STADSREGIO
5
ROTTERDAM
datum •
Aan de Raden van de regiogemeenten Aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders
ons kenmerk • steller • telefoon •
4 januari 2009 62060 J. Fix (010)4173019
uw kenmerk • betreft •
Investeringsstrategie 2010 2020
Geachte gemeenteraad, geacht college, In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiele lijn en een inhoudelijke lijn. Dit heeft geresulteerd in de voorliggende notitie Investeringsstrategie regio Rotterdam 2010 2020. In de regioraad van 16 december 2009 is de Investeringsstrategie 2010-2020 aan de orde geweest. De regioraad heeft besloten in te stemmen met de notitie Investeringstrategie regio Rotterdam 2010 - 2020. Tevens heeft de regioraad besloten het omslagstelsel voort te zetten conform de huidige systematiek en uitgangspunten voor tariefstelling van de omslagheffing. De regioraad heeft ook ingestemd met het voorstel de omslagbaten in te zetten voor investeringen in de regionale opgave voor groen, infrastructuur, wonen en economie. Voorts heeft de regioraad in principe ingestemd met de instelling van een Investeringsreserve en na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) te liquideren. Tenslotte heeft de regioraad voor de opstelling van de begroting 2011 als richting meegegeven dat een nader te bepalen deel van de voeding van de Investeringsreserve wordt afgezonderd in de begroting ten behoeve van procesondersteuning, opdat de Investeringsreserve uitsluitend investeringsmiddelen bevat. De regioraad heeft naar aanleiding van de adviezen van de commissies nog de volgende opmerkingen geplaatst: 1. 2. 3.
Bij het bepalen van de investeringsprojecten dient te worden uitgegaan van een gebiedsgerichte benadering. Het is van belang een integrale afweging te maken; daarbij past niet een a priori vastgesteld percentage van de vrij besteedbare middelen voor bepaalde beleidsvelden. Het stellen van prioriteiten dient te gebeuren aan de hand van criteria. Er wordt kennisgenomen van de eerste - grove - prioriteiten en de daarbij gehanteerde criteria. Om die reden acht de regioraad het wenselijk om het woord 'weer' te schrappen in de 3 e regel van onder op pagina 1 van de brief aan de leden van de regioraad d.d. 11 december 2009.
Wij bieden u nu de Investeringsstrategie 2010 - 2020 ter consultatie aan. Daarvoor zijn de volgende relevante stukken als bijlage bij deze brief gevoegd:
Meent106 1 Postbus 21051 I 3001 AB Rotterdam I T 010 417 23 89 I F 010 404 73 47 I
[email protected] I I www.stadsregio.info
Notitie Investeringsstrategie 2010 - 2020, versie 18 december 2009. Ten opzichte van de notitie, versie 18 november 2009 die in de regioraad voorlag is in 3.2 informatie toegevoegd over aangegane verplichtingen en reserveringen voor investeringen in groen en infrastructuur. Tevens is het voorstel voor prioritering voor Wonen aangepast conform de brief d.d. 11 december 2009 aan de regioraad inzake de Investeringsstrategie 2010 2020. Agendapost Investeringsstrategie 2010 - 2020 voor de regioraad van 16 december 2009. Brief d.d. 11 december 2009 van het dagelijks bestuur aan de regioraad betreffende de adviezen van de commissies en de reactie van het dagelijks bestuur. Wij verzoeken u ons uw reactie te doen toekcmen voor 1 maart 2010. Uw reactie zullen wij betrekken bij de definitieve voorstellen die wi; in juni 2010 aan het algemeen bestuur van de stadsregio zullen voorleggen. Hoogachtend, het dag«luks bestuur van de stadsregio Rotterdam,
mr M
ing. A. Aboutaleb,
secretaris.
voorzitter.
Investeringstrategie regio Rotterdam 2010 - 2020 Versie 18 december 2009
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam Investeringsstrategie 2010-2020 / 60434 / RWE / JF / 16 december 2009
Inhoudsopgave Samenvatting en voorlopige conclusies 1. Inleiding 2. De regionale opgave tot 2020 3. Investeringsprioriteiten 3.1 Uitgangspunten 3.2 Groen 3.3 Verkeer en Vervoer 3.4 Wonen 3.5 Economie 3.6 Milieu 4. Het financiele instrumentarium 4.1 Bestaande budgetten 4.2 Voortzetting van het huidige omslagstelsel 4.3 Aanwending van investeringsmiddelen 4.4 Nieuwe financieringsarrangementen 5. Vervolg
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
Samenvatting en voorlopige conclusies In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiele lijn en een inhoudelijke lijn. Daartoe zijn drie werkgroepen geformeerd, bestaande uit ambtenaren van verschillende regiogemeenten en medewerkers van de stadsregio. De drie werkgroepen zijn 1. Omslagstelsel, 2. Optimaliseren van gebruik Externe fondsen en mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt en 3. Prioritering. Deze notitie is het (voorlopige) resultaat. In de notitie wordt de regionale opgave beschreven zoals deze geformuleerd is in het proces van Dialoog 2009 en opgenomen is in "Verbindende kracht: een realistische visie op regionale samenwerking na 2010". De kern is dat de stadsregio zich richt op een duurzame ontwikkeling van ruimte en mobiliteit. De regionale agenda binnen dit fysieke domein is complex en veelomvattend: - de transformatieopgave in de Noordas, - de inpassing van de behoeften van het haven-industrieelcomplex en de versterking van de woon- en landschappelijke kwaliteiten in de Zuidflank, - benutting van de potenties van de locaties aan de rivier, - de doorontwikkeling van knooppunten - de verstedelijkingsopgave voor de periode 2010- 2020, - de opgave om de regio duurzaam bereikbaar te houden, de infrastructuur optimaal te benutten en de netwerken voor openbaar vervoer en fiets uit te bouwen, - gezamenlijk een duurzame economische groei bewerkstelligen door onder andere de aanpak van verouderde bedrijfsterreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreien en kantoorontwikkeling, - de ontwikkeling van regioparken, - een regionale aanpak op het gebied van de waterproblematiek (advies commissie Veerman) - uitvoering van de proactieve milieuaanpak. De regionale middelen zijn beperkt. Bestaande subsidies houden op te bestaan (BLS) of nemen in omvang af (ISV, BDU) of zijn tot 2020 nog onzeker (ILG loopt tot 2013). Gelijkertijd vragen partners in de realisering van de regionale agenda financiele participatie van de stadsregio. De stadsregio beschikt slechts over de in het verleden opgebouwde BWS-reserve en (beperkte) rentebaten. De omslagbaten voor de huidige verstedelijkingsperiode zijn geheel belegd met verplichtingen. Dit leidt tot de conclusie dat de voortzetting van een omslagstelsel van essentieel belang is in de realisatie van de regionale agenda. Voorts vergt de samenhang tussen de verschillende projecten een integrate afweging, zowel inhoudelijk als financieel. Dat is een belangrijk argument om een algemene investeringsreserve in het leven te roepen, die gevoed wordt door de omslagbaten, de BWS-reserve en rentebaten. Voor de verdeling van de middelen kan worden aangesloten bij de prioriteringsmethoden en -criteria als urgentie, multiplier, probleemoplossende werking en synergic Hierdoor ontstaat een transparant verdeelmodel, waarbij de koppeling tussen middelen en investeringen goed inzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat de uitvoering van de investeringsstrategie via de verantwoording van de investeringsreserve onderdeel wordt van de P&C-documenten en -cyclus. De middelen van de investeringsreserve voorzien in een aanvulling op geoormerkte budgetten als Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De regionale investeringen zullen zelden de financiele dekking van projecten betreffen. Ook zijn de mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt om kostenverhaal op regionaal niveau ten behoeve van regionale doelstellingen toe te passen onderzocht. Die mogelijkheden blijken uiterst beperkt zijn, gegeven de complexiteit en gestelde wettelijke randvoorwaarden. Daarom wordt voorgesteld niet verder op deze weg te gaan en de strategic te richten op ondersteuning van gemeenten om dit instrument op gemeentelijk Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
niveau ten voile te benutten. Hiertoe wordt inmiddels door de stadsregio aan een netwerk gebouwd waar planologen, planeconomen en (nun) adviseurs via kennisdeling de praktijkkennis van grondexploitaties verdiepen. Tevens is verkend of en zo ja welke beleidsdoelen en projecten van de stadsregio Rotterdam in de komende jaren voor Europese, Rijks- of provinciale financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt is dat subsidies nooit een vaste inkomensstroom kunnen en zullen zijn. De verwachting is dat het belang van Europese fondsen in de nabije toekomst (2013) voor Nederland afneemt. Het heeft dus vanuit financieel oogpunt niet zoveel zin om fors te investeren in een Europese lobby richting Brussel en Den Haag. Voorgesteld wordt voor de korte termijn subsidiekansen te benutten in het Europese programma Kansen voor West, gericht op doelstelling 2 Regionale concurrentiekracht en Werkgelegenheid. Sinds juni 2009 is onder regie van Rijk en Randstadregio een werkgroep gestart met de opdracht oplossingsrichtingen aan te d agen voor de financiering van de binnenstedelijke opgave. Onder de titel van Onorthodoxe maatregelen zijn diverse categorieen van maatregelen ge'identificeerd. In paragraaf 4.4 van de bijgaande notitie worden deze (kort) getypeerd De werkgroep rapporteert in mei 2010 De uitkomsten zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en prioritering van :ie regionale investeringsstrategie. Vervolg Na de behandeling van de notitie in de diverse commissies en de besluitvorming in de regioraad wordt de notitie aangeboden voor consultatie aan de regiogemeenten. Parallel aan dit vervolgproces en aanvullend op het gestelde in deze notitie wordt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten het komende jaar een nadere invulling gegeven aan de volgende zaken: 1. De investeringsprioriteiten: he; afwegingskader van de diverse investeringsprojecten en - ge:>ieden alsmede de volgorde en fasering; 2. De afstemming van de investeringsstrategie met de processen van Verstedelijkingsafspraken, RVVP en RGSP; 3. De spelregels met betrekking tot de instelling van een investeringsreserve; 4. De afwikkeling van de rechten en verplichtingen van de op te heffen fondsen. Bij de start van de nieuwe bestuurspei iode worden betrokken bestuurders over de voortgang van bovenstaande ge'inforrr eerd.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
1.
Inleiding
In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiele lijn en een inhoudelijke lijn. Daartoe zijn drie werkgroepen geformeerd, bestaande uit ambtenaren van verschillende regiogemeenten en medewerkers van de stadsregio. De drie werkgroepen zijn: 1. Omslagstelsel 2. Optimaliseren van gebruik Externe fondsen en mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt 3. Prioritering. De regioraad heeft op 1 juli jl. de rapportage Het omslagstelsel van de stadsregio Rotterdam 1995 - heden van de werkgroep Omslagstelsel besproken, waarin de werking van het huidige Omslagstelsel, de gemeentelijke bijdragen aan het omslagstelsel en de aanwending van de ontvangen middelen uit het Omslagfonds worden toegelicht. In de bijlage van die rapportage is ook een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in andere regio's projecten van regionaal belang (mede) worden gefinancierd. Deze notitie vormt het (voorlopige) resultaat van de genoemde werkgroepen. De notitie poogt de onderbouwing te geven voor besluitvorming over het nut en de noodzaak van een omslagstelsel en de wijze waarop de komende 10 jaar de omslagbaten worden ingezet. In paragraaf 2 wordt aangegeven wat de regionale opgave behelst, hetgeen recent in het proces van Dialoog 2009 opnieuw is geformuleerd. Paragraaf 3 geeft de argumentatie voor een prioriteitstelling, vanuit de wetenschap dat de oeschikbare overheidsmiddelen niet toereikend zullen zijn om alle ambities uit RR2020 te verwezenlijken binnen de komende 10 jaar. Paragraaf 4 beschrijft het financieel instrumentarium dat de stadsregio kan inzetten voor de realisatie van de regionale opgave, inclusief enkele nieuwe ideeen rond waardecreatie en publiek-private samenwerking die bij gebiedsontwikkeling toegepast zouden kunnen worden. In de slotparagraaf komt het vervolgproces aan de orde.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
2. De regionale opgave De regionale opgave is geformuleeid in onder andere het regionaal structuurplan/provinciaal streekplan RR2020. Met de programma's en projecten die hieraan gerelateerd zijn willen gemeenten, stadsregio en provincie een krachtige ruimtelijk-economische structuurversterking en een belangrijke kwaliteitsverbetering van het woon- en leefmilieu tot stand brengen. In het proces van Dialoog 2009 is vastgesteld dat de regionale agenda tot 2020 de volgende punten bevat: 1.
Noordas De stadsregio heeft de ambitie de aantrekkelijke positie van de Noordas te benutten voor het uitbouwen van de kennis- en diensteneconomie en om de aantrekkelijke en gewilde woongebieden in Lansingerland en Rotterdam Noord en Oost v e r d e r t e versterken. De Noordas bevindt zich in een verstedelijkingsproces, waarbij het gebied transformeert: Van een overwegend agrarische gebied naar een samenhangend natuur- en recreatiegebied dat van be:ekenis is voor een groot deel van de Rotterdamse regio (regiopark Rottemeren, regiopark Delfland, groenzones Noordrand en Berkel-Pijnacker, uitbouw f ets- en wandelpaden); Van een relatief slecht berciikbaar gebied aan de rand van de stad naar een zeer goed ontsloten zone met economische potenties op bovenregionale schaal (A13-16, N471, N209, uitbouw van OV-verbindingen); Van een stedelijk woonmilieu en drie dorpen naar een samenhangend groen woongebied; Van een traditioneel glastumbouwgebied naar een toonaangevende, kennisintensieve pijler van de greenport Zuid-Holland.
2.
Zuidflank In de Zuidflank gaat het erom de behoeften van het haven-industrieelcomplex te accommoderen en gelijktijdig de relatie met het deltalandschap, met bijbehorende kwaliteiten voor recreatie en wonen te versterken. In concreto betreft het: de ontwikkeling van nieuwe regionale bedrijventerreinen:Brielle en Spijkenisse/Bernisse in de zuidwestflank, Ridderster in de zuidoostflank; herstructurering van bestaande bedrijventerreinen; verbetering van de bereiktiaarheid: onder andere verbreding van de A15, tweede westelijke oeververbinding, A4 tussen Hoogvliet en Klaaswaal; de ruimtelijke inpassing Vein deze nieuwe ontwikkelingen; de versterking van de lancschappelijke en natuur- en recreatieve waarden, waarbij ook een koppeling wordt gelegd met de wateropgave: in de zuidwestflank het groenprogramma Voorne Putten met een omvang van bijna 1800 hectare en in de zuicoostflank het regiopark Usselmonde dat ruim 1600 hectare natuur- en recreatiegebied omvat. In aansluiting op de ontwikkeling van het regiopark wordt n:iuw samengewerkt met de Drechtsteden.
3.
Rivierzones Niet voor niets wordt dit gebied het 'goud van de regio' genoemd: benutting van de locaties voor nieuwe stedelijke milieus na herstructurering of transformatie van verouderde bedrijventerreiner geeft kansen voor wonen, werken en recreeren, waarin de Rotterdamse regio ;;ich kan onderscheiden van andere. Tegelijkertijd vervult de rivier met openbaar vervoer te water een belangrijke functie in de ontsluiting van de rivierzones. Een en ander vergt een zorgvuldige planning en ontwerpstrategie in verband met milieueisen.
4.
Knooppunten De omgeving van Rotterdam Centraal is een internationaal knooppunt. Daaromheen ligt een ring van kleinere knooppunten met een bovenregionale of regionale functie: Brainpark Centrum, Schieveste, Vijfsluizen,Alexander, Rotterdam Airport en Parkstac. Ze hebben een gunstige ligging voor bedrijven,
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
voorzieningen en woningbouw in hoge dichtheden. Dit brengt met zich mee dat miiieueisen een passende ontwerpstrategie vereisen. De opgave is hier om de investeringen in infrastructuur af te stemmen op de programmatische ontwikkeling, waarbij ongewenste concurrentie tussen de knooppunten wordt voorkomen. De ontwikkeling van de knooppunten zelf is een zaak van de gemeenten. 5.
Verstedelijking De opgave is om circa 65.000 woningen te realiseren, waarvan grofweg tussen de 25.000 en 27.000 sloop-vervanging betreft. Binnen de Zuidvleugel is afgesproken dat 8 0 % van deze opgave in bestaand stedelijk gebied (grens 2010) plaatsvindt. De verschuiving van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde benadering vergt een integrale aanpak, waarbij de regiogemeenten afspraken maken over de ontwikkeling van de diverse woonmilieus inclusief de randvoorwaarden en de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt. De thema's waarlangs dit gebeurt zijn: trendbreuk in de herstructurering, openbaar vervoer gerelateerde verstedelijking, transformatie rivierzones, centrumontwikkeling en metropolitaan landschap.
6.
Bereikbaarheid en mobiliteit Het regionaal verkeer- en vervoerplan 2003-2020 ondersteunt de beoogde ruimtelijke, economische en leefbaarheidsontwikkelingen optimaal. De inzet van de stadsregio vertaalt zich in uitvoeringsgericht overleg met de vele partijen die in de regio projecten feitelijk realiseren; de stadsregio zet daarbij gericht de beschikbare financiele middelen in. Via intensief contact met de rijksoverheid spant de regio zich in om bestaande infrastructuur optimaal te benutten en om nieuwe infrastructuur zo te realiseren dat mobiliteit gepaard gaat met een goede inpassing en leefbaarheid. In de periode tot 2020 gaat het er vooral om de interne en externe bereikbaarheid van de zuidelijke Randstad te verbeteren. Het netwerk moet minder gevoelig worden voor verstoringen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bereikbaar worden gemaakt. Daarbij is essentieel dat daarin alle modaliteiten vanuit hun sterke kant worden betrokken. Prijsbeleid en ketenbenadering zijn centrale aspecten in de aanpak van de stadsregio. De projecten met een grote betekenis in dit kader, die in realisatie respectievelijk voorbereiding zijn: De infrastructurele maatregelen in de Noordas en de Zuidflank; Onderliggend wegennet: Noordoost, N209, N 4 7 1 , N57, optimalisatie stedelijke wegennetten, aansluitingen hoofdwegennet/onderliggend wegennet; Openbaar v e r v o e r / spoorvoorzieningen: afronden RandstadRail, ZoRoverbinding, Hoekse lijn, Ridderkerklijn, stations Kethel en Parkstad, spoorcapaciteit Schiedam- Delft en Gouda-Rotterdam, zuidvleugelnet, toegankelijkheid openbaar vervoer, veiligheid en instandhouding netwerken; Ketenmobiliteit: P&R voorzieningen , fietsenstallingsvoorzieningen bij diverse (metro)stations / haltes; Goederenvervoer: spoorcapaciteit, mainportbereikbaarheid multimodaal Duurzame bereikbaarheid: studie Rotterdam VOORuit;
7.
Economie en grondbeleid De kernopgaven als herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorontwikkeling behoeven een uitvoeringsgerichte aanpak. Bundeling van kennis en capaciteit, het richten van middelen, het in samenhang prioriteren en faseren zijn daarbij cruciaal. In het RR2020 is de herstructureringsopgave vastgelegd. In het meerjarenprogramma Regionaal Herstructurerings- en Ontwikkelingsbureau (RHOB) is de opgave nader ingedeeld naar perioden van uitvoering tot 2020. De herstructureringsopgave is een groot maatschappelijk probleem en kent een forse onrendabele top. Ondersteuning in organisatie en uitvoering van de opgaven door gericht inzetten van kennis, expertise en/of projectmanagement is soms ontoereikend. Middelen om gericht obstakels weg te nemen dan wel bij te dragen middels cofinanciering zijn ook van groot belang om voortgang te kunnen krijgen en houden. Voor de periode t / m 2011 zijn de volgende terreinen geprioriteerd, waarbij ook de provinciale UHB-gelden worden gericht op deze terreinen: Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
Agricluster in Barendrecht/Ridderkerk, Spaanse Polder in Rotterdam en NieuwMathenesse in Schiedam. In 2012 en 2013 staat gepland 5 bedrijventerreinen (Noord-West, Hordijk, Schiebroek, Laagjes en Hoogvliet) uit het Meerjarenprogramma in Rotterdam, Groot-Vettenoord in Vlaardingen, Stormpolder in Krimpen aan den IJssel en Wilhelminahaven in Schiedam. In 2014 wordt opnieuw bepaald of de herstructurering van de genoemde terreinen voldoende gevorderd is om ook de herstructurering van andere terreinen te starten. Op dat moment worden tevens de prioriteiten gesteld tot 2020, uit de lijst van betrokken terreinen: Hoofdweg in Capelle aan den IJssel, 's Graveland in Schiedam, 't Woud in Brielle, Hoefslag in Lansingerland, Donkersloot in Ridderkerk, De Kade, De Dijk en Kapelpolder in Maassluis, Kickersbloem 1 in Hellevoetsluis, De Vergulde Hand in Vlaardingen en Halfweg/Molenwatering in Spijkenisse. Ook de ontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen kent stagnatie ten opzichte van de planning. Ook hier w o r d : een procesondersteunende aanpak op maat voorgestaan. Voor wat betreft de inzet met betrekking tot kantoren is en wordt vooral ge'i'nvesteerd in bereikbare knocippuntlocaties en verzorgt de stadsregio de coordinate tussen het prograrrma op de diverse knooppunten.
8.
Groen en water Centraal staat hierbij de totstandkoming van een robuuste samenhangende groenblauwe structuur random het stedelijk gebied van de regio, waarbij het in de eerste plaats gaat om recreatiegebieden, duurzaam beheer van deze gebieden en de verbindingen in en tussen deze gebieden alsmede het stedelijke gebied. Het betreft de ontwikkeling van de regioparken Dsselmonde (inclusief Deltapoort), Delfland en de Rottemeren. Daarnaast zijn de volgende opgaven aan de orde: Voorne Putten: Krekenplan, koppeling aan waterberg'rngsopgave en versterking open landschap; Noordrand: groene zone tussen Rottemeren en Delfland; Maasmond: groene zone tussen Maassluis en de kust; Ruimtelijke gevolgen van de waterkwantititeitsopgave; Relatie met het klimaatbeleid; Concretisering van het advies van de commissie Veerman.
9.
Milieu De proactiev° "Mlieuaanpak is er primair op gericht om de uitvoering van RR2020 zodanig te faciiiteren dat plannen niet als gevolg van milieuaspecten stil komen te liggen. Dat betekent dat in eer zo vroeg mogelijk stadium van de utvoering van de diverse projecten en programma's de milieuaspecten in kaart worden gebracht en een strategie ontworpen wcrdt gericht uit vergroten van de uitvoerbaarheid van het ruimtelijk beleid bij een gelijktijdige verbetering van de milieukwaliteit. De stadsregio ondersteunt de gemeenten hierin onder meer door middel van trainingen, signaalkaart, quick scans voor het doorlichten van ruimtelijke plannen op milieukansen en -knelpuntan. De regionale aanpak luchtkwaliteit behelst de uitvoering van het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit, de uitvoering van onderdelen van het regionale en nationale samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit en de monitoring van de uitvoering en de effecten op de luchtkwaliteit. De stadsregio ontvang van VROM tot 2014 € 9,5 mln voor de uitvoering van de plannen. De regionale klimaatagenda ornvat de samenwerking tussen de regionale gemeenten gericht op een reductie van de C02 uitstoot in 2025 van 40 % ten opzichte van 1990. In de agenda zijn 13 samenwerkingsprojecten bijeen gebracht die daaraan een bijdrage leveren. De stadsregio faciliteert en ondersteunt de gemeenten bij de uitvoering van die projecten d.m.v de inzet van uren en geld. In de tweede fase wordt verkend op welke wijze in de regio vorm kan worden gegeven aan de klimaatadaptatie. hierin is de wateropgave een centraal thema. Aangesloten wordt bij initiatieven op basis van de aanbevelingen van de Commissie Veerman en bij het Rotterdam Climate Initiative.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
Samengevat bevat de regionale agenda een groot scala aan activiteiten binnen het fysieke domein, waarin de stadsregio acteert vanuit verschillende rollen. Voor de Investeringsstrategie zijn van belang de rollen: Verdeler van financiele middelen Facilitator van gebiedsontwikkeling Ondersteuner van gemeenten bij de uitvoering van programma's en projecten Smedervan publiek-private allianties Belangenbehartiger en 'lobbyist' voor de regio bij rijk en provincie.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
3.
Investeringsprioriteiten
3 . 1 Uitgangspunten De investeringsprioriteiten zijn afgeleid van de strategische doelen van de stadsregio, zoals beschreven in hoofdstuk 2. Aan de hand van de volgende criteria c.q uitgangspunten is een eerste schifting te maken van de projecten die in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage van d;> stadsregio uit de V r i j ' besteedbare middelen: 1. Het gaat om een project van bovenbkaal belang. Dit houdt in dat de beoogde effecten van de ontwikkeling de gemeente overstijgen. Dit kan aan de orde zijn wanneer wordt samengewerkt met andere gemeenten, waarbij ook gedacht kan worden aan een premie op samenwerking. De betreffende ontwikkeling draagt tevens zichtbaar bij aan de uitvoering van de regionale agenda 2010 - 2020; 2. De urgentie van de ontwikkeling / h e t project wordt breed gedeeld; 3. De bijdrage betreft cofinanciering: rret name rijks- en provinciale investeringen vergen cofinanciering. De bijdrage is noodzakelijk voor realisatie. Ergo: zonder een bijdrage komt de uitvoering niet of veel te laat (naar inening van het bestuur) tot stand; 4. Met de bijdrage worden andere gewcnste investeringen losgetrokken van andere overheden en/of marktpartijen en private investeerders: het multipliereffect; dit kan zichtbaar zijn in concrete effecten bijvoorbeeld in bouw van aantallen woningen voor een specifieke doelgroep, vergroting van be zoekersaantallen of behouden dan wel vergroten van de werkgelegenheid. 5. De focus is om te investeren in de rjmdvoorwaarden voor een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor wonen en werken. Dat betekent dat geen generieke subsidies (bijvoorbeeld een bedrag per gebouwd:: woning) worden verstrekt. Wel kan sprake zijn van gebiedsspecifieke investeringen, waar een integrale opgave aan de orde is. 6. Er is sprake van synergie. De ontwikkeling kent een samenhang met andere projecten. Dit kan aan de orde zijn bij een gebiedsgerichte aanpak. Nota Bene: De stadsregionale investeringen voorzien in een aanvulling op geoormerkte budgetten als Investeringsbudget Landelijk Gebied (3-G) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De regionale investeringen zullen zelden de financiele dekking van projecten betreffen. 3.2 Groen Uitgangspunt bij dit voorstel is dat doer de vergaande verstedelijking die bovendien voor het grootste deel binnenstedelijk gerealiseerd gaat worden de druk op de open ruimte in de steden steeds groter wordt en de druk op de open ruimte om de grote steden eveneens. Het is dus voor het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en een ruimtelijke omgeving waarin mensen en bedrijven zich willen vestigen van groot belang dat die buitenstedelijke gebieden op orde komen en blijven. Dat leidt tot de volgende prioriteiten voor groen: - Noordas/Common Green, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar niet alleen een robuust groen (natuur en recreatie)gebied ontstaat dichtbij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam en Lansingerland), maar omdat daarmee ook de verbinding tot stand gebracht wordt tussen de regiorale parken/landschappen: Delfland en Rottemeren. In verband met het verhogen van de bruikbaarheid is hier tevens een prioriteit het investeren in de stad-landverbindingen (ecologische, recreatieve en ontsluitende) voor diverse modaliteiten : lopen, fietsen, kanoen, ov-bereikbaarheid en autobereikbaarheid in combinatie met goede overstappunter. Die verbindingen moeten niet alleen de Noordas betreffen, maar ook de verbindingen met Rottemeren en Delfland.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 10
- Oost-IJsselmonde, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar een verbinding tot stand gebracht kan worden tussen de 600 PMR ha, de landinrichting en de voornemens voor de Deltapoort. Hiermee ontstaat ook aan de zuidkant een robuuste groene structuur dichtbij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam, Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk). Wat de stad-landverbindingen betreft geldt hier hetzelfde als bij de Noordas. - Voorne Putten, omdat het belangrijk is in het licht van ruimtelijke kwaliteit, leefomgeving en vestigingsklimaat het open gebied van de regio open te houden. Dat betekent prioriteit voor het Krekenplan. Hiermee kan de metafoor "tuin van de regio" nadere invulling krijgen, zeker als een en ander in relatie tot landelijk wonen en andere ruimtelijke ontwikkelingen wordt gebracht. Bovendien kan hiermee de recreatieve druk op de kust verlicht worden. Dat wil overigens niet zeggen dat er in de rest van de regio niets meer gebeurt, maar dat de regionale investeringen met voorrang hiervoor moeten worden ingezet. Aandachtspunt is nog dat de regio er waarschijnlijk in gaat slagen een slordige 2300 ha uitvoeringsgereed te hebben in 2010. Dat betekent dat alle planologische en financiele hobbels genomen moeten zijn. Hier en daar zal nog wel een tekort(je) optreden, waarbij het Omslagfonds/Investeringsreserve wordt ingezet voor projecten die in de prioritaire gebieden liggen. Voor de overige gebieden zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Om een en ander in het juiste perspectief te plaatsen volgt hierna een overzicht van de reserveringen en aangegane verplichtingen voor groen. Geraamde inkomsten en uitgaven fonds groen per 15 december 2 0 0 9 In de periode 2006 - 2010 wordt geraamd (meerjarenraming 2007) dat het Fonds Groen als volgt wordt gevuld:
2006 € 6.340.000
2007 € 13.440.000
2008 € 7.680.000
2009 € 7.200.000
2010 € 6.139.200
De financiele middelen die uit het Omslagfonds beschikbaar komen voor groen worden ondergebracht in het Fonds Groen. Daartegenover staan een aantal reeds aangegane verplichtingen: project PMR Hoeksepark Strypse wetering Schieveen Landscheidingspark Reservering Landscheidingspark Groenzone Oranjebuitenpolder totaal
2006 1,32
2007 1,35 1,3
2008 1,38
2009 1,41
0,50 1,66 3,70
2010 1,43
2011 1,46
2012 1,49
2013 1,52
1,66*
1,66
15,7 1,00
totaal 11,36 1,3 0,5 3,32 19,4 1,0 1,0
1,00 5,02
18,35
3,54
1,41
5,09
1,46
1,00 2,49
1,52
38,88
Daarbij dient te worden aangetekend dat de laatste reservering voor Schieveen (2013) niet wordt gefinancierd uit dit budget, maar dat daarvoor t.z.t. andere bronnen worden gezocht. Een en ander leidt tot de volgende opbouw van reserves c.q. tekorten
inkomsten uitqaven reserve
2006 6,34 5,02 1,32
2007 13.44 18,35 -3,59
2008 7,68 3,54 0,65
2009 7,20 1,41 6,44
2010 6,14 5.09 7,49
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 11
Van de reserve in 2010 moet nog de verplichting voor PMR over 2011 t/m 2013 worden betaald. Dat betekent een reserve van € 7,49 - € 4,48 = € 3,01 miljoen. Verder is in 2009 een reservering voor de Oranjebuitenpclder gemaakt ter grootte van € 1,2 miljoen. Daarmee reduceert het reserve tot € 1,31 miljoen.
3.3 Verkeer en vervoer Voor de investeringen in de infrastructuur door de stadsregio is de belangrijkste stroom financiele middelen geregeld via de BD.J Verkeer en vervoer. In de periode 2010-2020 komt via de BDU ongeveer€3,5 miljarcl ter beschikking, bij gelijkblijvend rijksbeleid. Inclusief beschikbare gereserveerde BDU-middelen voor grotere langlopende infrastructuurprojecten is derhalve ong-;veer €3,8 miljard aan dekking beschikbaar voor in hoofdlijnen: investeringen in infrastructuur, exploitatie van het openbaar vervoer en de instandhouding van railinfrastructuur. Voor de investeringen in nieuwe infrastructuur sec is het aandeel in de dekking ongeveer€l,l miljard. Het ambitieprogramma Infrastructuur van het uitvoeringsprogramma van het RVVP vergt in genoemde periode tenminste €1,7 miljard, waarmee een dekkingstekort ontstaat van tenminste €600 miljoen. Dit tekort stacit nog los van nieuwe (nog niet geprogrammeerde) infrastructuurprojecten die bijvoorbeeld voortvloeien uit de MIRT-verkenningen Rotterdam Vooruit, Haaglanden en Antwerpen-Rotterdam. De verwachte opbrengst van de omsla<]baten is in de periode 2010-2020 ongeveer €100 miljoen. Het dekkingstekort van de infr astructuurinvesteringen overstijgt deze middelen. Derhalve is gezocht naar een adequate inzet van de beschikbare omslagmiddelen in de mcbiliteitssfeer. Het voorstel is om bij de inzet van beschikbare middelen te prioriteren in investeringen in infrastructuur, die bij de ontwikkeling van locaties de bereikbaarheid daarvan op bovenlokaal niveau verbetert. Hieronder een overzicht van projecten met een globale schatting van benodigde middelen: 1. Bleizo: Verlengde Laan van Mathenesse + knooppuntvoorzieningen (P+R, fiets, bus) 2. Reijerwaard/Dierenstein: IJsselmondseknoop 3. Alexander, Capelle XL, Nesselande: Hoofdwegplein/Hoofdweg-Alexanderlaan 4. Schieveste: 's Gravelandseweg en t-orvathweg/Tjalklaan 5. Locaties Maassluis w.o. Dijkpolder in samenhang met ontsluiting Maasland: Netwerkversterking en herorientatie acinsluitingen A20 6. Rivieroevers Vlaardingen: Marathon.veg, Vijfsluizen 7. Spaland: Ketenmobiliteit bij station Kethel Het totale investeringsniveau bedraagt circa €150 miljoen. Afhankelijk van tempo en omvang van instroom van middelen zou de stadsregio kunnen bijdragen aan genoemde projecten in voornoemde volgorde. De voor verkeer en vervoer aangegeven mogelijke prioriteiten voor de Investeringsreserve zijn in het RIVV 2011-2014 niet gedekt. Deze aangegeven prioriteiten zijn niet het complete beeld van infrastructuur inveseteringen die voor de integrale opgaven in ons gebied van belang is. In het RIW wordt bijvoorbeeld op Voorne-Putten een bedrag van € 48 mln besteed aan de Harmsenbrug, Hartelcorridor en de kruising N57/N218. Voor de Noordas is € 30 mln voorzien voor de verbreding van de N209 en is RandstadRail (inclusief ZoRo-bus) een cruciale investering. Voor het complete overzicht van financieel gedekte projecten wordt verwezen naar het realisatieprogramma van het RIVV 2011-2014. Voor het dekkingsvraagstuk van de BD'J zal de stadsregio streven naar vergroten van de instroom van beschikbare middelen van rijkszijde, via BDU of projectspecifieke subsidising, door beperking van de uitstroom van BDU-middelen naar diverse bestedingscategorieen, waaronder de grootste, het Openbaar Vervoer, dan wel door fasering of afstel van bijdragen de uitstroom van middelen in evenwicht houden met de beschikbaarheid daarvan.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 12
3.4 Wonen In net beleidsveld wonen is de realisatie van de sociale opgave, of beter gesteld de doelstelling om een betere spreiding van de sociale woningvoorraad te bewerkstelligen ter ontlasting van het hoog verstedelijkte gebied een prioritaire opgave die op regionaal niveau invulling moet krijgen. Daarnaast is sprake van een grootschalige herstructurering en vernieuwing van de bestaande voorraad in het bestaand (groot)stedelijk gebied en van transformatie in diverse regiogemeenten. De ISV3 bijdrage voor de periode 2010 - 2014 is een doeluitkering die hiervoor in ieder geval moet worden ingezet. Die bijdrage is echter in omvang beperkt (€ 12,7 miljoen). Het feit dat ook de rijksoverheid geen lumpsum bijdrage verstrekt voor het realiseren van de woningbouwopgave leidt tot de noodzaak om tot prioriteiten te komen en te beoordelen in welke mate er door de stadsregio aanvullende middelen beschikbaar kunnen worden gesteld voor de uitvoering van de opgave. Voorgesteld wordt om hieraan de volgende voorwaarden te verbinden: - de stadregio financiert mee aan een bepaalde gebiedsontwikkeling, wanneer er buiten het grootstedelijk gebied extra huurwoningen bovenop de autonome lokale behoefte in de sociale sector worden toegevoegd en wanneer deze ontwikkeling deel uitmaakt van gebied waarin herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied aan de orde is; - de gemeenten, die een overmaat aan woningen in de sociale sector hebben, waar tevens een opgave is van herstructurering / transformatie kunnen aanspraak maken op een bijdrage uit de Investeringsreserve . Rotterdam en Schiedam worden hiervan uitgesloten in verband met de rechtstreekse ISV-bijdrage; - de gebiedsontwikkeling moet passen binnen de thema's uit het gebiedsdocument Verstedelijking 2010-2020; - dat bij herstructurering en nieuwbouwplannen zichtbaar aandacht is besteed aan eisen van duurzaamheid en klimaat, (b.v. energiebesparing, terugdringen geluidhinder, e.d.). 3.5 Economie Herstructureringen zijn complex, vragen een lange adem, specifieke kennis en ervaring en voldoende financiele armslag. De opgave van het 'Regionale Herstructurerings- en Ontwikkelingsbureau' (RHOB) omvat: - Komen tot het daadwerkelijk uitvoeren van de geprioriteerde herstructureringen; - Toepassen van de SER-ladder met als belangrijk element: waar mogelijk verder intensiveren van het ruimtegebruik; - Optimaliseren van de afstpmming van de herstructurering met de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen conform RR2020. Uitgangspunt bij de prioriteiten voor economie is aan te sluiten op de recent gestarte aanpak in het kader van het RHOB en de herstructureringsopgave. Naast coordinate en gerichte projectondersteuning in de vorm van projectmanagement en kennisontwikkeling en -deling worden projecten ook in beperkt mate ondersteund middels cofinanciering. Hierbij wordt de programmavolgorde RHOB gehanteerd waarbij tot 2013 Agricluster Barendrecht/Ridderkerk, Spaanse Polder in Rotterdam en Nieuw-Mathenesse in Schiedam aan de orde zijn. In 2013 wordt opnieuw bepaald of de herstructurering van deze terreinen voldoende gevorderd is om ook de herstructurering van andere terreinen te starten. Op dat moment worden tevens de prioriteiten gesteld tot 2020, uit de lijst van betrokken terreinen: Albatros in Capelle a/d IJssel, 't Woud in Brielle, Kickersbloem 1 in Hellevoetsluis, Rodenrijs in Lansingerland, Kapelpolder en Kade en de Dijk in Maassluis, Donkersloot in Ridderkerk, 's Gravenland en Haventerrein in Schiedam, Spijkenisse, Vergulde Hand in Vlaardingen en Hoefweg in Lansingerland. Om in aanmerking te komen voor cofinanciering dient te worden voldaan aan het principe dat alle betrokken partijen bij de herstructurering (naast provincie en gemeente, ook de ter plaatse gevestigde bedrijven ) financieel participeren.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 13
3.6 Milieu De stadsregio investeert tot nu toe niet zelf in milieuvoorzieningen: die slaan bij andere partijen neer: wegbeheerders, corporat es, projectontwikkelaars, bedrijven. Dat moet ook zo blijven. Wei moet er procesgeld besciikbaar blijven om gemeenten (en eventueel ook andere partijen) te ondersteunen in eer zo duurzaam mogelijke ontwikkeling. In dat opzicht is het dienstig als aan stadsregi :>nale investeringen in infrastructuur, bedrijventerreinen en wat al niet de voorwaarde van duurzaamheid wordt verbonden. Zo kan een goede relatie tot stand worden gebracht met thema's als klimaatverandering, verbeteren luchtkwaliteit en terugdringcn geluidhinder.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 14
4.
Het financiele instrumentarium
4 . 1 Bestaande budgetten De stadsregionale middelen zijn afkomstig uit diverse bronnen: >
Brede Doel Uitkering (BDU) voor verkeer en vervoer: jaarlijkse uitkering door V&W van circa € 350 miljoen, waarvan 7 0 % voor de exploitatie van het openbaar vervoer. Het restant dient te worden aangewend voor de aanleg van regionale infrastructuur met een investeringsbedrag tot € 250 miljoen. Naar verwachting blijft de BDU bestaan, maar wordt het uitkeringsniveau naar beneden bijgesteld als gevolg van de huidige economische recessie. Daarnaast blijft de indexering van rijksbijdragen sinds jaar en dag achter bij de daadwerkelijke kostenontwikkeling van infrastructuur en blijkt de BDU niet toereikend voor de noodzakelijk geachte investeringsprojecten.
>
Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) voor woningbouw: deze bijdrage van VROM is een prestatiesubsidie voor de bouw van 36.500 woningen (exclusief Kop van Zuid) voor de periode 2005 - 2010. De subsidie wordt gestort in het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing. Vanaf 2010 wordt deze subsidie niet meer verstrekt.
>
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV): dit budget is voor de periode 2005 t / m 2009 door de provincie aan de stadsregio overgedragen ten behoeve van investeringen in stedelijke vernieuwing in regiogemeenten, die niet rechtstreeks op grond van de wettelijke regeling in aanmerking komen voor een ISV-subsidie. Alleen Rotterdam en Schiedam hebben een eigen ISV-budget. Voor de periode 2010 t / m 2014 betreft het een subsidie van € 12, 7 miljoen. Dit is exclusief een budget voor de aanpak van geluidsbelaste woningen (€ 600.000) en exclusief het bodembudget (dit is al geheel belegd met de sanering van de zogeheten Humane spoedlocaties). De provincie heeft het voornemen om wederom dit budget aan de stadsregio te delegeren.
>
Besluit woninggebonden subsidie (BWS): dit betreft een financiele reserve van de stadsregio die in de loop der jaren is ontstaan uit vrijvallende middelen van de VROMsubsidie en de recente afkoop voor woningbouwprojecten in bestaand stedelijk gebied. De uitvoering van de BWS regeling is binnenkort afgerond. De financiele reserve bedraagt ruim € 50 miljoen en wordt de komende jaren ingezet voor de uitvoering van noodzakelijk geachte regionale projecten.
>
Omslagbijdragen: het betreft een jaarlijks gei'ndexeerde heffing per 'Begonnen woning' en per woningequivalent. In 2009 bedraagt de heffing € 1351,96. In totaal zal vanaf 1995 tot en met 2009 circa € 186 miljoen aan omslagheffing door gemeenten zijn opgebracht. Sinds 2005 wordt 5 5 % van de omslagbaten ingezet voor regionale infrastructuur en 4 5 % voor groen.
4 . 2 Voortzetting van het huidige omslagstelsel Het huidige omslagstelsel vindt zijn oorsprong in het besef dat "de regio de komende tien jaar voor een aanzienlijke eigen financiele opgave wordt gesteld wat betreft het realiseren van de regionale plannen voor infrastructuur en groen. Het in te stellen regionaal omslagfonds zal slechts een van de financieringsbronnen zijn voor deze opgave, maar wel een cruciale" (citaat uit het Financieel Scenario Vinex, november 1994). In feite geldt deze argumentatie nog steeds, zij het dat er voor meerdere beleidsvelden een regionale opgave ligt. De inkomsten uit omslagheffing zijn een essentiele schakel om de uitvoering van regionale projecten mogelijk te maken, temeer nu rijksbijdragen verlaagd worden of geheel komen te vervallen. Daarnaast verlangen externe financiers als provincie, rijk en Europa, maar ook andere publiekrechtelijke instellingen steeds meer een eigen bijdrage van de initiatiefnemers. Het Omslagfonds voldoet bij uitstek aan de behoefte van "eigen regionale financiering". Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 15
In combinatie met een gedragen prioriteitstelling van projecten van regionaal oftewel bovenlokaal belang is een omslagstelsel een relatief eenvoudig instrument dat slagvaardig en effectief de realisatie van regionale projecten (mede) bevordert. Vertrekpunten voor een Meerjarenraming Omslagfonds 2 0 1 0 - 2 0 2 0 Uitgangspunt voor een eerste inschatting van de financiele mogelijkheden is dat de huidige systematiek van omslagheffing wordt gecontinueerd. Dit betekent dat het Omslagfonds niet negatief mag staan. Ueffing vindt alleen plaats over nieuwbouw van woningen en niet over toevoegingen anderszins. Er vindt geen verrekening plaats met onttrokken woningen. Ook de heffing over woningequivalenten blijft onveranderd. Net als in de Verstedelijkingsafspraken over 2005-2010 zijn er nu geen nieuwe grote uitleglocaties, waarvoor het dubbele ta ief zou moeten gelden. De ontwikkeling van de grote uitleglocaties zal in belangrijke mate zijn gerealiseerd, zodat in de nieuwe periode de heffingen worden berekend op het enkelvoudige tarief. Alleen de locatie Noordrand I I I zal nog niet 100% af zijn. Voor deze grote uitleglocatie is de omslag echter in 2005 afgekocht. De nog te realiseren woningen tellen wel mee in de nieuwe periode. Maar er worden geen inkomsten in het Omslagfonds gerealiseerd. Door de nadruk op binnenstedelijk bou.ven op moeilijke locaties zal de winstgevendheid van de grondexploitaties afnemen. Daarnaast bestaat er een tendens steeds meer aan de markt over te laten. Het belang van ee i samenwerkingsovereenkomst met private partijen neemt hierdoor toe. Echter de mogelijkheden van doorberekenen van de omslagheffing aan de private partijen zijn behoorlijk belemmerd door de nieuwe Grondexploitatiewet. Alleen gemeentel jke kosten die rechtstreeks te maken hebben met de te ontwikkelen locatie, kunnen worcen verhaald op de private partners. Regionale omslagheffing wordt hier niet toe gerekend. Kostenverhaal blijft waarschijnlijk wel mogelijk op minnelijke basis met wederzijds goedvinden. Anders dient de omslagheffing uit andere gemeentelijke bronnen te worden betaald. De mogelijkheden van cofinanciering door het rijk worden tegelijkertijd beperkt. Al met al is er daarom weinig tot geen ruimte voor een extra verhoging van het heffingsbedrag. De verhoging blijft dan beperkt tot de jaarlijkse indexering op basis van de Index Investeringen vaste activa Overheid. Raming inkomsten 2 0 1 0 - 2 0 2 0 Voor de periode 2010-2020 wordt vooialsnog uitgegaan van een taakstelling van 65.000 woningen. Een deel van deze woningen kunnen worden gerealiseerd door toevoegingen anderszins. De uitvoering van de herstructureringsopgave met veel hoog-niveau renovatie zal de eerste jaren nog voortduren. Het aantal toevoegingen anderszins zal daarom de eerste jaren nog substantieel zijn. In de meerjarenraming 2008 is geconstateerd dat uitgegaan kan worden van 500 toevoegingen anderszins per jaar. De jaarlijkse indexatie van de heffings:>ijdrage wordt gecontinueerd. Vooralsnog kan worden uitgegaan van een gemiddelde stijging van 1 % per jaar. Ten behoeve van de raming van de inkomsten wordt uitgecaan van een gemiddeld heffingsbedrag van € 1.400 per woning of woningequivalent. Voorgesteld wordt ten behoeve van de berekening van de inkomsten uit woningbouw rekening te houden met 65.000 woningen, waarover omslag berekend kan worden. De inkomsten 2010-2020 worden zodoencie berekend op 65.000 x € 1.400 = € 91.000.000. In RR2020 is de beleidsintentie gecontinueerd dat per jaar 100.000 m2 kantoorruimte wordt toegevoegd inclusief herontwikkeling ter plaatse en per jaar netto 50 ha bedrijventerrein. De realisatie is sterk afhankelijk van de economische ontwikkeling. In werkelijkheid worden per jaar ca. 20 ha netto bedrijventerrein gerealiseerd. De inkomsten zouden daarom geraamd kunnen worcen op 1.000.000/100 x € 1.400 = € 1.400.0:>0 en 2.000.000/100 x € 1.400 = € 2.800.000, tezamen € 4,2 miljoen per jaar. Echter, het uitgiftetempo van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties is conjunctuurgevoelig, terwijl dit de grondslag is van de omslagheffing. Het ontbreekt verder aan betrouwbare statistieken waaruit concrete ervaringsgegevens zijn af te leiden. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 16
In voorgaande meerjarenramingen is daarom uitgegaan van een vast bedrag per jaar, te weten € 3,4 miljoen per jaar. Dit komt overeen met net gemiddelde van de afgelopen elf jaar. Hierbij past de kanttekening dat met name in de eerste jaren boven het gemiddelde werd opgehaald. In de laatste zes jaar varieert het bedrag tussen € 3,2 miljoen en € 2,3 miljoen per jaar. Rekening houdend met de huidige economische crisis is er voor gekozen ook in de nieuwe periode uit te gaan van een vast bedrag van € 3,0 miljoen inkomsten uit woningequivalenten per jaar. De inkomsten 2010-2010 worden zodoende geraamd op 10 x € 3.000.000 = € 30.000.000. Op basis voortzetting van het bestaande beleid zou in de komende 10 jaar periode circa € 120.000.000 aan omslag opgehaald kunnen worden. Voor de bestedingsruimte is het noodzakelijk rekening te houden met vertragingen in zowel de woningbouw als in de bouw van woningequivalenten. Daarom wordt bij de berekening uitgegaan van een vergelijkbare risicobuffer van 10 a 15% van de totaal geraamde inkomsten als in de periode 2005-2010, dat wil zeggen een bandbreedte van € 12 miljoen tot € 19 miljoen. Op deze wijze wordt de nieuwe bestedingsruimte berekend op € 101 miljoen tot € 108 miljoen. 4.3 Aanwending van investeringsmiddelen Huidige methodiek en verdeling Momenteel worden de ontvangen omslagbijdragen in een apart fonds gestort, het Omslagfonds. Vanuit het Omslagfonds vindt vervolgens een verdeling plaats naar de beleidsterreinen groen (45%) en verkeer en vervoer ( 5 5 % ) . Binnen de betreffende sectoren worden vervolgens sectoraal prioriteiten gesteld. Aangezien vanaf 2010 de projecten die in aanmerking komen voor een bijdrage van de stadsregio integraal op basis /an de in paragraaf 3.1 geformuleerde uitgangspunten worden geprioriteerd is dit niet meer wenselijk. Nieuwe methodiek en verdeling Voorgesteld wordt om een algemene investeringsreserve in het leven te roepen. Voor de verdeling van de middelen, die in de algemene investeringsreserve worden gestort, kan worden aangesloten bij de eerder genoemde prioriteringsmethoden en -criteria. Hierdoor ontstaat een transparant verdeelmodel, waarbij de koppeling tussen middelen en investeringen goed inzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat de uitvoering van de investeringsstrategie via de verantwoording van het investeringsfonds onderdeel wordt van de P&C-documenten en -cyclus. De voeding van de algemene investeringsreserve zal plaatsvinden vanuit de volgende bronnen: 1.
Conform de besluitvorming van de regioraad op 21 mei 2008 worden de vrij beschikbare middelen gestort in de investeringsreserve. Belangrijkste onderdeel hiervan is de BWS-reserve. Daarnaast moet worden onderzocht in hoeverre er bij de overige bestemmingsreserve sprake is van vrije ruimte. Ook deze vrije ruimte zal in de algemene investeringsreserve worden gestort. 2. De jaarlijkse omslagbijdragen worden in de algemene investeringsreserve gestort. 3. Na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording worden het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) geliquideerd en de resterende middelen overgeheveld naar de algemene investeringsreserve. De middelen uit het FVSV en FG blijven wel gelabeld voor wonen respectievelijk groen. Spelregels beheer investeringsreserve Voor het beheer van de investeringsreserve en de allocatie van de middelen zullen spelregels moeten worden opgesteld. Het ligt het meest voor de hand om deze spelregels vast te leggen in een verordening. Deze verordening regelt de voeding en het beheer van de Investeringsreserve. De verordening biedt ook het algemene kader voor uitgaven ten laste van de reserve. Hierbij wordt aangesloten op de in hoofdstuk 3 van de notitie aangegeven investeringsprioriteiten en -uitgangspunten. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
17
4 . 4 Nieuwe financieringsarrangementen De huidige situatie leidt tot de noodzaa< om ook te verkennen welke nieuwe dan wel elders succesvolle arrangementen inge:;et zouden kunnen worden om de regionale ontwikkelingsopgave van een duurzaam financieel fundament te voorzien. Grondexploitatiewet Per 1 juli 2008 is de (nieuwe) wet op d<: ruimtelijke ordening (Wro) c.a. de grondexploitatiewet in werking getrede i. De Grondexploitatiewet bevat instrumenten om in het geval de grond niet in eigendom is bij de gemeente - de kosten van de inrichting van de openbare ruimte op purticulieren te verhalen en eisen te stellen aan de particuliere grondexploitatie. Rechtszekerheid en de aanpak van free riders zijn daarbij leidend. Onderzocht is in hoeverre het verruimde grondexploitatie-instrumentarium in financiele zin kan bijdragen aan de regionale opgaven. Conclusies ten aanzien van de Grondexploitatiewet in relatie tot regionale ambities zijn: 1. Kostenverhaal geschiedt: door de overheden die op basis van de Wro bevoegd zijn tot het nenen van ruimtelijke besluiten. De stadsregio heeft in dat verband geen bei'oegdheden. 2. De opbrengst van het kostenverhaal voor de gemeente zal, als het wetsvoorstel goed werkt, kunnen toenemen. Dit komt enerzijds door de uitbreiding van verhaabare kosten en anderzijds door het verplichtende karaktervan het (publi;>krechtelijke) kostenverhaal. Schaduwzijde is echter dat - in ieder ge v/al in de Rotterdamse regio - ten gevolge van de verstedelijkingsstrategie van de Zuidvleugel de winstgenererende locaties schaarser zullen worde i. Het is een reele veronderstelling dat bij veel ontwikkelingen niet kan worden voldaan aan het vereiste van een dragende grondexploitiitie. 3. De grondslag voor kostenverhaal is - ten minste - een (intergemeentelijke) structuurvisie. Deze dient dus door meerdere gemeenten te worden vastgesteld. 4. De koppeling aan de criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit is in de praktijk lastig op een regionale schaal. Het vergt een redelijk gedetailleerde beschrijving van de projecten. 5. Regionale toepassing v;an verevening tussen grondexploitaties leidt wellicht tot uitholling viin draagvlak voor de bestaande bijdrage aan het omslagstelsel. Daarnaast bestaat de tendens steeds r leer aan de markt over te laten. Het belang van samenwerking met private partijen neemt hierdoortoe. Echter de mogelijkheden van doorberekenen van de omslagheffing can de private partijen zijn behoorlijk belemmerd door de nieuwe Grondexploitatiewet. Alleen gemeentelijke kosten die rechtstreeks te maken hebben met de te ontwikkelen ocatie, kunnen worden verhaald op de private partners. Regionale omslagheffing wordt hier niet toe gerekend. Kostenverhaal blijft waarschijnlijk wel mogelijk op minnelijke basis met wederzijds goedvinden. Anders dient de omslagheffing uit andere gemeentelijke bronnen te worden betaald. De mogelijkheden van cofinanciering door het rijk worden tegelijkertijd beperkt. Dit alles leidt tot de conclusie dat de mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt om kostenverhaal op regionaal niveau ten behoeve van regionale doelstellingen toe te passen uiterst beperkt zijn, gegeven de complexiteit en gestelde wettelijke randvoorwaarden. Het ligt dan ook voor de hand om daar wa^ir nodig gemeenten te ondersteunen om dit instrument op gemeentelijk niveau ter voile te benutten. Hiertoe wordt inmiddels door de stadsregio aan een netwerk gebouv.'d waar planologen, planeconomen en (hun) adviseurs via kennisdeling de praktijkl:ennis van grondexploitaties verdiepen. Subsidies als aanvullende financieringsbron Er is verkend of en zo ja welke beleidsdoelen en projecten van de stadsregio Rotterdam in de komende jaren voor Europese, Rijki;- of provinciale financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt is dat subsidies nooit ee i vaste inkomensstroom kunnen en zullen zijn. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 18
In zijn algemeenheid is het van belang te onderkennen dat beschikbare gelden op 2 manieren kunnen worden verdeeld: 1. Bottom-up via subsidieregelingen waarvia projectvoorstellen aanvragen voorsubsidie van concrete projecten worden ingediend. 2. Top-down via een politiek-bestuurlijk besluitvormingsproces waarbij lobbying en be'invloeding een belangrijke component is; De stadsregio is goed vertegenwoordigd in de belangrijkste (politiek-bestuurlijke) gremia die er zijn voor de meerjarige programmering van Rijksgelden op het gebied van landelijk gebied en groene thema's (ILG) en Verkeer en Vervoer (MIRT). De stadsregio is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het EU programma Kansen voor West (het EU programma voor de Randstad). Ook is de stadsregio beperkt actief random het FES-fonds (waaruit onder meer Nota Ruimte gelden beschikbaar worden gesteld alsmede individuele projecten van nationaal belang kunnen worden ondersteund). De verwachting is dat het belang van Europese fondsen in de nabije toekomst voor Nederland afneemt. (2013) Het heeft dus vanuit financieel oogpunt niet zoveel zin om fors te investeren in Europese lobbying richting Brussel en Den Haag. Hier dient vooral de bottom-up-benadering gekozen te worden. Wei kan het zinvol zijn om via de bestaande structuren via Den Haag invloed uit te oefenen op Europese regelgeving - daar de stadsregio in verband met bouwprocessen hier belang bij kan hebben - en rijksregelgeving om zo beleidsvorming in nationale nota's (toekomstige nota's van LNV, VROM, EZ, V&W) in positieve zin te btmvlceden en hiirmee ook de kans te vergroten voor aanwending van Rijksgelden voor investeringen in de stadsregio. Dit leidt tot de volgende strategie en aanpak: 1.
Korte t e r m i j n : benutten van subsidiekansen in het Kansen voor West programma, gericht op doelstelling 2 Regionale concurrentiekracht en Werkgelegenheid. Wanneer een 'goed' projectvoorstel wordt ingediend, wordt de slaagkans voor subsidieverzoeken op meer dan 5 0 % ingeschat. Gezien het graduele verloop van de uitputting van het programma (ongeveer 2 0 % per jaar), zal in de jaren 2010 t / m 2013 nog ca. 6 0 % van de beschikbare middelen van in total 53,7 miljoen beschikbaar zijn.De focus ligt hierbij in eerste instantie op 3 kansrijke projecten: o Groene projecten versnellingsactie Hof van Delfland; o Zuidpolder; o Onderdelen van Noordas (na nadere analyse pas concreet te benoemen).
2.
Middellange termijn: betere positionering en lobby van de stadsregio in Den Haag, waarbij in goede samenwerking met Rotterdam met name het FES-fonds van belang is. Het FES-fonds is niet eenvoudig toegankelijk en vereist een structurele lobby in Den Haag en het goed gebruik maken van bestaande relaties binnen (gemeenten) binnen de stadsregio met Den Haag. Effecten van lobbystrategieen zijn pas echt zichtbaar op de middellange termijn, los van mogelijke korte termijneffecten op verschillende dossiers. Het opzetten van het relevantieoverzicht van het bestaande netwerk en het formuleren van de prioriteiten, voorzien van centrale boodschappen is logisch vervolg op de prioritering die in het kader van de Dialoog 2009 en het thans voorliggende voorstel omtrent de besteding van de omslagbijdrage. De volgende acties zullen worden opgestart: Aanwijzen 'trekker' lobby-spoor; Vaststellen speerpunten lobby; Formulering centrale boodschappen
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 19
Partners in de regionale opgave Het is van belang om een goed beeld te krijgen van de potentiele en lopende financieringsstromen die via verschillencie kanalen c.q. partners beschikbaar zijn of komen voor de regionale opgave. Het gaat dan om enerzijds subsidies, reserves en voorzieningen ( al dan niet specifiek toegedeeld), verplichtingen en investeringen van (semi)publieke partijen als Europese fondsen, het Rijk (VROM, WWI, LNV, VM/V, EZ), provincie, stadsregio, regiogemeenten, waterschappen en natuur- en milieuclubs, anderzijds om private deelnemingen van beleggers/pensioenfondsen, banken (via vastgoedpoot) en bedrijfsleven in PPSconstructies. Opgave is tevens om de investeringsho izon (over welke termijn kunnen partijen garanties geven op investeringen) in beeld te krijgen. Gebiedsontwikkeling in de regio Een basisgedachte is om te zoeken naar een investeringsmotoren: triggers om te investeren in de (in dit geval) Rotterdai nse regio, redenerend vanuit een meerwaarde voor de regio/ de gemeente. Triggers z jn bijvoorbeeld toerisme of een grootschalig internationaal evenement (Tour de France, Olympische Spelen). Vandaar uit is een redeneerlijn ontwikkeld met betrekking tot gebiedsontwikkeling waarbij het begrip Waardecreatie centraal staat: Investeer gezamenlijk met de partners risicodragend een bedrag aan de voorkant van het ontwikkelingsproces en organiseer zelf als samenwerkende partners de waardecreatie. Met andere woorden: binding van het potentieel aan geld aan het regionale gebied. Daarvoor bestaan -naast diverse mode len van publiek-private samenwerking- diverse (elders beproefde) methoden: gebiedsiiandelen, huur-koopconstructies, participatiefonds met gebiedsobligaties waarop je rendei nent maakt. Dit kan bijvoorbeeld worden toegepast op de herstructurering van bedrijventerreinen, waarbij de investeerders meedelen in de waardestijging van het nieuwe en bestaande vastgoed. Idealiter zitten de eindgebruikers aan tufel, die bij verkoop de waarde van hun aandeel c.q hun bezit verzilveren en het geld w;:er terugploegen in het betreffende gebied. De rol die de gemeente bij dit type constructies kiest, varieert: van passief (alleen de voorwaarden creeren) tot zeer actief (c;e gemeente manifesteert zich als belegger). Een andere manier om investeringen tc binden aan een gebied is faciliteiten verstrekken: kapitaal, garanties, back-up faciliteiten en faciliteiten die ketenintegratie ondersteunen. Een 'light' versie van de MKBA methoc e, waarbij met name de beoogde beleidseffecten worden beschouwd, kan daarbij behulpzaam zijn. Onorthodoxe maatregelen:de zoektocht van Rijk en Randstadregio Sinds juni 2009 is onder regie van Rijk en Randstadregio een werkgroep gestart met de opdracht oplossingsrichtingen aan te d agen voor de financiering van de binnenstedelijke opgave. Onder de titel van Onorthodo>e maatregelen zijn de volgende categorieen van maatregelen ge'identificeerd, met daarin een mix van korte en lange termijn voorstellen: Andere financiers en financierinqsbroni len zoeken, zoals huurwoningen in het duurdere segment door beleggers, meer investeingen door woningcorporaties in combinatie met bijvoorbeeld grotere planzeggenschap of een pilot inkomensafhankelijke huurprijzen, participatie van het rijk middels anden; inzet van grond. Meer opbrenqsten qenereren. door bijvoorbeeld baatbelasting (OZB), forensenbelasting, parkeeropbrengsten, precario voor ondergrondse voorzieningen, waaronder warmte/koude opslag. Kosten teruqdrinqen, bijvoorbeeld door meer rationaliteit in de bouwketen te organiseren, door project- en producteisen kritisch ;e bezien, gecombineerde aanbestedingen van bouw en exploitatie. Reqionaal kiezen voor binnenstedeliik en niet tegelijk ook voor uitleglocaties, een verplichtende regiodeal tussen gemeenten en corporaties met bijvoorbeeld een 'revolving fund', rijksbetrokkenheid vanuit onroerend goed posities.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 20
Andere proiectinvullinq / -vormqevinq f faciliteren van gebiedstransformatie in een plotsgewijze/kleinschaliger aanpak, door ruimte in overgangssituaties in milieuregels, exploitatievereisten, meer flexibiliteit in ruimtelijke ordeningsinstrumentarium. De werkgroep rapporteert in mei 2010. De uitkomsten zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en prioritering van de regionale investeringsstrategie.
5. Vervolg Deze notitie is het voorlopige resultaat van de nadere onderzoeken en gedachtewisselingen in het proces van de Investeringsstrategie. Na de behandeling van de notitie in het dagelijks bestuur en de diverse commissies en de besluitvorming in de regioraad wordt de notitie aangeboden voor consultatie aan de regiogemeenten. Parallel aan dit vervolgproces en aanvullend op het gestelde in deze notitie wordt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten het komende jaar een nadere invulling gegeven aan de volgende zaken: 1. De investeringsprioriteiten: het afwegingskader van de diverse investeringsprojecten en - gebieden alsmede de volgorde en fasering; 2. De afstemming van de investeringsstrategie met de processen van Verstedelijkingsafspraken, RVVP en RGSP; 3. De spelregels met betrekking tot de instelling van een investeringsreserve; 4. De afwikkeling van de rechten en verplichtingen van de op te heffen fondsen. Bij de start van de nieuwe bestuursperiode worden betrokken bestuurders over de voortgang van bovenstaande ge'i'nformeerd.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam
21
sTADsREcio^ - ^ ROTTERDAM
regioraad vergadering 16 december 2 0 0 9 agendapunt10
Onderwerp: Investeringsstrategie 2010 - 2020.
Bijlage: 1. Notitie Investeringsstrategie regio Rotterdam 2010 - 2020, versie 18 november 2009.
Toelichting: 1 . Inleiding In 2008 is het rapport Investeringsstrategie stadsregio Rotterdam 2010-2020 opgesteld door AT Osborne. Bespreking hiervan in de commissies en de regioraad leidde tot de opdracht de investeringsstrategie uit te werken en te concretiseren langs een financiele lijn en een inhoudelijke lijn. Daartoe zijn drie werkgroepen geformeerd, bestaande uit ambtenaren van verschillende regiogemeenten en medewerkers van de stadsregio. De drie werkgroepen zijn: 1. Omslagstelsel 2. Optimaliseren van gebruik Externe fondsen en mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt 3. Prioritering. De regioraad heeft op 1 juli j l . de rapportage "Het omslagstelsel van de stadsregio Rotterdam 1995 - heden" van de werkgroep Omslagstelsel besproken, waarin de werking van het huidige Omslagstelsel, de gemeentelijke bijdragen aan het omslagstelsel en de aanwending van de ontvangen middelen uit het Omslagfonds worden toegelicht. In de bijlage van die rapportage is ook een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in andere regio's projecten van regionaal belang (mede) worden gefinancierd. De bijgevoegde notitie vormt het (voorlopige) resultaat van de genoemde werkgroepen. De notitie beschrijft de regionale opgave en geeft de argumentatie voor een prioriteitstelling, vanuit de wetenschap dat de beschikbare overheidsmiddelen niet toereikend zullen zijn om de regionale ambities te verwezenlijken binnen de komende 10 jaar. Tenslotte wordt het financieel instrumentarium dat de stadsregio kan inzetten voor de realisatie van de regionale opgave aan de orde gesteld. 2. De regionale opgave In het proces van Dialoog 2009 is vastgesteld dat de regionale agenda tot 2020 de volgende punten bevat: 1. Noordas : de transformatie opgave - van een overwegend agrarisch gebied naar een samenhangend natuur- en recreatiegebied; - van een relatief slecht bereikbaar gebied aan de rand van de stad naar een zeer goed ontsloten zone met economische potenties op bovenregionale schaal; - Van een stedelijk woonmilieu en drie dorpen naar een samenhangend groen woongebied; - Van een traditioneel glastuinbouwgebied naar een toonaangevende, kennisintensieve pijler van de greenport Zuid-Holland. 2. Zuidflank In de Zuidflank betreft het de ontwikkeling van nieuwe regionale bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, verbetering van de bereikbaarheid, de ruimtelijke inpassing van deze nieuwe ontwikkelingen en de versterking van de landschappelijke en natuur- en recreatieve waarden, waarbij ook een koppeling wordt gelegd met de wateropgave.
Investeringsstrategie 2010-2020 / 60433 / RWE / JF / 16 december 2009
Pagina 1
3. Rivierzones Niet voor niets wordt dit gebied het "goud van de regio' genoemd: benutting van de locaties voor nieuwe stedelijke milieus na herstructurering of transformatie van verouderde bedrijventerreinen geeft kansen voor w:>nen, werken en recreeren, waarin de Rotterdamse regio zich kan onderscheiden van andeie. Tegelijkertijd vervult de rivier met openbaar vervoer te water een belangrijke functifi in de ontsluiting van de rivierzones. Een en ander vergt een zorgvuldige planning en ontwerpstrategie in verband met milieueisen. 4. Knooppunten De opgave is hier om de investeringen in infrastructuur af te stemmen op de programmatische ontwikkeling, waarbij ongewenste concurrentie tussen de knooppunten wordt voorkomen. De ontwikkeling van de knooppunten zelf is een zaak van de gemeenten. 5. Verstedelijking De opgave is om circa 65.000 woningen te realiseren, waarvan grofweg tussen de 25.000 en 27.000 sloop-vervanging betreft. Binnen de Zuidvleugel is afgesproken dat 8 0 % van deze opgave in bestaand stedelijk gebied (grens 2010) plaatsvindt. De verschuiving van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde benadering vergt een integrale aanpak, waarbij de regiogemeenten afspraken rnaken over de ontwikkeling van de diverse woonmilieus inclusief de randvoorwaarden en de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt. 6. Bereikbaarheid en mobiliteit In de periode tot 2020 gaat het er vooral om de interne en externe bereikbaarheid van de zuidelijke Randstad te verbeteren. Het netwerk moet minder gevoelig worden voor verstoringen en nieuwe ruimtelijke ont.vikkelingen moeten bereikbaar worden gemaakt. De projecten met een grote betekenis in dit kader zijn oe infrastructurele maatregelen in de Noordas en de Zuidflank, de aanpak van het onderliggend wegennet, investeringen in openbaar vervoer / spoorvoorzieningen, ketenmobiliteit, en het accommoderen van de groei van goederenvervoer. 7. Economie en grondbeleid De kernopgaven als herstructurering v;in bestaande bedrijventerreinen, realisatie van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorontwikkeling behoeven een uitvoeringsgerichte aanpak. Bundeling van kennis en capadteit, het richten van middelen, het in samenhang prioriteren en faseren zijn daarbij cruciaal. 8. Groen en water Het betreft de ontwikkeling van de regioparken Dsselmonde (inclusief Deltapoort), Delfland en de Rottemeren. Daarnaast zijn de volgende opgaven aan de orde: Voorne Putten: Krekenplan, koppding aan waterbergingsopgave en versterking open landschap Noordrand: groene zone tussen R:>ttemeren en Delfland Maasmond: groene zone tussen l^aassluis en de kust Ruimtelijke gevolgen van de waterkwantititeitsopgave Relatie met het klimaatbeleid Concretisering van het advies van de commissie Veerman 9. Milieu De proactieve milieuaanpak is er p r i m e r op gericht om de uitvoering van RR2020 zodanig te faciliteren dat plannen niet als gevolg van milieuaspecten stil komen te liggen. De regionale aanpak luchtkwaliteit behelst de uitvoering van het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit, de uitvoering van onderdelen van het regionale en nationale samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit en de monitoring van de uitvoering en de effecten op de luchtkwaliteit. De regionale klimaatagenda behelst de samenwerking tussen de regionale gemeenten gericht op een reductie van de C02 uitstoot in 2025 van 40 % ten opzichte van 1990. In de agenda zijn 13 samenwerkingsprojecten bijeen gebracht die daaraan een bijdrage leveren. Samengevat bevat de regionale agenda een groot scala aan activiteiten binnen het fysieke domein, waarin de stadsregio acteert vanuit verschillende rollen. Voor de Investeringsstrategie zijn van belang de rollen: Verdeler van financiele middelen Facilitator van gebiedsontwikkelir g Investeringsstrategie 2010-2020 / 60433 / RWE / JF / 16 ducember 2009
Pagina 2
Ondersteuner van gemeenten bij de uitvoering van programma's en projecten Smeder van publiek-private allianties Belangenbehartiger en 'lobbyist' voor de regio bij rijk en provincie 3. Investeringsprioriteiten De investeringsprioriteiten zijn afgeleid van de strategische doelen van de stadsregio, zoals hierboven beschreven. Aan de hand van criteria en uitgangspunten van urgentie, multiplier, probleemoplossende werking en synergie is een eerste schifting gemaakt van de projecten die in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage van de stadsregio uit de 'vrij' besteedbare middelen. Voor de groenprojecten wordt voorgesteld de investeringen te richten op: - Noordas/Common Green, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar niet alleen een robuust groen (natuur en recreatie)gebied ontstaat dicht bij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam en Lansingerland), maar omdat daarmee ook de verbinding tot stand gebracht wordt tussen de regionale parken/landschappen: Delfland en Rottemeren. In verband met het verhogen van de bruikbaarheid is hier tevens een prioriteit het investeren in de stad-landverbindingen (ecologische, recreatieve en ontsluitende) voor diverse modaliteiten; - Oost-IJsselmonde, omdat met het sluiten van de groene zone aldaar een verbinding tot stand gebracht kan worden tussen de 600 PMR ha, de landinrichting en de voornemens voor de Deltapoort. Hiermee ontstaat ook aan de zuidkant een robuuste groene structuur dichtbij het verstedelijkte gebied van de regio (Rotterdam, Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk). Wat de stad-landverbindingen betreft geldt hier hetzelfde als bij de Noordas; - Voorne Putten, omdat het belangrijk is in het licht van ruimtelijke kwaliteit, leefomgeving en vestigingsklimaat het open gebied van de regio open te houden. Dat betekent prioriteit voor het Krekenplan. Bovendien kan hiermee de recreatieve druk op de kust verlicht worden. Uitgangspunt is dat een bijdrage uit het Investeringsfonds niet kostendekkend is, maar een tegemoetkoming in de kosten van projecten. De totale investeringsopgave overstijgt de verwachte omvang van het fonds ruimschoots. Andere kostendragers zullen de financiering af moeten maken. Voor de investeringen in de infrastructuur door de stadsregio is de belangrijkste stroom financiele middelen geregeld via de BDU Verkeer en vervoer. Het ambitieprogramma Infrastructuur van het uitvoeringsprogramma van het RVVP vergt in genoemde periode tenminste €1,7 mid, waarmee een dekkingstekort ontstaat van tenminste €600 mln. Het dekkingstekort van de infrastructuurinvesteringen overstijgt daarmee de beschikbare middelen. Voorgesteld wordt om bij de inzet van beschikbare middelen te prioriteren in investeringen in infrastructuur, die bij de ontwikkeling van locaties de bereikbaarheid daarvan op bovenlokaal niveau verbetert. Hieronder een overzicht van potentiele projecten: 1. Bleizo: Verlengde Laan van Mathenesse + knooppuntvoorzieningen (P+R, fiets, bus) 2. Reijerwaard/Dierenstein: Dsselmondseknoop 3. Alexander, Capelle XL, Nesselande: Hoofdwegplein/Hoofdweg-Alexanderlaan 4. Schieveste: 's Gravelandseweg en Horvathweg/Tjalklaan 5. Locaties Maassluis w.o. Dh'kpolder in samenhang met ontsluiting Maasland: Netwerkversterking en herorientatie aansluitingen A20 6. Rivieroevers Vlaardingen: Marathonweg, Vijfsluizen 7. Spaland: Ketenmobiliteit bij station Kethel Afhankelijk van tempo en omvang van instroom van middelen zou de stadsregio kunnen bijdragen aan genoemde projecten in voornoemde volgorde. In het beleidsveld wonen is de realisatie van de sociale opgave, of beter gesteld de doelstelling om een betere spreiding van de sociale woningvoorraad te bewerkstelligen ter ontlasting van het sterkst verstedelijkte deel van de regio een prioritaire opgave die op regionaal niveau invulling moet krijgen. Daarnaast is sprake van een grootschalige herstructurering en vernieuwing van de bestaande voorraad in het bestaand (groot)stedelijk gebied en van transformatie in diverse regiogemeenten. De ISV3 bijdrage voor de periode 2010 - 2014 is een doeluitkering die hiervoor in ieder geval moet worden ingezet. Die bijdrage is echter in omvang beperkt (€ 12,7 miljoen). Het feit dat ook de rijksoverheid geen lumpsum bijdrage verstrekt voor het realiseren van de woningbouwopgave leidt tot de noodzaak om tot prioriteiten te Investeringsstrategie 2010-2020 / 60433 / RWE / JF / 16 december 2009
Pagina 3
komen en te beoordelen in welke mate er door de stadsregio aanvullende middelen beschikbaar kunnen worden gesteld voor de uitvoering van de opgave. Voorgesteld wordt om hieraan de volgende voorwaarden te verbinden: - de stadsregio financier! mee aan een bepaalde gebiedsontwikkeling, wanneer er buiten het grootstedelijk gebied extra huurwoiingen bovenop de autonome lokale behoefte in de sociale sector worden toegevoegd en wanneer deze ontwikkeling deel uitmaakt van gebied waarin herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied aan de orde is; - de gebiedsontwikkeling moet passen binnen de thema's uit het gebiedsdocument Verstedelijking 2010-2020; - dat bij herstructurering en nieuwbouwplannen zichtbaar aandacht is besteed aan eisen van duurzaamheid en klimaat, (bijvoorbeeld energiebesparing, terugdringen geluidhinder, e.d.)Uitgangspunt bij de prioriteiten voor economie is aan te sluiten op de recent gestarte aanpak in het kader van het RHOB en i:le herstructureringsopgave. Naast coordinate en gerichte projectondersteuning in de vo m van projectmanagement en kennisontwikkeling en -deling worden projecten ook in beperkt mate ondersteund middels cofinanciering. Hierbij wordt de programmavolgorde RHOB gehanteerd waarbij t/m 2011 het Agricluster in Barendrecht/Ridderkerk, Spaanse Polder in Rotterdam en Nieuw-Mathensse in Schiedam aan de orde zijn. In 2012 en 2013 staen 5 bedrijventerreinen (Noord-West, Hordijk, Schiebroek, Laagjes en Hoogvliet) uit het Meerjarenprogramma in Rotterdam, GrootVettenoord in Vlaardingen, Stormpolder in Krimpen aan den IJssel en Wilhelminahaven in Schiedam op het programma. In 2014 wordt opnieuw bepaald of de herstructurering van de genoemde terreinen voldoende gevorderd is om ook de her:;tructurering van andere terreinen te starten. Op dat moment worden tevens de prioriteiten gesteld tot 2020, uit de lijst van betrokken terreinen: Hoofdweg in Capelle aan de i IJssel, 's Graveland in Schiedam, 't Woud in Brielle, Hoefslag in Lansingerland, Donkerslool in Ridderkerk, De Kade, De Dijk en Kapelpoldtr in Maassluis, Kickersbloem 1 in Hellevoetsluis, De Vergulde Hand in Vlaardingen en Halfweg/Molenwatering in Spijkeni:;se. Om in aanmerking te komen voor cofinanciering dient te worden voldaan aan het principe dat alle betrokken partijen bij de herstructurering (naast provincie en gemeente, ook de ter plaatse gevestigde bedrijven ) financieel participeren. De stadsregio investeert tot nu toe niel: zelf in milieuvoorzieningen: die slaan bij andere partijen neer: wegbeheerders, corporaties, projectontwikkelaars, bedrijven. Dat moet ook zo blijven. Wei moet er procesgeld beschikbaar blijven om gemeenten (en eventueel ook andere partijen) te ondersteunen in een zo duurzaam mogelijke ontwikkeling. In dat opzicht is het dienstig als aan stadsrecionale investeringen in infrastructuur, bedrijventerreinen en wat al niet de voorwaarde van duurzaamheid wordt verbonden. Zo kan een goede relatie tot stand worden gebracht met thema's als klimaatverandering, verbeteren luchtkwaliteit en terugdrintien geluidhinder. 4 . Omslagstelsel Op basis voortzetting van het bestaancle beleid zou in de komende 10 jaar periode circa € 120.000.000 aan omslag opgehaald kunnen worden. Voor de bestedingsruimte is het noodzakelijk rekening te houden met vertragingen in zowel de woningbouw als in de bouw van woningequivalenten. Daarom wordt bij de berekening uitgegaan van een vergelijkbare risicobuffer van 10 a 15% van de totaial geraamde inkomsten als in de periode 2005-2010, dat wil zeggen een bandbreedte van € 12 miljoen tot € 19 miljoen. Op deze wijze wordt de nieuwe bestedingsruimte berekend op € 101 miljoen tot € 108 miljoen. 5. Aanwending van investeringsmiddelen, waaronder de omslagbaten Momenteel worden de ontvangen omslagbijdragen in een apart fonds gestort, het Omslagfonds. Vanuit het Omslagfonds vindt vervolgens een verdeling plaats naar de beleidsterreinen groen (45%) en verkeer en vervoer ( 5 5 % ) . Binnen de betreffende sectoren worden vervolgens sectoraal prioriteiten gesteld. Aangezien vanaf 2010 de projecten die in aanmerking komen vc or een bijdrage van de stadsregio integraal worden geprioriteerd is dit niet meer wenselijk. Voorgesteld wordt om een algemene hvesteringsreserve in het leven te roepen. Voor de verdeling van de middelen, die in de algemene investeringsreserve worden gestort, kan worden aangesloten bij de eerder genoemde prioriteringsmethoden en -criteria. Hierdoor ontstaat een transparant verdeelmodel, waarbij de koppeling tussen middelen en Investeringsstrategie 2010-2020 / 60433 / RWE / JF / 16 d^cember 2009
Pagina 4
investeringen goed inzichtelijk is. Bijkomend voordeel is dat de uitvoering van de investeringsstrategie via de verantwoording van de investeringsreserve onderdeel wordt van de P&C-documenten en -cyclus. De voeding van de algemene investeringsreserve zal plaatsvinden vanuit de volgende bronnen: 1.
2. 3.
Conform de besluitvorming van de regioraad op 21 mei 2008 worden de vrij beschikbare middelen gestort in de investeringsreserve. Belangrijkste onderdeel hiervan is de BWS-reserve. Daamaast moet worden onderzocht in hoeverre er bij de overige bestemmingsreserve sprake is van vrije ruimte. Ook deze vrije ruimte zal in de algemene investeringsreserve worden gestort. De jaarlijkse omslagbijdragen worden in de algemene investeringsreserve gestort. Na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording worden het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) geliquideerd en de resterende middelen overgeheveld naar de algemene investeringsreserve. De middelen uit het FVSV en FG blijven wel gelabeld voor wonen respectievelijk groen.
Nota Bene: De middelen van de investeringsreserve voorzien in een aanvulling op geoormerkte budgetten als Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). De regionale investeringen zullen zelden de financiele dekking van projecten betreffen. 6. Grondexploitatiewet Ook zijn de mogelijkheden die de grondexploitatiewet biedt om kostenverhaal op regionaal niveau ten behoeve van regionale doelstellingen toe te passen onderzocht. Die mogelijkheden blijken uiterst beperkt zijn, gegeven de complexiteit en gestelde wettelijke randvoorwaarden. Daarom wordt voorgesteld niet verder op deze weg te gaan en de strategie te richten op ondersteuning van gemeenten om dit instrument op gemeentelijk niveau ten voile te benutten. Hiertoe wordt inmiddels door de stadsregio aan een netwerk gebouwd waar planologen, planeconomen en (hun) adviseurs via kennisdeling de praktijkkennis van grondexploitaties verdiepen. 7. Subsidies als aanvullende financieringsbron Er is verkend of en zo ja welke beleidsdoelen en projecten van de stadsregio Rotterdam in de komende jaren voor Europese, Rijks- of provinciale financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Uitgangspunt is dat subsidies nooit een vaste inkomensstroom kunnen en zullen zijn. De verwachting is dat net belang van Europese fondsen in de nabije toekomst (2013) voor Nederland afneemt. Het heeft dus vanuit financieel oogpunt niet zoveel zin om fors te investeren in een Europese lobby richting Brussel en Den Haag. Voorgesteld wordt voor de korte termijn subsidiekansen te benutten in het Europese programma Kansen voor West, gericht op doelstelling 2 Regionale concurrentiekracht en Werkgelegenheid. Wanneer een 'goed' projectvoorstel wordt ingediend, wordt de slaagkans voor subsidieverzoeken op meer dan 5 0 % ingeschat. Gezien het graduele verloop van de uitputting van het programma (ongeveer 2 0 % per j a a r ) , zal in de jaren 2010 t / m 2013 nog ca. 6 0 % van de beschikbare middelen van in totaal 53,7 miljoen beschikbaar zijn. De focus ligt hierbij in eerste instantie op 3 kansrijke projecten: o Groene projecten versnellingsactie Hof van Delfland; o Zuidpolder; o Onderdelen van Noordas (na nadere analyse pas concreet te benoemen). 8. Nieuwe financieringsarrangementen Sinds juni 2009 is onder regie van Rijk en Randstadregio een werkgroep gestart met de opdracht oplossingsrichtingen aan te dragen voor de financiering van de binnenstedelijke opgave. Onder de titel van Onorthodoxe maatregelen zijn diverse categorieen van maatregelen geTdentificeerd. In paragraaf 4.4 van de bijgaande notitie worden deze (kort) getypeerd De werkgroep rapporteert in mei 2010. De uitkomsten zullen worden betrokken bij de verdere uitwerking en prioritering van de regionale investeringsstrategie.
Investeringsstrategie 2010-2020 / 60433 / RWE / JF / 16 december 2009
Pagina 5
9 . Vervolg De bijgaande notitie is het voorlopige resultaat van de nadere onderzoeken en gedachtewisselingen in het proces van cle Investeringsstrategie. Na de behandeling van de notitie in de diverse commissies en de tesluitvorming in de regioraad wordt de notitie aangeboden voor consultatie aan de rec iogemeenten. Parallel aan dit vervolgproces en aanvullend op het gestelde in deze notitie wordt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten het komende jaar een nadere invulling gegeven aan de volgende zaken: 1. De investeringsprioriteiten: het afwegingskader van de diverse investeringsprojecten en - gebieden alsmede de volgord instelling van een investeringsreserve; 4. De afwikkeling van de rechten en verplichtingen van de op te heffen fondsen. Bij de start van de nieuwe bestuursperiode worden betrokken bestuurders over de voortgang van bovenstaande ge'i'nformeerd.
Financiele consequenties: Besluitvorming leidt tot de vorming van een investeringsreserve, waarin onder andere de omslagbaten 2010 - 2020 (ruim € 100 miljoen) worden gestort. Met de middelen worden projecten uit de Investeringsstrategie niede gefinancierd.
Communicatie: Regiojournaal en een brief met toelichting aan elke regiogemeente.
Verdere procedure: Dit voorstel is besproken in de commis<;ie Wonen (30 november), de commissie GROM (3 december), de commissie Verkeer en Vervoer (9 december) en de commissie BOC&M op 10 december. De regioleden van de stu jrgroep REO wordt gevraagd om een schriftelijke reactie. Na besluitvorming in de regiorjiad op 16 december as. wordt dit voorstel voor consultatie conform artikel 24 van de Gemeenschappelijke Regeling aan de regiogemeenten gezonden.
Gevraagd besluit: 1. Instemmen met de notitie Invester ngstrategie regio Rotterdam 2010 - 2020; 2.
Het omslagstelsel voortzetten confcrm de huidige systematiek en uitgangspunten voor tariefstelling van de omslagheffing;
3.
De omslagbaten inzetten voor inve;;teringen in de regionale opgave voor groen, infrastructuur, wonen en economie,
4.
In principe instemmen met de installing van een Investeringsreserve en na afwikkeling van de aangegane verplichtingen en verantwoording het Omslagfonds (2011), het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (2011) en het Fonds Groen (na 2013) te liquideren.
5.
Voor de opstelling van de begrotinci 2011 als richting meegeven dat een nader te bepalen deel van de voeding van d;; Investeringsreserve wordt afgezonderd in de begroting ten behoeve van procescndersteuning, opdat de Investeringsreserve uitsluitend investeringsmiddelen bcvat.
Investeringsstrategie 2010-2020 / 60433 / RWE / JF / 16 dei:ember 2009
Pagina 6
Leden van de regioraad
11 december 2009 61726 J. Fix (010) 417 Investeringsstrategie 20102020
Geachte leden van de regioraad,
Op 16 december aanstaande staat de Investeringsstrategie 2010-2020 geagendeerd voor bespreking in de regioraad. Ter voorbereiding hierop doen wij u in deze brief verslag van de behandeling van de investeringsstrategie in de commissies Wonen, GROM, Verkeer en vervoer en BOCM. De commissies hebben positief geadviseerd over de beslispunten die nu aan de regioraad worden voorgelegd. Wei zijn in de commissies diverse opmerkingen gemaakt en vragen gesteld, waarop wij in deze brief willen ingaan. Voorstel op hoofdliinen In diverse commissies is aan de orde gesteld dat nog veel onduidelijk is en moet worden uitgewerkt. Dat maakt het moeilijk een gefundeerd oordeel te geven over de voorstellen, omdat de betekenis van de voorstellen voor de individuele gemeente niet is in te schatten. Onze reactie hierop is dat dit een voorstel op hoofdlijnen is, omdat het gaat om de principiele keuze om voor de regionale samenwerking en de majeure opgaven die wij samen hebben te doen ook met elkaar regionale middelen op te brengen. Die middelen zijn nodig om o.a. bijdragen van dndere overheden en private partijen los te trekken en te richten op die regionale opgave. Aan de hand van de eerste - grove - prioriteiten, de daarbij gehanteerde criteria en uw reacties op de voorstellen willen wij de prioriteiten aanscherpen en een methodiek ontwikkelen voor de toekenning van de regionale middelen. Over deze uitwerking en concretisering vindt vervolgens weer in de loop van 2010 besluitvorming plaats in het Algemeen Bestuur. Daarnaast werd in de commissies opgemerkt dat in de notitie Investeringsstrategie 2010-2020 uitsluitend wordt ingegaan op additionele investeringsprojecten, terwijl voor een adequate
beoordeling van de voorgestelde prioriteiten cen overzicht van bestaande reserveringen en verplichtingen voor groen en infrastructuur nodig is. Wij stellen voor om deze aanvullende informatie op te nemen in de notitie Investeringsstrategie 2010 - 2020 voordat deze aan de gemeenter ter consultatie wordt aangeboden.
Investerinqsreserve Het nut en de noodzaak van een investerings-eserve alsmede de wens om een integrale afweging te maken over de inzet van de regionale midoelen worden door het merendeel van de commissieleden onderschreven. Echter, dive-se commissieleden wijzen er op dat de huidige systematiek, waarbij van de omslagbaten 4 5 % voor projecten groen en 55% voor projecten verkeer en vervoer worden ingezet, relatief eenvoudig is. Bij een integrale afweging is niet in te schatten wat de scoringskans is van de ingediende projecten. Daarnaast bestaat het risico dat onvoldoende snel of flexibel kan worden geanticipeerd op de kansen die zich voordoen wanneer andere (overheids)partijen zich aandienen m:!t investeringsplannen of dat een overgroot deel van de beschikbare middelen aan infrastructure^ maatregelen wordt besteed. De commissie GROM adviseert duidelijkheid le verschaffen over de besteding van de middelen over hoofdcategorieen. Er moet met name voor gczorgd worden dat er voldoende middelen voor groen gereserveerd blijven. Dat kan opgelost worden met het handhaven van de procentuele verdeling. Wij vernemen graag het standpunt van de regioraad in deze.
Omvano investerinqsreserve Bij de schatting van de omvang van de investeringsreserve is rekening gehouden met de onzekere economische situatie. In dat verband is 15% van de oorspronkelijk geraamde inkomsten niet ingevuld. Ook is niet te voorspellen in welk tumpo de investeringsreserve gevoed wordt; dat is echter te ondervangen door de inzet van de :>estaande BWS-reserve (ongeveer € 50 mln). Tenslotte is het uitgangspunt, dat geen verp ichtingen worden aangegaan als daarvoor de dekking nog niet is geregeld.
Prioriteiten Wonen In de toelichting en de begeleidende notitie wordt voorgesteld om binnen het beleidsveld Wonen de beschikbare middelen toe te delen als aan de criteria is voldaan dat sprake is van herstructurering/transformatie en extra wonmgen bovenop de lokale behoefte in de sociale sector worden toegevoegd buiten het grootstedelijk woongebied. Belangrijkste reden voor deze prioriteit is een betere spreiding van de voorraad sociale woningen te bewerkstelligen. Echter, met deze criteria worden de gemeenten uitgesloten van een bijdrage die een herstructureringsopgave hebben, maar een relatief grote voorraad aan sociale woningen. Rotterdam en Schiedam hebben
hiervoor een rijkssubsidie uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing gekregen. Daarom stellen wij voor bij de prioriteit Wonen toe te voegen: 'De gemeenten, die een overmaat aan woningen in de sociale sector hebben en waar tevens een opgave is van herstructurering/transformatie, kunnen aanspraak maken op een bijdrage uit de investeringsreserve. Rotterdam en Schiedam worden hiervan uitgesloten in verband met de rechtstreekse ISV-bijdrage.'
Prioriteiten Economie Onlangs bleek dat de agendapost en de notitie Investeringsstrategie 2010-2020 een onjuiste fasering bevatte met betrekking tot de herstructurering van bedrijfsterreinen. De agendapost en notitie zijn inmiddels aangepast en in overeenstemming gebracht met de overeengekomen fasering in het kader van het RHOB.
Systematiek Omslaqfonds Met name vanuit de gemeenten met een grote bouwopgave wordt er op gewezen dat de omslagheffing niet afdwingbaar is bij de ontwikkelende partijen, waardoor de gemeente voor deze heffing wordt aangeslagen als er geen minnelijke overeenkomst kan worden gesloten. Gepleit wordt voor een actieve rol naar het kabinet, om voor deze regio een regeling te treffen waarbij de omslagheffing wel kan worden afgedwongen. Wij zijn van mening dat de bepleite actie geen slaagkans heeft. In de voorbereiding op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waaraan de Grondexploitatiewet gekoppeld is, hebben wij bij het kabinet aangedrongen op een dergelijke wettelijke regeling. De Tweede Kamer heeft echter bij de behandeling van de betreffende wetgeving de voorstellen hieromtrent niet geaccordeerd.
Vervolgprocedure gemeenten De vigerende Gemeenschappelijke Regeling bevat de mogelijkheid om voor zwaarwegende en verplichtende onderwerpen de gemeenten te consulteren. Wij hebben de investeringsstrategie beoordeeld als een dergelijk onderwerp. Na besluitvorming in de regioraad zullen wij de gemeenten de Investeringsstrategie 2010-2020 aanbieden, met het verzoek om te reageren voor 1 maart 2010. Dit is 2 weken korter dan de in de Gemeenschappelijke Regeling opgenomen periode en ingegeven door de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen.
De ontvangen reacties worden voorzien van een reactie van net dagelijks bestuur en vervolgens wordt de investeringsstrategie voor definitieve besluitvorming voor de zomer voorgelegd aan het Algemeen Bestuur.
Hoogachtend,
nafYiens het dagelijks bestuur van de stadsreyio Rotterdam,