Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen 2012-2013 Tweede examenperiode
De Aanwezigheid van Sociale Perspectieven in de Beslissing tot Abortus: Een Kwalitatief Onderzoek
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie, door Marlies Welter
Promotor: Prof. Ann Buysse Begeleiding: Joke Vandamme
2
‘‘Abortion is an issue that cuts through multiple levels of individual, societal, cultural, and political spheres, all of which seem to have an impact on the individual response.’’
(Armsworth, 1991 uit Coleman, Reardon, Strahan, & Cougle, 2005)
3
4
Dankwoord Het schrijven van deze masterproef is een lang en interessant proces geweest waarbij een woordje van dank wel op zijn plaats is.
Eerst en vooral wil ik de participanten bedanken die geïnterviewd werden in het kader van dit onderzoek. Ik besef dat abortus geen gemakkelijk onderwerp is om over te praten. Des te meer wil ik hen bedanken voor hun open- en eerlijkheid over dit delicate onderwerp. Zonder hen was het schrijven van deze masterproef nooit gelukt!
Evenzeer wil ik mijn familie bedanken. Mijn ouders ben ik heel dankbaar voor alle kansen die ze me continu bieden in het leven. Mijn vader voor het nalezen van een deel van mijn thesis en mijn moeder en zus voor hun luisterend oor en de nodige peptalk als ik het even niet zag zitten. Mijn vriend verdient eveneens een pluim omdat hij me gedurende het hele proces bijstond met zijn bemoedigende woorden. Hij leerde me gericht te blijven en geduldig alle zaken op een rijtje te zetten. Ook mijn nicht Veerle ben ik oneindig dankbaar voor haar hulp en voor het overlezen van bepaalde delen van dit eindwerk. Zij gaf mij de nodige moed om door te gaan op de moeilijkste momenten. Ook wil ik mijn vrienden Lode en Laura bedanken voor hun steun en geloof in mij gedurende de laatste maanden van het schrijven van deze masterproef. Mijn vriendin Sara wil ik bedanken voor haar praktische hulp bij de layout.
Verder bedank ik mijn promotor, Ann Buysse, en mijn thesisbegeleidster, Joke Vandamme, voor het aanreiken van dit boeiende onderwerp. Joke Vandamme wil ik hierbij expliciet bedanken voor haar nuttige feedback en de interessante discussies over de resultaten. Bedankt! Marlies
5
6
Abstract Het recente debat over abortus wordt grotendeels bepaald door de controverse over de vraag of vrouwen al dan geen psychologische problemen zullen ondervinden na een abortus. Ondanks het vele bestaande effecten- en oorzakenonderzoek is slechts weinig onderzoek voorhanden naar hoe vrouwen hun beliefs en perspectieven van anderen over abortus in rekening brengen wanneer ze nadenken over hun beslissing (Philipsen & Vernooy-Dassen, 2004). In deze masterproef wordt niet gefocust op de waarom-vraag omtrent abortus, maar wordt er vanuit het systeemdenken op zoek gegaan naar de invloed van contextuele variabelen op de perspectieven van een individu en hoe deze perspectieven een rol spelen in diens abortusbeslissingsproces. Eveneens wordt onderzocht hoe met deze sociale perspectieven wordt omgegaan. De participanten in dit kwalitatieve onderzoek worden via diepte-interviews bevraagd over hun persoonlijk beslissingsproces met als doel hun verhaal achter hun abortuskeuze te kunnen beschrijven en interpreteren. Via thematische analyse worden patronen en betekenissen uitgeschreven die relevant zijn voor de onderzoeksvragen (Braun & Clark, 2006). Het betreft hier een selecte steekproef van twee individuen en een koppel waarbij de drie vrouwelijke participanten studentes zijn. Alle participanten situeren zich tussen de 20 en 34 jaar. Het verloop van het beslissingsproces blijkt een belangrijke factor te zijn voor de post-abortus aanpassing van de vrouwelijke participanten (Coleman, Reardon, Strahan, & Cougle, 2005). Uit huidig onderzoek blijkt bovendien dat meer bepaald de manier waarop omgaan wordt met de eigen sociale perspectieven en die van hun partner tijdens het beslissingsproces in belangrijke mate bepaalt wat de post-abortus aanpassing zal zijn.
7
8
Inhoudstafel Dankwoord .................................................................................................................. 5 Abstract ....................................................................................................................... 7 Kiezen voor Abortus ................................................................................................. 12 Van een Ongewenste Zwangerschap….................................................................... 12 … naar Abortus....................................................................................................... 12 Redenen voor Abortus............................................................................................. 13 Post-Abortus Mentale Gezondheid .......................................................................... 13 Algemene bevindingen. ........................................................................................ 13 De invloed van moderatoren en mediatoren. ......................................................... 15 Het Beslissingsproces ................................................................................................ 17 Het Centrale Kenmerk: Ambivalentie ...................................................................... 18 Contextuele Invloeden: Invloeden van Buitenaf ...................................................... 20 Directe invloed: De rol van mensen in de naaste omgeving. ................................. 20 Partner........................................................................................................... 21 Vruchtbaarheidscontrole. .......................................................................... 21 Genderverschillen in abortusattitudes. ....................................................... 22 Het beslissingsproces. ............................................................................... 22 Ouders. .......................................................................................................... 24 Peers. ............................................................................................................ 25 Indirecte invloed: De rol van socioculturele invloeden. ........................................ 25 Cultuur en maatschappij. ............................................................................... 26 Anticonceptie. ........................................................................................... 27 Abortusbeleid. .......................................................................................... 28 Educatie. ....................................................................................................... 28 Religie. .......................................................................................................... 29 Burgerlijke status. ......................................................................................... 30 Genderrol opvattingen. .................................................................................. 30 Rol van Sociale Perspectieven................................................................................... 30 Wat is een Sociaal Perspectief? ............................................................................... 31 Sociale Leertheorieën .............................................................................................. 32 Theory of Planned Behavior .................................................................................... 32 Behavioral beliefs. ............................................................................................... 33 Normative beliefs. ................................................................................................ 33 Control beliefs...................................................................................................... 33
9
Communicatietheorie .............................................................................................. 34 Aanzet Onderzoek ..................................................................................................... 35 Probleemstelling ..................................................................................................... 35 Onderzoeksvragen................................................................................................... 35 Methode ..................................................................................................................... 37 Kwalitatief Materiaal .............................................................................................. 37 Steekproef ............................................................................................................... 38 Procedure ................................................................................................................ 39 Data-analyse ........................................................................................................... 40 Betrouwbaarheid ..................................................................................................... 41 Perspectief van de onderzoeker. ........................................................................... 42 Validiteit ................................................................................................................. 44 Resultaten .................................................................................................................. 45 Onderzoeksvraag 1: Welke sociale perspectieven bestaan er rond abortus en welke gevoelens gaan hiermee gepaard? ............................................................................ 45 1. Het idee dat het betrekken van de partner bij het beslissingsproces belangrijk is om dit proces te optimaliseren. .................................................... 47 2. Het idee dat de abortusbeslissing fundamenteel anders is voor de vrouw dan voor de man. .................................................................................................... 50 3. De gedachte dat een abortus snel veroordeeld wordt omdat je de kennis en de middelen zou moeten hebben om een ongewenste zwangerschap te voorkomen (voorkomen is beter dan genezen). ................................................ 52 4. Het idee dat er voor een zwangerschap een stabiele en geplande context moet en kan gecreëerd worden. ........................................................................ 57 5.
Het idee dat de abortusbeslissing negatieve gevolgen heeft. ...................... 61
Onderzoeksvraag 2: Hoe wordt er omgegaan met deze sociale perspectieven? ........ 65 1. Het willen bespreken en delen van de gedachten en gevoelens om te kunnen omgaan met deze gedachten en gevoelens. ....................................................... 66 2. Een bewuste en rationele keuze willen maken om (eventuele) schuld- en spijtgevoelens te vermijden. ............................................................................. 69 3. Het ingaan tegen en omgaan met de beliefs die niet stroken met de eigen abortuservaring. ............................................................................................... 72 Discussie .................................................................................................................... 75 Bespreking Resultaten ............................................................................................. 75 Onderzoeksvraag 1: Sociale Perspectieven .............................................................. 75 Onderzoeksvraag 2: Hoe gaan Mensen om met deze Sociale Perspectieven ............. 84 Beperkingen en Suggesties voor Verder Onderzoek ................................................ 87 Algemene Conclusie ............................................................................................... 90
10
Referentielijst ............................................................................................................ 92 Bijlage 1 ..................................................................................................................... 98 Brieven aan Participanten ........................................................................................ 98 Bijlage 2 ................................................................................................................... 100 Antwoordkaartje voor- en achterkant..................................................................... 100 Bijlage 3 ................................................................................................................... 101 Interview Schematische Thema’s .......................................................................... 101
11
Kiezen voor Abortus Van een Ongewenste Zwangerschap… Geconfronteerd worden met een ongewenste zwangerschap is een stresserend gebeuren voor elke vrouw (Törnbom, Ingelhammar, Lilja, Svanberg, & Möller, 1999; Coleman, Reardon, Strahan & Cougle, 2005). De periode na de vaststelling van een ongewenste zwangerschap kan een tijd zijn vol ambivalente gevoelens, stress over de relatie, vragen over het eventuele afbreken van de zwangerschap, enzovoort (Ekstrand, Tydén, Darj, & Larsson, 2009; Hanlon, & Whitley, 2010). Het is een tijd waarbij zowel positieve als negatieve gevoelens de revue passeren (Törnbom et al., 1999). Vrouwen die in deze onverwachte situatie terechtkomen moeten leren omgaan met allerlei opkomende vragen en chaotische gevoelens die ermee gepaard kunnen gaan. Meestal wordt de shockfase gevolgd door gevoelens van wanhoop, woede, hulpeloosheid en schuld. Nadat een vrouw ontdekt dat ze zwanger is, volgt een proces richting het besef dat deze zwangerschap eigenlijk ongewenst is om vervolgens de keuze te hebben uit verschillende opties (Ekstrand et al., 2009). Er kan geopteerd worden voor het uitdragen van de zwangerschap en het kind te houden of afstaan ter adoptie. Ook kan er een abortus overwogen worden (Benson, 2004). Tijdens dit beslissingsproces wegen vrouwen de voor- en nadelen af. … naar Abortus Abortus Arte Provocatus, of opzettelijke vruchtafdrijving, kortweg ‘abortus’, is de medische term voor het voortijdig afbreken van een zwangerschap door (medisch) ingrijpen (SENSOA, 2011). In België kan dit tot 12 weken na de bevruchting gebeuren. Er bestaan 2 methodes voor: de abortuspil en de (zuig)curettage. Abortus is tijdens de eerste 12 weken van de zwangerschap onder bepaalde voorwaarden niet meer strafbaar in België. Deze voorwaarden houden in dat de eerste consultatie en de ingreep zelf uitgevoerd moeten worden in een abortuscentrum of een ziekenhuis dat abortushulpverlening aanbiedt. Ook moet de vrouw in kwestie zich in een noodsituatie bevinden waarbij de beslissing over wat een noodsituatie is volledig bij de vrouw wordt gelegd. Als laatste voorwaarde is er een verplichte wachttijd van 6 dagen tussen de eerste consultatie en de uitvoering van abortus in hetzelfde centrum. 12
Waar rekening mee gehouden moet worden is dat een ongewenste zwangerschap en abortus twee zaken zijn die nauw samenhangen, maar niet noodzakelijk op elkaar volgen (Henshaw, 1998). Men kan immers nog altijd besluiten de zwangerschap te voldragen.
Redenen voor Abortus In de periode van 2006 tot 2009 vormden persoonlijke en relationele of familiale redenen de hoofdredenen voor het overgaan op een abortus (SENSOA, 2011). De vrouwen voelden zich nog te jong voor het ouderschap, hadden op dat moment geen kinderwens of reeds een voltooid gezin waardoor ze het gevoel hadden niet genoeg tijd te hebben voor nog een kind. Verdere persoonlijke motieven om abortus te overwegen zijn de schrik dat de zwangerschap zou interfereren met toekomstig onderwijs, carrière of andere persoonlijke plannen (Coleman et al., 2005). Ook relationele motieven worden verder gespecificeerd door Coleman et al. (2005), zoals de bezorgdheid dat de zwangerschap zou interfereren met de huidige partnerrelatie. Eveneens ervaringen vanuit het verleden van gescheiden families, financiële problemen en een onveilige partnerrelatie beïnvloeden een abortusoverweging bij de vrouw (Aléx & Hammarström, 2004). Financiële of materiële noodsituaties als reden voor het overgaan op een abortus zijn in 2009 licht toegenomen (SENSOA, 2011). Incest en verkrachting worden zelden als motief opgegeven.
Post-Abortus Mentale Gezondheid Algemene bevindingen. Onderzoek uit The Lancet heeft aangetoond dat het risico op mentale problemen stijgt bij een ongewenste zwangerschap (Improving care for women with unwanted pregnancies, 2011). Het is nog niet duidelijk of de vrouwen in dit onderzoek reeds mentale problemen vertoonden voor de ongewenste zwangerschap of dat de ongewenste zwangerschap de mentale problemen veroorzaakte. Hiervoor werd er in het onderzoek van Coleman, Rue, Reardon en Cougle (2002) een correctie voor reeds bestaande psychische problemen, leeftijd en aantal zwangerschappen toegepast. De geestelijke
13
gezondheid van twee groepen ambulante vrouwelijke patiënten werd gedurende vier jaar vergeleken met elkaar. De ene groep had een abortus ondergaan, de andere groep had gebaard. In tegenstelling tot de reeds beschreven onderzoeken uit The Lancet (2011) en Charles, Polis, Sridhara en Blum (2008), bleek dat de zorg voor de abortusgroep hoger lag met 17% vergeleken met de groep die de zwangerschap had uitgedragen. Echter, de link tussen een abortus en de mentale gezondheid is nog niet helemaal duidelijk. Sommige studies tonen aan dat het ondergaan van een abortus geen direct risico vertoont met mentale problemen terwijl andere studies daarentegen wel associaties vinden (Bradshaw & Slade, 2005; Broen, Moum, Bodtker, & Ekeberg, 2006; Coleman et al., 2002). Charles et al. (2008) onderzochten tevens de mogelijke associatie tussen abortus en psychologische gezondheidsuitkomsten op lange termijn. Deze studies werden allen beoordeeld naar hun kwaliteit. Een duidelijke trend kan hier worden opgemerkt: de hoogste kwaliteitsstudies toonden meestal geen associatie, hetgeen wijst op weinig of geen verschillen tussen de mentale gezondheid op lange termijn van vrouwen die een abortus ondergaan en de controlegroep. Ook de studie in The Lancet (Improvinc care for women with unwanted pregnancies, 2011) toonde geen verhoogd risico van abortus op mentale gezondheidsproblemen aan. Daartegenover vonden studies met meer gebrekkige methodologie een negatief resultaat van abortus op de mentale gezondheid (Charles et al., 2008). Hieruit blijkt dat er, afhankelijk van de kwaliteit van studies, een verschillende conclusie kan getrokken worden omtrent de link tussen abortus en mentale gezondheid.
Er is nog niet genoeg geweten over de associatie tussen abortus en post-abortus mentale gezondheid om een duidelijke conclusie te trekken. Echter, er kan reeds opgemerkt worden dat de mentale gezondheid van voor de abortus de beste predictor voor de mentale gezondheid na de ingreep kan zijn. Vooraf bestaande psychologische factoren, die leiden tot een abortuskeuze, kunnen immers functioneren als kritische factoren in het bepalen van de post-abortus mentale gezondheid (Coleman et al., 2005). Tevens bestaat de mogelijkheid dat de emotionele gevolgen van abortus niet naar boven komen tot maanden of jaren na de ingreep, maar hiervoor is nog geen eenduidig bewijs gevonden.
14
De invloed van moderatoren en mediatoren. Ondanks het tekort aan hoofdeffecten van abortus op een algemeen groepsniveau van mentale gezondheid vertonen sommige vrouwen toch een betere aanpassing dan anderen (Benson, 2004). Vaak wordt een abortuservaring van vrouwen echter geïsoleerd bestudeerd van andere aspecten van het leven (Coleman et al., 2005). Hieronder worden verschillende factoren in rekening gebracht die meehelpen bij een betere post-abortus aanpassing. Na een abortus komen aanpassingsproblemen vaker voor bij vrouwen waarbij de zwangerschap in eerste instantie bedoeld was, wanneer abortus optreedt in het tweede trimester en wanneer ze betrokken raken in een onstabiele partnerrelatie (Coleman et al., 2005). Eveneens wordt de rol van positieve beoordeling ten opzichte van een abortus geïdentificeerd als een belangrijke factor in de gezondheidsaanpassing. Een negatieve houding ten opzichte van een zwangerschap is bijvoorbeeld meer geassocieerd met een attitude die abortus meer aanvaardt dan een positieve houding ten opzichte van een zwangerschap (Miller, 1994). Een positieve beoordeling ten opzichte van een abortus is geassocieerd met een grotere acceptatie en minder ontkenning van de abortus. Dit is dan weer gerelateerd aan een betere gezondheidsaanpassing over alle metingen heen. De beschikbare literatuur levert nog vele modererende en mediërende factoren die relevant zijn voor het effectenonderzoek op abortus. Moderatoren die de post-abortus aanpassing moeilijker maken zijn leeftijd, meer hechting aan de foetus, geloof en overtuiging ten aanzien van de foetus, en een cultuur, etniciteit en socio-economische status (SES) waar een anti-abortus houding heerst (Coleman et al., 2005). Mediatoren die de post-abortus aanpassing moeilijker maken zijn minder geloof in zelfredzaamheid, schuldattributie waarbij de vrouw de schuld van een ongewenste zwangerschap aan de partner of eigen karakter/ persoonlijkheid toeschrijft (bijvoorbeeld het gebrek aan verantwoordelijkheid of impulsiviteit), en verdere reproductieve gebeurtenissen na de abortus, zoals moeite hebben met zwanger worden of het hebben van meerdere abortussen. Ook kan waargenomen sociale steun de negatieve psychologische gevolgen van de blootstelling aan stressvolle gebeurtenissen zoals een ongewenste zwangerschap of abortus verminderen of als buffer dienen (Major, Cozzarelli, Sciacchitano, Cooper, Testa, & Mueller, 1990). De waargenomen sociale steun verbetert de abortusaanpassing indirect via de mediator zelfredzaamheid. Nauwkeurig gezien is de sociale
15
ondersteuning sterker geassocieerd met mentale gezondheid dan met fysieke klachten. Bovendien hebben vrouwen in deze studie een slechtere post-abortus psychologische aanpassing wanneer ze dichte naasten vertelden over hun abortus, maar hen als minder ondersteunend ervoeren, dan vrouwen die ofwel niet over hun abortus vertelden ofwel hun naasten vertelden over de abortus waarbij ze volledige ondersteuning ervoeren (Major et al., 1990). Tevens kunnen verschillende relationele, situationele of persoonlijke factoren op zichzelf of deze factoren gecombineerd met een abortuservaring leiden tot verschillende post-abortus uitkomsten wat betreft de gezondheid (Coleman et al., 2005). Talrijke studies hebben reeds demografische, individuele, relatie- en situationele kenmerken geïdentificeerd die bij vrouwen voor een verhoogd risico op psychische stoornis zorgen in de nasleep van een abortus en een zwakke post-abortus coping (Coleman et al., 2005; Foster, Gould, & Kimport, 2012). Deze kenmerken zijn: (1) lage zelfeffectiviteit in het omgaan met de abortus, (2) een laag zelfbeeld, (3) een externe locus of control (=beheersingsoriëntatie), (4) moeite hebben met de abortusbeslissing, (5) een emotionele investering (of hechting) in de zwangerschap, (6) percepties van de partner, familieleden of vrienden ervaren als niet-ondersteunend, (7) de timing tijdens de adolescentie, ongehuwd of arm zijn, (8) reeds bestaande emotionele problemen of een onopgelost trauma meedragen, (9) een slechte of onveilige hechting met de moeder hebben, (10) betrokken zijn in gewelddadige relaties, (11) een traditionele oriëntatie hebben wat betreft de sekserollen, en (12) conservatieve opvattingen over abortus en/of een religieuze overtuiging koesteren/nastreven. Additioneel aan deze kenmerken geeft een zwangerschap die gewenst is voor een vrouw, maar ongewenst voor haar partner, het grootste risico op post-partum depressieve symptomen, vooral bij vrouwen (Leathers & Kelley, 2000). Meer bepaald wordt de associatie tussen abortus en psychologische problemen aanzienlijk gereduceerd wanneer het effect van partnergeweld onder controle wordt gehouden. Deze resultaten suggereren dat geweldervaring, die systematisch gerelateerd is aan een abortuskeuze, een opvallende factor kan zijn die verantwoordelijk is voor de daling in de geestelijke gezondheid. Eén van de moderatoren die wordt gevonden bij de link tussen abortus en de postabortus aanpassing is het beslissingsproces. Meer bepaald wordt gevonden dat de
16
moeilijkheid van de besluitvorming specifiek geassocieerd is met post-abortus schuld, angst en negatieve emoties zoals spijt, depressie en woede (Coleman et al., 2005). In het bijzonder zijn vrouwen kwetsbaarder voor het ervaren van schuldgevoelens bij de abortusbeslissing en ervaren zij meer emotionele problemen na de abortus wanneer de ambivalentie ten aanzien van de abortusbeslissing is geworteld in een verlangen om zwanger te zijn en/of in het ervaren van gevoelens van druk of dwang van de partner, anderen of door levensomstandigheden. Andere individuele, contextuele en structurele factoren die de abortusbeslissing van vrouwen kunnen vormgeven zijn academische ambitie, identificatie met een conservatieve denominatie, de nabijheid van een abortuskliniek en de publieke abortusfinanciëring in eigen provincie (Adamczyk, 2008). In wat volgt wordt getracht een beeld weer te geven van verschillende invloeden uit de context die een rol kunnen spelen in het abortusbeslissingsproces.
Het Beslissingsproces Sinds het begin van de Belgische abortusregistratie in 1993 nam het aantal zwangerschapsafbrekingen tot en met 2009 toe met 44,1% (SENSOA, 2011). Deze stijging in ons land toont de noodzaak aan om verder onderzoek te verrichten naar het hele gebeuren rond abortus. En meer bepaald om het abortusbeslissingsproces beter te doorgronden zodat hierop kan ingespeeld worden bij de ondersteuning van vrouwen in deze situatie. Het abortusbeslissingsproces wordt namelijk geïdentificeerd als een van de belangrijkste variabelen om onderscheid te maken tussen vrouwen die post-abortus psychologische aanpassingsproblemen hebben en zij die dat niet hebben (Coleman et al., 2005). Gedurende dit zoekproces spelen ouders, partners, vrienden en ruimere sociale normen een belangrijke rol (Ekstrand et al., 2009). Deze vele verschillende bronnen van invloed zorgen ervoor dat de context en situatie waarin elke vrouw zich bevindt erg verschillend kunnen zijn waardoor ook de redenen voor een abortuskeuze verschillen en bij elk individu uniek zijn.
17
Reeds uit het voorgaande bleek dat een duidelijk onderscheid gemaakt dient te worden tussen het hebben van een ongewenste zwangerschap en de uiteindelijke beslissing tot het overgaan op een abortus (Henshaw, 1998). In wat volgt, worden verschillende
factoren
weergegeven
die
een
bijdrage
leveren
aan
het
abortusbeslissingsproces.
Het Centrale Kenmerk: Ambivalentie Een ongewenste zwangerschap veroorzaakt ambivalente gevoelens (Törnbom et al., 1999). Het abortusbeslissingsproces kan als enigszins tot zeer moeilijk ervaren worden. Heel wat studies suggereren dat beslissen over een ongeplande zwangerschap moeilijk is voor vrouwen, zelfs wanneer zij reeds een duidelijke beslissing voor abortus kenbaar gemaakt hebben. Het onderzoek van Husfeldt, Hansen, Lyngberg, Noddebo en Pettersson (1995) geeft aan dat 44% van de bevraagde vrouwen twijfels heeft over hun abortusbeslissing op het moment dat de zwangerschap is bevestigd en 30% twijfels blijft vertonen wanneer de abortusdatum dichterbij komt. Waar niet-ambivalente vrouwen in dit onderzoek het vaakst “genoeg kinderen” als de belangrijke reden voor de abortus
opgeven,
identificeren
ambivalente
vrouwen
persoonlijke
financiën,
bezorgdheden rond werk en onderwijs, en sociale druk als belangrijkste redenen. Uiteindelijk geeft 47% van de ambivalente vrouwen in dit onderzoek aan dat zij hun beslissing voor abortus zouden veranderd hebben indien ze in andere persoonlijke omstandigheden hadden gezeten, waaronder partnerondersteuning of een verbetering van de sociaal-economische omstandigheden. Dit toont opnieuw de ambivalentie in die beslissing aan. Eveneens is er bewijs dat aangeeft dat vrouwen, geconfronteerd met een abortusbeslissing, meer geneigd zijn tot een wenselijk denken over de abortus (Coleman et al., 2005). Dit mogelijks als gevolg van conflicten tussen hun verlangen om door te gaan met de abortus en hun persoonlijke overtuigingen die gebonden zijn aan morele kwesties. Zo beschrijven veel vrouwen bijvoorbeeld een medisch geïnduceerde abortus als meer natuurlijk, meer menselijk en minder slecht dan een operationele abortus. Uit de studie van Aléx en Hammarström (2004) blijkt dat de vrouwen negatieve attitudes tegenover hun eigen abortus hebben ondanks de positieve attitudes tegenover abortus in het algemeen. Meer bepaald blijkt dat alle vrouwen in het onderzoek van
18
Ekstrand et al. (2009) de abortuservaring als vreselijk en erger dan gedacht ervoeren. Ook wilden allen nooit meer een abortus ondergaan, terwijl ze tegelijkertijd wel overtuigd waren dat ze de juiste beslissing hadden genomen. Ondanks de grote controverse over abortus heeft de psychologische literatuur op het niveau van de individuele besluitvorming de neiging te suggereren dat het beëindigen van een ongeplande zwangerschap emotioneel gezien een gunstige ervaring is voor de meeste vrouwen (Coleman et al., 2005). Een abortus geeft de vrouw de mogelijkheid haar leven weer op te bouwen (Zabin, Hirsch, & Emerson, 1989). Ze kan hierbij gevoelens ervaren opnieuw te kunnen beginnen. Eveneens kan een abortus verlichting brengen en zorgen voor een reductie in de stressperceptie. Opluchting kan het meest gerapporteerde voordeel zijn van een abortus. Meer bepaald de opluchting omdat er geen verantwoordelijkheid meer ervaren wordt om voor een kind te moeten zorgen. Ook wordt er niet langer meer een druk van buitenaf ervaren en verkleint de kans dat ouders de zwangerschap ontdekken. Eveneens is er de opluchting om niet meer de fysische symptomen van een zwangerschap te hoeven ervaren, enzovoort. Evenzo detecteren Foster et al. (2012) opluchting (63%) en zelfverzekerdheid (52%) als de meest gerapporteerde emoties die vrouwen verwachten te voelen na een abortus. Een significante minderheid verwacht verdriet (24%) en schuld (21%). De meeste vrouwen verwachten echter goed te kunnen omgaan met hun abortus. Desalniettemin verminderen rapporteringen van opluchting in het onderzoek van Coleman et al. (2005) vaak met de tijd terwijl negatieve reacties en ontevredenheid over de abortuskeuze kan toenemen met de tijd. Volgende factoren kwamen naar voren die gerelateerd zijn aan ambivalentie of moeite met het kiezen voor een abortus: de perceptie weinig sociale steun te hebben, getrouwd zijn, niet blank zijn, zeer jong, lager opgeleid, minder inkomen hebben, geen anticonceptie gebruiken of het gevoel hebben dat de carrière of het sociale leven niet belangrijk genoeg is om een abortus toe te staan (Törnbom et al., 1999). Eveneens speelt de partner een grote rol in het beslissingsproces.
19
Contextuele Invloeden: Invloeden van Buitenaf Een individu, bekeken vanuit het systeemdenken, wordt omgeven door allerlei invloeden in zijn omgeving. De invloed van de sociale context heeft bijgevolg invloed op het gedrag en de attitudes van een persoon (Manning, Longmore, & Giordino, 2005). Hoewel heel wat vrouwen zich niet beïnvloed voelen door iemand anders tijdens de abortusbeslissing kunnen invloeden van buitenaf toch een subtiel effect uitoefenen op iemands persoonlijke beslissing en manier van leven (Törnbom et al., 1999). In het algemeen beïnvloeden volgende variabelen de perceptie van de vrouw: het gebruik van anticonceptie, de etniciteit van de vrouw, de gevoelens van haar partner over de ongewenste zwangerschap, sociale steun, en steun van de moeder (Kroelinger & Oths, 2000). Ook spelen cultuur en maatschappij en geslachtsverschillen een niet te onderschatten rol (Wang & Buffalo, 2004; Ekstrand et al., 2009). De individuele voorkeuren van een vrouw worden beïnvloed door opvattingen van de directe en indirecte sociale omgeving (Kenny, 1993). Vanuit de systeemtheorie kan worden opgemerkt dat een persoon immers niet op zichzelf leeft, maar ingebed zit in een systeem (Carr, 2006). De directe invloeden van buitenaf op een vrouw haar beslissingsproces omtrent abortus zijn de houding van ouders, vrienden en partners (Wang & Buffalo, 2004; Ekstrand et al., 2009). Op hun beurt hebben sociale en culturele factoren een indirecte invloed. Beïnvloed door zowel gekende als ongekende factoren wordt de vrouw gedurende haar leven blootgesteld aan verschillende opvattingen over abortus (Benson, 2004; Wang & Buffalo, 2004).
Directe invloed: De rol van mensen in de naaste omgeving. De bron van attitudes over zwangerschap en abortus kan diep liggen en wordt gevormd gedurende de levensloop en ontwikkeling van een persoon. Vanaf de geboorte is familie de primaire vertegenwoordiger waardoor attitudes en overtuigingen worden overgedragen (Kenny, 1993). Wanneer een individu opgroeit worden leerkrachten, vrienden en partners ook belangrijk. Tijdens de ontwikkeling van een jongere worden sommige van buitenaf opgelegde attitudes gewijzigd naar geïnternaliseerde attitudes. Partners en ouders worden hierbij beschouwd als de belangrijkste bronnen van steun in het leven van een opgroeiende vrouw.
20
Het is niet uitvoerbaar alle mogelijke contexten en invloeden in rekening te brengen. Echter, in het beslissingsproces omtrent abortus zou men zoveel mogelijk moeten rekening houden met volgende sociale invloeden:
Partner. Steeds vaker voeden mannen hun kinderen op binnen een samenwonende context (Miller, 2012). De partner kan een cruciale rol spelen op allerlei vlakken in de relatie, ook in het geval van een (ongewenste) zwangerschap. Nochtans weten we weinig over de verlangens en voorkeuren van mannen in het maken van vruchtbaarheidsbeslissingen, zoals het kiezen van het soort anticonceptie en hun reactie bij een ongewenste zwangerschap en abortus. De stabiliteit van de partner, diens status, zijn gevoelens ten opzichte van de zwangerschap en het niveau van betrouwbaarheid en ondersteuning zijn factoren die gedurende het beslissingsproces allemaal een belangrijke invloed hebben op de ervaringen van vrouwen met een ongewenste zwangerschap en hoe deze vrouwen er uiteindelijk mee zullen omgaan (Kroelinger & Oths, 2000). Eveneens bepaalt de aard van de partnerrelatie ook de stroom van sociale invloed op de abortusattitudes van de vrouw (Kenny, 1993). Vruchtbaarheidscontrole. De gegevens in het onderzoek van Turney (2011) tonen aan dat partnergelijkheid in de ‘pure relatie’ altijd bedreigd kan worden door een (ongewenste) zwangerschap. Dit kan ervoor zorgen dat de machtsverhoudingen in een relatie worden hervormd. Ondanks de vrijheden en de voordelen van samenwonende relaties illustreren de bevindingen van Turney de hardnekkigheid van de genderongelijkheid in de vruchtbaarheidscontrole en de keuze om ouder te zijn tijdens een geplande of ongeplande zwangerschap. De meeste analyses over de besluitvorming van anticonceptie zijn gebaseerd op de verslagen van slechts één partner, de vrouwelijke. Grady, Klepinger, Billy en Cubbins (2010) onderzochten de invloed van de methodevoorkeuren en de machtsverschillen tussen de partners op het beslissingsproces over het soort anticonceptie dat het koppel samen gebruikte. Vrouwen in gehuwde en samenwonende relaties lijken een grotere macht te hebben over de methodekeuze dan vrouwen die een losse relatie hebben. Ook de structurele macht, gemeten
met
opleidingsniveau
en
inkomen,
beïnvloedt
de
keuze
van
anticonceptiemethode, maar meer voor getrouwde en samenwonende koppels dan voor koppels met een losse relatie. Eveneens vindt Daugherty (2011) dat het de vrouwen zijn
21
die beslissen hun seksuele partner te betrekken of uit te sluiten bij het gebruik van noodanticonceptie (EC) na onbeschermde seks of bij het falen van de anticonceptie. Vaak waren het wel de mannen die het gesprek startten over het verkrijgen van EC. Dit onderzoek toont aan dat mannen wel degelijk een rol spelen in de EC-besluitvorming. Desalniettemin is de zwangeschapspreventie een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij zowel mannen als vrouwen betrokken moeten worden (Ekstrand et al., 2009). Genderverschillen in abortusattitudes. De studie van Patel en Johns (2009) gebruikt de attitudeschaal en attitudestructuren van Stets en Leik (1993) om genderverschillen in abortusattitudes bij studenten te onderzoeken. De algemene bevindingen geven weer dat vrouwen een sterkere goedkeuring hebben voor de vrouwelijke autonomie in de abortusbeslissing. Gezien de lage interne consistentie van de gebruikte subschalen werd verder op itemniveau geanalyseerd. Hierbij wordt gevonden dat meer mannen dan vrouwen vinden dat de vader het recht zou moeten hebben om de vrouw ervan te weerhouden een abortus te ondergaan. Meer studenten geven aan dat vrouwen het aan de vader moeten vertellen vooraleer ze abortus zouden ondergaan en de meesten gaan er niet mee akkoord dat abortus enkel een zaak is voor de vrouw om over te beslissen. In het algemeen wordt er weinig steun gevonden voor de vrouwelijke autonomie in de beslissing omtrent abortus en wordt de rol van de vader in het beslissingsproces zelf verdedigd. Er worden geen genderverschillen gevonden in het morele aspect en de toegankelijkheid van abortus. Wang en Buffalo (2004) vinden dat genderongelijkheid
een
zwakke
maar
toch
stabiele
voorspeller
blijft
van
abortusattitudes. Dit kan veroorzaakt worden door sociale perspectieven omtrent verantwoordelijkheid bij een zwangerschap. Bovenstaande bevindingen tonen aan hoe belangrijk het is de rol van mannen in het beslissingsproces op te nemen in toekomstig onderzoek. Het beslissingsproces. De meeste vrouwen vertellen het eerst aan hun partner dat ze (ongewenst) zwanger zijn (Ekstrand et al., 2009). Echter, het meedelen van een ongewenste zwangerschap aan de partner of iemand anders en de daaruit volgende communicatie over eventuele abortus is eveneens afhankelijk van de culturele context. Wie er verantwoordelijk is voor een zwangerschap of voor de beslissing tot een abortus kan een hele discussie op zich zijn (Ekstrand et al., 2009). Samenwonende koppels worden verondersteld meer gezamenlijke beslissingen te nemen dan singles of daters,
22
maar minder dan partners die getrouwd zijn (Miller, 2012). En inderdaad, in lijn met deze
verwachting
willen
mannelijke
en
vrouwelijke
studenten
meer
verantwoordelijkheid delen in het beslissingsproces wanneer hun relatie stabiel is (Törnbom et al., 1999). Wanneer de relatie echter onstabiel is, zijn de vrouwen niet altijd bereid om de mannen zoveel te betrekken in het beslissingsproces als de mannen willen. Relationele problemen kunnen beslissingen rond anticonceptie en abortus beïnvloeden (Vanwesenbeeck, Bakker, & Gesell, 2010). Eveneens blijkt de mate waarin de abortusbeslissing als een strikt vrouwelijke aangelegenheid wordt gezien te functioneren als effectieve voorspeller voor de mate waarin de man wordt betrokken in het beslissingsproces (Coleman & Nelson, 1999). In het algemeen zijn abortusattitudes en meningen die meer een pro-life positie ( kiezen voor het leven) reflecteren geassocieerd met het meer betrekken van de man tijdens het beslissingsproces dan vrouwen met een meer pro-choice positie ( het ‘baas zijn in eigen buik-principe’) (Coleman & Nelson, 1999). In het geval van het uitdragen van een zwangerschap of een abortusbeslissing toont het onderzoek van Miller (2012) aan dat, ondanks het feit dat de meeste mannen meer invloed zouden willen hebben in de beslissingen rond anticonceptie en abortus, de meerderheid niet echt betrokken wordt in het beslissingsproces van hun partner op het moment van een zwangerschap (in het bijzonder bij het ondergaan van een abortus). Daarentegen is het duidelijk dat mannen een sterke mening hebben over een zwangerschap en wat ermee gedaan kan worden (Giddens, 1992). Een partner kan bijvoorbeeld ambivalent tegenover de zwangerschap staan en kan een wens voor abortus hebben. De manier waarop voorkeuren van de mannen verschillen is afhankelijk van de sociale klasse, relationele en persoonlijke omstandigheden (Miller, 2012). In tegenstelling tot Miller (2012) tonen Ekstrand et al. (2009) aan dat de mannelijke partner wel degelijk belangrijke invloed heeft en een doorslaggevende steunbron kan zijn voor de vrouw. Ook Kroelinger en Oths (2000) bevestigden dat de ondersteuning en zorg van de partner een grote rol spelen op de zwangerschapservaring van de vrouw. Zijn constructieve bijdrage en betrokkenheid kan positieve gevolgen hebben op de wens van de moeder om haar zwangerschap uit te dragen of niet. Vrouwen consulteren zelfs het vaakst hun partner bij een abortusbeslissing (Törnbom et al., 1999). Er is opmerkelijk veel bewijs dat aangeeft dat de abortuskeuze vaak gebeurt op initiatief van
23
de partner en dat mannen frequent een primaire rol spelen in de uiteindelijke beslissing van de vrouw (Coleman et al., 2005). Verschillende vrouwen overwegen dan ook ernstig hun zwangerschap te beëindigen wanneer hun partner niet akkoord gaat met de zwangerschap. Vrouwen zien abortus dan vaak als de enige oplossing omdat ze geen ondersteuning en overeenstemming met de partner ervaren over hoe om te gaan met eventueel ouderschap (Ekstrand et al., 2009). Andere vrouwen weigeren dan weer een abortus op basis van morele gronden of om redenen die verband houden met het feit dat hun kind voortkwam uit een significante of langdurige relatie.
Ouders. Een tiener wordt tijdens de pubertijd geconfronteerd met ingewikkelde vraagstukken over identiteit, vrienden, seksueel gedrag, drinken en drugs (Manning et al., 2005). Zaken zoals seksueel gedrag zouden weleens uit de hand kunnen lopen door verkeerde attitudes en overtuigingen hierover. Een gezond seksueel gedrag bij tieners en de normatieve overtuigingen over seksueel gedrag zijn hierbij van essentieel belang. De ouders vormen in het leven van hun opgroeiende tiener en belangrijke spil in het communiceren over seksueel gedrag (Miller, Kotchick, Dorsey, Forehand en Ham, 1998). Doorheen een nooit stoppend proces van communicatie leren individuen definities van bepaald gedrag als zijnde gepast of ongepast. Dit zijn de normatieve oriëntaties die van kinds af aan worden aangeleerd. Ouders en andere familieleden bezitten een unieke positie om de adolescenten te helpen socialiseren tot gezonde seksuele volwassenen. Longitudinaal onderzoek toont aan dat een ondersteunende familiestijl leidt tot meer gunstige uitkomsten voor zwangere vrouwen (Coleman et al., 2005). Eens de adolescent zwanger is, zijn de aard en kwaliteit van de gezinscommunicatie nauw gerelateerd aan de keuze van de adolescent om wel of niet toe te vertrouwen aan haar ouders dat ze een abortus wil ondergaan (Griffin-Carlson & Mackin, 1993). De negatieve houding van ouders en familie tegenover een abortus beïnvloedt sterk de beslissing van een vrouw (Ekstrand et al., 2009). De ouders kunnen als steunfiguren fungeren voor emotionele, financiële en andere ondersteuning (Ekstrand et al., 2009). In het bijzonder zijn ondersteuning van de emotionele, instrumentele en economische behoeften van een zwangere vrouw gekoppeld aan haar welzijn (Coleman et al., 2005).
24
Peers. Ouders zijn een belangrijke bron van continue invloed, maar peers dragen ook significant en onafhankelijk bij tot het normatieve klimaat van een adolescent (Manning et al., 2005). Vrienden kunnen een belangrijk effect hebben in alle levensfasen van een persoon en daarmee ook een indirecte invloed op belangrijke beslissingen die genomen moeten worden (Manning et al., 2005; Ekstrand et al., 2009). Sommige individuen gaan eenmaal sneller te rade bij vrienden dan bij ouders. Vergeleken met oudere vrouwen lijken jonge vrouwen gevoeliger te zijn voor druk van leeftijdsgenoten om seks te hebben zonder anticonceptie, en meer bereid om deel te nemen aan onbeschermde seks (Sedgh, Bankole, Singh, & Eilers, 2013). Dit leidt tot meer ongewenste zwangerschappen. Vandaar dat de invloed van peers zeker niet onderschat mag worden.
Adolescenten gebruiken hun ouders en peers als gidsen voor het uiten van eigen gedrag. Echter, de visie of overtuigingen van een adolescent zijn niet helemaal gedetermineerd door gegeven betekenissen van deze omringende personen (Emirbayer & Goodwin, 1994). Agency theoretici zoals Emirbayer en Goodwin tonen zeker het belang aan van de input van het sociale netwerk op individuele beslissingen, maar wijzen ook op de rol van het individu zelf. Dit is zeker het geval bij seksuele beslissingen. Seksuele gemeenschap gebeurt nu eenmaal niet onder direct toezicht van ouders en peers. De eigen overtuigingen en attitudes over een bepaald gedrag zou weleens de meest nabije predictor voor het gedrag van een adolescent kunnen zijn in plaats van de invloed van ouders en peers (Fishbein & Ajzen, 1977). En het is hierbij dat de indirecte en socioculturele invloeden in beeld komen.
Indirecte invloed: De rol van socioculturele invloeden. Attitudes tegenover abortus worden mee geconstrueerd door tal van sociale en culturele factoren. Zo kan de houding van mensen ten opzichte van abortus eveneens gevoed worden door de cultuur en maatschappij (Cockrill et al., 2013). Sociale goedkeuring of afkeuring versterkt de attitude en het gedrag van een persoon in positieve of negatieve zin (Kenny, 1993). Empirische bevindingen uit onderzoek van Wang en Buffalo (2004) vonden dat abortusattitudes van een individu grotendeels verklaard kunnen worden door volgende sociale en culturele variabelen: onderwijs,
25
genderrol
opvattingen,
fundamentalistische
overtuigingen
en
de
zwangerschapsmotivatie. Hieronder staan volgende factoren uitgelegd: de invloed van cultuur en maatschappij, educatie, de rol van religie, burgerlijke status en genderrol opvattingen.
Cultuur en maatschappij. De ideeën of maatschappelijke factoren die in de omgeving van een persoon heersen, kunnen een grote invloed uitoefenen op het denkproces van een persoon (Wang & Buffalo, 2004). De cultuur en maatschappij kunnen soms een subtiele, maar beslissende factor zijn in beslissingsprocessen van vrouwen over abortus. Zodoende is deze factor zeker niet te onderschatten. De vrouw leeft in een bepaalde cultuur met bepaalde waarden, normen en regels (Wang & Buffalo, 2004). De maatschappij is ervan gediend dat iedereen zich hieraan houdt. De heersende sociale normen beïnvloeden sterk de mening en beslissing van de vrouw (Ekstrand et al., 2009). Een sociale perceptie en visie kan een subtiele ‘druk’ uitoefenen op vrouwen omtrent het ervaren van de eigen seksualiteit en hun seksuele relatie, maar kan ook een invloed uitoefenen op de keuze voor een abortus of het uitdragen van de zwangerschap. Door de diversiteit aan meningen over de plaats van abortus binnen de maatschappij worden vrouwen gebombardeerd met veel gemengde en tegenstrijdige boodschappen op het moment dat ze geconfronteerd worden met een ongewenste zwangerschap (Coleman et al., 2005). Zo wordt de zwangerschapsmotivatie bijvoorbeeld door de cultuur bepaald (Wang & Buffalo, 2004). De intentie om een kleiner gezin te hebben is geassocieerd met een snellere abortusacceptatie. Individuen wiens leven is ingericht naar kinderen zijn op hun beurt minder geneigd abortus te accepteren. Het idee van wat een ideale gezinsgrootte is wordt mede beïnvloed door de perceptie van de cultuur. Evenzo zijn vrouwen meer geneigd negatieve post-abortus emoties te ervaren wanneer ze leven in een anti-abortus sociale context, maar toch voor abortus kiezen (Coleman et al., 2005). Dit heeft te maken met de acceptatie van de abortus door de sociale cultuur. In Zuid-Indië wordt abortus bijvoorbeeld als iets schandelijks gezien (Sri & Sundari Ravindran, 2012). Aangezien ‘schande’ in India wordt geassocieerd met relaties buiten het huwelijk, wordt een zwangerschap als gevolg van een buitenechtelijke of voorhuwelijkse relatie beschouwd als beschamend. Het afbreken van deze zwangerschap als gevolg van een dergelijke relatie dient dan als
26
bewijs van de relatie. De houding bij Indische vrouwen lijkt gevormd te zijn door de heersende normatieve opvattingen over seksualiteit. In België heerst er een tolerantere houding tegenover abortus (SENSOA, 2011). De pro-life en pro-choice bewegingen kunnen vermeld worden als invloed van buitenaf (Carlton, Nelson, & Coleman, 2000). Vooral in Amerika zijn deze onverenigbare bewegingen gekend. Pro-life is een beweging die zich verzet tegen de praktijken van abortus. Het is niet helemaal correct deze beweging als anti-abortus te benoemen, want de term pro-life is breder. Elke pro-life beweging heeft zijn redenen om zich te verzetten tegen de praktijken van abortus. De tegenhanger van pro-life is de pro-choice beweging. Deze strijdt voor het principe ‘baas in eigen buik’. Welke groepen er ook bestaan, abortus is een maatschappelijke kwestie waarover de meningen sterk verdeeld blijven. Verder zijn negatieve attitudes ten opzichte van abortus geassocieerd met conservatieve overtuigingen over het beginnende leven, het seksuele gedrag van vrouwen, de rol van vrouwen in de maatschappij en het idee dat abortus een onnodige gezondheidszorg praktijk is (Kenny, 1993). Anticonceptie. Ook anticonceptie speelt in dit hele proces een grote rol. Het gebruik van anticonceptie is geïdentificeerd als voornaamste factor om het aantal ongeplande of ongewenste zwangerschappen te reduceren (Ali, Amialchuk, & Dwyer, 2011). Anticonceptie is vooral populair geworden omwille van het gebruiksgemak (Goldin & Katz, 2000). Er is een algemene trend op te merken na de verspreiding van de anticonceptiepil in de jaren ’70: de stijging van vrouwen in de professionele sector en stijging van de aanvangsleeftijd van een zwangerschap. Door de invoer van de pil kan de vrouw meer controle houden over haar reproductiviteit en zich meer focussen op haar carrièrekansen (Goldin & Katz, 2000). Hierbij is het dus belangrijk dat niet gefaald wordt in het anticonceptiegebruik. Jongere vrouwen vergeten vaker dan oudere vrouwen hun anticonceptie te gebruiken. Evenzo ervaren ze vaker falend anticonceptiegebruik. Eveneens zorgen de beschikbaarheid en de kennis over anticonceptie ervoor dat (ongewenste) zwangerschappen beheerst kunnen worden (Coleman et al., 2005). Lundberg en Plotnick (1998) vonden dat wetten, die de beschikbaarheid van anticonceptie beperken, geassocieerd zijn met een hoger risico op (ongewenste) zwangerschap. Abortus in lage inkomenslanden is op dat vlak van een andere soort
27
problematiek dan in hoge inkomenslanden. In ontwikkelingslanden bijvoorbeeld zijn veel en vaak de meeste abortussen het gevolg van het niet gebruiken van anticonceptie (Sedgh et al., 2013). Dit komt omdat de vrouwen en mannen in deze lage inkomenslanden meestal geen of slechte toegang tot anticonceptie hebben. Tevens beschikt men niet over voldoende hygiënische infrastructuur om een veilige abortus uit te voeren (Dahlbäck, Maimbolwa, Yamba, Kasonka, Bergström, & Ransjö-Arvidson, 2010). Abortusbeleid. In landen met hoge restrictieve abortuswetten is documentatie over abortus en de abortusincidentie moeilijk beschikbaar (Sedgh et al., 2013). Kwantitatieve informatie over de karakteristieken van vrouwen die een abortus ondergaan, zoals leeftijd en burgerlijke status, is zelfs nóg schaarser. Sedgh, Singh, Shah, Ahman, Henshaw en Bankole (2012) hebben reeds gevonden dat restrictieve abortuswetten niet geassocieerd zijn met een lagere abortusratio. In landen met legale abortuswetten - bijna alle abortussen in Noord-Amerika en Europa zijn legaal - zijn data wel beschikbaar, waarbij leeftijd de meest opgenomen karakteristieke factor is. Door dit verschil in landelijke data is het moeilijk een eenduidige conclusie weer te geven omtrent abortus over landen heen. Wel geweten is dat in landen met een relatief strikt staatsbeleid op de overheidsfinanciëring van abortus blanke adolescenten minder geneigd zijn hun eerste zwangerschap te beëindigen dan diegenen in landen met meer liberale regelingen over abortusfinanciëring (Lundberg en Plotnick, 1998).
Het is reeds duidelijk dat preventie van ongewenste zwangerschappen cruciaal is. Dit kan met behulp van educatie en voorziening van anticonceptie (Coleman et al., 2005). Educatie. Educatie is eerst en vooral cruciaal in de preventie van ongewenste zwangerschappen (Coleman et al., 2005). Eveneens wordt gevonden dat meer opgeleide vrouwen minder kans hebben op een zwangerschap voor het huwelijk dan lager opgeleide vrouwen (England, Shafer, & Wu, 2012). Er wordt zowel een directe link als een indirecte link gevonden tussen educatie en abortusattitudes waarbij de directe link sterker is dan de indirecte associatie (Wang & Buffalo, 2004). Onderwijs neigt individuen meer informatie, kennis en gelijkwaardige overtuigingen te bieden die leiden
28
tot tolerantere perspectieven op seksueel gebied (Wang & Buffalo, 2004). Opgeleide mensen hebben meer de neiging open-minded te zijn en attitudes te ontwikkelen die gebaseerd zijn op kennis. Tevens zijn ze beter in staat zich aan te passen aan de steeds veranderende maatschappelijke en politieke werkelijkheid dan minder opgeleide mensen. In deze context tonen opgeleide mensen een meer egalitaire houding ten opzichte van de rol van vrouwen in de maatschappij. Eveneens tonen hoger opgeleide mensen meer steun voor gelegaliseerde abortus (Walzer, 1994).
Religie. De factor religiositeit mag zeker niet onderschat worden (Wang & Buffalo, 2004; Hoffmann, & Johnson, 2005). Eerst en vooral hebben het geloof en overtuigingen van een vrouw in wezen een effect op hun houding ten aanzien van de foetus (Coleman et al., 2005). Evenzeer zijn religieuze opvattingen een van de belangrijkste bronnen van verzet tegen legale abortus (Wang & Buffalo, 2004). Overeenkomstig blijkt uit het onderzoek van Törnbom et al. (1999) dat ethische en negatieve houdingen ten opzichte van abortus gebaseerd zijn op religieuze overtuigingen. In de jaren ’70 en ’80 hadden fundamentalistische overtuigingen de minste impact op abortusattitudes. Echter, tijdens de herleving van het fundamentalisme in de jaren ’90 scoorden fundamentalistische overtuigingen tot tweede sterkste factor in het voorspellen van abortusattitudes (Wang & Buffalo, 2004). Uit verder onderzoek blijkt zelfs dat de religiositeit van een persoon diens abortusattitudes beïnvloedt en dat abortusattitudes op hun beurt weer abortusbeperkingen en - toegang van een land weergeven (Adamczyk, 2008). In katholieke landen wordt abortus bijvoorbeeld minder uitgevoerd dan in protestantse landen (Wang & Buffalo, 2004). Dit komt doordat de abortuswetgeving in katholieke landen vaak strenger is en doordat de bevolking een minder tolerante houding tegenover abortus heeft. Minder duidelijk is of religie en structurele beperkingen omtrent abortus in een land een abortusbeslissing beïnvloeden. Katholieke godsdienst verzwakt iets als een voorspeller van abortusattitudes, terwijl het religieus fundamentalisme en politiek liberalisme een stijgende verklarende kracht heeft. Eveneens stellen Wang en Buffalo vast dat de religiositeit
van een persoon een minder krachtige voorspeller wordt van
abortusattitudes, maar dat meer precies de attitude ten opzichte van seksuele vrijheid en
29
het geloof in de onaantastbaarheid van het menselijk leven een verhoogde en voorspellende kracht heeft. Katholieke en Protestantse vrouwen ervaren een groter stigma dan nietreligieuze
vrouwen
(Cockrill
et
al.,
2013).
Vrouwen
met
de
sterkste
geloofsovertuigingen in dit onderzoek hadden een hoger gehalte zelfoordeel en hadden sterker het idee dat de gemeenschap hen veroordeelde.
Burgerlijke status. Er kan opgemerkt worden dat vrouwen die getrouwd zijn of een stabiele relatie hebben met hun partner over het algemeen sneller geneigd zijn hun ongeplande zwangerschap te houden dan de vrouwen in een onstabiele relatie (Törnbom et al., 1999). Eveneens komt het vaker voor bij getrouwde vrouwen en samenwonende koppels om samen te beslissen over een abortus dan vrouwen die niet samenwonen met hun partners.
Genderrol opvattingen. Genderrol opvattingen fungeren als mediator tussen fundamentalisme en educatie enerzijds en abortusattitudes anderzijds. Diegenen die meer voorkeur geven aan de traditionele rolverdelingen zijn het minst geneigd abortus te ondersteunen (Wang & Buffalo, 2004). Diegenen die de gelijkheid van de vrouw op de werkplaats en in de politiek ondersteunen zijn ook meer geneigd abortus te ondersteunen. Abortusattitudes komen in feite overeen met de standpunten over de vrouwenrollen in de maatschappij.
Rol van Sociale Perspectieven Hoewel er veel beschikbare literatuur aanwezig is omtrent abortus en het beslissingsproces van vrouwen sinds de legalisering ervan, schiet onderzoek nog tekort op theoretisch en methodologisch vlak. Hierdoor ontbreken bij de beschikbare gegevens vaak de complexiteit en diepgang van persoonlijke innerlijke ervaringen van een individu. De focus van vrijwel alle literatuur omtrent de psychologie van abortus draait om de waarom-vraag. Er wordt gezocht naar de reden van vrouwen voor de abortuskeuze en
30
naar hoe gezondheidsrisico’s geassocieerd zijn met de abortuskeuze en met de demografische, individuele en sociale predictoren van negatieve emotionele reacties. Wat
is
nu
de
rol
van
sociale
perspectieven
gedurende
dit
hele
abortusbeslissingsproces? Welke opvattingen, mythes, en sociale normen spelen bij mensen mee wanneer zij moeten beslissen over een ongewenste zwangerschap? Wanneer abortus ter sprake komt hanteren mensen vele bewuste, maar ook onbewuste beliefs, gedachten, gevoelens en opvattingen. Het doel van dit kwalitatief onderzoek is het op zoek gaan naar deze beliefs en opvattingen of overtuigingen die circuleren rond dit thema. Deze zijn inherent verbonden aan de cultuur, sociale omgeving en opvoeding van mensen.
Wat is een Sociaal Perspectief? Een perceptie verwijst naar het waarnemen van de wereld om je heen. Dit is verschillend van een perspectief dat uitlegt dat er een bepaalde kijk op zichzelf en anderen is (Mattheeuws, 1983). Bij perspectieven gaat het over zienswijzen of betekenissen. Sociale perspectieven zijn perspectieven die het interpersoonlijke overstijgen en tevens een effect hebben op interpersoonlijke relaties. Ze zijn gelinkt aan cultureel bepaalde waarden en normen, met andere woorden het “men”-denken. Zoals eerder aangehaald leeft elk persoon in een bepaalde cultuur met bepaalde waarden, normen en regels (Wang & Buffalo, 2004). De maatschappij is ervan gediend dat iedereen zich hieraan houdt. De heersende sociale perspectieven kunnen een subtiele ‘druk’ uitoefenen op de opvattingen en ideeën van zowel vrouwen als mannen omtrent allerlei vruchtbaarheidsissues, zoals een ongewenste zwangerschap of een abortuskeuze.
Hieronder worden drie modellen besproken die rekening houden met de heersende opvattingen en ideeën in een maatschappij. Het zijn modellen die geïnteresseerd zijn in de betekenisverlening van mensen. Sociale leertheorieën hebben het over het concept ‘sociale normen’ terwijl de theory of planned behavior van Ajzen (1991) eerder de term ‘beliefs’ hanteert. Tenslotte wordt de communicatietheorie van Watzlavick (1970) vermeldt die het over het concept ‘sociale perspectieven’ heeft. Deze laatste term wordt gebruikt in dit onderzoek.
31
Sociale Leertheorieën Abortusbeslissingsprocessen kunnen bekeken worden vanuit sociale leertheorieën (Manning et al., 2005). Deze theorieën benadrukken de invloed van de sociale context waarin iemand leeft op het gedrag van die persoon. Ook bepaalt die sociale context het normatieve klimaat. Doorheen een nooit stoppend proces van communicatie met de omgeving leren individuen definities van bepaald gedrag als zijnde gepast of ongepast. Dit zijn de normatieve oriëntaties die van kinds af aan worden aangeleerd. Manning et al. suggereren dat ouders, evenals peers een belangrijke bron van continue invloed zijn op het normatieve klimaat van een adolescent. Echter, niet enkel relaties met belangrijke personen spelen een rol in het maken van keuzes en attitudes, ook de perceptie over de normen en overtuigingen van ouders en peers zijn van belang. De goedkeuring van peers en ouders in verband met abortus kan zodoende een bijzonder belangrijke rol spelen in het beslissingsproces.
Theory of Planned Behavior Een andere theorie die de invloed van de context in het nemen van beslissingen modelleert is de theory of planned behavior (TPB) of geplande gedragstheorie van Icek Ajzen (1991). Mensen houden rekening met verscheidene contextuele invloeden om een bewuste beslissing te kunnen nemen bij het uitvoeren van een bepaald gedrag. TPB laat zien dat de intentie om een bepaald gedrag uit te voeren direct samenhangt met het daadwerkelijk getoonde gedrag. Deze intentie wordt beïnvloed door drie soorten beliefs: control, behavioral en normative beliefs. Deze theorie vormt de tweede leidraad voor deze masterproef in het aangeven van de verschillende aspecten die in sociale perspectieven aanwezig kunnen zijn.
32
Figuur 1: Theory of planned behavior
Behavioral beliefs. De verwachting dat een gedrag tot gewenste uitkomsten leidt en wat voor effect dit op de gezondheid heeft, kan iemands gedrag bepalen. Dit kan gezien worden als de behavioral beliefs van mensen (Ajzen, 1991). De verwachting over mogelijke gevolgen van het ondergaan van een abortus oefent invloed uit op de attitude tegenover een abortus in het algemeen en op de uiteindelijke keuze om een abortus te ondergaan of niet. Normative beliefs. Normen en waarden zijn subjectief (Ajzen, 1991). Toch kunnen ze het gedrag en denken bij een hele groep mensen beheersen. De normative beliefs in het model van TPB handelen over de opvattingen of overtuigingen dat anderen zouden kijken naar iemands gedrag en die beoordelen. Dit in combinatie met de neiging daaraan te conformeren. Control beliefs. De mate van controle die men voelt of denkt te hebben in een bepaalde situatie of kortweg de control beliefs die mensen hebben, heeft een invloed op hoe koppels omgaan met hun verantwoordelijkheid omtrent de reproductiviteit (Ajzen, 1991).
Er kan verwacht worden deze drie soorten beliefs terug te vinden bij de geïnterviewde participanten van huidig onderzoek.
33
Communicatietheorie Paul Watzlavick (1921-2007), een van ‘s werelds meest vooraanstaande communicatiewetenschappers,
bedacht
de
communicatietheorie
(1970).
De
communicatietheorie behandelt de hiervoor besproken inter- en sociale perspectieven en hoe deze een rol kunnen spelen in een beslissingsproces. Deze theorie bestaat uit verscheidene axioma’s waaruit nu meer specifiek het tweede axioma wordt belicht. Deze houdt in dat elke communicatie een inhouds - en een betrekkingsaspect bezit, waarbij het laatste het eerste classificeert en dus meta-communicatie aantoont. Er is altijd feitelijke informatie aanwezig: hetgeen wat letterlijk gezegd wordt. Echter, er kan eveneens een diepere of andere betekenis verscholen liggen achter hetgeen feitelijk meegedeeld wordt. In plaats van te focussen op wat mensen zeggen wordt nagegaan op welke manier deze feitelijke informatie gecommuniceerd wordt en welke indirecte informatie erin vervat zit. In deze indirecte informatie zitten vaak sociale perspectieven verscholen. Tijdens de feitelijke communicatie van de geïnterviewden in deze studie over abortus werden er eveneens zienswijzen uitgewisseld. Omdat in dit onderzoek juist de focus ligt op die zienswijzen wordt de theorie van Watzlavick (1970) gebruikt als eerste leidraad voor deze masterproef.
34
Aanzet Onderzoek Probleemstelling Het is van groot belang dat er rekening gehouden wordt met de wisselwerkingen tussen een vrouw en haar context. De mate waarin de beslissing tot abortus een beslissing van de vrouw zelf is, onafhankelijk van andere factoren, is daarom een onderwerp ter discussie. Zoals eerder aangehaald kunnen verschillende factoren hun invloed uitoefenen tijdens het beslissingsproces. Vrouwen worden vaak beïnvloed, direct of indirect, door de houding van hun partners, familie en vrienden of door sociale normen (Ekstrand et al., 2009). Er is al veel effecten-onderzoek verricht naar de verschillende redenen (persoonlijk, relationeel, familiaal en financieel) (SENSOA, 2011) voor het laten uitvoeren van een abortus waarbij men de ‘waarom’-vraag beantwoord wil krijgen. Daarbij kan vaak indirect de ‘schuldvraag’ bij de vrouw worden gelegd. Dit soort onderzoek kan mogelijke beschuldigingen voor vrouwen inhouden. Ook het idee van keuzevrijheid zorgt ervoor dat men personen individueel verantwoordelijk stelt voor wat zij zelf doen. De verantwoordelijkheid van een ongewenste zwangerschap ligt echter niet bij de vrouw alleen. Het is een complex interactiesysteem. Ook bij een abortus beslist de vrouw niet alleen over de ingreep. Vaak speelt de partner een grote rol in dit beslissingsproces (Giddens, 1992). Weinig onderzoek is echter voorhanden omtrent vrouwen en mannen die rekening houden met de mogelijke effecten van een abortus wanneer ze geconfronteerd worden met een ongewenste zwangerschap (Charles et al., 2008). Evenzeer is weinig geweten over hoe ideeën, beliefs en overtuigingen over de gevolgen van abortus meespelen in het beslissingsproces van een individu. Het doel van deze studie is de beliefs en overtuigingen bij individuen in kaart te brengen omtrent een ongewenste zwangerschap en een abortus.
Onderzoeksvragen Welke sociale perspectieven komen nu aan bod tijdens een abortusbeslissing? Ondanks het vele bestaande effecten- en oorzakenonderzoek, is er nog maar zeer weinig
35
onderzoek verricht naar hoe vrouwen hun eigen beliefs en perspectieven van anderen over abortus in rekening brengen wanneer ze nadenken over hun beslissing. In deze masterproef wordt nagegaan welke invloed contextuele variabelen hebben op de perspectieven van een individu en hoe deze perspectieven weer een rol speelden in het abortusbeslissingsproces. Welke invloed hebben het verleden en de toekomst van de partner op hun beslissingsproces? Welke personen uit hun leven speelden impliciet al een rol in de manier waarop de partners nadenken over die beslissing? Dit onderzoek wil bekijken welke en hoe de perspectieven van individuen en beliefs over elkaar, over de wereld, over hun toekomst en verleden, enzovoort aan bod komen en hoe zij deze beliefs ervaren hebben. De twee onderzoeksvragen die getracht beantwoord te worden zijn 1) Welke sociale perspectieven hebben mensen tijdens het abortusbeslissingsproces en welke gevoelens gaan hiermee gepaard? en 2) Hoe gaan ze met deze sociale perspectieven om? Samengevat wordt er geprobeerd na te gaan met behulp van kwalitatief onderzoek welke impact de invloeden van buitenaf hebben op het denken van zowel de vrouw als de man, hoe deze sociale perspectieven aan bod gekomen zijn tijdens hun abortusbeslissing en hoe zij deze beliefs ervaren hebben.
36
Methode Kwalitatief Materiaal Vernieuwend aan dit onderzoek is de exploratie naar sociale perspectieven in het abortusbeslissingsproces. Daarom wordt met kwalitatief materiaal gewerkt. Kwalitatief onderzoek is een vorm van empirisch onderzoek met als doel onderzoeksproblemen in of van situaties, gebeurtenissen en personen te beschrijven en te interpreteren (Philipsen & Vernooy-Dassen, 2004). Weinig onderzoek is reeds voorhanden wat betreft de persoonlijke, interpersoonlijke en contextuele complexiteit van de keuzes omtrent abortus bij vrouwen en mannen zelf. Elke persoon wordt als een betekenisverlenend wezen gezien die een eigen selectie van de werkelijkheid hanteert en daardoor een eigen zienswijze ontwikkelt. Dit zorgt ervoor dat geen effecten- relatie wordt bekeken, maar dat de mening van de vrouwen en mannen als hun waarheid wordt gezien (Rogers, 1951). Vanuit dit systeemdenken wordt er vertrokken om mensen te interviewen en vergelijkingen te maken. Bij kwalitatief onderzoek is het belangrijk dat de onderzoeker flexibel kan inspelen op de onderzoekssituatie en op de informatie die de respondenten geven. Volledig gestructureerde interviews zijn minder flexibel en derhalve niet geschikt als dataverzamelingsmethode voor dit onderzoek. Omdat in dit onderzoek gepeild wordt naar de beleving en betekenisverlening van het individu werd gebruik gemaakt van een semi-gestructureerd diepte-interview (Schuyten, 2004). Deze methode is eveneens geschikt voor het bevragen van sensitieve onderwerpen, zoals abortus. De vragen uit deze opzet zijn deels standaard, deels niet. Dit wil zeggen dat informatie uit mededelingen van de ondervraagde personen verzameld wordt, om daarmee een vooraf geformuleerde probleemstelling te kunnen beantwoorden. Deze methode is tevens flexibel in gebruik omdat de respondenten vrij worden gelaten zoveel te vertellen als ze zelf willen. Ook kan er dieper worden ingegaan op een antwoord indien nodig. De gedachten en gevoelens van het individu worden op een circulaire manier bevraagd. Hierbij gaat het over hoe een persoon denkt en hoe hij denkt dat mensen in zijn/haar omgeving hierop zouden reageren. Op deze manier komen sociale perspectieven naar boven. De bedoeling is het beslissingsproces van de participanten te exploreren en processen en structuren in het verhaal van de participanten te vatten. Het semi-
37
gestructureerd interview in dit onderzoek bestaat uit volgende vaste thema’s: de geschiedenis van de partnerrelatie, de beleving van de onbedoelde zwangerschap, de communicatie tussen het koppel over de ongeplande zwangerschap voor de abortus, het beslissingsproces omtrent abortus, en de communicatie over de zwangerschap na de abortus (zie bijlage 3). Het materiaal werd verzameld uit vier individuele en één koppelinterview van elk een uur of langer. Dit materiaal werd onderzocht met twee collega-thesisstudentes, Sharon Loose en Astrid De Smet, die elk een ander aspect van het beslissingsproces rond abortus
benaderen.
Sharon
Loose
behandelt
de
dyadische
beslissings-
en
copingprocessen omtrent een onbedoelde zwangerschap en het onderzoek van Astrid De Smet bespreekt de communicatie over de abortusbeslissing en de processen van effectieve steun die daarbij plaatsvinden. Met behulp van een pilootstudie werd het interview eerst op een aantal vrijwillige vrienden getest vooraleer het definitieve interview werd afgenomen bij de participanten. De vraagstellingen werden hiermee onderzocht en indien nodig aangepast.
Steekproef De focus van het onderzoek lag op het bevragen van individuen. De inclusiecriteria omvatten: (1) De participant moet minstens 6 maanden samen zijn met diens partner op het moment van de zwangerschap, en (2) de zwangerschap werd maximum één jaar voor het interview afgebroken. Er werd gestreefd naar het bevragen van beide partners die in een face-to-face interview wilden spreken over hun beslissing om de onbedoelde zwangerschap af te breken. Deze face-to-face interviews zouden meer diepgang geven aan elk interview waardoor er uitgebreid kon worden ingegaan op de persoonlijke verhalen. Twee individuen en één koppel werden geïnterviewd. De eerste participant is een vrouw van 20 jaar, ongehuwd en studeert psychologie. Zij heeft op het moment van het interview een relatie van 2 jaar en 1 maand. Haar abortus is ongeveer één jaar geleden gebeurd. De tweede participant is een vrouw van 21 jaar, ongehuwd, woont samen met haar vriend en studeert sociaal werk. Zij heeft op het moment van het
38
interview een relatie van 3,5 jaar. Haar abortus was 9 maanden geleden. Het derde en vierde individu vormt een koppel dat samenwoont en reeds een relatie van 2 jaar en 3 maanden heeft. De vrouw is 27 jaar en studeert voor huisarts. De man is 34 jaar en ingenieur. De abortus bij dit koppel is op het moment van het interview 6,5 maanden geleden gebeurd. Alle interviews werden afgenomen door de thesisbegeleidster van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen aangezien masterstudenten nog niet bevoegd zijn deze interviews over het delicate onderwerp abortus af te nemen.
Procedure In september 2012 werd de rekrutering voor dit onderzoek opgestart in abortuscentra te Gent, Oostende en Hasselt. Na de ingreep in het abortuscentrum werden vrouwen of koppels aangesproken en kregen zij een infobrief met een antwoordkaartje mee naar huis (zie bijlage 1 en 2). Hierop werd gevraagd of men interesse had in het onderzoek. Indien dit het geval was, kon aangegeven worden waar en wanneer het voor het koppel geschikt was geïnterviewd te worden, liefst zo snel mogelijk na de ingreep. Ze konden thuis of op de faculteit van Psychologie en Pedagogische Wetenschappen bevraagd worden. Ze mochten kiezen tussen deze opties opdat ze zich veiliger en meer op hun gemak zouden voelen tijdens het interview. Idealiter werd er gehoopt op deze manier 15 tot 20 participanten te kunnen verzamelen. Voor dit onderzoek werd aanvraag gedaan bij het Ethische Comité en goedkeuring verkregen. Nadat deze aanwerving weinig leek op te leveren werd er vanaf eind oktober 2012 gerekruteerd via de volgende fora van websites zoals Zappy Baby (21/11/2012), Alles over seks en JongerenInfoLife (28/11/2012), tijdschriften en facebookpagina’s van Libelle, Humo en Flair (23/11/2012) alsook op websites als FaraNet, SENSOA en LUNA. Eveneens werd op het forum van Minerva van de universiteiten van Geneeskunde en Klinische Psychologie een oproep geplaatst. Uiteindelijk meldden drie van onze participanten zich aan via het forum Minerva en één via Zappy Baby in december - januari 2012-2013.
39
Vooraf aan het interview werd uitgelegd aan de participanten wat het doel was van het onderzoek. De participanten ondertekenden een informed consent en vervolgens werden de interviews opgenomen. De opgenomen gesprekken werden enkel voor dit onderzoek gebruikt. De man en vrouw van het bevraagde koppel werden gezamenlijk geïnterviewd om het samenhorigheidsgevoel te stimuleren. Daarna werden ze apart bevraagd zodat er dieper kon worden ingegaan op ieders mening over verschillende zaken en men zich eventueel vrij kon uitspreken over zijn/ haar gevoelens.
Data-analyse De data werden geanalyseerd door middel van thematische analyse. Thematische analyse is een methode, onafhankelijk van theorie en epistemologie, die kan worden toegepast over een breed scala van theoretische en epistemologische benaderingen (Braun & Clarke, 2006). Doordat deze methode niet theoriegebonden is, biedt thematische analyse een toegankelijke, bruikbare en flexibele methode aan om kwalitatief materiaal te analyseren. Het kan gezien worden als een werktuig dat rijke en gedetailleerde informatie biedt. Eveneens kan het complexe gegevens in kaart brengen. De bedoeling hiervan is verscheidene thema’s of patronen die bij elkaar horen uit de data te identificeren en analyseren. Deze thema’s organiseren en beschrijven de dataset in detail. Een thema legt belangrijke zaken vast over de gegevens met betrekking tot de onderzoeksvraag. Er wordt dus niet gekeken naar de prevalentie van een bepaald thema, maar naar de relevantie ervan voor de onderzoeksvraag (Braun & Clarke, 2006). De thema’s werden op een inductieve manier geanalyseerd (Marecek, 2003; Braun & Clarke, 2006). De literatuurstudie diende niet als richtlijn gedurende de dataanalyse. Dit om de focus zo breed mogelijk te houden gedurende het analyseren (Braun & Clarke, 2006). De werkwijze verliep als volgt. De vijf interviews (vier individuele en één koppelinterview) werden uitgetypt en vervolgens afzonderlijk en meerdere malen grondig gelezen. In dit onderzoek werd vooral gezocht naar prominente patronen die van betekenis waren voor de onderzoeksvragen (Braun & Clarke, 2006; Fossey, Harvey, McDermott, & Davidson, 2002). Hierbij werd er voorbijgegaan aan de
40
oppervlakkige betekenis van de citaten om op latent niveau onderliggende ideeën, ideologieën en assumpties te identificeren. Immers, hoewel sociale perspectieven een grote invloed uitoefenen op onze beslissingsprocessen, kunnen ze verborgen zitten in de kleinste opmerkingen, ideeën en opvattingen. De betekenisvolle eenheden uit de interviews, met name de citaten, werden vervolgens in een Excel bestand tot thema’s gecodeerd. Gedurende het analyseren werden alle thema’s beschreven en grondig nagekeken om te controleren of ze wel datgene bevatten en konden weergeven wat de participant had gezegd. Vervolgens kregen deze thema’s een naam. Gedurende dit proces werd continu nagegaan en vergeleken of diezelfde thema’s ook in de andere interviews voorkwamen. Daarna werden de thema’s geclusterd tot hogere orde thema’s (Fossey et al., 2002). Op het laatst werden alle citaten, thema’s en hogere orde thema’s van alle interviews samen geplaatst waarbij werd gecontroleerd of alle thema’s nog steeds overeenkwamen met de onderzoeksvragen (Braun & Clarke, 2006).
Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid is de afwezigheid van toevallige vertekeningen in de gegevens voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Met andere woorden, de betrouwbaarheid zegt iets over de uitvoering van het verrichte onderzoek (van Zwieten & Willems, 2004). Dit onderzoek wordt bekeken vanuit het concept van sociale perspectieven dat in verschillende theorieën aan bod komt, zoals in de theory of planned behavior van Ajzen (1991) en de communicatietheorie van Watzlavick (1970). Het concept van sociale perspectieven wordt gebruikt voor het beantwoorden van de twee onderzoeksvragen. Met dit onderzoek wordt verwacht dat sociale perspectieven en gevoelens zoals schaamte en spijt naar boven komen, evenals vragen rond de post-abortus gezondheid. Verder wordt verondersteld dat de schuldvraag rond abortus en het verschil in sociaal economische klassen naar boven komt. Eveneens werd bijgehouden op welke manier abortus als noodoplossing ervaren wordt versus de idee dat de vrijheid ingeperkt wordt door een zwangerschap. Tenslotte wordt er aandacht gehecht aan de relatiekwaliteit van het koppel omdat er verondersteld wordt dat ook deze factor een invloed heeft op de uiteindelijke abortusbeslissing.
41
Om kwalitatief onderzoek te beoordelen naar zijn betrouwbaarheid gebruiken Maso en Smaling (1998) volgende definitie: ‘Streven naar objectiviteit in onderzoek is het streven, in relatie tot het kader van de vraagstelling van het onderzoek, recht te doen aan het object van studie: het object van studie te laten spreken en niet te laten vertekenen.’ Elk individu beleeft zijn eigen realiteit en vat deze werkelijkheid op doorheen de eindeloze interacties met de buitenwereld. Het is niet mogelijk dit allemaal te kunnen doorgronden. Wel is het mogelijk de patronen die mensen stellen gedurende hun oneindige interacties met de buitenwereld te vatten en analyseren. Dit is dan ook exact hetgeen met dit onderzoek beoogd werd. Zowel Fossey et al. (2002) als Stiles (1993) hebben het over de ‘authenticiteit’ van het verhaal van de deelnemers. Ze bedoelen hiermee de mate waarin de percepties, opvattingen en ideeën van de participanten werkelijk voorgesteld worden in de resultaten en in de afgeleide interpretaties. Deze authenticiteit is bepalend voor de kwaliteit van kwalitatief onderzoek. Met een kwalitatieve en betrouwbare datareductie wordt bedoeld dat de patronen in de dataset op een correcte manier worden geïnterpreteerd en tevens de diversiteit van de data goed in kaart gebracht worden (Stiles, 1993). Met andere woorden, er wordt een goede thematische codering en analyse gevraagd van de onderzoeker. Het is niet zo dat thema’s ingebed zijn in een interview en dienen ontdekt te worden of tevoorschijn moeten komen (Braun & Clarke, 2006). Dit zou de onderzoeker een passieve rol toeschrijven. De onderzoeker speelt echter een actieve rol in het identificeren en selecteren van bepaalde thema’s en patronen, afhankelijk van diens onderzoeksvraag. Dit is de reden waarom een andere onderzoeker andere thema’s uit eenzelfde interview kan halen, gebaseerd op diens onderzoeksvragen en interesse. Eveneens wordt de fit tussen de resultaten en de verwachtingen van de onderzoeker aangehaald wat betreft een goede coherentie van het onderzoek (Stiles, 1993).
Perspectief van de onderzoeker. De inbreng van de onderzoeker is, in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek, van essentieel belang om de objectiviteit van het onderzoek te kunnen beoordelen (van Zwieten & Willems, 2004). Vertekening van de onderzoeksresultaten wordt zoveel
42
mogelijk getracht tegen te gaan door de rol van de onderzoeker zichtbaar te maken (Stiles, 1993). In wat volgt wordt de inbreng van de onderzoeker omschreven. Zelf ben ik een tweedejaars masterstudente klinische psychologie. In mijn nabije omgeving ken ik niemand die een abortus heeft ondergaan, maar op mijn stage bij Bijzondere Jeugdzorg werd ik geconfronteerd met allerlei vragen bij verschillende meisjes in de leefgroep omtrent een (ongeplande) zwangerschap. Dit onderzoek intrigeerde mij omdat ikzelf reeds jaren geïnteresseerd ben in allerlei vraagstukken omtrent seksualiteit, zowel bij jongeren als bij volwassenen. Het onderzoek verruimde als het ware mijn blik op dit onderwerp. Het is wel degelijk een delicaat onderwerp waarover moeilijk of met enige terughoudendheid wordt gesproken. Het lange wachten voor het aantal participanten dat zich uiteindelijk aanmeldde voor het onderzoek kan dit bevestigen. Ik vind het moeilijk een eenduidige mening te hebben over abortus. Wel ben ik van mening dat er vaak te snel en gemakkelijk geoordeeld kan worden rond dit maatschappelijk vraagstuk. In de huidige maatschappij waar controle en prestatie de boventoon voeren, lijkt mij dat andere aspecten van het leven vaak ondergeschikt worden gesteld aan deze doelgerichtheid en druk tot prestaties. De idee dat men zoveel mogelijk onder controle moet houden, zoals de vruchtbaarheid, kan mijns inziens een pijnlijke illusie zijn waar vele mensen mee geconfronteerd worden op het moment dat ze hierin falen. Een onderzoeker kan niet neutraal staan ten opzichte van hetgeen hij bestudeert. De betrouwbaarheid kan hierdoor beïnvloed worden. Een bruikbare oplossing hiervoor is de strategie van zelfreflectie (Mortelmans, 2007). Om mij als onderzoeker meer bewust te worden van de verscheidenheid aan gedachten en gevoelens die gepaard gaan met het abortusbeslissingsproces en de verschillende dynamieken en invloeden die meespelen, hield ik gedurende het onderzoek mijn eigen ideeën en hypothesen omtrent abortus bij met briefjes op een plakmuur. Ik startte hiermee vooraleer de interviews werden uitgetypt en vulde deze muur aan gedurende het uittypen van de interviews én het verwerken van de resultaten. Tevens las ik het waargebeurde verhaal van een directrice die een abortuskliniek leidde in Amerika (Abbey Johnson met ‘Ongepland’). Door dit verhaal werd de eeuwenlange discussie tussen de twee bewegingen pro-choice en pro-life begrijpelijk. Om meningen en perspectieven te leren kennen van andere mensen ging ik eveneens na hoe verschillende personen in mijn nabije omgeving over
43
een ongewenste zwangerschap en abortus dachten en hoe zij hiermee zouden omgaan. Zodoende verkreeg ik een mooi beeld over de verhouding van mijn bijdrage als onderzoeker ten opzichte van het onderwerp en kon rekening gehouden worden met de validiteit van de verzamelde data (Mortelmans, 2007).
Validiteit Validiteit is de afwezigheid van systematische vertekeningen van de onderzoeksvragen. Met andere woorden, de validiteit zegt iets over de opzet van het onderzoek (van Zwieten & Willems, 2004). Een aantal maatregelen werden genomen, voorgelegd door Maso en Smaling (1998), om te controleren of de thema’s valide genoeg waren. Zo werden de thema’s met interpretaties (weergegeven in de resultatensectie) onderworpen aan een audit. De verschillende thema’s werden nagekeken door mijn moeder om te controleren of de benamingen van de thema’s de betekenis van de citaten konden bevatten en weergeven (Braun & Clarke, 2006). Verder werden de thema’s geëvalueerd en bediscussieerd door mijn thesisbegeleidster Joke Vandamme en werd er daarna over de thema’s gediscussieerd. Ook werden de thema’s overlopen met mijn twee collega thesisstudentes Sharon Loose en Astrid De Smet. Eveneens werden de resultaten in de resultatensectie gerapporteerd aan de hand van citaten uit de interviews. Met de data van twee individuen en één koppel is dit onderzoek eerder een exploratief kwalitatief onderzoek waaruit conclusies getrokken kunnen worden voor een beperkte homogene populatie, met name voor studenten die ouder dan 20 zijn. Aangezien in kwalitatief onderzoek de focus ligt op de rijkdom aan informatie betreft het vaak een kleine groep participanten (Fossey et al., 2002). Het aantal respondenten in een kwalitatief onderzoek zegt echter niets over de waarde ervan (van Zwieten & Willems, 2004). Het is eerder de bedoeling voldoende data te kunnen verzamelen om de onderzoeksvragen in de diepte te kunnen beantwoorden.
44
Resultaten De gevonden thema’s met citaten beslaan de twee onderzoeksvragen: (1) Welke sociale perspectieven bestaan er rond abortus en welke gevoelens gaan hiermee gepaard tijdens het abortusbeslissingsproces? en (2) Hoe wordt er omgegaan met deze sociale perspectieven? In wat volgt zullen de thema’s worden besproken die uit de grondige thematische analyse van de vier afzonderlijke interviews en één gekoppeld interview zijn gevolgd, als een poging een antwoord te formuleren op bovenstaande onderzoeksvragen.
Onderzoeksvraag 1: Welke sociale perspectieven bestaan er rond abortus en welke gevoelens gaan hiermee gepaard? Bij de eerste onderzoeksvraag werden volgende hogere orde thema’s gevonden (zie tabel 1): het idee dat het betrekken van de partner bij het beslissingsproces belangrijk is om dit proces te optimaliseren; het idee dat de abortusbeslissing fundamenteel anders is voor de vrouw dan voor de man; De gedachte dat abortus snel veroordeeld wordt omdat je de kennis en de middelen zou moeten hebben om een ongewenste zwangerschap te voorkomen; het idee dat er voor een zwangerschap een stabiele en geplande context moet en kan gecreëerd worden; en als laatste het idee dat de abortusbeslissing gevolgen heeft. In wat volgt worden de hogere orde thema’s met hun hoofdthema’s verder toegelicht.
Tabel 1 Hogere orde en hoofdthema’s van onderzoeksvraag 1 Hogere orde thema’s
Hoofdthema’s
1. Het idee dat het betrekken van de partner bij het beslissingsproces belangrijk is om dit proces te optimaliseren.
1) Het idee dat de partner op de hoogte dient gebracht te worden van de (ongewenste) zwangerschap 2) Het idee dat de aanwezigheid van de partner belangrijk is om niet alleen te moeten staan in het verwerkings- en beslissingsproces 3) Het belang van de mening van de partner om diens invloed te laten gelden
45
4) Het belang om als koppel de uiteindelijke beslissing te nemen: het koppel als subsysteem 2. Het idee dat de abortusbeslissing fundamenteel anders is voor de vrouw dan voor de man.
1) Het idee dat er emotioneel en biologisch gezien een verschil bestaat tussen mannen en vrouwen in het ervaren van en omgaan met een zwangerschap 2) Het idee dat de vrouw het grootste beslissingsrecht heeft bij het beslissingsproces
3. De gedachte dat een abortus snel veroordeeld wordt omdat je de kennis en de middelen zou moeten hebben om een ongewenste zwangerschap te voorkomen (voorkomen is beter dan genezen).
1) Het idee verantwoordelijk te zijn voor een ongewenste zwangerschap en de oplossing 2) Het idee dat er een bepaalde geschikte leeftijd is voor een zwangerschap en je die dus ook kunt kiezen en plannen 3) Het idee dat abortus alleen voorkomt bij mensen uit lagere bevolkingslagen 4) Het idee dat er over abortus niet gesproken kan worden
4. Het idee dat er voor een zwangerschap een stabiele en geplande context moet en kan gecreëerd worden.
1) De opvatting dat een te ‘vroege’ zwangerschap een beperking is op de studies/werk, hobby’s, partnerrelatie en vrijheid 2) Het idee dat een abortus een kans creëert om terug klaar te zijn voor en controle te hebben over een toekomstige zwangerschap
3) Het idee emotioneel klaar te moeten zijn voor het ouderschap vooraleer je aan kinderen begint 5. Het idee dat de abortusbeslissing negatieve gevolgen heeft.
1) Het idee dat abortus gevolgen heeft voor de mentale en fysieke gezondheid van de vrouw 2) Het idee dat na abortus leidt tot spijt- en twijfelgevoelens 3) Het idee dat abortus leidt tot schuld en schaamte 4) Het idee dat kiezen voor een abortus een effect heeft op de partnerrelatie
46
1.
Het idee dat het betrekken van de partner bij het beslissingsproces
belangrijk is om dit proces te optimaliseren. Gedurende de interviews werd duidelijk dat elke participante de aanwezigheid en steun van de mannelijke partner erg belangrijk vindt. Dit vanaf het moment van vermoeden van de zwangerschap tot en met het moment van de abortusuitvoering. Hierbij spreekt men er zelfs over de mening van de partner hoger in waarde te achten dan de meningen van andere contextpersonen. Het betrekken van de partner gebeurt op vier manieren: de partner op de hoogte brengen van de ongewenste zwangerschap, het belang van zijn mening alsook de aanwezigheid van de partner ervaren en tot de uiteindelijke beslissing kunnen komen als koppel.
1) Het idee dat de partner op de hoogte dient gebracht te worden van de (ongewenste) zwangerschap. In de eerste plaats blijken de vrouwelijke participanten het belangrijk te vinden hun partner te betrekken in hun onrust, angst en twijfels rond het vermoeden van een zwangerschap. “Ja, dan was ‘t echt een beetje te ver aan het gaan, dat ik dacht ja, ‘ik kan dat misschien wel een keer overslaan mijn regels, maar toch nie. zo lang’, dus… ik heb het dan ne keer gezegd van ‘ja, ik begin er nu eigenlijk wel serieus voor te vrezen’ en dan, alli, was hij ook nog altijd vree rustig van ‘ja, we zien dan wel als ‘t zo ver is.” (Emily, 20 jaar) Van zodra vermoedens rond een zwangerschap eenmaal geuit zijn, lijkt het haast vanzelfsprekend de partner ook als eerste in te lichten over de positieve uitslag van de zwangerschapstest. Uit onderstaande citaten blijkt dat Jessica haar vriend niet als eerste op de hoogte kon brengen omdat daar de gelegenheid niet voor was. Ze voelt zich hier schuldig bij omdat ze vindt dat hij het wel verdient als eerste te weten dat ze zwanger is. “Omda ik da eigenlijk...jammer vond. Omda ik wo- ging d’r sowieso met mijn vriendinnen over praten. Maar...als ik gewoon puur naar onzen band kijk, naar mijn relatie met mijn vriend dan vind ik uit respect en gewoon. Alles in totaal vind ik eigenlijk dat hij de eerste persoon in mijn ogen had moeten zijn om te zeggen dat de test positief was. Omdat hij àltijd mijn steun en toeverlaat al geweest is in alles dus dan heb ik zoiets van...’voor da had ik eigenlijk ook liever
47
bij hem…eerst geweest. K heb hem da ook wel direct gezegd van ‘ja sorry da ’k mij, mijn vriendin eerst ingelicht heb’.” (Jessica, 21 jaar) 2) Het idee dat de aanwezigheid van de partner belangrijk is om niet alleen in het verwerkings- en beslissingsproces te moeten staan. De vrouwelijke participanten lijken de steun van hun partner echt nodig te hebben gedurende het beslissingsproces. Het
gaat
zowel
om
fysieke
steun
(het
aanwezig
zijn
gedurende
het
abortusbeslissingsproces en de uiteindelijke abortusuitvoering), als emotionele steun door communicatie. De steun van de partner lijkt belangrijk te zijn om te kunnen bedaren van de paniek die ervaren wordt bij het vermoeden van de zwangerschap. “ik had eigenlijk vooral nood aan hem. Omda...ik heb altijd al veel kracht uit onze relatie geput en zo. En ik had er gewoon veel nood aan zolang da ’k nog in de onwetendheid ben...wou ik gewoon bij hem zijn. Ik weet zelf nie meer wat da we precies allemaal gedaan hebben, maar ik weet wel da we samen...geweest zijn.” (Jessica, 21 jaar) Evenals de ervaren steun gedurende het beslissingsproces en de abortusuitvoering is belangrijk. Jessica beseft achteraf dat ze er door de aanwezigheid van haar partner beter is uitgekomen. Met behulp van zijn steun kan ze haar gevoelens beter plaatsen. Ook voor Silvy is de aanwezigheid van haar partner belangrijk geweest. Hierdoor heeft ze het gevoel dat zij er niet alleen voor stond. “Alleen weet ‘k nie of da ‘k ‘t zo gemakkelijk zou gekunnen hebben. Ik denk da ’k...moest ‘k zoiets alleen meegemaakt hebben da ‘k d-, helemaal anders zou gereageerd hebben. Ik zou ‘t ook weggedaan hebben,... maar ik zou veel koelbloediger denk ik ermee omgegaan hebben, wa da je u dan volgens mij later beklaagt omda je... het nie verwerkt. Tegenover doorda ’k het met hem, meemaak en doordat hij er voor mij is... Ook al doet het nu nog altijd soms pijn en heb ik ‘t er nog moeilijk mee, heb ik toch ‘t gevoel van ‘ik weet dat ‘k ‘t wel ga kunnen verwerken, ik weet da ’k ‘t ga kunnen afsluiten. Omdat hij er is ook. Omdat de mogelijkheid er is om te verwerken...samen’. Tegenover als ge ‘t alleen moet doen...Ik weet nie hoe da ‘k dan...in ‘t leven zou gestaan hebben met die...gevoelens. Ik geef toe dat da...echt wel alles zou omgeslagen hebben van wie da ik ben en hoe da ‘k denk over de, euh, dingen.” (Jessica, 21 jaar) 48
“Ja jong, ja, dat deed veel dat hij er tijdens de ingreep was, ‘k z-. Ja, nee, want hij was er dan ook gewoon bij natuurlijk (stem trilt) en, da.. (stopt met lichtjes wenen) Ja. ‘k-, zonder, da zou echt wel, heel anders geweest zijn. Allez, omda, we hebben da echt wel zo heel samen beleefd.” (Silvy, 27 jaar)
3) Het belang van de mening van de partner om diens invloed te laten gelden. Elke vrouwelijke participant vindt het erg belangrijk de mening van de partner te kennen en deze te betrekken in het beslissingsproces. Dit toont aan dat er respect heerst omtrent de mening van de partner. En meer nog, de vrouw wil zelfs iets met die mening doen. “Ik vond da echt wel belangrijk eigenlijk om te weten wa da Tom dacht. Ja, moest Tom nu da kind echt hebben gewild, gans die periode lang da we erover moesten beslissen, ‘gaan we ‘t houden of nie’, en bij hem was ‘t echt duidelijk van ‘Ik wil da hier’, dan zou da voor mij wel heel moeilijk geweest zijn om da weg te doen. Of moest hij nu gezegd hebben ‘Ik wil da nie, ik ben er echt nie klaar voor’, ja dan, zou da voor mij ook wel echt moeilijk geweest zijn om, om dat dan te houden.” (Silvy, 27 jaar) “Hij zegt dan wel van ‘ja, ge moet dan wat da ge wilt, mààr..’ en dan.. Hij wéét dat hij zo.. met ’t feit dat hij zegt.. ‘mààr, ik denk..’, dan weet hij toch da ‘k daar.. rekening mee ga houden en da’k daar wel naar ga luisteren dus.. Hij weet, allez, wat dat hij kan zeggen en wanneer en dan.. weet hij welke invloed dat da ook heeft op mij.” (Emily, 20 jaar) “En ik zei het hem van 'eerlijk gezegd, voor mij is het al...beslist ténzij...als gij…er nie mee akkoord zijt'. Da was bij mij wel nog altijd het dingen. Zelf op diejen moment…wou ik zijn mening eerst nog weten.[…]. Ik vind zijn mening even. Allez, ik vònd da en ik vìnd da nu nog altijd even belangrijk.” (Jessica, 21 jaar)
4) Het belang om als koppel de uiteindelijke beslissing te nemen: het koppel als subsysteem. Hiermee wordt het idee aangetoond dat je als koppel moet overeenkomen om tot een uiteindelijke beslissing te komen. De meningen van mensen
49
uit de nabije omgeving zijn ook belangrijk, maar de rol van de partner heeft hier nog altijd de meeste invloed. Het is eerder het idee dat je als koppel samen uit het beslissingsproces hoort te geraken omdat het je als koppel is overkomen. Vooral bij onderstaand citaat blijkt het ‘wij-gevoel’ tegenover de buitenwereld sterk te zijn. Enkel Jessica vermeldde duidelijk dit idee. “Maar ik zeg ‘t, ons beslissing was al gemaakt voordat iemand ingelicht werd, buiten… die twee vriendinnen. En dan ja...daarmee was er ook nie echt veel nie meer te zeggen, ‘t was eigenlijk vooral te zeggen wat dat er was, hoelang dat dat er al was en wanneer we het gingen oplossen, wat dat ons oplossing was. Dus 't was eigenlijk al... in grote lijnen al afgerond wanneer da we begonnen...te praten met anderen. Ik wou een, ja, ik zei, ik wou niemand anders betrekken bij die beslissing. Da moest van mij en mij,euh, vriend zijn, die keuze.” (Jessica, 21 jaar)
2.
Het idee dat de abortusbeslissing fundamenteel anders is voor de vrouw dan
voor de man. Mannen en vrouwen blijken gedurende het beslissingsproces verschillende gevoelens met betrekking tot het abortusbeslissingsproces te ervaren. Hierbij spelen ideeën rond het beslissingsrecht en de emotionele en fysieke verschillen tussen man en vrouw een rol.
1) Het idee dat er emotioneel en biologisch gezien een verschil bestaat tussen mannen en vrouwen in het ervaren van en omgaan met zwangerschap. Onderstaand citaat van Tom toont aan dat hij een duidelijk besef heeft van zowel de fysieke verschillen tussen de man en de vrouw wat betreft een zwangerschap. “k bedoel, zij is de vrouw, zij, zij draagt het in haar buik. De, ‘k bedoel, zij is.. ja, veel visceraler daarmee geconnecteerd, euh... ‘k Denk dat dá uiteindelijk ook het grote verschil is tussen mannen en vrouwen, ‘k bedoel. Vrouwen baren het leven en jah... Wij zijn daar maar bij een klein stapke betrokken en, euhm...[…]. Ja.. Ik denk da zij gewoon puur op een biologische manier daar, daar, daar dichter bij stond. […]. Euhm… Ja, dus, dus op dat moment weet je maar al te
50
goed van ‘oké, ik heb iets makkelijker praten natuurlijk. De ingreep zal ook niet bij mij moeten gebeuren’. […]. Da is nu eenmaal ‘t biologische verschil tussen, tussen ons … Hoe, hoe zeer… hoe dicht da we ook als partners staan en da we da samen doormaken, d’r blijft wel een, een biologische, barrière, die niet te overbruggen is.” (Tom, 34 jaar) Alsook het natuurlijke, emotionele verschil tussen mannen en vrouwen wordt vernoemd. “Ja, zij is gewoon ook veel emotioneler, zoals da vaak zo is, euhm… Vrouwen ten opzichte van mannen en…” (Tom, 34 jaar) Tom haalt tevens de mogelijke emotionele impact van een abortusingreep op de vrouw aan, juist omdat de vrouw fysiek gezien meer gebonden is aan het wezentje in haar. “Ik besef maar al te goe dat er vrouwen zijn die.. nog jaren nadat dat gebeurd is een soort van posttraumatische depressie nog kunnen doormaken. ik weet dat dat kan en euhm. Dus da is gewoon.. iets da fundamenteel, veel ingrijpender voor haar is dan voor mij. ‘k Besef maar al te goe dat da.. niet iets is als een schakelaar uitzetten en daarmee is ’t gedaan, euh.. ‘k bedoel, dat heeft soms ver dragende gevolgen. ik denk da ik minder, emotioneel ... aan, da feit gebonden ben.” (Tom, 34 jaar)
2) Het idee dat de vrouw het grootste beslissingsrecht heeft bij het abortusbeslissingsproces. Alle partners van de vrouwelijke participanten in de interviews, behalve één, vermeldden dat ze vinden dat hun vriendin het grootste beslissingsrecht heeft op de uiteindelijke abortus. Dit omdat de abortus uitgevoerd wordt op haar lichaam. De partners legden de doorslaggevende beslissing daarom bij hun vriendin. “Van in ’t begin kreeg ik duidelijk van hem het beeld van ‘kijk ‘t is...uw lijf. Gij beslist, gij hebt het grootste beslissingsrecht, maar ik heb hem van in ‘t begin gezegd van ‘nee kijk, oké ja,... Das mijn lijf maar...ik...kies er nie alleen voor’. Ik had zoiets van we staan samen in de relatie, we komen het samen tegen.” (Jessica, 21 jaar)
51
“Misschien dat dat wel ergens in zijn hoofd zat van ‘Ja, wat Silvy beslist, ik moet er mij bij neerleggen. Of zoiets’. Allez, dien indruk had ik toch, dat hij mij, dat ‘m, nie dat hij het in mijn schoenen legde maar dat hij gewoon mijn beslissing wel ging aanvaarden en, dat hij er voor zichzelf nie opnie- nie op elke moment zo goed uit was ook, wa dat, wa dat was.” (Silvy, 27 jaar) Echter, Emily had daarentegen het gevoel dat haar vriend alles op zijn manier doorduwde om er zeker van te zijn dat de abortus er ging komen. In onderstaand citaat legt Emily uit dat ze wel snapte dat hij nog geen kind wilde. Maar ze kan er nog niet aan uit dat hij zelfs de soort methode om de abortus uit te voeren voor haar had uitgekozen om er zeker van te zijn dat de abortus definitief was. Dit terwijl ze deze meer ingrijpende methode niet wilde. Ze toont aan dat het eigenlijk niet aan hem was om dat te beslissen voor haar. Dit wijst eveneens op het vrouwelijke perspectief dat vrouwen de finale autonomie horen te hebben. “Ik vind da ergens dat hij.. alli.. ‘k Snap dat hij da zo vree hard, zijn mening wou doordrijven van het niet te houden, ma, ’t feit, hóe dat is gebeurd, da staat eigenlijk los van hem vind ik dan persoonlijk, en zelfs dàt heeft hij voor mij gekozen. […]. Misschien da ook vooral nie konden verdragen van.. da ik, zo iets belangrijk, da eigenlijk me mij aan ’t gebeuren was, da ik daar nie echt.. mijne stempel heb op gedrukt wa da ik daar precies wou.” (Emily, 20 jaar)
3.
De gedachte dat een abortus snel veroordeeld wordt omdat je de kennis en
de middelen zou moeten hebben om een ongewenste zwangerschap te voorkomen (voorkomen is beter dan genezen). In alle interviews kwam de schuld- en schaamtevraag naar boven omdat elke participant het idee had veroordeeld te worden, ofwel omdat de ongewenste zwangerschap niet voorkomen kon worden ofwel voor het laten uitvoeren van de abortus. Dit komt omdat zij het gevoel hebben dat ze de abortus voorkomen konden hebben, met name door anticonceptie. Omdat hen dit niet gelukt is, voelen ze zich schuldig voor hun onverantwoord gedrag. Onder dit derde hogere orde thema kunnen volgende thema’s geplaatst worden: het idee verantwoordelijk te zijn voor je eigen gedrag, het idee dat er een bepaalde geschikte leeftijd is voor een zwangerschap, de
52
gedachte dat abortus vaker voorkomt bij mensen uit lagere bevolkingslagen en het idee dat er over abortus niet gesproken mag of kan worden.
1) Het idee verantwoordelijk te zijn voor de ongewenste zwangerschap en de oplossing. De vrouwen in de interviews zien het vergeten van anticonceptie als iets doms en onverantwoords. De idee heerst dat ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen gedrag en daarom de gevolgen moet leren dragen van zijn eigen daden. Jessica heeft het gevoel gefaald te hebben en de controle verloren te hebben over zichzelf omdat ze de zwangerschap niet kon voorkomen. Silvy heeft ook het gevoel onverantwoordelijk geweest te zijn de laatste tijd waarbij de zwangerschap het toppunt is. Daarom is ze van mening schuldig te zijn aan de ongewenste zwangerschap. “Ik was ook zelf in mijn eigen teleurgesteld. Ik ben anders zo, perfectionistisch en zo...discipline willen enal. En dan, nog nie eens drie weken uw pil deftig kunnen nemen. En, da ‘s dan nog ‘t ergste, da nog in combinatie met condoom den helft van den tijd in dieje maand en dan toch...nog...tegenkomen eigenlijk.” (Jessica, 21 jaar) “Mijn ouders, ‘k bedoel. Ik heb zo modelregeling geleid tot als ik stopte met neuro en dan heb ik Tom zijn oto per total gereden en dan was ik zwanger, allez..” (Silvy, 27 jaar) “Eigenlijk, ik be-, we zijn, ik ben zwanger geworden omdat ik mijn nuvaring was vergeten, een maand en ja, Tom heeft nooit gezegd van ‘Gij godverdomme, tis uw schuld!’Allez, nooit nooit nooit. Ik weet zeker, da moest ‘t omgekeerd geweest zijn, da ik da nie voor mij.. Allez, ik zou da der wel ne keer uitgeflapt hebben en echt spijt van ma hij heeft da echt nooit op mij gestoken.” (Silvy, 27 jaar) Jessica heeft het gevoel dat men dit snel doet omdat het als een domme misstap of blunder gezien wordt. Ze beschouwen abortus als iets dat je niet hoort te overkomen omdat je het kan voorkomen. “En ook ja, op school, mensen...als ’t op school ne keer over euh, abortus of gelijk wa gaat, over iemand anders...Dan kunnen mensen ook zo heel cru daar...iets smerig over zeggen, precies of 't is uw eigen fout, alsof da je de
53
grootste hoer van ‘t straat zijt of God weet wat dat...Zulke dingen. Terwijl da ‘k zoiets heb van...’ge weet ‘t verhaal d’r nie achter.” (Jessica, 21 jaar) Voor Jessica voelt het aan als een soort verplichting, een verantwoordelijkheid die ze moet opnemen om haar ongewenste zwangerschap als een volwassene op te pakken. Ze hoort matuur te handelen omdat ze nu eenmaal op een volwassen leeftijd is gekomen. “En dan...heb ik toch zo onbewust misschien...schrik gehad da ze zou teleurgesteld zijn in haar dochter, da ‘k nie zo volwassenen, kon handelen… als da nodig was op dieje moment. […] op dieje moment had ik zoiets van ‘van leeftijd en van lichaam ben ik volwassen. ‘t Feit dat er een kind in mijn lijf zit, wil zeggen da ik hier nu als, volwassen vrouw kan denken’. En ik had zoiets van ‘ik ga da oplossen zonder da mijn moeder op de hoogte is’. Níe omwille van da ‘k nie bij haar terecht kan. Níe omwille da ze er nie zou zijn. Maar gewoon omda ‘k zoiets heb van ‘ik wil haar bewijzen van ‘kijk mama ik ben wel volwassen genoeg om da zélf, mijn beslissing te nemen, zélf de stappen door te maken’.” (Jessica, 21 jaar) Bij het koppel Emily en Ben besefte Ben ineens na de abortus dat er een gedeelde verantwoordelijkheid is wat betreft anticonceptie. Niet alleen de vrouw is verantwoordelijk voor een ongewenste zwangerschap. Je maakt het immers mee als koppel. “Je kunt wel verwachten dat hij zelf daar dan zo, zegt van ‘allez, en, hoe dom kunt ge zijn da ge uw pil vergeten zijt’, ma, ja.. Nu let hij er wel, natuurlijk goe op, da ‘k het wel pak, da wel.. Ma.. toen, da was zo van, ja.. ‘Ik heb u daar eigenlijk nie genoeg bij geholpen achteraf bekeken en van.. ik moe da eigenlijk zelf ook checken van of da ge uw pil pakt, want ge hebt, gij doet da eigenlijk allemaal alleen’.” (Emily, 20 jaar) 2) Het idee dat er een bepaalde geschikte leeftijd is voor een zwangerschap en je die dus ook kunt kiezen en plannen. De opvatting blijkt te leven bij de participanten dat er een bepaalde aanvangsleeftijd is om zwanger te zijn. Hierdoor keurt men in het algemeen een zwangerschap die afwijkt van de bepaalde leeftijdsnorm sneller af. Zo wordt een abortus bijvoorbeeld sneller aanvaard bij een ‘jonge’ zwangerschap dan bij
54
een vrouw met een leeftijd van 30 jaar. De participanten ervaren een ambivalentie tussen de maatschappelijke normen en waarden over een ‘perfecte’ leeftijd om zwanger te worden en de eigen ideeën over die aanvangsleeftijd. De maatschappelijke ideeën accepteren namelijk moeilijker een ‘jonge’ zwangerschap, en meer bepaald een tienerzwangerschap… “Maja, Emily, je gaat dat nu toch echt nie houden’ of van.. ‘ge beseft toch da ge ook uiteindelijk nog ma twintig zijt…ge zou ’t zelf, belachelijk gevonden hebben als ge da vroeger gezegd had van da ge dan op die leeftijd al een kind.., da ge dan ook weet dat da nie gaat’.” (Emily, 20 jaar) … terwijl de participanten evenzeer aanvoelen hun verantwoordelijk op te nemen voor de gevolgen van hun eigen gedrag, namelijk de ongeplande zwangerschap. Immers, op de leeftijd van 20 jaar hoor je reeds een zwangerschap te kunnen plannen en besef je beter de gevolgen ervan. Eveneens is het een leeftijd waarvan de participanten denken dat een zwangerschap reeds mogelijk zou zijn, ook al is het niet de geschiktste periode volgens de maatschappelijke normen. “We zijn nu toch wel al op de leeftijd dat da nie meer zomaar..alli, da ge toch al, dat serieus is tussen ons en da we op een leeftijd zijn da ge da niet zomaar, alli, zou laten wegdoen.. […]. Want toen hebben wij da gezegd ‘ja, we zijn op een leeftijd.. we zijn al..’ Hij is 20,22, da is nie da ge zo..15 en 16 zijt en da ge echt zo nog kinderen zijt, da is zo.. Euhm.. Ja.. Ma dan, dan hebben we het zo alletwee gezegd van ‘ja, da kàn in principe wel.” (Emily, 20 jaar) “Tenslotte, zij was 17 als ze zwanger was, of 18 als ze zwanger was. Ik was wel… nog altijd, bijna 21 dus allez ja, in principe, ik kón...kiezen voor het kind te houden.[…]. Ik kón echt wel al kiezen op dieje moment, maar ‘t zou énorm moeilijk geweest zijn, als ge realistisch kijkt. […]. Maar we wisten wel al op dieje moment dat enorm veel verdriet met zich ging meebrengen. Gewoon ‘t feit doorda, ja, ‘t is nie...(zuchten) nie van een verkrachting of nie van een koppel dat uiteen is, 't is geen tienerzwangerschap.” (Jessica, 21 jaar)
3) Het idee dat abortus vaker voorkomt bij mensen uit lagere bevolkingslagen. Uit onderstaand citaat van Emily blijkt dat het stigma bestaat dat een ongewenste
55
zwangerschap vaker voorkomt bij ‘onvolwassen’ jongeren en volgens Silvy komt het vaker voor bij mensen uit een lagere sociale klasse. Mensen uit de lagere sociale klasse zouden mensen zijn die over minder (seksuele) kennis en anticonceptie beschikken en dus sneller ongewenst zwanger kunnen geraken omdat ze de mogelijkheid niet hebben een ongeplande zwangerschap te voorkomen. De opvatting leeft dan ook dat abortus daarom vaker in deze kringen voorkomt. “Ma nooit gedacht van, dat da u effectief overkomt, alli.. Ik denk dat, en dat hij er zo zelf juist diegene was die daarmee lachte van, da ge, dat da u overk-, alli dat da zo jonge kinderen overkomt enzo. Alletwee da zo wel.. dom vinden hoe da ge, allez, van mensen gevonden ‘hoe kun je nu zo dom zijn om op die leeftijd zwanger te geraken.” (Emily, 20 jaar) “Ik voelde mij ook zo marginaal eigenlijk, da’s nu erg om zeggen allez ik ben dokter, ik was mijn nuvaring vergeten, ik was ongewenst zwanger, ik ging abortus doen. Abortus, da’s toch gelijk zo iets voor.. voor marginalen (roept). Alé zo, da vooroordeel, ik had da echt in mijn hoofd en ik dacht ‘Shit, nu is ‘t ier helemaal me mij, allez, ik ben gestopt met mijn studies, ik ben nu nog zwanger ook.” (Silvy, 27 jaar)
4) Het idee dat er over abortus niet gesproken mag worden. Het idee heerst dat abortus iets is waarover niet gesproken wordt, of enkel in een beperkte kring vertrouwelingen besproken wordt. Schaamte en schrik voor veroordeling spelen hierbij ook een rol. Dit wordt verderop uitgebreider besproken. Bij alle participanten, zoals bij Emily, kan worden opgemerkt dat eerst en vooral een gesprek over de ongewenste zwangerschap met andere mensen liever zoveel mogelijk wordt vermeden. “Ben zei dan ook ‘ik kan dat toch zeker nie zeggen thuis…ge weet toch dat da nie gaat en ik kan daar alleszins nie mee thuiskomen en ge weet toch da uw ouders ook zo erover denken.’” (Emily, 20 jaar) “Dus we hebben met een aantal bevriende koppels echt wel … ja, gebeld en gezegd ‘kunnen we daar keer over praten?’. Een aantal mensen want, we hebben da natuurlijk niet aan iedereen verteld.” (Silvy, 27 jaar)
56
De participanten merken op dat andere mensen niet over hun abortus spreken. Maar evenals andere mensen zwijgen zij ook liever over hun eigen ervaring met abortus. “Wij hebben nu een les gehad over ongeplande zwangerschap en ik zat ik daar. ‘Ahja, zes dagen bedenktijd blablabla’ enzo, en.. Ja, niemand daar die da weet. Plus er moeten er misschien nog andere zitten hè, als ze mij daar zeggen ‘één op zes, komt da tegen’ en.. Ik dacht ‘Ik ken niemand, ik ken echt niemand die een abortus gehad heeft’ en. Da taboe azo, da vond ik eigenlijk echt wel.. Allez, da vind ik nu soms nog lastig. Bijna niemand weet da.”(Silvy, 27 jaar) “Moest een vriendin van mij da tegen komen, ‘k zou ook denk, ‘k zou ook nie de neiging hebben om te vragen ‘En euh, denkte daar nog veel aan? en ‘Ge hebt toch geen spijt?’ ofzoiets of ‘k weet nie. Dus ja, ‘k vind da ook wel normaal da ze daar niets over zeggen. Maarja da’s wel beetje raar want.. ja. Als er zo andere erge dingen u overkomen ofzo, iemand die gestorven is ofzo, kunde zo al makkelijker da ne keer vragen ‘En hoe is ’t nu me u’ ofzo ma zoiets da is zo toch een beetje ‘We gaan d’r maar over zwijgen’ wel.” (Silvy & Tom, 27 en 34 jaar)
4.
Het idee dat er voor een zwangerschap een stabiele en geplande context
moet en kan gecreëerd worden. Een ongeplande zwangerschap is een plotse en onverwachte gebeurtenis. Het leven van de participanten is hier niet meteen op voorbereid. Bijgevolg wordt de ongeplande zwangerschap als ingrijpend ervaren, juist omdat het geordende leven overhoop wordt gegooid. Hierbij wordt eveneens een soort controleverlies ervaren. De participanten hebben het idee dat er eerst aan verschillende voorwaarden voldaan moet zijn vooraleer als een verantwoorde ouder aan een kind te kunnen beginnen. Er moet eerst tijd en ruimte gecreëerd worden voor een zwangerschap. De gebieden waarop een ongeplande zwangerschap kan interfereren zijn: studies of werk, hobby’s en de partnerrelatie. 1) De opvatting dat een te ‘vroege’ zwangerschap een beperking is voor de studies/werk, hobby’s en partnerrelatie. De participanten beseffen hoeveel tijd er moet gespendeerd worden aan het opvoeden van een opgroeiend kind. Er kan worden
57
opgemerkt dat ze het belangrijk vinden een bepaalde periode in hun leven af te sluiten vooraleer ze beginnen aan een volgende periode in hun leven, zoals het ouderschap. Zo wil Jessica bijvoorbeeld haar studies kunnen afmaken en Tom heeft momenteel ook nog een gevuld sociaal leven. “Maar dus op de moment dat mensen het mij vroegen ‘van wa gaat ge ermee doen’ toen was ‘t echt meer van ‘nee, ik wil mijn diploma, ik wil dit, ik wil dat, ik wil mijn toekomst’. Zo da, echt da ideaalbeeld van ‘daar gaan we naartoe en da moet ‘t worden’. En, ik zag da toen gewoon ook nie zitten om da me mijn studies te combineren, om... mama te zijn en en ondertussen ook nog eens in ‘t onderwijs te studeren. Da kwam nie goe. Da’s één van de redenen waarom ik kies om ‘t kindje weg te doen, om mijn studie te kunnen...beëindigen’.” (Jessica, 21 jaar) “Allez, in zijn hart denk ik dat Tom ’t niet erg vindt dat er nog niet is omdat hij ook iemand is die ja, heel sociaal is en nog veel doet en wil sporten en voor school echt ervoor gaan enzo.. Dat hij dat gewoon nog efkes kan voortdoen.” (Silvy, 27 jaar) Verder vinden Silvy en Tom dat ze eerst nog meer van hun tijd als koppel mogen genieten. “Als dat daar is ga je daar waarschijnlijk heel gelukkig mee zijn. Alhoewel, ’t ga echt zo’n indruk zijn op mijn vrijheid zo’, da had ik wel enorm…We gaan er nu nog van genieten met ons twee’ want (stopt met wenen), da is uiteindelijk de reden da we ‘t, gestopt hebben omda we gewoon, vonden ‘wij hebben da goe samen en wij willen da nog efkes zo hebben, gewoon met ons twee’. […]. Het is gewoon zo leuk om dingen samen te doen en, ik wilde da echt nog nie opgeven” (Silvy, 27 jaar) “Hadden wij nu vijf jaar samen geweest, dan was da waarschijnlijk toch wel anders. Dan hadden we gezegd “oké we hebben onze tijd gehad als koppel”. Ja, nu waren we … ja hoelang waren we samen ja, ja nog geen twee jaar toen, dus euh... Je hebt toch ‘t gevoel van “hoja, dat is eigenlijk, ja, da’s echt wel vroeg zo. Wij willen nog langer van mekaar genieten.” (Tom, 34 jaar)
58
Ook schrijft de maatschappij een bepaalde sociale levensindeling voor. Hierbij gaat het om de volgorde: studeren, werk vinden en een stabiele financiële basis hebben. Daarna, wanneer het voorgaande opgestart of reeds gerealiseerd is, kan er plaats zijn voor kinderen. Met andere woorden, wanneer er een stabiele levenssituatie gecreëerd is. Als nog niet wordt voldaan aan deze ‘voorwaarden’ zou dit een reden kunnen zijn om de zwangerschap af te breken. “Gewoon zijn gedacht dat da allemaal zo’n beetje vree moet kloppen en, da is, pas voor binnen zoveel jaar en ge moet eerste werk hebben en zo al die dingen.” (Emily, 20 jaar)
2) Het idee dat een abortus een kans creëert om terug klaar te zijn voor en controle te hebben over een toekomstige zwangerschap. Alle participanten vonden een zwangerschap en toekomstig kind een beperking in hun vrijheid, studies en relatieleven. De maatschappij biedt de optie abortus aan. Uit onderstaande citaten wordt duidelijk dat Silvy en Tom deze optie aangrijpen omdat die mogelijkheid er is. Op deze manier kan abortus als snelle en gemakkelijke uitweg gezien worden voor een ongeplande en onvoorbereide zwangerschap, als een soort vorm van controle om terug greep te kunnen krijgen over het eigen leven. “Kijk, wij wilden nog geen kinderen, wij namen anticonceptie, er is iets misgegaan en we leven nu eenmaal in een maatschappij die aanbiedt om da op dienen moment ja, te laten wegnemen. […]. Allez, ik denk moesten wij nu geleefd hebben in J. [land] ofzo, want waar da ‘k nu ondertussen gelezen heb dat dat dus nie had gekund dien abortus, dan hadden wij gewoon da kindje gekregen en waren wij daar waarschijnlijk ongelooflijk gelukkig mee geweest.” (Silvy, 27 jaar) “'K bedoel, sommige dingen ga je nie in de hand kunnen hebben. En, en, en, dan denk je van “Ja, laat u dat dan overkomen, hé”. Dan denk je, ‘zijn we niet te postmodern, hé? Euh, da we da zo zeer onder controle willen hebben? Allez, nogmaals, we leven nu eenmaal in, in een tijdperk waarin die dingen kunnen... Ja.. Laat ons daar gewoon, gebruik van maken.” (Tom, 34 jaar)
59
Ook Jessica en haar partner zien de abortus als vorm van controle die hen de kans geeft zichzelf klaar te stomen voor later ouderschap. “En... wij stonden er na die twee dagen even zeker voor van ‘nee, het kan nie...We moeten…’t kindje wegdoen en... moeten ‘t laten en...we zullen er dan later nog zoveel plezier van hebben als we wel ‘n kindjen krijgen’. Dan weten we van 'oké, nu zijn we er klaar voor en nu hebben we ervoor gekozen.'” (Jessica, 21 jaar) Tevens voelen de participanten er zich verantwoordelijk voor hun kind een zo goed mogelijke thuissituatie en toekomst te geven. Emily vindt dat hiervoor allereerst een stabiele partnerrelatie noodzakelijk is voor het kind. De woorden die hier gebruikt worden, tonen aan dat Emily rekening willen houden met de kwaliteit van haar partnerrelatie. Ze wil weten wat ze als koppel aan elkaar hebben en vraagt zich af of ze bij elkaar zouden blijven. Hiermee houdt ze rekening tijdens het beslissingsproces. “Ahja, ik heb het altijd gedacht van da ge daarmee voorzichtig moet zijn eer da ge zegt van ‘ik ga daar altijd bij samen blijven’. En dan.. dan komt da kind en dan hebt ge ook direct van.. ‘ja, als ik dus hier nu.. alli.. zeg van dat te houden, dan.. moet ‘k al bijna zeker zijn da ‘k’, […] ‘k heb da altijd gezegd da ‘k nie zo wil zo toestanden van gescheiden zijn en dan een kind daar en, allez zo, dat allemaal nie.. […]. En dus toen, vree snel de beslissing gepakt van ‘ja, oké, ik ga da hier nu nie houden’.” (Emily, 20 jaar) Evenzo willen Jessica en haar vriend hun kind een zo goed mogelijke toekomst bieden. Omdat ze denken dat ze dit nog niet kunnen geven aan hun kind kiezen ze voor abortus zodat ze later voorbereid kunnen beginnen aan gepland ouderschap. “Kijk, we willen inderdaad nie te strikt en nie te streng onzen toekomst plannen, maar over zóiets willen we nu toch wel, d’r bewust over nagedacht hebben. En mijnen vriend was heel duidelijk in ‘t dingen van: hij wou zijn kind een andere toekomst kunnen geven dan dat hij gekregen had.” (Jessica, 21 jaar) 3) Het idee emotioneel klaar te moeten zijn voor het ouderschap vooraleer je aan kinderen begint. Hierbij speelt de opvatting dat je ook emotioneel klaar moet zijn om verantwoord met je kind te kunnen omgaan. Het kind verdient alle aandacht dat het
60
nodig heeft. Net zoals bij Silvy kan dit angst oproepen wanneer het koppel denkt het kind niet genoeg attentie te kunnen geven. “Wij hadden nog niks besloten, maar wij hadden zoiets van... ‘we willen ‘t…, maar we weten alletwee beter en we weten alletwee voor onzen... toekomst, als we...íets aan da kind willen geven van een béetjen toekomst, een béetjen... stabiliteit... dan... moesten we realistisch zijn da we nie klaar waren om ouders... te worden’.” (Jessica, 21 jaar) “Ik wil ik toch geen kind, ik ben ik toch echt nog geen mama ofzo? Ik weet nie waarom, da was nie zo.. nie zo concreet nie meer besproken ma ik denk gewoon door mijn ouders te zien da ‘k zo besefte van ‘Ik ben hier nog altijd de dochter’.” (Silvy, 27 jaar)
5.
Het idee dat de abortusbeslissing negatieve gevolgen heeft. De bezorgdheid van de participanten omtrent de gevolgen van hun
abortusbeslissing kan verschillende gebieden beslaan. Het gaat over de gezondheid van de vrouw, de mogelijke spijt- en twijfelgevoelens, de schuldvraag, schaamte, zorgen rond de partnerrelatie en zorgen rond de impact van een kind op de partnerrelatie.
1) Het idee dat abortus gevolgen heeft op de mentale en fysieke gezondheid van de vrouw. Zowel de vrouwelijke participanten als de mannelijke participant stelden zich vragen rond de gezondheid van de vrouw na de abortus. Er wordt geassocieerd met fysieke complicaties, zoals onvruchtbaarheid. “Maar ik denk dat zo, een avond of twee voordien, ja, Silvy in bed dan zo wel een beetje verdrietig nog was en dan ja, bon, dan vraag je ook van “ja, hoe is ‘t en euh..” (stiller). Ja, en, dan praat ze en denkt ze van... ‘Ja.. ga ik dan wel nog ooit zwanger raken?’.” (Tom, 34 jaar) Abortus wordt ook geassocieerd met mentale klachten, zoals spijt, piekeren en een depressie. “Ik besef maar al te goe dat er vrouwen zijn die.. nog jaren nadat dat gebeurd is een soort van posttraumatische depressie nog kunnen doormaken. ik weet dat
61
dat kan en euhm. Dus da is gewoon.. iets da fundamenteel, veel ingrijpender voor haar is dan voor mij.” (Tom, 34 jaar)
2) Het idee dat abortus leidt tot het ervaren van spijt- en twijfelgevoelens. Ook vermelden de participanten zorgen rond het ervaren van eventuele spijt- en twijfelgevoelens. De idee dat abortus kan leiden tot spijt- en twijfelgevoelens lijkt ervoor te zorgen dat de participanten voortdurend afwegen welke keuze het beste geweest zou zijn: de zwangerschap behouden of niet? “En ‘k heb.. mij ook wel heel hard afgevraagd van ‘van wa, zou ik nu ‘t meeste spijt kunnen hebben..? Van wa, van da we da houden..? Of van da we da wegdoen?’ Allez, daar heb ‘k echt wel mee geworsteld want toen dacht ik, dan dacht ik natuurlijk, ja van ‘da we da wegdoen kan ik spijt krijgen’.” (Silvy, 27 jaar) Emily neemt het haar partner kwalijk dat hij de abortus zo snel wilde doorvoeren. Ze kan deze gevoelens voor het moment hanteren, maar ze denkt dat de spijtgevoelens vooral hoog zullen oplaaien wanneer ze over een paar jaar nog steeds een relatie met Ben zou hebben. Dan zou de abortus overbodig geleken hebben voor haar. “En dus toen, vree snel de beslissing gepakt van ‘ja, oké, ik ga da hier nu nie houden’ ma dan achteraf wel weer van.. ’t gaat dan wel eigenlijk wel vree goed tussen mij en Ben dus eigenlijk.. Misschien da ‘k er, zeker binnen vijf jaar ofzo, nog meer spijt van ga hebben denk ik dan da ‘k daar nu nog van heb nog. […].dan denkt ge wel van.. alli.. ’t had hier al eigenlijk.. zonder problemen, a-, achteraf bekeken, één kunnen zijn want..ge zijt er nog altijd mee samen.” (Emily, 20 jaar) Ook kan er onzekerheid heersen over hoe de toekomst zal verlopen. Als zou blijken dat de abortus toch een negatief effect op de vruchtbaarheid zou hebben, zouden Tom en Silvy het zichzelf kwalijk nemen en spijt hebben dat ze voor een abortus kozen. “Ja, mijn zus heeft vijf jaar moeten proberen tegen da ze zwanger geraakte. Wij kunnen ook in zo'n scenario geraken. En op zo'n moment zal misschien wel es een hard woord vallen en denken ‘hadden we toen zo’.” (Tom, 34 jaar)
62
3) Het idee dat abortus leidt tot schuld en schaamte. Men kan zich om verschillende redenen schuldig voelen tijdens het abortusbeslissingsproces en na de abortus. Jessica vraagt zich af schuldig te zijn aan de abortus. Enerzijds ziet ze zichzelf als onschuldig omdat het nooit haar bedoeling was geweest zwanger te worden. Anderzijds vindt ze dat er wel bloed aan een abortus kleeft omdat uiteindelijk een onschuldig wezentje dood is. “Bij mij was ‘t ook maar een simpel schilderijken met koude kleuren als achtergrond...da overgaan in elkaar, met daar een...silhouet, euh, zo typisch ‘t manneken van de tekenacademie da je zou zeggen...dat eigenlijk, met ‘n...donker zwarte lijn er rond, van ‘t gevangen gevoel da ik had...vanbinnen na de abortus. […]. Wit van ‘t onschuld, da ik mijn eigen wel zag als... onschuld, da ik nie verwacht dat, bij mij te gebeuren. Het onschuld van het kindje dat er zat. Rood van...het bloed da sowieso aan een abortus te pas komt, hoe da je ‘t draait of keert.” (Jessica, 21 jaar) Onderstaande citaten tonen aan dat schuld- en schaamtegevoelens naar boven komen als gevolg van het idee dat een ongewenste zwangerschap en tevens een abortus wijzen op onverantwoord gedrag. Jessica schaamt zich en voelt zich schuldig omdat ze hierdoor niet aan de verwachtingen van haar ouders kon voldoen. Ben schaamt zich eveneens voor zijn omgeving. “En dan wou ‘k ‘t niet tegen haar zeggen omda ‘k zoiets had van...’kijk ik heb…mij nie kunnen bewijzen...nee, ik heb ‘t nie kunnen voorkomen eigenlijk dus ik heb mij nie kunnen...gedragen zoals da ‘k in.. denk da zij van mij zou verwachten als haar dochter’” (Jessica, 21 jaar) “Ben is vree op zijn imago gesteld en dus.. ’t Feit dat dan zijn vriendin op die leeftijd zwanger zou zijn, da zou al helemaal nie kunnen en.. Misschien dat hij dan zelf, persoonlijk, het misschien zelf zou willen ma gewoon ’t idee dat da nie past eigenlijk, en als student zwanger zijn. ‘k denk dat da vooral voor hem was. En die ouders ook, dat die nie.. allez, die papa is dokter, en da’s zo allemaal nie zo.. alli.. nie zo volgens ’t boekske zijn zogezegd.” (Emily, 20 jaar)
63
Ook kan er nog steeds schaamte ervaren worden na een abortus en wordt er liever niet over gesproken. Abortus wordt nu eenmaal gelinkt aan het onverantwoordelijke gedrag dat er is geweest. Dit is niet bepaald iets om trots op te zijn. “Ja, da, sinds dat dat dan gebeurd is, oeh (lacht), praat ik daar eigenlijk me niemand nie meer over. Ook nie met de mensen die ‘t weten, die gaan er ook nie naar vragen want die willen da, die willen, ja (stil), da is zo wa gênant. En ik vind ‘t ook ambetant, om er nog eens iets over hen tegen te zeggen want, ja, zo’n moeilijk onderwerp, en ge wilt ze da... Allez, zelfs goeie vriendinnen hé, ik vi-, ik vind, ik vind echt een enorm taboe en da vind ik soms lastig.” (Silvy, 27 jaar)
4) Het idee dat kiezen voor een abortus een effect heeft op partnerrelatie. De participanten wegen continu af wat de impact van een kind zou teweegbrengen op de band met de partner. Een kind brengt immers geen kortstondige toewijding met zich mee omdat het een engagement is tussen het koppel. Emily beseft de draagwijdte van een kind op de partnerrelatie en vindt dat een koppel zeker moet zijn van elkaar vooraleer ze aan kinderen beginnen. “Ma zo wa, ja.. Luchtig proberen houden zodat toch maar nie... realistisch zou zijn dat da.. iets zou kunnen gebeuren da echt zo.. l-, levenslange invloed zou kunnen hebben op, ons relatie want.. We zijn wel twee jaar samen en da ga wel goe, alli, toen waren we toen nog maar één jaar samen ongeveer, en dan, ja, ’t ga wel allemaal goe ma […] ja, een kind da bindt u voor, alli, voor heel uw leven hè ook al gaat ge uit mekaar...” (Emily, 20 jaar) “Moesten we nu al tien jaar samen zijn en dan gebeurt da, ook al zijn we, alli, theoretisch tegen da we op die leeftijd zijn, ma ge zijt al zo lang samen da heb je al meer zekerheid dan da ge uiteindelijk.. nog maar een jaar samen zijt. Ben beseft van […], oh, een kind dat is effectief.. nu is ’t gelijk duidelijk da ‘k, bij haar moet blijven’ en da kwam dan zo gelijk nog keer.. Alli.. Da’s dan nog iets anders dan het gewoon zeggen van ‘oh, we gaan wij toch voor altijd samen blijven’ .” (Emily, 20 jaar) In onderstaand citaat van Jessica gaat het eerder over het sociale perspectief van een fase-overgang: zwanger zijn betekent voor haar de overgang van een meisje naar een
64
zorgzame vrouw. Het zwanger zijn is een belangrijke ontwikkeling en een diepgaande ervaring voor het koppel. Door de zwangerschap hebben Jessica en haar partner kunnen proeven van bepaalde gevoelens van verbondenheid met elkaar en konden ze zichzelf voor de eerste keer als ouders zien. Hoe er wordt omgegaan met het vrijkomen van deze nieuwe gevoelens heeft een uitwerking op hoe er als koppel zal worden omgegaan met de abortus. “En ‘t feit dat hij die woorden...hij, da was de eerste keer dat hij mij een vróuw genoemd heeft en dan nog een vróuw da... zíjn kind gedragen heeft, da, dat heeft bij mij veel gedaan. Door mij nie meer als het... kinderlijke vrouwe- allez ja, het meisje te zien, maar... echt meer als een moeder te zien, dat hij inderdaad ook zoiets heeft van ‘ik wil een kind met u. Gij moet de moeder van mijn kinderen zijn later’. En ‘t feit dat hij da duidelijk maakte dat hij da eigenlijk wou en dat hij daar nu verdriet in had en dat hij...nooit iemand zo graag zou kunnen zien als mij, gewoon omwille van ‘t feit van da ‘k...die vrouw ben...dat dan, maakte voor mij duidelijk dat hij ’t ook minstens zo… moeilijk moet gehad hebben met ‘t vadergevoel laat ons zeggen.” (Jessica, 21 jaar)
Onderzoeksvraag 2: Hoe wordt er omgegaan met deze sociale perspectieven? Bij de tweede onderzoeksvraag werden volgende hogere orde thema’s gevonden (zie tabel 2): Het willen bespreken en delen van de gedachten en gevoelens om te kunnen omgaan met deze gedachten en gevoelens; Een bewuste en rationele keuze willen maken om (eventuele) spijt- en schuldgevoelens te vermijden; En het aanpassen van de eigen sociale perspectieven die niet in overeenstemming zijn met de eigen ervaringen. In wat volgt worden deze hogere orde thema’s met hun hoofdthema’s verder toegelicht.
65
Tabel 2 Hogere orde en hoofdthema’s van onderzoeksvraag 2 Hogere orde thema’s
Hoofdthema’s
1. Het willen bespreken en delen van de gedachten en gevoelens om te kunnen omgaan met deze gedachten en gevoelens
1) Het willen aftoetsen van het eigen verhaal tegenover anderen hun mening of verhaal. 2) Het actief op zoek gaan naar niet veroordelende, emotionele steun
2. Een bewuste en rationele keuze willen maken om (eventuele) spijt- en schuldgevoelens te vermijden.
1) Het rationaliseren van de abortuskeuze om spijt- en schuldgevoelens te vermijden 2) Een uitgebreid beslissingsproces hanteren als koppel om schuld- en spijtgevoelens te vermijden
3) Op dezelfde golflengte willen zitten met de partner en samen achter de keuze staan tijdens het beslissingsproces om schuld- en spijtgevoelens te vermijden 3. Het ingaan tegen en omgaan met de beliefs die niet stroken met de eigen abortuservaring.
1) Veranderingen in de beliefs omtrent de
verwachte gevolgen van een abortus. 2) Veranderingen in de beliefs omtrent het
soort mensen die een ongewenste zwangerschap meemaken.
1.
Het willen bespreken en delen van de gedachten en gevoelens om te kunnen
omgaan met deze gedachten en gevoelens. Omdat
er
zoveel
gedachten
en
gevoelens
gepaard
gaan
met
het
abortusbeslissingsproces, hebben de participanten de behoefte deze actief te delen met mensen om hun heen. Ze willen hun mening aftoetsen met de mening van anderen en luisteren wat de anderen te zeggen hebben hierover. Ook zoeken ze actief naar emotionele steun.
1) Het willen aftoetsen van het eigen verhaal tegenover anderen hun mening of verhaal. De participanten blijken informatie te willen verzamelen tijdens het beslissingsproces. “Je wil gewoon, een soort caleidoscopisch beeld hebben van “wa zou het zijn om, ouder te zijn”.. ‘Wa is die, da heel universum van geen ouder zijn’. En, ja, je
66
wilt die ergens zo, kunnen ten opzichte van elkaar wegen. Terwijl da je ook wel weet dat da niet puur rationeel te doen is, euhm. Maar hoe meer informatie, allez.” (Tom, 34 jaar) Ze stappen meestal eerst naar de partner toe met vragen en overdenkingen. “Ik denk da wij wel verschillende keren op nen dag, dat daar op één of andere manier toch over hadden en.. Ja toetsen bij mekaar van ‘Hoe is ’t met u?’ en ‘Wa denkte gij nu?’ en.. en euhm ‘Ziedet nog zitten?’” (Silvy, 27 jaar) De participanten hebben tijdens het beslissingsproces ook de mening nodig van mensen die buiten het koppelsubsysteem staan. Ze doen dit door een moeilijke beslissing te bespreken met vrienden en ouders om hun opinie te vergelijken met die van hen. Deze ‘buitenstaanders’ bevinden zich meestal in de nabije omgeving. “En natuurlijk, ge méét ook af ten opzichte van uw vrienden en ik, met dat ik gewoon wat ouder ben heb ik meer vrienden die al vader zijn dan da zij vriendinnen heeft die, moeder zijn. ik had wel de nood… samen met Silvy, om om echt met mensen daarover te praten. Allez. Dus we hebben met een aantal bevriende koppels echt wel… ja, gebeld en gezegd ‘kunnen we daar keer over praten?’”(Tom, 34 jaar) Eveneens worden de ouders betrokken in het beslissingsproces om diens standpunt te kennen over de delicate kwestie. “Ik wist nie op voorhand hoe da mijn ouders gingen reageren ma, ik moest ‘t echt zeggen gewoon, omdat da, ja, op zo ne moment allez, ik wilde da gelijk aan mijn mama vertellen (lacht). Ja, da’s zo. Nie da ik zo nen goede band, zeker nie op diene moment had me haar ma over bij zo’n dingen, allez, ja, da kon gewoon nie da zij da nie ging weten, allez ja. Ik moest echt weten wa da ze daarover ging, ging, wa da ze d’r over dachten.” (Silvy, 27 jaar) Tijdens het zoekproces hebben de participanten ook een voorkeur om een gesprekspartner met gelijkaardige ervaringen te kunnen spreken. Dit omdat ze weten dat een persoon met een gelijkaardige ervaring allereerst niet zou veroordelen, de situatie beter zou begrijpen en eventueel raad kan geven. Zelfs verhalen van mensen met
67
gelijksoortige ervaringen kunnen al een soelaas bieden aan de vele vragen en twijfels die kunnen optreden tijdens een abortusbeslissing. “Je vraagt je wel eens af euh, “ja, hoe zit da bij andere koppels die dat euhm hebben meegemaakt”. Want, persoonlijk ken ik er nu eigenlijk gene… die euhm die ook die beslissing hebben genomen en, nu.. Ja, je denkt wel eens van, goed, “moest er daar, ja … Ja, weet ik veel een boek over bestaan over mensen, allez desnoods van anoniem natuurlijk ook euhm, die daarover getuigen, kan da misschien interessant zijn. En op natuurlijk, op zo van die beslissende momenten of keuzes vind ik da van een enorme troost om, om gewoon te zien da andere mensen, ja.. soms met zelfde twijfels e-, en en voor dezelfde keuzes of of of met zelfde tegenslagen of uitdagingen of angsten euh te maken krijgen.” (Tom, 34 jaar) “Het rare is da ’k naar mijn schoonmoeder getrokken ben (kort lachen). Dus... de vrouw waar ik zoveel problemen mee gehad heb in ‘t begin van ons relatie, was de eerste vrouw eigenlijk waar da ‘k wou mee spreken, buiten mijn directe vriendinnen... da ‘k ingelicht had. Ik wou haar ervaring weten, met haar twee abortussen da ze meegemaakt had. Zij heeft daar nooit een geheim van gemaakt. Bij mij da was iemand da nie mijn rechtstreekse moeder was of zo dus. Maar wel een moederfiguur, da wel ook betrokken was, ma toch ook weer nie té enorm betrokken. In ‘t algemeen dacht ik altijd, mensen da bijvoorbeeld ook een ervaring hebben... in verband... met dat allemaal, dat die mij beter begrepen.”(Jessica, 21 jaar)
2) Het actief op zoek gaan naar niet veroordelende, emotionele steun. Naast het verzamelen van allerlei informatie om tot een goede keuze te komen, hebben de participanten ook nood aan ondersteuning tijdens het beslissingsproces. Ze zoeken naar iemand waarbij ze terecht kunnen, niet alleen om te praten, maar vooral om begrepen te worden en niet veroordeeld te worden. “Ik had op die moment eigenlijk, na de positieve uitslag van de test,...eventjes echt emotionele steun nodig...van...eigenlijk eerder iemand da mij kent. Dus dan heb ik da me mijn vriendin besproken. Euh...Zij heeft mij enorm… gesteund en
68
geholpen en ja, zij wist perfect hoe dat tussen mij en mijn vriend zat. Zij kende mijn vriend ook, dus zij begreep mijn gevoelens d’r rond en zo...Zij heeft mij ook nooit… in een richting gestuurd. Zij heeft mij wel haar mening gezegd, op vraag van mij, maar...nie gepusht.” (Jessica, 21 jaar) “Bij mij was mijn schoonmoeder iemand da nie mijn rechtstreekse moeder was of zo dus. Maar wel een moederfiguur, da wel ook betrokken was, ma toch ook weer nie té enorm betrokken, […]. En da leek mij inderdaad ja, die verwachting zal ik dan van haar gehad hebben da zij...d’r voor mij zou geweest zijn op dieje moment, omda ze wist wat da ze zelf meegemaakt had en... Uiteindelijk, achteraf gezien, klopte da, da zij d’er voor mij ging zijn, want zij is er ook enorm geweest. Zij begreep mij direct wa da ‘k doormaakte. En...zij heeft mij ook in alles gesteund enzo.” (Jessica, 21 jaar).
2.
Een bewuste en rationele keuze willen maken om (eventuele) schuld- en
spijtgevoelens te vermijden. Een abortuskeuze blijkt gepaard te kunnen gaan met twijfel- en eventuele schuldgevoelens ten gevolge van de sociale perspectieven die er rond dit thema heersen. Om hiermee om te gaan, proberen de participanten op een bepaalde manier naar hun beslissing te kijken zodat ongewilde gevoelens onderdrukt kunnen worden.
1) Het rationaliseren van de abortuskeuze om spijt- en schuldgevoelens te vermijden. De participanten proberen hetgeen gebeurd is te beredeneren. Op deze manier hopen ze zichzelf, via rationalisering, te overtuigen van hun eigen onschuld. Er wordt emotioneel afstand genomen van het levende wezentje om de abortuskeuze gemakkelijker te kunnen maken. “Dien echo ja, is confronterend want dan zie je van, dat is echt al, ja, een soort wezentje,
allez, al is ‘t maar een embryo. Euhm. Dan wordt het gewoon
concreet, tout court en euhm. Maar ik heb wel regelmatig herhaald ook voor mezelf van: “Ja.. da is nog geen karakter, da ‘s geen persoonlijkheid, dat is”. Ja... Dat is iemand die nooit zal bestaan maar.. die zal ook niet geleden hebben daaronder of, allez. Er zijn levende mensen in de wereld die liever nooit geboren waren, ‘k bedoel. Ja... Die ku-… ja, die kunnen in 't slechtste geval alleen maar
69
zelfmoord plegen wat da natuurlijk, veel erger is, in in die zin... Ja, via filosofie probeer je dat toch, voor jezelf, eigenlijk voor een stuk te rechtvaardigen. En ‘k denk dat da, dat da, dat da wel lukt azo.” (Tom, 34 jaar) Ook na de abortus blijft er een soort inwendig betoog aan de gang. “Allez, ik denk ik ook wel soms van “oké ja, misschien nu in februari, hadden we een zoontje of dochtertje kunnen rond lopen”. Maarja, voor een stuk heb ik dat gewoon weg gerelation- … euhm weg gerationaliseerd of euh.. allez. Ja, een stuk zelfbe-, bescherming natuurlijk ook.” (Tom, 34 jaar) Silvy had reeds voorzorgsmaatregelen genomen tijdens het beslissingsproces voor het geval ze mocht komen te twijfelen aan haar abortuskeuze. Dit om haar post-abortus gevoelens onder controle te kunnen houden. “Ik heb ook zo gewoon wel wa dingen opgeschreven gewoon voor mijzelf om zo wa die, ik dacht ook voor achteraf is ’t nie slecht om, nog eens die argumenten van de moment, allez, moest ge dan spijt hebben da ge toch kunt zeggen van ‘kijk toen dacht ik da en daarom heb ik da gedaan en daarom was da goe’.” (Silvy, 27 jaar)
2) Een uitgebreid beslissingsproces hanteren als koppel om schuld- en spijtgevoelens
te
vermijden.
De
respondenten
denken
eventuele
spijt-
en
twijfelgevoelens te vermijden door lang over de moeilijke beslissing na te denken en alle mogelijke opties te overlopen met elkaar. Door tot een weloverwogen abortuskeuze te komen ervaren ze een controlegevoel dat van groot belang is om alles te kunnen verwerken. “Ja, da’s natuurlijk wel, ’t ergste of, ‘t belangrijkste da wij ooit hebben.. moeten bespreken met mekaar. Maar euhm.. ‘k Denk misschien dat net, dat zo belangrijk is dat da wel helpt om uw hoofd koel te houden en er gewoon, rustig over te praten, zo met gevoel van ‘Wij moeten hier samen uit geraken’.” (Silvy, 27 jaar) “Nu hebben we daar, bewust...bij stilgestaan en echt over nagedacht en...dat echt proberen...alle uitgangen es proberen te bekijken. We hebben echt alles...rustig bekeken van ‘Stel nu da we, ‘t kindje wel houden, hè, wa gaan we
70
dan doen? Blijven we dan… híer wonen? Wisselen we, van, dingen? Zoeken we iets voor te huren? Zien we of da we kunnen kopen? Ah, kopen is al uitgesloten’. Dus we hebben zo echt elk padjen...bekeken samen, en dan ook nagedacht als ‘t een padje was da mógelijk was in zekere zin, hebben we ook wel nagekeken van... ‘hoe zouden we ons daarbij voelen denken we? Zien we da wel zitten?’.” (Jessica, 21 jaar) Bij Emily is er juist geen lange beslissingstijd geweest. Zij ervaart dit als iets zeer negatiefs. Ze vermoedt dat haar verwerkingsproces beter geweest zou zijn als ze haar abortuskeuze langer had kunnen overdenken. Dit wijst erop dat ook zij spijt- en schuldgevoelens had willen vermijden door het beslissingsproces langer en bewuster te maken. Echter, een langer beslissingsproces leidt niet per se tot een andere beslissing, maar Emily denkt wel tot een meer overwogen beslissing te komen die schuld en spijt voorkomt. “Ik heb nie zo.. rap de beslissing genomen van ‘wa gaan we nu doen’ terwijl dat hij daar af-, ‘ahja, ge weet toch wa da ge moet doen’. ‘k Denk da we een uur nadat we het wisten direct gebeld naar zo, da centrum. En achteraf bekeken had ik da misschien wel zo een beetje rustiger hadden moeten doen of wa meer over nadenken ofzo. Gewoon al ’t feit dat een grote beslissing was, da was nie van.. zo iets snel da ge mocht beslissen, da hebben we wel te snel gedaan vind ik. Ook al da we waarschijnlijk, ja, als we nu nog een week of twee weken hadden gewacht, da we waarschijnlijk tot dezelfde conclusie waren gekomen ma gewoon.. da ge ’t gedacht heb da ge achteraf meer beredeneerd heb.” (Emily, 20 jaar)
3) Op dezelfde golflengte willen zitten met de partner en samen achter de keuze staan tijdens het beslissingsproces om schuld- en spijtgevoelens te vermijden. De participanten in dit onderzoek lijken het cruciaal te vinden samen in de abortusbeslissing te evolueren en elkaar te verstaan zodat ze een goede keuze kunnen maken en tot een goed besluit kunnen komen waar ze achteraf geen spijt of andere negatieve gevoelens aan over houden. Ze vinden het belangrijk als koppel overeen te komen over de uiteindelijke beslissing omdat je als koppel ook na de beslissing verder moet met elkaar. 71
“Ik kan geen goeie beslissing, allez, mijn beslissing is geen goeie beslissing als da tegengesteld is van u, ik wil met u verder en da ga echt nog problemen geven anders. Ik denk dat da bij sommige mensen echt lastig wel moet zijn om die pil te nemen, zeker als uw partner zo, allez als ge zo nie op dezelfde golflengte zit ofzo en ge moet dat daar allez, binnenslikken en ge weet van ‘Nu, kan ‘k niet meer terug.” (Silvy, 27 jaar)
3.
Het ingaan tegen en omgaan met de beliefs die niet stroken met de eigen
abortuservaring. Dit hogere orde thema wijst erop dat de participanten soms andere gevoelens en gedachten ervaren bij hun eigen abortuservaring dan dat ze volgens het sociale perspectief hadden verwacht. Om deze reden gaan ze de sociale perspectieven in vraag stellen. De veranderingen in beliefs situeren zich rond de gevolgen van een abortus en rond het soort mensen die een ongewenste zwangerschap meemaken.
1) Veranderingen in de beliefs omtrent de verwachte gevolgen van een abortus. Er kan opgemerkt worden dat alle participanten het idee hadden dat ze de abortus wel aankonden en dat met een abortus de problemen opgelost zouden zijn. Hierin zit het idee vervat dat abortus gezien wordt als een gemakkelijke en snelle oplossing voor een zwangerschap die onverwacht komt aankloppen. Ze dachten dat abortus een vorm van controle bood. De participanten hadden door dit idee over abortus de impact ervan onderschat. “Ge ziet, mijn leven is totaal veranderd door de abortus, maar da bes-, op diejen moment denkt ge daar gemakkelijk over van 'ik ga da emotioneel wel aankunnen'…[…]. Da koppels het misschien, zoals mij, zouden onderschatten op de moment zelf.” (Jessica, 21 jaar) “Da was dan zo van ‘ahja, ’t is al bijna opgelost’, zo van.. Allez, da’s gelijk zo.. Ja.. Waar da ge.. bijna ’t spel rond maakt van ‘’t kan gelijk zo rap op’, allez, opgelost zijn da’s ook zo wreed gezegd ma zo.. Ja.. ’t Is al bijna weer voorbij. Maja.. Dan achteraf bekeken wel veel zwaarder gehad dan.. allez.. Toen nog gedacht van ‘allez, ’t is al bijna opgelost met een telefoontje.” (Emily, 20 jaar)
72
Evenzo ervaart Silvy een tegenstelling en ambivalentie wat betreft haar voorgaande ideeën over de gevolgen van abortus. Ze dacht dat de abortus tot mentale problemen zou leiden, maar heeft hier echter geen last van. “Ik hoor toch nie zo bij de mensen, allez jong, die dan zo spijt hebben en daar echt nog veel, pff, over piekeren ofzo ‘had ‘k nu wel de juiste beslissing..’. Allez. Eerder zo geruststellend.” (Silvy, 27 jaar, tijdens het koppelinterview) Jessica blijft volledig achter haar abortuskeuze staan. Ze merkt wel bij zichzelf een tegenstrijdig gevoel op bij haar beliefs omtrent de gevolgen van een abortus, met name de post-abortus schuld- en spijtgevoelens. Ze vermeldt in plaats van de verwachte spijt of twijfel een dieperliggend gevoel. Ze ervaart eerder verdriet om iets wat ze kwijt is. “Eigenlijk tot op den dag van vandaag zijn wij alle twee nooit...een moment da we getwijfeld hebben of spijt hadden. Maar uiteraard blijf je wel d’r aan... denken en ermee bezig zitten. Dus zelfs de dag van vandaag nog als mensen mij vragen van ‘heb je dan geen spijt... bij wat da je gedaan hebt of o- ?’. Ik kan wel zeggen van, ‘neen ik heb geen spijt’, ma ja, hoe moet je dat uitleggen da je er wel...nog altijd ‘t verdriet ergens om… hebt. Om da je er wel onbewust naar uitgekeken hebt... als...ja, da klinkt zo raar om te zeggen, ma als moeder kijkt ge er naar uit van de moment da je weet dat er iets in u...leeft.” (Jessica, 21 jaar) Evenzo blijft Silvy nadenken over haar post-abortus gevoelens en gaat ze in tegen het idee dat abortus spijtgevoelens zou teweegbrengen. “Allez, want da is n-, langs ‘n ene kant, ’t is nie da ge da zomaar achter u laat, in diene zin, da zit nog in uw hoofd en af en toe denkte daar nog wel eens aan, ma ik denk er toch echt wel aan van ‘Goh, wa een chance dat nie zo is da ik nu zou bevallen’. Dus wij hebben echt wel de goeie beslissing genomen, zonder twijfel. En da is, da’s, da doet wel deugd.” (Silvy, 27 jaar) Vervolgens vragen de participanten zich af of de intimiteit in hun relatie zou ‘aangetast’ worden of veranderen door de abortus. De participanten hadden eerder verwacht dat de abortus vooral negatieve gevolgen voor de relatie met zich zou meebrengen. Ze hadden niet verwacht dat hun band juist diepgaander zou worden door het delen van de moeilijke abortusperiode.
73
“Ja ik moest daarjuist denken toen da ge zo vroeg van euh.. ‘zeg ne keer een negatief moment’ zo, da ge waarschijnlijk verwachtte da we dat zo zeker gingen zeggen ma eigenlijk, dat was echt wel.. allez.. Eigenlijk was het een nachtmerrie hè, kom ma.. als koppel vond ik da wel een periode da we, ik wel, heel dicht bij elkaar stonden en allez, dat er echt wel zo een groot gevoel van verbondenheid was.” (Silvy, 27 jaar)
2) Veranderingen in de beliefs omtrent het soort mensen die een ongewenste zwangerschap meemaken. De participanten dachten op voorhand dat abortus enkel in de lagere sociale klassen en meer bij ‘domme’ mensen voorkomt. In onderstaand citaat wordt opgemerkt dat Jessica tegen het idee ingaat dat abortus enkel bij bepaalde mensen voorkomt en haar beliefs hieromtrent wijzigt nadat ze zelf een abortus heeft meegemaakt. Ze beseft dat het iedereen kan overkomen en dat zowaar zijzelf ook in een dergelijke situatie kan terechtkomen. “Ik heb van mijn eigen het gevoel da ik een normáal iemand ben, da ik nie extreem slim ben, nie extreem dom.[…]. En dan toch, da meemaken. En dan, om ‘t zo te zeggen, ik ken ondertussen, heb ik ook mensen leren kennen da...uit een hògere sociale klasse, hoe da je ‘t zou kunnen zeggen, komen en die hebben het óok meegemaakt. Dus, of da je gij nu in ‘t laagste of in ‘t hoogste zit van de maatschappij, ik denk dat da echt nie uitmaakt en...Da beseffen er veel nie.” (Jessica, 21 jaar)
74
Discussie Bespreking Resultaten In dit onderzoek werd gepoogd meer te weten te komen over de sociale perspectieven die er heersen omtrent abortus en het beslissingsproces dat ermee gepaard gaat. Hiervoor werden twee vrouwelijke participanten en een koppel geïnterviewd. In dit kwalitatieve onderzoek werd er met behulp van semi-gestructureerde interviews op zoek gegaan naar thema’s die te maken hebben met de narratieven en de sociale perspectieven van de participanten. In wat volgt, zullen de conclusies van de twee onderzoeksvragen achtereenvolgens behandeld worden met een diepere uitleg en interpretatie van de bijhorende hogere orde thema’s. Doordat alle hogere orde thema’s met hun hoofdthema’s wat betreft de sociale perspectieven onderling met elkaar verbonden zijn is het onmogelijk deze apart te beschrijven. Daarom worden de linken onder elke onderzoeksvraag in een doorlopende tekst uiteengezet.
Onderzoeksvraag 1: Sociale Perspectieven Er bestaan verschillende sociale perspectieven rond abortus en het hele beslissingsproces hieromtrent. In dit onderzoek kwamen vooral ideeën naar boven als denken dat een baby het studentenleven, het imago van zichzelf of de familie zou schaden en ideeën omtrent verantwoordelijkheden zoals het gebruik van anticonceptie. Bij dit laatste heerst het idee dat ongewenste zwangerschappen door foutieve inname of het vergeten innemen van anticonceptie enkel voorkomt bij de lagere sociale klasse. Ook de opvatting dat je controle hoort te hebben over zoveel mogelijk factoren, zoals de vruchtbaarheid, is een sociaal perspectief dat een druk kan meebrengen en eigen is aan onze moderne maatschappij.
Uit de resultaten van dit onderzoek wordt duidelijk dat alle participanten het belangrijk vinden het beslissingsproces niet alleen te moeten doorworstelen. Vanaf het moment van het vermoeden van een zwangerschap tot aan de uiteindelijke abortusuitvoering wordt namelijk de mannelijke partner betrokken. Alle participanten
75
vinden het erg belangrijk dat hun partner direct op de hoogte wordt gebracht van de zwangerschap. Dit komt overeen met het onderzoek van Ekstrand et al. (2009) die reeds eerder aantoonden dat de meeste vrouwen het als eerste aan hun partner meedelen dat ze zwanger zijn. Eveneens kan worden opgemerkt dat de vrouwelijke participanten de mening van hun partner erg belangrijk vinden. Ze respecteren zijn mening en willen hier bovendien duidelijk rekening mee houden in hun besluit. De rol van de mening van de partner tijdens het beslissingsproces werd reeds aangetoond door Giddens (1992). Eveneens is er in de literatuur aanmerkelijk veel bewijs dat een abortuskeuze vaak op het initiatief van de partner gebeurt en dat mannen frequent een primaire rol spelen in de uiteindelijke abortusbeslissing van de vrouw (Coleman et al., 2005). Vrouwen consulteren zelfs het vaakst hun partner bij een abortusbeslissing (Törnbom et al., 1999). Deze resultaten over de invloed en de mening van de partner tijdens het beslissingsproces
kunnen
gelinkt
worden
aan
het
eerste
axioma
uit
de
systeemtheoretische communicatietheorie van Watzlavick (1970): ‘Men kan niet niet communiceren’. Wat de man ook zegt of niet zegt, het heeft een bepaalde uitwerking. Elk gedrag dat plaatsvindt tussen het koppel is een vorm van communicatie en heeft een oneindige draagwijdte. Zelfs de invloed van non-verbale (analoge) communicatie is onvermijdelijk. Dit kan eveneens opgemerkt worden in de post-abortus communicatie tussen de koppels in het onderzoek. De participanten geven aan dat er rond de abortuservaring vooral non-verbale gecommuniceerd wordt, zoals een tedere aanraking. Hierin ligt vooral de boodschap vervat dat de partners geen woorden nodig hebben om elkaars emoties aan te voelen en hierop te reageren. In het vierde hoofdthema, waarin het belang wordt aangehaald om als koppel tot de abortusbeslissing te komen, wordt aangetoond dat de vrouwelijke participanten de meeste steun vinden in de aanwezigheid, de mening en het samenhorigheidsgevoel met de partner. Het koppel geeft zelfs aan dat zij zich als subsysteem willen afgrenzen tegenover de buitenwereld. Dit spreekt het onderzoek van Aléx en Hammarström (2004) tegen waarin wordt gevonden dat de vrouwen de meeste steun krijgen van hun moeders en vrienden en de minste steun van hun partners. Hierbij betreft het echter een bepaalde groep waarvan de vrouwelijke participanten relatief jong zijn, ongehuwd en niet hoog geschoold. Tevens zijn in dit onderzoek een onstabiele relatie met de partner of een
76
vriendje in het buitenland argumenten om voor een abortus te kiezen. Minuchin (1973) spreekt in zijn structurele systeemtheorie ook over subsystemen en legt hierbij de nadruk op het begrip grens. Hij legt uit dat er regels zijn die bepalen wie wel en wie niet aan een bepaalde interactie mag deelnemen. Wat in de huidige deze studie duidelijk te zien is, is dat er een soort koppelcoalitie gevormd wordt tegen alle andere mensen, de buitenstaanders. Ook het idee verantwoordelijk te zijn voor het eigen gedrag en de ongewenste zwangerschap zelf op te lossen, kan een rol spelen in het stimuleren van de band tussen het koppel waarbij ze zich afzetten tegenover anderen. Wat kan opgemerkt worden in dit onderzoek is dat de drie vrouwelijke participanten het normaal vinden dat ze het meeste beslissingsrecht hebben bij een abortus omdat het tenslotte over hun eigen lichaam gaat. De meeste partners van deze participanten hadden een stap achteruit gezet en automatisch het abortusbeslissingsrecht bij de vrouw neergelegd. De mannelijke partners stelden dat beslissingsrecht niet eens in vraag. Dit ligt in lijn met wat SENSOA (2011) noteert, namelijk dat in de huidige maatschappij de beslissing rond het definiëren van de abortus als noodoplossing bij de vrouw wordt gelegd waarbij zij tevens beslist of ze de abortus wil ondergaan of niet. Echter, in eerder onderzoek werd reeds gevonden dat zowel mannelijke als vrouwelijke studenten van mening zijn dat de abortusbeslissing niet volledig bij de vrouw zou mogen liggen (Patel & Johns, 2009). Hoewel de vrouwelijke participanten in huidige studie vinden dat zij het meeste beslissingsrecht hebben, geven ze evenals Patel en Johns aan dat het beslissingsproces en de uiteindelijke abortuskeuze niet enkel een zaak van hen alleen is, maar een zaak is van hen als koppel. Zoals eerder aangehaald hebben ze de mening en steun van de partner nodig en willen ze samen de beslissing nemen. Er
heersen
sociale
perspectieven
rond
de
verantwoordelijkheid
van
de
zwangerschapspreventie (Turney, 2011). Hierdoor kan er genderongelijkheid ontstaan in het proces van de vruchtbaarheidscontrole. Zo kan er bijvoorbeeld
opgemerkt
worden dat het meestal de vrouwelijke partner is die gebruik maakt van anticonceptie, waarbij de pil het meest gehanteerde anticonceptiemiddel is (SENSOA, 2011). Omdat de vrouw meestal instaat voor de vruchtbaarheidscontrole kan de gedachte subtiel aanwezig zijn dat vrouwen verantwoordelijk zijn voor het falen van het anticonceptiegebruik (Ekstrand et al., 2009). Vervolgens kan de vrouw verantwoordelijk worden gesteld voor de ongewenste zwangerschap. In de huidige maatschappij wordt
77
het preventief tegengaan van een zwangerschap echter gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid tussen man en vrouw (Ekstrand et al., 2009). Dit is ook duidelijk terug te vinden in huidige resultaten, die aangeven dat het verantwoordelijkheidsaspect voor het eigen gedrag een prominente plaats inneemt bij beide partners. Beide seksen willen de verantwoordelijkheid delen in het abortusbeslissingsproces. Meer bepaald maken de vrouwelijke participanten duidelijk dat ze de mening van hun partner volledig gelijk willen stellen aan die van henzelf. Dit komt overeen met resultaten van Törnbom et al. (1999) die aantonen dat vrouwen meer gezamenlijk met hun partner kiezen voor een abortus en tevens meer gedeelde verantwoordelijkheid hebben De vrouwen in de studie van Törnbom et al. zitten echter in een stabiele relatie of zijn gehuwd. De participanten in dit onderzoek zijn daarentegen niet gehuwd en wat betreft hun relatie kan er alleen vanuit gegaan worden dat deze stabiel lijkt. Aan het verantwoordelijkheidsaspect wordt automatisch de schuldvraag gekoppeld. Schuld ervaren gaat over het verantwoordelijk zijn voor een fout. Gegeven de perceptie dat de vrouw verantwoordelijk is voor zwangerschapspreventie (Ekstrand et al., 2009), kan dit op zijn beurt leiden tot de schuldvraag die louter bij de vrouwelijke partner wordt gelegd. Hieraan gekoppeld bestaat de vrees dat de mannelijke partner de vrouw als schuldige aanwijst voor de ongewenste zwangerschap. Uit de interviews van deze studie wordt echter geen enkele keer de schuld voor het falend anticonceptiegebruik bij de vrouw gelegd. Wel komt er duidelijk naar voren dat elk individu vragen en zorgen rond de schuldvraag in zijn/ haar achterhoofd heeft, maar niemand als schuldige aanwijst. Tevens willen alle partners van de participanten hun verantwoordelijkheid opnemen. Het koppel in kwestie kan eveneens sterke gevoelens van schaamte ervaren rond de ongewenste zwangerschap. Schaamte is het onaangename gevoel dat je iets niet of anders had moeten doen. Omwille van de perceptie verantwoordelijk te zijn voor je eigen gedrag kan schaamte ervaren worden als hier niet aan tegemoet gekomen wordt. Bij de participanten wordt er schaamte ervaren omtrent de ‘vroege’ en ongewenste zwangerschap omdat hiermee niet overeengekomen wordt aan het beeld van een studentenleven, het ideaalbeeld van ouders of omdat het imago geschaad kan worden. Er blijft eveneens een stigma hangen rond abortus (Cockrill et al., 2013). Hoewel is uitgewezen dat de Belgische bevolking een meer tolerante houding heeft aangenomen
78
tegenover abortus over de jaren heen, lijkt abortus nog steeds taboe te zijn (SENSOA, 2011). De vrouw kan schrik hebben voor oordelen, isolatie, zelfveroordeling en veroordeling door de gemeenschap omtrent abortus (Cockrill et al., 2013). Koppelend aan de huidige studie kan worden opgemerkt dat het taboe rond abortus nog steeds een jaar na de ingreep blijft hangen. Er wordt een schaamte ervaren omdat abortus niet iets is waarmee te koop wordt gelopen of waar men trots op kan zijn. Dit omdat een abortus eveneens,
zoals
een
ongewenste
zwangerschap,
onverantwoord
gedrag
kan
weerspiegelen. De opvatting dat abortussen vaker voorkomen bij jongere personen wordt tegengesproken door statistieken. Deze tonen aan dat inderdaad bijna de helft van de zwangere Vlaamse tienermeisjes de zwangerschap liet afbreken in 2009 (SENSOA, 2011). Echter, als de abortuscijfers beter worden bestudeerd, worden de meeste abortussen uitgevoerd bij twintigers en dertigers. In Vlaanderen werden specifiek gezien in 2009 80,5% van alle ingrepen uitgevoerd in de leeftijdscategorie van 20 tot 30 jaar waarbij de groep van 20 tot 24-jarigen het sterkst vertegenwoordigd waren (SENSOA, 2011). Dit wil zeggen dat van alle abortussen in 2009 in Vlaanderen ruim één op de vier in de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar voorkwam. Eveneens toont het onderzoek van Sedgh et al. (2013) aan dat in de meeste landen het aantal legale abortussen is gestegen onder vrouwen in de leeftijdscategorie 20 tot 29 jaar. Het maatschappelijke idee heerst dat vooral tienermoeders zich in een noodsituatie bevinden met een ongewenste zwangerschap, geen twintigers of dertigers, waardoor abortussen juist vaker worden toegeschreven aan jongere personen. Evenzo heerst dit idee bij de participanten in huidig onderzoek. Meer nog, het vooroordeel heerst dat een ‘vroege’ of tienerzwangerschap eerder voorkomt in een bepaalde bevolkingslaag, met name de minder opgeleide sociale klasse. Dit vooroordeel heerste ook deels bij onze participanten die in eerste instantie ontsteld waren en aangaven dat ze in paniek waren toen ze realiseerden dat een ongewenste zwangerschap ‘ook mij kan overkomen’. De onderschatting van het risico op zwanger worden is eveneens aangetoond door Ekstrand et al., (2009). Hierbij moeten we opmerken dat de steekproef bestaat uit studenten die behoren tot de hogere socio-economische klasse. De resultaten uit dit onderzoek geven een paradoxaal effect weer van de huidige sociale perspectieven: De hogere socioeconomische klasse denkt meestal dat ongeplande, ‘te vroege’ zwangerschappen veel
79
vaker bij de lagere klasse voorkomen en veroordelen deze klasse daarvoor. Ze denken dat de lagere socio-economische klasse ‘dommer’ en meer onverantwoord te werk gaat waardoor ongewenste zwangerschappen en abortussen vaker voorkomen. Zie Veenhoven (1974) die wijst op het relatief slecht anticonceptiegebruik in de lagere sociale milieus met als gevolg daarvan een grotere frequentie van ongewenste zwangerschappen. Echter, in feite zouden mensen met een hogere sociaal economische status juist de groep kunnen zijn die zich het meest gediend voelt met een abortus (zij het op iets latere leeftijd) aangezien studies en ambities in deze klasse vaak een meer doorslaggevende rol spelen in de abortusbeslissing. Dit is het geval bij de participanten in deze studie die nu zelf naar de abortusmethode grijpen die ze eerst veroordeelden. Verder verwijten de participanten zichzelf omdat ze toch ongewenst zwanger geworden zijn, ondanks een betere beschikbaarheid en kennis over anticonceptie dan de lagere socio-economische klasse. Het feit dat de participanten 20 jaar en ouder zijn heeft een effect op de sociale perspectieven die gevonden worden in dit onderzoek. Bij de participanten blijkt ambivalentie te heersen rond de maatschappelijke leeftijdsnorm om zwanger te zijn en het eigen idee biologisch gezien wel de leeftijd te hebben om zwanger te zijn. Het idee geen tienermoeder te zijn, kan de drempel om voor een abortus te kiezen verhogen. Deze situatie lijkt op het eerste zicht minder op een noodsituatie omdat een twintigjarige reeds meer volwassen is dan een tiener en dus beter zijn verantwoordelijkheid kan opnemen. Ambivalente gevoelens omtrent het idee van een zwangerschapsleeftijd wordt veroorzaakt door het verschil tussen enerzijds het idee de verantwoordelijkheid te moeten opnemen voor de ongewenste zwangerschap, ‘al oud genoeg’ te zijn om voor een kind te zorgen en in een stabiele relatie te zitten met de partner, en anderzijds het idee dat de maatschappij een ‘perfecte’ leeftijdsnorm aangeeft voor het oprichten van een gezin. Alle participanten geven aan dat zij eigenlijk niet meer de leeftijd hebben waarop sowieso voor een abortus moet gekozen worden. Echter, ze voelen zich eveneens verplicht hun verantwoordelijkheid op te nemen voor de gevolgen van hun eigen gedrag, meer bepaald de ongewenste zwangerschap. Coleman et al. (2005) toont reeds eerder aan dat de ambivalentie tussen de eigen wens om zwanger te zijn versus de druk van buitenaf (druk of dwang van de partner, anderen of levensomstandigheden) die ingaat tegen deze wens resulteert in meer schuldgevoelens, depressie, enzovoort. De
80
ambivalentie kan duidelijk opgemerkt worden bij alle participanten, maar gevoelens zoals schuld en depressie zijn niet eenduidig. Het gebruik van anticonceptie is geïdentificeerd als voornaamste factor om het aantal ongeplande of ongewenste zwangerschappen te reduceren (Ali et al., 2011). Er kan een algemene trend opgemerkt worden sinds in de jaren ’70 het gebruik van de anticonceptiepil meer in trek kwam (Goldin & Katz, 2000). Hierbij wordt vastgesteld dat de aanvangsleeftijd van een zwangerschap is gestegen sinds de jaren ’70 en dat meer vrouwen hun weg naar de professionele sector vonden. De maatschappij is eerder gericht op het uitbouwen van een carrière dan op het uitbouwen van een gezin. Dit heeft zowel een effect op de overtuigingen van vrouwen en mannen wat betreft de aanvangsleeftijd van een zwangerschap. Bovendien kan het ideeën en vooroordelen met zich meebrengen over vrouwen die reeds op een ‘jonge’ leeftijd zwanger worden. Het is moeilijk onderscheid maken tussen de persoonlijke ideeën van de participanten hieromtrent en de invloed van de maatschappelijke normen op deze ideeën aangezien iedereen beïnvloed wordt door de context waarin geleefd wordt. Wel konden de participanten duidelijk aangeven dat ze zich door hun situatie afzetten tegen de heersende normen en opvattingen. Zij waren immers op ‘jonge’ leeftijd zwanger, maar zaten toch in een levensfase waarin ze niet bepaald met blijde verwachting uitkeken naar een kindje. Volgens SENSOA (2011) zijn de voornaamste redenen om voor een abortus te kiezen persoonlijke redenen, zoals het zich niet klaar voelen voor het ouderschap of geen kinderwens hebben. Relationele redenen worden steeds vaker als motief gegeven. Financiële redenen zijn eveneens in 2009 licht toegenomen. De participanten in huidig onderzoek letten tijdens het beslissingsproces inderdaad op de financiële status, maar dit vormt geen hoofdreden om voor de abortus te kiezen. De financiële status wordt vooral vernoemd in het licht van het student zijn. Omdat de meeste participanten geen vast inkomen hebben, menen ze nog niet klaar te zijn te kunnen zorgen voor kinderen. Alsook de bezorgdheid dat de ongewenste zwangerschap zou interfereren met de huidige partnerrelatie wordt vermeld in het rapport van SENSOA. Jongere vrouwen hebben ook het gevoel dat kinderen de mogelijkheid ontnemen om een stabiele partnerrelatie uit te bouwen (Sedgh et al., 2013). En inderdaad, de participanten vermelden geen moeilijkheden in de partnerrelatie, maar stellen zich eerder vragen rond
81
de kwaliteit en stabiliteit van de huidige partnerrelatie. Wat echter de doorslaggevende factor is in het abortusbeslissingsproces van de participanten is dat ze menen niet in de juiste levensfase te zitten om een kind op te voeden. Ze veronderstellen eerst een stabiele levenssituatie te moeten uitbouwen vooraleer ze kunnen beginnen aan verantwoord ouderschap. Het nu nog niet kunnen creëren van een goede context voor een kind kan aangevoeld worden als een belemmering om het kind een goede toekomst te kunnen bieden. Bij de participanten in huidig onderzoek zijn, evenals SENSOA (2011), Benson (2004) en Coleman et al. (2005), de meest voorkomende motieven om voor abortus te kiezen bezorgdheden rond het ouderschap. Bij het idee dat er voor een zwangerschap een stabiele context gecreëerd moet worden en dat er tijd en ruimte moet zijn om goed te kunnen beginnen aan het ouderschap moet opgemerkt worden dat er een nuance verschil zit in hoe dit idee kan opgevat worden: Het koppel kan zichzelf werkelijk nog niet in staat zien een zo goed mogelijke levenssituatie aan te bieden aan hun kind omdat ze nog aan het studeren zijn, denken dat de partnerrelatie stabieler moet zijn of zich emotioneel gezien nog niet klaar voelen voor het ouderschap. Ze vinden het belangrijk eerst een bepaalde periode in hun leven af te sluiten vooraleer ze beginnen aan een volgende fase, zoals het ouderschap. Hierbij kan verwezen worden naar de verschillende fasen in de cyclus van gezinsontwikkeling van Minuchin (1973) waarbij de participanten in de eerste fase zitten, met name ‘gezinnen die gevormd worden’. Elke fase vraagt zijn eigen aanpassingen. De participanten voelen zich nog niet klaar voor gezinsuitbreiding. Echter, de zwangerschap kan ook letterlijk als beperking gezien worden. Alle participanten hebben schrik dat een kind op hun leeftijd eerder een beperking zou zijn op de activiteiten die in deze leeftijdscategorie uitgevoerd worden, zoals studies, carrière, hobby’s of andere persoonlijke plannen. Dit komt overeen met het rapport van SENSOA (2011) en het onderzoek van Sedgh et al. (2013). Het idee dat een zwangerschap een beperking inhoudt van het leven en er eerst aan een paar voorwaarden moet voldaan worden vooraleer er een goede basis is om aan een kind te beginnen, kan ook sterk cultureel afhankelijk zijn (Goldin & Katz, 2000; Wang & Buffalo, 2004; Benson, 2004). Eveneens komt dit alles overeen met het onderzoek van Ekstrand et al. (2009) die achterhaalden dat de meeste jonge vrouwen het idee hebben dat volgende factoren noodzakelijk zijn vooraleer een kind ter wereld te brengen: stabiele financiën, werk en een langdurige relatie met de partner. Abortus wordt gezien
82
als een oplossing als aan deze voorwaarden niet voldaan is. De percepties van de vrouwen in hun onderzoek blijken nauw verweven te zijn met de sociale verwachtingen die heersen in de maatschappij. Reeds eerder werd vermeld dat de participanten zich veeleer vragen stellen rond de stabiliteit en de kwaliteit van hun partnerrelatie tijdens het abortusbeslissingsproces. Onderzoek heeft uitgewezen dat de kwaliteit van de relatie van grote invloed blijkt te zijn op de keuze van de vrouw om haar zwangerschap te beëindigen of niet (Giddens, 1992). De vrouwen overdenken de status en diepgang van hun relatie vooraleer ze aan kinderen zouden beginnen met hun partner (Coleman et al., 2005). Als naar de relatiekwaliteit tussen de koppels van de steekproef wordt gekeken, lijkt elke relatie stabiel te zijn. Het complete eerste hogere orde thema onder de eerste onderzoeksvraag draait immers rond het idee van de vrouwelijke participanten hun partner zonder twijfel te willen betrekken tijdens het beslissingsproces. En meer zelfs, de participanten vermelden duidelijk dat ze willen dat de relatie zeker goed zit vooraleer te beginnen aan kinderen. Er wordt bij de participanten heel bewust nagegaan wat de impact van een kind voor hen als koppel betekent. Ze beoordelen hierdoor de kwaliteit van hun relatie. Het was een van de voorwaarden van dit onderzoek dat de partners minstens 6 maanden moesten samen zijn om te proberen vermijden dat het om een vluchtige relatie ging. Tevens zijn de participanten allemaal twintigers. Er wordt verondersteld dat de kans op een stabiele relatie op deze leeftijd groter is dan een relatie in de tienerjaren. Het besef ineens een kind te kunnen krijgen, brengt veranderingen teweeg in hun eigen perspectief als koppel. De duale verhouding man en vrouw zou evolueren naar een triangulaire manvrouw- kind verhouding. Het feit dat ze zich nog niet hadden kunnen voorbereiden op het ouderschap brengt verwarring en faalangst met zich mee. Sedgh et al. (2013) ondervinden dat abortussen onder jonge vrouwen vaak het verlangen reflecteren om het krijgen van kinderen uit te stellen. Zo willen de participanten in huidige studie eveneens handelen in het belang van een toekomstig kind door het kind een goede toekomst te kunnen bieden met een stabiele partnerrelatie en stabiele financiën. Indien ze dit nog niet kunnen bieden aan hun kind, lijkt abortus de geschikte oplossing. Ze willen eveneens nog meer tijd hebben als koppel, enerzijds om te genieten van elkaar, anderzijds om de kwaliteit van de relatie te versterken. Echter, hoewel voor hen de
83
huidige levenssituatie niet geschikt lijkt voor het hebben van een kind, is de wens bij alle participanten wel aanwezig voor het hebben van een kindje met hun huidige partner in de toekomst (Törnbom et al., 1999). Dit moment zou dan goed bevonden worden wanneer het koppel vindt een stabiele levenssituatie gecreëerd te hebben voor het toekomstige kindje. Wat reeds bleek uit voorgaande literatuur is dat er geen eenduidig antwoord bestaat op de vraag of abortus gelinkt is aan mentale problemen. Enerzijds wordt aangetoond dat deze samenhang er niet is (Charles et al., 2008), anderzijds werd er wel een link gevonden tussen een ongewenste zwangerschap en mentale problemen (The Lancet, 2011). Eveneens zijn er moderatoren en mediators onderzocht die een negatieve of positieve invloed kunnen hebben op de mentale gezondheid (Coleman et al., 2005). Sedgh et al. (2012) tonen aan dat er een laag risico is op fysieke complicaties bij veilig geïnduceerde abortussen. Evenals in de studie van Törnbom et al. (1999) de participanten tijdens het interview na over eventuele complicaties door de abortus Abortus wordt gelinkt met onvruchtbaarheid, maar eveneens met een posttraumatische depressie en andere fysieke verwikkelingen (Chamberlain, 2009).
Onderzoeksvraag 2: Hoe gaan Mensen om met deze Sociale Perspectieven Ten eerste komt in huidige studie naar voren dat de participanten hun gedachten en gevoelens willen bespreken met mensen om deze chaotische gedachten en gevoelswereld te kunnen ordenen en verwerken. Hierbij willen ze vooral hun eigen mening aftoetsen aan de mening van mensen hun nabije en intieme omgeving, zoals de partner, vrienden en ouders. Ook willen ze te rade gaan bij mensen met gelijksoortige ervaringen omdat ze dan verwachten niet veroordeeld te worden en het best begrepen te worden door deze personen. Daarnaast gaan ze actief op zoek naar emotionele steun. Deze niet veroordelende steun hebben ze immers nodig gedurende het beslissingsproces om de verschillende gevoelens en gedachten die door hun hoofd razen, zoals schuld en schaamte, te kunnen verwerken. De participanten onthullen hun ongewenste zwangerschap en abortuskeuze slechts aan een selecte groep mensen. Ze voelen er zich beter bij hun abortus enkel aan diegenen bekend te maken die het meest ondersteunend zouden zijn (Cockrill et al, 2013). Dit bevestigt het onderzoek van Major et al. (1990)
84
dat achterhaalt dat zelfs vrouwen die enkel dichte naasten vertellen over de abortus een slechtere post-abortus aanpassing vertonen wanneer ze deze naasten niet echt als ondersteunend ervaren. Het is dus erg belangrijk dat de steun die gezocht wordt ook echt ervaren wordt als ondersteunend. Evenals de partners en vrienden kunnen ouders als de voornaamste bron van ondersteuning beschouwd worden (Ekstrand et al., 2009). De ouders kunnen als steunfiguren fungeren voor emotionele, financiële en andere ondersteuning. Onderzoek toont aan dat eens een adolescente zwanger is, de aard en kwaliteit van de gezinscommunicatie nauw gerelateerd kan zijn aan de keuze van de adolescente om wel of niet toe te vertrouwen aan haar ouders dat ze een abortus wil ondergaan (Griffin-Carlson & Mackin, 1993). Alle participanten delen mee een goede relatie met hun ouders en alleszins met de moeder te hebben. Bijna alle ouders van de participanten ondersteunen uiteindelijk hun dochter gedurende het beslissingsproces en abortuskeuze. Toch vroegen niet alle koppels in huidige studie direct naar de mening van hun ouders. Hoewel ze de ouders als een van de belangrijkste steunfiguren aanwijzen, delen twee van de vier participanten mee dat ze hun ouders liever niet direct hebben ingelicht over de uiteindelijke abortusbeslissing. De factoren die bij de participanten het meest spelen bij de beslissing om te zwijgen tegen de ouders zijn schrik voor veroordeling voor de ongewenste zwangerschap omdat ze weten dat de ouders een zwangerschap op deze leeftijd niet zouden goedkeuren. Eveneens willen ze de ouders niet belasten met dit abortusdilemma. Er kan geconcludeerd worden dat de mening en ondersteuning van de ouders inderdaad van groot belang zijn voor de participanten (Ekstrand et al., 2009). Daarenboven is het juist ómdat de mening van hun ouders zo belangrijk is dat de meeste participanten hun ouders liever niet betrekken in het beslissingsproces. Ze weten hoeveel invloed deze mening zou hebben, maar willen vooral zélf en samen met de partner de abortuskeuze maken. Ten tweede willen de participanten een bewuste en rationele keuze maken om (eventuele) schuld- en spijtgevoelens preventief tegen te gaan. Hierbij proberen ze de abortus te rechtvaardigen voor zichzelf. Dit soort denken en rationalisering van de abortuskeuze vindt zowel plaats tijdens het beslissingsproces als na de uitgevoerde abortus. Er kan vastgesteld worden dat het moeilijk is onderscheid te maken tussen het sociaal wenselijk antwoorden van een individu of niet.
85
In tegenstelling tot het onderzoek van Törnbom et al. (1999), waarbij de meerderheid van de Zweedse en Deense vrouwen direct voor een abortus kozen na de ontdekking van een ongewenste zwangerschap, kan worden opgemerkt dat alle koppels in huidige studie een zeer uitvoerig abortusbeslissingsproces wensen. Ze willen genoeg tijd spenderen aan deze ingrijpende beslissing zodat ze er bewust en uitgebreid over kunnen nadenken. Hiermee denken ze negatieve post-abortus gevoelens te kunnen vermijden. Dit bevestigt het onderzoek van Coleman et al. (2005) dat het abortusbeslissingsproces identificeert als een van de belangrijkste variabelen voor een goede post-abortus aanpassing. Bij een snel beslissingsproces met druk van buitenaf vermoeden de participanten post-abortus spijt- en twijfelgevoelens te ervaren, evenals de studie van Coleman et al. waarin vastgesteld wordt dat druk van de partner om een abortus te ondergaan geassocieerd is met post-abortus schuld, en andere negatieve emoties zoals spijt en woede. Bij dit uitgebreide beslissingsproces vinden de participanten het eveneens belangrijk dat ze als koppel op dezelfde golflengte zitten en samen evolueren. Uit de interviews blijkt dat de steun en aanwezigheid van de mannelijke partner een positieve uitwerking heeft op de abortusverwerking van de vrouw. Deze steun en aanwezigheid van de mannelijke partner werd reeds eerder aangetoond door Ekstrand et al. (2009). Als laatste kan worden gezien dat de participanten opmerken dat de sociale perspectieven niet helemaal overeenkomen met hun eigen abortuservaring. Als gevolg worden deze sociale perspectieven of beliefs in vraag stellen gesteld en zo nodig aangepast. Er is als het ware een coping met de sociale perspectieven. Deze coping draait rond de verwachte post-abortus gevoelens en het idee van het soort mensen waarbij abortus voorkomt. Zo melden alle participanten dat ze minder zullen oordelen over andere mensen nu ze zelf een abortuservaring hebben meegemaakt. Omdat een abortus in het huidige onderzoek bijvoorbeeld vooral als oplossing wordt gezien, kan de impact ervan onderschat worden. Een significante minderheid verwacht verdriet en schuld en alle vrouwelijke participanten denken vooraf de abortus emotioneel aan te kunnen met de focus op het idee na de abortus weer direct aan het leven te kunnen beginnen (Foster et al., 2012). Major et al. (1990) vermelden tevens dat vrouwen in hun studie de abortus niet als buitengewoon traumatisch ervaren. Ofschoon een ongewenste zwangerschap en de uiteindelijke beslissing om de zwangerschap af te
86
breken vaak beschreven worden als zeer stressvol wordt de onmiddellijke nasleep van abortus bij de meeste vrouwen niet vermeld als zeer stresserend. Na een abortus kan bijvoorbeeld juist opluchting ervaren worden (Coleman et al., 2005). Wanneer een vrouw onverwacht geconfronteerd wordt met een ongewenste zwangerschap kan een abortus immers als de oplossing aangevoeld worden (Sedgh et al., 2013). De kans hebben weer door te kunnen gaan met het leven zonder de beperking van een zwangerschap zorgt voor verademing. Een abortus geeft de vrouw de mogelijkheid haar leven weer op te bouwen (Zabin et al., 1989). De participanten ervaren inderdaad terug met een schone lei te kunnen beginnen na de abortus. Foster et al. (2012) vermelden eveneens opluchting en zelfverzekerdheid als de meest gerapporteerde emoties die vrouwen verwachten te voelen na een abortus. Desalniettemin dragen de vrouwelijke participanten de abortus op de een of andere manier nog met zich mee. Er wordt bij alle participanten een bepaalde gevoeligheid opgemerkt wanneer de geboortedatum van het ongeboren kindje nadert. De verdrongen gevoelens rond de abortus lijken bij de participanten als het ware naar boven te komen tijdens deze periode. Abortus is iets anders dan een miskraam. Bij een miskraam kan er gerouwd worden, bij een abortus wordt dit niet getolereerd aangezien er zelf voor gekozen wordt. Mede hierdoor kan de vrouw met een verdriet komen te zitten. Verdriet over het kindje dat er niet is gekomen. Dit is een verdriet dat ze niet goed kwijt kan omdat er niet over abortus wordt gepraat. Evenzo spoort de omgeving aan tot doorgaan met het leven, niet achterom te kijken, en erover te zwijgen. Vrouwen hebben echter erkenning nodig voor de vele gevoelens die een abortus en het beslissingsproces met zich kunnen meebrengen (Coleman et al., 2005). Ook blijkt het vertellen van het verhaal rond de abortus een opluchting en een essentieel onderdeel te zijn tijdens het verwerkingsproces van alle gevoelens en ideeën die meespelen.
Beperkingen en Suggesties voor Verder Onderzoek Dit onderzoek betreft een beperkt steekproef. Dit zorgt enerzijds voor verschillende limitaties waardoor conclusies met enige voorzichtigheid moeten getrokken worden en moeten geplaatst worden in een bepaald licht. Anderzijds zorgt deze steekproef ook voor mogelijkheden.
87
Een eerste limitatie is de grootte van de steekproefgroep. Dit zorgt ervoor dat de bekomen resultaten moeilijk te generaliseren zijn naar een grotere groep. Dit is echter eigen aan kwalitatief onderzoek omdat de focus vooral ligt op de rijkdom aan informatie (Fossey et al., 2002; van Zwieten & Willems, 2004). De resultaten uit deze steekproef maken het echter enkel mogelijk uitspraken te doen over deze selecte groep. De drie vrouwelijke individuen zijn namelijk studentes en ongehuwd waarvan twee partners ook studenten zijn. Tevens gaat het over een gelijkaardige leeftijdsgroep die zich in een hogere socio-economische klasse situeert. Eveneens lijken de participanten zich in een stabiele partnerrelatie te bevinden. Hieruit kan opgemerkt worden dat het een homogene steekproef betreft. De mogelijkheid dient zich hierbij aan dat de resultaten eenduidig geïnterpreteerd kunnen worden. Er is namelijk een hoge interne validiteit (hogere socioeconomische klasse, volwassenen, stabiele partnerrelatie). Een tweede bedenking is dat dit onderzoek maximum één jaar na de abortus is uitgevoerd. Dit zorgt voor een indruk van bevindingen op korte termijn. Verder onderzoek zou kunnen toespitsen op dezelfde doelgroep op lange termijn. Er zou kunnen gekeken worden naar de langere termijn perspectieven en eventuele veranderingen in deze sociale perspectieven na de abortus over de jaren heen. Tevens is het interview gebaseerd op een momentopname. Hierdoor zijn de resultaten van het interview niet gecontroleerd voor eventuele ruzies of spanningen in de partnerrelatie, of eenvoudigweg de twijfels en gevoelens over de eigen abortus van de geïnterviewde op dat moment zelf. De stabiele relatie waarin de participanten lijken te verkeren op het moment van het interview zegt niet alles over de kwaliteit ervan. Dit is een beperking voor de externe validiteit van de resultaten. De bevindingen van de resultaten kunnen bijvoorbeeld niet veralgemeend worden naar 18-jarigen die geen vaste relatie hebben. In het huidig onderzoek werd er daarom goed doorgevraagd over hoe de geschiedenis van de partnerrelatie momenteel is. Ook werd er duidelijk doorgevraagd naar hoe het koppel de abortus heeft ervaren en er nu mee omgaat 1. Een vierde bedenking kan gemaakt worden rond het verzamelen van de data. Dit werd niet gedaan door de thesisstudentes die de data analyseerden. Een interview live zien en horen kan echter voor andere interpretaties en accenten zorgen bij het analyseren van de data dan wanneer het interview enkel wordt beluisterd. Echter, het 1
Het systeemdenken maakt ons op subtiele wijze gevoelig voor de manier waarop alles met alles verband houdt.
88
betrekken van meerdere personen in het verzamel- en analyseproces (thesisbegeleidster en twee collega thesisstudentes) vergroot eveneens de validiteit van het onderzoek (Stiles, 1993). Verder onderzoek kan uitgaan naar verschillen in sociale perspectieven over verschillende groepen heen. Sociale perspectieven kunnen namelijk verschillen naargelang de leeftijd en de levensfase. Cockrill et al. (2013) vinden immers dat vrouwen die 40 jaar en ouder zijn minder bezorgd zijn om veroordeeld te worden voor een abortus dan vrouwen die tussen 19 en 24 jaar oud zijn. De sociale perspectieven kunnen bijvoorbeeld eveneens een andere uitwerking hebben op het post-abortus aanpassingsproces van vrouwen die voor een abortus kiezen vanuit bezorgdheid voor het ouderschap versus op vrouwen die voor abortus kiezen omwille van medische redenen. Het zou eveneens interessant zijn een steekproef samen te stellen met proefpersonen uit verschillende bevolkingslagen waarbij kan worden nagegaan welke sociale perspectieven leven over verschillende bevolkingslagen heen, en meer bepaald welke perspectieven verschillend zouden zijn, zoals schuld en schaamte. Cockrill et al. vinden alleszins geen verschil qua educatie in scores wat betreft zelfveroordeling en bang zijn veroordeeld te worden. Ook zouden bepaalde bevolkingsgroepen kunnen onderzocht worden. In de Belgische bevolking zijn er sowieso groepen (minderheden) die een andere bril hebben waardoor ze een andere referentiekader hebben (Törnbom et al., 1999). Het zou een waardevolle aanvulling kunnen zijn op reeds bestaande kennis om groepen als belijdende joden, moslims en christenen te onderzoeken en te weten te komen welke beslissingen zij anders nemen en hoe zij omgaan met de heersende sociale perspectieven. Evenals bevolkingslagen en -groepen kan er ook gefocust worden op de sociale perspectieven wat betreft de burgerlijke status van individuen. In SENSOA (2011) kan in het rapport van de Evaluatiecommissie teruggevonden worden dat ruim 67% van de abortuscliënten in België in 2009 ongehuwd was. Eveneens vinden Törnbom et al (1999) terug dat gehuwd zijn een verschil blijkt weer te geven in de soort houding die vrouwen hebben tegenover abortus. Een andere aanbeveling voor verder onderzoek is het bevragen van mensen die eveneens een ongewenste zwangerschap hadden, maar deze uitdroegen en het kind hielden: Hoe heeft dit hun eigen perspectieven op zwangerschap en abortus beïnvloed?
89
In toekomstig onderzoek moet gelet worden dat eveneens de mening en percepties van mannen bevraagd wordt. Hun waarde en belangrijke rol in de partnerrelatie gedurende het beslissingsproces is reeds gebleken (Ekstrand et al., 2009). Ook zij delen evengoed de verantwoordelijkheid bij een zwangerschap en een abortusbeslissing. Het geheel is immers meer dan de som van de delen.
Algemene Conclusie De percepties van de vrouwen in dit onderzoek blijken nauw verweven te zijn met de sociale verwachtingen die heersen in de maatschappij. De maatschappij waarin geleefd wordt bepaalt de sociale perspectieven en heeft wel degelijk een (onbewust) effect op beslissingsprocessen van mensen. Het taboe dat heerst rond abortus houdt tegen dat er open kan gesproken worden over dit delicaat onderwerp en mensen bewust worden van het effect van deze sociale perspectieven. Ook kan het nietverantwoordelijk handelen als factor dienen voor het in stand houden van het taboe dat heerst rond abortus. Een ongewenste zwangerschap en een abortus weerspiegelen immers onverantwoord gedrag waarvoor schuld, schaamte, twijfel en spijt, zelfoordeel en schrik voor veroordeling de gevoelens zijn die overeenkomen met de verwachtingen van dit onderzoek en gelinkt zijn aan dit verantwoordelijkheidsaspect. In deze maatschappij, waar de kennis en beschikbaarheid van anticonceptie goed is, wordt tenslotte verwacht dat men verantwoord gedrag kan stellen en zodoende een zwangerschap kan vermijden en plannen. Tevens blijkt heel duidelijk het idee te heersen dat zwangerschap een inperking is in de huidige levensfase van de participanten. De participanten, die nog steeds student zijn, voelen zich nog niet klaar voor het ouderschap en zien abortus als uitweg. Het verloop van het beslissingsproces blijkt een belangrijke factor te zijn voor de post-abortus aanpassing van de vrouwelijke participanten. De rol van de mannelijke partner hierbij mag niet onderschat worden. De vrouwelijke participanten ontvangen zowel rust, steun en een aftoetsing met hun partner. Uit huidig onderzoek blijkt bovendien dat meer bepaald het omgaan met de eigen sociale perspectieven en die van hun partner tijdens het beslissingsproces in belangrijke mate bepaalt wat de post-abortus aanpassing zal zijn.
90
De abortusstijging in ons land toont de noodzaak aan verder onderzoek te verrichten naar het abortusbeslissingsproces om de levenskwaliteit van vrouwelijke individuen en hun partners gedurende deze periode op een goede manier te kunnen opvolgen en verbeteren.
91
Referentielijst Adamczyk, A. (2008). The effects of religious contextual norms, structural constraints, and personal religiosity on abortion decisions, Social Science Research, 37(2), 657-672. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50(2), 179-211. Aléx, L, & Hammarström, A. (2004). Women’s experiences in connection with induced abortion – a feminist perspective. Scandinavian Journal of Caring Sciences, 18, 160-168. Ali, M.M., Amialchuk, A., & Dwyer, D.S. (2011). Social network effects in contraceptive behavior among adolescents. Journal of Developmental and Behavioral Pediatrics, 32(8), 563-571. Benson, J.M. (2004). After the adolescent pregnancy: parents, teens, and families. Child and Adolescent Social Work Journal, 21(5), 435-455. Bradshaw, Z., & Slade, P. (2005). The relationship between induced abortion, attitudes toward sexuality, and sexual problems. Sexual and Relationship Therapy, 20, 390-406. Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psychology, 3, 77-101. Broen, A.N., Moum, T., Bodtker, A.S., & Ekeberg, O. (2006). Predictors of anxiety and depression following pregnancy termination: A longitudinal five-year follow-up study. Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica, 85, 317-23. Carlton, C.L., Nelson, E.S., & Coleman, P.K. (2000). College students’ attitudes toward abortion and commitment to the issue. The Social Science Journal, 37(4), 619625. Carr, A. (2006). Family therapy. Concepts, process and practice. Third Edition. Chichester, U.K.: Wiley-Blackwell.
92
Charles, V.E., Polis, C.B., Sridhara, S.K., & Blum, R.W. (2008). Abortion and longterm mental health outcomes: a systematic review of the evidence. Contraception 78, 436-450. Cockrill, K., Upadhyay, U.D., Turan, J., & Foster, D.G. (2013). The stigma of having an abortion: Development of a scale and characteristics of women experiencing abortion stigma. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 45(2), 79-88. Coleman, P.K., & Nelson, E.S. (1999). Abortion attitudes as determinants of perceptions regarding male involvement in abortion decisions. Journal of American College Health, 47(4), 164-171. Coleman, P.K., Reardon, D., Strahan, T., & Cougle, J.R. (2005). The psychology of abortion: A review and suggestions for future research. Psychology and Health, 20(2), 237-271. Coleman, P.K., Rue, V.M., Reardon, D.C., & Cougle, J. (2002). State-funded abortions versus deliveries: A comparison of outpatient mental health claims over 4 years. American Journal of Orthopsychiatry, 72(1), 141-152. Dahlbäck, E., Maimbolwa, M., Yamba, C.B., Kasonka, L., Bergström, S., & RansjöArvidson, A.B. (2010). Pregnancy loss: Spontaneous and induced abortions among young women in Lusaka, Zambia. Culture, Health & Sexuality,12, 247262. Daugherty, J.D. (2011). ‘Should I tell him?’ How women decide to include or exclude their partners in emergency contraception decisions. International Journal of Sexual Health, 23(4), 282-296. Ekstrand, M., Tydén, T., Darj, E., & Larsson, M. (2009). An illusion of power: Qualitative perspectives on abortion decision-making among teenage women in Sweden. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 41(3), 173-180. Emirbayer, M., & Goodwin, J. (1994). Network analysis, culture, and the problem of agency. American Journal of Sociology, 99(6), 1411-1454. England, P., Shafer, E.F., Wu, L.L. (2012). Premarital conceptions, postconception (“shotgun”) marriages, and premarital first births: Education gradients in U.S.
93
cohorts of white and black women born 1925-1959. Demographic Research, 27(6), 153-166. Fishbein, M., & Ajzen, I. (1977). Attitude-behavior relations: A theoretical analysis and review of empirical research. Psychological Bulletin, 84(5), 888-918. Fossey, E., Harvey, C., McDermott, F. & Davidson, L. (2002). Understanding and evaluating qualitative research. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 36, 717-732. Foster, D.G, Gould, H., & Kimport, K. (2012). How women anticipate coping after an abortion. Contraception, 86(1), 84-90. Giddens, A. (1992). The transformation of intimacy: Sexuality, love and eroticism in modern societies. Stanford, California: Stanford University Press. Goldin, C., & Katz, L.F. (2002). The power of the pill: oral contraceptives and women’s career and marriage decisions. Journal of Political Economy, 110(4), 730-770. Grady, W.R., Klepinger, D.H., Billy, J.O., & Cubbins, L.A. (2010). The role of relationship power in couple decisions about contraception in the US. Journal of Biosocial Science, 42(3), 307-323. Griffin-Carlson, M.S., & Mackin, K.J. (1993). Parental consent: Factors influencing adolescent disclosure regarding abortion. Adolescence, 28(109), 1-11. Hanlon, C., & Whitley, R. (2010). Between life and death: exploring the sociocultural context of antenatal mental distress in rural Ethiopia. Archives of Women’s Mental Health, 13(5), 385-393. Henshaw, S.K. (1998). Unintented pregnancy in the United States. Family Planning Perspectives, 30(1), 24-29 & 46. Hoffmann, J.P., & Johnson, S.M. (2005). Attitudes toward abortion among religious traditions in the United States: Change or continuity? Sociology of Religion, 66(2), 161-182. Husfeldt, C., Hansen, S.K., Lyngberg, A., Noddebo, M., & Pettersson, B. (1995). Ambivalence among women applying for abortion. Acta Obstetricia et Gynecologia Scandinavica, 74, 813-817.
94
Improving care for women with unwanted pregnancies (2011). The Lancet 378(9809), 2050. Kenny, C.B. (1993). Social influcence and opinion on abortion. Social Science Quarterly 74(3), 560-574. Kroelinger, C.D., & Oths, D.S. (2000). Partner support and pregnancy wantedness. Birth, 27(2), 112-119. Leathers, S.J., & Kelley, M.A. (2000). Unintented pregnancy and depressive symptoms among first-time mothers and fathers. American Journal of Orthopsychiatry, 70(4), 523-531. Lundberg, S., & Plotnick, R.D. (1998). Effects of state welfare, abortion and family planning policies on premarital childbearing among white adolescents. Family Planning Perspectives, 22(6), 246-251 & 275. Major, B., Cozzarelli, C., Sciacchitano, AM., Cooper, M.L., Testa, M., Mueller, P.M. (1990). Perceived social support, self-efficacy, and adjustment to abortion. Journal of Personality and Social Psychology, 59(3), 452-463. Manning, W. D., Longmore, M.A., & Giordano, P.C. (2005). Adolescents' involvement in non-romantic sexual activity. Social Science Research, 34(2), 384-407. Maso, I. & Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom. Mattheeuws, A. (1983). Omtrent sociale perspectieven. Systeemtheoretisch Bulletin, 1(3), 13-25. Miller, A.J. (2012). Cohabiting men’s preferences for and roles in determining the outcomes of unexpected pregnancies. Sociological Forum, 27(3), 708-731. Miller, W.B. (1994). The relationship between childbearing motivations and attitude toward abortion among married men and women. Family Planning Perspectives, 25, 165-168. Miller, K.S., Kotchick, B.A., Dorsey, S., Forehand, R., & Ham, A.Y. (1998). Family communication about sex: What are parents saying and are their adolescents listening? Family planning perspectives, 30(5), 218-222 & 235.
95
Minuchin,
S.
(1973).
Gezinstherapie,
analyse
van
de
gezinsstructuur
en
gezinsstructuurtherapie. Utrecht: Het Spectrum BV Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco Patel, C J., & Johns, L. (2009). Gender role attitudes and attitudes to abortion: Are there genderdifferences? The Social Science Journal 46(3), 493–505. Philipsen, H., & Vernooy-Dassen, M. (2004). Kwalitatief onderzoek: Nuttig, onmisbaar en uitdagend. Huisarts en Wetenschap, 47(10), 288-292. Rogers, C. (1951). Client-centered therapy: Its current practice, implications and theory. Constable: London. Schuyten, G. (2004). Het kwalitatief interview. In: Modellen van empirisch onderzoek I. Universiteit Gent: Vakgroep Data-analyse. Sedgh, G., Bankole, A., Singh, S., & Eilers, M. (2013). Legal abortion levels and trends by woman’s age at termination. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 45(1), 13-22. Sedgh, G., Singh, S., Shah, I.H., Ahman, E., Henshaw, S.K., & Bankole, A. (2012). Induced Abortion: incidence and trends worldwide from 1995 to 2008. The Lancet, 379(9816), 625-632. SENSOA (2011). Feiten en cijfers: Abortus in België. Sensoa v.z.w, 1-12. Stets, J.E., & Leik, R.K. (1993). Attitudes about abortion and varying attitude structures. Sociel Science Research, 22(3), 265-282. Stiles, W.B. (1993). Quality control in qualitative research. Clinical Psychology Review, 13, 593-618. Sri, B.S., & Sundari Ravindran, T.K. (2012). Medical abortion: Understanding perspectives of rural and marginalized women from rural South India. International Journal of Gynecology and Obstetrics, 118(1), S33–S39. Törnbom, M., Ingelhammar, E., Lilja, H., Svanberg, B., & Möller, A. (1999). Decisionmaking about unwanted pregnancy. Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica, 78, 636-641.
96
Turney, L. (2011). The Denial of paternity: Pregnancy as a risk to the ‘pure relationship’. Sociology, 45(6), 1110-1125. Vanwesenbeeck, I., Bakker, F., & Gesell, S. (2010). Sexual health in the Netherlands: Main results of a population survey among Dutch adults. International Journal of Sexual Health, 22(2), 55-71. Van Zwieten, M., & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en Wetenschap, 47, 38-43. Veenhoven, R. (1974). Geestelijke gezondheid en sociaal milieu. Ongewenste zwangerschap als oorzaak van relatief slechtere geestelijke gezondheid in gedepriveerde sociale milieus. Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde, 52, 26-29. Walzer, S. (1994). The role of gender determining in abortion attitudes. Social Science Quarterly, 75(3), 687-693.
Wang, G-Z., Buffalo, M.D. (2004). Social and cultural determinants of attitudes toward abortion: a test of Reiss’ hypotheses. The Social Science Journal, 41(1), 93-105. Watzlawick, P. , Beavin, J. H. & Jackson, D.D. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer, Van Loghum Slaterus. Zabin, L.S, Hirsch, M.B., Emerson, M.R. (1989). When urban adolescents choose abortion: Effects on education, psychological status and subsequent pregnancy. Family Planning Perspectives, 21(6), 248-255.
97
Bijlage 1 Brieven aan Participanten
Beste mevrouw/juffrouw, Beste mijnheer,
Zou u willen meewerken aan een onderzoek van de Universiteit Gent omtrent hoe koppels de beslissing nemen om een ongewenste zwangerschap af te breken en hoe zij daarover praten. Wij willen jullie dan ook alvast hartelijk danken voor het lezen van deze brief.
Waarom willen wij jullie dit vragen? Weinig onderzoek is nog maar verricht naar het precieze verloop van een abortusbeslissing, in tegenstelling tot het vele onderzoek naar het waarom en het effect van deze beslissing. Wij vinden het als onderzoekers echter heel erg belangrijk om aan mensen zelf te vragen hoe zij deze abortusbeslissing hebben ervaren. Met behulp van jullie antwoorden op de belangrijke vraag naar het HOE van zo’n beslissing, kunnen wij in de toekomst proberen om andere koppels beter te helpen bij deze beslissing. Het is daarbij absoluut niet de bedoeling om jullie beslissingsproces over te doen of om na te gaan hoe jullie nadien op de beslissing terug kijken. Wij willen wel graag – in de rol van onderzoekers - jullie individuele ervaringen horen met betrekking tot hoe jullie deze beslissing als partners hebben genomen.
Hoe willen wij jullie ervaringen te horen krijgen? Kort samengevat leggen wij een aantal thema’s aan jullie voor waarover we graag wat meer te weten zouden komen. Het gaat daarbij om vragen zoals hoe voelden jullie je bij het spreken met anderen over de ongewenste zwangerschap of de abortus? Hoe hebben jullie die beslissing tot abortus elk op jullie eigen manier ervaren? Welke verwachtingen, wensen en invloeden speelden bij elk van jullie mee? Dit soort vragen leggen wij aan jullie voor met behulp van een semi-gestructureerd interviewschema. Dit bekent dat wij jullie een aantal standaardvragen stellen, maar aan de hand van jullie antwoord, bijkomende vragen stellen. Dit om duidelijk te begrijpen wat jullie bedoelen. Het interview bestaat steeds uit twee delen: het eerste deel vragen stellen wij aan de ene partner, daarna volgt een gelijkaardig interview met de andere partner. Tijdens het interview met de ene partner, kan de andere partner iets anders doen. Elk individuele interview duurt ongeveer één uur. Voorafgaand aan de individuele interviews is er steeds een kort gesprek met jullie beiden, evenals een kort gesprek
98
nadien. In totaal duurt het onderzoek dus ongeveer 2u30. De interviews worden opgenomen op een taperecoder. Het interview gebeurt standaard op de Faculteit Psychologie of Pedagogische Wetenschappen of op de Faculteit Geneeskunde, beiden gelegen in Gent, maar er is een mogelijkheid om het interview ook thuis te laten plaatsvinden. Na afloop van het interview, krijgen jullie twee cinematickets in ruil voor jullie deelname. De verwerking van de gesprekken gebeurt uiteraard volledig anoniem. Dit betekent dat, na uittypen van het gesprek, jullie namen worden los gekoppeld van de inhoud van het interview. Na het uittypen worden ook de interviews gewist van de recoders. Op deze manier kan nadien geen enkele link meer gelegd worden met de personen die aan deze studie deelnamen. Dit conform de Wet op de privacy. Wij willen hierbij ook sterk benadrukken dat de studie los staat van het abortuscentrum en zijn werking. Als laatste willen wij jullie de procedure -
tot deelname uitleggen:
Jullie moeten op dit moment minimum 6 maanden een relatie hebben Jullie moeten voldoende Nederlands spreken Het interview moet binnen het jaar na de abortus plaatsvinden Voor deelname stuur je een e-mail naar
[email protected]
Wij bedanken jullie alvast op voorhand en hopen elkaar binnenkort te zien. Met vriendelijke groeten, Drs. Joke Vandamme & Prof. Ann Buysse Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen In samenwerking met Marlies Welter, Astrid De Smet en Sharon Loose (thesisstudenten) ______________________________________________________________________ ___________ Indien jullie nog vragen hebben met betrekking tot dit onderzoek, neem contact op met
[email protected] of op het nummer 09/332.63.94 of 09/264.86.14
99
Bijlage 2 Antwoordkaartje voor- en achterkant
100
Bijlage 3 Interview Schematische Thema’s Thema “geschiedenis partnerrelatie”
- SAMEN
Voor ik aan jou (jullie) een aantal vragen voorleg omtrent de onbedoelde zwangerschap die jij en X (jullie) hebben megeemaakt, zou ik jou en X (jullie) eerst wat beter willen leren kennen. Zou je daarom iets kunnen vertellen over jouw relatie met X (jullie relatie)? Probes: begin, verloop, hij/zij als partner, momenten die je bijblijven, huidig, levensfase
Thema “individuele beleving zwangerschap” - INDIVIDUEEL Nu ik al iets meer over jullie weet, zou ik het graag met jou even hebben over de periode waarin je zeker wist of doorhad dat jullie onbedoeld zwanger waren. Zelf Zou je iets kunnen vertellen over hoe voor jou die periode was? Probes: kennis zs, gevoelens, gedachten, gedrag Kun je ook vertellen waaraan je in die periode nood had? Nu je mij hebt verteld hoe die periode voor jou was, zou ik het graag met jou even hebben over hoe dat volgens jou zat bij jouw partner. Partner Zou jij mij kunnen vertellen over hoe jij denkt dat die periode voor jouw partner was? Kun je mij vertellen hoe dat was voor jou, dat jouw partner zich volgens jou zo voelde?
HOOFDVRAAG: Je hebt mij nu al verschillende dingen verteld over hoe jij die periode hebt beleefd waarin je wist dat je onbedoeld zwanger was. Ik zou daarbij straks even willen ingaan op de gesprekken die je had met andere mensen over de onbedoelde zwangerschap. Ook zou ik het nog meer in detail willen hebben over hoe de beslissing er is gekomen om die
101
onbedoelde zwangerschap uiteindelijk af te breken. Maar eerst zou ik graag volgende open en algemene vraag aan jou willen stellen. Kun je uitleggen hoe jullie als partners van elkaar, als koppel, zijn omgegaan met die onbedoelde zwangerschap? Thema “communicatie over zwangerschap” (VOOR) Dan zou ik het nu graag met jou even hebben over de gesprekken die jij had met andere mensen over die onbedoelde zwangerschap. Ik zou het daarbij willen hebben over de gesprekken die je had vóór de abortus. Partner Zou je iets kunnen vertellen over de gesprekken die je met je partner had over de onbedoelde zwangerschap vóór de abortus? -
Hoe kwamen elk van die gesprekken tot stand? Probes: wanneer, wie initieerde, verwachtingen, wensen
-
Hoe verliepen elk van die gesprekken? Probes: inhoud, einde, context
-
Hoe heb jij die gesprekken beleefd? Probes: gevoelens/gedachten
-
Hoe denk je dat je partner die gesprekken heeft beleefd?
-
Hoe was dat voor jou, dat jouw partner zich volgens jou zo voelde bij die gesprekken?
Anderen Kun je iets vertellen over de (eventuele) andere gesprekken die je met andere mensen dan je partner had over de onbedoelde zwangerschap vóór de abortus? -
Hoe kwamen elk van die gesprekken tot stand?
-
Hoe verliepen elk van die gesprekken?
-
Hoe heb jij die gesprekken beleefd?
102
Vergelijking Kun je vertellen in welke mate die gesprekken leken op of verschilden van elkaar? -
Kun je een voorbeeld geven van wat voor jou een goed gesprek was?
-
Kun je een voorbeeld geven van wat voor jou een eerder slecht gesprek was?
Kun je vertellen hoe die gesprekken leken op of verschilden van andere gesprekken die je al hebt gehad met je partner? Thema “Beslissingsproces” Dan zou ik het nu graag met jou even hebben over hoe die beslissing er is gekomen om de onbedoelde zwangerschap af te breken. Proces Kun je uitleggen hoe dat precies is gegaan, beslissen om die onbedoelde zwangerschap af te breken? Probes: eerste keer gedacht, eerste keer besproken,
defintieve beslissing,
kantelmomenten Op welke manier heb jij volgens jou, invloed gehad op de beslissing tot abortus? Op welke manier heeft jouw partner volgens jou invloed gehad op de beslissing? Beleving en vergelijking Koppel Kun je uitleggen hoe dat voor jullie als koppel was, om tot die beslissing te komen? Kun je vertellen hoe die beslissing zich situeert in de geschiedenis en toekomst van jullie partnerrelatie? Hoe verschilde van of geleek deze beslissing op andere beslissingen die jullie als koppel ooit al hadden of hebben genomen? Individu Kun je uitleggen hoe dat voor jou, als persoon was, om tot die beslissing te komen?
103
Hoe verschilde van of geleek deze beslissing op andere beslissingen die jij als persoon ooit al had of hebt genomen?
Invloed Kun je vertellen wat en wie er allemaal door jouw hoofd is gegaan tijdens die beslissingsperiode? Hoe ben jij met die gedachten aan die personen/gebeurtenissen omgegaan? Thema “communicatie over zwangerschap” (NA) Kun je iets vertellen over de gesprekken die je met je partner had over de onbedoelde zwangerschap na de abortus? Probes: hoe tot stand, welk soort gesprekken, beleving
Kun je iets vertellen over de gesprekken die je met andere mensen dan je partner had over de onbedoelde zwangerschap na de abortus? Probes: hoe tot stand, welk soort gesprekken, beleving
Kun je vertellen hoe die gesprekken na de abortus geleken op of verschilden van de gesprekken die je had met hen vóór de abortus?
Afsluit 1) Zijn er volgens jou dingen die niet aan bod gekomen zijn in dit interview, waar je het graag nog over zou hebben?
- Stop interview 2) Hoe heb jij dit interview ervaren? Hoe denk je dat jouw partner dit interview ervaren zal/zou hebben? 3) Indien graag hulp voor de toekomst: CAW-mogelijkheid!!
4) SAMEN:
104
-
Zouden jullie na deze interviews nu samen een soort van terugkoppeling kunnen maken van wat er tijdens deze individuele interviews volgens elk van jullie gezegd is geweest omtrent de ervaring van de confrontatie met een onbedoelde zwangerschap?
-
Welke dingen zouden jullie, nu jullie hier als koppel samenzitten, nog willen toevoegen aan de individuele interviews van daarnet omtrent hoe jullie zijn omgegaan met de onbedoelde zwangerschap?
-
Welke dingen zouden jullie eventueel van elkaar willen weten omtrent de individuele interviews van daarnet?
-
Welke dingen zouden jullie eventueel graag nog aan elkaar zeggen voor jullie naar huis gaan?
105