ze hun dagelijkse handelingen aanpassen. Het gedrag veranderen gebeurt volgens het transtheoretisch model van Prochaska en Diclemente (1984) in zes duidelijk waarneembare veranderingsfasen. Precontemplatiefase In deze fase is de cliënt zich nog niet bewust van de slechte gewoonte. Er wordt dus ook nog niet aan gedacht om deze te veranderen. Contemplatiefase De cliënt is zich bewust van de slechte gewoonte en overweegt verandering. Hij denkt nog niet onmiddellijk aan actiestappen die hiervoor zullen nodig zijn. Preparatiefase De cliënt plant zijn gedragsveranderingen. Er kunnen al kleine veranderingen aanwezig zijn. Actiefase Het gewenste gedrag wordt vertoond. Deze fase kan maanden duren. Consolidatiefase Men tracht om het gewenste gedrag te behouden, te automatiseren en te generaliseren. Terugval Terugval is tijdens elke fase mogelijk en zelfs heel waarschijnlijk. Vele cliënten doorlopen enkele fasen meerdere keren vooraleer ze tot een definitieve gedragsverandering kunnen komen. Terugval moet dan ook niet als een mislukking worden gezien. In onderstaande tabel zijn deze zes fasen vertaald naar de rugschool. Vertaling naar rugschool Precontemplatiefase
De cliënt voert de taken uit maar beseft hierbij niet dat hij erg belastende houdingen aanneemt.
Contemplatiefase
De cliënt is zich bewust van de slechte houding, en wil deze veranderen.
Preparatiefase
De cliënt aanvaardt de tips en denkt na over mogelijke veranderingen die hij kan doorvoeren in zijn dagelijkse leven.
Actiefase
De cliënt voert vaardigheden correct uit maar moet hier nog veel bij nadenken.
Consolidatiefase
De cliënt kan de vaardigheden uitvoeren zonder er bij na te denken (automatisatie/generalisatie).
Terugval
De cliënt voert de vaardigheden niet meer ergonomisch uit.
Tabel 2: Vertaling van de fasen naar de rugschool.
20
Prochaska en Diclemente (1984) onderscheiden ook tien veranderingsprocessen waardoor mensen in staat zijn om van de ene fase naar de andere over te gaan. Deze zijn de motor van verandering en worden in twee groepen opgedeeld. De ervaringsprocessen en de gedragsprocessen.
2.4.1 Ervaringsprocessen Prochaska en Diclemente (1984) beschrijven de ervaringsprocessen als de inwendige denkprocessen en hoe een persoon zijn eigen situatie ziet. Deze komen vooral aan bod tijdens het begin van het veranderingsproces. Het eerste ervaringsproces is de bewustmaking, hierbij krijgt de cliënt inzicht in de aard van zijn gedrag. Door meer geïnformeerd te worden over de gevolgen van zijn gedrag, is hij in staat om een beter overwogen beslissing te maken. Als tweede ervaart de cliënt een emotioneel beleefde opluchting. De cliënt raakt gemotiveerd wanneer emoties worden opgewekt die verband houden met het probleem. Als derde proces komt er een zelfherbeoordeling. Hierbij komt het besef bij de cliënt dat het huidige gedrag botst met de persoonlijke waarden. Hierdoor maakt de cliënt een persoonlijke herbeoordeling en stelt zich voor wat voor persoon hij kan zijn na de gedragsverandering. Daarna is er een herbeoordeling van de omgeving. Deze fase zorgt vaak dat de cliënt extra gemotiveerd wordt. Wanneer hij beseft dat zijn gedrag niet alleen negatieve gevolgen heeft voor zichzelf maar ook voor zijn omgeving, is dit een extra stimulerende factor. Als laatste ervaringsproces is er een sociale bevrijding. Hierbij maakt de cliënt gebruik van hulpmiddelen in de omgeving om het gedrag te helpen veranderen en te behouden.
21
2.4.2 Gedragsprocessen Prochaska en Diclemente (1984) beschrijven daarnaast vijf gedragsprocessen. Dit zijn veranderingen die gericht zijn op het gedrag en belangrijk zijn om de eindfasen van het transtheoretisch model te doorlopen. Het eerste gedragsproces is de stimuluscontrole. Hierbij vermijden de cliënten risicosituaties om het ongewenste gedrag beter onder controle te houden.. Contraconditionering is het volgende gedragsproces. In bepaalde situaties wordt het ongezonde gedrag vervangen door het gezonde gedrag. Hiervoor moet men telkens stilstaan bij het gedrag dat men vertoont. Als derde gedragsproces volgt er bekrachtiging. Dit kan door middel van een echte beloning maar ook door de positieve consequenties die het veranderen van gedrag met zich meebrengt. Door telkens positief bekrachtigd te worden, is de kans op behoud van het gedrag groter. Daarna vindt er zelfbevrijding plaats. Dit is het geloof in jezelf dat je kan veranderen en vervolgens naar dit geloof handelen. Als laatste zijn steunende relaties ook een belangrijke factor bij het veranderen van het gedrag. Indien cliënten een steunnetwerk ervaren tijdens hun veranderingsproces, is de kans groter dat ze hierin slagen. Zo voelen ze dat ze er niet alleen voor staan.
22
2.4.3 Veranderingsfasen doorlopen In de volgende alinea worden de processen beschreven die nodig zijn om de verschillende fasen te doorlopen. Hierbij is het belangrijk dat het juiste proces op het juiste moment komt. De technieken die deze processen vergemakkelijken komen aan bod. De verschillende fasen zijn erg afgebakend en dus duidelijk waarneembaar (Prochaska & DiClemente, 1984). Zie bijlage 4. Precontemplatiefase contemplatiefase Gedurende deze fase zijn de cliënten zich niet bewust van hun ongezond gedrag. Ze beseffen nog niet dat de positieve effecten opwegen tegen de negatieve gevolgen van hun gedrag. Zij moeten tijdens deze fase tot het besef komen dat hun gedrag schade toebrengt aan hun eigen gezondheid. Om hier bewust van te worden gebeuren enkele veranderingsprocessen zoals bewustmaking, emotionele opluchting, zelfherbeoordeling, herbeoordeling van de omgeving en de beslissingsbalans doen omslaan. Ook de therapeut kan hier een rol spelen door middel van psycho–educatie, cognitieve herkenning en timeline followback. Contemplatiefase preparatiefase Tijdens de contemplatiefase beseft de cliënt dat er een probleem is. Hij zoekt ook informatie op over de mogelijke manieren om dit probleem aan te pakken. De cliënt is er nog niet klaar voor om ook degelijk tot actie te komen. De veranderingsprocessen die hierbij nodig zijn, zijn zelfherbeoordeling, herbeoordeling van de omgeving, sociale bevrijding, beslissingsbalans en self-efficacy. Ook hier kan de therapeut een rol in spelen door middel van het identificeren van waarden, besluitvorming, cognitieve herkenning en rolverheldering. Preparatiefase actiefase Mensen in de preparatiefase zijn klaar om actie te ondernemen. Hiervoor hebben zij een concreet plan nodig om de veranderingen teweeg te brengen en te behouden. De veranderingsprocessen die nodig zijn in deze fase zijn self-efficacy, zelfbevrijding, stimuluscontrole, contraconditionering en steunende relaties. Ook hier kan de therapeut een rol in spelen door samen met de cliënt doelen op te stellen en problemen op te lossen.
23
Actiefase consolidatiefase Tijdens de actiefase wordt de stap genomen om het plan uit te voeren. Dit is de best waarneembare fase voor alle omstaanders. Vaak wordt tijdens deze fase er vanuit gegaan dat er een volledige gedragsverandering heeft plaatsgevonden. Dit is echter niet zo, er moet nog een lange weg worden afgelegd. De geschikte veranderingsprocessen hiervoor zijn self-efficacy, zelfbevrijding, stimuluscontrole, contraconditionering en steunende relaties. De technieken die de therapeut hierbij kan toepassen zijn herbeoordeling van de omgeving, ontspanning, bekrachtiging, rollenspelen, cognitieve herindeling en planning terugvalpreventie. Consolidatiefase Tijdens deze fase tracht de cliënt de gedragsverandering aan te houden. Dit kan maanden tot jaren duren. De nodige veranderingsprocessen die hierbij noodzakelijk zijn, zijn versterken van de self-efficacy, zelfbevrijding, stimuluscontrole, contraconditionering, bekrachtiging, steunende relaties en sociale bevrijding. De technieken die de therapeut kan toepassen gedurende deze fase zijn de communicatieve vaardigheden vergroten.
24
2.4.4 Technieken voor de therapeut Prochaska en Diclemente (1984) beschrijven enkele technieken die door de therapeut gehanteerd worden om de cliënt te begeleiden in zijn veranderingsproces. Uit de vijftien mogelijke technieken worden enkel de bruikbare technieken binnen rugrevalidatie beschreven. Educatie Hierbij wordt de cliënt bewust gemaakt over de mogelijke gevolgen van zijn gedrag. Oplossen van problemen Hierbij leert de cliënt verschillende rugvriendelijke technieken. Zo wordt hij in staat gesteld om bij complexe situaties zelf na te denken hoe hij de situatie zo rugvriendelijk mogelijk kan aanpakken. Doel vaststellen Hierbij helpt de therapeut om realistische doelen te bepalen. Sommige cliënten willen dat alles te snel verandert en kiezen hierdoor onrealistische doelen. Het gevolg hiervan is dat ze zich snel gefaald voelen. Planning terugvalpreventie Hierbij plant de cliënt preventief wat hij kan doen als hij in de verleiding komt om terug te vallen in de oude gewoonte. Bij rugrevalidatie is dat eerder zoeken naar methoden om telkens opnieuw bewust te zijn over de houding. Rollenspel Via een gesimuleerde situatie kan nagegaan worden of de cliënt de technieken wel degelijk onder de knie heeft en deze ook correct uitvoert. Cognitieve technieken Hierbij is vooral de cognitieve formulering van belang bij cliënten met rugklachten. Zij moeten leren op een andere manier te denken, om zo op een gezondere manier om te gaan met bepaalde situaties. Cliënten willen vaak zo snel mogelijk werken. Het gevolg hiervan is dat tempo boven lichaamshouding wordt geplaatst. Hierin moet een cognitieve verandering komen en moet lichaamshouding boven tempo komen te staan. Rolverheldering Hierbij wordt gekeken naar de verschillende rollen die de cliënt heeft. Bijvoorbeeld de rol van arbeider, vader, voetballer,… Zo is het mogelijk om het correcte gedrag te generaliseren en toe te passen in elke rol dat de cliënt vervult.
25
Bekrachtiging Door de cliënt positief te bekrachtigen, is hij meer gemotiveerd. Bij rugrevalidatie is de vermindering van klachten de beste bekrachtiger. Hierdoor zal de cliënt dan ook het gewenste gedrag blijven vertonen. Als therapeut kunnen we hieruit besluiten dat we het veranderingsproces samen met de cliënt doorlopen. We passen deze technieken toe tijdens elke sessie. Tijdens de ergonomielessen leggen we de nadruk op educatie, oplossen van problemen, rollenspel en rolverheldering. Daarnaast laten we de cliënten het geleerde ook zelf uitvoeren en kunnen ze vragen stellen om dit specifiek op hun dagelijkse activiteiten toe te passen. Bij de interventiegroep wordt gebruik gemaakt van de dvd als extra dimensie.
26
2.5 Meerwaarde van beeldmateriaal Uit onderzoek van Zhang et al.(2005), blijkt dat een dvd een rijk en krachtig medium is om informatie op een aantrekkelijke en eenduidige manier aan te brengen. Het helpt om kennis en vaardigheden snel, effectief en op economische wijze aan te leren. De resultaten van de effectiviteit van het leren met dvd zijn veranderlijk en dus niet op elke persoon van toepassing. De aandacht van een cliënt is gelimiteerd en daardoor selectief. Een voordeel van leren via dvd is dat de gebruikers elk onderdeel apart kunnen bekijken zonder hier lang naar te zoeken. Zo kunnen ze de leerstof in verschillende fasen opnemen en minder selectief werken (Zhang et al., 2005). Volgens Zhang et al. (2005) bepalen de frequentie en de intensiteit het tempo van leren. Hieruit kunnen we concluderen dat het belangrijk is om de zaken veel te herhalen (Zhang et al., 2005). Een RCT heeft de effectiviteit van twee verschillende niveaus van e-learning onderzocht. Elearning is een leervorm waarbij je gebruik maakt van een computer die verbonden is met een computernetwerk. Zestig studenten werden verdeeld in twee vergelijkbare groepen. De ene groep kreeg een video e-learning module, de andere groep een module op basis van tekst/afbeelding. Beide groepen ondergingen zowel een theoretisch als praktisch examen. Een maand later werd een follow-up test uitgevoerd. Uit de resultaten bleek dat de studenten die de video te zien kregen, beter scoorden op het praktisch examen, zowel in de primaire als in de follow-up test. In de theoretische test werd geen verschil gevonden tussen beide groepen in de eerste test, maar in de follow-up test scoorde de video-groep beter. Uit deze studie blijkt dat video-based e-learning superieur is aan tekst-based e-learning (Buch et al., 2014). Samenvattend kunnen we stellen dat een instructieve dvd methode effectiever is wanneer er een grote variëteit is aan interacties en de hoofdzaken extra worden benadrukt en herhaald. Leren met beeldmateriaal geeft onmiddellijk betere resultaten op vlak van het ontwikkelen van vaardigheden. Na langere tijd heeft het gebruik van een instructieve dvd ook effect op het opnemen van kennis.
27
Beeldmateriaal binnen de rugschool In een marktonderzoek hebben wij acht West-Vlaamse rugscholen bevraagd via mail of zij werken met een dvd. Hieruit bleek dat dit in nog geen enkele (van de ondervraagde) rugscholen van toepassing is. Uit de reacties kan afgeleid worden dat er hiervoor een grote interesse is. Tabel 3: Marktonderzoek
Rugschool
Werking
AZ Alma Sysele AZ Delta Menen AZ Groeninge Kortrijk AZ SAV Veurne
Werkt met infobrochures Heeft een dvd in ontwikkeling Werkt met powerpoint presentaties Werkt met adviesbundels over de verschillende thema’s Werkt met powerpoint presentaties Werkt met een CD-rom en een brochure Werkt met infobrochures Werkt met powerpoint presentaties
AZ Sint-Jan Jan Yperman Sint-Lucas Stedelijk ziekenhuis Roeselare
Hierop kunnen we ons dus niet baseren voor het ontwikkelen van de dvd.
28
2.6 Besluit
Uit de literatuurstudie blijkt dat er een hoge prevalentie is voor rugklachten. Dit heeft een grote invloed op vlak van psychisch en fysisch welbevinden. Daarnaast vormt dit ook een grote maatschappelijke kost. Voor deze klachten is nog geen eenduidige behandeling beschikbaar. Verder blijkt dat er geen concreet bewijs is over de effectiviteit van rugschool. Wel blijkt er dat het van groot belang is om cliënten, met chronische lage rugpijn, ergonomie aan te leren. Er werd aangetoond dat leren op basis van beeldmateriaal effectief is om kennis en vaardigheden aan te leren. Daarnaast willen wij de cliënten niet enkel de ergonomie aanleren, maar wij willen ook tot een gedragsverandering komen zodat de ergonomische principes gegeneraliseerd worden. Uit de literatuur blijkt dat dit in verschillende fasen gebeurt. Hiervoor werden in de literatuurstudie verschillende technieken voor de therapeut beschreven. Degene die wij meest zullen toepassen in de rugschool zijn: educatie, oplossen van problemen, rollenspel, rolverheldering en bekrachtiging. Uit deze informatie stellen wij onze onderzoeksvraag op: ‘Heeft het aanbieden van ergonomische principes met ondersteuning van een dvd betere effecten dan de usual care met betrekking tot kennis, vaardigheden en gedragsverandering bij cliënten met rugklachten?’
29
Methode 1. Onderzoeksvraag Heeft het aanbieden van ergonomische principes met ondersteuning van een dvd betere effecten dan de usual care met betrekking tot kennis, vaardigheden en gedragsverandering bij cliënten met rugklachten?
2. Onderzoeksopzet 2.1 Opbouw dvd
In 2009-2010 heeft een studente ergotherapie van de HOWEST voor haar bachelorproef, een dvd ontwikkeld over ADL activiteiten voor de rugschool. De belangrijkste dingen die we hieruit onthouden zijn: - De activiteiten moeten functioneel zijn en in een realistische omgeving gefilmd worden. Zo is het voor de cliënten makkelijker om hen dit voor te stellen in het dagelijkse leven. - De activiteiten worden zowel in voor - als in zijaanzicht gefilmd, hierdoor wordt duidelijker hoe de houding precies moet zijn. - De kledij moet aansluitend zijn om de bewegingen duidelijk te kunnen zien. Het is duidelijker als de kledij uit twee verschillende kleuren bestaat. Dit om een beter onderscheid te kunnen maken tussen bovenlichaam en benen. - Een draaiboek maken is belangrijk om gestructureerd te kunnen werken. - De film moet vaak geëvalueerd worden door de mentor en de cliënten. - Het is belangrijk om zowel spraak als tekst in de dvd op te nemen (Dutry, 2010). Om de dvd te maken wordt een draaiboek gemaakt en goedgekeurd door de mentoren om na te gaan of het volledig en logisch opgebouwd is. Er wordt gekozen om drie dvd’s te maken; ‘heffen en tillen’, ‘slapen en huishoudelijke taken’ en ‘zitten’. Daarna worden alle filmpjes opgenomen in een functionele omgeving. De filmpjes worden voorgelegd aan de mentoren en aangepast indien er opmerkingen zijn. Na het filmen wordt er tekst ingesproken en deze wordt op de beelden geplakt. Wanneer alle filmpjes met tekst goedgekeurd zijn, wordt gestart met het monteren van de beelden om zo tot een dvd te komen. Dit wordt gedaan door een externe partner. Daarna wordt de volledige dvd voorgelegd aan verschillende personen op de sp-dienst en aan de fysisch geneesheer. Deze staan los van de rugschool. Zo is het mogelijk om feedback te krijgen van iemand die geen voorkennis heeft over ergonomie. Hierna wordt de dvd nog eens herwerkt en worden er meer visuele effecten aan toegevoegd. Zo wordt de correcte houding nog eens extra benadrukt.
30
Als laatste stap wordt de dvd voorgelegd aan Dr. Parmentier, hoofd van de rugschool. Na zijn goedkeuring wordt de dvd geïntroduceerd in de rugschool.
2.2 Effectiviteitsonderzoek
Om het effect van de dvd met ergonomische rugprincipes te testen verdelen we onze doelgroep in twee groepen. Naast het verschil tussen de twee groepen wordt er ook voor gezorgd dat we een heterogene groep hebben. Zo wordt er rekening gehouden met drie criteria: man/vrouw, beroep en leeftijd. Deze drie criteria worden met elkaar vergeleken en geëvalueerd of er verschillen optreden binnen deze subgroepen. - De eerste groep krijgt in de rugschool les met behulp van de dvd met ergonomische principes. Dit is de interventiegroep, die bestaat uit 20 testpersonen. - De tweede groep is de controlegroep. Deze krijgt les door verbale uitleg en met behulp van informatieve folders, deze bestaat ook uit 20 testpersonen De testpersonen worden geselecteerd zonder exclusiecriteria. Door de korte periode en de lange wachtlijsten nemen we iedereen die start in de rugschool. Om de kennis van de groepen te testen wordt gewerkt met een kennistest. De test bestaat uit drie onderdelen: ‘zitten en zithouding’, ‘slapen en huishoudelijke taken’ en ‘heffen en tillen’. Onder elk onderdeel staan er acht vragen wat een totaal maakt van 24 vragen. De vragen zijn meerkeuze vragen. We hebben voor deze vragen geopteerd omdat deze een eenduidig antwoord geven en er geen twijfel mogelijk kan zijn. Daarnaast is er ook nog visuele ondersteuning door middel van foto’s en afbeeldingen. De kennis kan minimum 1 week en maximum 1 maand na de les afgenomen worden. Daarnaast wordt er ook gewerkt met een observatiechecklist die de vaardigheden test. De checklist bestaat uit functionele vaardigheden. Iedere test bevat 5 vaardigheden. Deze worden afgenomen in dezelfde setting als waar de les wordt gegeven en kan door twee verschillende therapeuten afgenomen worden. De vaardigheden worden gescoord op uitvoering; zeer goed, goed en slecht. De cliënten kunnen ‘zeer goed’ scoren als ze de vaardigheid uitvoeren zonder nadenken, vlot en correct. Ze scoren ‘goed’ als ze de vaardigheid correct uitvoeren maar niet geautomatiseerd en ‘niet goed’ als hij de vaardigheid niet correct uitvoert. Na het krijgen van een les worden de cliënten getest na minimum 1 week en maximum 1 maand. De kennistest en checklist vindt u terug in bijlage 5 en 6.
31
Naast deze twee testen wordt er ook nog gekeken in welke fase van het transtheoretisch model van Prochaska en Diclemente (1984) de cliënten zich bevinden. Dit om te evalueren hoe ver ze staan in het proces van gedragsverandering. Het evalueren gebeurt door een subjectieve bevraging bij de start van de rugschool en aan het einde van de laatste les. We bevragen of de cliënten al reeds ergonomische tips toepast en of dit vlot verloopt; moeten ze hier veel bij nadenken of gebeurt dit spontaan.
32
Resultaten 1. Resultaten van de kennistest Na het afnemen van de kennistesten worden alle resultaten verwerkt in excel. We vergelijken alle resultaten op vlak van geslacht, leeftijd en beroep. De map met de kennistesten is aanwezig op school. 1.1 Vergelijking op basis van geslacht Mannen (17) Interventie (9)
Vrouwen (23)
Controle(8)
Interventie (12)
Controle(11)
Les 1
5,28
5,31
6,17
5,5
Les 2
6,22
5,81
6,88
5,64
Les 3
7,06
6,5
7,08
6,77
17,62
20,13
17,91
Totaal
18,56
Tabel 4: Resultaten kennistest opgesplitst volgens geslacht
20
Vrouwen
Mannen
15 Les 3 10
Les 2 Les 1
5 0 Int
Cont
Int
Cont
Grafiek 1: Gebundelde resultaten kennistest opgesplitst volgens geslacht De maximum te behalen score in tabel 4 is 24. Alle individuele resultaten zijn te vinden in bijlage 7. Uit tabel 4 en grafiek 1 kunnen we besluiten dat de resultaten op de kennistest bij beide geslachten beter zijn bij de interventiegroep. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de cliënten die de ergonomielessen aangeboden kregen met de dvd, de informatie beter onthouden dan de personen die de ergonomielessen kregen op de klassieke wijze. Wanneer gekeken wordt naar het verschil tussen mannen en vrouwen zien we dat de vrouwen uit de interventiegroep beter scoren dan de mannen uit de interventiegroep (+6,5%). Wanneer we kijken naar de controlegroep is er slechts een minimaal verschil tussen mannen en vrouwen van 0,29 (1,2%.). Hier scoren de mannen beter. De interventie heeft dus een groter effect op vrouwen dan op mannen.
33
Wanneer elke les apart wordt bekeken zien we dat er in elke groep de hoogste score is in les 3 en de laagste score in les 1. Ook scoren de mannen uit de controlegroep beter op les 1 dan de mannen uit de interventiegroep. 1.2 Vergelijking op basis van leeftijd 21-30j (7) Int (3)
31-40j (13)
Cont (4)
Int (9)
41-50j (8)
Cont (4)
Int (5)
51-60j (13)
Cont (3)
Int (4)
Cont(9)
Les1
5,5
5,13
6
6
6,1
6
6
5,06
Les 2
7
5,5
6,67
6,75
6,2
5,5
6,25
5,89
Les 3
7,33
7,5
6,78
7
6,8
5,5
7,38
6,44
Totaal
19,83
18,13
19,44
19,75
19,1
17
19,63
17,39
Tabel 5: Resultaten op de kennistest opgesplitst volgens leeftijdscategorie
20
21-30j
31-40j
41-50j
51-60j
15 Les 3 10
Les 2 Les1
5
0 Int
Cont
Int
Cont
Int
Cont
Int
Cont
Grafiek 2: Gebundelde resultaten op de kennistest opgesplitst volgens leeftijdscategorie Uit tabel 5 en grafiek 2 kan besloten worden dat de interventiegroep beter scoort op de kennistest dan de controlegroep. Dit met uitzondering van de leeftijdscategorie 31-40j. Hier scoort de interventiegroep zwakker dan de controlegroep. Opvallend is dat de controlegroep van deze leeftijdscategorie de hoogste score behaald van alle groepen. Bij de leeftijdscategorie 41-50 jaar is het opvallend dat de mannen uit de interventiegroep lager scoren dan de vrouwen. Ze behalen gemiddeld 3 punten (op een maximum van 24) minder dan de vrouwen. Dit verschilt komt voornamelijk door de lage score van de mannen tijdens test 1. Bij de andere leeftijdscategorieën is er geen opmerkelijk verschil tussen beide geslachten. Deze aparte gegevens zijn beschikbaar in bijlage 9. In de interventie groep behaalt de jongste categorie de hoogste score, dit gevolgd door de groep 51-60j.
34
Ook toont deze tabel opnieuw dat de hoogste scores worden behaald bij les 3 en de laagst bij les 1.
1.3 Vergelijking op basis van beroep Staand (26)
Zittend (12)
Interventie(12)
Controle(14)
Interventie(9)
Controle(3)
Les 1
5,54
5,18
6,44
6,33
Les 2
6,73
5,75
6,56
6,33
Les 3
6,83
6,14
7,56
6,75
Totaal
18,88
17,07
20,56
19,83
Tabel 6: Resultaten op de kennistest opgesplitst volgens beroep.
Zittend
Staand 20 15
Les 3 Les 2
10
Les 1 5 0 Int
Cont
Int
Cont
Grafiek 3: gebundelde resultaten van de kennistest opgesplitst volgens beroep Om deze vergelijking te maken, werden de cliënten die werkloos of arbeidsongeschikt zijn niet in rekening genomen. Uit tabel 6 en grafiek 3 kan besloten worden dat zowel de cliënten die staand werk uitvoeren als de cliënten die zittend werk uitvoeren, beter scoren op de kennistest wanneer ze de dvd te zien kregen. De cliënten die zittend werk uitvoeren scoren in beide groepen hoger dan de cliënten die staand werk uitvoeren. Bij cliënten die staand werk uitvoeren zien we een groter verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep. Concreet betekent dit dat de dvd een groter effect heeft op personen die staand werk uitvoeren. Ook hier worden de hoogste scores behaald na les 3.
35
2. Resultaten van de vaardigheidstest Na het afnemen van vaardigheidstesten worden alle resultaten verwerkt in excel. We vergelijken alle resultaten op vlak van geslacht, leeftijd en beroep. De map met de vaardigheidstesten zijn aanwezig op school. 2.1 Vergelijking op basis van geslacht
Mannen (17)
Vrouwen (23)
Interventie(9) Controle(8) Interventie(12) Controle(11) Les 1
5,56
5,36
6,08
Les 2
7,67
6,25
8,42
Les 3
9
8,13
8,92
8,18
22,22
19,74
23,42
19,46
Totaal
5,64 5,64
Tabel 7: Resultaten op de vaardigheidstest opgesplitst volgens geslacht 25
Mannen
Vrouwen
20 15
Les 3 Les 2
10
Les 1
5 0 Int
Cont
Int
Cont
Grafiek 4: Gebundelde resultaten op de vaardigheidstest opgesplitst volgens geslacht Alle individuele resultaten op de vaardigheidstest zijn terug te vinden in bijlage 8. De maximum te behalen score op de vaardigheidstest is 30. Ook bij het nagaan van de vaardigheden, is er een duidelijk verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep. De cliënten uit de interventiegroep scoren beter op het uitvoeren van vaardigheden dan de cliënten uit de controlegroep. Wanneer er gekeken wordt naar het verschil tussen mannen en vrouwen, wordt opgemerkt dat vrouwen in de interventiegroep gemiddeld iets hoger scoren dan mannen. Ook zien we dat er bij de vrouwen een groter verschil is tussen de interventiegroep en de controlegroep. Dit betekent dat de interventie op vlak van vaardigheden, een groter effect heeft op vrouwen dan op mannen.
36
Wanneer de testen per les worden bekeken, wordt opnieuw gezien dat de hoogste score wordt behaald bij les 3 en de laagste bij les 1.
2.2 Vergelijking op basis van leeftijd
21-30j (8) Int (3)
31-40j (13)
Cont (5)
Int (9)
41-50j (8)
Cont (4)
Int (5)
51-60j (13)
Cont (3)
Int (4)
Cont (9)
Les 1
7,33
5,7
5,11
5,75
5,4
4,67
7
5,67
Les 2
7,67
6,6
8,67
5,5
7
6
8,5
5,78
Les 3
9
8
9,33
8,25
8,2
7,33
9
8,11
Totaal
24
20,3
23,11
19,5
20,6
18
24,5
19,56
Tabel 8: Resultaten op de vaardigheidstest opgesplitst volgens leeftijdscategorie
25
51-60j
41-50j
31-40j
21-30j 20
15
Les 3 Les 2
10
Les 1
5
0 Int
Cont
Int
Cont
Int
Cont
Int
Cont
Grafiek 5: Gebundelde resultaten op de vaardigheidstest opgesplitst volgens leeftijdscategorie Uit tabel 8 en grafiek 5 kan besloten worden dat de interventiegroep binnen elke leeftijdscategorie beter scoort op de test dan de controlegroep. Hierbij wordt het grootste verschil gemerkt bij de oudste leeftijdscategorie. In de leeftijdscategorie van 31-40 jaar is er een groot onderling verschil tussen mannen en vrouwen. Hier zien we dat de vrouwen in de controlegroep 5 punten (op een totaal van 30) lager scoren dan de mannen. Dit is tegenstrijdig met de scores van deze leeftijdscategorie op de kennistest. Deze gegevens zijn beschikbaar in bijlage 10. Opnieuw zijn er in elke groep hogere resultaten na les drie in vergelijking met les een.
37
2.3 Vergelijking op basis van beroep
Staand
Zittend
Interventie(12)
Controle(14)
Interventie(9)
Controle(4)
Les 1
4,58
5,64
7,56
5,33
Les 2
8,08
5,71
8,11
7,33
Les 3
8,86
8
8,44
9
22
19,36
24,11
21,67
Totaal
Tabel 9: Resultaten op de vaardigheidstest opgesplitst volgens beroep 25
Zittend
Staand 20
15
Les3 Les2
10
Les1
5
0 Int
Cont
Int
Cont
Grafiek 6: Gebundelde resultaten op de vaardigheidstest opgesplitst volgens beroep. De cliënten in het onderzoek die werkloos of arbeidsongeschikt zijn werden niet meegerekend voor deze vergelijking. Uit tabel 9 en grafiek 6 kan besloten worden dat de cliënten uit de interventiegroep hoger scoren dan deze uit de contolegroep. Hier wordt in beide groepen een verschil gemerkt tussen cliënten die zittend werk doen en cliënten die staand werk doen. Cliënten met een zittend beroep scoren in beide groepen hoger. Bij de personen met een zittend beroep een groter verschil tussen de controlegroep en de interventiegroep. Ook hier wordt door iedereen hoger gescoord op les drie en laagst op les een.
38
3. Gedragsverandering
Stijging in fase 2,4 2,2 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Int
Cont
Grafiek 7: Weergave van de gemiddelde stijging in fase. Om de stijging in fase binnen het transtheoretisch model te kunnen weergeven, werd van elke cliënt de fase waarin hij zich bevond voor en na de ergonomielessen vergeleken. Hieraan werd een cijfer toegekend. Indien de cliënt van de contemplatiefase naar de actiefase ging, kreeg die een score van 2, omdat hij 2 fasen verbeterde. Deze tabellen zijn terug te vinden in bijlage 11. Om de interventiegroep te kunnen vergelijken met de controlegroep, werd per groep een gemiddelde berekend. Deze gemiddelden zijn weergegeven in grafiek 7. Hieruit kunnen we concluderen dat er slechts een minimaal verschil van 0,09 is op vlak van stijging in fase van gedragsverandering. We zien dat 57% van de cliënten uit de interventiegroep van de contemplatiefase naar de actiefase gaan. Dit is een stijging van twee fasen. In de controlegroep maken 78% van de cliënten diezelfde vooruitgang. Ook een opvallend gegeven is dat elke cliënt minstens één fase vooruit gaat. Niemand gaat achteruit of blijft in dezelfde fase. De maximale vooruitgang is een stijging van drie fasen. In de interventiegroep zijn dit 24% van de cliënten, in de controlegroep zijn dit slechts 10% van de cliënten.
39
4. Algemeen besluit Interventie Controle Interventie Controle Vaardigheden
22,9
19,58
76,33%
65,27%
Kennis
19,6
17,63
81,66%
73,46%
Totaal
42,5
37,21
78,7%
68,9%
Tabel 10: Totale resultaten. 45 40 35 30 25
Kennis
20
Vaardigheden
15 10 5 0 Interventie
Controle
Grafiek 9: weergave van de totale resultaten. In tabel 10 is er een stijging van 9,8% bij de interventiegroep op de totale score. Hieruit kan besloten worden dat er een duidelijk verschil is tussen de cliënten die de interventie aangeboden kregen en de cliënten die de klassieke lessen kregen. Ook is er in beide groepen een verschil van 5,33%-8,19% tussen de resultaten op de kennistest en de vaardigheidstest. Concreet betekent dit dat de cliënten na de lessen weten hoe ze de taken correct moeten uitvoeren maar dat ze deze vaardigheden nog niet voldoende beheersen. Procentueel gezien is er door gebruik te maken van dvd een grotere verbetering op vlak van vaardigheden. Hieruit kan besloten worden dat de dvd de grootste impact heeft op het verwerven van vaardigheden. De onderzoeksvraag: ‘Heeft het aanbieden van ergonomische principes met ondersteuning van een dvd betere effecten dan de usual care met betrekking tot kennis, vaardigheden en gedragsverandering bij cliënten met rugklachten?’ kan dus positief beantwoord worden. De dvd heeft een positief effect op de kennis en de vaardigheden van de ergonomische principes. Op vlak van gedragsverandering zien we slechts een minimaal verschil.
40
Discussie 1 Link met de literatuur Uit onderzoek van Zhang et al.(2005), blijkt dat een dvd een rijk en krachtig medium is om informatie op een aantrekkelijke en eenduidige manier aan te brengen. Het helpt om kennis en vaardigheden snel, effectief en op economische wijze aan te leren. Uit de resultaten van onze bachelorproef blijkt ook dat de cliënten uit de interventiegroep beter scoren op vlak van kennis en de vaardigheden. De literatuurstudie leert dat de resultaten van de effectiviteit van het leren met dvd veranderlijk zijn en dus niet op elke persoon van toepassing zijn. Dit is tijdens onze bachelorproef ook duidelijk gebleken, cliënten met een grote motivatie leren sneller en beter dan cliënten die minder gemotiveerd zijn. Dit blijkt uit hun houding tijdens de lessen en hun score op de tests. Volgens Buch et al. (2014), geeft leren met beeldmateriaal onmiddellijk betere resultaten op vlak van het ontwikkelen van vaardigheden. Na langere tijd heeft het ook effect op het opnemen van kennis. Binnen deze bachelorproef is er een positief effect op zowel de vaardigheden als de kennis. Hierbij scoren de cliënten uit beide groepen best op kennis maar is de stijging op vlak van het correct uitvoeren van vaardigheden opvallend aanwezig bij de cliënten uit de interventiegroep. Volgens Zhang et al. (2005) bepalen de frequentie en intensiteit het tempo van leren. Hieruit kunnen we concluderen dat het belangrijk is om de zaken veel te herhalen. De cliënten die de test sneller na de les krijgen, scoren dan ook beter op de test. Ook is er nog nood aan meer herhaling van de vaardigheden om deze optimaal te beheersen.
2. Beperkingen van het onderzoeksopzet 2.1 Populatie
Door de multiculturele populatie wordt het lesgeven soms bemoeilijkt. Enkele cliënten beheersen de taal onvoldoende om alles goed te begrijpen. Ook het afnemen van de test wordt bemoeilijkt door het taalverschil. Daarom werd de test via google translate vertaald naar de moedertaal van de cliënt. Indien de testpopulatie groter was, zouden de resultaten een betere weerspiegeling zijn van de realiteit. In de verschillende categorieën was er vaak een onevenwichtige verdeling over de verschillende groepen. Dit kan de resultaten sterk beïnvloeden. Daarnaast werd het afnemen van de testen en het geven van de lessen bemoeilijkt door cliënten die afbellen. Dit komt enerzijds door ziekte en/of aanhoudende pijn, maar ook door een verminderde motivatie. Door die verminderde motivatie zijn er ook cliënten die het 41
programma van de rugschool niet afwerken. Hierdoor zijn er enkele cliënten, die in het onderzoek werden opgenomen, later afgevallen. Als oplossing werd naar nieuwe cliënten gezocht. Als gevolg hiervan kwamen we in tijdsnood, waardoor enkele cliënten werden geschrapt uit het onderzoek. Dit bracht een verstoring van het evenwicht tussen mannen en vrouwen met zich mee. Aanvankelijk werd gestart met 20 cliënten in beide groepen waarvan telkens 10 mannen en 10 vrouwen. Door een samenloop van bovenstaande omstandigheden is deze verdeling nog wat gewijzigd.
2.2 Motivatie Een onderling verschil is merkbaar op vlak van motivatie tijdens het lesgeven. Dit stellen we vast door een mindere vraagstelling alsook een verminderde concentratie. Dit is dan ook zichtbaar in de resultaten. Minder gemotiveerde cliënten nemen de test niet serieus en scoren hierdoor duidelijk minder.
2.3 Gedragsverandering In deze bachelorproef wordt er veel nadruk gelegd op de gedragsverandering. Helaas is dit niet objectief meetbaar. Op basis van bevraging voor en na de ergonomielessen krijgen we een beeld van de beheersing van de vaardigheden. Zo kan er aan elke cliënt een fase toegekend worden. We kunnen niet volledig vertrouwen op de antwoorden van de cliënten omdat deze sociaal wenselijk kunnen zijn. Dit is subjectief waardoor we dit niet als relevant kunnen beschouwen. Er wordt opgemerkt dat cliënten die reeds ergonomisch tips kregen via het werk zich al in een verdere fase van het transtheoretisch model bevinden. Dit is ook merkbaar in beide testen. Door de korte duur van de stage, is het niet mogelijk om de lange termijn effecten te vergelijken.
42
3. Conclusie
3.2 Interpretatie van de resultaten
Algemeen zien we een hogere score bij de interventiegroep op vlak van kennis en vaardigheden. Bij de onderzochte groepen zien we onderling nog opmerkelijke verschillen. Zo zien we dat de vrouwen zowel op vlak van vaardigheden als op kennis beter scoren dan de mannen. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten kan zijn dat vrouwen meer interesse tonen in het onderwerp en daarnaast geven zij ook aan meer begaan te zijn met hun gezondheid. Andere verklaringen zijn ook steeds mogelijk. Als tweede merken we op dat de interventie geen verbetering geeft op vlak van kennis bij de leeftijdscategorie 31-40 jaar. Hier scoort de controlegroep hoger dan de interventiegroep. Beide groepen behalen hier wel een hoge score. Dit kan betekenen dat beeldmateriaal weinig effect heeft op deze leeftijdscategorie om kennis te verwerven. Op vlak van vaardigheden zien we dat de interventie wel een effect heeft op deze leeftijdscategorie. Ook opvallend is dat bij de oudste leeftijdscategorie van 51-60 jaar zowel op vlak van kennis als vaardigheden steeds het grootste verschil is tussen de interventie - en controlegroep. Een verklaring hiervoor kan zijn dat oudere cliënten minder snel nieuwe informatie kunnen opslaan. Voor hen heeft de visuele ondersteuning dan een grote positieve invloed. Verder merken we op dat de cliënten die staand werk uitvoeren in beide groepen lager scoren dan de cliënten die zittend werk uitvoeren. Dit kan komen doordat cliënten die zittend werk uitvoeren gewoon zijn van met hun hoofd te werken. Cliënten die staand werken moeten meestal met hun handen werken. Dit kan resulteren in hogere resultaten bij de zittende groep. Andere verklaringen voor deze resultaten worden zeker niet uitgesloten. Uit de resultaten blijkt dat er beter gescoord wordt op les drie dan op les één, zowel in de kennistest als op vlak van vaardigheden. Een mogelijke verklaring kan zijn dat dit een gevolg is van de inhoud van de lessen. Les drie is de kortste les en bevat minder theoretische termen dan les één, die het sterkst theoretisch onderbouwd is. Een andere reden kan zijn dat beide groepen tijdens les drie praktisch betrokken worden (vb. zelf heffen). Dit is niet van toepassing tijdens les één en twee. Tijdens les twee wordt dieper ingegaan op het uitvoeren van huishoudelijke taken. Vele mannen vermelden dat zij dit niet moeten uitvoeren en schenken hier dan ook minder aandacht aan. Dit is een mogelijke verklaring voor mindere resultaten op test twee.
43
3.1 Aanbeveling voor verder gebruik
Uit de resultaten leiden we af dat de dvd een positief effect heeft op zowel de vaardigheden als de kennis. Daarom wordt verder gebruik van de dvd aanbevolen. Er is een zichtbaar verschil tussen de beheersing van de kennis en de vaardigheden. Verdere training van de vaardigheden is nodig om deze goed te beheersen en zo in de consolidatiefase te komen. We zagen tijdens ons marktonderzoek ook dat nog geen van de bevraagde rugscholen werkt met een dvd. Aangezien onze positieve resultaten, kunnen we dit ook aanbevelen voor de andere rugscholen.
3.2 Aanbeveling voor verder onderzoek
Om een sluitende evidentie te hebben over de meerwaarde van de dvd in de rugschool is er nog verder onderzoek nodig. Dit over een langere periode en met een grotere populatie. Zo zouden de effecten op lange termijn onderzocht kunnen worden. Daarnaast kunnen ook de ergotherapeuten en de cliënten bevraagd worden over het werken met de dvd. Indien zij hierover feedback geven, kan de dvd uitgebreid of aangepast worden.
44
Bibliografie Back, D. (1998). David Back concept. Opgeroepen op Januari 2015, 2015, van David international: http://www.davidinternational.com/cms/index.php?option=com_content&view=category&id=84&Itemid=767 Bekkering et al. (2003). National practice guidelines for physical therapy in patiënts with low back pain. KNGF-guidelines, pp. 1-29. Bener, A., Dafeeah, E., & Alnaqbi, K. (2014). Prevalence and Correlates of Low Back Pain in Primary Care: What Are the Contributing Factors in a Rapidly Developing Country. Asian Spine Journal, pp. 227–236. Buch, S. V., Treschow, F. P., Svendsen, J. B., & Worm, B. S. (2014). Video - or text-based e learning when teaching clinical proceddures? A randomized controlled trial. Dovepress, pp. 257 - 262. Croisile, D. B. (2009). Het geheugen, hoe het werkt en nog beter kan werken. Leuven: Davidfonds Uitgeverij NV. Duffy, T., & Jonassen, D. (1992). Constructivism and the technology of instruction: a conversation. New Jersey: Lawrence Erlbaum associates. Dutry, A.-C. (2010). Multimedia in de rugschool. Een informatie DVD omtrent ADL [Bachelorproef]. Kortrijk: Hogeschool West - Vlaanderen, Departement ergotherapie. Fysiofit. (z.j.). Opgeroepen op januari 2015, 12, van David Back concept: http://www.fysiofit.com/therapie/david-back-concept/ Garbi, M., Hortense, P., Gomez, R. R., da Silva, T., Castanho, A. C., & Sousa, F. (2014). Pain intensity, disability and depression in individuals with chronic back pain. Revista Latino Americana de Enfermagem. Hall, H., & Hadler, M. (2007). Lage - rugschool: instructie of oefening? - een controversieel onderwerp. Stimulus, pp. 322-325. KCE. (2007, Januari 17). Chronische lage rugpijn : rust roest. Opgeroepen op April 3, 2015, van Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg: http://kce.fgov.be/nl/pressrelease/chronische-lage-rugpijn-rust-roest#.VTeabCE5_IV Lambeek, L., Bosmans, J., Van Royen, B., Van Tulder, M., Van Mechelen, W., & Anema, J. (2010). Effect of integrated care for sick listed patients with chronic low back pain: economic evaluation alongside a randomised controlled trial. BMJ. Prochaska, J., & DiClemente, C. (1984). Hoe mensen veranderen. Het transtheoretischmodel. pp. 2544. RIZIV. (2004). RIZIV. Opgeroepen op November 15, 2014, van Nomenclatuur voor geneeskundige verstrekkingen: https://www.riziv.fgov.be/webprd/appl/pnomen/DetailNomen_Lst_Authority.aspx?lg=N&id= 558994&typ=1 Rombaut, W. (2000). Rug - en nekklachten klein krijgen. Roeselare: Globe. 45
Sanders et al. (2003). Richtlijn: aspecifieke lage rugklachten. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, pp.1-77. Tanghe, E. (2014). Optimaliseren van het ergotherapeutisch takenpakket binnen de rug- en nekrevalidatie [bachelorproef]. Kortrijk: Hogeschool West - Vlaanderen, Departement ergotherapie. Truyers, C., Elli, S., & Buntinx, F. (2012). Meest voorkomende nieuwe diagnosen in de Vlaamse huisartspraktijk. Opgeroepen op November 12, 2014, van Agentschap Zorg en Gezondheid: http://www.zorg-en-gezondheid.be/v2_default.aspx?id=21900&terms=rugklachten Van Tulder, M., & Koes, B. (2013). Evidence based handelen bij lage rugpijn. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Werner, G., & Nelles, M. (1996). Rugklachten, voorkomen en genezen. Amsterdam: Schors. Zhang et al. (2005). Instructional video in e-learning: assessing the impact of interactive video on learning effectiveness. Information & Management, pp. 15-27.
46