No.: Staten van Cura~ao Zittingsjaar 2014-2015
060
Landsverordening van de tot wijziging van de Aigemene landsverordening Landsbelastingen, de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, de Landsverordening op de winstbelasting 1940, de Successiebelastingverordening 1908 en de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (Landsverordening belastingherzieningen 2015-2016)
nr.5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
De bespreking van de onderhavige ontwerplandsverordening heeft dezerzijds aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende op- en aanmerkingen. De PNP-fractie heeft kennisgenomen van het ontwerp. De fractie betreurt dat de Staten weinig tijd is geboden om het ontwerp goed te bestuderen alvorens dit te behandelen in de Centrale Commissie. De fractie is niet te spreken over de snelle procedure die de Staten willen volgen voor de behandeling van dit ontwerp en geeft aan meer tijd nodig te hebben om het ontwerp goed te kunnen bestuderen. De fractie benadrukt de conclusie van de Raad van Advies om eerst advies van de Sociaal Economische Raad (SER) af te wachten alvorens te bezien of een nader advies van de Raad van Advies nodig is. De fractie verzoekt de Centrale Commissie derhalve om geen Verslag maar een Voorlopig Verslag uit te brengen. Het onafhankelijk IidLeeflang heeft kennisgenomen van hetop tafelliggend ontwerp. Het lid juicht de betrokkenheid van sociale partners bij de totstandkoming van de landsverordening toe. Het onafhankelijk lid betreurt echter dat de gepensioneerden niet zijn vertegenwoordigd bij de totstandkoming van de fiscale hervormingen van de Regering. Het onafhankelijk lid zal derhalve binnen de Statendeze groep vertegenwoordigen.Het lid wenst te weten of er een impactstudie is gedaan van de voorgestelde hervormingen en wat de zwaarte zal zijn van deze hervorming op de groep van gepensioneerden en pre pensioneerden. Het onafhankelijk lid geeft voorts aan graag kennis te willen nemen van het uitgebrachte advies van de SER. Ten aanzien van de impactstudie verwijst de regering naar de memorie van toelichting waar uitvoerig ingegaan is op de consequenties van het onderhavige ontwerp voor de belastingplichtigen en tevens naar de presentatie van de Minister van Financien over het onderhavige ontwerp. Daaruit blijkt dat de wijzigingen dusdanig worden vormgegeven dat de kans op achteruitgang voor de diverse categorieen belastingplichtigen uitgesloten is dan wei in voorkomend 1
geval is geminimaliseerd. Tevens voegt de regering bij deze nota een analyse (Bijlage 1) die is verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling over de macro-economische gevolgen van het onderhavige voorstel. Tot slot bevestigt de Regering dat de SER ten tijde van de behandeling van het onderhavige ontwerp haar advies is uitgebracht. Dat advies is hierbij bijgevoegd (Bijlage 2), alsmede de reactie van de regering daarop (Bijlage 3). De PAR-fractie heeft ook kennisgenomen van de onderhavige ontwerplandsverordeningen juicht de betrokkenheid van de sociale partners toe bij de totstandkoming van de fiscale hervormingen. De fractie ziet graag dat de Staten deze werkwijze voortzetten en de sociale partners in het vervolg betrekken bij de totstandkoming van ingrijpende maatregelen voor de Curaçaose samenleving. Het onafhankelijk lid Sulvaran bedankt de Minister van Financiën en is zeer te spreken over de wijze waarop de Minister de totstandkoming van de fiscale hervormingen heeft begeleid. Hetlid heeft vertrouwen inde fiscale plannen van de Regering om de lasten van de burgers te verlichten. Het lid wijst erop dat de Regering de burgers na het invoeren van de hervormingenmoet blijven informeren over de fiscale hervormingen en de burgerbewuster maakt vandiens belastingverplichtingenten aanzien van het Land. Voorts verzoekt het lid aan de Regering om de Staten het door SER uitgebrachte advies te doen toekomen. Ten aanzien van de voorlichting van de burgers na het invoeren van de herzieningen meldt de regering dat het de bedoeling is dat de voorlichting van de burgers en va het bedrijfsleven wordt voortgezet. Zoals reeds hierboven is aangegeven is het advies van de SER bijgevoegd (Bijlage 2), alsmede de reactie van de regering daarop (Bijlage 3). De MAN-fractie heeft kennisgenomen van de ontwerplandsverordening. De fractie merkt op dat de Regering de burgers tegemoet wil komen door hun lasten te verlichten, maar dat deze lastenverlichting verbonden is aan voorwaarden. De fractie vraagt de Regering of het mogelijk is om deze tegemoetkoming los te koppelen van de fiscale hervorming. De Regering benadrukt dat het hier gaat om een integraal pakket. Het moderniseren en vereenvoudigen van de bestaande belastingwetgeving vereist financiële ruimte teneinde te voorkomen en in voorkomende gevallen de kans te verkleinen dat belastingplichtigen erop achteruitgaan. Het schrappen of beperken van een aftrekpost welke niet of niet in dezelfde intensiteit door alle belastingplichtigen wordt gebruikt, leidt er namelijk toe dat de belastingplichtigen die niet of in mindere mate van die aftrekpost gebruik maken er automatisch op vooruitgaan wanneer ingezet wordt om achteruitgang van de belastingplichtige 2
die daar wel volledig gebruik van maakt te voorkomen. Dat betekent inkomstendervingen waar financiële ruimte voor nodig is. De fractie vraagt aan de Regering hoeveel werkenden een minimumloon verdienen. Volgens de fractie is dit 50% van de werkende populatie. De fractie wil weten of deze groep erop vooruit gaat met de fiscale hervormingen van de Regering. De Regering meldt in reactie hierop dat de minimumloners vrijgesteld zijn van loonbelasting. Omdat de onderhavige belastingwijziging strekt tot het geven van lastenverlichting aan de burgers die in dit specifiek geval loonbelasting betalen, zullen de minimumloners noch op vooruitgaan noch op achteruitgaan, tenzij die andere bronnen van inkomsten hebben in welk geval zij als gevolg van het onderhavige ontwerp erop vooruit kunnen gaan. In antwoord op de stelling van deze fractie dat deze groep juist achteruit na de introductie van de nieuwe fiscale plannen als gevolg van de toenemende lasten en de vraag welke maatregelen de Regering zal treffen om deze groep tegemoet te komen, merkt de regering het volgende op. Het onderhavige ontwerp initieert het proces van lastenverlichting. Geenszins heeft de Regering aangeven dat de inspanningen van de afgelopen jaren teruggedraaid zouden kunnen worden. De overheidsfinanciën verkeerden in 2012 in een dermate kritische situatie dat daar onmogelijk twee jaren later ruimte voor zou kunnen zijn ontstaan. Sinds de Begroting 2013, zoals vastgesteld door de Staten, was de verwachting dat, mits het daarin voorziene programma integraal uitgevoerd zou worden en het verwachte resultaat zou opleveren, met ingang van 2015 ruimte zou ontstaan voor het initiëren van lastenverlichting. Voorts benadrukt de regering, onder verwijzing naar het betoog van het Statenlid Leonora, dat er in principe een positieve relatie bestaat tussen het inkomen, de waarde van onroerende zaken in eigendom en dus de te betalen onroerendezaakbelasting. Voorts dat naast de verhoging van het OB-tarief van 6% naar 9% voor een beperkte categorie goederen en diensten (luxe goederen en goederen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en het milieu), tevens het OB-tarief van 6% naar 0% is verlaagd voor enkele primaire levensbehoeften als fruit en groente. Om deze groep deels tegemoet te komen heeft de Regering zich ingespannen om de minimumlonen met ingang van 1 januari 2015 te indexeren. Voorts verzoekt de fractie aan de Regering om een actuaris op te dragen een analyse te maken naar de economische gevolgen en te berekenen wat de effecten van de fiscale hervormingen van de Regering zullen zijn. De fractie verwijst hierbij naar passages in het advies van de Raad van Advies waarin de Raad stelt dat de Regering in de memorie van toelichting niet duidelijk heeft gemaakt 3
of de korte en lange termijn macro-economische gevolgen van de voorgenomen belasting geanalyseerd zijn. Het is volgens de Raad daardoor niet duidelijk of deze belastinghervorming de beoogde stimulering van de economie, de werkgelegenheid en het vestigingsklimaat tot gevolg zal hebben. In reactie op het voorstel van de heer Cooper om een actuaris de effecten van het onderhavige voorstel te laten berekenen, meldt de regering dat een actuaris niet de daartoe aangewezen discipline is, daar een actuaris met name betrokken is bij berekeningen aangaande pensioenen en verzekeringen. Voor dit soort berekeningen worden economen en econometristen ingeschakeld. In het ontwerp is al ingegaan op de gevolgens van het onderhavige ontwerp. Zoals beloofd voegt de regering bij deze nota een analyse (Bijlage 1) die is verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling over de macroeconomische gevolgen van het onderhavige voorstel. Indien de Regering een gewijzigd ontwerp heeft opgesteld naar aanleiding van het advies van de Raad van Advies dan had de Regering dit gewijzigd ontwerp eerst ter toetsing moeten voorleggen aan de Raad van Advies, aldus de fractie. De Regering deelt deze mening niet. Een ontwerp wetstekst kan in reactie op een advies van de Raad van Advies worden aangepast. In die gevallen behoeft het ontwerp niet wederom ter advisering te worden voorgelegd aan de Raad van Advies. Een wetsontwerp dient wederom aan de Raad van Advies ter fine van advies te worden voorgelegd alleen als er sprake is van ingrijpende wijzigingen, mits dat niet voortvloeit uit het advies van de Raad van Advies. In het onderhavige geval vormde het advies van de Raad van Advies mede aanleiding om het ontwerp aan te passen. Vervolgens citeert voormelde fractie diverse passages uit het advies van de Raad van Advies waaronder die welke adviseert om in de toelichting op het ontwerp in te gaan op de korte en lange termijn macro-economische effecten van het ontwerp. De regering betreurt het dat, gelijk aan de behandeling van de ontwerpbegroting 2015, waar geciteerd werd uit het advies van de Raad van Advies en het advies van het College financieel toezicht, ook in dit geval over het hoofd wordt gezien dat de regering wettelijk verplicht is om in de wetsontwerpen op deze adviezen in te gaan. In het onderhavige wetsontwerp is in reactie op dit aspect de verwachte economische groei voor 2015 en 2016 vermeld. Ter aanvulling voegt de Regering een kopie van de analyse door het Ministerie van Economische Ontwikkeling van het onderhavige wetsontwerp.
4
Met betrekking tot de verwijzing door deze fractie naar passages in het advies van de Raad van Advies waarin wordt verwezen naar mogelijke discriminatie endus strijd met bepalingen van het EVRM, merkt de regering op dat reeds in het ontwerp hierop is ingegaan. Artikel 3 van de Staatsregeling bepaalt dat allen die zich in Curaçao bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. De memorie van toelichting vermeldt dat personen behorende tot de doelgroep of gelijk moeten worden behandeld of indien er objectieve gronden zijn om tussen hen te differentiëren, dienovereenkomstig verschillend kunnen worden behandeld. De eerste vraag die opkomtis of sprake is van feitelijk en rechtens gelijke gevallen. Feitelijk lijkt wel sprake van gelijke gevallen (particulieren die verzekerd zijn voor ziektekosten). De vraag of rechtens sprake is van gelijke gevallen, is iets lastiger te beantwoorden, immers de belastingplichtigen zijn op basis van verschillende regels verzekerd. Op beiden zijn wel dezelfde regels van de inkomstenbelasting van toepassing. Indien de rechter tot de conclusie zou komen dat sprake is van gelijke gevallen, is de wetgever nog altijd bevoegd om tussen hen te differentiëren indien er objectieve gronden zijn. De argumenten daartoe zijn in de memorie van toelichting van het ontwerp gegeven. Op fiscaal gebied komt aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid ("widemargin of appreciation") toe bij het beantwoorden van de vraag of voor de toepassing van artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en of, in het bevestigende geval, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te regelen (EHRM 22 juni 1999, nummer 46757/99, zaak DellaCiaja/Italië, BNB 2002/398). Dit geldt in beginsel ook voor de toepassing van artikel 3 van de Staatsregeling.Daarbij dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond ontbloot is (EHRM 10 juni 2003, nummer 27793/95, zaak M.A. en anderen tegen Finland, VN 2003/52.2). Op basis van bovenstaande concludeert de regering dat het onderscheid tussen belastingplichtigen met een particuliere- en basisverzekering ziektekosten kan worden gemaakt. Voormelde fractie vraagt voorts of het concept wetsontwerp niet weer voor advies aan de Raad van Advies dient te worden voorgelegd wanneer het wordt gewijzigd.
5
De Regering herhaalt dat een ontwerp wetstekst, in reactie op een advies van de Raad van Advies, kan worden aangepast. In die gevallen behoeft het ontwerp niet wederom ter advisering te worden voorgelegd aan de Raad van Advies. Voormelde fractie stelt verder dat de toegezegde lastenverlichting teniet wordt gedaan als gevolg van de introductie van de Onroerende zaakbelasting. De Regering herhaalt nogmaalsdat het onderhavige ontwerp het proces van lastenverlichting initieert. Geenszins heeft de Regering aangeven dat de inspanningen van de afgelopen jaren teruggedraaid zouden kunnen worden. De overheidsfinanciën verkeerden in 2012 in een dermate kritische situatie dat daar onmogelijk twee jaren later ruimte voor zou kunnen zijn ontstaan. Sinds de Begroting 2013, zoals vastgesteld door de Staten, was de verwachting dat, mits het daarin voorziene programma integraal uitgevoerd zou worden en het verwachte resultaat zou opleveren, met ingang van 2015 ruimte zou ontstaan voor het initiëren van lastenverlichting. Voorts benadrukt de regering, onder verwijzing naar het betoog van het Statenlid Leonora, dat er in principe een positieve relatie bestaat tussen het inkomen, de waarde van onroerende zaken in eigendom en dus de te betalen onroerendezaakbelasting. Voormelde fractie vervolgt met een citaat uit het advies van de Raad van Advies en meldt een inhouding op het rente-inkomen van 17,5%. De Regering constateert dat voormelde fractie ook in dit geval over het hoofd ziet dat de Regering, zoals wettelijk voorgeschreven, in het onderhavige ontwerp hierop is ingegaan. De inhouding zoals voorgesteld bedraagt geen 17,5% maar 8,5% door het loslaten van het voornemen om de belasting op rente- en dividendinkomen, en dus de inhouding ervan, te uniformeren. Ook met betrekking tot het citaat over de aftrekbaarheid van de BVZpremie en de vermeende kapitaalvlucht als gevolg van de inhouding van inkomstenbelasting op rente-inkomen citeert voormelde fractie uit het advies van de Raad van Advies. Ook in dit geval is in het onderhavige ontwerp hierop ingegaan. De inhouding zoals voorgesteld bedraagt overigens geen 17,5% maar 8,5% door het loslaten van het voornemen om de belasting op rente en dividendinkomen en dus de inhouding ervan te uniformeren. De inhouding van belasting op rente-inkomen komt tijdelijk in de plaats van rente-renseignering conform voorgesteld door de bankiersvereniging, juist om kapitaalvlucht te voorkomen.
6
De Regering kan zich overigens niet vinden in het voorstel van voormelde fractie om de NAf 40 miljoen te ‘bevriezen’ en aan te houden tot 2016. De Regering houdt vast aan de Begroting 2013 en Begroting 2015 zoals vastgesteld door de Staten om met ingang van 2015 lastenverlichting door te voeren. Deze fractie meldt voorts dat het de bedoeling is om het ambtenarenapparaat te doen afslanken met natuurlijke afvloeiing en vraagt wat de Regering denkt te doen met overtollige ambtenaren, en of deze kunnen worden ingezet bij sociale organisaties van bijvoorbeeld sport en cultuur. De Regering heeft zich inderdaad in de Begroting 2013, als onderdeel van het integrale plan om de financieel-economische situatie van Curaçao te herstellen voorgenomen het ambtenarenapparaat kleiner en efficiënter te maken. Toen telde het apparaat nog circa 4.000 ambtenaren. Intussen is dit aantal gedaald tot circa 3.550, wat nu circa 200 hoger zit dan het streefaantal van 3.350. Het inzetten van andere instrumenten, waaronder het voorgestelde door voormelde fractie, zou de rechtspositie van betrokkenen hebben geraakt. De Regering heeft gemeend dit proces te volbrengen in een sfeer van sociale rust middels natuurlijke afvloeiing. Aangezien het apparaat intussen al substantieel kleiner is geworden ziet de Regering geen behoefte aan het inzetten van andere instrumenten om het uiteindelijke streefaantal te realiseren. Zal de Regering gaan meten wat de effecten zijn geweest van de eerste vermindering van de winstbelasting (2011)? Wat is de inschatting van de Regering over de effecten van deze tweede vermindering van de winstbelasting? Kan de Regering dit SMART analyseren? De Regering constateert dat de eerdere verlaging van het winstbelastingtarief is ingegaan op het moment dat de toenmalige Regering niet de stappen heeft ondernomen om de overheidsfinanciën te stabiliseren. Als gevolg daarvan is het vertrouwen in de economie aangetast. Bovendien ging die verlaging gepaard met de verhoging van het OB-tarief van 5% naar 6%. Dus aan de ene kant werden de collectieve lasten verlicht door de eerdere verlaging van het winstbelastingtarief, maar anderzijds werd dit effect meer dan teniet gedaan door de verzwaring van de collectieve lasten als gevolg van de verhoging van het OBtarief. Bij het thans voorliggende voorstel is daar geen sprake van. Er wordt per saldo effectief lastenverlichting doorgevoerd in de winstbelastingsfeer van NAf 10 miljoen in 2015 en NAf 10 miljoen in 2016. Zoals reeds hierboven is aangegeven, voegt de Regering bij deze nota een analyse (Bijlage 1) die is verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling over de macro-economische gevolgen van het onderhavige voorstel. 7
Ten aanzien van de vraag of de Regering bereid is om het fiscale stelsel integraal te herzien zodat alle fiscale regelingen worden meegenomen, antwoordt de Regering bevestigend maar verduidelijkt dat dit niet inhoudt dat alle wijzigingen in één wetsontwerp worden verwerkt. De huidige werkwijze houdt in dat het fiscale stelsel integraal wordt bezien en dat vervolgens aan de hand van de prioriteiten uitwerking van de plannen plaatsvindt. Dat is ook in het onderhavige geval gebeurd. Vandaar dat reeds is aangegeven dat de Regering in de loop van 2015 ook de plannen zal voorleggen aan de Staten om in ieder geval de Omzetbelasting en de Motorrijtuigenbelasting in combinatie met de accijnzen op benzine te herzien. In antwoord op de vraag van deze fractie of de maximale aftrek voor studie-uitgaven (NAf10.000,=) ook voor gezinnen geldt waarin meerdere personen studeren, licht de Regering toe dat aftrek per studerend individu geldt. In antwoord op de vraag van voormelde fractie wat de gevolgen zijn van het onderhavige ontwerp voor de middenklasse, verwijst de regering naar de memorie van toelichting en tevens naar de presentatie van de Minister van Financiën over het onderhavige ontwerp, waarin uitvoerig is stilgestaan bij de consequenties van het onderhavige ontwerp voor diverse belastingplichtige inkomensgroepen. Voormelde fractie vraagt voorts of de aftrek voor sponsoring gemaximeerd is, of de Regering zal controleren of de gelden voor sponsoring ook hun doel treffen, of er geen misbruik van deze regeling kan worden gemaakt en tot slot of alleen bedrijven hiervan gebruik kunnen maken of dat individuen ook sponsoring kunnen aftrekken. De Regering antwoordt dat de aftrek van sponsoring door ondernemers thans nog beperkt is tot 80% en dat het onderhavige voorstel erin voorziet dat dit wordt verruimd tot 100%. Individuen in de loonbelastingsfeer kunnen ook aftrekken, maar de aftrek blijft beperkt tot 3% van het jaarinkomen. Op basis van het onderhavige voorstel bedraagt de sponsoring tenminste 1% van het jaarinkomen doch niet minder dan NAf 500 gulden en maximaal 3% van het jaarinkomen. Het betreft dus geen nieuwe aftrekpost maar de verruiming ervan. De bestaande controlemechanismen zullen worden ingezet om misbruik te vorkomen. Maar de Regering zal in de nieuwe opzet van de belastingdienst tevens ervoor zorgen dat specifieke posten aan een zwaardere controle worden onderworpen.
8
De fractie stelt dat de ontwerplandsverordening nog niet klaar is voor behandeling in de openbare vergadering van de Staten en sluit zich aan bij de door de PNP-fractie geuite wens om een Voorlopig Verslag naar de Regering te sturen. De Regering meldt nogmaals dat alle wettelijk voorgeschreven aspecten in acht zijn genomen bij de voorbereiding van het onderhavige wetsontwerp en kan zich daarom geenszins vinden in de stelling van voormelde fractie dat het ontwerp niet rijp is voor behandeling in de openbare vergadering van de Staten. In reactie op de stelling van de MFK-fractie dat er geen sprake is van lastenverlichting voor alle burgersna het invoeren van het onderhavige ontwerp, verwijst de regering naar de memorie van toelichting en tevens naar de presentatie van de Minister van Financiën over het onderhavige ontwerp, waarin uitvoerig is stilgestaan bij de consequenties van het onderhavige ontwerp voor diverse belastingplichtige inkomensgroepen. Daaruit blijkt duidelijk de vooruitgang van de belastingplichtige burgers die loonbelasting betalen. Voormelde fractie vraagt of er een studie is gemaakt van de groep beursalen die terug willen keren naar Curaçao, hoeveel van deze groep zal hier werk kunnen vinden, hoe de ex-studenten die geen werk vinden op Curaçao gebruik kunnen maken van de studie-aftrek? De Regering baseert zich bij dit voorstel op de algemeen bekende informatie dat veel ex-studenten niet terugkeren omdat zij vrezen niet in staat te zijn,in samenhang met de overige kosten van levensonderhoud, aan hun verplichtingen verband houdende met studieschulden te kunnen voldoen. DE Regering meent dat het als onderdeel van het beleid om de economische basis te verbreden en om sociale re-unificatie mogelijk te maken het wenselijk is voorzieningen te treffen zodat de drempel voor de terugkeer van ex-studenten wordt verlaagd. Voorts zorgt het onderhavige voorstel, blijkens de analyse van het Ministerie van Economische Ontwikkeling, voor het scheppen van circa 400 banen. Dit wordt voorst gecomplementeerd met de diverse initiatieven op het economische vlak om de economie te herstructureren en de groei te bevorderen. Voormelde fractie vraagt verder of de economie door het onderhavige ontwerp zal verbeteren. Volgens voormelde fractie is de economie achteruit gegaan, en vraagt daarom met hoeveel procent de economie achteruit is gegaan en of de werkloosheid met het onderhavige ontwerp zal afnemen. De economie is in 2013 met 0,8% gekrompen, mede als gevolg van de geïmplementeerde maatregelen/hervormingen om de financieel-economische situatie te stabiliseren en in het verlengde van de reeds in 2012 ingezette krimp 9
van 0,1%. Tevens voegt de regering bij deze nota een analyse (Bijlage 1) die is verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling over de macroeconomische gevolgen van het onderhavige voorstel. Daaruit blijkt dat de economische groei aantrekt en dat circa 400 banen kunnen worden geschapen. De fractie is van meningdat de groep met minimumloon het hardst wordt getroffen door de afschaffing van de aftrekposten in de nieuwe fiscale plannen van de Regering. De Regering meldt dat deze stelling incorrect is. Ten eerste meldt de Regering dat minimumloners vrijgesteld zijn van loonbelasting. Dus in tegenstelling tot hetgeen door voormelde fractie is beweerd, worden de minimumloners niet geraakt door de afschaffing of beperking. Bovendien vindt de afschaffing of beperking van aftrekposten zodanig plaats dat middels de belastingtarieven wordt gecompenseerd zodat de kans op achteruitgang voor de diverse categorieën belastingplichtigen uitgesloten is. De PS-fractie heeft kennisgenomen van de ontwerplandsverordening. De PS-fractie verzoekt de Regering om het overzicht met de wijzigingen van de Loonen Inkomstenbelastingen te publiceren, zodat burgersinzicht krijgen in de voorgenomen wijzigingen van de loon- en inkomstenbelasting. De De Regering heeft toegezegd het uitgebreide overzicht voor de diverse inkomensgroepen te zullen publiceren. In antwoord op het verzoek van voormelde fractie om een dergelijk overzicht te maken gebaseerd op de salarissen van de Statenleden en deze de Staten te doen toekomen, biedt de Regering de volgende informatie aan:
Belastbaar inkomen
Loonbelasting p/jaar
Loonbelasting p/mnd
Vooruitgang p/jr cumulatief
Vooruitgang p/mnd cumulatief 2015
2016
131
273
p/mnd
p/jr
2014
2015
2016
2014
2015
2016
2015
2016
12,715
152,580
45,448
43,872
42,175
3,787
3,656
3,515
1,576
3,273
Vooruitgang p/mnd cumulatief (in %) 2015
2016
3%
7%
Omdat de aftrekposten per Statenlid kunnen verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de leeftijd (gepensioneerd of niet), wordt uitgegaan van het brutosalaris van NAf 12.715 per maand tevens als belastbaar inkomen. De fractie ziet graag een snelle behandeling van de ontwerpslandsverordening, dit is in het belang van het Land. De fractie vindt het belangrijk dat de burgers goed geïnformeerd zijn over de positieve effecten van de voorgestelde ontwerplandsverordeningen. 10
Bijlage 1
Macro-Economische Analyse Voorgestelde Fiscale Lastenverlichting 2015-2016
Project Macro-economische analyse Voorgestelde Fiscale Lastenverlichting 2015-2016 Periode
December, 2014
Samengesteld door Ministerie Economische Ontwikkeling Contactadres voor deze Ministerie Economische Ontwikkeling publicatie AmiDos Building, Pletterijweg 43 Willemstad, Curaçao Tel: (+ 5999) 4621444, fax: (+ 5999) 4627590
2
Inleiding en achtergrond Vanwege de economische situatie van afgelopen jaren waarin het land Curaçao zich verkeert, vooral met betrekking tot een minder competitief investeringsklimaat heeft de overheid de voornemens om maatregelen ter stimulering van de economie te introduceren. Door een verlaging van o.a. de loon- en inkomstenbelastingtarieven en het winstbelastingtarief in de komende twee jaren wordt er gestreefd naar toenemende economische activiteiten. De overheid heeft als voornemens de landsverordening Belastingherzieningen 2015-2016 in te voeren tot wijziging van verscheidene landsverordeningen betreffende belastingen. Met deze wijzigingen beoogt de overheid de consumptie te bevorderen en de investeringen te stimuleren. Dit zal een positief effect hebben op de productie van bedrijven en de werkgelegenheid. Tevens wordt er gestreefd naar vermindering van de administratieve lasten voor belastingplichtigen als ook vermindering van de collectieve lasten. Deze wijzigingen hebben betrekking op onder andere:
De Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 De Landsverordening op de Winstbelasting 1940 De Landsverordening op de Loonbelasting 1976
Hierna volgt een overzicht van enkele voorgestelde wijzigingen die betrekking hebben op de winstbelasting en de loon- en inkomstenbelasting die budgettaire gevolgen hebben voor de overheid:
Verlaging inkomstenbelastingtarieven en aanpassing inkomensschijven Verlaging winstbelastingtarief Vrijgestelde vennootschap Afschaffing aftrek onderhoudskosten eigen woning in 2015 Afschaffing aftrek brandverzekering eigen woning in 2016 Beperking investeringsaftrek Beperking afschrijving gebouwen Beperking en afschaffing bedrijfskosten Verruimen aftrekbaarheid lasten studieleningen
Voor verder inzicht in de wijzigingen wordt verwezen naar de ontwerp-landsverordening Belastingherzieningen 2015-2016 en de bijbehorende memorie van toelichting. De gevolgen van de bovenvermelde wijzigingen zullen waarneembaar zijn op macroeconomisch niveau. In het kader hiervan voert het Ministerie van Economische Ontwikkeling een macro-economische analyse uit, waar de impact van deze maatregelen wordt onderzocht. 3
Uitgangspunten Alvorens de economische impact door te rekenen is het van eminent belang de hiernavolgende uitgangspunten door te nemen. Van belang is om te weten dat voor het doorrekenen van het economische effect de onderstaande uitgangspunten gehanteerd werden, te weten:
Los van de effecten van deze beleidsvoornemens in 2015 wordt een economische groei van 0.3 procent verwacht, die met name te danken is aan de te verwachten investeringen in het ziekenhuis, toeristische groei en een lage inflatie. Naar verwachting zullen de loon- en inkomstenbelastingopbrengsten met ongeveer ANG 30 miljoen in jaar 2015 en ANG 30 miljoen in jaar 2016 afnemen. Dit is gebaseerd op de verschuiving in de schijven en de dalende tarieven van inkomstenbelasting. Tevens verwacht men een afname van de winstbelastingopbrengsten van ongeveer ANG 10 miljoen in jaar 2015 en ANG 10 miljoen in jaar 2016. Vanwege de toenemende consumptieve bestedingen en vertrouwen zullen bedrijven in de loop van het jaar alvast investeringen plegen, met de verwachting een toenemende winst te realiseren aan het eind van het jaar. Hierdoor gaan we uit van toenemende private investeringen in het jaar 2015.
Macro-Economische Effecten In het hiernavolgend zullen de macro-economische effecten van de overheidsvoornemens worden toegelicht. De cijfers in tabel 1 zijn de afwijking ten opzichte van het basispad, dus geven het effect van de verwachte afname in de belastingopbrengsten in 2015 en 2016 weer. De macro-economische impact die in het hiernavolgend beschreven zal worden dient geïnterpreteerd te worden in het licht van de uitgangspunten besproken in de voorgaande paragraaf. Mochten er zich veranderingen voordoen in deze uitgangspunten zullen deze hun weerslag hebben op het resultaat gepresenteerd in tabel 1.
4
Tabel 1: Macro-economische effecten 2015
2016
0,1
0,1
Uitvoer
-0,1
-0,1
Invoer
0,4
0,6
Particuliere consumptie
0,9
1,3
Investeringen bedrijven
0,5
0,8
Productie bedrijven
0,4
0,5
Reële groei BBP
0,3
0,4
0,2
0,4
-20,8
-73,7
Prijzen, % mutaties Consumptieprijs Volumina, % mutaties
Aantal * 1000 (cumulatief) Arbeidsplaatsen bedrijven Aantal in mln. ANG(cumulatief) Deviezenvoorraad Inkomsten v. indirecte belastingen
4,2
10,3
Inkomsten v. directe belastingen van bedrijven
-5,5
-17,3
Inkomsten v. directe belastingen van gezinnen
-31,4
-64,0
Begrotingsoverschot sector overheid
-32,7
-71,0
9,7
25,2
Bruto investeringen bedrijven Bron: Curalyse
De verwachte daling van de belastingopbrengsten heeft een positieve invloed op de economische groei. De reële BBP zal naar verwachting toenemen met 0,3 procentpunt in 2015 en 0,4 procentpunt in 2016. Het hogere beschikbaar inkomen van particulieren leidt tot een toename van de particuliere consumptie welke een stijging van de invoer impliceert. De toename van de invoer heeft een negatieve impact op de deviezenvoorraad welke een significante daling in 2015 en 2016 ondervindt. Deze afname is deels te wijten aan de hogere import door bedrijven bestemd voor de productie. Tevens is er een hogere vraag naar goederen en diensten door de particulieren vanwege de toenemende koopkracht. De hogere vraag naar importproducten leidt tot een toename van de consumptieprijs. Als gevolg van de hogere consumptieprijs treedt er een verslechtering op van de concurrentiepositie die resulteert in een daling van de uitvoer in 2015 en 2016. De hogere consumptie van de bevolking en de verlaging van het winstbelastingtarief leidt o.a. naar verwachting tot meer investeringen door bedrijven. De bruto investeringen van bedrijven zullen naar verwachting een cumulatieve toename ondergaan van ANG 25,2 miljoen. Tevens worden er cumulatief 400 arbeidsplaatsen gecreëerd.
5
De indirecte belastingopbrengsten zullen naar verwachting toenemen met ANG 10,3 miljoen als gevolg van de stijging van de binnenlandse bestedingen waaronder zowel bestedingen van bedrijven en particulieren vallen. Naar verwachting zal de inkomstenderving voor de overheid minder bedragen, omdat het gedeeltelijk gecompenseerd zal worden door de verwachte hogere indirecte belastingopbrengsten( met name de omzetbelasting).
Aandachtspunten
Normaliter zal een verlaging van de belastingopbrengsten een negatieve impact hebben op de overheidsbegroting. De mogelijke afschaffing van de verschillende aftrekposten binnen de inkomsten- en winstbelastingsfeer zullen leiden tot een verbreding van de belastinggrondslag. Hierdoor wordt verwacht dat het eerder genoemd negatief effect op de overheidsbegroting gemitigeerd zal worden door de extra belastingopbrengsten als gevolg van de fiscale grondslagverbreding.
Conclusie
De bevindingen van de macro-economische analyse onderschrijven de verwachte doelstellingen van de overheid met de invoering van de landsverordening Belastingherzieningen 2015-2016. Het zal naar verwachting een positief effect hebben op de economie in het algemeen en in het bijzonder op de werkgelegenheid en het investeringsklimaat. Een negatief effect is te zien bij de deviezenvoorraad welke een substantiële daling toont dat te verklaren is door de hogere particuliere consumptie en bedrijven bestedingen die de invoer laten stijgen. Verder wordt verwacht dat de belastingherzieningen een positief effect zullen hebben op de overheidskas als gevolg van de compenserende maatregelen ter verbreding van de belastinggrondslag. Het verwachte positieve effect van de belastingherzieningen op de overheidskas is volkomen afhankelijk van een succesvolle verbreding van de belastinggrondslag.
6
Bijlage 2
Bijlage 3
Reactie op advies van de Sociaal Economische Raad d.d. 17 december 2014 1 Besluit Raad van Ministers Bij besluit van de Raad van Ministers gedateerd 1 oktober 2014 (zaaknummer 2014/045997) heeft de regering, de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) verzocht om advies uit te brengen inzake de ontwerp-landsverordening, tot wijziging van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2013, no. 53), de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63), de Landsverordening op de winstbelasting 1940 (P.B. 2002, no. 54), de Successiebelastingverordening 1908 (P.B. 1908, no. 48) en de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 245). 2 Advies van de SER De SER heeft op 17 december 2014 zijn advies inzake de ontwerp-landsverordening aan de regering vastgesteld. De regering heeft de adviezen van de SER bestudeerd. Dit heeft er toe geleid dat in de nota van wijziging enkele aanpassingen op het ontwerp zijn opgenomen en nader zijn gemotiveerd. Daarnaast wenst de regering ten aanzien van een aantal punten expliciet op de adviezen van de SER te reageren. Na een inleiding (punt 1) en een kort overzicht van de inhoud en strekking van de ontwerp-landsverordening (punt 2) worden de standpunten van de SER gemotiveerd uiteengezet (punt 3). De regering geeft hierna puntsgewijs een reactie op de betreffende standpunten van de SER. 3 Standpunt van de SER 3.1 Algemeen In het besluit van de Raad van Ministers gedateerd op 3 oktober 2014, met betrekking tot zaaknummer 2014/045997, wordt een kopie van de onderhavige ontwerplandsverordening doorgeleid aan de SER, met het verzoek om binnen twee weken na ontvangst daarvan advies uit te brengen. De SER stelt zich op het standpunt dat een dergelijke termijn in dit geval te kort is en dat het efficiënter en effectiever kan zijn een en ander voorafgaand aan het verzoek met de SER wordt besproken. Daarbij wijst de SER nog op eerdere briefwisselingen met de regering inzake enerzijds knelpunten bij de advisering door de SER en anderzijds een memorandum met betrekking tot de bepaling van de termijn voor de advisering door de SER. Voorts wijst de SER erop dat het secretariaat is onderbezet. Bij een verzoek om advies dient de regering aan de SER een termijn te stellen waarbinnen deze het advies dient uit te brengen. Gelet op de beoogde inwerkingtredingsdatum van de ontwerp-landsverordening heeft de Raad van Ministers ervoor gekozen om de SER een spoedadvies te vragen. Daarbij merkt de regering op dat een termijn van twee weken inderdaad kort is, maar gelet op de omstandigheden van dit geval zeer wenselijk was. Indien een dergelijke termijn naar de mening van de SER te kort is, ligt het in beginsel op diens weg om in het desbetreffende geval daarover onverwijld schriftelijk danwel mondeling in overleg te treden met de regering, om zo tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen. Daarbij kan alsdan mogelijk ook de prioriteitstelling van de advisering op de
1
verschillende ontwerp-landsverordeningen worden betrokken. In het onderhavige geval is het advies op 18 december 2014, tijdens de vaste commissie-vergadering van de Staten, verstrekt. De regering deelt het standpunt van de SER dat de samenwerking efficiënter en constructiever dient te geschieden. Met betrekking tot de onderhavige ontwerp-landsverordening heeft de SER nog gesteld dat op 10 november 2014 digitaal een memorandum aan de Minister van Financiën is verzonden waarbij meerdere vragen zijn gesteld. Deze vragen zijn op 17 november 2014 door de Minister van Financiën beantwoord. De SER stelt zich op het standpunt dat de vragen met betrekking tot de financiële implicaties en de impact op inkomensgroepen c.q. de samenleving niet heeft ontvangen. De antwoorden zijn de SER naar zijn zeggen ook niet duidelijk geworden tijdens de Nationale Dialoog op 26 november 2014. De regering merkt in dit kader op dat naar aanleiding van de Nationale Dialoog, het advies van de Raad van Advies, alsmede het advies van de Vereniging van Antilliaanse Belastingadviseurs, de ontwerp-landsverordening op onderdelen is gewijzigd. Tevens is de financiële paragraaf op onderdelen nader onderbouwd. Wegens gebrek aan cijfermatige informatie zijn de financiële gevolgen van bepaalde wijzigingen in eerste instantie op “p.m.” gesteld. In een later stadium is dit aangepast en zijn die onderdelen alsnog nader onderbouwd. De SER dringt er bij de regering op aan om haast te maken met de invoering van een Centraal Plan Bureau, danwel een Bureau Economische Analyse. De instelling van een dergelijk bureau zal bijdragen tot het democratisch debat over beleidsvoornemens, beleid en beleidswijzigingen in het land. De regering onderschrijft de stelling van de SER dat een dergelijk bureau positief zal bijdragen aan de kwaliteit en het proces tot de totstandkoming van beleid. Het verantwoordelijke ministerie inventariseert de stappen die daartoe moeten leiden. 3.2 Met betrekking tot het beleid van de regering In de ontwerp-landsverordening staat dat het gewenst is het belastingstelsel aan te passen in verband met het beleid van de regering gericht op: - het stimuleren van de economie; - het stimuleren van de werkgelegenheid; - het verbeteren van het vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven, alsmede kennismigranten en vermogende migranten; - het vereenvoudigen van het belastingstelsel; en - het verlichten van de administratieve lasten. De SER geeft de regering in overweging op hoofdlijnen het beleid inzake bovengenoemde onderwerpen in de memorie van toelichting te vermelden met een bronvermelding. De regering heeft zijn beleid bekendgemaakt middels het Regeerprogramma Curaçao 2013-2016 “Speransa i Konfiansa” 1 (hierna: het Regeerprogramma) en laatst in de vastgestelde Begroting 2015. In het Regeerprogramma wordt onder meer prioriteit gegeven aan alle activiteiten die voor economische groei en werkgelegenheid zorgen (zie p. 7 van het Regeerprogramma). Open dialoog en samenwerking met de partners binnen en buiten het Koninkrijk, vooral in Latijns‐ Amerika en de Caribische regio zijn cruciaal om tot 1 http://www.gobiernu.cw/web/site.nsf/resources/6F1BDFBC2506F11304257C8C0055E030/$FILE/REGEERPROGRAMMA_DEF.pdf
2
economische ontwikkeling te geraken. In dit kader gaat het om nationale planvorming middels brede dialoog, waarbij de ministeries van Algemene Zaken, Economische Ontwikkeling en Bestuur, Planning en Dienstverlening een gezamenlijke voortrekkers rol spelen. Het UNDP project dat een belangrijke rol speelt in Nation Building speelt ook onder deze strategische doelstelling een belangrijke rol. Op het gebied van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn is naast toegang tot scholing en zorg, ook toegang tot arbeid een belangrijk speerpunt. Ook hier geldt weer dat samenwerking met andere ministeries, waaronder het Ministerie van Financiën, open communicatie met de burger en online informatieverstrekking, bijvoorbeeld middels de online vacaturebank, voor positieve ontwikkelingen kunnen zorgen. In het kader van duurzaam economisch herstel en investeringen, wordt getracht investeerders aan te trekken (zie p. 8 van het Regeerprogramma). Op dit ogenblik worden de tax holiday-wetgeving alsmede andere fiscale incentives geëvalueerd. Het fiscale beleid van de regering is met name gericht op het vereenvoudigen van het belastingstelsel om zo de administratieve lasten te reduceren (zie p. 34 van het Regeerprogramma). Hierbij wordt getracht het aantal aftrekposten en indien mogelijk het aantal belastingsoorten te verminderen. In de ontwerp-landsverordening is een aanvang genomen met het terugbrengen van het aantal aftrekposten. Tevens is het beleid gericht op het verhogen van de inzet van IT. In dit licht moet het opnemen van de mogelijkheid om elektronisch aangifte te kunnen doen worden geplaatst. De SER geeft de regering in overweging om te analyseren in hoeverre de algemene doelstellingen van fiscaal beleid en wetgeving worden verwezenlijkt. Die doelstelling is naar de SER uiteenzet, onder meer gericht op: - het genereren van inkomsten; - het realiseren van niet-fiscale doeleinden van overheidsbeleid. Het fiscale beleid dient gericht te zijn op een belastingstelsel dat voldoet aan de volgende criteria: - eenvoudig, solide en fraudebestendig en begrijpelijk; - administratieve lasten voor burger en bedrijven beperken; - uitvoeringskosten voor belastingdienst reduceren; - solide belastingopbrengsten zonder willekeurige schommelingen; - eerlijk belastingstelsel waarbij uitholling grondslag effectief kan worden bestreden. In het licht van het bovenstaande wenst de regering het volgende naar voren te brengen. De regering beoogt met de ontwerp-landsverordening het belastingstelsel te vereenvoudigen. Derhalve worden meerdere aftrekposten geschrapt danwel beperkt. De regering wijst hierbij op het afschaffen van de willekeurige afschrijving, de beperking van de investeringsaftrek, het afschaffen van de premie brandverzekering, het afschaffen van de onderhoudskosten van de eigen woning, het vervallen van de minimumloonvrijstelling en de daarmee samenhangende verhoging van de basiskorting, en het beperken van verschillende aftrekposten. Deze maatregelen moeten het belastingstelsel eenvoudiger maken, waardoor met de uitvoering ervan minder tijd zal zijn gemoeid, zowel bij de burger als bij de overheid. Voorts wijst de regering nog op het uniformeren van het tarief met betrekking tot de inkomsten uit kapitaal, het aanmerkelijk belang, alsmede de uitkeringen uit een SPF of Trust. Voor alle duidelijkheid wenst de regering bij het bovenstaande nogmaals te benadrukken dat het afschaffen of beperken van een aftrekpost budgetneutraal wordt
3
voorgesteld. Met andere woorden, tegenover het afschaffen van een aftrekpost staat een evenredige verlaging van het belastingtarief. Daarnaast moet de mogelijkheid tot het doen van een elektronische aangifte voor de winstbelasting en de inkomstenbelasting het voor de burger eenvoudiger maken om aangifte te doen, dit moet het compliance gedrag van de belastingplichtige stimuleren waardoor de belastingopbrengsten van het land zullen toenemen. Voor wat betreft de invoering van de beperking afschrijving op gebouwen en de gebruikelijkloonregeling, merkt de regering op dat deze maatregelen met name zijn ingevoerd om ongewenste situaties weg te nemen. Bij het afschrijven op gebouwen wordt onder het huidige stelsel fiscaal beschouwd meer afgeschreven dan op basis van de werkelijke waarde van het gebouw redelijk is. Dit maakt het dat het belastingtarief hoog is gehouden. De gebruikelijkloonregeling is ingevoerd om te voorkomen dat bepaalde belastingplichtigen te onrechte geen danwel een onzakelijk salaris bedingen bij de eigen vennootschap, waardoor zij belasting en met name premies betalen dan wenselijk is. Hoewel deze wijzigingen het belastingstelsel niet vereenvoudigen, zijn deze om genoemde argumenten wel de ontwerplandsverordening opgenomen. Deze hebben dus tot doel de verlaging van belastingtarieven mogelijk te maken en de tax compliance te verbeteren. Om de belastingdienst in zijn nieuwe vorm invulling te geven wordt thans gewerkt aan de herziening van het fiscale stelsel, welke mede tot doel heeft de administratieve lasten te verlichten, aan de vervanging van het sterk verouderde IT-systeem, wat een randvoorwaarde is voor een efficiënte heffing en inning van belastingen, aan het opschonen van bestanden van de belastingdienst, wat een randvoorwaarde is voor een deugdelijke inning van belastingen en het in de actualiteit werken, aan het aanpassen en op elkaar afstemmen van werkprocedures, wat randvoorwaardelijk is opdat processen op coherente wijze in plaats van langs elkaar verlopen, alsook aan het opzetten van een op informatie-gestuurd belastingproces vorm te geven. 3.3 Met betrekking tot de wijziging van de Algemene landsverordening Landsbelastingen De verruiming van het toepassingsbereik van de transparante vennootschap De SER geeft aan dat uit de ontwerp-landsverordening en de bijbehorende memorie van toelichting niet blijkt in hoeverre de introductie van de transparante vennootschap in het jaar 2012 daadwerkelijk sociaal-economisch voordeel heeft geleverd. De SER adviseert om in de memorie van toelichting aandacht te besteden aan de bijdrage die de transparante vennootschap sinds de introductie in 2012 heeft geleverd aan de economische ontwikkeling van Curaçao, in het algemeen, en in het bijzonder het versterken van de concurrentiepositie van de internationale financiële sector. Met de invoering van de transparante vennootschap in Curaçao in 2012 werd met name gestreefd naar een verdere diversificatie en een grotere flexibiliteit van het regime voor kapitaalvennootschappen. Daarnaast moet de transparante vennootschap nieuwe buitenlandse investeerders aantrekken. Hierbij moet worden opgemerkt dat de transparante vennootschap echter ook geschikt is als alternatief voor lokale personenvennootschappen. De transparante vennootschap is civielrechtelijk een reguliere Curaçaose besloten of naamloze vennootschap. Voor bepaalde Curaçaose belastingen wordt de transparante vennootschap met de invoering van de regeling
4
echter als fiscaal transparant aangemerkt. Bij een transparante vennootschap wordt de vennootschappelijke zelfstandigheid derhalve losgekoppeld van de belastingplicht maar blijft de beperking van de civielrechtelijke aansprakelijkheid gehandhaafd. Niet duidelijk is of en zo ja, in hoeverre de transparante vennootschap voor een toename van buitenlandse investeerders heeft gezorgd. De regering heeft de Inspecteur der Belastingen verzocht te inventariseren hoeveel verzoeken er tot op heden zijn gedaan om als transparante vennootschap te worden aangemerkt. Hierover zal de SER nader worden geïnformeerd. Voorts blijkt volgens de SER uit de memorie van toelichting niet wat de te verwachten baten van de verruiming van het toepassingsbereik van de transparante vennootschap zijn. Er wordt geen aandacht besteed aan de financiële aspecten verbonden aan de verruiming van het toepassingsbereik. In dit kader wenst de regering te benadrukken dat de transparante vennootschap niet in eerste instantie is ingevoerd om budgettaire redenen, maar meer ter verdere diversificatie en een grotere flexibiliteit van het regime voor kapitaalvennootschappen. Een aandeelhouder in een naamloze- of besloten vennootschap die kwalificeert als transparante vennootschap wordt fiscaal niet als aandeelhouder maar als deelgerechtigde in een transparante vennootschap behandeld. Is de deelgerechtigde van de transparante vennootschap een natuurlijk persoon woonachtig in Curaçao, dan wordt het jaarlijkse inkomen en vermogen van de transparante vennootschap direct aan de deelgerechtigde toegerekend. De deelgerechtigde dient het inkomen uit de transparante vennootschap in zijn aangifte inkomstenbelasting op te geven als, afhankelijk van de activiteiten van de transparante vennootschap, een zuivere opbrengst uit bijvoorbeeld onroerende zaken, roerend kapitaal of onderneming en arbeid. Met andere woorden, bij transparantie van een vennootschap wordt voor die opbrengsten louter een ander subject in de belastingheffing (de aandeelhouder in plaats van de vennootschap) betrokken. Het doen van elektronische aangifte De SER constateert dat in de memorie van toelichting geen enkele inhoudelijke toelichting is opgenomen met betrekking tot de bepalingen inzake het aangifte doen langs elektronische weg. Met name de bepaling dat de Inspecteur der Belastingen uitsluitend op formeel verzoek toestemming kan verlenen om langs elektronische weg aangifte te doen, dient met het oog op het doel van de regering om administratieve lasten te verlichten nader gemotiveerd te worden. De regering merkt in dit kader op dat voor wat betreft de loon- en omzetbelasting sprake is van een codificatie van bepalingen uit de Ministeriele regeling formeel belastingrecht. Mede naar aanleiding van het informele advies van de Vereniging van Belastingadviseurs is hieromtrent een nadere toelichting gegeven in de memorie van toelichting. Voorts ziet de regering aanleiding om de bepaling in het derde lid aan te passen. De Inspecteur dient op het verzoek te beslissen binnen een termijn van twee maanden. De regering is van oordeel dat een schriftelijk verzoek vereist is om in aanmerking te kunnen komen om elektronisch aangifte te doen. De Inspecteur moet gegevens hebben van de belastingplichtige om bijvoorbeeld de identiteit te kunnen vaststellen. Voorts zal niet iedere belastingplichtige elektronisch aangifte willen doen.
5
Bij het opstellen van de ontwerp-landsverordening is de toelichting uit de genoemde ministeriele regeling abusievelijk niet overgenomen. Deze is nu in de nota van toelichting verwerkt. 3.4 Met betrekking tot inkomstenbelasting 1943
de
wijziging
van
de
Landsverordening op
de
Gelijktrekken van de belasting op rente uit verschillende spaarvormen De SER dringt er bij de regering op aan expliciet in de memorie van toelichting op te nemen in hoeverre de voorgestelde regeling om de belasting op rente uit verschillende spaarvormen gelijk te trekken invloed heeft op onder andere pensioensparen en het fiscale lange termijn sparen. Onder het huidige belastingstelsel zijn de inkomsten uit kapitaal, waaronder rente, dividend, rente uit kapitaalverzekering belast tegen een progressief tarief van maximaal 49%. Voor alle inkomsten uit kapitaal geldt dat deze voortaan worden belast tegen een uniform tarief van 19,5%. Dat tarief wordt tevens gehanteerd voor de voordelen uit een aanmerkelijk belang. Deze uniformering resulteert in een eenvoudiger belastingstelsel. He betreft dus enkel een tariefswijziging. Overigens wijzigt er met betrekking tot de heffing op dit inkomen niets. Hierop zijn twee uitzonderingen: 1. de rente uit obligatieleningen. Deze zijn onder het huidige stelsel vrijgesteld, maar worden bij inwerkingtreding van de ontwerp-landsverordening belast tegen het bijzondere tarief van 19,5%. Hierbij is overigens wel een overgangsregeling voorgesteld welke erin voorziet dat de rente die tot 1 januari 2015 is opgekomen, vrijgesteld blijft. Hierbij moet voorts worden bedacht dat het belastingtarief wordt verlaagd. 2. Voor bankrente als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting geldt een tarief van 6,5%. Zoals in de memorie van toelichting is vermeld, is gebleken dat dit inkomen dikwijls niet aangegeven wordt in de aangifte inkomstenbelasting. Derhalve heeft de regering met betrekking tot de heffing op deze rente-inkomsten een andere wijze van heffing voor te stellen, waarbij de financiële instelling als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt. Beperken / afschaffen diverse aftrekposten De SER vreest dat de maatregelen met betrekking tot de willekeurige afschrijving, investeringsaftrek, onderhoudskosten eigen woning mogelijk een teruggang van de economie tot gevolg zullen hebben. De SER dringt er bij de regering op aan om de effecten op de economie van de in de ontwerp-landsverordening opgenomen maatregelen inzichtelijk te maken. De regering merkt op dat het Ministerie van Economische Ontwikkeling een analyse (Bijlage 1) heeft verricht over de macro-economische gevolgen van het onderhavige voorstel. Uit die analyse blijkt dat het onderhavige voorstel juist zorgt voor extra economische activiteit. Voorts merkt de regering op dat het afschaffen van de willekeurige afschrijving alsmede de beperking van de afschrijving op gebouwen een jaar later, derhalve eerst op 1 januari 2016 in werking treedt.
6
Tevens wordt hier nogmaals opgemerkt dat tegenover de maatregelen een evenredige tariefsverlaging wordt voorgesteld. De overige in dit punt vermelde standpunten van de SER met betrekking tot de consumptieve rente en de aftrek van hypotheekrente, zijn reeds in de ontwerplandsverordeningen opgenomen en daarmee thans niet meer van belang. Invoering mogelijkheid tot aftrekken van rente betaald over studieschuld De SER onderschrijft het belang van de doelstelling van de regering om studenten te stimuleren na hun studie terug te keren naar Curaçao. De SER is echter van mening dat teneinde deze doelstelling te behalen er meer maatregelen ter stimulering nodig zijn dan alleen de invoering van de mogelijkheid tot aftrekken van de aflossing en rente betaald over studieschuld. De regering deelt het standpunt van de SER en heeft de bepaling in de ontwerplandsverordening uitgebreid in die zin dat bij landsbesluit houdende algemene maatregelen - met de scholing samenhangende kosten en lasten - kunnen worden aangewezen, die ook onder de regeling vallen. De SER vraagt aandacht van de regering voor de negatieve invloed van de voorgestelde afschaffing van de mogelijkheid tot aftrek van bepaalde kosten voor studiereizen, het bijwonen van congressen en dergelijke op de doelstelling van de regering om studie te stimuleren. De maatregelen zijn voorgesteld ter vereenvoudiging van het belastingstelsel. Tegenover het afschaffen van de aftrekpost staat een evenredige tariefsverlaging. De regering wil in dit kader overigens naar voren brengen dat is voorgesteld kosten ter zake van cursussen, seminars, symposia e.d. voortaan voor 100% aftrekbaar te laten zijn. De daarmee samenhangende reis- en verblijfkosten zijn net als onder het huidige belastingstelsel voor 80% aftrekbaar. Bij cursussen, seminars, symposia e.d. ligt in het algemeen de nadruk meer bij het vergroten van de kennis dan bij studiereizen, excursies, e.d. Laatstgenoemde categorie betreft doorgaans kortstondige evenementen die voor het merendeel van de deelnemers een recreatief en vrijblijvend karakter heeft. Verhogen basiskorting De SER adviseert de regering om in de memorie van toelichting een nadere toelichting op te nemen inzake de verhoging van de basiskorting en de diverse toeslagen beoogd. Voorts adviseert de SER om een overzicht te geven van de financiële gevolgen van de verhoging van de basiskorting en de verhoging van de diverse toeslagen. De regering verwijst op dit punt naar het algemeen deel (p. 3) waarin is aangegeven dat de verhoging van de basiskorting is ingegeven vanwege het afschaffen van de minimumloon-vrijstelling. Daarmee wordt het systeem van de belastingheffing eenvoudiger. Inkomstenbelasting over rente en beleggingsinkomsten Thans dienen burgers het inkomen verkregen uit rente op te geven en daarover 6,5% belasting alsmede de relevante sociale premies daarover te betalen. Zoals aangegeven
7
in de Memorie van toelichting bestaat het vermoeden dat dit op grote schaal niet plaatsvindt. De nieuwe regeling houdt in dat de banken zelf 8,5% inhouden op de betaling van rente op bank- en spaartegoeden. Dit tarief is all-inclusive en komt in de plaats van het huidige 6,5% belastingtarief, alsook van de relevante sociale premies; want dit rente-inkomen wordt dan met ingang van 2015 niet langer betrokken bij de heffingsgrondslag van de sociale premies. Deze herziening dient te worden geplaatst in het licht van de diverse moties en overige uitspraken van de Staten om de tax compliance te verbeteren. De bedoeling is dat dit stelsel als overgangsregeling dient totdat de belastingdienst is geëquipeerd zodat op verantwoorde wijze aan de rente-renseignering invulling gegeven kan worden. Pas dan zal informatie betreffende bank- en spaartegoeden automatisch aan de belastingdienst worden verschaft. 3.5 Met betrekking tot de wijziging van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 De verlaging van het tarief De SER constateert dat in de memorie van toelichting niet wordt gekwantificeerd wat de te verwachten effecten zijn op de economie van de verdere verlaging van het winstbelastingtarief. De SER dringt er bij de regering op aan in de memorie van toelichting de wijze waarop en de mate waarin de nu voorgenomen verlaging van het winstbelastingtarief de economie van Curaçao beïnvloedt te kwantificeren en daarbij tevens concrete resultaten van de tariefverlaging per 1 januari 2012 te betrekken. De regering constateert dat de eerdere verlaging van het winstbelastingtarief (in het jaar 2012) is ingegaan op het moment dat de toenmalige Regering niet de stappen heeft ondernomen om de overheidsfinanciën te stabiliseren. Als gevolg daarvan is het vertrouwen in de economie aangetast. Bovendien ging die verlaging gepaard met de verhoging van het OB-tarief van 5% naar 6%. Dus aan de ene kant werden de collectieve lasten verlicht door de eerdere verlaging van het winstbelastingtarief, maar anderzijds werd dit effect meer dan teniet gedaan door de verzwaring van de collectieve lasten als gevolg van de verhoging van het OB-tarief. Bij het thans voorliggende voorstel is daar geen sprake van. Er wordt per saldo effectief lastenverlichting doorgevoerd in de winstbelastingsfeer van NAf 10 miljoen in 2015 en NAf 10 miljoen in 2016. Zoals reeds hierboven is aangegeven, voegt de Regering in Bijlage 1 de analyse toe die is verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling over de macro-economische gevolgen van het onderhavige voorstel. De SER heeft in een eerder advies reeds gesteld dat het verlagen van het winstbelastingtarief slechts een van de vele factoren is die een buitenlandse investeerder betrekt bij zijn beslissing om zich eventueel in Curaçao te vestigen. De regering deelt het standpunt van de SER dat het winstbelastingtarief niet de enige, beslissende factor is, omdat de arbeidswetgeving, vergunningenprocessen, veiligheid, kwaliteit van de arbeidspopulatie e.d. ook doorslaggevende aspecten zijn bij dat besluit. Anderzijds dient Curaçao internationaal concurrerend te zijn. (Buitenlandse) investeerders betrekken bij prospecties naar vestigingsplaatsen voor hun activiteiten,
8
het statutaire belastingtarief en niet zozeer het effectieve belastingtarief bij het nemen van investeringsbesluiten. Als dusdanig is zelfs een voor de belastingplichtige neutrale verbreding van de belastinggrondslag (door aftrekposten te beperken of af te schaffen) en daaraan gekoppelde verlaging van de belastingtarieven gunstig voor het investeringsklimaat. Met het thans voorgestelde winstbelastingtarief wordt Curaçao vanaf 2016 qua winstbelasting concurrerend op internationaal niveau. 3.6 Met betrekking tot de wijziging van de Successiebelastingverordening 1908 De SER constateert dat de ministeriele regeling met algemene werking waarnaar in het voorgestelde artikel 42 Successiebelastingverordening en de bijbehorende toelichting wordt verwezen geen deel uitmaakt van onderhavig adviesverzoek. De SER is daarom niet in staat een oordeel te vormen over hetgeen de regering voorstelt. De ministeriele regeling kan op het moment dat deze is opgesteld – desgewenst – ter advisering worden voorgelegd aan de SER. 3.7 Met betrekking tot de wijziging van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 Introductie van de fictieve dienstbetrekking voor uitzendkrachten en stagiaires De SER dringt er bij de regering op aan dat actief wordt opgetreden tegen ondernemers die, al dan niet illegaal op Curaçao verblijvende, werknemers geheel of gedeeltelijk zwart uitbetalen en dat de geëigende maatregelen worden getroffen bij het constateren van overtredingen. De regering merkt in dit kader op dat de Minister van SOAW deze situaties in de gaten houdt en reeds instructie heeft gegeven om hard op te treden in dit soort gevallen. Expat-regeling De expat-regeling is uit de ontwerp-landsverordening geschrapt. Dit onderdeel wordt in de eerstvolgende ontwerp-landsverordening opgenomen, waarbij rekening zal worden gehouden met het commentaar van de SER. Gebruikelijkloonregeling De SER geeft de regering in overweging te onderzoeken of niet via andere maatregelen die minder ingrijpen op de bedrijfsvoering van de ondernemer fiscale structuren gericht op het ontwijken van belastingen en sociale premies kunnen worden bestreden en de effectieve belastingdruk voor de directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) terug kan worden gebracht naar het niveau dat werknemers in het algemeen betalen. De regering heeft naar aanleiding van de Nationale Dialoog, het advies van de Vereniging van Antilliaanse Belastingadviseurs en de input van meerdere stakeholders, besloten de gebruikelijkloonregeling drastisch te wijzigen. Zo is het gebruikelijk loon thans gesteld op een maximum bedrag van NAf 50.000. Dit is alleen anders indien dat bedrag in de branche van de directeurgrootaandeelhouder niet gebruikelijk is (alsdan wordt het loon op dat lagere bedrag gesteld), danwel een
9
werknemer van de DGA een hoger salaris ontvangt (alsdan wordt het loon op dat hogere loon gesteld). In het geval een DGA werkzaamheden voor meerdere lichamen verricht, wordt slechts eenmaal het gebruikelijk loon gesteld. De regeling is niet van toepassing bij een loon van NAf 12.500 of minder. Op deze wijze wordt bereikt dat de DGA die onder de huidige wetgeving geen danwel een ongebruikelijk (laag) loon bedingt, en daarmee zijn belasting- en premiedruk verlaagt, over dat bedrag toch inkomstenbelasting en sociale premies betaalt. 3.8 Met betrekking tot de inwerkingtreding De SER stelt zich op het standpunt dat met de beoogde datum van inwerkingtreding van de ontwerp-landsverordening er thans geen ruimte is om: - de adviezen van alle adviesorganisaties op een zorgvuldige manier te verwerken; - een intensieve voorlichtingscampagne te starten waarin ondernemers en de bevolking van Curaçao worden geïnformeerd over de wijzigingen van het belastingstelsel en de effecten daarvan op het besteedbaar inkomen. De regering deelt het standpunt van de SER niet. Het advies van de Raad van Advies alsmede commentaar van meerdere stakeholders zijn volledig en zorgvuldig in de ontwerp-landsverordening verwerkt. Het advies van de SER heeft aanleiding gegeven om de ontwerp-landsverordening op enkele onderdelen te wijzigen. Omdat het advies eerst op 17 december jongstleden aan de regering is overhandigd, dienen deze wijzigingen te worden meegenomen in een nota van wijziging. Voorts is op 15 december 2014 een intensieve voorlichtingscampagne gestart op zowel de radio, als televisie, als in verschillende dagbladen. Voorts gaan de wijzigingen weliswaar op 1 januari 2015 in, de aangifte inkomstenbelasting dient eerst in 2016 te worden opgesteld en ingediend. Datzelfde heeft te gelden voor de winstbelasting, waarbij nog opgemerkt moet worden dat de wijzigingen van het afschaffen van de willekeurige afschrijving en de beperking van de afschrijving op gebouwen pas ingaan op 1 januari 2016. Dat betekent dus dat belastingplichtigen voldoende tijd hebben om daarop te anticiperen. 4 Sociaal economische effecten De SER constateert dat in de memorie van toelichting op het ontwerp niet wordt vermeld wat de te verwachten effecten op de economie zijn van de wijzigingen zoals voorgesteld in het onderhavige ontwerp. In het bijzonder stelt de SER dat de voorstellen sociaal-economische gevolgen hebben, en in het bijzonder van invloed zijn op de koopkracht, werkgelegenheid, productie en betalingsbalans. De regering merkt op dat in het ontwerp dat aan de Staten is aangeboden, in antwoord op het advies van de Raad van Advies, alsmede commentaar van overige stakeholders, aanvullend daarop is ingegaan. In het concept-ontwerp dat voor advies was aangeboden aan de SER was namelijk reeds ingegaan op de koopkrachteffecten van het onderhavige voorstel. Zoals reeds hierboven is aangegeven, voegt de Regering in Bijlage 1 de analyse toe die is verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling over de macro-economische gevolgen van het onderhavige voorstel. De SER maakt nog melding van een groep van 773 belastingplichtigen die als gevolg van wijzigingen in de Loonbelasting en de Inkomstenbelasting erop achteruit zouden
10
gaan. De SER meent dat de manier van presenteren ertoe heeft geleid dat twijfels zijn ontstaan over de effecten op de koopkracht. Het beeld is intussen veranderd doordat niet langer wordt voorgesteld de aftrek van hypotheekrente te beperken noch de aftrek van de consumptieve rente af te schaffen. Hierdoor blijkt, op grond van de bij de Inspectie der belastingen beschikbare informatie, geen belastingplichtige er op achteruit te gaan. De regering is het overigens niet eens met de SER dat door de manier van presenteren twijfels zijn gaan ontstaan over de effecten op de koopkracht. Die twijfels zijn primair ontstaan omdat enkele oppositieleden de onjuiste indruk wilden wekken dat het belastingplan geen lastenverlichting beoogde doch lastenverzwarend was. De SER maakt ook melding dat de regering eraan voorbij gaat dat de perceptie kan ontstaan dat het onderhavige voorstel onderdeel vormt van een breder fiscaal plan zoals de verhoging van de basisverzekeringspremie en de geplande wijziging van de motorrijtuigenbelasting. De SER meent dat omdat de regering al deze wijzigingen niet in hun samenhang beziet de indruk wordt gewekt dat de belastingwijzigingen in het onderhavige ontwerp een belasting-technische exercitie is, zonder aandacht voor de hieruit voortvloeiende sociaal-economische gevolgen. De SER adviseert de regering inzichtelijk te maken wat in de koopkrachteffecten van het geheel aan recente en voorgenomen wijzigingen inzake belastingen en sociale premies. Ook op dit punt is de regering het niet eens met de SER. Geenszins heeft de regering aangeven dat de inspanningen van de afgelopen jaren teruggedraaid zouden kunnen worden. De overheidsfinanciën verkeerden in 2012 in een dermate kritische situatie dat daar onmogelijk twee jaren later ruimte voor zou kunnen zijn ontstaan. Sinds de Begroting 2013, zoals vastgesteld door de Staten, was de verwachting dat, mits het daarin voorziene programma integraal uitgevoerd zou worden en het verwachte resultaat zou opleveren, met ingang van 2015 ruimte zou ontstaan voor het initiëren van lastenverlichting. Het onderhavige ontwerp initieert dat proces van lastenverlichting. Het onderhavige ontwerp ligt in het verlengde daarvan en tevens van de Begroting 2015, alsook van het Regeerprogramma, en vormt als zodanig onderdeel van een integraal fiscaal plan dat tot doel heeft de sociaal-economische ontwikkeling te bevorderen. Effect op de concurrentiepositie Tegenover de verlaging van de inkomstenbelasting en van de winstbelasting - die de concurrentiepositie doen verbeteren - staat volgens de SER de grondslagverbreding door het schrappen of beperken van aftrekposten, de verhoging van de premie basisziektekostenverzekering van 12% naar 13% met ingang van 1 november 2014 en de verdere verhoging van de premie van 13% naar 13,6% met ingang van 1 januari 2015 om de afschaffing van de nominale premie van NAf 82 per jaar te financieren. Ook op dit punt is de regering het niet eens met de SER. De regering herhaalt nogmaals dat op geen enkel moment en geen enkele manier is aangeven dat de inspanningen van de afgelopen jaren teruggedraaid zouden kunnen worden. De overheidsfinanciën verkeerden in 2012 in een dermate kritische situatie dat daar
11
onmogelijk twee jaren later ruimte voor zou kunnen zijn ontstaan. Het onderhavige ontwerp initieert het proces van lastenverlichting dat voorzien was in de Begroting 2013, zoals vastgesteld door de Staten. Tevens wenst de regering voor alle duidelijkheid te benadrukken dat het afschaffen of beperken van aftrekposten in het onderhavige voorstel budgetneutraal verloopt. Met andere woorden, tegenover het afschaffen van een aftrekpost staat een evenredige verlaging van het belastingtarief. Daarom kunnen deze wijzigingen niet worden gepresenteerd als tegenpool van de verbetering van de concurrentiepositie. De regering deelt het standpunt van de SER dat het winstbelastingtarief niet de enige, beslissende factor is bij het nemen van investeringsbesluiten, omdat de arbeidswetgeving, vergunningenprocessen, veiligheid, kwaliteit van de arbeidspopulatie e.d. ook doorslaggevende aspecten zijn bij dat besluit. Anderzijds dient Curaçao internationaal concurrerend te zijn. (Buitenlandse) investeerders betrekken bij prospecties naar vestigingsplaatsen voor hun activiteiten, het statutaire belastingtarief en niet zozeer het effectieve belastingtarief bij het nemen van investeringsbesluiten. Als dusdanig is zelfs een voor de belastingplichtige neutrale verbreding van de belastinggrondslag (door aftrekposten te beperken of af te schaffen) en daaraan gekoppelde verlaging van de belastingtarieven gunstig voor het investeringsklimaat. Met het thans voorgestelde winstbelastingtarief wordt Curaçao vanaf 2016 qua winstbelasting concurrerend op internationaal niveau. De verhoging van de premie basisziektekostenverzekering voor actieven van 12% naar 13% met ingang van 1 november 2014 om de verlaging van de basisziektekostenverzekering voor gepensioneerden van 10% naar 6,5% te financieren en de verdere verhoging van de premie van 13% naar 13,6% met ingang van 1 januari 2015 om de afschaffing van de nominale premie van NAf 82 per jaar te financieren zijn voor de economie als geheel. Daarom is de suggestie dat deze de concurrentiepositie doen verslechteren niet correct temeer dat sociale harmonie in ons land daar ook doorslaggevend voor is. De SER vraagt zich verder wederom af of de verlaging van de tarieven van de Inkomstenbelasting en van de Winstbelasting opweegt tegen laatstgenoemde en eerder ingevoerde lastenverzwarende maatregelen, zoals het optrekken van premies en loongrenzen sociale verzekeringen en het differentiëren en verhogen van het tarief van de omzetbelasting. De regering herhaalt nogmaals dat nimmer is aangeven dat de inspanningen van de afgelopen jaren teruggedraaid zouden kunnen worden. De overheidsfinanciën verkeerden in 2012 in een dermate kritische situatie dat daar onmogelijk twee jaren later ruimte voor zou kunnen zijn ontstaan. Het onderhavige ontwerp initieert het proces van lastenverlichting dat voorzien was in de Begroting 2013, zoals vastgesteld door de Staten. Met inachtneming van de eerdere inspanningen om de overheidsfinanciën te herstellen is er ook na de lastenverlichting zoals voorzien in het onderhavige voorstel sprake van per saldo lastenverzwaring. Maar de regering deelt ook de analyse van de SER niet dat met de verhoging van de premie basisziektekostenverzekering voor actieven van 12% naar 13% met ingang van 1 november 2014 en de verdere verhoging van de premie van 13% naar 13,6%
12
met ingang van 1 januari 2015 (voor de economie als geheel) sprake is van lastenverzwaring omdat deze verhogingen dienen om respectievelijk de verlaging van de basisziektekostenverzekering voor gepensioneerden van 10% naar 6,5% en om de afschaffing van de nominale premie van NAf 82 per jaar te financieren. Daarmee is de collectieve lastendruk voor de economie als geheel gelijk gebleven. Voorts verzuimt de SER melding van te maken dat naast de verhoging van het OBtarief van 6% naar 9% voor een beperkte categorie goederen en diensten (luxe goederen en goederen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en het milieu), tevens het OB-tarief van 6% naar 0% is verlaagd voor enkele primaire levensbehoeften als fruit en groente. De SER merkt overigens op dat met onderhavig voorstel de basisziektekostenpremies niet langer aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting, terwijl particuliere verzekeringen wel aftrekbaar zijn. De regering merkt op dat het hier gaat om de formele regeling ervan daar reeds bij de invoering van de basisverzekering hiervan is uitgegaan. De SER herhaalt verder dat andere terreinen zoals arbeidsmarkt, arbeidsmarktregulering, opleidingsniveau van de werknemers en infrastructurele voorzieningen ook bepalend zijn voor de concurrentiepositie. De regering denkt daar in essentie niet anders over, namelijk dat meerdere aspecten de concurrentiepositie van ons land bepalen. Maar dat neemt niet weg dat met de voorgestelde verlaging van het winstbelastingtarief Curaçao vanaf 2016 qua winstbelasting concurrerend wordt op internationaal niveau. (Buitenlandse) investeerders betrekken bij prospecties naar vestigingsplaatsen voor hun activiteiten, nou eenmaal het statutaire belastingtarief en niet zozeer het effectieve belastingtarief bij het nemen van investeringsbesluiten. 5 Financiële paragraaf De SER stelt dat de regering melding maakt dat zonder aanvullende stappen de afschaffing of beperking van aftrekposten tot extra inkomsten zorgt, terwijl de regering de verbetering van de concurrentiepositie nastreeft. De SER geeft verder aan dat daarom de regering voor het jaar 2015 heeft voorzien in de extra opbrengsten en lastenverlichting voor zowel werknemers als werkgevers. De regering heeft hiervan melding gemaakt om te onderbouwen dat de verlaging van de belastingtarieven verder moet gaan dan die welke nodig is om de voorgenomen lastenverlichting te effectueren. En dat is ook gebeurd, want tegenover het afschaffen of beperken van aftrekposten staat een evenredige verlaging van het belastingtarief. Dat verloopt dus budgetneutraal. Daarom is de stelling van de SER dat de regering voor het jaar 2015 heeft voorzien in extra opbrengsten niet correct. Voorts geeft de SER aan dat de regering geen melding maakt van de budgettaire gevolgen van de invoering van de inhouding op rente-inkomen en dividendinkomen. De regering geeft aan dat dit wel in het daartoe strekkende ontwerp geschiedt. Daar hoort het thuis.
13
Overigens merkt de regering op dat in het daartoe strekkende wetsontwerp is afgezien van de koppeling tussen de belasting op rente-inkomen en dividendinkomen (uniformeren belastingtarief inkomen uit roerend kapitaal). De SER stelt dat de regering in de begroting voor het dienstjaar 2015 aangeeft meerjarig te hebben voorzien in deze lastenverlichting. De belastingverminderingen worden in dit voorstel als volgt verdeeld over de collectieve lasten: A. Voor de verlaging van de inkomsten- en loonbelastingtarieven wordt zowel in het jaar 2015, als in het jaar 2016, een bedrag van NAf 30 miljoen begroot. B. Voor de verlaging van de winstbelasting wordt zowel in het jaar 2015, als in het jaar 2016, een bedrag van NAf 10 miljoen begroot. Maar de SER stelt dat de regering aangeeft dat, omdat het gebruik van de te beperken of af te schaffen aftrekposten niet geschiedt overeenkomstig de verdeling van het inkomen over de belastingschijven, een relatief groot bedrag aan lastenverlichting als ‘smeerolie’ nodig is om het voorkomen van lastenverzwaring voor afzonderlijke groepen van belastingplichtigen te kunnen financieren. Dat klopt. Met bedoelde afschaffingen en beperkingen van aftrekposten wordt de belastinggrondslag verbreed. Zonder aanpassing van het belastingtarief leidt dit, vanwege de bredere grondslag, tot een structurele toename van de inkomsten. Omdat het gebruik van deze aftrekposten niet geschiedt overeenkomstig de verdeling van het inkomen over de belastingschijven is een relatief groot bedrag aan lastenverlichting als ‘smeerolie’ nodig om het voorkomen van lastenverzwaring voor afzonderlijke groepen van belastingplichtigen te financieren. Het voorkomen van lastenverzwaring bij de belastingplichtige die gebruik maakt van een aftrekpost die conform het voorstel wordt beperkt of afgeschaft leidt automatisch tot lastenverlichting voor de belastingplichtige die geen dan wel minder intensief gebruik maakt van die aftrekpost. De ruimte voor lastenverlichting maakt het mogelijk deze inkomstenderving te financieren. De SER stelt vast dat omdat een aantal posten met name in de winstbelasting op p.m. worden gesteld geen integraal inzicht wordt verschaft en het daarom onduidelijk is of, ondanks de verlaging van het winstbelastingtarief, uiteindelijk lastenverlichting of lastenverzwaring ontstaat als gevolg van de wijziging van de winstbelasting. Wegens gebrek aan cijfermatige informatie zijn de financiële gevolgen van bepaalde wijzigingen in eerste instantie op “p.m.” gesteld. Intussen zijn die onderdelen nader onderbouwd en gekwantificeerd, waardoor die onduidelijkheid is weggenomen. Met betrekking tot het advies van het Ministerie van Financiën - welk de SER aangeeft niet te hebben aangetroffen - meldt de regering dat bedoeld advies reeds in oktober is ingewonnen. Dat advies dient enkel interne doeleinden. 6 Wetgevingstechnisch en redactioneel commentaar De SER geeft de regering dringend in overweging om de ontwerp-landsverordening en de bijbehorende memorie van toelichting in zijn geheel aan een redactionele toetsing te onderwerpen.
14
De regering heeft het commentaar van de SER op dit punt, voorzover dat nog niet was gebeurd naar aanleiding van het advies van de Raad van Advies, in de nota van wijziging betrokken.
Willemstad, 22 december 2014
15