1 Multatuli als levensbeschouwelijk idool: tekst van de voordracht gehouden door Bert Gasenbeek op 8 december 2010 op de publieksavond „Misschien is niets geheel waar, en zelfs dát niet‟. 1
Dames en heren, Ik wil het in mijn voordracht met u hebben over Multatuli als levensbeschouwelijk idool voor vrijdenkers en humanisten. In een interview van Elsbeth Etty met de Multatuli-biograaf Dik van der Meulen uit 27 september 2002 oordeelt de interviewster over Multatuli: „een zo‟n gecompliceerd persoon als Douwes Dekker, met zijn uitzinnige geldsmijterij, zijn gokverslaving, zijn christuscomplex, zijn veelwijverij, zijn megalomanie…. In een publicatie stelt Van der Meulen: ook zijn opvattingen over democratie, het koningshuis en het socialisme zijn zeker conservatief te noemen. Men kan zich afvragen waar nu die fascinatie en zelfs die verering voor Multatuli door veel vrijdenkers en humanisten vandaan kwam en komt. Uiteraard leiden vrijdenkers en humanisten in de regel ook geen onberispelijk leven – niets menselijks is de vrijdenker en humanist vreemd – maar in het kiezen van helden of iconen lijken ze toch wel vaak hoge standaarden aan te leggen. Toch noemen veel vrijdenkers en humanisten Multatuli als de persoon die grote betekenis heeft gehad als inspiratiebron voor hun levensbeschouwing. Levensbeschouwing opgevat als een zingevingskader om het menselijk bestaan te kunnen begrijpen en te hanteren. En die levensbeschouwing is nu precies het onderwerp dat naar mijn mening onderbelicht is gebleven. De onderwerpen die in beschouwingen over Multatuli veelal aan de orde komen zijn: religiekritiek, antikolonialisme of ontwikkelingssamenwerking, strijd tegen sociaal onrecht, vrouwenemancipatie, en esthetiek.
Multatuli en de vrijdenkers. Multatuli was erelid van de vrijdenkersbeweging maar toch is hij nooit lid geworden van de toenmalige vrijdenkersvereniging De Dageraad. Hij had namelijk een ambivalente houding ten opzichte van de vrijdenkers. Voor veel vrijdenkers was en is hij een icoon bij uitstek en voor velen ook een grote inspiratiebron. Multatuli vond zijn trouwste aanhangers bij de vrijdenkers. Niet alleen publiceerde hij zijn binnen en buiten de vrijdenkersbeweging belangrijke Gebed van den Onwetende in het vrijdenkersblad De Dageraad van april 1861, ook sprak hij vaak en bevlogen op bijeenkomsten van de Dageradianen. In 1864 en 1865 was Multatuli het stralende middelpunt tijdens de bijeenkomsten van De Dageraad in overvolle zalen en vanaf augustus 1866 vergaderde de vereniging zelfs onder een borstbeeld van Multatuli. Verder verschenen er speciale tijdschriftafleveringen over Multatuli en nog decennialang vierden de vrijdenkers de geboortedag van Multatuli. Het is dus zeker geen al te boude uitspraak om te stellen dat hij door nogal wat vrijdenkers in de 19e eeuw als een heilige werd vereerd.
1
In deze bijdrage heb ik geen noten opgevoerd. Zie voor een uitvoerige versie mijn artikel „De roeping van de mens is mens te zijn‟: Multatuli als inspiratiebron voor vrijdenkers en humanisten‟ in: Gasenbeek,Bert, „Misschien is niets geheel waar … en zelfs dat niet‟Multatuli: inspiratiebron voor vrijdenkers en humanisten. Papieren Tijger/Vrije Gedachte (2010), pp. 151-176.
2 Op 9 juli 1882 besloot de vrijdenkersvereniging De Dageraad om Multatuli het erelidmaatschap aan te zullen bieden; ze deden dat in de aanwezigheid van 41 leden bijeen in het gebouw der Maatschappij “tot Nut van ‟t Algemeen” te Amsterdam. Als we het uittreksel van de notulen van deze vergadering erbij pakken dan lezen we: „Vervolgens werd met applaus tot lid van verdienste der Vereeniging De Dageraad benoemd de heer E. Douwes Dekker (Multatuli) te Nieder-Ingelheim bij Mainz.‟ (Destijds woonde Multatuli in Duitsland.) Lid van verdienste dus en geen erelid … maar zou hij het eerbetoon accepteren? Want Multatuli wilde altijd dat anderen hem zouden volgen, hij zou niemand volgen: „Ik kan met niemand meegaan. Men had moeten meegaan met my‟. Hoe Multatuli op het eerbetoon reageerde lezen we in een brief: „Het lidmaatschap van den Dageraad durfde ik langen tyd niet aannemen. Al eischen de leden niets van my, ik zelf voel toch, dat hun vereerende benoeming verplichtingen oplegt. Niet zeker dááraan te kunnen voldoen – verzekerd byna van m‟n te kort komen! – heb ik lang geweifeld. Er heeft ‟n brief (…) gereed gelegen, waarin ik verzocht de benoeming in te trekken‟. Uiteindelijk deed hij dat niet en liet Multatuli na lang twijfelen op 7 oktober 1882 weten dat hij het erelidmaatschap accepteerde, maar wegens verdriet en zwakke gezondheid er vanaf moest zien om naar Nederland te komen. De ambivalente houding van Multatuli zelf verhinderde niet dat hij nog vaak geëerd en vereerd werd. Zo werd bijvoorbeeld zijn geboortedag op 2 maart 1914 herdacht door de Amsterdamse vrijdenkers in de zaal van de „Mij. Van den Werkende Stand‟ in Amsterdam. Ook wil ik nog de viering van het 150-jarig bestaan van de vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte (voorheen De Dageraad) in oktober 2006 te Amsterdam in herinnering roepen. Na de opening van het jubileumcongres op vrijdagmiddag 13 oktober in Krasnapolsky gingen de deelnemers onder leiding van de bestuurleden naar het standbeeld van Multatuli op de Singel om een krans te leggen. Aansluitend werd een bezoek gebracht aan het Multatuli Museum, gevestigd in het geboortehuis van de schrijver, Korsjespoortsteeg 20. Een duidelijke onderstreping van de continuïteit van de meer dan innige relatie van de vrijdenkersvereniging met Multatuli kunnen we hieruit afleiden.
Blijvende inspiratiebron Aan de hand van de publicaties van zeven bekende vrijdenkers en humanisten heb ik in mijn bijdrage aan de bundel proberen te achterhalen waaruit de fascinatie van deze mensen voor Multatuli nu bestond, en of hij ook in deze tijd nog een inspiratiebron voor het vrijdenken en humanisme kan zijn. Ik behandelde: Adrien Gerhard, Jan Hoving, Anton Constandse, Jaap van Praag, Garmt Stuiveling, Piet Spigt en Wim van Dooren. Ik zal vanavond bij een aantal van hen stilstaan. Laat ik beginnen bij Adrien Henri Gerhard (1858-1948) naast vrijdenker ook onderwijzer, socialist en opvoedingsdeskundige onder de vrijdenkers . In zijn bundels Ideën schreef Multatuli regelmatig over opvoeding. Zijn stelling was kort gezegd:„het kind via rationele en empirische weg zelf tot inzicht laten komen‟.
3 Voor Gerhard waren de opvattingen van Multatuli over opvoeding van groot belang. Gerhard ontwikkelde namelijk de opvoedingsidealen voor de vrijdenkers: een principieel ongodsdienstige opvoedingsleer. Een „alzijdige opvoeding‟ waarbij „consequent alle ideologische grondslagen voor opvoeding en onderwijs van de hand werden gewezen‟. In de publicatie over Multatuli met de toepasselijke titel Een zaaier ging uit om te zaaien, luidt de eerste zin van de bijdrage van Gerhard als volgt: „Misschien is er niemand, die zóóveel invloed gehad heeft op opvoeding en onderwijs als juist Multatuli, zij ‟t dan ook langs weinig zichtbare wegen…‟ Gerhard schrijft verder dat naast alle pedagogiekstudie die hij zelf gekregen had: „voor mijn praktijk als ouder en onderwijzer van niemand zooveel geleerd als van Multatuli. Denkelijk nog wel ‟t meest hierdoor, dat hij terecht mocht zeggen: “ik geef wenken, geen regels”. (Idee 46)‟. En dat principe bracht Gerhard zelf ook in de praktijk want hij bleef heel zijn leven de ideeën van Multatuli over opvoeding propageren en droomde ervan dat de onderwijzers in spé „al die studie-boeken zullen wegkeilen, en zich met schitterend oog en brandende wang zullen werpen in de denkbeeldenzee door Multatuli uitgestort‟. Ook de markante vrijdenker Jan Hoving (1877-1939) bekend als redacteur van de Vrijdenker en als voorzitter van De Dageraad, en van het door hem ontwikkelde „positief atheïsme‟ is duidelijk beïnvloed door Multatuli. Hoving wilde met name Multatuli populariseren vanwege zijn godsdienstkritiek: „Wij zetten Multatuli‟s arbeid als hervormer voort. Karaktervol zal weer De Dageraad worden en een eerlijk en sterk en klaar woord zal zij spreken, het woord van het positieve atheïsme. Niet om Multatuli‟s voeten willen we echter blijven zitten. De richting, die hij aanwees willen we ook gaan‟. Het positief atheïsme moest volgens Hoving de ongelovige een levensbeschouwing bieden op een atheïstische basis, gericht op „een intens geluk, een geluk, veel reëler dan welk massief of verdund geloof ook in staat is te produceren‟ Hoving vond ook dat Multatuli het grote voorbeeld was van de vrijdenkerij: „Mocht ooit de vrijdenkersbeweging in Holland op dwaalwegen geraken, zoo zal ze zich immer weer aan Multatuli kunnen oriënteren‟. Hij schreef dat in zijn publicatie met de titel Multatuli als vijand van het godsdienstig bijgeloof en als verkondiger eener atheïstische wereldbeschouwing Dus nog in 1920 – ter herdenking van de honderdsten geboortedag van Multatuli – en 60 jaar na het verschijnen van Max Havelaar - vindt één van de grote voormannen van de vrijdenkers uit het interbellum het de moeite waard om een omvangrijke bloemlezing uit te brengen. Voor Anton Constandse (1899-1985), journalist, anarchist, hervormer, vrijdenker en humanist, was Multatuli gedurende zijn gehele leven van grote betekenis. In zijn jeugd was Multatuli voor hem een inspiratiebron en een groot voorbeeld. Op negentienjarige leeftijd hield Constandse al diverse lezingen over Multatuli voor de leden van de SociaalAnarchistische Jongeren Organisatie (SAJO). De betekenis van Multatuli bespreekt Constandse uitvoerig in de brochure Multatuli als hervormer, een omgewerkte radiolezing ter herdenking van de vijftigste sterfdag van Multatuli. Hij schetst Multatuli daarin vooral als sociaal en geestelijk hervormer.
4 Een hervormer die „… in conflict heeft geleefd met zijn tijd, en die nieuwe waarheden verkondigde welke felle weerstand ontmoetten‟. En Constandse vervolgt: „Multatuli [is] de opstandige verwekker geweest van onrust en ontevredenheid. Hij, die voortdurend te keer ging tegen het eeuwige “praten” schreeuwde om daden – daden van zelfverheffing des volks - van verlichting en van bevrijding – daden van recht en van menselijkheid‟. Multatuli deed dat in een periode (1860- 1880) waarin Nederland in een economische en sociale malaise verkeerde. Hoewel Multatuli, vervolgde Constandse, beslist geen socialist was, was hij door zijn felle aanklachten tegen het onrecht de „kampioen der arbeidersklasse‟. Daarbij wijst Constandse onder andere op de brochure Pruisen en Nederland (1867), waarin Multatuli in felle woorden ageerde dat „… men de arbeider ellendig slecht voedde, zijn geestelijke ontwikkeling verwaarloosde, en zo berustte in het lage beschavingspeil der massa‟. Constandse was het echter niet met Multatuli eens dat – zoals hij dat in Vorstenschool verwoordde – het volk gered kon worden door „edele vorsten en leiders‟. Volgens Constandse – die altijd fel republikein was en tot 1937 anarchist – kan alleen een volk zichzelf bevrijden en alleen zelf zijn rechten handhaven. Als vrijdenker was Multatuli voor Constandse veel meer dan alleen een godloochenaar. Hij benadrukte dat bij Multatuli de zedelijke betrouwbaarheid van mensen voorop stond – Multatuli was ervan overtuigd dat er een natuurlijke moraal bestond, de mens wéét van nature wat goed en kwaad is – en dat „ (…) een onzedelijke Godloochenaar niet zijn [Multatuli‟s] geestverwand zou zijn (…)‟. En dan citeert hij Multatuli: „er [zijn] ongelovigen (…) die beneden het geloof staan. Ik huiver van de broederschap met de zodanigen…‟. Constandse, zelf meer een humanist dan louter een atheïst, was het zeer met Multatuli eens dat het onzin is om te stellen „dat een goddeloze ook een zedeloos mens zou zijn‟. Multatuli heeft voor Constandse vooral grote betekenis gehad als geestelijk hervormer: „Een eigenzinnig, individualistisch, autoritair schrijver, zeker. Maar niemand als hij heeft in een muffe en benauwde atmosfeer zo wijd de vensters opengeworpen, waardoor frisse lucht kon binnenstromen‟ Ik sta even kort stil bij de bekende humanist, Multatuliaan en letterkundige Garmt Stuiveling (1907-1985). Jarenlang voorzitter van het Multatuli Genootschap en een belangrijk bezorger van het Verzameld Werk van Multatuli. De betekenis van Multatuli is volgens Stuiveling vooral dat hij „duizenden heeft gewekt uit hun sleur, en hen gewezen op de taak van onafhankelijk denken en van onbevreesd handelen‟. En Multatuli ( „omkeren is mijn métier‟, had deze gezegd) deed dat vooral in zijn Ideën: „door het omkeren van het bestaande, het aantasten van het traditionele, het vernietigen van de sleur. Het gezag, of dit zich voordoet in politieke, godsdienstige, wetenschappelijke, artistieke of morele vorm, vindt in hem een ongenadig bestrijder‟. Naast die kritische gezindheid ten aanzien van alle gezag ziet Stuiveling de betekenis van Multatuli, vooral in zijn onvoorwaardelijke geloof in de menselijke mogelijkheden. Natuurlijk nam bij Multatuli de geloofskritiek een belangrijke plaats in, maar hij was in ethisch opzicht volgens Stuiveling een „humanist‟.
5 Multatuli,’n bevrijder Een man die zich ook intensief en langdurig met Multatuli heeft beziggehouden is Piet Spigt (1919-1990). Spigt is naar mijn mening een ondergewaardeerde publicist, vrijdenker en humanist. Spigt was zeer betrokken bij Multatuli. Zo was hij jarenlang bestuurslid en erelid van het Multatuli Genootschap en hij werkte tientallen jaren mee aan de Verzamelde Werken van Multatuli. In één van zijn studies – „Multatuli, ‟n bevrijder – laat Spigt mijns inziens heel goed de volgens hem blijvende betekenis van Multatuli zien. Spigt meent dat Multatuli, vanuit het besef dat „godsdienst maatschappelijk reactionair functioneerde‟, voortgestuwd is in de ontwikkeling: „…uit zijn dogmatisch verzwakt maar ethisch en esthetisch geladen godsgeloof naar een twijffeloos en uiterst agressief, want verontwaardigd atheïsme. In deze geest heeft hij zijn unieke gestalte gekregen van de wekker en de leraar van een onoverzienbaar deel van het Nederlandse volk.‟ Voor Spigt was Multatuli letterlijk de zich zelf bevrijdende, „de bevrijder van dogmatisme en hypocrisie‟ van de 19e eeuw, die onder vrijdenkers erg belangrijk was bij hun evolutie van „het vage deïsme naar het uitgesproken ongeloof van later tijd.‟ Wat zijn nu voor Spigt de belangrijkste elementen die Multatuli een welhaast tijdloze betekenis, ik zou haast zeggen een nog steeds inspirerend voorbeeld, geven? Spigt noemt er drie. Allereerst de systematische twijfel die de grondslag vormde van een basishouding en aanzette tot zelfstandig onderzoek. Niet voor niets begint Multatuli zijn Ideën met „Misschien is niets geheel waar, en zelfs dát niet‟. Spigt benadrukt daarbij dat het Multatuli niet ging om een nieuw denksysteeem te ontwikkelen, maar juist om het open houden van het denken. Ten tweede is Multatuli een ontmaskeraar geweest, „een eminente, weergaloze bestrijder van de schijnheiligheid, van de grootspraak, van de onzin‟. Daarbij moesten vooral predikanten en politici het ontgelden. Het derde aspect van Multatuli‟s betekenis wordt door Spigt de sociale bewustwording genoemd, oftewel een zedelijke verontwaardiging over de erbarmelijke positie van met name de arbeidersklasse. Hij heeft grote groepen bekend gemaakt met het besef van het autonome zedelijke oordeel – als antwoord op de geloofskritiek – en het besef van menselijke verantwoordelijkheid. Met de door Spigt gebruikte begrippen „autonome zedelijk oordeel‟, „menselijke verantwoordelijkheid‟, „humaniteit‟ en „gerechtigheid‟ doemen mijns inziens de contouren op van een humanistische levensbeschouwing. In een radiolezing uit 1970 ter gelegenheid van de 150e geboortedag van Multatuli, stelde Spigt dat wij ons als „ongodsdienstige humanisten‟ tot de erfgenamen van Multatatuli mogen rekenen, hij was een wegbereider van het Humanistisch Verbond. In de lezing noemde Spigt verder twee „kernovertuigingen‟ van Multatuli die wezenlijk zijn voor het humanisme: „dat de mens als denkend wezen ongekende krachten bezit om het leven de moeite waard te doen zijn, doch tevens: dat ons handelen gesteld is onder de autonome norm der zedelijkheid‟. Daarmee is Spigt zover ik het kan overzien één van de weinigen die verbanden heeft gelegd tussen leven en werk van Multatuli en de humanistische levensbeschouwing.
6
Multatuli als inspiratiebron voor vrijdenkers en humanisten Voordat ik de vraag kan beantwoorden of en zo ja op welke gronden leven en werk van Multatuli een inspiratiebron is geweest voor vrijdenkers en humanisten, zal ik eerst kort aangeven wat ik onder een inspiratiebron versta. Vrijdenkers en humanisten kennen geen grote verhalen, heilige boeken, en nauwelijks rituelen; ze moeten zelf in het hier en nu zin en vorm geven aan hun leven. Daarbij kan men putten uit een veelheid aan bronnen voor persoonlijke zingeving, zoals omgang met de natuur, allerlei menselijke activiteiten en praktijken vormgegeven in werk, sport, kunst en filosofie. Eén belangrijke bron zijn de zogenaamde voorbeeldfiguren. In de visie van de filosoof Joachim Duyndam kan een voorbeeldfiguur „een humanistische bron van zingeving zijn, omdat de keuze van een voorbeeldfiguur en de manier waarop ermee wordt omgegaan, de levensbeschouwelijke kijk van iemand beïnvloed. De rol van de voorbeeldfiguur is die van inspirator: de voorbeeldfiguur inspireert, wekt op, motiveert tot het op een betekenisvolle wijze eigen maken van aspecten van de voorbeeldfiguur. Dat Multatuli vele vrijdenkers en humanisten in de afgelopen honderdvijftig jaar heeft geïnspireerd lijkt mij overduidelijk. Ik wil nu proberen een aantal gemeenschappelijke aspecten van de betekenis van Multatuli voor de levensbeschouwing van vrijdenkers en humanisten benoemen. Volgens mij gaat het om de volgende aspecten: 1. Scepticisme en twijfel als positieve basishouding. Vaak wordt juist deze methode of werkwijze van Multatuli genoemd: er worden begrippen gebruikt als „sceptische grondhouding‟ , „systematische twijfel‟ , „fundamentele godsdienstkritiek‟. Oftewel een fundamentele basishouding die aanzet tot zelfstandig onderzoek. 2. Een ander belangrijk aspect dat met Multatuli verbonden wordt is Multatuli als bevrijder van dogmatisme en vooroordeel, van onwaarachtigheid op allerlei maatschappelijke gebieden. Hij kreeg in de afgelopen honderdvijftig jaar bijnamen als „de beeldstormer‟, „de bestrijder‟, „de hervormer‟ en „de ontmaskeraar‟. Multatuli beperkte zich daarbij zeker niet alleen tot de godsdienst, maar hij ageerde ook tegen de „mishandeling‟ van de Javaan in Nederlands-Indië, en tegen de onrechtvaardige behandeling van arbeiders en vrouwen. 3. Diverse vrijdenkers en humanisten wijzen ook op het geloof in de menselijke mogelijkheden dat uit Multatuli‟s werk gehaald kan worden. Zo zou Multatuli opwekken tot „zelf rekenschap geven‟, „zelf je leven maken‟, en „zelfbewustwording‟. Daarbij ging hij uit van de autonomie van de moraal, en legde daarbij de grondslag in de mens zelf (autonome zedelijk oordeel) en niet in Gods geboden. Nog dit. De wijze waarop de hier behandelde vrijdenkers en humanisten omgaan met de problematische kanten van Multatuli‟s leven – gokverslaving, niet met geld kunnen omgaan, en „vrijbuiterijen op erotisch gebied‟– lopen zeer uiteen. Constandse wijst die schaduwkanten zonder toelichting af en Hoving probeert het goed te praten. Stuiveling benadrukt dat ook Multatuli maar een mens was, „de complete mens‟, en dat zijn gedrag in dat perspectief beoordeeld moet worden.
7 Besluit: de roeping van den mens is mens te zyn De onderliggende waarden bij de gemeenschappelijke aspecten van de betekenis van Multatuli, zijn naar mijn mening: vrijheid, rechtvaardigheid, medemenselijkheid en autonomie. Waarden die ook in de beginselverklaringen van de Vrije Gedachte en het Humanistisch Verbond belangrijk zijn. Vanuit dit perspectief ben ik van mening dat vrijdenkers en humanisten zich tot de erfgenamen van Multatuli mogen rekenen. Of hij nu „vrijdenker‟ en/of „humanist‟ genoemd mag worden is niet essentieel, wel is van belang dat Multatuli één van de belangrijkste „wegbereiders‟ van zowel De Vrije Gedachte als het Humanistisch Verbond genoemd mag worden. „De roeping van den mens is mens te zyn‟ is een beroemde uitspraak (Idee 136) van Multatuli die naar mijn mening niet alleen nog steeds actueel is, maar ook het achterliggende streven naar zingeving en humaniteit is nog steeds de kern van het vrijdenken en het humanisme. Multatuli lichtte deze uitspraak als volgt toe: „de roeping van den mens is mens te zijn. Dáárheen moeten leiden opvoeding, wetgeving, enz. Alle middelen moeten zo weinig mogelyk worden aangewend, juist omdat het gebruik van veel middelen den weg afsnydt waarlangs men moet geraken tot het hoofddoel. (…) Dit nu maakt me verdrietig, dat we veelal belet worden mens te zyn, omdat wy door opvoeding en onderwys zyn verschoold. Door beroepskeuze verambtenaard, vermilitaird, en verbeurst. Door zedeleer en wetgeving verwrongen en vermanierd. Door godsdienst verstelseld en verkérkt …‟ Multatuli: met recht en juist nu nog een belangrijke inspiratiebron voor vrijdenkers en humanisten.