Oude Slot Heemstede Kasteel Heemstede werd tussen 1280 en 1290 gebouwd nabij de monding van het (Zuider Buiten) Spaarne. De stichter was Dirk van Holy, die afkomstig was uit de omgeving van Vlaardingen. Hij werd met de ambachtsheerlijkheid Heemstede beleend door graaf Floris V van Holland. Dirk van Hoylede en zijn nazaten noemden zich voortaan ‘Van Heemstede’. Het kasteel van de heren van Heemstede is diverse keren verwoest en herbouwd; dit gebeurde in 1393, 1404 en 1426. In 1620 kocht de Amsterdamse koopman en latere raadpensionaris Adriaan Pauw (15851653) de heerlijkheid Heemstede, met het inmiddels vervallen slot. Hij liet de middeleeuwse burcht herstellen en uitbreiden tot een lustslot in renaissancestijl. Als onderhandelaar van de Staten van Holland speelde Pauw een grote rol bij het tot stand komen van de Vrede van Münster in 1648, waarmee een einde kwam aan de Tachtigjarige Oorlog met Spanje. Bij het slot liet hij in dat jaar de Pons Pacis of Vredesbrug bouwen, als een blijvende herinnering aan deze vrede. Adriaan Pauw was ook degene die de eerste protestantse kerk van Heemstede liet bouwen, de huidige Oude Kerk. Pauw was tevens een groot boekenliefhebber: zijn bibliotheek (de Bibliotheca Heemstediana) telde wel 15.000 boeken, een enorm aantal voor die tijd. In 1810 was het slot dusdanig verzakt dat delen met instorting werden bedreigd. De toenmalige schout Jan Dolleman gaf daarom opdracht tot de afbraak, die in 1811 plaatsvond. Sindsdien resten van het omgrachte hoofdgebouw alleen nog de funderingen. Verder omvat het huidige complex de reeds genoemde Pons Pacis (een natuurstenen brug met beeldhouwwerk en een keermuur met ballen), een 17de-eeuws koetshuis met bouwhuis (het Nederhuys), met beeldhouwwerk van het verdwenen slot, een toegangspoortje, een dienstgebouw en een duivenpoort. Het landgoed op de plaats waar het slot heeft gestaan is nu in gebruik als locatie voor onder andere trouwerijen en (andere) particuliere en zakelijke bijeenkomsten. Hierbij wordt vooral het Nederhuys, het voormalige rentmeestershuis en vroeger koetshuis van het Oude Slot, gebruikt. Het kasteelterrein, een eiland van 40 bij 25 meter, is vanaf het voorterrein bereikbaar via een natuurstenen brug met beeldhouwwerk en een poort, gebouwd in 1648 ter herinnering aan de Vrede van Münster, met gebruikmaking van rijke maniëristische bouwfragmenten uit Leiden. De brug, gebouwd in opdracht van Adriaan Pauw, werd ‘Pons Pacis’ genoemd, ofwel ‘Vredesbrug’. Op het voorplein staat een langgerekt 17de-eeuws bouwhuis met torenvormige aanbouw, een restant van het poortgebouw. De poortdoorgang van het bouwhuis wordt bekroond door het wapen van Adriaan Pauw, gevat tussen schilddragende leeuwen. Het poortje in de lange gevel is samengesteld uit van elders afkomstige bouwfragmenten. Aan het voorterrein stond een tweede bouwhuis, dat in 1957 is ingestort. Verder zijn er nog een 17deeeuws duifhuis met een wapensteen boven de ingang en een dienstwoning.
Hollands kastelen team: auteursrechten Toen de kern van groot Haarlem uit deze rechtskring gelicht en tot stad verheven werd (1245), bracht dit consequenties mee voor de omgeving. Voor het gebied dat niet tot de stad ging behoren, moesten nieuwe bestuurlijke en rechtsprekende colleges gevormd worden. Zo ontstond het ambacht Heemstede. De Graaf had nu weer keuze uit twee mogelijkheden: óf Heemstede aan zich te houden, ófhet in leen uit te geven. Hij koos voor het laatste systeem: in de tweede helft van de 13e eeuw gaf hij Heemstede in leen aan heer Reinier van Hoylede of aan diens zoon Dirk van Hoylede; we weten niet zeker aan wie van beiden. Deze Van Hoylede’s kwamen uit de buurt van Rotterdam en voerden een wapen dat identiek was aan dat van de Heemstede’s, zodat afstamming van de Van Heemstede’s uit de Van Hoylede’s aangenomen zou mogen worden. Bewijzen hebben we niet voor deze uitspraak, maar behalve het wapen vormt ook het feit dat zowel bij de Van Hoylede’s als bij de Van Heemstede’s de voornaam Reinier voorkomt, een aanwijzing. In de tweede helft van de 13” eeuw moet het slot gebouwd zijn. Hoe het er toen uitzag, weten we niet. Onze archeoloog dr. Renaud maakte na zijn opgravingen een reconstructie, die weergeeft hoe de toestand in 1380 geweest kan zijn. Hoofdbestandeel van het kasteel vormt dan een vierkante woontoren, geflankeerd aan de rechterzijde door een poortgebouw, met een brug over de slotgracht. Achter de toren bevindt zich een woonvleugel. Deze ligt aan een slotplein, dat besloten wordt door een vleugel aan de achterzijde. Wellicht bestond het slot aanvankelijk uit één (vierkante) donjon en is het woongedeelte pas later toegevoegd. Een reconstructie, eveneens aan de hand van Renaud, die het uiterlijk van het slot omstreeks 1420 weergeeft, ziet er weer heel anders uit. De vierkante donjon is er niet meer. Een hoog poortgebouw bevindt zich tussen twee vleugels, waarvan de rechter hoger is dan de linker. Het slotplein ligt nu naar drie zijden open. Dertig jaar later staat er op de zuidhoek van het plein een ronde toren. Een woonvleugel verbindt deze toren met de voorgevel. Ca. 1500 is het huis weer verbouwd en is de toegangsbrug verplaatst. De oostelijke vleugel werd afgebroken en naar eigen idee van de bezitter herbouwd. Toen Adriaan Pauw er zijn intrek nam, moet de verbouwing voltooid geweest zijn. Pauw liet nog slechts wat kleinere wijzigingen uitvoeren, vooral in het gebouw zelf. Het archeologisch onderzoek dat door Renaud uitgevoerd werd, verliep uiterst moeizaam. De grootste handicap was, dat de afbraak in 1393 na de verwoesting, wel rigoureus was geweest. Een voordeel was dat het slot steeds ongeveer dezelfde omvang gehad heeft. De gracht is niet verlegd, waaruit blijkt dat het kasteel nooit vergroot kan zijn. Er is ook enige twijfel,of het wel een erg weerbaar slot geweest is: men krijgt helemaal niet de indruk dat het ooit bestaan heeft uit zwaar muurwerk en sterke torens. Op de bekende afbeeldingen lijken de torens meer bestemd voor een speelse verlevendiging dan tot verdediging. Of er in de Spaanse tijd venielingen hebben plaatsgevonden, weten we niet met zekerheid. Het ziet er naar uit dat dit niet het geval geweest is. Tot de afbraak in 1810 is er niet veel veranderd. De belangrijkste toevoeging was wel de ‘pons pacis’, de Vredesbrug, die Adriaan Pauw liet bouwen na de vrede van Munster.
Deze brug is een tijdlang afgebroken en opgeborgen geweest, maar nu weer met zorg op zijn oude plaats teruggebracht. Besteden we nu nog wat aandacht aan de bezitters van het slot. De oudste die wij kennen is Reinier van Heemstede. We horen echter pas iets over hem als hij al dood is (12 april 1304). Toen er ridders gezocht werden voor een ‘Kruistocht naar het Heilige Land’, werd hem gevraagd daaraan mee te doen. Hij kocht echter de ‘verplichting’ af voor 20 pond Hollands, die na zijn dood door de weduwe van zijn zoon Floris, die vrouwe van Heemstede genoemd wordt, betaald werd tegelijk met een afkoopsom voor haar man Floris. Ìn verband met de door Renaud geuite veronderstelling dat de Van Heemstede’s behoren tot het geslacht Van Hoylede, zou het wel eens kunnen zijn dat Reinier van Heemstede identiek is met Reinier van Hoylede, eveneens ridder. Beiden moeten geleefd hebben in de tweede helft van de 13e eeuw. Reinier van Heemstede hield zijn slot in leen van graaf Floris V. Vervolgens zien we een tweede Reinier van Heemstede die in aktes van de jaren 1315 - 1323 genoemd wordt; hij werd op het laatst van zijn leven nog tot ridder geslagen. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat zijn vrouw ‘vrouwe Beatrise’ genoemd wordt. We kennen drie kinderen van dit echtpaar: twee dochters, waarvan de ene, Clara trouwde met Gerrit Dever, die het slot Dever te Lisse bezat, en de andere, Machteld geheten, gehuwd was met Willem Cuser. Er was ook een zoon: Gerrit van Heemstede, die snel carrière maakte aan het grafelijke hof, mede dankzij zijn huwelijk met Maria van Polanen. De Polanen’s behoorden tot de aanzienlijkste families uit die tijd. Heer Gerrit stond hoog in aanzien bij Keizerin Margaretha, maar toen deze het graafschap Holland aan haar zoon Willem lll moest afstaan, viel heer Gerrit in ongenade. Hij vluchtte naar Utrecht, waar hij geld moest lenen van de bisschop om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. In 1355 had een verzoening plaats tussen graaf Willem en heer Gerrit. Hertog Albrecht nam hem zelfs op in zijn grafelijke ‘Raad’. Twintig jaar heeft Gerrit nog in betrekkelijke rust geleefd, want hij stierf pas in 1375. Zijn zoon heer Jan van Heemstede, ridder, volgde hem op in het bezit van het huis te Heemstede. Ook hij stond bij hertog Albrecht in hoog aanzien, daar zij beiden tot de Hoekse partijbehoorden. Toen Hertog Albrecht onder de politieke invloed kwam van zijn maîtresse jvr. Aleid van Poelgeest, die een vurig aanhangster was van de Kabeljauwse partij, was het met heer Jan’s carrière gedaan, omdat hij Hoeksgezind gebleven was. De moord op jvr. Aleid van Poelgeest vormde een dieptepunt in de politieke verhoudingen. Heer Jan van Heemstede, een der hoofdmannen van de Hoeken, werd op de zwarte lijst geplaatst. Een dergelijke aantekening had tot gevolg: verlies van alle bezittingen. Hertog Albrecht gaf aan de stad Haarlem in 1393 bevel het slot te Heemstede tot de grond toe af te breken. Met veel plezier voldeden de Haarlemmers aan dit bevel, want hiermee was een tegenstander van de Haarlemse aspiraties uit de weg geruimd. Heer Jan had nog kans gezien om tijdig naar het buitenland te vluchten.
Toen hertog Albrecht zich met zijn zoon graaf Willem van Oostervant, de leider van de Hoeken, verzoende, rees ook de ster van heer Jan van Heemstede weer. De Haarlemmers zullen niet met vreugde gezien hebben dat het slot herbouwd werd. Toen hertog Albrecht in december 1404 overleed, namen zij de kans waar om het slot opnieuw te verwoesten. Interventie van hertog Willem VI, vriend en bondgenoot van de Heemsteedse slotheer, maakte het mogelijk om spoedig met de herbouw te beginnen, , en het was dan ook in 1414 al weer bewoond. Veel plezier heeft hij niet meer van zijn nieuwe kasteel gehad, want twee jaar later kwam hij te overlijden. Zijn zoon en opvolger, eveneens heer Jan van Heemstede geheten, komt voor van 1412 - 1437. Hij was twee maal gehuwd en wel met Hadewich van Borssele en jvr. Dirc Loef van Hetterscheid, vrouwen afkomstig uit zeer voorname adellijke families. Zijn trouw aan het grafelijk huis deed hem na de dood van hertog Willem VI de kant van diens dochter, de bekende gravin Jacoba, kiezen. Die keuze stelde hem in staat deel te nemen aan het beleg van de stad Haarlem, die partij gekozen had voor hertog Jan, oom van gravin Jacoba. Er wordt gezegd dat de Haarlemmers toen opnieuw het slot te Heemstede verwoest hebben, maar dat vindt geen steun in de schriftelijke bronnen; ook het archeologisch onderzoek heeft geen sporen van een verwoesting opgeleverd. Als exacte datum van deze veronderstelde verwoesting wordt april 1426 opgegeven. Verzoening met de stad kostte heer Jan al zijn gebied tussen de huidige meester Lottelaan en het Houtplein, maar hij ontving hiervoor 20 gouden Franse Kronen als schadevergoeding. Hun slechte financiële positie brachten heer Jan en zijn zoon Gerrit ertoe leengoederen te verkopen zonder toestemming van de leenheer, de graaf van Holland. Dit werd als een misdrijf beschouwd, maar dat kwam pas aan het licht toen hij en zijn zoon gestorven waren. Heer Gerrit stierf nog in vrede in 1446, maar toen zijn zoon Jan belening vroeg, kwamen de onrechtmatige verkopen aan het licht. Jan werd tot een forse boete veroordeeld en moest bovendien de leengoederen teruggeven. Dat was niet mogelijk omdat op één daarvan het Benardietenklooster te Heemstede gebouwd was. Het kon niet meer ongedaan gemaakt worden en dus ‘schonk’ hertog Philips het land maar aan het klooster. De financiële toestand van Jan van Heemstede werd er door dit alles niet beter op. In december 1464 maakte hij een regeling dat zijn vrouw Beatrix van Alkemade na zijn dood 100 Rijns gulden per jaar zou ontvangen. Kon hij dat wel realiseren? De heer van Heemstede bezat de ambachtsheerlijkheid van Heemstede, waartoe ook Berkenrode behoorde. Dat was een doorn in het oog van de bezitters van dit kasteel en deze profiteerden nu van de geldnood waarin Jan van Heemstede verkeerde door van hem de ambachtsheerlijkheid van Berkenrode te kopen (1466). Daarna verkoopt hij weer tienden in Wateringen; voor de ‘vrijwaring’ moest hij zijn huis te Heemstede in onderpand geven aan Lodewijk heer van Gruijthuijsen, stadhouder van Holland etc. (1470). Maar Lodewijk wilde een duurzamer pand en liet zich na overdracht door Jan met diens huis te Heemstede belenen (27 maart 1473). Dat hier geen sprake was van een ‘echte’ verkoop blijkt wel uit het feit dat Lodewijk het huis in 1486 weer teruggaf aan Hase van Heemstede (een dochter van Jan en Beatrix van Alkemade). Roeland le Fèvre, de echtgenoot van jvr. Hase, werd op 7 maart 1486 met het huis te Heemstede beleend en maakte dit op dezelfde dag tot lijftocht voor zijn vrouw jvr. Hase.
Roeland le Fèvre kwam uit Vlaanderen en bekleedde daar de positie van lid van de Raad van Vlaanderen. Hij zal wel op het slot te Heemstede gewoond hebben; zijn kinderen dragen alle de naam ‘Van Heemstede’. Nog tijdens zijn leven draagt Roeland le Fèvre het huis over aan zijn zoon Jan van Heemstede (4 oktober 1516). Deze laatste was bij zijn dood zwaar belast met schulden, en dat was ook het geval met zijn zoon Roeland van Heemstede (ca. 1522). De toestand werd zo ernstig, dat er bij vonnis van het Hof van Holland wegens schulden beslag gelegd werd op zijn kasteel. Toen de deurwaarder met die opdracht op 24 oktober 1545 voor de kasteelpoort verscheen in gezelschap van de schout van Heemstede, vroeg Roeland acht dagen uitstel. Het verwondert ons niet dat hij dit uitstel gebruikte om met de noorderzon te vertrekken. We weten wel waar die noorderzon scheen: dat was op zijn kasteel te Liesveld. Pas op 26 augustus 1557 deed Roeland afstand van zijn rechten op Heemstede. Intussen was het slot op 28 november 1552 verkocht aan Cornelia van Driebergen, weduwe van Cornelis van Lockhorst. Nog tijdens haar leven draagt zij kasteel en heerlijkheid over aan haar zoon Vincent van Lockhorst (1565). Ingevolge testamentaire beschikking van laatstgenoemde, erfde zijn kleindochter, Anna van Arkel, het Heemsteedse bezit van haar grootvader (1595). Zij trouwde met Walraven baron van Gent. Hiermede eindigde ook voor het slot te Heemstede de rij adellijke bezitters. Het slot en heerlijkheid komen in 1607 voor fl. 75.000 in handen van Hendrik Hovijne, koopman te Amsterdam. Na zijn dood verkochten zijn erfgenamen het geheel aan Adriaan Pauw. Heemstede is steeds een ambachtsheerlijkheid gebleven. Hoge heerlijkheid (d. W.Z. de bevoegdheid om halsmisdrijven te berechten) bezaten de heren van Heemstede alleen (sedert 1346) binnen de slotgracht. Met Adriaan Pauw deed een merkwaardig man ziin intrede in het slot. Enerzijds bezat hij veel bestuurlijke kwaliteiten: hij is drie maal raadpensionaris geweest en als zodanig was hij aanwezig bij het sluiten van de vrede van Munster. Anderzijds bezat hij de mentaliteit van zijn rijke tijdgenoten om op grond van bezit van geld de plaats in te nemen van de teniet gegane adel. Rijke Amsterdamse kooplieden kochten kastelen en heerlijkheden. Kon zo’n koop gecompleteerd worden met een adellijke titel dan des te beter. Zo heeft Adriaan Pauw zich al dan niet bewust, een vervalste stamboom aangeschaft, die moest dienen om te bewijzen dat hij tot een adellijk geslacht uit de Betuwe behoorde. En dat nog wel terwijl hij in werkelijkheid afstamde van een oud adellijk geslacht De Grebber dat in zijn wapen de zwaan van Waterland voerde! Adriaan Pauw heeft zijn nieuw verworven kasteel verbouwd tot een huis dat aan de eisen van de tijd voldeed. Hij liet de bestaande torens hoger optrekken en in alle kamers opschriften aanbrengen voor welk doel deze bestemd waren. Deze opschriften verdwenen met het huis, maar er is een lijst van bewaard gebleven, zodat wij er ons een voorstelling van kunnen maken hoe het gebouw ingedeeld was. Een uitvoerige beschrijving van een en ander vindt men in de publicaties van Tjessinga en Renaud. Ook de tuinornamenten worden door Tjessinga uitgebreid besproken, waarbij opgemerkt moet worden dat de ingemetselde steen, afkomstig van het in zee verdronken kasteel Brittenburg, thans niet meer aanwezig is.
Wel de zogenaamde ‘Tecklenburgse steen’ afkomstig uit de ruïne van het voormalige slot Tecklenburg in Duitsland, waarvan het Latijnse opschrift in het Nederlands vertaald luidt: een steen uit de alleroudste burgt van Tecklenburg is hierheen overgebracht. Ter ere van de vrede van Munster (1648) liet Adriaan Pauw de Vredesbrug bouwen. Deze Pons pacis is samengesteld uit bouwfragmenten van de Marepoort te Leiden en andere afgebroken gebouwen aldaar, zoals Tjessinga duidelijk heeft aangetoond. Adriaan Pauw nam Heemstede over van Henri Hovijne’s erfgenamen (1617) voor f 36.000. Nadat het huis in orde gebracht was huisvestte het tot driemaal toe koninklijke gasten: Frederik koning van Bohemen (1623), Maria de Medici, koninginmoeder van Frankrijk (1638) en Maria Henriëtte, koningin van Engeland (1644). Adriaan Pauw die bij al dat vorstelijk gebeuren als gastheer optrad, stierf in Den Haag op 21 februari 1653, doch werd in de kerk te Heemstede op 1 maart begraven. Zijn kinderen richtten voor hem de nu nog aanwezige marmeren graftombe op. Ten einde ruzie onder zijn vele kinderen te voorkomen, had hij bij zijn leven al over zijn goederen beschikt: de derde zoon, Gerard Pauw, moest Heemstede erven. Dat is ook gebeurd en Gerard werd heer van Heemstede. Hij overleed te ‘sGravenhage in 1676, na getrouwd te zijn geweest met Agatha van Hartighsveld, die als weduwe door de Staten nog in hetzelfde jaar met de lenen van haar man beleend werd. Toen zij in 1697 in ‘sGravenhage overleed, volgde haar zoon Adriaan haar op (beleend 8 mei 1698). Echter niet met de bedoeling dat hij deze zelf zou behouden, want volgens het testament van zijn moeder moest het leen komen aan mr. Gerard ‘gesepareerde huisvrou‘ van Frederik Hendrik de Drevon, die door de Staten van Holland op 20 december 1793 beleend werd. Tijdens haar leven werden de heerlijke rechten afgeschaft. Op 28 juni 1809 verkocht zij haar bezit aan Jacob Scholting, Vroedschap te Haarlem, die echter op 30 oktober het slot zelf weer doorverkocht aan Jan Dolleman, schout en secretaris van Heemstede. Deze maakte een aanvang met het afbreken van het kasteel, maar vóórdat de afbraak geheel klaar was, kwam hij te overlijden. Zijn weduwe voltooide de sloop en verkocht daarna de ondergrond terug aan de vorige eigenaar, Jacob Scholting. In 1816 verkocht laatstgenoemde de ambachtsheerlijkheid van Heemstede met het terrein van het voormalige slot en de nog bestaande gebouwen op het voorplein aan Marten Adriaan Beels. Tot in deze eeuw is de familie Beels eigenaresse gebleven. Nadien werden de terreinen met opstallen verkocht aan de gemeente Heemstede. De fundamenten van het slot werden tijdens een uitgebreide opgraving door Renaud geheel blootgelegd en zouden geconserveerd worden. Dit is helaas niet gebeurd, zodat alles nu bijna verdwenen is. De vredesbrug (pons pacis) werd echter weer op zijn oude plaats teruggebracht, met een deel van de ingangspoort aan het einde van de brug. De gebouwen op het voorplein zijn gerestaureerd en hebben als cultureel centrum een waardige bestemming gekregen