Meneer de Pauw
docentenhandleiding
© Uitgave: ANMEC Mirte Smeenk, Elena Francissen, Jolanda van der Heijden Bron: NMC, Utrecht November 2013
a n m e c
Inhoud
I nleiding
5
Aansluiting bij kerndoelen
6
1 Het verhaal van Meneer de Pauw
7
2 Bezoek aan de kinderboerderij
8
3 Tips voor begeleiders van groepjes
9
4 Overzicht van de opdrachten
10
5 De opdrachten
11
6 Spelletjes voor op school
20
Meneer
d e
Pauw
3
a n m e c
4
Meneer
d e
Pauw
a n m e c
Inleiding
Met het lespakket Meneer de Pauw voor groep 1 t/m 3, kunt u een activiteit doen op de kinderboerderij, waarbij de leerlingen met al hun zintuigen kennismaken met de boerderij en de dieren. Een deel van de opdrachten kunt u ook voor verwerking in de klas gebruiken. In deze handleiding staat een korte beschrijving van het programma op de kinderboerderij. Natuurlijk kunt u onderdelen van uw lessen ook in het programma op de kinderboerderij inpassen.
Doel van het lespakket Na het werken met het lespakket kunnen de leerlingen vertellen: • Welke dieren er leven op de kinderboerderij • Hoe de verschillende dieren heten • Wat voor geluiden de dieren op de kinderboerderij maken • Wat de verschillen, overeenkomsten zijn tussen de dieren • Wat voor uitwerpselen de verschillende dieren hebben • Hoe de dieren wonen • Wat de dieren eten, drinken • Wat de gedragsregels zijn op een kinderboerderij
Inhoud van het lespakket Naast deze handleiding bevat het lespakket 9 opdrachtenkaarten en de bijbehorende lesmaterialen die nodig zijn bij het uitvoeren van die opdrachten.
Materialen in het pakket • Handleiding • 1 pauwen handpop • 9 opdrachtkaarten in totaal (3 geel, 1 paars, 1 rood, 1 blauw, 1 groen, 1 oranje en 1 roze) • 7 kralenbordjes • 7 groene kunststof opdrachtentasjes • Grote Meneer de Pauw
Materialen bij opdrachten • • • • • • •
1 hoefijzer 4 vachtjes (geit, konijn, schaap en pony) 3 veren (pauw, eend en kip) 5 luisteroren 2 oranje verzameldozen met daarin 8 kleine keuteldoosjes voorzien van koord 5 bakjes voorzien van roze label met hooi, graan, zaagsel, biks en stro 56 pauwenogen in de kleuren paars, geel, rood, blauw, groen, oranje en roze (3 grote, 2 middelgrote, 2 kleine en 1 hele kleine van elke kleur)
Meneer
d e
Pauw
Linnen zakjes bij de opdrachten • G eel; met hierin 6 foto’s van boerderijdieren (pony, ezel, schaap, geit, kip en eend) • Rood; met hierin 6 foto’s van boerderijdieren (pony, eend, konijn, schaap, kip en pauw) • Blauw; met hierin 6 foto’s van boerderijdieren (pony, ezel, geit, schaap, kip en eend) • Groen; met hierin 9 foto’s van boerderijdieren (pony, ezel, schaap, geit, konijn, cavia, eend, kip en pauw) • Bruin A; met hierin 18 foto’s van het hele boerderijdier (pony, ezel, schaap, geit, konijn, cavia, eend, kip en pauw) • Bruin B; met hierin 18 foto’s van een detail van de boerderijdieren (pony, ezel, schaap, geit, konijn, cavia, eend, kip en pauw) Alle foto’s zijn voorzien van een kleur en die kleur correspondeert met de opdracht.
Zelf toevoegen • Boek ‘Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft’, geschreven door Werner Holzwarth.
Opzet Het programma bestaat uit 3 onderdelen: 1 Inleiding U introduceert het thema Boerderijdieren met het verhaal over Meneer de Pauw. 2 Bezoek aan de kinderboerderij De leerlingen verkennen de boerderij met al hun zintuigen aan de hand van de opdrachten uit het pakket. 3 Spelletjes voor op school De leerlingen herhalen en verwerken sommige opdrachten op school.
Tijdsbesteding De les bestaat uit zeven opdrachten. Iedere opdracht duurt ongeveer 10-15 minuten. Bij elkaar bent u met de lesuitvoering ongeveer 1,5 uur bezig, exclusief voorbereiding, reistijd en het afsluitende onderdeel ‘spelletjes voor op school’.
Tenslotte Wij wensen u veel plezier met de activiteiten.
5
a n m e c
Aansluiting bij kerndoelen Het lespakket sluit met name aan bij kerndoel 40 en 41 van Oriëntatie op jezelf en de wereld natuur en techniek: • Kerndoel 40 - De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. • Kerndoel 41 - De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. In de tabel hieronder is voor kerndoel 40 en 41 de volledige uitwerking van de Tussendoelen en Leerlijnen (TULE) weergegeven voor groep 1 t/m 4. Hieraan is te zien op welke manier Meneer de Pauw binnen de context van de kerndoelen past.
Kerndoel 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Groep Verscheidenheid en eenheid Instandhouding
Relatie met de omgeving • mensen, dieren en planten moeten worden verzorgd • de omgeving levert organismen voedsel en leefruimte
1 en 2
• er is een verscheidenheid aan organismen: planten, dieren, mensen, schimmels (paddenstoelen) • van elkaar verschillende organismen hebben dezelfde delen • planten veranderen met de seizoenen
• mensen, planten en dieren hebben voeding nodig • mensen, planten en dieren hebben ruimte nodig om te leven • mensen, planten en dieren planten zich voort
3 en 4
• (delen van) planten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm, kleur, geur • dieren zijn op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen: zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen
• mensen en dieren hebben water, • het voedsel van mens en dier voedsel en beschutting nodig komt van plant en/of dier • planten hebben voor groei en • de omgeving biedt ontwikkeling voedsel, water, licht organismen voedsel, en de juiste temperatuur nodig water, licht en leefruimte • planten en dieren doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia • planten en dieren passen zich aan aan de seizoenen
Kerndoel 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
6
Groep Het eigen lichaam
Overeenkomsten en verschillen
Bouw van planten
1 en 2
• uitwendige vorm en bouw van ledematen • zintuigen: gezicht, gehoor, reuk, tast, smaak
• verschillen tussen mensen: bijv. kleur van de ogen en het haar en overeenkomsten (lichaamsbouw)
nderdelen van een o plant: bloem, stengel, blad en wortel ontkiemen van zaden
3 en 4
• verschillen in uiterlijk en • v an buitenaf waarbeweging tussen mens neembare inwendige en zoogdier lichaamsdelen: hart, longen, spieren, botten, zintuigen
• vormen van planten-zaden en de manieren van verspreiding • de opbouw en het uitlopen (de groei) van bollen en knollen
Voortplanting van dieren
• eierleggende en levendbarende dieren
Meneer
d e
Pauw
a n m e c
1 Het verhaal van Meneer de Pauw
Bij het vertellen van onderstaand verhaal kunt u de handpop van de pauw gebruiken. Meneer de Pauw woont al jaren op de kinderboerderij. De andere dieren daar kennen hem al heel goed. De kinderen in de buurt kennen hem ook heel goed. Elk morgen maakt de dierenverzorger de hokken open. De dieren gaan dan de wei in. Meneer de Pauw komt altijd als laatste naar buiten. Alle dieren wachten daar altijd op. Elke morgen begroeten ze hem met: “Meneer de Pauw, Meneer de Pauw, hoe staan uw pauwenogen nou?” En elke morgen weer spreidt hij zijn prachtige verenkleed uit. Dan draait hij heel langzaam rond zodat iedereen hem van alle kanten goed kan bekijken. De dieren roepen dan: “Oh, wat bent u weer mooi vandaag”. Hij vindt dat fijn om te horen, hij geniet er van. Maar ‘s middags geniet hij nog meer. Dan komen om half vier de kinderen uit school naar de kinderboerderij. Speciaal voor hem staan ze aan het hek te roepen: “Meneer de Pauw, Meneer de Pauw, hoe staan uw pauwenogen nou?” Als hij dan zijn verenkleed voor hen uitspreidt, hoor je de kinderen roepen: “Oh” en “Ah” en “Wat bent u mooi vandaag!” Dan doet hij nog meer zijn best en lijkt zijn verenkleed nog mooier. Zo gaat dat elke morgen en elke middag weer. Hij zou het niet graag willen missen. Soms als de dierenverzorger hem zo ziet staan, schudt hij zijn hoofd en zegt dan zachtjes tegen zichzelf: “Oh, wat is hij trots, die Meneer de Pauw.” Maar vandaag heeft hij geen tijd om te kijken. Mopperig ruimt hij rommel op. Overal op de kinderboerderij liggen papiertjes, prulletjes en plastic zakjes. De dierenverzorger vindt het vervelend en boos zegt hij ineens: “Zo kan het niet langer.” En weet je wat hij gaat doen? Hij gaat bordjes zagen en schildert er letters op. De bordjes komen aan de hekken van de kinderboerderij te hangen zodat iedereen ze kan lezen. De volgende dag wandelt Meneer de Pauw onrustig langs de hekken van de kinderboerderij. Hij wacht op de kinderen. Waar blijven die vanmiddag toch? De school is al lang uit en nog zijn ze er niet. Maar de kinderen komen niet, vandaag niet, de volgende dag weer niet en de dag daarna ook niet! Meneer de Pauw wordt er treurig van. Dan op een ochtend duurt het veel langer dan anders voordat hij naar buiten komt. De andere dieren wachten en wachten maar. Als hij dan eindelijk komt, schrikt iedereen een beetje. Fluisterend vragen ze aan elkaar: “Wat ziet Meneer de Pauw er toch pips uit, wat zou er toch zijn?” Meneer
d e
Pauw
Héél voorzichtig klinkt het dan: ”Meneer de Pauw, Meneer de Pauw, hoe staan uw pauwenogen nou?” Heel langzaam vouwt hij zijn verenkleed open. Dan schrikken de dieren nog meer: ”Meneer de Pauw, Meneer de Pauw, waar zijn uw pauwenogen nou?” Maar Meneer de Pauw geeft geen antwoord, hij kijkt heel droevig voor zich uit. De dieren begrijpen er niets van, zijn anders zo mooie pauwenogen lijken nu alleen maar grijze vlekken. Zou hij ziek zijn? Truus de kip scharrelt de wei over om de dierenverzorger te halen. Als hij komt schrikt hij ook: ”Nee, maar dit is niet normaal,” denkt hij. “Misschien heeft hij wel één of andere pauwenziekte.” Zal hij de dierenarts moeten bellen? De dierenverzorger krabt zich eens achter zijn oor, heel diep nadenkend loopt hij de wei op en neer. “Wat moet ik nu doen?” Dan blijft hij opeens bij één van de bordjes staan die hij heeft opgehangen. Hardop leest hij wat hij erop heeft geschilderd: Verboden voor kinderen. Dan begrijpt hij het opeens, die borden moeten weg! De dieren op de kinderboerderij snappen er niets van als ze zien dat de dierenverzorger al die nieuwe bordjes van de hekken haalt. Maar weet je waarom de dierenverzorger die bordjes heeft opgehangen? Hij had weer plastic zakjes gevonden van het brood dat de kinderen ‘s middags voor de dieren meebrengen. Sommige dieren denken dat je die zakjes kunt eten! Maar het is heel ongezond, ze kunnen er zelfs dood van gaan! Er mag dus geen plastic op de kinderboerderij komen en daarom wilde de dierenverzorger ook geen kinderen meer op de kinderboerderij! Meneer de Pauw miste de kinderen zo erg dat hij er ziek van is geworden. De dierenverzorger heeft ineens een veel beter idee: hij zal de kinderen uitnodigen en ze van alles over de dieren gaan vertellen en… opdrachten met ze gaan doen! Dat wordt vast gezellig voor de kinderen en voor de dieren. Komen jullie ook naar de boerderij om de pauw weer vrolijk te maken en opdrachten te doen?
7
a n m e c
2 Bezoek aan de kinderboerderij
Voorbereiding
Voor de leerkracht • Ga van tevoren kijken op de boerderij die u met de klas gaat bezoeken, zodat u kunt zien welke dieren er zijn en u de situatie ter plekke kent. Spreek de beheerder of een medewerker van de boerderij aan en informeer hen over uw plannen voor het bezoek. Vraag eventueel naar extra mogelijkheden zoals helpen voeren of een kijkje achter de schermen. • Beoordeel welke opdrachten u kunt doen op de kinderboerderij. • Regel begeleiders. Per vijf leerlingen is een begeleider nodig. Het handigste is als u zelf geen groepje onder uw hoede heeft, zodat u het overzicht kunt houden.
Met de begeleiders • Geef de begeleiders van tevoren de tekst van de opdrachtkaarten. • Geef de begeleiders van tevoren de tekst van de Tips voor begeleiders van groepjes. • Bespreek de opdrachten die op de boerderij worden gedaan. Laat ook het bijbehorende materiaal zien. • Spreek af dat niet alle opdrachten aan de orde hoeven te komen: beter een paar goed, dan veel half. • Zorg ook dat de begeleiders op de hoogte zijn van de groepsregels en de boerderijregels. • Maak de begeleiders duidelijk dat ze een actieve rol hebben bij het begeleiden van de leerlingen.
Op de dag van het bezoek • Haal de bijbehorende spullen uit de rugzak en verdeel ze over de opdrachtentasjes, zodat u alles makkelijk mee kunt nemen en uitdelen. Vergeet niet Meneer de Pauw en zijn ogen mee te nemen. • Deel de klas in groepjes van 4 - 5 leerlingen in. • Maak naamstickers of naamkaartjes in de kleur van elk groepje, zodat de leerlingen herkenbaar zijn voor de begeleiders. • Vertel de leerlingen (en hun ouders) vooral gepaste kleding aan te trekken: kleren en schoenen die vies mogen worden. • Bedenk en bespreek met de leerlingen hoe je je het beste tussen en met de dieren kunt gedragen (zie boerderijregels).
De kralenbordjes • Elk groepje van 4 - 5 leerlingen krijgt een eigen kralenbordje. Dit bordje wijst de weg en geeft aan in welke volgorde het groepje de opdrachten gaat doen. Iedere opdracht heeft zijn eigen kleur en correspondeert met het kralenbordje.
8
• Ieder groepje begint met de opdrachtenkaart die dezelfde kleur heeft als de eerste op hun kralenbordje. De leerlingen duwen een kraal van deze kleur door het gat naar de voorkant van het kralenbordje. • Als het groepje klaar is met de eerste opdracht, mag er een tweede kraal door het gat naar de voorkant geschoven worden. De kleur van deze kraal laat zien naar welke volgende opdrachtkaart het groepje moet. Vervolgens maken ze op deze manier alle opdrachten.
Op de boerderij Bij aankomst bespreekt u als leerkracht wat de regels van de boerderij zijn. Mogelijk dat u en de leerlingen welkom geheten wordt door een medewerker van de boerderij. In dit geval zal de medewerker de regels bespreken.
Boerderijregels • Maak de dieren niet bang: zachtjes praten en niet gillen, rustig lopen en niet (achter de dieren aan) rennen. • Laat de dieren bepalen of ze aandacht van je willen: als ze naar je toe komen mag je ze aaien, als ze weglopen willen ze niet. • Zorg dat een dier jou eerst gezien heeft, voordat je hem aanraakt. Benader een dier nooit van achteren. • Doe altijd de hekken en deuren achter je dicht, zodat de dieren niet weg kunnen lopen. • Geef de dieren geen eten. Ze krijgen genoeg van de verzorgers. Ga zelf ook niet eten in de buurt van de dieren. • Gooi afval in de prullenbak. • Was na afloop van het bezoek je handen. Was ook je handen voordat je iets gaat eten.
Pauwenogen Deel na iedere opdracht wat pauwenogen uit aan het groepje (2 - 3 per opdracht). De kleur van het oog correspondeert met de kleur van de opdracht die ze gedaan hebben. Laat de leerlingen zelf kiezen in welk kleurvak van de staart van Meneer de Pauw ze hun pauwenoog ophangen. Als alle opdrachten zijn gedaan heeft Meneer de Pauw zijn prachtige verenkleed weer terug. Aan de slag • Na het bespreken van de boerderijregels, gaan de groepjes aan het werk met de opdrachten voor op de boerderij. Zie pagina 9 en verder. Door middel van de opdrachten krijgt de houten pauw zijn kleuren weer terug. • De gele opdracht bestaat uit drie verschillende opdrachtkaarten. U kunt kiezen bij welke dieren u de opdracht uitvoert. U kiest één van die drie opdrachtkaarten om mee aan de slag te gaan.
Na afloop • Controleer voordat u weer naar school gaat of al het materiaal er is, zodat u alles weer kunt meenemen naar school.
Meneer
d e
Pauw
a n m e c
3 Tips voor begeleiders van groepjes
De leerlingen krijgen zeven opdrachten rondom het thema ‘kinderboerderij’. Bij elke opdracht hoort een opdrachtkaart met bijbehorend materiaal. De opdrachten hebben allen een eigen kleur. De opdrachten laten de kinderen alles ontdekken over de dieren op de boerderij. Houd bij het begeleiden van de groepjes de volgende tips in gedachten.
Organisatie • Schrijf de namen van de leerlingen in uw groepje op een papiertje, zodat u af en toe kan spieken als u een naam niet meer weet. • Zoek de leerkracht op als u vragen heeft. Deze heeft zelf geen groepje en kan u verder helpen. • U loopt volgens het kralenbord de opdrachten af. Zo starten alle groepjes met een andere opdracht. De opdracht is te herkennen aan de kleur. • Let er op dat het vooral gaat om beleven en ontdekken. • Als uw groepje klaar is met de opdracht, schuift u het kraaltje op de plank door en zo ziet u welke kleur opdracht u nu gaat doen. Ga pas naar een volgende opdracht als alle leerlingen klaar zijn. • Laat de opdracht achter zoals u hem aantrof. • Let op dat de leerlingen van uw groepje bij elkaar blijven. • Schreeuwen en rennen is op de kinderboerderij niet toegestaan. • Het aaien van dieren kan alleen als de dieren dit zelf willen, dit laten ze merken als ze naar de kinderen toe komen lopen. Pas er op dat kinderen de dieren bij het aaien, niet van achteren benaderen.
De opdrachtkaart • Op elke opdrachtkaart staat: - een verhaaltje voor de leerlingen, met vragen/ opdrachten - extra informatie voor de begeleider - een afbeelding voor de leerlingen (op de achterkant) • Elke opdracht kaart heeft een eigen kleur. • Lees de kaart eerst zelf helemaal door, ook de tekst voor de begeleider. Lees daarna het verhaaltje voor aan de leerlingen. Houd tijdens het voorlezen de kaart zo vast, dat de leerlingen intussen de afbeelding op de achterkant kunnen bekijken. • Wanneer er halverwege het verhaaltje vragen staan, geeft dan de leerlingen even tijd om die te beantwoorden voordat u verder leest.
Meneer
d e
Pauw
Vragen en antwoorden • Probeer de antwoorden op de vragen die je stelt ‘uit de leerlingen te laten komen’. Wijs hen op bepaalde dingen die te zien zijn, doe iets voor of stel extra vragen. Zeg het antwoord niet voor, maar daag de leerlingen uit tot nadenken en betrek hen bij de opdracht. • Als u of de leerlingen het antwoord op een vraag niet weet, is dat niet erg. Bewaar de vraag voor later in de klas. • Er zijn in elk groepje leerlingen die domineren of juist op de achtergrond blijven. Probeer daar rekening mee te houden door alle leerlingen een keer aan de beurt te laten komen. Stel bijvoorbeeld geen algemene vraag aan het hele groepje (“ Hoe zien de manen van de pony er uit?”), maar gericht aan een kind (“Ayden, kun jij vertellen hoe de manen van de pony er uit zien?”). • Kinderen geven vanuit hun logica soms antwoorden waar wij, volwassenen, van geneigd zijn dat ‘fout’ te noemen. Tijdens deze ontdekkingstocht zijn er heel weinig dingen ‘fout’. Laat de leerlingen duidelijk maken wat ze ergens mee bedoelen, zonder er direct een oordeel aan te hangen. Het gaat er om dat de kinderen nieuwe belevingen opdoen.
Dieren • Er kunnen leerlingen in uw groepje zitten die dieren soms erg eng vinden. Besteed hier aandacht aan. Door van een afstandje een poosje rustig naar het dier te kijken, wordt het al snel minder eng. Misschien kunt u de leerlingen over de angst heen helpen door te laten zien dat het dier niets kwaad doet en misschien wel heel mooi is, of zacht aanvoelt. • Dwing de leerling niet dingen te doen die het echt niet durft. Prijs de dingen die de leerling wel durft. Het kan zijn dat een kind voor de eerste keer in aanraking komt met de dieren op de kinderboerderij. Het gaat er in dit laatste geval vooral om dat het kind meeloopt, kijkt en onderzoekt. • Laat het niet te veel merken als u een dier zelf eng vindt. • Leer de leerlingen voorzichtig en met respect met de dieren om te gaan.
9
a n m e c
4 Overzicht van de opdrachten Alle opdrachten duren ongeveer 10 minuten. Opdracht
Inhoud
Waar?
Materialen
Hoe ruikt de
Rondneuzen
In de boerderij
Geen
kinderboerderij?
• Wat vinden dieren lekker ruiken?
Bij de dieren die je
• Het linnen zakje voorzien van geel label
• Wat vinden dieren vies ruiken? • Wat vinden mensen lekker ruiken? • Wat vinden mensen vies ruiken?
Hoe zien boerderijdieren er uit?
• Uiterlijke kenmerken benoemen (vorm, kleur, grootte)
gaat vergelijken
met 6 foto’s van boerderijdieren • 1 hoefijzer
• Het verschil tussen de dieren leren kennen
Hoe voelen
• Vachten en veren van dieren voelen
boerderijdieren?
• Raden van welk dier de vacht of veer is
Bij de geiten
• Het linnen zakje voorzien van rood label met 6 foto’s van boerderijdieren • 4 vachtjes (geit, konijn, schaap en pony)
• De foto van het juiste dier bij de vacht of
• 3 veren (pauw, eend en kip)
veer leggen • Beschrijven hoe het aanvoelt • De geiten aaien en voelen Welk geluid maken boerderijdieren?
• Luisteren naar de geluiden op de
Bij het vogelhok
• Het linnen zakje voorzien van blauw label met 6 foto’s van boerderijdieren
kinderboerderij
• 5 luisteroren
• Geluiden op de kinderboerderij herkennen en nadoen
Hoe bewegen
• Voeten van de dieren vergelijken
Bij de kippen en
boerderijdieren?
• Bewegingen van dieren nadoen
de eenden
Hoe poepen
• Verschillende keutels bekijken in
Bij de dierenweide
boerderijdieren?
• Het linnen zakje voorzien van groen label met 9 foto’s van boederijdieren
• De 2 grote oranje verzameldozen, met hierin 8 kleine keuteldoosjes voorzien van
keuteldoosje en in de weide
een koord
• Weten wat mest is en begrijpen waarvoor mest gebruikt wordt
Hoe wonen
• Dierenverblijven bekijken
Bij de cavia’s en
boerderijdieren?
• Hooi, graan, zaagsel, biks en stro leren
de konijnen
• 5 doosjes voorzien van roze label met hooi, graan, zaagsel, biks en stro
kennen (voelen, ruiken, nut er van snappen) • Belang van voer en schoon water kennen
10
Meneer
d e
Pauw
a n m e c
Hoe ruikt de kinderboerderij?
leerlingen
Niet iedereen kent de geurtjes op de boerderij. Jullie gaan lekkere en vieze geurtjes zoeken. Voor mensen en voor dieren. Wat gaan jullie doen?
Wat hebben jullie nodig?
• Zoek 2 geurtjes die jij lekker vindt. Vinden de andere leerlingen het ook lekker? • Zoek 2 geurtjes die jij niet lekker vindt. Wat vinden de andere leerlingen van de geur?
• geen benodigdheden
De dieren ruiken de boerderij de hele dag. Ze wonen er. De boerderij is hun huis. Wat vinden dieren het lekkerst ruiken? en wat vinden zij stinken? • Zoek 1 geurtje dat de dieren lekker vinden. Waarom vinden dieren dat lekker? • Zoek 1 geurtje dat de dieren vies vinden. Waarom vinden dieren dit vies? Jullie hebben nu goed gesnuffeld. Vertel eens... hoe ruikt de boerderij?
Hoe ruikt de kinderboerderij?
begeleiDer
Laat de leerlingen op verschillende plekken op de boerderij zoeken. Laat hen eerst zelf zoeken. Kunnen ze niks vinden? Help hen dan een beetje op weg. Wat dieren wel lekker vinden ruiken Dieren vinden hun eigen stal lekker ruiken omdat ze gewend zijn aan hun eigen geur en het geurtje van de andere dieren die er wonen. Ook houden ze van de geur van stro, daar kunnen ze lekker op slapen. Hooi en voer vinden ze lekker om te eten.
Wat dieren niet lekker vinden ruiken Dieren vinden zeep en schoonmaakmiddel niet lekker omdat ze dan hun eigen geur en de geurtjes van de andere dieren niet meer herkennen. Daardoor kunnen ze in de war raken. Zeep en schoonmaakmiddel kan dieren ook ziek maken. Maar een dierenhok moet wel schoongemaakt worden. De verzorger schept dan het hok gewoon leeg. Soms spoelt de verzorger het hok schoon met water. amsterdams
Meneer
d e
nme
Pauw
centrum
meneer
de
pauw
11
a n m e c
Hoe zien boerderijdieren eruit?
LEERLINGEN
Dieren lijken soms op elkaar. Maar ze zijn niet allemaal hetzelfde. Jullie gaan ezels en pony’s vergelijken. Wat gaan jullie doen?
Bekijk de ezels goed. Hoe zien de ezels er uit? • De haren op het hoofd van de ezel heten manen. Hoe zien ze er uit? • Heeft de ezel korte of lange oren? • Heeft de ezel een lange of korte neus? • Wat zie je aan het einde van zijn staart?
Wat hebben jullie nodig?
• Het hoefijzer • Foto van de ezel • Foto van de pony (Beiden uit het zakje met het gele label)
Bekijk nu de pony’s goed. Zien ze er anders uit dan de ezels? • Hoe zien de manen van de pony er uit? • Heeft de pony korte of lange oren? • Is de neus van de pony net zo lang als die van de ezel? • De staart van de pony is anders dan die van de ezel. Wat is het verschil? Kijk naar de poten van de ezel en de pony’s. • Zie je dat ze geen tenen hebben? Hun voeten noem je hoeven. • Bekijk het hoefijzer. Waarom is een hoefijzer handig? Weet je nu wat het verschil is tussen een ezel en een pony? Als je wilt mag je de ezel en pony even aaien.
Hoe zien boerderijdieren eruit?
BEGELEIDER
Laat de leerlingen eerst zelf kijken. Probeer de leerlingen ook te vragen naar vorm, grootte en kleur van dieren. De leerlingen mogen de pony’s en ezels ook aaien als ze dat willen. De grootste verschillen tussen de ezel en de pony: De ezel De pony Lange oren Korte oren Rechte staart met een pluim eraan Staart van lange haren Langere neus Kortere neus Korte manen, als een borstel Lange manen met lange haren Hoefijzer De voet van pony’s en ezels heet de hoef. Ze hebben soms een hoefijzer. Daarmee kunnen ze op straat lopen zonder dat het pijn doet. Het hoefijzer beschermt de hoef tegen slijten.
amsterdams
nme
centrum
meneer
de
pauw
De gele opdracht bestaat uit drie verschillende opdrachtkaarten. U kunt kiezen bij welke dieren u de opdracht uitvoert. U kiest één van die drie opdrachtkaarten om mee aan de slag te gaan. U kunt kiezen voor: • pony, ezel • geit, schaap • kip, eend
12
Meneer
d e
Pauw
a n m e c
Hoe zien boerderijdieren eruit?
LEERLINGEN
Dieren lijken soms op elkaar. Maar ze zijn niet allemaal hetzelfde. Jullie gaan geiten en schapen vergelijken. Wat gaan jullie doen?
Wat hebben jullie nodig?
Bekijk de geiten goed. Hoe zien de geiten er uit? • Heeft de geit korte of lange oren? • Hoe ziet de vacht van de geit eruit? • Heeft de geit lange of korte poten? • Heeft de geit een korte of lange nek?
• Foto van het schaap • Foto van de geit (Beiden uit het zakje met het gele label)
Bekijk nu de schapen goed. Zien ze er anders uit dan de geiten? • Heeft het schaap korte of lange oren? • Hoe ziet de vacht van de schapen eruit? • Heeft het schaap korte of lange poten? • Heeft het schaap een korte of lange nek? Kijk naar de poten van de geiten en schapen. • Bekijk de hoeven van de geit en het schaap, hoeveel tenen hebben ze? Weet je nu wat het verschil is tussen een geit en een schaap? Als je wilt mag je het schaap en de geit even aaien.
Hoe zien boerderijdieren eruit?
BEGELEIDER
Laat de leerlingen eerst zelf kijken. Probeer de leerlingen ook te vragen naar vorm, grootte en kleur van dieren. De leerlingen mogen de geiten en schapen ook aaien als ze dat willen. De grootste verschillen tussen de geit en het schaap: Het schaap De geit Winter/herfst: dikke vacht Dunne en gladde vacht alle seizoenen Lente/zomer: korte stuggere vacht Korte nek Lange nek Korte poten Langere poten Extra Als er een ram en een bok rond lopen kun je de kinderen nog wijzen op de volgende verschillen. De bok heeft altijd een sik, de ram nooit. Daarnaast krullen de hoorns van de ram omlaag achter de oren, terwijl die van de bok recht en licht gebogen zijn.
amsterdams
nme
centrum
meneer
de
pauw
De gele opdracht bestaat uit drie verschillende opdrachtkaarten. U kunt kiezen bij welke dieren u de opdracht uitvoert. U kiest één van die drie opdrachtkaarten om mee aan de slag te gaan. U kunt kiezen voor: • pony, ezel • geit, schaap • kip, eend
Meneer
d e
Pauw
13
a n m e c
Hoe zien boerderijdieren eruit?
LEERLINGEN
Dieren lijken soms op elkaar. Maar ze zijn niet allemaal hetzelfde. Jullie gaan kippen en eenden vergelijken. Wat gaan jullie doen?
Wat hebben jullie nodig?
Bekijk de kippen goed. Hoe zien de kippen er uit? • Wat voor snavel heeft de kip? • Hoe zien de poten van de kip eruit? • Wat zie je op de kop van de kip?
• Foto van de kip • Foto van de eend (Beiden uit het zakje met het gele label)
Bekijk nu de eenden goed. Zien ze er anders uit dan de kippen? • Hoe ziet de snavel van de eend eruit? • Hoe zien de poten van de eend eruit? • Hoe ziet de kop van de eend eruit? Kijk naar de poten van de kippen en eenden. • Hebben beide dieren tenen? Weet je nu wat het verschil is tussen een kip en een eend?
Hoe zien boerderijdieren eruit?
BEGELEIDER
Laat de leerlingen eerst zelf kijken. Probeer de leerlingen ook te vragen naar vorm, grootte en kleur van dieren. De grootste verschillen tussen de kip en de eend: De kip De eend Poot met drie tenen aan de zwemvliezen voorkant en een aan de achterkant Heeft kin- en oorlellen heeft geen kin- en oorlellen Heeft een kam op zijn kop Heeft meestal geen kam op zijn kop korte puntige snavel Lange platte snavel Extra Kip is een verzamelnaam. Je hebt hanen en hennen. De haan is het mannetje, deze herken je aan zijn langere kam. Ook is hij groter en heeft meer sierveren dan de hen (het vrouwtje). Bij de eend heet het mannetje een woerd. Het vrouwtje heet een eend. Vooral in het voorjaar kun je de verschillen tussen beide goed zien. De woerd heeft veelal een mooier verenkleed.
amsterdams
nme
centrum
meneer
de
pauw
De gele opdracht bestaat uit drie verschillende opdrachtkaarten. U kunt kiezen bij welke dieren u de opdracht uitvoert. U kiest één van die drie opdrachtkaarten om mee aan de slag te gaan. U kunt kiezen voor: • pony, ezel • geit, schaap • kip, eend
14
Meneer
d e
Pauw
a n m e c
Hoe voelen boerderijdieren?
leerlingen
Knuffel jij wel eens dieren? Sommige dieren zijn lekker zacht. Andere dieren zijn ruw. Jullie gaan de dieren voelen. Wat hebben jullie nodig?
Wat gaan jullie doen? • Aai de vachtjes en de veren. is het zacht of ruw? is het dik of dun? Voelt het lekker of kriebelig?
• Het zakje met het rode label • Veren van boerderijdieren • Vachten van boerderijdieren
• bekijk de foto’s van de dieren. leg het goede dier bij het vachtje of de veren. • er blijft 1 dier over. Zoek dit dier op de boerderij en probeer het te aaien. Jullie hebben nu heel veel vachten gevoeld. Vertel eens… hoe voelen boerderijdieren?
Hoe voelen boerderijdieren?
begeleiDer
Jij als begeleider laat de vachtjes en veren zien. De leerlingen mogen de vachtjes en veren aaien. Op de onderkant van de vachtjes staat de naam van het dier dat bij het vachtje hoort. De grote veren zijn van de eenden. De kleine veren zijn van de kippen. De veren met een oog zijn van de pauw. De geit blijft over na het spel. Deze mogen de leerlingen gaan aaien in de stal of weide. Als het dier niet geaaid wil worden dan is dat jammer, maar helaas. De leerlingen mogen niet achter de dieren aan rennen. Kinderen die het eng vinden om te aaien kun je helpen door ze bijvoorbeeld aan te moedigen of het aaien voor te doen. Probeer kinderen te helpen om zo dicht mogelijk bij het dier te komen, ook als ze het eng vinden.
amsterdams
Meneer
d e
nme
Pauw
centrum
meneer
de
pauw
15
a n m e c
Welk geluid maken boerderijdieren?
leerlingen
Dieren maken andere geluiden dan mensen. Welke geluiden maken de dieren op de boerderij? Met de luisteroren op kun je het goed horen. Wat gaan jullie doen?
Wat hebben jullie nodig?
• Doe de luisteroren op en doe je ogen dicht. Wees heel erg stil... Welke geluiden hoor je? Van welk dier? is het dichtbij of ver weg?
• Het zakje met het blauwe label • luisteroren
• bekijk de foto’s van de dieren. Kun je het geluid dat het dier maakt na doen? Hoe noem je het geluid dat het dier maakt? (Mekkeren kakelen - balken - blaten - hinniken - kraaien en snateren). • nu is het tijd voor een spel! • Jullie gaan om de beurt een geluid na doen van een dier. ik vertel welk geluid je zal maken (mekkeren - kakelen - balken - blaten hinniken - kraaien en snateren). Je maakt het geluid en vertelt hierna welk dier dit geluid maakt. Als je de geen bent die luistert naar het geluid, raad je ook mee welk dier dit geluid maakt.
Welk geluid maken boerderijdieren?
begeleiDer
Help de leerlingen door ze te wijzen op diergeluiden of door een geluid voor te doen als ze het nog niet kennen. Het gaat er om dat de leerlingen benoemen wat voor geluid het is dat het dier maakt. De geluiden van de dieren zijn: ezel: pony: geit: schaap: kip/haan: eend:
balken hinniken mekkeren blaten kakelen en kraaien snateren
amsterdams
16
nme
centrum
meneer
de
Meneer
pauw
d e
Pauw
a n m e c
Hoe bewegen boerderijdieren?
leerlingen
Waarmee zwemt een eend? Hoe loopt een schaap? Jullie gaan bewegen zoals de dieren op de boerderij. Wat gaan jullie doen?
Wat hebben jullie nodig?
• bekijk de foto’s van de poten. Weet jij welke voet van welk dier is? lijken ze op je eigen voeten? Wat is er anders? Wat is hetzelfde?
• Het zakje met het groene label
• bekijk de dieren op de foto’s. Zie je de dieren ook lopen op de boerderij? Hoe lopen de dieren? Doe hun loopje eens na! • Kijk naar de eenden en kippen. Kunnen ze beide vliegen? Kunnen ze rennen? bekijk de voeten van de kip en de eend nog eens goed. Waarom heeft een eend vliezen tussen zijn tenen? Waarom heeft een kip nagels aan zijn tenen?
Hoe bewegen boerderijdieren?
begeleiDer
Laat de leerlingen vooral de manier van bewegen nadoen! Benoem hoe de manier van bewegen heet (lopen, huppelen, springen, waggelen, vliegen, fladderen). Weetjes over eenden en kippen Eenden Sterke vleugels waarmee ze kunnen vliegen Hebben vliezen waarmee ze kunnen zwemmen Waggelen, doordat hun poten ver naar achter zitten Watervogel leven in het water en op het land
amsterdams
Meneer
d e
nme
Pauw
centrum
Kippen Kunnen enkel fladderen Hebben nagels waarmee ze kunnen graven rennen kunnen ze goed, ‘Als ze eten krijgen, zijn ze er als de kippen bij’ loopvogel leven op het land
meneer
de
pauw
17
a n m e c
Hoe poepen boerderijdieren?
leerlingen
Keutels, poep en drolletjes. Dieren laten ze overal achter. Zij hebben geen wc. Hoe zien die keutels er uit? Jullie gaan keutels bekijken en zoeken. Wat gaan jullie doen?
Wat hebben jullie nodig?
• in het doosje zitten keutels. bekijk ze eens van dichtbij. lijken ze op elkaar? Zijn ze groot of klein? Dik of dun? Hebben ze verschillende kleuren? raad eens van welk dier ze zijn.
• De twee grote verzameldozen met daarin de acht kleine keuteldoosjes
• Kijk rond in de weide. Zien jullie keutels liggen? Van wie zijn ze? • Poep van de dieren wordt elke dag opgeruimd. Het opruimen heet uitmesten. Dat doet de boer met een schep. en met een kruiwagen. Alle poep komt bij elkaar op de mesthoop. Zie jij een mesthoop?
Hoe poepen boerderijdieren?
begeleiDer
Laat de leerlingen geen keutels aanraken! Wanneer de leerlingen in de weide keutels vinden, laat ze de keutels in de weide dan vergelijken met de keutels uit het keuteldoosje. Door de verschillende kenmerken van de keutels kunt u de leerlingen helpen de keutel bij het juiste dier te vinden.
amsterdams
18
nme
centrum
meneer
de
Meneer
pauw
d e
Pauw
a n m e c
Hoe wonen boerderijdieren?
leerlingen
Ben je wel eens op bezoek geweest bij een dier? Hoe ziet het huis van een dier er uit? Jullie gaan de huizen van de konijnen en cavia’s bekijken. Wat gaan jullie doen?
• Pak de bakjes met hooi, stro, zaagsel, biks en graan. Voel er aan met je handen. Je mag ook ruiken. Bekijk wat er in de bakjes zit: • Welke kleur heeft het? • is het dik of dun? • Hoe voelt het? Hard of zacht? • Hoe ruikt het? lekker of vies? • Hoe heet het? • Waar gebruik je het voor?
• ga naar de cavia’s en de konijnen. Zien jullie hooi of stro? Zien jullie biks, graan of zaagsel? en een waterbak? • Hebben de konijnen veel ruimte? en kunnen ze spelen in hun huis?
Wat hebben jullie nodig?
• De bakjes met stro, zaagsel, hooi, biks en graan
Hoe wonen boerderijdieren?
begeleiDer
Je helpt de leerlingen met de antwoorden op de vragen. Je kunt helpen met voorlezen wat er hier geschreven staat over stro, zaagsel, hooi, graan en biks. Wat Stro
Voor wie Vooral de grote dieren
Zaagsel
Voor de kleine dieren
Hooi
ezels, pony’s, schapen, herten, geiten, cavia’s en konijnen Kippen, ganzen, eenden, duiven Konijnen en cavia’s
Graan Biks
Voor wat gebruikt Houdt ze lekker warm en zorgt er voor dat ze niet in hun eigen poep en plas liggen Houdt ze lekker warm en zorgt er voor dat ze niet in hun eigen poep en plas liggen eten
Wat is het graan stengels, meestal van gerst en tarwe. geelachtig van kleur Kleine stukjes hout
eten
De zaden van een grassoort, bijvoorbeeld tarwe Korreltjes met gedroogde groenten
eten
gedroogd dun gras, wat groen van kleur
Extra informatie: Cavia’s en konijnen leven op de kinderboerderij veelal in hokken. Dieren op de kinderboerderij hebben nooit in het wild geleefd, waardoor ze niet bekend zijn met de gevaren, als roofdieren, giftige planten etc. Konijnen leven in nederland in het wild. Cavia’s komen alleen in Zuid-Amerika in het wild voor. amsterdams
Meneer
d e
nme
Pauw
centrum
meneer
de
pauw
19
a n m e c
6 Spelletjes voor op school
Weer op school De opdrachten die u op de boerderij heeft uitgevoerd kunt u gedeeltelijk herhalen in de klas. Hiervoor kunt u de materialen uit het lespakket gebruiken. Opdrachten die hiervoor geschikt zijn, zijn bijvoorbeeld ‘Hoe voelen boerderijdieren?’, ‘Welk geluid maken boerderijdieren?’ en ‘Hoe bewegen boerderijdieren?‘
Keutelboekje Benodigdheden: • Boek ‘Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft’, geschreven door Werner Holzwarth. Verder werken met keutels kan met behulp van het boekje ‘Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft’. Dit is een prachtig voorleesboek met prenten. Een leuke link met de opdracht ‘Hoe poepen boerderijdieren?’
Hieronder worden naast de opdrachten in het pakket, nog een aantal lessuggesties gedaan.
Het mooiste dier Bespreek in de kring na welke dieren de leerlingen allemaal gezien hebben. Welk dier vonden de leerlingen het mooist? Hoe zagen de dieren er uit? Had het dier veren of haren? Was het groot of klein? Welke kleuren had het? Na afloop van het kringgesprek mogen de leerlingen hun mooiste dier tekenen of schilderen.
Dierentheater Voer met de klas een dierentheater uit. Om beurten mogen verschillende leerlingen een dier nadoen in beweging en geluid, zonder dat ze aan de klas vertellen welk dier het is. De rest van de klas mag raden.
Dieren vergelijken De opdracht ‘Hoe zien boerderijdieren er uit?’ is bijzonder geschikt om ook met andere dieren uit te voeren. Laat leerlingen twee dieren die op elkaar lijken observeren (foto’s, plaatjes, filmpjes) en laat ze de verschillen en overeenkomsten ontdekken. Leuke duo’s zijn bijvoorbeeld de kikker en de pad, de hond en de wolf, de hamster en de muis.
Memory spel Benodigdheden: • Linnenzakje A met bruin label; foto’s van het hele dier • Linnenzakje B met bruin label; foto’s van een detail van het dier Om de dieren en hun uiterlijke kenmerken te kunnen onthouden, kunnen de leerlingen de memoryspellen spelen. De leerlingen kunnen met memoryspel A dezelfde dieren bij elkaar zoeken. Ook kunnen zij met memoryspel B, de juiste detailfoto’s bij elkaar zoeken. Dit zijn twee verschillende spellen. Om het spel moeilijker te maken, kunt u de leerlingen de spellen laten combineren. Nu zoeken zij bij een detailfoto van het dier, het juiste hele dier. Laat de leerlingen zoveel mogelijk dieren benoemen.
20
Meneer
d e
Pauw