( GROEP 3-4
;X^\eeXZ_kfg[\n\i\c[ Tijd k`a[j[lli
c\j[f\c\e
\`e[gif[lZk
50 minuten
De leerling:
ä XLWJHNQLSWHZHUHOGPHWGDJ
äNHQWKHWYHUVFKLOWXVVHQ
b\ie[f\c\e 1, 23 en 46
30
en nacht
dag- en nachtdieren äZHHWGDWDOVKHWLQ1HGHU
Y\ef[`^[_\[\e
land dag is het dan nacht
äIRWRÝVGDJGLHUHQELMODJH
is aan de andere kant van
äIRWRÝVQDFKWGLHUHQELMODJH
de wereld
äVSOLWSHQQHQ
äZHHWGDWKHWOLFKWLVDOV de zon op is äZHHWGDWKHWGRQNHULVDOV de zon onder is
äFRFNWDLOSULNNHUV ä]DNODPS äVLQDDVDSSHO äVFKDUHQ ä$SDSLHU äNOHXUSRWORGHQ äSULNSHQQHQ
MffiY\i\`[`e^ Haal voor de activiteit Dieren in de nacht uit de bijlage de foto’s van de dag- en nachtdieren. Knip voor de activiteit Kinderen op de wereld 24 vierkanten van papier, even groot als het vierkant op het knipblad.
;`\i\e`e[\eXZ_k10 min. Ga in een kring zitten. Leg in het midden de foto’s van de dag- en nachtdieren. Vraag of dieren net als mensen ‘s nachts slapen. Welke dieren doen dat niet? Wanneer zijn die wakker? Haal de foto’s van de dagdieren weg. Neem de foto’s van de nachtdieren en ga na hoe je een nachtdier herkent. Kom samen tot de conclusie dat nachtdieren vaak grotere ogen hebben dan dagdieren, zodat ze ’s nachts beter kunnen zien. Maar ze hebben soms ook andere aanpassingen. Nachtdieren zijn te herkennen aan specifieke kenmerken, omdat ze in het donker leven. De nachtdieren op de foto’s zijn de vleermuis, de uil, de egel en de panter. De leerlingen onderzoeken het verschil tussen dag en nacht op de wereld.
Ter info.
Vleermuizen kunnen zo weinig zien dat zij hun prooi niet vinden door met hun ogen te kijken, maar door ultrasone geluiden uit te zenden. Dit geluid weerkaatst tegen de prooi terug naar hun oren. Zo weten ze op welke afstand hun prooi te vinden is. Uilen hebben opvallend grote ogen. Zo kunnen ze in de nacht hun prooi toch goed zien. Een panter heeft ogen met een reflecterende laag. Zo kunnen ze het weinige licht dat er in de nacht is optimaal benutten.
PAGINA
165äTijdäLES 30
B`e[\i\efg[\n\i\c[15 min. Geef alle leerlingen een vierkant blaadje, een schaar en kleurpotloden. De leerlingen maken opdracht 1 van het doeblad. Lees samen de opdracht en bekijk het voorbeeld. Vertel dat ze een driehoek van het blaadje moeten vouwen. Deze driehoek vouwen ze nog drie keer dubbel. Aan de bovenkant van het gevouwen blaadje tekenen ze aan de hand van het voorbeeld op het doeblad een kind. Hierna knippen ze die uit. Let op dat de leerlingen aan de kant tegenovergesteld aan de punt knippen. In het midden moeten de blaadjes aan elkaar blijven zitten. Als de blaadjes helemaal zijn uitgevouwen, zien de leerlingen een wereldbol met een heleboel kinderen erop die elkaars hand vasthouden. Leg uit dat dit de aarde voorstelt met daarop allemaal kinderen. Iedereen kleurt twee kinderen tegenover elkaar met twee verschillende kleuren in. Vertel dat het ene kind in Nederland staat en het andere in Australië. Australië ligt helemaal aan de andere kant van de wereld.
;X^\eeXZ_kfg[\n\i\c[15 min. Geef elke leerling een prikpen en een splitpen. De leerlingen maken opdracht 2 van het doeblad. Vertel dat het middelste zwarte cirkeltje niet uitgeknipt moet worden. De leerlingen leggen dit vierkant over de wereld met de kinderen uit opdracht 1. Ze prikken met de prikpen een gaatje in de zwarte cirkel en een gat in het midden van de wereld uit opdracht 1. Ze leggen het vierkant bovenop de wereldbol en maken het geheel met de splitpen vast. Doe voor wat de bedoeling is. De leerlingen zien dat de helft van de wereldbol wordt afgedekt door de halve cirkel. De leerlingen draaien de bovenste cirkel rond en zien zo wanneer het bij het kind in Australië en bij het kind in Nederland dag en nacht is. Vraag waar het licht is als het in Nederland donker is. Draai de bovenste cirkel nu steeds een klein stukje. Zien de leerlingen dat het steeds op een andere plek op aarde nacht is? Als het bij het kind in Nederland dag is, wat is het dan bij het kind in Australië? Maak zo aan de leerlingen duidelijk dat als het bij ons dag is, het aan de andere kant van de wereld nacht is.
Ter info.
Licht verspreidt zich altijd in een rechte lijn. Het kan niet om een voorwerp heen, dat hebben de leerlingen in les 29 gezien. De aarde draait elke 24 uur eenmaal om haar eigen as en in deze tijd beschijnt de zon telkens alleen de helft van de aarde die naar de zon gericht is. Op de andere kant van de aardbol is het dan nacht. Dag en nacht ontstaan dus doordat de aarde om haar eigen as draait.
PAGINA
166äTijdäLES 30
;X^\eeXZ_kfgXXi[\10 min. Pak een sinaasappel. Vertel de leerlingen dat er een cocktailprikker bij Nederland moet komen en één bij Australië. Wie weet waar de prikkers moeten komen? Plak ter onderscheid een plakbandje of sticker op de cocktailprikker van Nederland. Pak een zaklamp en vertel dat dit de zon voorstelt. Maak het donker in de klas zodat het licht van de zaklamp goed te zien in. Vraag hoe de zaklamp moet schijnen als het in Australië nacht is. En als het in Nederland nacht is? Kom tot de conclusie dat het daar nacht is, omdat de zon die kant van de aarde niet verlicht. Herhaal de dingen die ze in de les hebben ontdekt door een hele dag en nacht te laten zien. Begin als de zon opkomt. Laat zien dat de zon er nu voor zorgt dat Nederland verlicht wordt. Laat ook zien dat dit betekent dat de andere kant van de wereld niet verlicht wordt. Daar is het nu nacht. Draai de sinaasappel. Laat de leerlingen zien dat de zon op een gegeven moment Nederland niet meer verlicht. Het is nu nacht geworden. De andere kant van de wereld wordt nu verlicht. Vergelijk dit met wat de leerlingen bij opdracht 2 hebben gezien.
PAGINA
167äTijdäLES 30
PAGINA
168äTijdäLES 30
( GROEP 3-4
;X^\eeXZ_kfg[\n\i\c[
Kinderen op de wereld NXk_\Ya\ef[`^6
jZ_XXi
YcXX[a\
bc\ligfkcf[\e
NXk^Xa\[f\e6
( Mfln\\e[i`\_f\bmXe_\kYcXX[a\%
) Mfln[\[i`\_f\b_`\ieXef^[i`\b\\i[lYY\c%
* K\b\e\\eb`e[e\kXcjfg_\kgcXXka\%
+ Be`g_\kb`e[l`k%
, Mfln_\kYcXX[a\l`k%
- Bc\likn\\b`e[\i\e[`\k\^\efm\i\cbXXijkXXe%
PAGINA
169äTijdäLES 30
[f\YcX[
1
30
2
Dag en nacht op de wereld
NXk_\Ya\ef[`^6
jZ_XXi
gi`bg\e
jgc`kg\e
NXk^Xa\[f\e6
( Be`g_\km`\ibXekfg_\kbe`gYcX[l`k%
) Be`g[\n`kk\_Xcm\Z`ib\cl`k_\km`\ibXek%
* Gi`bd\k[\gi`bg\e\\e^XXka\`e_\kd`[[\e%
+ Gi`bffb\\e^XXka\`e_\kd`[[\emXe[\n\i\c[l`kfg[iXZ_k(%
, C\^_\km`\ibXekfm\i[\n\i\c[%
- ;ln[\jgc`kg\e[ffi[\kn\\^Xk\eqfXcjfg[\k\b\e`e^_`\ife[\i%
. DXXb[\jgc`kg\emXjk%
C\kfg;\qnXik\Z`ib\c`e_\kd`[[\edf\ka\e`\kl`kbe`gg\e%
PAGINA
170äTijdäLES 30
( GROEP 3-4
be`gYcX[
30
[\q\n`kk\_Xcm\Z`ib\cl`kbe`gg\e
PAGINA
171äTijdäLES 30
PAGINA
172äTijdäLES 30
PAGINA
534ä Nachtdieren
[uil, vleermuis, egel en panter]äLES 30
PAGINA
535ä Dagdieren Zon äLES X
[zeemeeuw, nijlpaard, aap en giraffe]äLES 30
PAGINA
511ä Zon äLES X