RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 19 december 2002 (15.01)
B PU
15627/02
LIMITE
LI
Interinstitutioneel dossier: 2001/0207 (CNS)
C
ASILE 82
RESULTAAT BESPREKINGEN van: de Groep Asiel d.d.: 12 december 2002 nr. vorig doc.: 14643/1/02 ASILE 68 REV 1 + ADD 1 nr. Comv.: 13620/01 ASILE 52 - COM(2001) 510 def. Betreft: Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven
I De Groep Asiel heeft op 12 december 2002 de bespreking van bovengenoemd voorstel voortgezet (artikelen 20 tot en met 25). Voor de delegaties gaat in deel II de tekst van de artikelen 18 en 20 tot en met 39; de opmerkingen van de delegaties staan in de voetnoten. De wijzigingen ten opzichte van document 14643/1/02 ASILE 68 REV 1 + ADD 1 zijn vetgedrukt.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
Conseil UE
1
NL
II
Ontwerp RICHTLIJN VAN DE RAAD inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming
Artikel 18 Kenmerken van de internationale bescherming
1. De in dit hoofdstuk vervatte bepalingen gelden onverminderd de in het Verdrag van Genève neergelegde rechten.
2. De in dit hoofdstuk vervatte bepalingen gelden zowel voor vluchtelingen als voor personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, tenzij anders is bepaald.
3. Bij de toepassing van dit hoofdstuk houden de lidstaten rekening met de specifieke situatie van kwetsbare personen zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld.
4. Lid 3 is uitsluitend van toepassing op personen die na een individuele beoordeling van hun situatie bijzondere behoeften blijken te hebben.
5. Binnen de beperkingen die het Verdrag van Genève stelt, mogen de lidstaten de voorzieningen van hoofdstuk VII beperken voor vluchtelingen die hun vluchtelingenstatus hebben verkregen op basis van activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak ten doel hadden de nodige voorwaarden te scheppen om als vluchteling te worden erkend.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
2
NL
6. Binnen de beperkingen voortvloeiende uit de internationale verplichtingen van de lidstaten, mogen de lidstaten de voorzieningen van hoofdstuk VII beperken voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming en hun subsidiaire-beschermingsstatus hebben verkregen op basis van activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak ten doel hadden de nodige voorwaarden te scheppen als persoon die in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming om te worden erkend.
Artikel 20 Informatie
De lidstaten verschaffen personen ten aanzien van wie is erkend dat zij internationale bescherming behoeven zo spoedig mogelijk nadat hun de beschermingsstatus is verleend, toegang tot in een voor hen begrijpelijke taal duidelijke informatie betreffende de rechten en plichten die verband houden met de respectieve beschermingsstatus.
Artikel 21 Verblijfstitels
1. Zo spoedig mogelijk nadat de vluchtelingenstatus is verleend en zonder dat afbreuk wordt gedaan aan lid 3 van artikel 19, verstrekken de lidstaten aan personen met de vluchtelingenstatus en aan hun gezinsleden [...] een verblijfstitel die ten minste drie jaar 1 geldig is en die [...] 2 kan worden verlengd.
2. Zo spoedig mogelijk nadat de subsidiaire-beschermingsstatus is verleend, verstrekken de lidstaten personen die subsidiaire bescherming genieten en hun gezinsleden [...] een verblijfstitel die ten minste één jaar 3 geldig is en die kan worden verlengd tenzij dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zich daartegen verzetten.
1 2 3
B en S: drie jaar alleen aanvaardbaar als in lid 2 dezelfde periode wordt bepaald. F: voorbehoud voor nadere bestudering. B/S: wensen eenzelfde periode als in lid 1.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
3
NL
Artikel 21 bis Instandhouding van het gezin 1 1. De lidstaten waarborgen dat gezinsleden van dezelfde nationaliteit 2 als de persoon aan wie de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus is verleend en die zelf niet in aanmerking komen voor deze statussen, aanspraak kunnen maken op een status die hun het recht geeft te verblijven bij de persoon aan wie de vluchtelingenstatus of de subsidiairebeschermingsstatus is verleend. Die status mag niet minder gunstig zijn dan die welke wordt verleend aan gezinsleden die met een persoon aan wie de vluchtelingenstatus of de subsidiairebeschermingsstatus is verleend, zijn herenigd in overeenstemming met gezinsherenigingsvoorschriften 3.
1
2 3
D: stelde de volgende tekst voor: Uitbreiding van de vluchtelingenbescherming tot gezinsleden 1. De lidstaten waarborgen dat gezinsleden reeds aanspraak kunnen maken op de status van vluchteling a) indien zij hun verzoek om internationale bescherming eerder dan of tegelijk met de vluchteling hebben ingediend, dan wel onmiddellijk na aankomst op het grondgebied van de lidstaat, en b) indien overeenkomstig artikel 2, onder j), punt i), het huwelijk of de vaste relatie met de niet-gehuwde partner reeds bestond in het land van herkomst van de vluchteling of van de echtgenoot of niet-gehuwde partner. 2. In gevallen overeenkomstig artikel 2, onder j), punt ii), wanneer het kind geboren is op het grondgebied van de lidstaat nadat de vluchteling is erkend, moet het verzoek om internationale bescherming binnen een jaar na de geboortedatum worden ingediend. 3. Lid 1 is niet van toepassing indien het gezinslid op grond van het bepaalde in artikel 14 van de vluchtelingenstatus uitgesloten is. 4. De lidstaten mogen regelingen treffen waarin is bepaald dat de leden 1 tot en met 3 van overeenkomstige toepassing zijn op gezinsleden van personen die in aanmerking komen voor de subsidiaire-beschermingsstatus. B/S: "van dezelfde nationaliteit" schrappen. FIN: stelt de volgende tekst voor: "Behoefte aan bescherming op grond van familiebanden Indien een vreemdeling met een gezin de vluchtelingenstatus of een subsidiairebeschermingsstatus ontvangt, wordt aan een lid van zijn gezin dat het land is binnengekomen en dat zelf niet voor bescherming in aanmerking komt, dezelfde status toegekend, tenzij zijn behoefte aan bescherming afzonderlijk moet worden onderzocht op grond van een andere achtergrond of nationaliteit.". S: wil de volgende redactie: "Indien een onderdaan van een derde land of een staatloze de vluchtelingenstatus of een subsidiaire-beschermingsstatus ontvangt, wordt aan een lid van zijn gezin als bedoeld in artikel 2 dat het land is binnengekomen en dat zelf niet voor bescherming in aanmerking komt, dezelfde status toegekend, tenzij zijn behoefte aan bescherming afzonderlijk moet worden onderzocht.".
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
4
NL
2. De lidstaten kunnen beslissen dat lid 1 ook geldt voor andere naaste verwanten die ten tijde van het vertrek uit het land van herkomst deel uitmaakten van het gezin van de persoon aan wie de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus is verleend, en die op dat tijdstip volledig of grotendeels te zijnen laste kwamen.
3 bis. Gezinsleden die onder lid 1 vallen, komen in aanmerking voor de voordelen genoemd in de artikelen ....
3. Lid 1 is niet van toepassing wanneer het gezinslid op grond van het bepaalde in de hoofdstukken III en IV van de vluchtelingen- of subsidiaire-beschermingsstatus uitgesloten is.
Artikel 22 Status van langdurig ingezetene
[...] De lidstaten kennen personen met de subsidiaire-beschermingsstatus de status van langdurig ingezetene toe onder dezelfde voorwaarden als die welke krachtens de nationale wet gelden voor personen met de vluchtelingenstatus 1.
Artikel 23 Reisdocumenten
1. De lidstaten verstrekken personen aan wie zij de vluchtelingenstatus hebben verleend, reisdocumenten in de in de Bijlage bij het Verdrag van Genève vermelde vorm voor reizen buiten hun grondgebied, tenzij dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zich daartegen verzetten.
2. De lidstaten verstrekken [...] aan personen met de subsidiaire-beschermingsstatus die geen nationaal paspoort kunnen verkrijgen documenten waarmee zij kunnen reizen, tenzij dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zich daartegen verzetten. 2
1 2
IRL/S/UK: studievoorbehoud. A/D/GR/E/I/NL: studievoorbehoud. D/GR: De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben reisdocumenten slechts in bepaalde gevallen af te geven aan personen met de subsidiaire-beschermingsstatus. B: reisdocumenten die worden afgegeven aan personen met een vluchtelingen- of een subsidiaire-beschermingsstatus moeten door de overige lidstaten worden erkend.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
5
NL
Artikel 24 Toegang tot werkgelegenheid
1. De lidstaten machtigen personen met een vluchtelingenstatus onmiddellijk nadat hun deze status is verleend onder gelijkwaardige voorwaarden als eigen onderdanen, beroepsactiviteiten als werknemer of zelfstandige op te nemen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat personen met een vluchtelingenstatus onder gelijkwaardige voorwaarden als eigen onderdanen toegang krijgen tot voorzieningen zoals het werkgebonden onderwijsaanbod voor volwassenen, beroepsopleiding 1 en praktische werkervaring op de arbeidsplaats.
3. Normaliter machtigen de lidstaten personen met de subsidiaire-beschermingsstatus onmiddellijk nadat hun deze status is verleend, onder gelijkwaardige voorwaarden als eigen onderdanen een beroepsactiviteit als werknemer of zelfstandige op te nemen 2.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat personen met de subsidiaire-beschermingsstatus [...] normaliter onder gelijkwaardige voorwaarden als eigen onderdanen toegang krijgen tot voorzieningen zoals het werkgebonden onderwijsaanbod voor volwassenen, beroepsopleiding en praktische werkervaring op de arbeidsplaats 3. 5. (geschrapt) 4
1 2
3 4
S: studievoorbehoud bij beroepsopleiding. A/B/D: studievoorbehoud. FIN/NL/S: willen een rechtstreekse toegang tot werk voor beide statussen. A/B/D: studievoorbehoud. B/NL/S: studievoorbehoud bij de schrapping.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
6
NL
Artikel 25 Toegang tot onderwijs 1
1. De lidstaten bieden alle minderjarigen aan wie de vluchtelingen- of de subsidiairebeschermingsstatus is verleend, onder dezelfde voorwaarden als eigen onderdanen onbeperkt toegang tot het onderwijsstelsel 2.
2. De lidstaten bieden volwassenen aan wie de vluchtelingen- of de subsidiairebeschermingsstatus is verleend, onder dezelfde omstandigheden als eigen onderdanen toegang tot het algemene onderwijsstelsel, tot voortgezette opleidingsvoorzieningen en tot om- en herscholing 3.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat personen met de vluchtelingen- of de subsidiairebeschermingsstatus dezelfde behandeling krijgen als de eigen onderdanen, wat de erkenning van buitenlandse diploma's, getuigschriften en andere bewijzen van officiële kwalificaties betreft, waarbij rekening wordt gehouden met de moeilijkheden die zij kunnen ondervinden bij het legaliseren van dergelijke documenten 4.
1
2 3 4
A/D/E/FIN/NL/P: studievoorbehoud. A: tegen gelijke behandeling voor beide statussen. E: "EU-onderdanen" i.p.v. "eigen onderdanen". FIN: specificeren of het gaat om toegang tot scholen of tot kleuteronderwijs. S: studievoorbehoud. A/IRL: studievoorbehoud.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
7
NL
Artikel 26 Sociale voorzieningen
De lidstaten zorgen ervoor dat personen met de vluchtelingen- of de subsidiairebeschermingsstatus in de lidstaat die deze statussen heeft toegekend de nodige bijstand ontvangen op het gebied van de sociale voorzieningen en bestaansmiddelen, zoals de onderdanen van die lidstaat. 1
Artikel 27 Gezondheids[...]zorg
1. De lidstaten zorgen ervoor dat personen met de vluchtelingen- of de subsidiairebeschermingsstatus onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van de lidstaat die de status heeft toegekend toegang tot gezondheidszorg en andersoortige verzorging krijgen 2.
2. De lidstaten verstrekken personen met de vluchtelingen- of de subsidiaire-beschermingsstatus die bijzondere behoeften hebben, zoals begeleide of niet-begeleide minderjarigen of personen die folteringen, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan, de nodige medische of andersoortige verzorging 3.
1
2
3
A/D/P/S/UK: studievoorbehoud. F: studievoorbehoud bij gelijke behandeling van personen met de vluchtelingen- of de subsidiaire-beschermingsstatus en eigen onderdanen. Verder moet "sociale voorzieningen" worden verduidelijkt. FIN: deze bepaling spoort niet met de "Toelichting op de artikelen" van de Commissie. D: niet dezelfde toegang voor verschillende statussen (vluchteling of subsidiaire bescherming). L: volgende formulering: "De lidstaten zorgen er in de mate van het mogelijke voor dat….. (rest ongewijzigd)". IRL: volgende zin toevoegen: "Voor zover dergelijke diensten niet voorhanden zijn, streven de lidstaten ernaar daarin te voorzien.". NL: leden 2 en 3 samenvoegen.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
8
NL
3. De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten alsmede dat passende geestelijke verzorging wordt ontwikkeld en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt. [...] 1.
Artikel 28 Niet-begeleide minderjarigen 2
1. De lidstaten nemen zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen om te verzekeren dat nietbegeleide minderjarigen aan wie de vluchtelingen- of de subsidiaire-beschermingsstatus is verleend, worden vertegenwoordigd door een wettelijke voogd, dan wel, indien nodig, door een organisatie die belast is met de zorg voor en het welzijn van minderjarigen, of op een andere passende wijze worden vertegenwoordigd, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van het kind.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de voor elke niet-begeleide minderjarige aangewezen voogd of vertegenwoordiger in verband met de toepassing van het bepaalde in deze richtlijn naar behoren in de behoeften van de minderjarige voorziet. De desbetreffende instanties evalueren zulks regelmatig 3. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat niet-begeleide minderjarigen worden geplaatst 4: a)
bij volwassen familieleden, of
b)
in een pleeggezin, of
c)
in speciale centra voor minderjarigen, of
d)
in andere voor minderjarigen geschikte tehuizen.
1
Formulering overgenomen uit lid 2 van artikel 18 van de richtlijn voor de opvang van asielzoekers die op 19 december 2002 door de Raad is aangenomen (15398/02 ASILE 78). Zelfde opmerkingen als voor lid 2. Dit artikel is aangepast aan de formulering van artikel 19 van de richtlijn voor de opvang van asielzoekers die op 19 december 2002 door de Raad is aangenomen (15398/02 ASILE 78). NL: tweede zin van dit lid overhevelen naar artikel 36. D/S: erop toezien dat in géén van de taalversies deze lijst van mogelijkheden als een volgorde van voorkeur wordt voorgesteld.
2
3 4
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
9
NL
4. Voorzover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, daarbij rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van niet-begeleide minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.
5. In het belang van de niet-begeleide minderjarige trachten de lidstaten hun gezinsleden zo spoedig mogelijk op te sporen. In gevallen waarin gevaar bestaat voor het leven of de lichamelijke integriteit van de minderjarige of zijn naaste familieleden, met name indien zij in het land van herkomst zijn achtergebleven, moet bij het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens over deze personen vertrouwelijkheid worden gewaarborgd, zodat hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
6. Personen die met niet-begeleide minderjarigen werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben of ontvangen. Voor deze personen geldt de geheimhoudingsplicht als omschreven in de nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.
Artikel 29 Toegang tot huisvesting
De lidstaten zorgen ervoor dat personen met de vluchtelingen- of subsidiaire-beschermingsstatus toegang tot huisvesting hebben, dan wel dat zij zo nodig de middelen ontvangen om huisvesting te verkrijgen, in beide gevallen onder gelijkwaardige voorwaarden als hun eigen onderdanen. 1
1
A: dit beperken tot verplichte voorlichting over de huisvestingsmarkt.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
10
NL
Artikel 30 Vrij verkeer binnen de lidstaat
De lidstaten staan het vrije verkeer binnen hun grondgebied toe van personen met de vluchtelingen- of subsidiaire-beschermingsstatus, tenzij dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zich daartegen verzetten. 1
Artikel 31 Toegang tot integratievoorzieningen 2
1. Teneinde de integratie van vluchtelingen in de samenleving te vergemakkelijken, voorzien de lidstaten in specifieke steunprogramma's welke op hun behoeften qua onder andere arbeid, onderwijs, gezondheidszorg en sociale zorg zijn afgestemd.
2. De lidstaten bieden personen met de subsidiaire-beschermingsstatus, uiterlijk één jaar nadat hun deze status is verleend, toegang tot gelijkwaardige programma's 3.
Artikel 32 Vrijwillige terugkeer 4
De lidstaten bieden personen met de vluchtelingen- of subsidiaire-beschermingsstatus toegang tot vrijwillige repatriëringsprogramma's 5 ten behoeve van degenen die vrijwillig naar hun land van herkomst wensen terug te keren.
1
2 3
4
5
D/GR/IRL: studievoorbehoud. GR/E/IRL/I/UK: uitzonderingen toevoegen voor situaties waarin deze personen onderworpen zijn aan beperkingen van hun recht op vrij verkeer (i.v.m. de nationale veiligheid, de openbare orde, een strafrechtelijke procedure). P/UK: studievoorbehoud. FIN/NL/S: "uiterlijk één jaar nadat hun deze status is verleend" schrappen. A/D: studievoorbehoud. D/FIN: studievoorbehoud. IRL: Als volgt herformuleren: "Voor zover hun middelen dit toestaan trachten de lidstaten …. toegang te bieden tot…. (rest ongewijzigd)". UK: deze bepaling schrappen. Zoniet de wijziging van IRL aanbrengen. FIN/L: "bijstand" in plaats van "programma's".
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
11
NL
HOOFDSTUK VI Administratieve samenwerking
Artikel 33 Samenwerking 1
Elke lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan, waarvan hij het adres aan de Commissie meedeelt, die hiervan de andere lidstaten in kennis stelt.
De lidstaten nemen in overleg met de Commissie alle passende maatregelen om tussen de bevoegde instanties rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van gegevens tot stand te brengen.
Artikel 34 Personeel en middelen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat instanties en organisaties die deze richtlijn uitvoeren de nodige basisopleiding ontvangen ten aanzien van de behoeften van zowel mannelijke als vrouwelijke vluchtelingen of personen met de subsidiaire-beschermingsstatus en de gezinsleden 2 die hen vergezellen, alsmede de specifieke behoeften van minderjarigen, in het bijzonder niet-begeleide minderjarigen.
2. De lidstaten trekken de nodige middelen uit in verband met de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen 3.
1 2
3
FIN/NL: verduidelijken hoe deze samenwerking in de praktijk verloopt. NL: ook de vergezellende gezinsleden moeten internationale bescherming hebben aangevraagd. D/F: schrappen, past niet in een harmonisatierichtlijn.
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
12
NL
HOOFDSTUK VII Slotbepalingen
Artikel 35 Discriminatieverbod 1
De lidstaten voeren het bepaalde in deze richtlijn uit zonder discriminatie op grond van geslacht, ras, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, gezondheidstoestand, huidskleur, etnische of sociale herkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of wereldbeschouwing, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.
Artikel 36 Verslagen
Uiterlijk op [1 januari 2007] brengt de Commissie het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en stelt zij eventueel noodzakelijke wijzigingen voor. Deze wijzigingsvoorstellen hebben bij voorrang betrekking op artikel 15, rekening houdend met de internationale verplichtingen van de lidstaten inzake non-refoulement ten tijde van de opstelling van deze voorstellen. De lidstaten doen de Commissie alle voor de opstelling van dat verslag nuttige informatie toekomen. Na de indiening van dit verslag brengt de Commissie het Europees Parlement en de Raad ten minste om de vijf jaar verslag uit omtrent de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten. 2
1 2
D/GR/F: deze bepaling schrappen en de inhoud naar de preambule overhevelen. Overweging 24 wordt als volgt gewijzigd: "24) De uitvoering van deze richtlijn dient met regelmatige tussenpozen te worden geëvalueerd, met name rekening houdend met de ontwikkeling van de internationale verplichtingen van de lidstaten inzake non-refoulement.".
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
13
NL
Artikel 37 Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [1 januari 2005] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de bepalingen van intern recht die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied aannemen.
Artikel 38 Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 39 Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, voor de Raad de Voorzitter
__________________
15627/02
ons/JEL/vj DG H I
14
NL