CORPOR ATE GOVERNANCE IN NEDERL AND: O N D E R ZO E K N A A R D E N A L E V I NG VA N D E N E D E R L A N DS E COR P OR AT E GOV E R N A NC E CO D E I N H E T B O E KJ A A R 2013
L E A D E R S H I P, E N T R E P R E N E U R S H I P, STEWARDSHIP
DECEMBER 2014
EINDRAPPORTAGE TEN BEHOEVE VAN DE JAARLIJKSE MONITORING VAN DE NEDERLANDSE CORPORATE GOVERNANCE CODE
NYENRODE. A REWARD FOR LIFE
Corporate Governance in Nederland: Onderzoek naar de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code in het boekjaar 2013
Eindrapportage ten behoeve van de jaarlijkse monitoring van de Nederlandse Corporate Governance Code In opdracht van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code Uitgevoerd door Nyenrode Business Universiteit
Breukelen, 19 december 2014
© 2014 Nyenrode Business Universiteit
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Corporate Governance in Nederland Onderzoek naar de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code in het boekjaar 2013 Eindrapportage ten behoeve van de jaarlijkse monitoring van de Nederlandse Corporate Governance Code In opdracht van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code Uitgevoerd door Nyenrode Business Universiteit Onderzoeksteam: Drs. Remko Renes RA (hoofdonderzoeker) Prof. mr. dr. Barbara Bier Prof. dr. Ronald Jeurissen Mr. dr. Tineke Lambooy Dr. Daniëlle Melis MBA Dr. Inez Verwey RA Adviseurs van het onderzoeksteam: Prof. dr. Jacques de Swart MBA Dr. Edgar Karssing
Dit rapport is opgesteld in opdracht van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (hierna: de opdrachtgeefster). Het is uitsluitend bestemd voor deze opdrachtgeefster, die in overleg met de opstellers de inhoud en de grenzen van het onderzoek heeft bepaald en zich akkoord heeft verklaard met de gevolgde methodiek van het onderzoek. De methodologie en de resultaten van het onderzoek zijn uitvoerig toegelicht en besproken met de opdrachtgeefster. De in dit rapport weergegeven bevindingen zijn de bevindingen van de onderzoekers. Conform de met de opdrachtgeefster gemaakte afspraak wordt dit rapport eind 2014 gepubliceerd als bijlage van de door de opdrachtgeefster uit te brengen rapportage over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code over het boekjaar 2013. Dit rapport kan echter uitsluitend beoordeeld worden in de hiervoor genoemde context. Nyenrode Business Universiteit heeft binnen deze context het onderzoek naar beste vermogen verricht. Publicatie van dit rapport of enig gedeelte daarvan door een derde, ongeacht de vorm of het middel van deze publicatie, is onderworpen aan auteursrechtelijke bescherming.
© 2014 Nyenrode Business Universiteit, Breukelen
iii
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................................ iv Legenda ........................................................................................................................................................ vii Management Samenvatting ......................................................................................................................... 1 1. Onderzoekmethode ............................................................................................................................ 1 2. Onderzoek Naleving Corporate Governance Code 2013 ............................................................. 2 3. Onderzoek aard en kwaliteit van de uitleg ....................................................................................... 5 4. Specifieke onderwerpen nalevingsonderzoek 2013 ........................................................................ 5 5. Validatie van de methode en representativiteit ............................................................................... 7 1 Inleiding .................................................................................................................................................. 8 1.1 Opdracht Nyenrode 2013 ............................................................................................................. 9 1.2 Methode en validatie...................................................................................................................... 9 2 Onderzoek naleving Corporate Governance Code 2013 ..............................................................10 2.1 Inleiding .........................................................................................................................................10 2.2 Respons nalevingsonderzoek 2013............................................................................................10 2.3 Resultaten naleving over het boekjaar 2013 .............................................................................11 2.3.1 Totaaloverzicht van toepassing en naleving .....................................................................11 2.4 Niet toegepaste bepalingen in 2013...........................................................................................12 2.4.1 Niet toepassen en uitleg in het jaarverslag (NTUJ) .........................................................12 2.4.2 Niet toepassen uitleg elders (NTUE) ................................................................................14 2.4.3 Niet Naleven (NN) ..............................................................................................................16 2.4.4 Niet Van Toepassing (NVT) ..............................................................................................18 2.5 Resultaten 2013 vergeleken met de jaren 2012 en 2011 .........................................................19 2.6 Nieuwe informatie over naleving uit het nalevingsonderzoek over 2013 ...........................21 2.6.1 Nieuwe informatie voor Niet toepassen en uitleg in het jaarverslag (NTUJ) .............21 2.6.2 Nieuwe informatie voor Niet toepassen uitleg elders (NTUE).....................................22 2.6.3 Nieuwe informatie voor Niet Naleven (NN) ...................................................................23 2.6.4 Nieuwe informatie voor Niet Van Toepassing (NVT) ...................................................24 3 Onderzoek aard en kwaliteit van de uitleg .......................................................................................25 3.1 Het algemene beeld van de uitleg ..............................................................................................25 3.2 Totaaloverzicht van aangetroffen uitleg, gerangschikt naar Principe ...................................26 3.3 Overzicht van meest uitgelegde Bepalingen ............................................................................27 3.4 Overzicht motivatie uitleg ..........................................................................................................30 3.4.1 Het effect van de strengere voorwaarden van de Commissie .......................................32
iv
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
3.5 Argumentatieve kwaliteit van de uitleg .....................................................................................34 4 Specifieke onderwerpen nalevingsonderzoek 2013 ........................................................................39 4.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) ...............................................................39 4.1.1 Inventariserende vragen over MVO-rapportage .............................................................41 4.1.2 Inhoudelijke observaties t.a.v. de antwoorden op de open vragen ...............................42 4.2 Interne Beloningsverhoudingen.................................................................................................47 4.2.1 Inventariserende vraag over de beloningsverhoudingen ................................................47 4.2.2 Inhoudelijke observaties t.a.v. de antwoorden .................................................................48 4.3 Diversiteit in de samenstelling van de raad van commissarissen ..........................................50 4.3.1 Inventariserende vraag over diversiteitsrapportage .........................................................50 4.3.2 Inhoudelijke observaties t.a.v. de antwoorden op de voorgelegde vragen ..................52 A – Overzicht onderzoekpopulatie beursvennootschappen 2013 ......................................................56 B – Lijst vennootschappen .......................................................................................................................58 C – Naleving op niveau van best practice (Sub-)Bepaling 2013..........................................................62 AEX – Naleving op niveau van (Sub-)Bepaling 2013 ......................................................................62 AMX – Naleving op niveau van (Sub-)Bepaling 2013 .....................................................................68 AMS– Naleving op niveau van (Sub-)Bepaling 2013 .......................................................................73 Lokaal – Naleving op niveau van (Sub-)Bepaling 2013 ...................................................................78 D – Naleving op niveau van Bepalingen 2013-2012/11 ......................................................................83 AEX – vergelijkende cijfers 2013-2012/2011 ...................................................................................84 AEX – verschillen nalevingscijfers 2013-2012/2011 .......................................................................86 AMX – vergelijkende cijfers 2013-2012/2011 ..................................................................................90 AMX – verschillen nalevingscijfers 2013-2012/2011 ......................................................................92 AMS – vergelijkende cijfers 2013-2012/2011 ...................................................................................96 AMS – verschillen nalevingscijfers 2013-2012/2011 .......................................................................98 Lokaal – vergelijkende cijfers 2013-2012/2011 .............................................................................. 103 Lokaal – verschillen nalevingscijfers 2013-2012/2011 .................................................................. 105 E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey..................................................... 110 F – Verschillen onderzoek 2013 en 2012 ............................................................................................ 120 G – Methode en validatie ....................................................................................................................... 129 G.1 Nalevingsonderzoek door middel van online survey............................................................. 129 G.2 Online survey en self assessment .............................................................................................. 130 G.3 Bepalen van de mate van naleving nalevingsonderzoek 2013 .............................................. 131 G.4 Verdichten van nalevingscijfers en uitdrukken in een percentage ....................................... 132 G.5 Antwoordcategorie “niet van toepassing”............................................................................... 133 G.6 Vergelijken resultaten nalevingsonderzoek 2013 met voorgaande jaren ............................ 134 v
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
G.7 Respons nalevingsonderzoek 2013 ........................................................................................... 135 G.8 Non-respons ................................................................................................................................ 136 G.9 Reacties deelnemers op de online survey ................................................................................ 137 G.10 Validatie van de methode en representativiteit ..................................................................... 138 Ad 1 – Online survey vergeleken met deskresearch ................................................................. 139 Ad 2 – Vergelijking naleving 2013 met de jaren 2012 en 2011 ............................................... 140 Ad 3 – Representativiteit van de online survey.......................................................................... 141 Ad 4 – Selectiviteit van de non-respons ..................................................................................... 144
vi
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Legenda Gehanteerde begrippen en afkortingen in dit rapport
Beursindex: -
AEX AMS AMX Lok
-
Amsterdam Exchanges-Index Aandelen Amsterdam Smallkap-Index Aandelen Amsterdam Midkap-Index Aandelen Lokale fondsen
-
T (T13) NTUJ
-
-
NTUE
-
-
NN (NN13) NVT (NVT13)
-
de (sub-)bepaling wordt toegepast in 2013 de (sub-)bepaling wordt niet toegepast en de niet-toepassing wordt uitgelegd in het jaarverslag de (sub-)bepaling wordt niet toegepast en de niet-toepassing wordt uitgelegd in een andere – veelal publieke – bron dan het jaarverslag de (sub-)bepaling wordt niet nageleefd de (sub-)bepaling is niet van toepassing voor de betreffende vennootschap
Codeerbegrippen:
Overige begrippen: -
AAX
-
-
Bepaling
-
-
Beursvennootschappen -
-
BW CEO Code Commissie GRI Hoofdstuk
-
-
Index (i) MVO Nalevingsonderzoek
-
-
Nederlandse Beursvennootschappen Nyenrode
-
AEX® All-Share Index die alle vennootschappen omvat met een notering aan Euronext Best practice bepalingen (Bpb) ook wel ‘Bepalingen’ of ‘Codebepaling’ genoemd Vennootschappen die onder de toepassing van de Code vallen, te weten alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs, of meer specifiek tot de handel van een gereglementeerde markt of een daarmee vergelijkbaar systeem en op alle grote vennootschappen met statutaire zetel in Nederland (> € 500 miljoen balanswaarde) waarvan de aandelen of certificaten zijn toegelaten tot de handel op een multilaterale handelsfaciliteit of een daarmee vergelijkbaar systeem (doch niet een beleggingsmaatschappij die geen beheerder is in de zin van artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht) Burgerlijk Wetboek Chief Executive Officer Nederlandse Corporate Governance Code Monitoring Commissie Corporate Governance Code Global Reporting Initiative Hoofdstuk verwijst naar een van de hoofdstuk(ken) van de Code (vijf) die zijn opgebouwd uit principes van de Code Beursindex Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Nalevingsonderzoek Nederlandse Corporate Governance Code boekjaar 2013 Beursvennootschappen met een notering aan Euronext Nyenrode Business Universiteit
vii
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
Principes RvB RvC sb Sub-Bepalingen
-
-
#sub survey
-
-
uitleg
-
-
Vennootschappen
-
-
U13
-
-
T12 (T11)
-
-
U12 (U11)
-
-
NN12 (NN11)
-
-
T13-T12 (T13-T11)
-
-
U13-U12 (U13-U11) NN13-NN12 (NN13-NN11)
-
Principes van de Code die een aantal bepalingen omvatten raad van bestuur raad van commissarissen Sub-bepaling van de Code Onderdelen van Bepalingen die in de Code zijn aangegeven met een sub-letter aantal Sub-Bepalingen waaruit de Bepaling bestaat de online survey die op 28 augustus 2014 is verstuurd aan 95 Beursvennootschappen. tekst waarin wordt uitgelegd waarom een Bepaling niet of op een andere manier dan weergegeven in de Code door de vennootschap wordt toegepast de vennootschappen waarop de Code van toepassing is en die hebben deelgenomen aan de survey de (Sub-)Bepaling wordt in 2013 op basis van de online survey niet toegepast en de niet-toepassing wordt uitgelegd in het jaarverslag (NTUJ) dan wel in een andere – veelal publieke – bron elders (NTUE) de (Sub-)Bepaling wordt toegepast in 2012 (2011) op basis van de nalevingsonderzoeken in 2012 en 2011 de (Sub-)Bepaling wordt op basis van de nalevingsonderzoeken in 2012 en 2011 niet toegepast maar de niet-toepassing wordt uitgelegd de (Sub-)Bepaling wordt op basis van de nalevingsonderzoeken in 2012 en 2011 niet nageleefd Percentage Toepassing in 2013 minus Percentage Toepassing 2012 (2011) Percentage Uitleg in 2013 minus Percentage Uitleg 2012 (2011) Percentage Niet Naleven in 2013 minus Percentage Niet Naleven 2012 (2011)
viii
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Management Samenvatting Corporate Governance in Nederland Onderzoek naar de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code in het boekjaar 2013 In opdracht van Monitoring Commissie Corporate Governance Code (hierna: de Commissie) heeft Nyenrode Business Universiteit onderzoek verricht naar de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code (hierna: de Code) in het boekjaar 2013.
1. Onderzoekmethode Naleving van de Code is de verantwoordelijkheid van de Beursvennootschappen (zie Preambule Code). Naleving wordt gemonitord door de Commissie volgens de taakopdracht van de Commissie op grond van het besluit van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2013 (nr. WJZ / 13183060) houdende instelling van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. In het kader van deze eigen verantwoordelijkheid van Nederlandse Beursvennootschappen is over het boekjaar 2013 de naleving van de Code voor het eerst door middel van een online survey onderzocht. De uitnodiging om deel te nemen aan de online survey was gericht aan de raad van bestuur van de Nederlandse Beursvennootschappen. De naleving van de Code over 2013 is onderzocht aan de hand van antwoorden die vervolgens door de Vennootschappen in de survey zijn ingevuld. De totale onderzoekspopulatie bedroeg 95 Nederlandse Beursvennootschappen.1 De respons bedraagt 722 vennootschappen (76%), waarbij de hoogste respons is behaald bij de (grotere) AEX vennootschappen (95%) en de laagste respons bij de lokale (kleinere) vennootschappen (44%). De onderzoekmethode over het boekjaar 2013 is een andere dan de gekozen onderzoekmethode in de negen jaren hiervoor. Om de resultaten van het nalevingsonderzoek 2013 met voorgaande jaren te (kunnen) vergelijken dient bij de interpretatie van voorliggende onderzoeksresultaten en bevindingen met een aantal belangrijke verschillen ten opzichte van voorgaande jaren rekening te worden gehouden: -
-
De gehele Code (alle vijf hoofdstukken) is in het online survey onderzoek betrokken. Alle bepalingen uit de Code zijn in ons onderzoek betrokken, dat wil zeggen ook de bepalingen die na de invoering van de gewijzigde code (2008) niet meer zijn onderzocht omdat meer dan 90% van de Beursvennootschappen de betreffende bepalingen in de vier jaar daaraan voorafgaand heeft toegepast. De naleving van alle bepalingen uit de Code is in ons onderzoek op subletter niveau onderzocht, dat wil zeggen voor bijvoorbeeld Bpb II.2.13 (remuneratierapport) is onderzocht of voor elk van de subletters a t/m j de sub-bepaling wordt toegepast.
Zie Bijlage A voor een overzicht van de 95 vennootschappen per beursindex. In Bijlage B is een vergelijking gemaakt tussen de onderzoekspopulatie voor het boekjaar 2013 en het boekjaar 2012. 2 De deelname van 70 vennootschappen per 21 oktober 2014 is gebruikt voor het onderzoek naar de aard en kwaliteit van de uitleg en het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen. Op speciaal verzoek van enkele vennootschappen aan de Commissie is de online survey uiteindelijk afgesloten op 19 november 2014. In de periode tussen 21 oktober en 19 november 2014 hebben nog twee vennootschappen deelgenomen aan de online survey. De antwoorden van deze twee vennootschappen zijn wel meegenomen in het onderzoek over de naleving van de Code zoals weergegeven in hoofdstuk 2, maar buiten beschouwing gelaten in onderzoek van de aard en kwaliteit van de uitleg en naar de specifieke onderwerpen. 1
1
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
-
-
In voorliggend onderzoek zijn in overleg met de Commissie een aantal Bepalingen buiten het nalevingsonderzoek gehouden. Dit betreft de Bepalingen die (a) een nadere definitie van een begrip zijn, (b) inmiddels wettelijk zijn verankerd of (c) waarvan niet of zeer moeilijk de naleving is te onderzoeken (zie bijlage E).3 In de survey is voor enkele bepalingen de antwoordcategorie “niet van toepassing” mogelijk gemaakt (17x). Deze categorie ‘latente’ Bepalingen is slechts van toepassing op vennootschappen, bijvoorbeeld waarbij sprake is van een uitgekeerde vertrekvergoeding aan een bestuurder (II.2.15). Met het opnemen van de categorie NVT is het mogelijk een zuivere mate van naleving van de Code te rapporteren. De in dit onderzoek gebruikte onderzoekmethode is gevalideerd, o.a. door deskresearch op basis van de codeerinstructie zoals deze in voorgaande jaren is gebruikt. De deskresearch is voor 46 Nederlandse Beursvennootschappen (48%) uitgevoerd, waarbij 35 vennootschappen (respons) ook hebben deelgenomen aan de online survey en 11 vennootschappen (nonrespons) niet hebben deelgenomen.
Vergelijking van de resultaten over 2013 met eerdere jaren kan aldus uitsluitend geschieden met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten.
2. Onderzoek Naleving Corporate Governance Code 2013 De naleving over het boekjaar naar beursindex kan als volgt worden samengevat: index
n
T
NTUJ
NTUE
NN
NVT
AEX AMX AMS Lok
20 21 19 12
82,09% 79,84% 78,52% 74,11%
1,44% 1,71% 1,49% 2,16%
0,20% 1,32% 1,10% 2,16%
0,59% 0,12% 1,60%
16,26% 16,54% 18,78% 19,98%
Figuur 1 Nalevingscores 2013 per beursindex
Legenda: -
T NTUJ NTUE NN NVT
-
de (sub-)bepaling wordt Toegepast Niet Toegepast Uitleg in Jaarverslag Niet Toegepast Uitleg Elders Niet Naleven de (sub-)bepaling is niet van toepassing voor de betreffende vennootschap
Omdat in het nalevingsonderzoek 2013 alle Bepalingen zijn onderzocht levert dit nieuwe informatie op over het niet toepassen van de Code. Per onderscheiden antwoordcategorie is voor Bepalingen vastgesteld dat in 2013 sprake is van niet toepassing. Conclusies Het nalevingsonderzoek 2013 wijst uit dat Vennootschappen in hoge mate verklaren de Code na te leven. Vennootschappen rapporteren een hoge mate van naleving (dan wel ‘intended’ naleving). Op grond van een random steekproef gehouden in de verschillende subgroepen (AEX, AMX, AMS, Lok), welke representatief is voor de totale onderzoekspopulatie, zijn deze nalevingscijfers gevalideerd en geverifieerd door middel van deskresearch.
3
Waar wordt gerefereerd aan alle Bepalingen, worden deze niet meegerekend. 2
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Uit het nalevingsonderzoek blijkt dat de naleving van de volgende Bepalingen het meest wordt uitgelegd in het jaarverslag (NTUJ): -
II.1.01 II.2.08 III.4.03
-
De maximale duur van bestuurdersbenoeming en –herbenoeming. De maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder.
-
De ondersteuning van de RvC door de secretaris van de vennootschap, die er op toeziet dat de juiste procedures worden gevolgd en dat wordt gehandeld in overeenstemming met de wettelijke en statutaire verplichtingen.
-
IV.1.01
-
-
IV.3.01
-
De voorwaarden waaraan voldaan dien te worden indien bij een nietstructuurvennootschap een voordracht tot benoeming van een bestuurder of commissaris niet bindend is. De communicatie naar aandeelhouders (presentaties en analistenbijeenkomsten).
De volgende Bepalingen worden het meest uitgelegd in een andere bron dan het jaarverslag (Niet Toegepast Uitleg Elders, NTUE): -
II.2.08 III.5.11
-
-
IV.1.01
-
-
IV.3.01
-
-
V.3.03
-
De maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder. Het voorzitterschap van de remuneratiecommissie wordt niet vervuld door de voorzitter van de RvC (zonder publicatieverplichting). De voorwaarden waaraan voldaan dien te worden indien bij een nietstructuurvennootschap een voordracht tot benoeming van een bestuurder of commissaris niet bindend is. De communicatie naar aandeelhouders (presentaties en analistenbijeenkomsten). De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
Op basis van de onderzoekresultaten kan worden geconstateerd dat indien Vennootschappen Bepalingen niet toepassen en de uitleg niet in het jaarverslag is opgenomen, relatief vaak wordt verwezen naar een aparte “Corporate Governance Verklaring” ook wel door Vennootschappen benoemd als ‘corporate governance compliance statement’. In deze aparte verklaring is dan de uitleg alsnog opgenomen. In totaal worden per beursindex de volgende Bepalingen door meer dan 10% van de Vennootschappen niet nageleefd in 2013: AUX (-), AMX V.3.03, AMS (-) en Lokale fondsen II.2.13 (alle 10 Sub-bepalingen), II.2.05, IV.3.11 en IV.3.13. Het betreft de volgende Bepalingen: -
II.2.05
-
-
II.2.13 IV.3.11
-
-
IV.3.13
-
-
V.3.03
-
De voorwaarden waaronder aandelen zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders worden toegekend. De inhoud van het remuneratierapport. De verantwoording in het jaarverslag van een overzicht van alle uitstaande of potentieel inzetbare beschermingsmaatregelen . De formulering van een beleid op hoofdlijnen inzake bilaterale contacten met aandeelhouders en de publicatie van dit beleid op de website van e vennootschap. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
3
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
In het nalevingsonderzoek 2013 is een antwoordcategorie “niet van toepassing” geïntroduceerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat het percentage NVT per SubBepaling toeneemt naarmate de beursindex kleinere vennootschappen bevat4: AEX (16,26%), AMX (16,54%), AMS (18,78%) en Lok (19,98%). Dat betekent dat de mate waarin Vennootschappen deze ‘latente’ bepalingen toepassen, of expliciet niet toepassen maar uitleggen toeneemt naarmate de vennootschap groter is. Het is opmerkelijk dat een groot deel van de Vennootschappen – ongeacht hun beursomvang – aangeven dat veel van de in totaal 17 zogenaamd latente Bepalingen ook daadwerkelijk “niet van toepassing” zijn. Nieuwe informatie nalevingsonderzoek vanwege nulmeting Omdat in het nalevingsonderzoek 2013 alle Bepalingen van de Code zijn onderzocht levert dit een ‘nulmeting’ op voor de mate van naleving voor een aantal Bepalingen die in de jaren hiervoor niet zijn onderzocht. De belangrijkste Bepalingen per index die niet worden toegepast, maar waarvoor uitleg in het jaarverslag wordt gegeven (NTUJ) zijn voor: AEX V.3.03, voor AMX III.3.05 en V.3.03, voor AMS: III.4.03 en III.5.12 en voor Lokale fondsen III.1.01, III.2.01, III.3.05, V.3.03. -
III.1.01
-
-
III.2.01
-
-
III.3.05 III.4.03 III.5.12
-
-
V.3.03
-
De taakverdeling van de RvC alsmede zijn werkwijze (reglement), en de verantwoording van het reglement op de website. De onafhankelijkheid van alle commissarissen, met uitzondering van maximaal één persoon. De maximale zittingstermijn(en) van commissarissen. De ondersteuning van de RvC door de secretaris van de vennootschap. De aanwezigheid van maximaal één commissaris die zitting heeft in de remuneratiecommissie en ook bij een andere Nederlandse beursvennootschap bestuurder is. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
De belangrijkste Bepalingen per index die niet worden toegepast, maar waarvoor uitleg niet in het jaarverslag maar elders wordt gegeven (NTUE) zijn: AEX: (-), AMX: V.3.03, III.7.01, AMS: IV.1.02 en voor Lokale fondsen III.5.02, III.5.06, III.5.07, III.5.12. -
III.5.02
-
-
III.5.06 III.5.07 III.5.12
-
-
III.7.01
-
-
V.3.03
-
-
IV.1.02
-
4
De vermelding in het RvC-verslag van de samenstelling, het aantal vergaderingen en de belangrijkste onderwerpen. Het voorzitterschap van de auditcommissie. De financieel expert als lid van de auditcommissie. De aanwezigheid van maximaal één commissaris die zitting heeft in de remuneratiecommissie en ook bij een andere Nederlandse beursvennootschap bestuurder is. Het niet doen toekennen van aandelen en/of rechten op aandelen aan commissarissen. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt. Het stemrecht op financieringspreferente aandelen.
Hiermee wordt bedoeld volgens de criteria die gelden voor de plaatsing in de respectieve indices, zie www.aex.nl. 4
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
De belangrijkste Bepalingen per index die niet worden toegepast en niet worden uitgelegd (Niet naleven, NN) zijn: AEX (-), AMX en AMS V.3.03 en voor Lokale fondsen IV.3.11. -
IV.3.11
-
-
V.3.03
-
De verantwoording in het jaarverslag van een overzicht van alle uitstaande of potentieel inzetbare beschermingsmaatregelen . De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
3. Onderzoek aard en kwaliteit van de uitleg Indien Vennootschappen (sub-)bepalingen niet toepassen hebben zij de tekst waarmee de niettoepassing wordt toegelicht via de survey aan de onderzoekers verschaft. Deze uitleg is vervolgens beoordeeld op “argumentatieve” kwaliteit aan de hand van de in dit nalevingsonderzoek geïntroduceerde hiërarchische schaal (toetsingsinstrument). Deze beoordeling geeft aan dat 8% van de beoordeelde teksten waarmee het niet-toepassen van een Bepaling werd uitgelegd in feite geen enkele informatie. De meeste uitleggende teksten (92%) bevatten specifieke informatie over de vennootschap. Dat betekent dat er een omschrijving wordt gegeven van een door de vennootschap gehanteerde werkwijze. Van de uitleggende teksten kan 63% ook als argumentatief worden beschouwd. Dat betekent dat er een uitleg wordt gegeven aangaande waarom de vennootschap heeft besloten om een bepaling uit de Code niet toe te passen. Van de onderzochte uitleg is 15% van het hoogste niveau: evaluatief. Dit houdt in dat de vennootschap in haar uitleg ook aangeeft waarom zij het uitgelegde beleid beschouwt als 'good governance' of 'in lijn met de gedragscode'. Op basis van het voorliggende onderzoek in vergelijking tot de onderzoeken in voorgaande jaren, lijkt er een tendens te bestaan tot meer toepassing en minder uitleg bij AEX, AMX en AMS. In totaal 7 van de 20 onderzochte AEX fondsen geven aan dat ze de Code volledig toepassen (35%). Tevens kan worden geconcludeerd dat Lokale fondsen in de tijd juist meer zijn gaan uitleggen. Uit voorliggend onderzoek blijkt dat in slechts een gering deel van alle uitleggende teksten in het jaarverslag sprake is van tijdelijke afwijkingen en overige regelingen zonder uitleg.
4. Specifieke onderwerpen nalevingsonderzoek 2013 De Commissie heeft gevraagd om in het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2013 de volgende drie specifieke onderwerpen uit de Code nader in beeld te brengen: 1. maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna: MVO); 2. de interne beloningsverhoudingen; en 3. de diversiteit in de samenstelling van de RvC. Voor deze drie onderwerpen is in de online survey aan de vennootschappen gevraagd per onderwerp zowel enkele inventariserende vragen als een aantal open vragen te beantwoorden.
5
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
1. Maatschappelijk verantwoord ondernemen In overleg met de Commissie zijn Principes II.1, III.1 en Bepaling III.1.6 opgenomen in de survey en zijn daarbij aan de vennootschappen de navolgende vragen voorgelegd: Wordt MVO – zoals in de bovenstaande drie genoemde vetgedrukte tekstgedeelten geduid – in de RvC en RvB verslagen genoemd en zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen? Wat is de exacte tekst van deze vermelding? Uit de antwoorden van de vennootschappen op de inventariserende vragen blijkt het volgende: -
de helft van de Vennootschappen, 35 van de 70 (50%), geeft aan dat er over MVO wordt gerapporteerd in zowel het RvB-verslag als het RvC-verslag; 23 van de 70 Vennootschappen (33%) vermelden dat ze in één van beide verslagen het onderwerp MVO behandelen; 12 van de 70 Vennootschappen (17%) geven aan dat zij geen informatie over MVO in de verslagen van hun RvB en RvC hebben opgenomen.
De antwoorden die de Vennootschappen hebben gegeven op de open vragen om de 'concrete en specifieke bewoordingen' en 'de exacte tekst' van hun MVO-vermelding te verstrekken, zijn zeer divers. De meeste Vennootschappen geven in het RvC-verslag niet in specifieke bewoordingen aan waarom de RvC het MVO-beleid heeft goedgekeurd. Het onderwerp MVO wordt uitgebreider besproken in het RvB-verslag dan in het RvC-verslag. Uit de survey komt naar voren dat de rol die MVO speelt in de strategie nogal verschilt per Vennootschap 2. Interne beloningsverhoudingen In overleg met de Commissie is Principe II.2 opgenomen in de survey en zijn daarbij de navolgende vragen gesteld: Wordt iets gemeld over beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag en zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen? (Wordt bijvoorbeeld een bepaalde verhouding vermeld?) Ja (1); Nee (2). Wat is de exacte tekst van deze vermelding? Hoe worden de verhoudingen vastgesteld? Uit de antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende vragen blijkt dat slechts 24 van de 70 Vennootschappen (34%) melding maakt van beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag; 46 van de 70 Vennootschappen (66%) geven als antwoord “nee” aan. De meerderheid van de Vennootschappen rapporteert niet over interne beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag. Uit de antwoorden op de open vragen blijkt dat de Vennootschappen die aangaven dat zij wel melding maken van beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag, daarover in het algemeen geen concrete informatie in specifieke bewoordingen verstrekten. 3. Diversiteit in de samenstelling van de RvC In overleg met de Commissie is Principe III.3.1 opgenomen in de survey en zijn daarbij een aantal vragen gesteld, waaronder: Heeft de Vennootschap diversiteitsdoelstellingen vastgelegd en naar buiten gecommuniceerd? Ja (1), nee (2)? Hoe luiden de door de vennootschap geformuleerde diversiteitsdoelstellingen? Zijn de door de Vennootschap geformuleerde diversiteitsdoelstellingen behaald? Indien een Vennootschap aangeeft dat zij de doelstellingen niet heeft behaald, is verder gevraagd: (1) wordt in het RvC verslag uitgelegd waarom de doelstellingen niet zijn behaald, (2) wordt aangegeven hoe de doelstellingen wel zullen worden behaald en (3) wordt aangegeven op welke termijn de doelstellingen worden behaald. Uit de antwoorden van de Vennootschappen blijkt het volgende: -
Veel Vennootschappen verwijzen naar een diversiteitsdoelstelling voor de man/vrouwverhouding in de RvC op basis van tenminste 30% man en tenminste 30% vrouw; Naast diversiteit op grond van geslacht, wordt door veel van de Vennootschappen verwezen naar andere diversiteitscriteria, waaronder diversiteit op grond van leeftijd, nationaliteit, expertise en ervaring achtergrond en etniciteit. Sommige Vennootschappen benadrukken dat
6
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
de man-vrouw verhouding maar een van de diversiteitsdoelstellingen is (en volgens hen niet de belangrijkste); In totaal 17 van de 70 Vennootschappen (24%) hebben geen doelstellingen vastgelegd die naar buiten zijn gecommuniceerd; In totaal 28 van de 70 Vennootschappen (40%) hebben wel doelstellingen vastgelegd die naar buiten zijn gecommuniceerd en hebben deze behaald; In totaal 25 van de 70 Vennootschappen (36%) hebben wel doelstellingen vastgelegd die naar buiten zijn gecommuniceerd, maar hebben deze doelstellingen niet behaald. Aan deze laatste groep van 25 Vennootschappen zijn vervolgvragen gesteld. Uit hun antwoorden blijkt dat slechts enkele Vennootschappen een actieve benadering ten toon spreiden ten aanzien van het bereiken van de diversiteitsdoelstellingen naar geslacht; de andere Vennootschappen geven niet aan hoe en wanneer zij deze doelstellingen wil behalen.
Veel Vennootschappen verwijzen naar een diversiteitsdoelstelling voor de man/vrouwverhouding in de RvC op basis van tenminste 30% man en tenminste 30% vrouw.
5. Validatie van de methode en representativiteit Conclusie vergelijking online survey met deskresearch Ter validering van de survey zijn de onderzoekresultaten – verkregen door middel van de survey – vergeleken met deskresearch zoals die ook in eerdere jaren is uitgevoerd. Omdat in eerdere jaren niet alle Bepalingen zijn onderzocht is een diepgaande beoordeling voor alleen die Bepalingen uitgevoerd die ook in de nalevingsonderzoeken 2012 en 2011 zijn onderzocht. Voor deze Bepalingen is de methode van onderzoek vergelijkbaar (deskresearch). Op basis van deze vergelijking kan worden geconcludeerd dat voor dit beperkte aantal Bepalingen de onderzoekresultaten van de online survey vergelijkbaar zijn met de uitkomsten uit de deskresearch, zodat “appels met appels kunnen worden vergeleken”. Tevens concluderen de onderzoekers dat de twee onderzoekmethoden materieel verschillend zijn van aard, zodat zinvolle vergelijking van de mate van naleving voor alle 135 Sub-bepalingen niet zinvol is: “appels kunnen niet met peren worden vergeleken”. De vergelijking van de survey data met de deskresearch heeft volgens de onderzoekers geen aanleiding gegeven aan de kwaliteit van de door de Vennootschappen gegeven survey te twijfelen.
Conclusie vergelijking naleving 2013 met 2012/2011 Op basis van de vergelijking en analyse van verschillen tussen de boekjaren 2013 en 2012/2011 kan worden geconcludeerd dat de resultaten voor de mate van naleving in 2013 onderzocht door middel van de survey vergelijkbaar zijn met de resultaten van de nalevingsonderzoeken over 2012 en 2011 onderzocht door middel van deskresearch.
Conclusie representativiteit Op basis van de resultaten van de uitgevoerde representativiteitstoetsen kan worden geconcludeerd dat de vennootschappen die deelnamen aan de online survey een representatieve steekproef vormen voor de onderzoekpopulatie, te weten alle Nederlandse Beursvennootschappen.
Conclusie selectieve non-respons Tenslotte kan worden geconcludeerd dat aannemelijk is gemaakt dat er geen sprake is van selectieve non-respons.
7
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
1 Inleiding Dit rapport presenteert de resultaten van het onderzoek naar de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code uit 2008 (hierna: de Code) in het boekjaar 2013. Dit onderzoek naar de naleving van de Code (hierna: nalevingsonderzoek) is uitgevoerd in opdracht van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (hierna: de Commissie) door onderzoekers van Nyenrode Business Universiteit.5 De Commissie is benoemd door de Minister van Economische Zaken en heeft tot taak de actualiteit en bruikbaarheid van de Code te bevorderen. De Commissie voert haar taak onder meer uit door ten minste jaarlijks inventariseren op welke wijze en in welke mate de voorschriften van de gedragscode worden nageleefd6 De wijze en mate van naleving van de Code worden in beginsel getoetst op basis van het ‘pas toe of leg uit’-principe. De vennootschap vermeldt elk jaar in haar jaarverslag of zij de voor haar relevante principes en Bepalingen van de Code in het afgelopen jaar heeft toegepast en zet, indien van toepassing, zorgvuldig gemotiveerd uiteen waarom een bepaling niet is toegepast.7 Voor de betekenis die hieraan toegekend wordt kan worden verwezen naar artikel 3 van het Besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag en de nota van toelichting daarop. 8 In die toelichting wordt onder ‘naleven’ het strikt volgen van een bepaling verstaan en onder ‘toepassen’ het strikt volgen van een bepaalde best practice bepaling dan wel het geven van uitleg in geval van afwijking. Het begrip ‘naleven’ omvat dus zowel (i) het toepassen van een Bepaling, maar ook (ii) het niet-toepassen met gemotiveerde uitleg. Dit is ook het uitgangspunt dat de onderzoekers hebben aangenomen bij de uitvoering van het onderzoek. Volgens de Commissie wordt er ‘toegepast’ als een Bepaling strikt wordt gevolgd.9 De betekenis die door de Commissie wordt toegekend aan de term ‘naleven’ lijkt hiermee ruimer dan de hiervoor bedoelde betekenis. De termen 'naleven' en 'toepassen' worden in de praktijk door elkaar gebruikt. Er is echter een helder onderscheid. Toepassen is een vorm van naleven. Uitleggen is de andere vorm van naleven. Alleen wanneer een Vennootschap de Code op een bepaald punt niet toepast en ook niet uitlegt, is er sprake van het niet-naleven van de Code. Het is aan de aandeelhouders om het bestuur en de raad van commissarissen over de naleving van de Code ter verantwoording te roepen. Voorts zijn Nederlandse institutionele beleggers sinds 1 januari 2007 op grond van artikel 5:86 Wft verplicht in hun jaarverslag of op hun websites mededeling te doen over de naleving van de tot hen gerichte Principes of Bepalingen.
De onderzoekers zijn Mr. Rosalien Diepeveen, Drs. Danielle Landesz RA en Dr. Saskia Laval en erkentelijk voor de assistentie bij de uitvoering van en rapportage over dit nalevingsonderzoek. 6 Besluit van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2013, nr. WJZ / 13183060, houdende instelling van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Staatscourant nummer 34316, 10 december 2013. 7 Preambule 4 Code. 8 Stb. 2004, 747. Volgens het Besluit dient de vennootschap in een verklaring inzake corporate governance mededeling te doen over de naleving van de Principes en Bepalingen. Deze verklaring inzake corporate governance is (a) onderdeel van of bijlage bij het jaarverslag of is (b) elektronisch rechtstreeks en permanent publiek toegankelijk, mits de vennootschap in het jaarverslag vermeldt waar de verklaring voor het publiek elektronisch beschikbaar is., 9 ‘Tweede rapport over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code’, Monitoring Commissie Corporate Governance Code, December 2010, voetnoot 3. 5
8
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
1.1 Opdracht Nyenrode 2013 De Commissie heeft Nyenrode op 16 juni 2014 opdracht gegeven voor het uitvoeren van het nalevingsonderzoek. De opdracht betreft het uitvoeren van een onderzoek naar de wijze en mate van naleving en toepassing van de Principes en Bepalingen door Nederlandse Beursvennootschappen in het jaarverslag over het boekjaar 2013 en de redengeving voor eventuele afwijkingen. In verband met eerder gegeven ‘guidance’ van de Commissie is Nyenrode gevraagd om in het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2013 de volgende drie specifieke onderwerpen uit de Code nader in beeld te brengen: 1. maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna: MVO); 2. de interne beloningsverhoudingen; en 3. de diversiteit in de samenstelling van de RvC.
1.2 Methode en validatie De naleving van de Code over 2013 is onderzocht aan de hand van een online survey die aan alle Nederlandse Beursvennootschappen is verstuurd. Voor dit nalevingsonderzoek heeft de Commissie voor een andere onderzoekmethode gekozen dan voor de eerdere nalevingsonderzoeken. In bijlage G – Methode en validatie is de in 2013 gehanteerde onderzoekmethode voor het nalevingsonderzoek beschreven. In die bijlage wordt ook beschreven op welke wijze de onderzoekmethode is gevalideerd. Nyenrode heeft de opdracht binnen een periode van 5 maanden uitgevoerd.
9
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
2 Onderzoek naleving Corporate Governance Code 2013 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2013 gepresenteerd. De indeling van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 2.2 wordt de respons op de online survey beschreven. In paragraaf 2.3 worden op hoofdlijnen de bevindingen van het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2013 beschreven. Voor de gedetailleerde resultaten wordt verwezen naar bijlagen C – Naleving op niveau van best practice (Sub-)Bepaling 2013 en D – Naleving op niveau van Bepalingen 2013-2012/11. In het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2013 zijn in vergelijking tot 2012 meer Bepalingen onderzocht. Vervolgens worden in paragraaf 2.4 de Sub-bepalingen gepresenteerd die in 2013 niet zijn toegepast, maar door Vennootschappen zijn uitgelegd (ook een vorm van ‘naleven’) of niet worden nageleefd. In paragraaf 2.5 worden omwille van de vergelijkbaarheid de onderzoeksresultaten – voor de Bepalingen waarvoor dat mogelijk is – vergeleken met de resultaten van het nalevingsonderzoek in 2012 en 2011.Tenslotte worden in paragraaf 2.6 de Bepalingen die wel in 2013 zijn onderzocht en niet in 2012 en 2011 apart gepresenteerd.
2.2 Respons nalevingsonderzoek 2013 Op 28 augustus 2014 is de uitnodiging voor deelname aan de online survey (na een vooraankondiging aan de raad van bestuur) verstuurd naar 95 Nederlandse Beursvennootschappen.10 Op 21 oktober 2014 zijn de resultaten verzameld voor de analyse en rapportage van het nalevingsonderzoek in voorliggend hoofdstuk 2, het uitlegonderzoek in hoofdstuk 3 en het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen in hoofdstuk 4. Op dat moment hadden in totaal 70 vennootschappen deelgenomen (74%). Op speciaal verzoek van enkele Vennootschappen aan de Commissie is de survey uiteindelijk afgesloten op 19 november 2014. Tussen 21 oktober en 19 november 2014 hebben nog twee Vennootschappen deelgenomen aan de survey. Derhalve is van 72 Nederlandse Beursvennootschappen (76%) de mate van naleving van de Code onderzocht waarvan de resultaten in dit hoofdstuk 2 zijn weergegeven. Gezien de deadline van het onderzoek zijn de resultaten van deze twee extra Vennootschappen niet meer meegenomen in de analyse van het uitlegonderzoek in hoofdstuk 3 en het inventariserend onderzoek naar specifieke onderwerpen in hoofdstuk 4 en hebben deze hoofdstukken dus betrekking op de resultaten per 21 oktober 2014 en betreffen 70 Vennootschappen. De onderverdeling van de respons van de aan het nalevingsonderzoek deelnemende vennootschappen naar beursindex is in Figuur 2 weergegeven. Index AEX AMX AMS Lok Totaal
Populatie 2013 21 24 23 27 95
Respons naleving* 20* 21* 19* 12* 72*
Percentage 95% 88% 83% 44% 76%
Respons Uitleg & Specifieke onderwerpen 20 20 18 12 70
* De deelname van 70 Vennootschappen is op 21 oktober 2014 gebruikt voor de analyse en rapportage van het uitlegonderzoek in hoofdstuk 3 en het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen in hoofdstuk 4. Uiteindelijk hebben in de periode tot en met 19 november 2014 nog 2 extra Vennootschappen deelgenomen aan de online survey zodat van 72 Vennootschappen (76%) de mate van naleving in hoofdstuk 2 is onderzocht. Alleen volledig afgeronde surveys zijn in het nalevingsonderzoek 2013 onderzocht.
Figuur 2 Overzicht populatie nalevingsonderzoek 2013 Zie Bijlage A voor een overzicht van de 95 Vennootschappen per beursindex. In Bijlage B is een vergelijking gemaakt tussen de onderzoekspopulatie voor het boekjaar 2013 en het boekjaar 2012.
10
10
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
2.3 Resultaten naleving over het boekjaar 2013 In 2013 zijn alle (sub-)bepalingen zoals zijn beschreven in de Code in het onderzoek betrokken. Dit is afwijkend van de onderzoeken in voorgaande jaren. Met ingang van de invoering van de in 2008 aangepaste Code zijn alleen de Bepalingen in het onderzoek betrokken waarvan de naleving in 2008 minder was dan 90% en die sinds 2008 in de Code zijn opgenomen. 2.3.1 Totaaloverzicht van toepassing en naleving De naleving over het boekjaar naar fondsomvang kan als volgt worden samengevat: index
n
T
NTUJ
NTUE
NN
NVT
AEX AMX AMS Lok
20 21 19 12
82,09% 79,84% 78,52% 74,11%
1,44% 1,71% 1,49% 2,16%
0,20% 1,32% 1,10% 2,16%
0,59% 0,12% 1,60%
16,26% 16,54% 18,78% 19,98%
Figuur 3 Nalevingscores 2013 per index Op één niveau dieper uitgesplitst kunnen de nalevingsscores per hoofdstuk van de Code per index als volgt worden samengevat: index
n
hoofdstuk
T
NTUJ
NTUE
AEX AEX AEX AEX AEX
20 20 20 20 20
AMX AMX AMX AMX AMX
I II III IV V
62,50% 95,51% 82,67% 70,20% 99,56%
2,69% 1,28% 2,80% 0,44%
0,13% 0,56% 0,33%
21 21 21 21 21
I II III IV V
67,50% 91,92% 80,03% 67,84% 91,90%
3,22% 1,25% 2,69% 1,38%
1,72% 1,32% 2,19% 1,38%
1,42% 0,27% 0,29% 0,98%
AMS AMS AMS AMS AMS
19 19 19 19 19
I II III IV V
61,11% 94,01% 79,23% 69,19% 89,04%
2,38% 2,48% 2,14% 0,44%
1,71% 1,02% 2,36% 0,44%
0,15%
Lok Lok Lok Lok Lok
12 12 12 12 12
I II III IV V
55,00% 89,91% 75,53% 68,84% 81,25%
2,23% 4,07% 3,10% 1,39%
3,25% 3,52% 2,63% 1,39%
NN
NVT 37,50% 1,67% 15,49% 26,67%
32,50% 1,71% 17,13% 26,98% 4,37%
0,44%
38,89% 1,75% 17,27% 26,32% 9,65%
2,48% 1,60% 3,21% 0,69%
45,00% 2,14% 15,28% 22,22% 15,28%
Figuur 4 Nalevingsscores 2013 per hoofdstuk per index Een detailoverzicht van de toepassing en naleving van alle Sub-bepalingen die in dit nalevingsonderzoek over 2013 zijn meegenomen is opgenomen in bijlage “C – Naleving op 11
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
niveau van best practice (Sub-)Bepaling 2013”. Op basis van 95% procent betrouwbaarheid is de mate van naleving door Vennootschappen in bijlage C weergegeven, uitgesplitst naar fondsomvang van de vennootschappen. Per Bepaling is op het niveau van de Sub-bepalingen het betrouwbaarheidsinterval aangegeven, waarbij tussen haakjes [ ] de eerste waarde de ondergrens, de tweede waarde de meest waarschijnlijke waarde en de derde waarde de bovengrens aangeven voor de gehele populatie.
Conclusie Het nalevingsonderzoek 2013 wijst uit dat Vennootschappen in hoge mate verklaren de Code na te leven: Vennootschappen rapporteren een hoge mate van naleving (dan wel ‘intended’ naleving).
2.4 Niet toegepaste bepalingen in 2013 In deze paragraaf worden – gesplitst naar beursindex – de (Sub-)Bepalingen gepresenteerd die door de Vennootschappen niet worden toegepast. In het nalevingsonderzoek 2013 worden de volgende categorieën gehanteerd voor Bepalingen die niet worden toegepast: -
NTUJ NTUE NN NVT
-
Niet Toegepast Uitleg in Jaarverslag Niet Toegepast Uitleg Elders Niet Naleven de (Sub-)Bepaling is niet van toepassing voor de betreffende vennootschap
Per categorie worden alle (Sub-)Bepalingen per beursindex weergegeven in afnemende score.
2.4.1 Niet toepassen en uitleg in het jaarverslag (NTUJ) Per index zijn in Figuur 5 hieronder de niet toegepaste Bepalingen met een uitleg in het jaarverslag (NTUJ) in afnemende volgorde op sub-letter niveau weergegeven. De meest voorkomende Bepalingen betreffen Sub-bepalingen waarvoor het percentage NTUJ meer dan 20% bedraagt en deze bij alle vier beursindices voorkomt. Tevens is de relatief hoge score NTUJ bij AMS fondsen voor III.4.03 (21,1%) en IV.3.01 (42,1%) aangemerkt als belangrijke Bepaling. Uit onderstaand overzicht blijkt dat Bepalingen II.1.01, II.2.08, III.4.03, IV.1.01 en IV.3.01 de meest voorkomende Bepalingen in deze nalevingscategorie zijn. Het betreft de volgende Bepalingen: -
II.1.01 II.2.08 III.4.03
-
De maximale duur van bestuurdersbenoeming en –herbenoeming. De maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder.
-
De ondersteuning van de RvC door de secretaris van de vennootschap, die er op toeziet dat de juiste procedures worden gevolgd en dat wordt gehandeld in overeenstemming met de wettelijke en statutaire verplichtingen.
-
IV.1.01
-
-
IV.3.01
-
De voorwaarden waaraan voldaan dien te worden indien bij een nietstructuurvennootschap een voordracht tot benoeming van een bestuurder of commissaris niet bindend is. De communicatie naar aandeelhouders (presentaties en analistenbijeenkomsten).
12
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
i
sb
NTUJ
i
AEX II.2.08
35,0%
AEX IV.1.01 AEX II.2.05 AEX II.2.07 AEX II.2.13.f
sb
NTUJ
i
sb
NTUJ
i
AMX II.1.01
28,6%
AMS
IV.3.01
42,1%
Lok II.1.01
20,0%
AMX II.2.08
28,6%
AMS
II.1.01
26,3%
Lok II.2.08
16,7%
10,0%
AMX IV.1.01
23,8%
AMS
III.4.03
21,1%
Lok III.1.01
16,7%
10,0%
AMX III.3.05
15,0%
AMS
II.2.08
15,8%
Lok III.2.01
16,7%
10,0%
AMX II.2.04
14,3%
AMS
II.2.04
10,5%
Lok III.3.05
16,7%
AEX V.3.03
5,3%
AMX IV.3.01
14,3%
AMS
II.2.05
10,5%
Lok III.5.01
16,7%
AEX II.1.01
5,0%
AMX V.3.03
11,8%
AMS
II.2.13.f
10,5%
Lok III.6.05
16,7%
AEX II.1.07
5,0%
AMX III.3.01
10,0%
AMS
II.2.13.g
10,5%
Lok IV.1.01
16,7%
AEX II.2.04
5,0%
AMX II.2.13.d
9,5%
AMS
II.2.13.h
10,5%
Lok V.3.03
16,7%
AEX II.2.06
5,0%
AMX II.2.13.g
9,5%
AMS
II.2.13.i
10,5%
Lok II.1.03.b
8,3%
AEX II.2.13.e
5,0%
AMX II.2.05
4,8%
AMS
III.5.11
10,5%
Lok II.1.04.c
8,3%
AEX II.2.14
5,0%
AMX II.2.13.c
4,8%
AMS
III.5.12
10,5%
Lok II.1.07
8,3%
AEX II.3.04
5,0%
AMX II.2.13.f
4,8%
AMS
III.5.13
10,5%
Lok II.2.05
8,3%
AEX III.1.07
5,0%
AMX II.3.02
4,8%
AMS
III.6.05
10,5%
Lok II.2.12
8,3%
AEX III.2.01
5,0%
AMX II.3.04
4,8%
AMS
IV.1.01
10,5%
Lok II.2.13.a
8,3%
AEX III.2.03
5,0%
AMX III.1.03.b
4,8%
AMS
II.1.02.a
5,3%
Lok II.2.13.b
8,3%
AEX III.3.01
5,0%
AMX III.1.03.c
4,8%
AMS
II.2.03
5,3%
Lok II.2.13.c
8,3%
AEX III.5.01
5,0%
AMX III.1.03.d
4,8%
AMS
II.2.09
5,3%
Lok II.2.13.d
8,3%
AEX III.5.11
5,0%
AMX III.1.03.e
4,8%
AMS
II.2.12
5,3%
Lok II.2.13.e
8,3%
AEX III.6.03
5,0%
AMX III.1.03.f
4,8%
AMS
II.2.13.a
5,3%
Lok II.2.13.f
8,3%
AEX III.8.01
5,0%
AMX III.1.03.g
4,8%
AMS
II.2.13.b
5,3%
Lok II.2.13.g
8,3%
AEX IV.1.02
5,0%
AMX III.1.03.h
4,8%
AMS
II.2.13.c
5,3%
Lok II.2.13.h
8,3%
AEX IV.2.01
5,0%
AMX III.2.01
4,8%
AMS
II.2.13.d
5,3%
Lok II.2.13.i
8,3%
AEX IV.2.02
5,0%
AMX III.4.03
4,8%
AMS
II.2.13.e
5,3%
Lok II.2.13.j
8,3%
AEX IV.2.08
5,0%
AMX III.5.11
4,8%
AMS
II.2.13.j
5,3%
Lok III.1.05
8,3%
AEX IV.3.01
5,0%
AMX IV.2.03
4,8%
AMS
III.1.07
5,3%
Lok III.1.08
8,3%
AEX IV.3.11
5,0%
AMX IV.2.08
4,8%
AMS
III.2.01
5,3%
Lok III.3.03
8,3%
AMX IV.3.13
4,8%
AMS
III.3.05
5,3%
Lok III.4.03
8,3%
AMX V.3.01
4,8%
AMS
III.5.01
5,3%
Lok III.5.02
8,3%
AMS
III.5.02
5,3%
Lok III.5.03
8,3%
NTUJ 25,0%
AMS
III.5.03
5,3%
Lok III.5.06
8,3%
AMS
III.5.06
5,3%
Lok III.5.07
8,3%
AMS
III.5.07
5,3%
Lok III.5.11
8,3%
AMS
IV.3.13
5,3%
Lok III.5.12
8,3%
AMS
V.3.03
5,3%
Lok III.5.13
8,3%
Lok IV.1.04
8,3%
Lok IV.2.02
8,3%
Figuur 5 Niet Toepassen Uitleg Jaarverslag (NTUJ) per index
13
sb
Lok IV.2.08
8,3%
Lok IV.3.01
8,3%
Lok IV.3.13
8,3%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
2.4.2 Niet toepassen uitleg elders (NTUE) Vennootschappen konden aangeven indien een (Sub-)Bepaling niet wordt toegepast en de niettoepassing wordt uitgelegd in een andere – veelal publieke – bron dan het jaarverslag. Per index zijn de niet toegepaste Bepalingen met een uitleg elders dan in het jaarverslag (NTUE) in afnemende volgorde op sub-letter niveau in deze paragraaf weergegeven. Per index zijn in Figuur 6 hieronder de niet toegepaste Bepalingen met een uitleg in elders (NTUE) in afnemende volgorde op sub-letter niveau weergegeven. De meest voorkomende Bepalingen betreffen Sub-bepalingen waarvoor het percentage NTUE meer dan circa 15% bedraagt en/of deze Bepaling bij minstens drie beursindices voorkomt. Uit onderstaand overzicht blijkt dat Bepalingen II.2.08, III.5.11, IV.1.01, IV.3.01 en V.3.03 de meest voorkomende bepalingen in deze nalevingscategorie zijn. Het betreft de volgende Bepalingen: -
II.2.08 III.5.11
-
-
IV.1.01
-
-
IV.3.01
-
-
V.3.03
-
De maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder. Het voorzitterschap van de remuneratiecommissie wordt niet vervuld door de voorzitter van de RvC (zonder publicatieverplichting). De voorwaarden waaraan voldaan dien te worden indien bij een nietstructuurvennootschap een voordracht tot benoeming van een bestuurder of commissaris niet bindend is. De communicatie naar aandeelhouders (presentaties en analistenbijeenkomsten). De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
Tenslotte valt op dat bij de Lokale fondsen 25% van de Vennootschappen aangeeft de volgende Bepalingen niet toe te passen maar de uitleg voor het niet toepassen elders te verantwoorden dan in het jaarverslag: II.1.01, III.5.02, III.5.03, III.5.06, III.5.07, III.5.11 en III.5.12. Het gaat daarbij om de Bepalingen over de benoemingsperiode van bestuurders en Bepalingen die gaan over de commissies binnen de RvC.
14
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
i
sb
NTUE
i
sb
NTUE
i
sb
AEX III.5.11
10,0%
AMX IV.1.01
14,3%
AMS
IV.3.01
AEX II.2.08
5,0%
AMX V.3.03
11,8%
AMS
AEX III.2.01
5,0%
AMX IV.3.01
9,5%
AMS
AEX IV.1.02
5,0%
AMX
III.7.01
9,5%
AMS
AEX III.3.05
5,0%
AMX II.2.08
4,8%
AMS
AMX
4,8%
AMS
II.2.13.c
NTUE
i
sb
NTUE
21,1%
Lok II.1.01
25,0%
II.2.08
10,5%
Lok III.5.02
25,0%
II.2.04
10,5%
Lok III.5.03
25,0%
IV.1.01
10,5%
Lok III.5.06
25,0%
II.2.06
10,5%
Lok III.5.07
25,0%
II.2.07
10,5%
Lok III.5.11
25,0%
AMX
II.3.02
4,8%
AMS
IV.1.02
10,5%
Lok III.5.12
25,0%
AMX
II.3.04
4,8%
AMS
II.1.01
5,3%
Lok II.2.08
16,7%
AMX
III.4.03
4,8%
AMS
II.2.05
5,3%
Lok
III.5.01
16,7%
AMX
II.2.06
4,8%
AMS
III.5.11
5,3%
Lok
III.6.05
16,7%
AMX
II.2.13.b
4,8%
AMS
III.5.12
5,3%
Lok IV.1.01
16,7%
AMX
II.3.01.b
4,8%
AMS
III.5.13
5,3%
Lok
II.2.13.b
16,7%
AMX
II.3.01.c
4,8%
AMS
III.6.05
5,3%
Lok
II.2.13.c
16,7%
AMX
II.3.01.d
4,8%
AMS
II.1.02.a
5,3%
Lok
II.2.13.e
16,7%
AMX
III.1.01
4,8%
AMS
II.2.09
5,3%
Lok
II.2.13.f
16,7%
AMX
III.1.05
4,8%
AMS
III.1.07
5,3%
Lok
II.2.13.g
16,7%
AMX
III.4.04
4,8%
AMS
III.3.05
5,3%
Lok
II.2.13.h
16,7%
AMX
III.5.01
4,8%
AMS
III.5.02
5,3%
Lok IV.3.01
16,7%
AMX
III.6.03
4,8%
AMS
III.5.03
5,3%
Lok V.3.03
8,3%
AMX
III.6.05
4,8%
AMS
V.3.03
5,3%
Lok
II.1.03.b
8,3%
AMX
IV.1.02
4,8%
AMS
II.1.02.b
5,3%
Lok
II.1.07
8,3%
AMX
IV.1.04
4,8%
AMS
II.1.02.c
5,3%
Lok
II.2.05
8,3%
AMX
IV.1.05
4,8%
AMS
II.1.02.d
5,3%
Lok
II.2.12
8,3%
AMX
V.1.03
4,8%
AMS
II.1.03.b
5,3%
Lok
II.2.13.a
8,3%
AMS
III.3.03
5,3%
Lok
II.2.13.d
8,3%
AMS
III.6.04
5,3%
Lok
II.2.13.i
8,3%
AMS
IV.3.04
5,3%
Lok
II.2.13.j
8,3%
AMS
IV.3.09
5,3%
Lok
III.3.03
8,3%
Lok
III.4.03
8,3%
Lok
III.5.13
8,3%
Lok
IV.2.08
8,3%
Lok
II.1.03.c
8,3%
Figuur 6 Niet Toepassen Uitleg Elders (NTUE) per index
15
Lok
II.1.03.d
8,3%
Lok
II.2.02
8,3%
Lok
II.2.04
8,3%
Lok
II.2.06
8,3%
Lok
II.2.14
8,3%
Lok
III.8.04
8,3%
Lok
IV.1.02
8,3%
Lok
V.4.02
8,3%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Andere bronnen voor uitleg niet-toepassing In de survey is aan de Nederlandse Beursvennootschappen gevraagd de ‘bron’ aan te geven indien de uitleg van het niet-toepassen van de Code niet in het jaarverslag is opgenomen maar elders. Vennootschappen konden zelf de bron noemen (open vraag). De andere – veelal publieke – bronnen waarin uitleg is opgenomen is samengevat in Figuur 7. Bronnen van uitleg van niet-toepassing elders (NTUE) -
Corporate Governance verklaring Apart kopje op de website van de vennootschap Apart document op de website van de vennootschap Comply or explain report Regulations of the board of management Regulations of the board of Supervisory Directors Remuneratieverslag Remuneratiebeleid Intern gehanteerde documenten11
Aantal 45 24 17 5 5 3 1 1 2
Figuur 7 Bronnen van uitleg van niet-toepassing elders (NTUE) Op basis van de door Vennootschappen aangeven “andere bron” in Figuur 7 waarin het niet toepassen van een Bepaling elders dan in het jaarverslag wordt uitgelegd kan worden geconstateerd dat relatief vaak wordt verwezen naar een aparte “Corporate Governance Verklaring” ook wel door Vennootschappen benoemd als ‘corporate governance compliance statement’. Een ander relatief veel voorkomende “andere bron” is een apart kopje op de website van de Vennootschap waarnaar wordt verwezen.
2.4.3 Niet Naleven (NN) Per index zijn de Bepalingen die niet worden nageleefd (NN) in afnemende volgorde op subletter niveau in deze paragraaf weergegeven. Per index zijn in Figuur 8 hieronder de niet nageleefde Bepalingen (NN) in afnemende volgorde op sub-letter niveau weergegeven. Uit onderstaand overzicht blijkt dat Bepalingen V.3.03 voor AMX en AMS fondsen en de gehele Bepaling II.2.13 (inclusief alle 10 Sub-bepalingen) voor lokale fondsen de meest voorkomende Bepalingen zijn die volgens de Vennootschappen niet worden nageleefd. In totaal worden per beursindex de volgende Bepalingen meer dan 10% niet nageleefd in 2013: AUX (-), AMX V.3.03, AMS (-) en Lokale fondsen II.2.13 (alle 10 Sub-bepalingen), II.2.05, IV.3.11 en IV.3.13. Het betreft de volgende Bepalingen: -
II.2.05
-
-
II.2.13 IV.3.11
-
-
IV.3.13
-
De voorwaarden waaronder aandelen zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders worden toegekend. De inhoud van het remuneratierapport. De verantwoording in het jaarverslag van een overzicht van alle uitstaande of potentieel inzetbare beschermingsmaatregelen. De formulering van een beleid op hoofdlijnen inzake bilaterale contacten
Wanneer ingeval van niet-toepassen door een Vennootschap wordt verwezen naar interne documenten dan betekent dit dat deze ‘uitleg’ als niet-naleving zou moeten worden beschouwd.
11
16
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
V.3.03
i
sb
AEX -
met aandeelhouders en de publicatie van dit beleid op de website van de vennootschap. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
-
NN -
i
sb
NN
AMX V.3.03
i
sb
NN
11,8%
AMS
V.3.03
5,3%
i
sb
NN
Lok II.2.13.g
33,3%
AMX
IV.3.13
9,5%
AMS
II.2.13.e
5,3%
Lok II.2.13.b
25,0%
AMX
II.3.01.b
4,8%
AMS
II.2.14
5,3%
Lok II.2.13.e
25,0%
AMX
II.3.01.c
4,8%
Lok II.2.13.f
25,0%
AMX
II.3.01.d
4,8%
Lok II.2.13.h
25,0%
AMX
II.2.13.d
4,8%
Lok II.2.13.i
25,0%
AMX
II.2.05
4,8%
Lok II.2.13.c
16,7%
AMX
II.1.03.c
4,8%
Lok II.2.05
16,7%
AMX
II.1.04.c
4,8%
Lok II.2.13.d
16,7%
AMX
II.1.09
4,8%
Lok II.2.13.j
16,7%
AMX
II.1.10
4,8%
Lok IV.3.13
16,7%
AMX
II.1.11
4,8%
Lok IV.3.11
16,7%
AMX
II.2.02
4,8%
Lok III.5.06
8,3%
AMX
II.2.03
4,8%
Lok III.5.11
8,3%
AMX
II.3.01.a
4,8%
Lok IV.3.01
8,3%
AMX
III.5.09
4,8%
Lok II.2.12
8,3%
AMX
III.5.13
4,8%
Lok II.2.13.a
8,3%
AMX
III.6.04
4,8%
Lok IV.2.08
8,3%
Lok II.2.04
8,3%
Lok II.2.06
8,3%
Figuur 8 Niet Naleven (NN) per index
17
Lok II.2.14
8,3%
Lok IV.1.02
8,3%
Lok V.4.02
8,3%
Lok II.2.03
8,3%
Lok II.2.07
8,3%
Lok II.2.09
8,3%
Lok III.4.04
8,3%
Lok III.6.07
8,3%
Lok III.8.01
8,3%
Lok III.8.02
8,3%
Lok III.8.03
8,3%
Lok IV.2.04
8,3%
Lok IV.2.06
8,3%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
2.4.4 Niet Van Toepassing (NVT) Per index zijn de Bepalingen voor de Vennootschappen “niet van toepassing” zijn (NVT) in afnemende volgorde op sub-letter niveau in deze paragraaf weergegeven. Per index zijn in Figuur 9 hieronder de percentages “niet van toepassing” (NVT) weergegeven in afnemende volgorde op sub-letter niveau. Uit onderstaand overzicht blijkt dat voor alle fondsen Bepalingen III.6.07, III.8.01 en voor specifiek lokale fondsen ook Bepalingen V.3.01 en IV.3.02 de meest voorkomende bepalingen in deze nalevingscategorie zijn. Het betreft de volgende Bepalingen: -
III.6.07
-
-
III.8.01
-
-
V.3.01
-
-
V.3.02
-
De commissaris die tijdelijk voorziet in het bestuur bij belet en ontstentenis van bestuurders treedt uit de RvC. De rol van de voorzitter van het bestuur bij een One-Tier bestuursstructuur, die niet mag zijn belast, noch belast geweest met de dagelijkse gang van zaken van de vennootschap. De betrokkenheid van de externe accountant bij het opstellen van het werkplan van de interne auditor. De interne auditor heeft toegang tot de externe accountant en tot de voorzitter van de auditcommissie.
Op basis van de totalen per beursindex in Figuur 3 Nalevingscores 2013 per index en op basis van Figuur 9 kan worden geconcludeerd dat het percentage NVT per Sub-bepaling toeneemt naarmate de beursindex kleinere Vennootschappen12 bevat: AEX (16,26%), AMX (16,54%), AMS (18,78%) en Lok (19,98%). Dat betekent dat kleinere Vennootschappen – gemeten naar beursindex – voor meer ‘latente’ Bepalingen verklaren dat deze Bepalingen niet van toepassing zijn. Voor grotere Vennootschappen zijn deze ‘latente’ Bepalingen vaker van toepassing en worden deze latente Bepalingen dientengevolge meer toegepast (of het niet toepassen van de Bepalingen wordt meer uitgelegd). Het is opmerkelijk dat een groot deel van de Vennootschappen – ongeacht hun beursomvang – aangeven dat veel van de in totaal 17 zogenaamd latente Bepalingen ook daadwerkelijk “niet van toepassing” zijn.
12
Hiermee wordt bedoeld volgens de criteria die gelden voor de plaatsing in de respectieve indices, zie www.aex.nl 18
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
i
sb
NVT
i
sb
i
Sb
AEX III.6.07
90,0%
AMX III.8.01
85,7%
AMS
III.6.07
89,5%
AEX III.8.01
80,0%
AMX
III.8.02
85,7%
AEX IV.2.01
80,0%
AMX
III.8.03
85,7%
AMS
III.8.01
89,5%
Lok V.3.02
91,7%
AMS
III.8.02
89,5%
Lok I.2
90,0%
AEX IV.2.02
80,0%
AMX
III.8.04
85,7%
AEX IV.2.08
80,0%
AMX
IV.2.03
81,0%
AMS
III.8.03
89,5%
Lok II.2.15
83,3%
AMS
III.8.04
89,5%
Lok III.8.01
75,0%
AEX III.1.04
80,0%
AMX
IV.2.08
81,0%
AMS
IV.2.01
78,9%
Lok III.8.02
75,0%
AEX III.8.02
80,0%
AEX III.8.03
80,0%
AMX III.6.07
81,0%
AMS
IV.2.02
78,9%
Lok III.8.03
75,0%
AMX
81,0%
AMS
IV.2.03
78,9%
Lok III.8.04
75,0%
IV.2.01
NVT
NVT
i
sb
Lok V.3.01
NVT 91,7%
AEX III.8.04
80,0%
AMX
IV.2.02
81,0%
AMS
IV.2.04
78,9%
Lok IV.2.08
66,7%
AEX IV.2.03
80,0%
AMX
IV.2.04
81,0%
AMS
IV.2.06
78,9%
Lok III.6.07
66,7%
AEX IV.2.04
80,0%
AMX
IV.2.06
81,0%
AMS
IV.2.08
78,9%
Lok IV.2.04
66,7%
AEX IV.2.06
80,0%
AMX
II.2.15
66,7%
AMS
I.2
77,8%
Lok IV.2.06
66,7%
AEX I.2
75,0%
AMX
III.7.02
66,7%
AMS
III.1.04
73,7%
Lok IV.2.02
66,7%
AEX II.2.15
65,0%
AMX
I.2
65,0%
AMS
II.2.15
68,4%
Lok III.7.02
66,7%
AEX III.7.02
30,0%
AMX
III.1.04
61,9%
AMS
V.3.01
57,9%
Lok IV.2.01
66,7%
AMX
V.3.02
28,6%
AMS
V.3.02
57,9%
Lok IV.2.03
66,7%
AMX
V.3.01
23,8%
AMS
III.7.02
47,4%
Lok III.1.04
58,3%
Figuur 9 Niet Van Toepassing (NVT) per index
2.5 Resultaten 2013 vergeleken met de jaren 2012 en 2011 De Commissie heeft aangegeven waarde te hechten aan vergelijkbaarheid van deze onderzoeksresultaten met de resultaten van nalevingsonderzoek in 2012. Om een vergelijking mogelijk te maken tussen de verschillende jaren zijn in bijlage D – Naleving op niveau van Bepalingen 2013-2012/11 de resultaten voor 2013 alsmede de resultaten uit de nalevingsonderzoeken over 2012 en 2011. Bij het vergelijken van de resultaten tussen 2013 en de jaren 2012 en 2011 moet rekening worden gehouden met een aantal verschillen die nader zijn onderzocht in bijlage G in § G.6 Vergelijken resultaten nalevingsonderzoek 2013 met voorgaande jaren. Om de resultaten van het nalevingsonderzoek 2013 met voorgaande jaren te (kunnen) vergelijken dient met een aantal belangrijke verschillen ten opzichte van voorgaande jaren rekening te worden gehouden: -
De gehele Code (alle vijf hoofdstukken) is in de online survey onderzoek betrokken.
-
Alle Bepalingen uit de Code zijn in het nalevingsonderzoek 2013 betrokken, dat wil zeggen ook de Bepalingen die na de invoering van de gewijzigde Code (2008) niet meer zijn onderzocht omdat meer dan 90% van de Nederlandse Beursvennootschappen de betreffende Bepalingen in de vier jaar daaraan voorafgaand heeft toegepast.
-
De naleving van alle Bepalingen uit de Code is in ons onderzoek op subletter niveau onderzocht, dat wil zeggen voor bijvoorbeeld Bpb II.2.13 (remuneratierapport) is onderzocht of voor elk van de subletters a t/m j de Sub-bepaling wordt toegepast.
-
In ons onderzoek zijn in overleg met de Commissie een aantal Bepalingen buiten het nalevingsonderzoek gehouden. Dit betreft de Bepalingen die (a) een nadere definitie van een begrip zijn, (b) inmiddels wettelijk zijn verankerd en (c) waarvan niet of zeer moeilijk de naleving is te onderzoeken (zie bijlage E).
19
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
In de online survey is voor enkele Bepalingen de antwoordcategorie “niet van toepassing” mogelijk gemaakt (17x). Deze categorie ‘latente’ Bepalingen is slechts van toepassing op Vennootschappen waarbij bijvoorbeeld sprake is van een uitgekeerde vertrekvergoeding aan een bestuurder (II.2.15). Met het opnemen van de categorie NVT is het mogelijk meer zuiver de mate van naleving van de Code te rapporteren (zie onder § G.5 Antwoordcategorie “niet van toepassing”).
In totaal is voor 40 Bepalingen (57 Sub-bepalingen) zowel voor het boekjaar 2013 als voor de boekjaren 2012 en 2011 de naleving onderzocht. In Bijlage D – Naleving op niveau van Bepalingen 2013-2012/11 zijn per beursindex voor elk van de 40 Bepalingen de verschillen geanalyseerd en omschreven. Op basis van de vergelijking en analyse van verschillen kunnen een aantal observaties worden geplaatst: -
-
-
-
-
Voor Bepaling II.2.13 ontstaat een verschil vanwege de wijze waarop de mate van naleving is bepaald. Deze Bepaling betreft de inhoud van het remuneratierapport en bestaat uit 10 Subbepalingen. In 2013 is de naleving verdicht voor de 10 Sub-bepalingen, zodat één nalevingspercentage is berekend voor Bepaling II.2.13 voor elk van de onderscheiden categorieën: Toegepast, Niet Toegepast Uitleg in Jaarverslag, Niet Toegepast Uitleg Elders en Niet Naleven. In voorgaande jaren werd de toepassing voor de gehele Bepaling niet gerekend, wanneer één van de onderdelen waarop in voorgaande jaren werd beoordeeld gedurende de deskresearch de beoordeling “niet toepassen” kreeg. Dit verschil in de methode leidt tot een hogere nalevingscore op het niveau van de Bepaling. Voor Bepaling II.2.15 ontstaat een verschil vanwege de antwoordcategorie “niet van toepassing” Bepaling II.2.15 betreft de latente Bepaling dat indien aan een (voormalig) bestuurder een (vertrek)vergoeding wordt betaald daarvan in het remuneratierapport uitleg wordt gegeven. In de survey 2013 is de antwoordcategorie NVT aangeboden die bijvoorbeeld door 65% van de AEX Vennootschappen is gebruikt en de overige Vennootschappen hebben 100% Toepassing aangegeven. In de eerdere jaren is slechts voor 5 à 6 Nederlandse Beursvennootschappen een waarneming aangetroffen, waarbij 1x uitleg van niet toepassen. Bij het beoordelen van de mate van naleving lijkt een verschil te kunnen bestaan indien de verantwoording van het naleven inhoudelijk door middel van deskresearch wordt beoordeeld in vergelijking met het beoordelen van de mate van naleving in een ‘self assessment’ door middel van een online survey. In de online survey 2013 wordt de bewering van de Vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van raadpleging van de website, en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Voor Bepalingen III.3.01 en IV.3.13 wordt bijvoorbeeld zichtbaar dat er verschil lijkt te bestaan tussen de verklaring van de vennootschap en de inhoudelijke beoordeling tijdens deskresearch van verantwoording van de naleving op de website van de Vennootschap. Bepaling III.3.01 betreft de publicatie van de profielschets van de RvC, o.a. op de website en Bepaling IV.3.13 betreft de publicatie op de website van het beleid voor bilaterale contacten met aandeelhouders. Bij enkele Bepalingen lijkt er sprake te zijn van een verschuiving tussen de antwoordcategorieën Toepassing en Uitleg, maar beiden zijn een vorm van naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe, bijvoorbeeld bij AMS fondsen voor Bepaling II.1.01 die de maximale duur van bestuurdersbenoeming en –herbenoeming betreft. Vooral bij lokale fondsen lijkt er als gevolg van de inhoudelijke beoordeling een verschil te bestaan tussen de verklaring van de Vennootschappen over de naleving in 2013 en de inhoudelijke beoordeling in de deskresearch in 2012 en 2011. Dit zou bij Bepalingen II.1.02 en II.1.05 van invloed kunnen zijn. Bepaling III.1.02 betreft de algemene norm dat het bestuur bepaalde beleidsdoelstellingen ter goedkeuring voorlegt aan de RvC en daarvan de hoofdzaken in het jaarverslag vermeld. De inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van de melding in het jaarverslag is in de
20
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren, zodat waarschijnlijk door een aantal lokale Vennootschappen niet wordt voldaan aan de (formele) publicatieverplichting over ter goedkeuring aan de RvC voorgelegde bestuursbesluiten. Bepaling II.1.05 betreft de mededeling van het bestuur over de interne beheersing van de financiële verslaggevingsrisico’s, waarvan de inhoud in de online survey 2013 niet is onderzocht en wel in de deskresearch van voorgaande jaren.
Conclusie vergelijking naleving 2013 met 2012/2011 Rekening houdend met de overwegingen die zijn beschreven in Bijlage G en de verschillen tussen de onderzoekmethodes, concluderen de onderzoekers op basis van de analyse van de verschillen tussen Bepalingen die voor de verschillende jaren vergeleken konden worden (alleen “appels kunnen met appels worden vergeleken”) dat de resultaten voor de mate van naleving in 2013 onderzocht door middel van online survey vergelijkbaar zijn met de resultaten van de nalevingsonderzoeken over 2012 en 2011 onderzocht door middel van deskresearch.
2.6 Nieuwe informatie over naleving uit het nalevingsonderzoek over 2013 Omdat in het nalevingsonderzoek 2013 alle Bepalingen van de Code zijn onderzocht levert dit een ‘nulmeting’ op voor de mate van naleving voor een aantal Bepalingen die in de jaren hiervoor niet zijn onderzocht. In de hierna volgende paragrafen worden deze bepalingen in 2013 zijn onderzocht en niet in 2012 en 2011 apart gepresenteerd. Voor elk van de in de online survey onderscheiden categorie voor “niet toepassen” worden de scores gepresenteerd. De volgende categorieën zijn gehanteerd voor Bepalingen niet worden toegepast: -
NTUJ NTUE NN NVT
-
Niet Toegepast Uitleg in Jaarverslag Niet Toegepast Uitleg Elders Niet Naleven de (sub-)bepaling is niet van toepassing voor de betreffende vennootschap
Per categorie worden alle (Sub-)Bepalingen per beursindex weergegeven in afnemende score. 2.6.1 Nieuwe informatie voor Niet toepassen en uitleg in het jaarverslag (NTUJ) Nieuwe informatie over Niet Toepassen Uitleg Jaarverslag (NTUJ) in afnemende volgorde van voorkomen voor de Sub-bepalingen van de Code is opgenomen in Figuur 10. De belangrijkste Bepalingen per index die niet worden toegepast alsmede Bepalingen waarvoor het percentage NTUJ meer dan 10% bedraagt, maar waarvoor uitleg in het jaarverslag wordt gegeven (NTUJ) zijn voor: AEX V.3.03, voor AMX III.3.05 en V.3.03, voor AMS: III.4.03 en III.5.12 en voor Lokale fondsen III.1.01, III.2.01, III.3.05, V.3.03. -
III.1.01
-
-
III.2.01
-
-
III.3.05 III.4.03 III.5.12
-
-
V.3.03
-
De taakverdeling van de RvC alsmede zijn werkwijze (reglement), en de verantwoording is neergelegd in een reglement dat op de website van de vennootschap is geplaatst. De onafhankelijkheid van alle commissarissen, met uitzondering van maximaal één persoon. Dee maximale zittingstermijn(en) van commissarissen. De ondersteuning van de RvC door de secretaris van de vennootschap. De aanwezigheid van maximaal één commissaris die zitting heeft in de remuneratiecommissie en ook bij een andere Nederlandse beursvennootschap bestuurder is. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
21
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
i
sb
NTUJ
i
sb
NTUJ
i
sb
NTUJ
i
sb
NTUJ
AEX V.3.03
5,3%
AMX III.3.05
15,0%
AMS
III.4.03
21,1%
Lok
III.1.01
16,7%
AEX III.2.01
5,0%
AMX V.3.03
11,8%
AMS
III.5.12
10,5%
Lok
III.2.01
16,7%
AEX IV.1.02
5,0%
AMX
II.3.02
4,8%
AMS
II.1.02.a
5,3%
Lok
III.3.05
16,7%
AEX IV.2.01
5,0%
AMX
III.1.03.b
4,8%
AMS
II.2.03
5,3%
Lok
V.3.03
16,7%
AEX IV.2.02
5,0%
AMX
III.1.03.c
4,8%
AMS
III.2.01
5,3%
Lok
II.1.04.c
8,3%
AEX IV.2.08
5,0%
AMX
III.1.03.d
4,8%
AMS
III.3.05
5,3%
Lok
III.1.08
8,3%
AEX IV.3.11
5,0%
AMX
III.1.03.e
4,8%
AMS
III.5.02
5,3%
Lok
III.3.03
8,3%
AMX
III.1.03.f
4,8%
AMS
III.5.06
5,3%
Lok
III.4.03
8,3%
AMX
III.1.03.g
4,8%
AMS
III.5.07
5,3%
Lok
III.5.02
8,3%
AMX
III.1.03.h
4,8%
AMS
V.3.03
5,3%
Lok
III.5.06
8,3%
AMX
III.2.01
4,8%
Lok
III.5.07
8,3%
AMX
III.4.03
4,8%
Lok
III.5.12
8,3%
AMX
IV.2.03
4,8%
Lok
IV.2.02
8,3%
AMX
IV.2.08
4,8%
Lok
IV.2.08
8,3%
AMX
V.3.01
4,8%
Figuur 10 Niet Toepassen Uitleg Jaarverslag (NTUJ) per index voor Bpb die in 2013 (maar niet in 2012) zijn onderzocht
2.6.2 Nieuwe informatie voor Niet toepassen uitleg elders (NTUE) Nieuwe informatie over Niet Toepassen Uitleg Elders (NTUE) in afnemende volgorde van voorkomen voor de Sub-bepalingen is opgenomen in Figuur 11. De belangrijkste Bepalingen per index die niet worden toegepast (percentage 10% of hoger), maar waarvoor uitleg niet in het jaarverslag maar elders wordt gegeven (NTUE) zijn: AEX: (-), AMX: V.3.03, III.7.01, AMS: IV.1.02 en voor Lokale fondsen III.5.02, III.5.06, III.5.07, III.5.12. -
III.5.02
-
-
III.5.06 III.5.07 III.5.12
-
-
III.7.01
-
-
V.3.03
-
-
IV.1.02
-
De vermelding in het RvC-verslag van de samenstelling, het aantal vergaderingen en de belangrijkste onderwerpen. Het voorzitterschap van de auditcommissie. De financieel expert als lid van de auditcommissie. De aanwezigheid van maximaal één commissaris die zitting heeft in de remuneratiecommissie en ook bij een andere Nederlandse beursvennootschap bestuurder is. Het niet doen toekennen van aandelen en/of rechten op aandelen aan commissarissen. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt. Het stemrecht op financieringspreferente aandelen.
22
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
i
sb
NTUE
i
sb
NTUE
i
sb IV.1.02
NTUE
i
sb
NTUE
10,5%
Lok
III.5.02
25,0%
AEX III.2.01
5,0%
AMX V.3.03
11,8%
AMS
AEX IV.1.02
5,0%
AMX III.7.01
9,5%
AMS
III.5.12
5,3%
Lok
III.5.06
25,0%
AEX III.3.05
5,0%
AMX
II.3.02
4,8%
AMS
II.1.02.a
5,3%
Lok
III.5.07
25,0%
AMX
III.4.03
4,8%
AMS
III.3.05
5,3%
Lok
III.5.12
25,0%
AMX
II.3.01.b
4,8%
AMS
III.5.02
5,3%
Lok
V.3.03
8,3%
AMX
II.3.01.c
4,8%
AMS
V.3.03
5,3%
Lok
III.3.03
8,3%
AMX
II.3.01.d
4,8%
AMS
II.1.02.b
5,3%
Lok
III.4.03
8,3%
AMX
III.1.01
4,8%
AMS
II.1.02.c
5,3%
Lok
IV.2.08
8,3%
AMX
III.4.04
4,8%
AMS
III.3.03
5,3%
Lok
II.1.03.c
8,3%
AMX
IV.1.02
4,8%
AMS
IV.3.04
5,3%
Lok
II.1.03.d
8,3%
AMX
IV.1.05
4,8%
Lok
II.2.02
8,3%
AMX
V.1.03
4,8%
Lok
IV.1.02
8,3%
Lok
V.4.02
8,3%
Figuur 11 Niet Toepassen Uitleg Elders (NTUE) per index voor Bpb die in 2013 (maar niet in 2012) zijn onderzocht
2.6.3 Nieuwe informatie voor Niet Naleven (NN) Nieuwe informatie over de mate van Niet Naleven (NN) in afnemende volgorde van voorkomen voor de Sub-bepalingen is opgenomen in Figuur 12. De belangrijkste Bepalingen per index die niet worden toegepast en niet worden uitgelegd (Niet naleven, NN) zijn: AEX (-), AMX en AMS V.3.03 en voor Lokale fondsen IV.3.11. -
IV.3.11
-
-
V.3.03
-
i
sb
AEX -
NN -
De verantwoording in het jaarverslag van een overzicht van alle uitstaande of potentieel inzetbare beschermingsmaatregelen. De evaluatie van de behoefte van een interne audit functie indien de interne audit functie ontbreekt.
i
sb
AMX V.3.03 AMX
II.3.01.b
NN 11,8%
i
sb
AMS
V.3.03
4,8%
NN 5,3%
i
sb
NN
Lok
IV.3.11
16,7%
Lok
III.5.06
8,3%
AMX
II.3.01.c
4,8%
Lok
IV.2.08
8,3%
AMX
II.3.01.d
4,8%
Lok
IV.1.02
8,3%
AMX
II.1.03.c
4,8%
Lok
V.4.02
8,3%
AMX
II.1.04.c
4,8%
Lok
II.2.03
8,3%
AMX
II.2.02
4,8%
Lok
III.4.04
8,3%
AMX
II.2.03
4,8%
Lok
III.6.07
8,3%
AMX
II.3.01.a
4,8%
Lok
III.8.02
8,3%
AMX
III.5.09
4,8%
Lok
III.8.03
8,3%
Lok
IV.2.04
8,3%
Lok
IV.2.06
8,3%
Figuur 12 Niet Naleven (NN) per index voor Bpb die in 2013 (maar niet in 2012) zijn onderzocht
23
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
2.6.4 Nieuwe informatie voor Niet Van Toepassing (NVT) Tot slot nog een overzicht van de Bepalingen die niet in 2012 werden onderzocht maar waarvoor de vennootschappen in de survey hebben aangegeven dat deze niet op hun van toepassing zijn. In afnemende volgorde van voorkomen voor de Sub-bepalingen die “niet van toepassing” (NVT) zijn laat het volgende beeld zien. Gezien het aantal laten wij de resultaten voor zich spreken.
i
sb
NVT
i
sb
NVT
i
sb
NVT
i
sb
NVT
AEX III.6.07
90,0%
AMX
III.8.02
85,7%
AMS
III.6.07
89,5%
Lok
V.3.01
91,7%
AEX IV.2.01
80,0%
AMX
III.8.03
85,7%
AMS
III.8.02
89,5%
Lok
V.3.02
91,7%
AEX IV.2.02
80,0%
AMX
IV.2.03
81,0%
AMS
III.8.03
89,5%
Lok
I.2
90,0%
AEX IV.2.08
80,0%
AMX
IV.2.08
81,0%
AMS
IV.2.01
78,9%
Lok
III.8.02
75,0%
AEX III.1.04
80,0%
AMX
III.6.07
81,0%
AMS
IV.2.02
78,9%
Lok
III.8.03
75,0%
AEX III.8.02
80,0%
AMX
IV.2.01
81,0%
AMS
IV.2.03
78,9%
Lok
IV.2.08
66,7%
AEX III.8.03
80,0%
AMX
IV.2.02
81,0%
AMS
IV.2.04
78,9%
Lok
III.6.07
66,7%
AEX IV.2.03
80,0%
AMX
IV.2.04
81,0%
AMS
IV.2.06
78,9%
Lok
IV.2.04
66,7%
AEX IV.2.04
80,0%
AMX
IV.2.06
81,0%
AMS
IV.2.08
78,9%
Lok
IV.2.06
66,7%
AEX IV.2.06
80,0%
AMX
III.7.02
66,7%
AMS
I.2
77,8%
Lok
IV.2.02
66,7%
AEX I.2
75,0%
AMX
I.2
65,0%
AMS
III.1.04
73,7%
Lok
III.7.02
66,7%
AEX III.7.02
30,0%
AMX
III.1.04
61,9%
AMS
V.3.01
57,9%
Lok
IV.2.01
66,7%
AMX
V.3.02
28,6%
AMS
V.3.02
57,9%
Lok
IV.2.03
66,7%
AMX
V.3.01
23,8%
AMS
III.7.02
47,4%
Lok
III.1.04
58,3%
Figuur 13 Niet Van Toepassing (NVT) per index voor Bpb die in 2013 (maar niet in 2012) zijn onderzocht
24
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
3 Onderzoek aard en kwaliteit van de uitleg In dit hoofdstuk worden de teksten die door Vennootschappen zijn verschaft als uitleg om van een Bepaling af te wijken geanalyseerd. Het eerste deel van dit hoofdstuk geeft een algemeen beeld van de door Vennootschappen geformuleerde uitleg met betrekking tot (Sub-)Bepalingen uit de Code. De gegevens van de deelname van 70 Vennootschappen per 21 oktober 2014 zijn gebruikt voor de analyse en rapportage van het uitlegonderzoek in dit hoofdstuk.13
3.1 Het algemene beeld van de uitleg De Commissie heeft in haar rapport over de toepassing en naleving van de Code over het boekjaar 2010 tevens een aantal nadere voorwaarden uiteengezet omtrent de validiteit van bepaalde categorieën uitleg. In het bijzonder zijn er vereisten geformuleerd waaraan uitleg betreffende de tijdelijkheid van afwijkingen alsmede het hanteren van eigen regelingen door de vennootschap, moet voldoen om als acceptabele uitleg geclassificeerd te worden.14 In het tweede deel van dit hoofdstuk zijn de specifieke argumenten met betrekking tot deze twee categorieën van de uitleg nader in kaart gebracht. Wijzigingen die zich daarin voordoen ten opzichte van het boekjaar 2012 zullen worden besproken. In het derde deel van dit hoofdstuk wordt een toets gepresenteerd die dit jaar is geïntroduceerd betreffende de argumentatieve kwaliteit van de beweringen waarmee vennootschappen het niettoepassen van een Bepaling uitleggen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen informatieve, argumentatieve en evaluatieve kenmerken van de uitleggende beweringen. Pas-toe-of-leg-uit-beginsel Uitgangspunt van de Code is dat vennootschappen de in de Code opgenomen Bepalingen naleven. Dat naleven kan op twee manieren: door de bepaling toe te passen of door uit te leggen dat men een bepaling niet toepast. Voor een uitleg van deze begrippen wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Uitleg De uitleg of motivering die vennootschappen voor het niet-toepassen van een Bepaling geven, kan zeer uiteenlopend zijn. Ook kan de wijze waarop vennootschappen de uitleg of motivering verwoorden zeer verschillend zijn. In de meeste gevallen is direct duidelijk dat er sprake is van een uitleg of motivering door het gebruik van woorden als: ‘omdat’, ‘want’, ‘(aan)gezien’. Een voorbeeld hiervan is een passage als: ‘De vennootschap past de Bepaling [xx] inzake … niet toe, omdat …’. Het kan echter ook voorkomen dat sprake is van een impliciete uitleg in het jaarverslag. Opmerkingen met betrekking tot de gevolgde onderzoekmethode Middels de survey hebben vennootschappen zelf aangeven welke Bepalingen zij uitlegden en konden vervolgens de tekst van deze uitleg invullen. De letterlijke teksten van de uitleg zijn door de onderzoekers systematisch verzameld uit de survey en zijn door twee onafhankelijk van elkaar werkende codeurs gecodeerd. Wanneer vennootschappen in hun uitlegtekst hebben verwezen naar bijvoorbeeld de website of een document op de website van de Vennootschap, hebben de onderzoekers de tekst opgezocht en gebruikt voor het nadere inhoudelijke onderzoek in dit hoofdstuk. De verschillen in codering zijn met elkaar vergeleken, waarna een eenduidige De antwoorden van de twee Vennootschappen die na 21 oktober 2014 nog aan de survey hebben deelgenomen zijn buiten beschouwing gelaten in het uitlegonderzoek in dit hoofdstuk. 14 Monitoring Commissie Corporate Governance Code (2011), Derde rapport over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code, Den Haag. 13
25
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
beslissing werd genomen over de codering van de uitleg waarover de antwoorden van de codeurs niet overeenstemden. Probleem- en twijfelgevallen werden aan de verantwoordelijke onderzoeker voorgelegd: deze heeft de uiteindelijke beslissing genomen. De codeurs waren beiden ervaren deskundigen op het gebied van wetenschappelijk corporate governance onderzoek. Ten aanzien van de analyse van de uitleg houdt deze methode enkele veranderingen in. De belangrijkste verandering is dat de onderzoekers te maken hebben met de percepties van respondenten. De survey is immers ingevuld door een vertegenwoordiger van de vennootschap. Daardoor zouden er verschillen kunnen zijn ten opzichte van de uitkomsten van voorgaande jaren. Waar dat het geval is, is dit door de onderzoekers gerapporteerd in de vorm van contextuele bevindingen ten behoeve van interpretatie door de Commissie.
3.2 Totaaloverzicht van aangetroffen uitleg, gerangschikt naar Principe De totale hoeveelheid uitleg met betrekking tot het niet-toepassen van Bepalingen in het onderzoek is 338. Van de 70 onderzochte Vennootschappen gaven er 53 te kennen dat zij één of meer (Sub-)Bepalingen uitlegden. In totaal hebben 17 Vennootschappen aangegeven dat deze vennootschappen de Code geheel toepassen (geen uitleg). Dit betreft 7 Vennootschappen uit de AEX, 5 uit de AMX, 2 uit de AMS en 3 lokale fondsen. Over het boekjaar 2013 was er een lichte daling in het gemiddelde aantal malen uitleg per vennootschap (van 5,0 in 2012 naar 4,8 in 2013). De daling deed zich echter alleen voor bij de AEX-vennootschappen en AMS-vennootschappen. Bij de AMX-vennootschappen en bij de lokale fondsen is er daarentegen juist sprake van een stijging in de hoeveelheid uitgelegde Bepalingen. Bij de lokale fondsen is deze stijging zelfs fors: van 6,3 naar 9,4. De AEX- en AMXVennootschappen leggen nog steeds minder Bepalingen uit dan de AMS- en lokale fondsen, zoals te zien is Figuur 14.
Index (n) AEX (20) AMX (20) AMS (18) Lokaal (12) Totaal (70)
Hoeveelheid uitleg in 2013 45 84 96 113 338
Gemiddelde ## Gemiddelde ## Gemiddelde ## uitleg per uitleg per uitleg per vennootschap vennootschap vennootschap over 2013 over 201215 over 201116 2,3 3,5 3,8 4,2 4,0 3,8 5,3 5,9 5,8 9,4 6,3 6,0 4,8 5,0 4,9
Figuur 14 Totaal aantal keer dat een Bepaling is uitgelegd, alsmede het gemiddelde aantal per Vennootschap, verdeeld naar index, over boekjaar 2013 en de boekjaren 2012 en 2011 Een opmerking hierbij is dat de gevolgde online survey-methode met name bij AEX-fondsen kan hebben geleid tot een lagere hoeveelheid van uitgelegde (sub-)bepalingen dan in voorgaande jaren, met name bij de Vennootschappen die dit jaar hebben ingevuld dat zij de Code volledig toepassen. Bij de lokale fondsen speelt mee dat de uitleg relatief vaak niet is opgenomen in het jaarverslag, maar vermeld wordt op de website van de Vennootschap. De gemiddelde hoeveelheid uitleg op websites van lokale fondsen is 11,7 per Vennootschap; de gemiddelde hoeveelheid uitleg in jaarverslagen van lokale fondsen is daarentegen 6,9. De onderverdeling van uitleg naar hoofdstukken van de Code is vergelijkbaar gebleven aan voorgaande jaren. Evenals in de voorafgaande jaren, wordt de meeste uitleg gegeven ten aanzien Tilburg University. (2013). Corporate Governance in Nederland: Een Onderzoek naar de Stand van Zaken in het Boekjaar 2012 en de ontwikkelingen ten opzichte van het Boekjaar 2011. 16 Idem, zie voetnoot 15. 15
26
Onderzoekk naleving Nedeerlandse Corporaate Governancee Code 2013
van het bestuur (hoofdstuk II van v de Codee: 148 keer uuitleg; 44% van v de uitgellegde Bepaliingen), %), de algem mene vergadering van aaandeelhoudeers de RvC (hoofdstuk III: 114 keeer uitleg; 34% k uitleg; 18%). Hoofd dstuk V van de Code, ovver de auditt van de finaanciële (hoofdsttuk IV: 63 keer verslagggeving en de positie van de interne audit a functiee en van de externe e acco ountant, krijgt 4% van de uuitleg (13 keer uitleg). Ten aanzien van v hoofdsttuk I van de Code wordt door de Vennoo otschappen geen g uitleg verschaft. v In n dit hoofdsttuk staat oveerigens de bepaling dat de uitleg moet wo orden vermeeld in het jaaarverslag (beepaling I.1). In het ondeerzoek haddden 8 Venno ootschappen n (11% van het h totaal) dat d niet gedaaan: voor de uitleggendee tekst werd door deze Veennootschap ppen verwezzen naar een document op o hun web bsite. De verddeling van dee hoeveelheiid uitgelegdee bepalingen n naar hoofd dstuk van dee Code is graafisch weergeggeven in Figuuur 1.
Uitgeleg U gde Bep palingen n boekjaar 20133 fdstuk I - Nalevving en handhavving naaar hoofd dstuk vaan de Co ode Hoof van de d code 0% % Hooffdstuk II - Het bestuur b
4% 1 18%
Hooffdstuk III - De Raad R van Com mmissarissen
4 44%
Hooffdstuk IV - De (algemene ( vergaadering van) aan ndeelhouders Hooffdstuk V - De auudit van de finan nciële verslaggevving, positie van de intern ne auditfunctie en e van de extern ne accouuntant
34%
Figuur 155 Relatief aanntal uitgelegde Bepalingen peer hoofdstuk van v de Code (% Ten opzzichte van het boekjaar 2012 2 hebben n zich hier geen g belangrrijke verschiillen voorgeddaan, zoals Figguur 16 laat zien: z Hoofd dstuk van de d Code I II III IV V
% 2013 0 44 34 18 4
% 201217 0 41 35 19 5
Figuur 16 Uitleg verdeeeld naar hoofd fdstukken vann de Code, verggelijking 20133 en 2012
3.3 O Overzicht vaan meest u uitgelegde e Bepalinge en Figuur 17 geeft een overzicht o vaan de Bepaliingen welke de door meeeste bedrijvven zijn uitgeelegd, n over hett boekjaar 20013. Vermelld wordt hoeveel bedrijvven de betreeffende Bepaling hebben uitgelegdd. De lijst beestaat uit 11 Bepalingen n. De achtstee plaats op deze d lijst wo ordt ex equo Tilburgg University. (22013). Corporatee Governance in Nederland: Eenn Onderzoek naaar de Stand van Zaken Z in het Booekjaar 2012 en dee ontwikkelingenn ten opzichte vann het Boekjaar 2011. 2 17
27
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
ingenomen door vier Bepalingen met een gelijk aantal bedrijven dat er uitleg bij heeft gegeven, waardoor de facto een top-11 ontstaat. Ter vergelijking is de top-11 over boekjaar 2012 opgenomen in Figuur 18 (ook toen waren de laatste posities ex equo). Bepaling II.2.08 IV.3.01 IV.1.01
Ontslagvergoeding bestuurders Communicatie naar aandeelhouders Procedure omtrent de rol van de algemene vergadering van aandeelhouders met betrekking tot benoeming of ontslag van bestuurders en Commissarissen II.1.01 Benoemingstermijn bestuurders II.2.13 Informatie in het overzicht bezoldigingsbeleid III.05.11 Samenstelling en rol kerncommissies Raad van Commissarissen II.2.04 Uitoefeningsperiode opties V.3.03 Interne audit functie II.2.05 Vereisten toekenning aandelen zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders III.3.05 Maximale zittingsperiode commissarissen III.6.05 Reglement ten aanzien van tegenstrijdige belangen
Aantal
%
23 21 18
32,9 30,0 25,7
18 1218 11
25,7 17,1 15,7
9 8 8
12,9 11,4 11,4
8 8
11,4 11,4
Figuur 17 Overzicht top 12 meest uitgelegde Bepalingen in 2013 De absolute aantallen in Figuur 17 zijn lager dan die in Figuur 18 omdat dit jaar een online survey is gehouden met een respons van 70 Vennootschappen (n = 70), terwijl vorig jaar alle Nederlandse Beursvennootschappen zijn onderzocht (n = 96). Bepaling
Aantal19
%
II.2.08
Ontslagvergoeding bestuurders
47
49,0
II.1.01 IV.3.01 III.3.05 III.4.03 III.6.05 II.2.05
Benoemingstermijn bestuurders Communicatie naar aandeelhouders Maximale zittingsperiode commissarissen Secretaris van de vennootschap Reglement ten aanzien van tegenstrijdige belangen Vereisten toekenning aandelen zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders Samenstelling en rol kerncommissies Raad van Commissarissen Informatie in het overzicht bezoldigingsbeleid Procedure omtrent de rol van de algemene vergadering van aandeelhouders met betrekking tot benoeming of ontslag van bestuurders en Commissarissen Interne audit functie
40 37 21 18 17 16
41,7 38,5 21,9 18,8 17,7 16,7
16
16,7
13 13
13,5 13,5
13
13,5
III.05 II.2.13 IV.1.01 V.3.03
Figuur 18 Overzicht top 11 meest uitgelegde Bepalingen in 2012
Voor Bepaling II.2.13 hebben in totaal 10 Vennootschappen 12 verschillende uitlegteksten gegeven voor de verschillende Sub-Bepalingen II.2.13.a t/m II.2.13.j 19 Tilburg University. (2013). Corporate Governance in Nederland: Een Onderzoek naar de Stand van Zaken in het Boekjaar 2012 en de ontwikkelingen ten opzichte van het Boekjaar 2011. 18
28
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
De ontslagvergoeding voor de bestuurders (II.2.08) is ook dit jaar de meest uitgelegde Bepaling. Nieuw in de top vier is de procedure omtrent de rol van de algemene vergadering van aandeelhouders met betrekking tot benoeming of ontslag van bestuurders en commissarissen (IV.1.01). Dit is een opvallende stijging ten opzichte van vorig jaar. Deze kan grotendeels worden toegeschreven aan het feit dat juist bij deze Bepaling relatief veel respondenten in de survey als uitleg hebben ingevuld dat deze Bepaling niet op hun vennootschap van toepassing is. Wanneer dit deel van de respons buiten beschouwing wordt gelaten, dan komt Bepaling IV.1.01 op de vierde plaats, na Bepaling II.1.01. In dat geval is de top-3 identiek zijn aan die uit het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2012. Bij de meest uitgelegde Bepalingen valt over de hele linie een daling van de hoeveelheid uitleggende teksten ten opzichte van 2012 te constateren: -
Benoemingstermijn bestuurders (II.1.01): van 41,7% van de vennootschappen in 2012, naar 24,3% in 2013. Ontslagvergoeding bestuurders (II.2.08): van 49,0% van de vennootschappen in 2012, naar 32,9% in 2013; Communicatie naar aandeelhouders (IV.3.01): van 38,5% van de vennootschappen in 2012, naar 30.0% in 2013;
Bij de uitleg over de benoemingstermijn en de ontslagvergoeding van bestuurders (II.1.01 en II.2.08) wordt vaak het respecteren van bestaande contracten als uitleg gegeven. De uitleg met betrekking tot de communicatie naar aandeelhouders (IV.3.01) heeft vaak betrekking op de bewerkelijkheid en relatief hoge kosten van het voor alle aandeelhouders toegankelijk maken van analistenbijeenkomsten, analistenpresentaties en presentaties aan (institutionele) beleggers en persconferenties, middels ICT. Sommige Bepalingen worden door Vennootschappen variërend naar beursindex vaker uitgelegd dan door andere. Figuur 19 laat zien hoe de uitleg van de vier meest uitgelegde Bepalingen is verdeeld naar indextype. Daaruit blijkt dat die verdeling niet homogeen is. Opvallend is het gering aantal keren dat AEX-vennootschappen een beroep doen op een uitleggende tekst ten aanzien van Bepaling II.1.01 (benoemingstermijn bestuurders) en IV.3.01 (communicatie naar aandeelhouders). Opvallend is ook dat AMS-vennootschappen relatief vaak uitleggen dat zij Bepaling IV.3.01 niet toepassen. Bpb II.2.08 IV.3.01 IV.1.01 II.1.01
AEX 7 1 4 1
AMX 7 5 8 6
AMS 5 12 2 5
Figuur 19 Hoeveelheid uitleg aangaande een viertal Bepalingen, naar fondsomvang
29
Lok 4 3 4 5
Totaal 23 21 18 17
Onderzoekk naleving Nedeerlandse Corporaate Governancee Code 2013
3.4 O Overzicht m motivatie u uitleg Vennoo otschappen kunnen k versschillende motieven m heb bben om een n Bepaling niet n toe te paassen. De uitleeg die zij daaarover versch haffen, kan op grond vaan deze versschillende so oorten motieeven nader worden w geclassificeerd. Een E vennoottschap kan een e Bepalingg niet toepasssen, omdat zij: 1. besttaande afspraken en/of contracten wenst w te respecteren; 2. zich h conformeeert aan bestaaande wet- en regelgevving en/of deze d afdoende acht, dan n wel de bepaaling in strrijd acht met m jurisprudentie en/o of wet- en n regelgevin ng, dan well nadere wetggeving op diit terrein weenst af te wachten; 3. steltt dat het een n tijdelijke affwijking betrreft; 4. een eigen regeliing kent waaarvan zij uittdrukkelijk viindt dat dezze in lijn is met m de geesst van de Codde; 5. een andere regeling kent, zo onder dit nader te motivveren; 6. vinddt dat de beetreffende bepaling b vraaagt om een n werkwijzee die niet gebruikelijk g is in de landden en/of seectoren waarrin zij actief is; 7. vinddt dat de invvoering van de bepalingg een te grote administrratieve en/o of financiële last zou verggen en/of van v mening is dat de vennootsch v hap te klein is om de bepaling te kunnen nalevven; 8. vinddt dat dee bepaling ligt op een terreein dat eeen privé-aaangelegenheeid van besttuurders/com mmissarisseen is; 9. van mening is dat d de bepaliing niet op haar h van toepassing is; 10. overrig Figuur 20 geeft de procentuele frequentieve f erdeling van deze 10 cattegorieën aan n, voor 20133 en ter vergelijkking ook voo or 2012. De figuur laat zien z dat som mmige typen n uitleg relatiief vaak voorkom men, bijvoorrbeeld de uittleg waarin men m stelt daat het toepasssen van een n bepaalde Bepaling B een te grrote adminisstratieve of financiële laast vergt (13% %). Andere typen uitlegg komen relaatief weinig voor, v bijvoorrbeeld het argument a datt het toepassen van de betreffende b bepaling vraaagt om een werkkwijze die niet n gebruikeelijk is in een n land of secctor waar de Vennootschap actief iss (1%). Met betrrekking tot de d soorten motivatie m in de uitleg is in 2013 een n aantal wijziigingen zichtbaar ten opziichte van heet boekjaar 2012. 2
Inho oudelijk ke classiificatie uitleg: 2013 vs 2012 0%
5% %
11%
b bestaande afsp praken respecteeren in strijd met wet w en regelgevving t tijdelijke afwijkking an ndere regeling in geest v.d. ccode
20%
255%
3 35%
40%
11%
2012
22%
9%
2013
1% 1% 15%
133%
1% 1% 38% 3
ovverig n van toepassing niet
30%
4 4% 6% 3% % 1% 4 4%
te grote administratievve / financiële last privvé-aangelegenh heid
155%
6%
anddere regeling zonder z motivering nieet gebruikelijkk in andere lan nden
10%
0%
14%
Figuur 20 Inhoudelijke motivatie vaan de uitleg: booekjaar 2013 vs boekjaar 2012 2
30
36%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
We zien in de data een sterke afname van de categorie "andere regeling zonder motivering" (van 22% in 2012, naar 9% in 2013). Ook zien we dat het percentage tijdelijke afwijkingen is verminderd (van 6% naar 3%) en dat het percentage andere regelingen in de geest van de code is gestegen (van 1% naar 4%) . De categorie 'niet van toepassing' is dit jaar opgenomen, omdat veel vennootschappen deze opmerking hebben ingevuld bij betreffende Bepalingen. Ter illustratie geven wij hieronder enkele, waar nodig geanonimiseerde, voorbeelden van uitleggende teksten, voor een aantal categorieën uit Figuur 20. De vennootschap wenst bestaande afspraken en/of contracten te respecteren. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een met directeuren afgesproken ontslagregeling, die afwijkt van de best practice die de code daarover formuleert in Bepaling II.2.08. De vennootschap wil zich conformeren aan bestaande wet- en regelgeving en/of acht deze afdoende, dan wel wordt de Bepaling in strijd geacht met jurisprudentie en/of wet- en regelgeving, dan wel men wenst nadere wetgeving op dit terrein af te wachten. Een uitleggende tekst in deze categorie heeft bijvoorbeeld betrekking op Bepaling II.3.04, waar wordt gesteld: "Besluiten tot het aangaan van transacties waarbij tegenstrijdige belangen van bestuurders spelen die van materiële betekenis zijn voor de vennootschap en/of voor de desbetreffende bestuurders behoeven goedkeuring van de raad van commissarissen. Dergelijke transacties worden gepubliceerd in het jaarverslag, met vermelding van het tegenstrijdig belang (...)". Een onderneming wenst haar naleving van deze Bepaling, middels een uitleggende tekst, te voorzien van het voorbehoud dat men geen vertrouwelijke of concurrentiegevoelige informatie zal prijsgeven. De Vennootschap stelt dat de afwijking van een Bepaling tijdelijk is. Hier kan het gaan om bijvoorbeeld de mededeling dat de huidige directeur voor onbepaalde tijd is aangesteld (in afwijking van Bepaling II.1.01), maar dat afspraken met een volgende directeur zullen worden gemaakt conform deze Bepaling. De onderneming hanteert een andere regeling, in de geest van de code. Een voorbeeld betreft Bepaling III.6.05. Deze luidt aldus: "Alle transacties tussen de vennootschap en natuurlijke of rechtspersonen die ten minste tien procent van de aandelen in de vennootschap houden, worden onder in de branche gebruikelijke condities overeengekomen. Besluiten tot het aangaan van transacties met deze personen die van materiële betekenis zijn voor de vennootschap en/of voor deze personen behoeven goedkeuring van de raad van commissarissen. Dergelijke transacties worden gepubliceerd in het jaarverslag, met de verklaring dat Bepaling III.6.04 is nageleefd." Een Vennootschap voegt bij het niet (letterlijk) toepassen van deze Bepaling de uitleg dat men een aantal eigen regelingen ter voorkoming van bestuurlijke belangverstrengeling hanteert, die op dit punt een "gepaste bescherming" bieden. De Vennootschap geeft op een andere regeling te hanteren, maar voegt daarbij geen nadere motivering. Een desbetreffend voorbeeld kan betrekking hebben op Bepaling II.2.13e. Deze bepaling gaat over rapportage aangaande de samenstelling van de groep van ondernemingen waarvan het bezoldigingsbeleid mede de hoogte en samenstelling van de bezoldiging van bestuurders bepaalt (peer group). Een Vennootschap geeft aan de samenstelling van deze groep niet prijs te zullen geven (maar voegt daar geen reden aan toe). De betreffende Bepaling vraagt om een werkwijze die niet gebruikelijk is in de landen en/of sectoren waarin de Vennootschap actief is. Bepaling III.7.01 stelt dat aan een commissaris bij wijze van bezoldiging geen aandelen en/of rechten op aandelen worden toegekend. Een onderneming wil hiervan afwijken en legt dat uit onder verwijzing naar andersluidende wetgeving in de VS, welke in dit verband op de vennootschap van toepassing is. De Vennootschap vindt dat de invoering van de Bepaling een te grote administratieve en/of financiële last zou vergen en/of is van mening dat de Vennootschap te klein is om de Bepaling te kunnen naleven. Een Vennootschap past Bepaling III.1.01 niet toe, waarin als norm wordt gesteld dat de taakverdeling 31
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
en werkwijze van de raad van commissarissen worden neergelegd in een reglement. De Vennootschap legt uit dat men gezien de omvang van de Vennootschap afziet van een dergelijk reglement. Men vindt dat de Bepaling ligt op een terrein dat een privé-aangelegenheid van bestuurders/commissarissen is. Sommige Bepalingen vergen het publiceren van persoonsgegevens, zoals de hoogte van het salaris, informatie over afvloeiingsregelingen en prestatiecriteria (bijv. II.2.14). Wanneer een Vennootschap zulke informatie om privacy redenen niet wil prijsgeven, kan zij in het jaarverslag uitleggen dat en waarom men dat niet doet. Sommige Vennootschappen maken gebruik van deze mogelijkheid. Tenslotte is dit jaar een nieuwe categorie toegevoegd aan in de classificatie van uitleggende teksten, namelijk 'niet van toepassing'. Dit betreft uitleggende teksten waarin de vennootschap aangeeft dat een Bepaling niet op haar van toepassing is. De uitleggende teksten in deze categorie bevatten meestal summiere mededelingen, waarin slechts wordt gesteld dat een Bepaling niet van toepassing is, vaak onder verwijzing naar een document op de website van de onderneming (niet zijnde het jaarverslag).
3.4.1 Het effect van de strengere voorwaarden van de Commissie In deze paragraaf wordt nader uiteengezet de wijze waarop Vennootschappen tijdelijke niettoepassing van de Code uitleggen, alsmede de uitleg die wordt verschaft bij het hanteren van eigen regelingen die niet expliciet in lijn zijn met de Code. De Commissie heeft speciale aandacht voor deze twee typen uitleg, hetgeen zij in haar rapport over 2012 als volgt heeft toelicht: "De Commissie heeft in eerste instantie onderzoek gedaan naar twee typen uitleg: het verwijzen naar een eigen regeling en het aangeven van een tijdelijke afwijking. Daarbij heeft zij aangegeven dat het verwijzen naar een eigen regeling alleen volstaat als wordt aangegeven waarom de eigen regeling nodig is en als wordt beargumenteerd hoe deze regeling aansluit bij het bijbehorende principe in de Code. Bij een tijdelijke afwijking die langer dan één jaar duurt moet worden aangegeven wanneer verwacht wordt dat de betreffende Bepaling weer wordt toegepast.”20 In de volgende paragrafen worden deze twee typen uitleg in het verslagjaar 2013 daarom nader onderzocht. Tijdelijkheid afwijking Om specifiek de aandacht te vragen voor eventueel gegeven uitleg met een tijdelijk karakter is aan het einde van de survey aan alle respondenten de volgende vraag voorgelegd:
Tijdelijke afwijkingen Heeft u bij het invullen van het onderzoek één of meerdere keren aangegeven dat u bepalingen in de Code ‘tijdelijk’ niet toepast?
Ja, ik heb afwijkingen van de Code aangegeven die 'tijdelijk' van aard zijn.
Nee, ik heb geen afwijkingen van de Code aangegeven die 'tijdelijk' van aard zijn.
20
Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Governance in beweging, Den Haag, 2013, p.17. 32
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
In totaal is er 12 keer van de 338 beoordeelde uitlegteksten (3%) een uitleg over het boekjaar 2013 aangetroffen waarin wordt gesteld dat het hier een tijdelijke afwijking van de Code betreft. De toelichting met betrekking tot de tijdelijkheid kan nog verder worden gepreciseerd in de volgende twee categorieën: 1. In de uitleg wordt er expliciet op gewezen dat het een tijdelijke afwijking van de Code betreft, echter zonder dat een einddatum wordt genoemd (9 keer; 3%); 2. De Bepaling zal op korte termijn worden toegepast, met vermelding van de datum (3 keer; 1%). Naast uitleggende uitspraken waarin de tijdelijkheid van de niet-toepassing uitdrukkelijk wordt verwoord, is er ook veel uitleg waaruit impliciet blijkt dat er sprake is van een tijdelijke afwijking (40x; 12%). Impliciete aanduidingen van tijdelijkheid komen relatief vaak voor bij de bepalingen betreffende de ontslagvergoeding (II.2.08; 8 keer genoemd). Men moet hier bijvoorbeeld denken aan de uitleg dat de Bepaling nog niet geldt voor alle bestuurders (wegens afspraken uit het verleden), of dat bestaande regeling niet meer zal gelden voor nieuwe bestuurders. Uitleg omtrent tijdelijke niet-naleving van de Code waarin geen einddatum wordt genoemd, worden door de Commissie beschouwd als onvoldoende. Dit geldt voor 9 gevallen in de surveyrespons, zijnde 3% van het totaal. Geprolongeerde tijdelijke afwijkingen De uitleg dat een bepaalde afwijking van de Code tijdelijk van aard is, dient uiteraard ook zelf tijdelijk van aard te zijn. Wanneer Beursvennootschappen meerdere jaren achtereen expliciet uitleggen dat zij een bepaalde bepaling tijdelijk niet toepassen, kan de naleving van de Code in het geding zijn. Om te analyseren of dit fenomeen zich voordoet hebben wij een inhoudelijke vergelijking met de uitleg uit de jaarverslagen van 2012 gemaakt, op het punt van de tijdelijkheid. We onderzochten daartoe 9 keer een uitleg die expliciet de tijdelijkheid van de afwijking benadrukte. Van deze 9 gevallen bleek er in 4 gevallen sprake te zijn van een herhaling van de uitleg dat de niet-naleving tijdelijk was. Verwijzing naar eigen regeling Over het boekjaar 2013 is in totaal 46 keer verwezen naar een eigen regeling, dat is 14% van de uitleg. Dit is een daling ten opzichte van het onderzoek over boekjaar 2012, toen werd gerapporteerd dat 23% van de uitleg betrekking had op een eigen regeling. In 15 gevallen (4%) betrof het een eigen regeling die door de Vennootschap uitdrukkelijk als zijnde in de geest van de Code werd gemotiveerd. In 31 gevallen (9%) betrof het een vermelding van een eigen regeling, zonder een motivatie over de wijze waarop deze eigen regeling in overeenstemming zou zijn met de geest van de Code. Deze laatste categorie (eigen regeling zonder motivatie) kan wederom worden onderverdeeld in twee subtypen: 1. De uitleg is beperkt tot een zeer summiere aanduiding van de eigen regeling (6 gevallen; 2%). 2. De uitleg bevat gedetailleerde informatie omtrent de eigen regeling, maar geen motivatie (25 gevallen; 7%). De Commissie heeft met betrekking tot de eigen regeling in haar rapport 2011 aangegeven: “Alleen verwijzen naar een eigen regeling zonder nadere motivering geldt niet als uitleg en is nietnaleving.”21 Wanneer men een voldoende motivatie van de eigen regeling alleen aanwezig acht in de bovenstaande eerste categorie, dan betekent dit dat het merendeel van de verwijzingen naar 21
Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Rapport December 2011, p.10 33
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
eigen regelingen (31 van 46 gevallen; 67%) als niet-naleving zou moeten worden beschouwd. Dit betekent een afname van het percentage onacceptabele uitleg van eigen regelingen ten opzichte van boekjaar 2012 (79%).
3.5 Argumentatieve kwaliteit van de uitleg In overleg met de Commissie introduceert Nyenrode in dit rapport een additionele analyse van de argumentatieve kwaliteit van de uitleg, in aanvulling op de beoordeling van de tijdelijke uitleg en de eigen regelingen. De reden hiervoor is de toenemende zorg om de algemene kwaliteit van de uitleg, waarmee de legitimiteit van het pas-toe-of-leg-uit principe uiteindelijk staat of valt. Zo stelt de Commissie in haar verslag van 2013 dat de kwaliteit van de uitleg "essentieel is voor een goede naleving van de Code".22 De Commissie kondigt aan dat zij breder onderzoek wil gaan doen naar de kwaliteit van de uitleg: "De Commissie constateert dat het werk met betrekking tot de kwaliteit van de uitleg nog niet af is. De Commissie denkt dat het zinvol kan zijn om ook andere soorten uitleg die worden gebruikt in beeld te brengen. De typen uitleg eigen regeling en tijdelijke afwijking worden relatief vaak gebruikt, maar er zijn veel meer soorten uitleg die niet altijd duidelijk weergeven waarom van de Code wordt afgeweken. Wellicht is het nuttig om meer guidance te geven en/of om voorbeelden te geven van kwalitatief goede uitleg. Ten behoeve van zowel de vennootschapen zelf als van hun aandeelhouders."23 Met het oog op de doelstelling om de argumentatieve kwaliteit van alle uitleg te onderzoeken wordt in dit rapport een nieuw toetsingskader gehanteerd, waarin de uitleg wordt beoordeeld aan de hand van drie criteria: 1. Is de uitleg informatief? 2. Is de uitleg argumentatief? 3. Is de uitleg evaluatief? Deze driedeling is gebaseerd op een literatuurstudie naar recente artikelen en documenten waarin aanzetten worden gegeven om de kwaliteit van uitleg in het kader van het pas-toe-of-leg-uitprincipe in algemene zin te beoordelen.24 De driedeling strookt met de wijze waarop in voorafgaande jaren de kwaliteit van verwijzing naar eigen regelingen is onderzocht en kan aldus worden opgevat als een verbreding van dit onderzoek naar alle door de vennootschappen verschafte uitleg over het niet-toepassen van Bepalingen.
Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Governance in beweging, Den Haag, 2013, p.22. Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Governance in beweging, Den Haag, 2013, p.17. 24 Andres, Ch., E. Theissen (2008), Setting a fox to keep the geese — Does the comply-or-explain principle work? Journal of Corporate Finance, Vol. 14, p. 289–301. Arcot, S., V. Bruno, A. Faure-Grimaud (2010), Corporate governance in the UK: Is the comply or explain approach working? International Review of Law & Economics, Vol. 30, No. 2, pp 193-201. ECODA/ European Confederation of Directors’ Associations (2012), Comply or explain: Preserving governance flexibility with quality explanations, ECODA, Brussels (www.ecoda.org). Galle, J. (2012), Consensus on the compy or explain principle within the EU corporate governance framework: legal and empirical research [Proefschrift, Erasmus Universiteit Rotterdam], Wolters-Kluwer, Alphen aan den Rijn. EC/ European Commission (2014), Commission staff working document. Impact assessment accompanying the document Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on amending Directive 2007/36/EC as regards the encouragement of long-term shareholder engagement and Directive 2013/34/EU as regards certain elements of the corporate governance statement and Commission recommendation on on the quality of corporate governance reporting ('comply or explain'). SWD(2014) 127 final, European Union, Brussels. 22 23
34
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Uitleg van de criteria
1. De uitleg is informatief
De uitleg is informatief – dat wil zeggen dat de uitleg informatie bevat die specifiek op de vennootschap betrekking heeft, zoals bedrijfsgegevens, persoonskenmerken, beschrijvingen van bestaande regelingen, aanduidingen omtrent de cultuur en de waarden van de vennootschap of bijzondere omstandigheden waarmee de vennootschap te maken heeft. Het gaat er in dit criterium vooral om dat de vennootschap de uitleg voorziet van feitelijke informatie die speciaal op haar betrekking heeft.
2. De uitleg is argumentatief
De uitleg is argumentatief – dat wil zeggen dat de uitleg een conclusie bevat die volgt uit een opgegeven reden (trefwoorden: “want”, “omdat”, “immers”). Een argument kan worden gedefinieerd als een constellatie van proposities ter rechtvaardiging van een standpunt.25 Alleen het formeel logische vereiste van redengevendheid wordt hier getoetst. De inhoudelijke plausibiliteit van de logische redenering wordt hier niet beoordeeld. In het dagelijks taalgebruik worden algemene premissen bovendien vaak verzwegen, maar worden wel impliciet verondersteld. Zulke algemene 'slordigheden van het dagelijkse redeneren' staan hier ook niet ter beoordeling. Wanneer een vennootschap enkel verwijst naar een alternatieve procedure, zonder aan te geven waarom dit kan dienen als alternatief voor de afgeweken bepaling, dan geldt dat niet als argumentatief. Wanneer vennootschappen een alternatief noemen, dan geven zij daarmee niet een reden. Ook de enkele mededeling dat de vennootschap hierover heeft overlegd met (grote) aandeelhouders, kan niet worden beschouwd als een argumentatieve uitleg. De enkele mededeling dat een afwijking tijdelijk is levert evenmin een argumentatieve uitleg op.
3. De uitleg is evaluatief
De uitleg is evaluatief – dat wil zeggen dat de uitleg duidelijk maakt op welke wijze de vennootschap, ondanks de niet-toepassing van een bepaalde Code, toch denkt bij te dragen aan 'good governance' op het betreffende punt. De UK Corporate Governance Code van 2009 stelt wat dit betreft dat uitleg de vraag moet beantwoorden "if good governance can be achieved by other means".26 De uitleg dient op dit niveau te beschrijven hoe de vennootschap toch denkt te handelen in de geest van de Code. Geeft de uitleg blijk van zorg om het "vertrouwen van de belanghebbenden dat hun belangen worden behartigd"?27 De UK Corporate Governance Code van 2012 stelt in dit verband: "In providing an explanation, the company should aim to illustrate how its actual practices are consistent with the principle to which the particular provision relates, contribute to good governance and promote delivery of business objectives".28 In de operationalisering van het begrip 'evaluatief' is er vooral op gelet of de vennootschap in haar argumentatie ook een beoordeling geeft van haar eigen beleid, gemeten naar een of andere, impliciet of expliciet gehanteerde norm van 'good governance'. Trefwoorden daarbij zijn 'conform', 'as required', 'voldoende', 'goed', of bijvoorbeeld de bewering dat de eigen regeling 'bevorderlijk is voor het lange termijnbelang van de onderneming'. De drie algemene kwaliteitscriteria voor uitleg kunnen hiërarchisch worden geordend, in die zin dat ze voorwaardelijk zijn voor elkaar. Een uitleggende tekst kan niet evaluatief zijn zonder ook argumentatief te zijn en een uitleggende tekst kan niet argumentatief zijn zonder ook informatief Eemeren, F. van, R. Grootendorst, A. Snoeck Henkemans et al. (1996), Fundamentals of argumentation theory: A handbook of historical background s and contemporary developments, Mamwah, NJ, Lawrence Erlbaum. 26 Federal Reporting Council (2009), Review of the Combined Code: Final Report, London, FRC. 27 De Nederlandse Corporate Governance Code, Preambule, all. 8. 28 Financial Reporting Council (2012), The UK Corporate Governance Code, September 2012, London, FRC . 25
35
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
te zijn. Andersom geldt dat niet alle informatieve tekst ook argumentatief is, noch dat alle argumentatieve tekst ook evaluatief is. Aldus kunnen alle uitleggende teksten worden voorzien van een score op een schaal van 0 tot 3 punten. -
3 punten 2 punten 1 punt 0 punten
Evaluatief Argumentatief Informatief Onvoldoende
de uitleg is informatief + argumentatief + evaluatief de uitleg is informatief + argumentatief de uitleg is informatief de uitleg beantwoordt aan geen van bovenstaande drie kenmerken
Daarnaast kennen we in dit onderzoek ook nog de uitleg dat een Bepaling 'niet van toepassing' is. Dit betreft 46 uitleggende teksten (14% van het totaal, zie Figuur 20). Deze zijn in de onderhavige analyse buiten beschouwen gelaten, omdat ze logisch gezien paradoxaal zijn (de uitleg bestaat uit de bewering dat er niet hoeft te worden uitgelegd). Daarmee bleven 292 uitleggende teksten over. Daarvan waren er 286 interpreteerbaar. De uitkomsten van de analyse van de 286 onderzochte uitleg-teksten zijn weergegeven in Figuur 21. Kwaliteits- Omschrijving niveau van de uitleg 3 punten 2 punten 1 punt
Aantallen (N = 286) %
informatief + argumentatief + evaluatief informatief + argumentatief
43 (15%) 181 (63%)
informatief 262 (92%)
0 punten
Tekst zonder uitleggende informatie
24 (8%)
Figuur 21 Algemene argumentatieve kwaliteit van de uitleg (% over 286 bepalingen in deze analyse) Op basis van de resultaten in Figuur 21 kunnen een aantal conclusies worden geformuleerd: -
-
Van de beoordeelde teksten waarmee het niet-toepassen van een Bepaling werd uitgelegd bevatte 8% in feite geen enkele informatie. Het gaat hierbij meestal om vage verwijzingen naar documenten op een website, welke niet te traceren waren. De meeste uitleggende teksten (92%) bevatten specifieke informatie over de Vennootschap Dat betekent dat er een omschrijving wordt gegeven van een door de Vennootschap gehanteerde werkwijze. Wanneer een uitleggende tekst op zijn minst enige informatie over de Vennootschap bevat, wordt zij beschouwd als informatief. Van de uitleggende teksten kan 63% ook als argumentatief worden beschouwd. Dat betekent dat er een uitleg wordt gegeven aangaande waarom de Vennootschap heeft besloten om een bepaling uit de Code niet toe te passen. Veel genoemde redenen waren dat men bestaande afspraken wenst te honoreren, of dat de Vennootschap te klein is om bepaalde Bepalingen door te voeren, of zelfs dat men dit te kostbaar vindt. Uit Figuur 21 kunnen we ook afleiden dat er 81 x (262 - 181) een uitleg is geformuleerd welke wel informatief was, maar niet
36
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
-
argumentatief. Dat is uitleg waarin wel feiten en gegevens over de Vennootschap worden vermeld, maar geen argumenten. Een argument probeert een standpunt te rechtvaardigen en feiten doen dat op zichzelf niet. Van de onderzochte uitleg is 15% van het hoogste niveau: evaluatief. Dit houdt in dat de Vennootschap in haar uitleg ook aangeeft waarom zij het uitgelegde beleid beschouwt als 'good governance', of 'in lijn met de gedragscode'. We kunnen uit Figuur 21 ook aflezen dat een groot deel van de uitleg wel argumentatief is, maar niet evaluatief: de Vennootschap voert redenen aan voor het niet-toepassen van een bepaling, maar overweegt daarbij niet of dit ook goede redenen zijn. Dit geldt voor 138 (181 43) van de onderzochte uitleggende Bepalingen. De conclusie lijkt gewettigd dat er ruimte voor verbetering is ten aanzien van de kwaliteit van de uitleg. Uitleg die enkel feitelijke informatie bevat, kan verbeterd worden door argumenten toe te voegen: waarom doen we het zo? Uitleg die reeds argumenten bevat kan vaak nog worden versterkt door een evaluatie toe te voegen: doen we het zo ook goed?
Om het beeld van de argumentatieve kwaliteit van de uitleg te specificeren zijn twee nadere deelanalyses uitgevoerd. Om te beginnen is onderzocht of de kwaliteit van de argumentatie verschilt per fondstype. Daarnaast is onderzocht welke Bepalingen het beste worden uitgelegd. Figuur 22 laat zien hoe de kwaliteit van de uitleggende teksten is verdeeld naar fondstype. Het blijkt dat uitleg van het laagste kwaliteitsniveau (‘nihil’) relatief het vaakst wordt gegeven door lokale vennootschappen en het minst door AEX-vennootschappen. Globaal kunnen we stellen dat de argumentatieve kwaliteit van de uitleggende bepalingen het hoogste is bij de AEXvennootschappen, gevolgd door respectievelijk de vennootschappen van de AMX, de AMS en tenslotte de lokale fondsen. Kwaliteitsniveau van de uitleg
AEX
AMX
AMS
Lok
Totaal
3 - informatief + argumentatief + evaluatief
11
13
11
8
43
2 - informatief + argumentatief
30
41
64
46
181
1 - informatief
36
69
76
81
262
0 - nihil
1
3
7
13
24
Figuur 22 Argumentatieve kwaliteit van de uitleg, naar fondstype De top-11 van meest uitgelegde Bepalingen is aan een nader onderzoek onderworpen met betrekking tot de argumentatieve kwaliteit van de uitleg. De uitkomsten zijn weergegeven in Figuur 23. (In deze analyse zijn de scores 'niet van toepassing' buiten beschouwing gelaten, waardoor de aantallen afwijken van die in Figuur 14). De tabel laat zien dat de meest uitgelegde Bepalingen niet ook de best uitgelegde Bepalingen zijn. De best uitgelegde Bepaling is III.3.5, over de maximale zittingsduur van de commissarissen. De helft van de daarover verschafte uitleg is van het hoogste, evaluatieve kwaliteitsniveau. Bij de meest uitgelegde Bepaling (II.2.8, over de ontslagvergoeding van bestuurders) wordt slechts in 2 (van de 23) gevallen een uitleg gegeven die evaluatief van aard is. Uitleg zonder enige argumentatieve betekenis ('nihil') lijkt niet systematisch met een Bepaling samen te hangen.
37
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bpb
Kwaliteitsniveau van de uitleg
II.2.08 IV.3.01 IV.1.01
Ontslagvergoeding bestuurders Communicatie naar aandeelhouders Procedure omtrent de rol van de algemene vergadering van aandeelhouders met betrekking tot benoeming of ontslag van bestuurders en Commissarissen Benoemingstermijn bestuurders Informatie in het overzicht bezoldigingsbeleid Samenstelling en rol kerncommissies Raad van Commissarissen Uitoefeningsperiode opties Interne audit functie Vereisten toekenning aandelen zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders Maximale zittingsperiode commissarissen Reglement ten aanzien van tegenstrijdige belangen
II.1.01 II.2.13 III.5.11 II.2.04 V.3.03 II.2.05 III.3.05 III.6.05
0 nihil
1 inf.
2 inf. + arg.
2 4 1
21 17 11
15 15 8
3 inf. + arg. + eval. 2 3 4
1 2
17 10
16 7
4 1
0 0
1
7
7
0
3
1 1 0
6 3 7
2 3 5
1 0 3
2 4 1
0 1
8 7
8 4
4 1
0 0
Figuur 23 Meest uitgelegde Bepalingen, naar niveau van argumentatieve kwaliteit
38
NVT 0 0 6
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
4 Specifieke onderwerpen nalevingsonderzoek 2013 De Commissie heeft gevraagd om in het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2013 de volgende drie specifieke onderwerpen uit de Code nader in beeld te brengen: 1. maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna: MVO); 2. de interne beloningsverhoudingen; en 3. de diversiteit in de samenstelling van de RvC. In de navolgende drie paragrafen worden deze drie specifieke onderwerpen onderzocht. Elke paragraaf begint met de vermelding van de opdracht van de Commissie aan Nyenrode voor dit specifieke onderwerp. Voor deze drie onderwerpen is in de survey aan de Nederlandse Beursvennootschappen gevraagd per onderwerp zowel enkele inventariserende vragen als een aantal open vragen te beantwoorden. Wat betreft de open vragen is aan de Nederlandse Beursvennootschappen verzocht om in een open tekstblok aan te geven op welke wijze zij “in concrete en specifieke bewoordingen” publiekelijk verantwoording afleggen over elk van de drie onderwerpen. Hierna worden per onderwerp eerst de resultaten gemeld van de antwoorden op de inventariserende vragen, waarna steeds een verslag volgt van de antwoorden van de Vennootschappen op de open vragen. Teneinde die laatste groep antwoorden te duiden en te categoriseren is waar mogelijk een toetsingskader geïndiceerd dat inhoudelijk bij het betreffende onderwerp aansluit. Aangezien niet uit alle antwoorden op de open vragen een even duidelijk antwoord op de vraag blijkt, zijn exacte aantallen niet te bepalen en kunnen de onderzoekers slechts in algemene termen de antwoorden categoriseren. In hun observaties gebruiken zij daarom de volgende terminologie:
een 'enkele Vennootschap': 1 of 2 een 'klein aantal Vennootschappen' of 'enkele Vennootschappen': tussen 1 en 5 een 'aantal': tussen 5 en 10 'ongeveer de helft': ongeveer de helft van het betreffende aantal = n de 'meerderheid': de meerderheid van het betreffende aantal = n 'veel': tussen de meerderheid en de meeste van het betreffende aantal =n de 'meeste': vrijwel alle van het betreffende aantal = n allemaal: alle Vennootschappen die onder het betreffende aantal vallen
Bij de bespreking van de onderwerpen in dit hoofdstuk hebben de onderzoekers zich beperkt tot het bestuderen van de antwoorden van de Vennootschappen op de gestelde vragen. Zij hebben bijvoorbeeld geen andere publiek beschikbare gegevens van Vennootschappen geraadpleegd met betrekking tot de Vennootschappen en genoemde thema's. De deelname van 70 Vennootschappen per 21 oktober 2014 is gebruikt voor de analyse en rapportage van het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen in dit hoofdstuk.29
4.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) De Commissie heeft in haar Vierde rapport over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code van December 2012 (hierna: het 2012 rapport)30 aandacht besteed aan het onderwerp MVO. Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 11 april 2012 met enkele Vaste Commissies van de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Commissie in 2012 gevraagd om te onderzoeken of een aparte MVO-commissie aan de RvC kan worden toegevoegd.31 De Commissie heeft in haar 2012 rapport geantwoord dat zij een De antwoorden van de twee Vennootschappen die nog na deze datum werden ontvangen zijn buiten beschouwing gelaten in het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen in dit hoofdstuk. 30 MC Rapport 2012. 31 Algemeen Overleg, 11 april 2012, kamerstukken 26485 Nr 141. 29
39
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
aparte MVO-commissie binnen de RvC niet noodzakelijk acht: “De Commissie is van mening dat maatschappelijk verantwoord ondernemen integraal deel moet uitmaken van de strategie van de onderneming. Daarom bepaalt de Code dat zowel bestuurders als commissarissen MVO bij de uitoefening van hun taak dienen te betrekken. De strategie betreft de gehele onderneming. Een aparte subcommissie zou de geïntegreerde benadering van maatschappelijk verantwoord ondernemen in de weg kunnen staan.”32 De Commissie heeft in haar 2012 rapport gerapporteerd dat vennootschappen in toenemende mate aandacht besteden aan MVO. De Commissie vindt echter dat er verbetering mogelijk is, aangezien MVO "integraal deel moet uitmaken van de strategie van de onderneming."33 De Commissie heeft aanbevolen "om MVO als vast element op te nemen in het commissarisverslag".34 De RvC dient het MVO-beleid goed te keuren en "zou hierover meer inzage moeten geven dan enkel de vermelding dat deze goedkeuring heeft plaatsgevonden."35 Daarnaast beveelt de Commissie aan dat de RvB "in het jaarverslag de rol van MVO in de strategie toelicht".36 Naar aanleiding van haar aanbevelingen wenst de Commissie in kaart te brengen of en in hoeverre Nederlandse beursvennootschappen deze in de praktijk hebben gebracht. De opdracht aan het onderzoeksteam van Nyenrode luidde: “Wordt MVO in de RvC en RvB verslagen genoemd en zo ja, in concrete en specifieke bewoordingen?” In overleg met de Commissie zijn de volgende Bepalingen over MVO opgenomen in de survey (principes II.1, III.1 en Bepaling III.1.6) en zijn daarbij aan de vennootschappen de navolgende vragen voorgelegd (hieronder wordt een ingekorte tekst van de bepalingen weergegeven, d.w.z. slechts het voor MVO relevante gedeelte. De MVO-bepaling voor het bestuur zoals geduid in principe II.1 luidt als volgt: “Principe II.1 Taak en werkwijze Het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap, hetgeen onder meer inhoudt […] en de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen.” De MVO-bepaling voor de raad van commissarissen zoals geduid in principe III.1 luidt als volgt: “Principe III.1 Taak en werkwijze […] De raad van commissarissen richt zich bij de vervulling van zijn taak naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van bij de vennootschap betrokkenen af. De raad van commissarissen betrekt daarbij ook de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen.” De MVO-bepaling voor de raad van commissarissen zoals geduid in Bepaling III.1.6 luidt als volgt: “Bepaling III.1.6: Het toezicht van de raad van commissarissen op het bestuur omvat onder andere: […] g) de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen.” Vraag: Wordt MVO – zoals in de bovenstaande drie genoemde vetgedrukte tekstgedeelten geduid – in de RvC en RvB verslagen genoemd en zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen? Wat is de exacte tekst van deze vermelding?
MC Rapport 2012, p. 7 en p. 12 en Brief Monitoring Commissie aan de Minister van Economische Zaken d.d. 28 november 2012. 33 MC Rapport 2012, p. 12. 34 Idem, p. 12. 35 Idem, p. 12. 36 Idem, p. 12 32
40
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
4.1.1 Inventariserende vragen over MVO‐rapportage De antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende vragen - d.w.z.: Wordt MVO – zoals in de bovenstaande drie genoemde vetgedrukte tekstgedeelten geduid – in de RvC en RvB verslagen genoemd kunnen als volgt worden samengevat (Figuur 24): Index
Ja, alleen in het RvC-verslag (4)
Ja, alleen in het RvB-verslag (5)
AEX AMX AMS Lokaal Totaal
4 2 1 1 8
3 5 4 3 15
Ja, in beide (6) 12 11 7 5 35
Nee (7)
n
1 2 6 3 12
20 20 18 12 70
Figuur 24 2013 inventarisatie van de antwoorden van de Vennootschappen over hun verantwoording over integratie van MVO in hun strategie Uit de antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende vragen blijkt dat slechts de helft van de Vennootschappen, 35 van de 70 (50%), aangeeft dat zij over MVO rapporteren in zowel het RvB-verslag als het RvC-verslag. Daarnaast vermelden 23 van de 70 Vennootschappen (33%) dat ze in één van beide verslagen het onderwerp MVO behandelen. Een aantal van 12 van de 70 Vennootschappen (17%) antwoordt dat zij geen informatie over MVO in de verslagen van hun RvB en RvC hebben opgenomen. Wat opvalt is dat Vennootschappen die aan de AEX zijn genoteerd vaker aangeven dat het onderwerp MVO in beide verslagen wordt genoemd - of in een van beide verslagen - dan de Vennootschappen die aan de andere indexen zijn genoteerd. Uit de antwoorden van de Vennootschappen die aan de AMS index zijn genoteerd en bij de lokale fondsen komt naar voren dat zij het minst vaak rapporteren over MVO. Open vragen over MVO-rapportage De antwoorden die de Vennootschappen hebben gegeven op de open vragen - d.w.z.: zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen? Wat is de exacte tekst van deze vermelding? - zijn zeer verschillend.37 Uit de antwoorden van de Vennootschappen op de open vragen om de 'concrete en specifieke bewoordingen' en 'de exacte tekst' van hun MVO-vermelding te verstrekken, blijkt dat het onderwerp MVO uitgebreider wordt besproken in het RvB-verslag dan in het RvCverslag.38 Deze observatie wordt hieronder verder toegelicht. RvC-rapportage over MVO Bij de inventariserende vraag geven 43 van de 70 Vennootschappen aan dat zij het onderwerp MVO noemen in hun RvC-verslag. Niet alle 43 Vennootschappen leverden specifieke tekst aan als antwoord op de open vraag. Een aantal van de Vennootschappen heeft niets ingevuld. Iets minder dan de helft van de Vennootschappen verwijst naar het jaarverslag en/of RvC-verslag, soms als enige antwoord, soms met een tekstueel antwoord daarbij. De onderzoekers bemerken dat van de Vennootschappen die wél een specifieke tekst aanleverden, de meeste Vennootschappen dit slechts in vrij algemene bewoordingen deden, in de trant van 'Het toezicht van de raad van commissarissen op het bestuur omvatte onder andere de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen'. Enkele Vennootschappen verstrekken in In dit gedeelte bespreken we alle antwoorden van de Vennootschappen en maken geen onderscheid naar index. De onderzoekers hebben waar de Vennootschappen in hun antwoord op de open vragen naar bepaalde pagina's van hun jaarverslag verwezen, deze pagina's hierop nageslagen.
37 38
41
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
hun antwoord op de open vraag een lijst van onderwerpen, die door de RvC zijn besproken, waar MVO dan één van de onderwerpen was. Bij een enkele Vennootschap blijkt uit de verstrekte specifieke tekst dat de RvC in zijn verslag het belang van het onderwerp (voor de onderneming) benadrukt en beschrijft op welke wijze de RvC daarbij betrokken is. Wat opvalt is dat de meeste Vennootschappen niet aangeven in het RvC-verslag waarom het MVO-beleid is goedgekeurd, hetgeen de Commissie juist wel heeft aanbevolen om te doen. De onderzoekers onderscheiden de volgende variaties in de antwoorden op de open vragen: 1. Er is niets ingevuld als antwoord. 2. Er wordt verwezen naar relevante pagina's van het RvC-verslag. 3. De RvC rapporteert in zijn verslag slechts over MVO in een formulering die vrij letterlijk de tekst van de Code-bepaling III.1.6 volgt; 4. De RvC rapporteert in zijn verslag over MVO door aan te geven welke onderwerpen zijn besproken in de vergaderingen van het boekjaar en noemt MVO daarbij als één onderwerp; 5. In het RvC-verslag wordt uitvoerig(er) beschreven wat de RvC doet op het gebied van MVO. RvB-rapportage over MVO Bij de inventariserende vraag geven 50 van de 70 Vennootschappen aan dat zij het onderwerp MVO noemen in hun RvB-verslag. In de antwoorden op de open vraag geven sommige Vennootschappen niets aan, andere beschrijven in een aantal regels hoe hun MVO-beleid er uitziet. Veel Vennootschappen indiceren dat zij in hun RvB-verslag enkele pagina’s besteden aan de rol die MVO speelt in de bestuursstrategie en verwijzen daarnaar; een aantal vermeldt dat MVO in een apart hoofdstuk is opgenomen of in een losstaand MVO-verslag. Een aantal Vennootschappen antwoordt dat zij duurzaamheid en MVO in het hele jaarverslag hebben geïntegreerd en dat zij daarom niet heel concreet kunnen vermelden op welke wijze MVO de strategie beïnvloedt. Het onderwerp MVO wordt in het RvB-verslag op concretere wijze besproken dan in het RvC-verslag, aangezien vaak de MVO-thema's worden genoemd waaraan door het bestuur aandacht wordt besteed. De onderzoekers onderscheiden de volgende variaties in de antwoorden op de open vragen: 1. Er is niets ingevuld als antwoord. 2. Er wordt verwezen naar relevante pagina's van het RvB-verslag of naar een separaat MVOverslag; 3. De RvB rapporteert in zijn verslag slechts over MVO in een formulering die vrij letterlijk de tekst van de Code-bepaling II.1 volgt; 4. In het RvB-verslag wordt uiteengezet waarom de onderneming een MVO-beleid heeft; 5. In het RvB-verslag wordt inhoudelijk aangegeven hoe het MVO-beleid in de strategie wordt verweven en wat de specifieke onderwerpen zijn waaraan het bestuur aandacht besteedt; 6. In het antwoord wordt vermeld dat de vennootschap MVO integraal implementeert in de strategie en dat het verslag over MVO overal in het jaarverslag terugkomt. 4.1.2 Inhoudelijke observaties t.a.v. de antwoorden op de open vragen Om een toetsingskader te creëren wijzen de onderzoekers er op dat MVO in het algemeen wordt benaderd vanuit drie invalshoeken: Planet, People en Profit, vaak afgekort als de drie P's of PPP. Het gaat erom dat de maatschappij van ondernemingen verwacht dat deze beogen om waarde te genereren in deze drie dimensies en dat zij in hun wereldwijde activiteiten de negatieve impact van hun activiteiten op Planet en People verminderen en de positieve waarde vermeerderen.39 De Europese Commissie heeft een duidelijke begripsbeschrijving van MVO gegeven in haar Communicatie ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord SER Rapport, De Winst van Waarden (2001). T.E. Lambooy, Corporate Social Responsibility. Legal and (semi)legal frameworks that support CSR, Kluwer 2010, p. 10.
39
42
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
ondernemen’,40 welke definitie breed wordt gesteund en vaak wordt herhaald. Volgens de Europese Commissie wordt MVO als volgt gedefinieerd: "(…) de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het effect dat ze op de samenleving hebben. Die verantwoordelijkheid veronderstelt respect voor de wetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten tussen sociale partners. Volwaardig MVO houdt in dat bedrijven aandacht voor mensenrechten consumentenbelangen en sociale, ethische en milieukwesties in hun bedrijfsactiviteiten en kernstrategie integreren in nauwe samenwerking met hun stakeholders. Doel is: -
zoveel mogelijk gedeelde waarde te creëren voor hun eigenaren/aandeelhouders en voor hun andere stakeholders en de samenleving als geheel; mogelijke negatieve effecten op te sporen, te voorkomen en te verminderen.
De complexiteit van dat proces zal onder meer afhangen van de omvang van het bedrijf en de aard van de bedrijfsactiviteiten (…) Om zoveel mogelijk gedeelde waarde te creëren worden bedrijven gestimuleerd voor een strategische benadering van MVO op lange termijn te kiezen en na te gaan of het mogelijk is innovatieve producten, diensten en bedrijfsmodellen te ontwikkelen die bijdragen aan het maatschappelijk welzijn en leiden tot kwalitatief hoogwaardigere en meer productieve banen. Grote bedrijven – en vooral bedrijven die het risico lopen om negatieve effecten te veroorzaken – worden gestimuleerd tot risk-based due diligence (onder meer doorheen hun toeleveringsketens) om mogelijke negatieve effecten op te sporen, te voorkomen en te verminderen. 41 Overeenkomstig deze beginselen en richtsnoeren bestrijkt MVO ten minste de volgende aspecten: mensenrechten, arbeid en werkgelegenheid (thema's als opleiding, verscheidenheid, gendergelijkheid en gezondheid en welzijn van werknemers), milieu (thema's als biodiversiteit, klimaatsverandering, efficiënt gebruik van grondstoffen, levenscyclusbeoordeling en de preventie van milieuverontreiniging) en de strijd tegen omkoperij en corruptie. De betrokkenheid en ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, de integratie van gehandicapten en de belangen van de consument (onder meer privacy) staan ook op de MVO-agenda. De bevordering van maatschappelijk en milieuverantwoord ondernemen doorheen de toeleveringsketen en de bekendmaking van niet-financiële informatie worden beschouwd als belangrijke transversale kwesties.”42 Met deze beschrijving van MVO als maatstaf hebben de onderzoekers gekeken naar de tekst die de Vennootschappen verstrekten in hun antwoorden op de open vragen over hun MVO-beleid. Uit hun antwoorden blijkt dat de rol die MVO speelt in de strategie per Vennootschap erg verschilt. Slechts een klein aantal Vennootschappen verstrekte een helder tekstueel antwoord waaruit een strategische, geïntegreerde en systematische lange termijn benadering van MVO naar voren komt zoals die door de Europese Commissie is beschreven en ook in de Code en ingevolge de aanbevelingen van de Commissie wordt verlangd. Dit zijn de Vennootschappen die ook vermelden dat zij MVO integraal in hun strategie verwerken en implementeren. Zij stellen zichzelf concrete doelen en rapporteren over het behalen van deze doelen en de wijze waarop. Dezelfde Vennootschappen delen ook mede dat MVO leidt tot innovatieve productieprocessen en producten, dat MVO essentieel is en voordeel oplevert: een positieve houding van werknemers, besparingen op het gebied van grondstof- en watergebruik, voorkoming van conflicten, betere compliance met wetgeving in alle landen waar werkzaamheden worden verricht en een goede reputatie. Uit de antwoorden van de rapporterende Vennootschappen blijkt dat veel Vennootschappen alleen focussen op het sociale aspect van MVO door bijvoorbeeld alleen het personeelsbeleid te Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ COM (2011) 681. 41 Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ COM (2011) 681, p. 7. 42 Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ COM (2011) 681, p. 8. 40
43
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
beschrijven, zoals de werkomstandigheden en scholing. Daarbij valt temeer op dat de beschrijving vaak alleen ingaat op het beleid ten aanzien van de Nederlandse werknemers van de onderneming. Uit het onderzoek blijkt dat veel Vennootschappen niets vermelden over hun strategie ten aanzien van de internationale aspecten van MVO, bijvoorbeeld in hoeverre het wereldwijde productieproces en/of de activiteiten van de onderneming invloed heeft/hebben op de biodiversiteit, ecosystemen, zoetwatervoorraden en klimaatverandering wereldwijd, mensenrechten en corruptie. De risico's ten aanzien van deze onderwerpen - voor de onderneming zelf en voor anderen - worden door de meeste Vennootschappen niet besproken. De meeste Vennootschappen geven geen cijfermatig inzicht in dergelijke impacts, noch van de wereldwijde CO2 uitstoot en zoetwatergebruik. Een belangrijke observatie is verder dat uit de informatie verstrekt door de Vennootschappen veelal niet duidelijk naar voren komt of het MVO-beleid alleen betrekking heeft op de activiteiten in Nederland of dat het betrekking heeft op de onderneming als geheel, d.w.z. de gehele groep van Vennootschappen, waaronder ook de (buitenlandse) dochtervennootschappen, waarvan de resultaten in de jaarrekening worden vermeld. Voorts is onduidelijk of het MVO-beleid ook de handelspartners of partners in dezelfde productieketen betreft zoals de Europese Commissie in haar beschrijving van MVO aanbeveelt. De onderzoekers wijzen nog op een verdere uitleg door de Europese Commissie over het aanbevolen MVO-beleid van Europese ondernemingen: “Om zoveel mogelijk gedeelde waarde te creëren worden vennootschappen gestimuleerd voor een strategische benadering van MVO op lange termijn te kiezen en na te gaan of het mogelijk is innovatieve producten, diensten en bedrijfsmodellen te ontwikkelen die bijdragen aan het maatschappelijk welzijn en leiden tot kwalitatief hoogwaardigere en meer productieve banen.”43 De onderzoekers bemerken dat de meeste van de Vennootschappen geen duidelijke termijnen stelt voor haar MVO-doelstellingen en een MVO-beleid schetst dat weinig concreet is en dat niet veel van de door de Europese Commissie genoemde MVO-thema's omvat. De Europese Commissie stelt dat vennootschappen zich voor hun MVO-beleid kunnen laten leiden door internationaal erkende beginselen, zoals de OECD Guidelines for Multinational Enterprises, de United Nations Global Compact, de ISO 26000, de ILO Tri-partite Declaration of Principles Concerning Multinational Enterprises and Social Policy en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights.44 In de antwoorden op de open vragen komt niet naar voren in hoeverre de Vennootschappen hun MVO-beleid aan deze internationaal gehanteerde inhoudelijke standaarden toetsen en wat daarvan de uitkomst is. Ten aanzien van de vorm en structuur van rapporteren over MVO-beleid, merken de onderzoekers op dat slechts een klein aantal Vennootschappen in haar antwoorden aangeeft dat zij t.a.v. de rapportage over haar MVO-beleid de structuur aangereikt door het Global Reporting Initiative (GRI) volgt. Het GRI biedt een internationaal kader voor MVO-rapportages, dat wereldwijd door veel ondernemingen wordt gevolgd.45 Voorts wordt niet duidelijk uit de door de 43 Europese
Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ COM (2011) 681, p. 7. 44 Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ COM (2011) 681, p. 8. 45 De Global Reporting Initiative geeft vennootschappen handvatten om te rapporteren over duurzaamheid en ten aanzien van hun economische, ecologische en sociale prestaties. Ruim 6700 bedrijven maken gebruik van de GRI richtlijnen. Global reporting initiative (s.a.) Sustainability Disclosure Database. Geraadpleegd op 29 oktober 2014, via http://database.globalreporting.org/. 44
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Vennootschappen verstrekte antwoorden of en in hoeverre de informatie die over het MVObeleid is opgenomen in het RvB-rapport en het RvC-rapport door externe onafhankelijke deskundigen is beoordeeld op juistheid. De onderzoekers signaleren in dit kader de Europese Richtlijn inzake de openbaarmaking van niet-financiële informatie in jaarverslagen en informatie inzake diversiteit.46 Deze Richtlijn dient vóór 6 december 2016 te zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving van de Europese Lidstaten. De toepassing geldt vanaf boekjaren die vanaf 1 januari 2017 aanvangen. De Richtlijn heeft tot doel om de samenhang en vergelijkbaarheid van niet-financiële informatie in de hele Unie te verbeteren.47 Artikel 1 bepaalt: "1. Grote ondernemingen die organisaties van openbaar belang zijn en op hun balansdatum de drempel van een gemiddeld personeelsbestand van 500 werknemers gedurende het boekjaar overschrijden, nemen in het bestuursverslag een niet-financiële verklaring met informatie op, in de mate waarin zulks noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten en de positie van de onderneming alsmede van de effecten van haar activiteiten, die minstens betrekking heeft op milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping, met inbegrip van:
a) een korte beschrijving van het bedrijfsmodel van de onderneming; b) een beschrijving van het door de onderneming gevoerde beleid met betrekking tot deze aangelegenheden, waaronder de toegepaste zorgvuldigheidsprocedures; c) de resultaten van dit beleid; d) de voornaamste risico's die verbonden zijn aan deze aangelegenheden in verband met de bedrijfsactiviteiten van de onderneming, waaronder, waar relevant en evenredig, haar zakelijke betrekkingen, producten of diensten die waarschijnlijk zullen leiden tot negatieve effecten op deze gebieden, en hoe de onderneming deze risico's beheert; e) niet-financiële essentiële prestatie-indicatoren die relevant zijn voor de specifieke bedrijfsactiviteit. Wanneer de onderneming geen beleid voert met betrekking tot een of meerdere van deze aangelegenheden, bevat de niet-financiële verklaring een duidelijke en gemotiveerde toelichting waarom zij dit niet doet. De in de eerste alinea bedoelde niet-financiële verklaring omvat, waar dit passend wordt geacht, ook verwijzingen naar en aanvullende uitleg betreffende de bedragen in de jaarlijkse financiële overzichten.".48 Dit betekent dat grote vennootschappen en groepen binnenkort op gestructureerde wijze nietfinanciële informatie moeten opnemen in hun jaarverslag. Het betreft de volgende categorieën van informatie: milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden, respect voor mensenrechten, bestrijding van corruptie en omkoping. De preambule van de Richtlijn beschrijft op een meer gedetailleerde wijze wat hiermee wordt bedoeld.49 Deze lijst met onderwerpen is niet uitputtend en kan meer omvatten. De gestructureerde wijze bestaat uit het beschrijven van het beleid van de onderneming met het oog op elk van deze onderwerpen, de toegepaste zorgvuldigheidsprocedures (lees: due diligence onderzoeken), de resultaten van dit beleid en de risico's gerelateerd aan de genoemde onderwerpen (d.w.z. voor externe stakeholders en de vennootschap(pen) zelf) en een uitleg over de wijze waarop dergelijke risico's worden beheerd.
46 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote vennootschappen en groepen’ L330/1 dd.15.11.2014; http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:JOL_2014_330_R_0001&from=NL. 47 Idem, punt 6 preambule. 48 Idem, artikel 1. 49 Idem, preambule.
45
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Alhoewel de Richtlijn niet precies hetzelfde referentiekader heeft als de Code, komen de twee kaders redelijk overeen.50 Hoewel deze Richtlijn pas recentelijk is aangenomen door de Europese Raad, circuleerde de tekst al geruime tijd, meer dan een jaar. De onderzoekers observeren dat uit de antwoorden op de open vragen niet blijkt dat de Vennootschappen daarop hebben geanticipeerd in hun manier van MVO-verslaglegging: zij hebben niet verwezen naar deze toekomstige wetgeving, noch in hun jaarverslag de daarin aanbevolen structuur gevolgd. Concluderend, op basis van alle bovenstaande observaties ten aanzien van de antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende en open vragen, signaleren de onderzoekers dat de meeste Vennootschappen in hun RvC-verslag niet in concrete bewoordingen uiteenzetten waarom de RvC het MVO-beleid heeft goedgekeurd. Wat betreft de aanbeveling van de Commissie dat de RvB in het jaarverslag de rol van MVO in de strategie toelicht, observeren de onderzoekers dat veel Vennootschappen aangeven dat het jaarverslag informatie over de rol van MVO in de strategie bevat. Uit de antwoorden op de open vragen valt wel op dat duidelijke doelstellingen vaak ontbreken en – als die er al zijn – deze weinig concreet zijn. Een klein aantal Vennootschappen refereert aan internationale maatstaven en presenteert een MVO-beleid dat een internationaal karakter heeft. Uit de antwoorden blijkt niet welke invloed het MVO-beleid heeft op de sociale, ecologische en economische dimensies waarbinnen de onderneming opereert.
Zie artikel 1 van Richtlijn 2013/34/EU. Zie voor de definitie van organisaties van openbaar belang, artikel 1, lid 1, Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad. We laten hier buiten beschouwing dat een nationale wetgever een grotere reikwijdte aan de richtlijnbepalingen kan geven.
50
46
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
4.2 Interne Beloningsverhoudingen In haar 2012 rapport geeft de Commissie aan dat de meerderheid van de Vennootschappen iets meldt over het meewegen van de interne beloningsverhoudingen bij de vaststelling van de beloning van bestuurders. Het 2012 rapport stelt dat alhoewel de Code niet specifiek vraagt om een dergelijke melding, de Commissie de aanbeveling doet dat de Vennootschappen tevens vermelden op welke wijze zij deze interne beloningsverhouding meewegen. 51 Naar aanleiding van haar aanbeveling wenst de Commissie in kaart te brengen of, en zo ja op welke wijze, de Nederlandse Beursvennootschappen deze beloningsverhoudingen in de praktijk hebben gebracht. De Commissie heeft Nyenrode verzocht om het onderwerp van de beloningsverhoudingen op dit punt nader te onderzoeken. De opdracht aan het onderzoeksteam luidde: “Wordt iets gemeld over beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag en zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen?” In overleg met de Commissie is de volgende Code-bepaling over de vaststelling van de totale bezoldiging opgenomen in de survey (principe II.2) en is daarbij aan de Vennootschappen de navolgende vraag voorgelegd (hieronder wordt een ingekorte tekst van de Bepaling weergegeven, dat wil zeggen slechts het voor deze vraag relevante gedeelte). Principe II.2 stelt: " (...) Bij de vaststelling van de totale bezoldiging wordt de invloed ervan op de beloningsverhoudingen binnen de onderneming meegewogen. (...)" Vraag: Wordt iets gemeld over beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag en zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen? (Wordt bijvoorbeeld een bepaalde verhouding vermeld?) Ja (1); Nee (2). Wat is de exacte tekst van deze vermelding? Hoe worden de verhoudingen vastgesteld? 4.2.1 Inventariserende vraag over de beloningsverhoudingen De antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende vraag – dat wil zeggen: Wordt iets gemeld over beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag – kunnen als volgt worden samengevat (Figuur 25): Index AEX AMX AMS Lokaal Totaal
Ja 10 7 5 2 24
Nee 10 13 13 10 46
n 20 20 18 12 70
Figuur 25 2013 inventarisatie van de antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende vraag over hun beloningsverhoudingen Inventariserende vraag over de beloningsverhoudingen Uit de antwoorden van de Vennootschappen op de inventariserende vraag – d.w.z.: Wordt iets gemeld over beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag en zo ja, gebeurt dit in concrete en specifieke bewoordingen? (Wordt bijvoorbeeld een bepaalde verhouding vermeld?) – blijkt dat slechts 24 van de 70 Vennootschappen (34%) een positief antwoord geeft. De andere 46 van de 70 Vennootschappen (66%) geven als antwoord nee aan. 51
MC Rapport 2012, p. 7. 47
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Wat opvalt is dat Vennootschappen die aan de AMS zijn genoteerd en lokale fondsen het minst vaak aangeven dat het onderwerp beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag wordt genoemd. Open vragen over de beloningsverhoudingen Aan de Vennootschappen die positief antwoordden op de inventariserende vraag of het onderwerp beloningsverhoudingen in het remuneratieverslag in concrete en specifieke bewoordingen wordt genoemd, zijn vervolgens twee open vragen voorgelegd. Hen is gevraagd: Wat is de exacte tekst van deze vermelding? Hoe worden de verhoudingen vastgesteld? De antwoorden die op deze twee open vragen zijn verschaft zijn zeer divers.52 4.2.2 Inhoudelijke observaties t.a.v. de antwoorden Uit het onderzoek over 2013 blijkt dat de meerderheid van de Vennootschappen niet rapporteert over interne beloningsverhoudingen. Voorts valt op dat veel Vennootschappen geen concreet antwoord geven op de open vragen. Vaak antwoorden de Vennootschappen dat er een 'remuneratiebeleid' is, maar vullen zij niet concreet in wat deze dan inhoudt. Tevens was opvallend dat in veel van de antwoorden niet wordt ingegaan op de invloed van het totale bezoldigingsbeleid op de beloningsverhoudingen binnen de onderneming; d.w.z. hoe die invloed wordt meegewogen in de vaststelling van de totale bezoldiging. De verstrekte informatie is gesteld in heel algemene bewoordingen en niet concreet. Zo geven Vennootschappen vooral aan dat 'de verhoudingen voldoen aan het remuneratiebeleid'. Voorts wordt door de Vennootschappen nauwelijks ingegaan op de vraag hoe de verhoudingen worden vastgesteld, d.w.z. wat de ratio is tussen de beloningsverhoudingen binnen de onderneming en welke elementen van beloningen daarin worden meegenomen (open vraag 2). Van de Vennootschappen die rapporteren over beloningsverhoudingen, verstrekt slechts één Vennootschap informatie over de ratio tussen het hoogst betaalde salaris en het laagst betaalde salaris binnen de onderneming. Echter daarbij is alleen gekeken naar het 'fixed base salary' van de CEO en het 'lowest fixed base salary'. De onderzoekers bemerken dat dit een andere benadering is dan de ratio die bedoeld wordt in de onderzoeksvraag; immers de Code gaat uit van de totale bezoldiging, dat betekent dat ook variabele beloningen, pensioenpremies, opties en andere beloningselementen in de berekening van de verhouding moeten worden meegenomen. In het algemeen verstrekken Vennootschappen een antwoord in de volgende trant: 'de beloningsverhoudingen binnen de RvB worden gedetailleerd weergegeven'. Ook wordt gemeld: 'Het beloningsbeleid heeft een ondernemend karakter, maar dient tevens in redelijke relatie te staan tot de overige managementleden. Dit alles rekening houdend met de maatschappelijke context, de corporate governance structuur en de belangen van de stakeholders'. En: 'the remuneration of the Executive Board is in reasonable proportion to that of the next level in the organisation'. Veel Vennootschappen benadrukken dat het niveau en het pakket van remuneratie van de RvB in lijn moet zijn met dat van de laag eronder. Voorts wordt bijvoorbeeld door een substantieel aantal Vennootschappen geantwoord dat de bezoldiging van de RvB in lijn is met bezoldiging van besturen bij andere bedrijven in de 'peer group'. Deze Vennootschappen geven aan dat zij het voornamelijk belangrijk vinden dat hun topsalarissen de markt bijhouden van topsalarissen in hun sector. In de antwoorden op de open vragen kwamen de onderzoekers regelmatig antwoorden tegen zoals hiervoor geciteerd of beschreven. Zij concluderen dat geen van deze benaderingen aansluit op de gestelde vraag. In § 4.2.2 worden alle aanwezige antwoorden van de vennootschappen op de open vragen besproken en wordt geen onderscheid gemaakt naar beursindex. De onderzoekers hebben waar de vennootschappen in hun antwoorden op de open vragen naar bepaalde pagina's van hun jaarverslag verwezen, deze pagina's hierop nageslagen.
52
48
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Voorts observeren de onderzoekers dat uit de meeste antwoorden niet duidelijk naar voren komt of de rapporterende Vennootschap (i) de beloningsverhoudingen die gelden voor de Nederlandse werknemers in overweging heeft genomen of (ii) dat zij heeft onderzocht wat de invloed van het bezoldigingsbeleid is op de beloningsverhoudingen binnen de onderneming, dat wil zeggen dat wereldwijd alle beloningen zijn meegewogen in de beoordeling, dus ook die van werknemers in buitenlandse dochterbedrijven en vestigingen. In enkele antwoorden wordt alleen verwezen naar de beloningsverhouding tussen de Nederlandse werknemers, 'The pay ratio of the CEO's fixed base salary versus the lowest fixed base salary / in the Netherlands is ...'. Eén Vennootschap geeft aan dat er een employee sharing programme is. Ten aanzien van het onderwerp beloningsverhoudingen signaleren de onderzoekers dat het concept van de wijziging van de Europese 'Shareholders Directive'53 een bepaling bevat die relevant is in deze context. Artikel 9 bis lid 3 luidt: “(...) Het beleid bevat de maximumbedragen voor de totale beloning die kan worden toegekend en het overeenstemmende relatieve aandeel van de verschillende componenten van vaste en variabele beloning. Het verklaart hoe rekening is gehouden met de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de onderneming bij de vaststelling van het beleid of de beloning van de bestuurders, door toelichting van de ratio tussen de gemiddelde beloning van bestuurders en de gemiddelde beloning van andere voltijdwerknemers dan bestuurders, en de reden waarom deze ratio passend wordt geacht. In uitzonderlijke omstandigheden kan het beleid geen ratio bevatten. In dat geval wordt toegelicht waarom er geen ratio voorhanden is en welke maatregelen met hetzelfde effect zijn genomen. (...)” Deze tekst sluit in belangrijke mate aan bij de Code-bepaling Principe II.2 die het onderwerp is van dit gedeelte van het rapport. De Richtlijn is echter nog in een vroege conceptfase en op dit moment is totaal niet duidelijk of en zo ja op welke wijze in de aangepaste Richtlijn aandacht zal worden besteed aan dit onderwerp. Concluderend merken de onderzoekers op dat slechts een enkele Vennootschap een antwoord geeft op de open vragen.
Europese Commissie, ‘Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de lange termijn betrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft (2014) 213 final’ zie ook http://www.internetconsultatie.nl/aandeelhoudersbetrokkenheid .
53
49
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
4.3 Diversiteit in de samenstelling van de raad van commissarissen In haar 2012 rapport concludeert de Commissie dat diversiteit in geslacht nauwelijks is toegenomen. Bij iets meer dan de helft van de Vennootschappen waarbij er nieuwe personen zijn benoemd zijn de diversiteitsdoelstellingen behaald.54 De Commissie stelt dat de uitleg bij het niet behalen van de diversiteitsdoelstellingen nog steeds kan worden verbeterd. De Commissie beveelt aan dat de Vennootschappen de profielschetsen voor de RvC aanscherpen ten aanzien van deze doelstellingen en dat zij aangeven in hoeverre deze zijn behaald bij de invulling van een vacature. De Commissie heeft Vennootschappen aanbevolen om met een kritische blik naar hun eigen diversiteitsbeleid te kijken.55 Naar aanleiding van haar aanbevelingen wenst de Commissie in kaart te brengen of en in hoeverre Vennootschappen deze in de praktijk hebben gebracht. De opdracht aan het onderzoeksteam luidde: “Wordt in het RvC verslag uitgelegd waarom gestelde diversiteitsdoelstellingen niet behaald zijn en wordt aangegeven hoe en wanneer verwacht wordt de doelstellingen wel te kunnen behalen?”. In overleg met de Commissie is de volgende Code-bepaling over diversiteit opgenomen in de survey (Principe III.3.1) en zijn daarbij aan de Vennootschappen de navolgende vragen voorgelegd (hieronder wordt een ingekorte tekst van de bepaling weergegeven, d.w.z. slechts het voor de vraag relevante gedeelte). Bepaling III.3.1 stelt: " (...) In de profielschets wordt ingegaan op de voor de vennootschap relevante aspecten van diversiteit in de samenstelling van de raad en wordt vermeld welke concrete doelstelling de raad ten aanzien van diversiteit hanteert. Voor zover de bestaande situatie afwijkt van de nagestreefde situatie, legt de raad van commissarissen hierover verantwoording af in het verslag van de raad van commissarissen en geeft hij tevens aan hoe en op welke termijn hij verwacht dit streven te realiseren. (...)" Vraag: Heeft de vennootschap diversiteitsdoelstellingen vastgelegd en naar buiten gecommuniceerd? Ja (1), nee (2)? Hoe luiden de door de vennootschap geformuleerde diversiteitsdoelstellingen? 4.3.1 Inventariserende vraag over diversiteitsrapportage De antwoorden van de Vennootschappen op de eerste inventariserende vraag - d.w.z.: Heeft de Vennootschap diversiteitsdoelstellingen vastgelegd en naar buiten gecommuniceerd? - kunnen als volgt worden samengevat (Figuur 26): Index AEX AMX AMS Lokaal Totaal
Ja 18 16 12 7 53
Nee 2 4 6 5 17
n 20 20 18 12 70
Figuur 26 2013 inventarisatie van de antwoorden van de (53) Vennootschappen over het behalen van diversiteitsdoelstellingen Uit de figuur valt af te lezen dat 53 van de 70 Vennootschappen (76%) aangegeven dat zij diversiteitsdoelstellingen hebben vastgelegd en naar buiten hebben gecommuniceerd. Binnen de AEX index hebben relatief gezien de meeste Vennootschappen positief geantwoord op de 54 55
MC Rapport 2012, p. 7 en p. 10. MC Rapport 2012, p. 10. 50
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
vraag (90%), terwijl dat binnen de andere indexen minder is (AMX: 80%, AMS: 67% en lokale fondsen: 58%). Open vraag over diversiteit De antwoorden op de open vraag - Hoe luiden de door de vennootschap geformuleerde diversiteitsdoelstellingen? - laten zien dat naast diversiteit op grond van geslacht, door veel van de Vennootschappen ook wordt verwezen naar andere diversiteitscriteria, waaronder diversiteit op grond van leeftijd, nationaliteit, expertise en ervaring achtergrond en etniciteit.56 Vervolgvragen met een inventariserend karakter Daarna is aan de 53 Vennootschappen die aangaven dat zij diversiteitsdoelstellingen hebben geformuleerd, de navolgende vervolgvraag gesteld. Vraag: Zijn de door de Vennootschap geformuleerde diversiteitsdoelstellingen behaald? De antwoorden van de Vennootschappen op de tweede inventariserende vraag - d.w.z.: Zijn de door de Vennootschap geformuleerde diversiteitsdoelstellingen behaald? - kunnen als volgt worden samengevat (Figuur 27):
AEX AMX AMS Lokaal Totaal
Ja
Nee
n
11 6 6 5 28
7 10 6 2 25
18 16 12 7 53
Figuur 27 2013 inventarisatie van de antwoorden van de Vennootschappen over het behalen van hun diversiteitsdoelstellingen De figuur laat zien dat binnen de groep van Vennootschappen die aangeven dat zij diversiteitsdoelstellingen hebben vastgelegd en naar buiten hebben gecommuniceerd, 28 van de 53 Vennootschappen (53%) vermelden dat de doelstellingen zijn behaald en dat 25 van de 53 Vennootschappen (47%) antwoorden dat de doelstellingen niet zijn behaald. Per index verschillen de percentages van het aantal Vennootschappen dat aangeeft dat de diversiteitsdoelstellingen zijn behaald: AEX 61%, AMX 37%, AMS 50% en lokaal 71%. Volgend op de vraag of de doelstellingen zijn behaald, werd aan de 25 Vennootschappen die antwoordden dat zij hun diversiteitsdoelstellingen niet hebben behaald, drie vervolgvragen gesteld. Hen werd gevraagd (1) of in het RvC verslag wordt uitgelegd waarom de doelstellingen niet zijn behaald, (2) of wordt aangegeven hoe de doelstellingen wel zullen worden behaald en (3) of wordt aangegeven op welke termijn de doelstellingen worden behaald. Van de 25 Vennootschappen die deze vragen moesten beantwoorden, zijn in de onderstaande Figuur 28 alleen de aantallen opgenomen van de Vennootschapen die op deze vragen “Ja” hebben geantwoord.
56 In dit gedeelte bespreken de onderzoekers alle antwoorden van de Vennootschappen en maken geen onderscheid naar index. Waar de Vennootschappen in hun antwoord op open vragen naar bepaalde pagina's van hun jaarverslag verwezen, hebben de onderzoekers deze pagina's hierop nageslagen.
51
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Vraag: Indien de gestelde Index
AEX AMX AMS Lokaal Totaal
diversiteitsdoelstellingen niet zijn behaald, wordt in het RvC verslag uitgelegd waarom de doelstellingen niet behaald zijn? Ja Nee 6 10 1 2 19
1 0 5 0 6
Vraag:
Wordt aangegeven hoe de doelstellingen wel zullen worden behaald?
Vraag:
Wordt aangegeven op welke termijn de doelstellingen wel zullen worden behaald?
Ja
Nee
Ja
Nee
4 7 1 0 12
3 3 5 2 13
2 5 1 1 9
5 5 5 1 16
Figuur 28 2013 inventarisatie van de antwoorden van de Vennootschappen op de vervolgvragen t.a.v. het nietbehalen van hun diversiteitsdoelstellingen Uit de antwoorden in de figuur blijkt dat 19 van de 25 Vennootschappen (76%) vermelden dat zij uitleggen waarom de diversiteitsdoelstellingen niet zijn behaald. Een aantal van 6 van de 25 Vennootschappen (24%) meldt dat geen uitleg wordt gegeven waarom de doelstellingen niet behaald zijn. De Code bepaling vereist dat wanneer de bestaande situatie afwijkt van de nagestreefde situatie, de RvC hierover verantwoording aflegt in het RvC-verslag. Wanneer de betreffende Vennootschap niet uitlegt waarom de diversiteitsdoelstellingen niet zijn behaald, dan betekent dit dat de Vennootschap de Code op dit punt niet naleeft. Kennelijk wordt op dit punt de bepaling door 6 van de 25 Vennootschappen niet nageleefd. Verder werd aan deze groep van 25 Vennootschappen gevraagd of de vennootschap heeft aangegeven hoe de doelstellingen zullen worden behaald als de vennootschap de gestelde doelstellingen niet heeft behaald. Door 12 van de 25 Vennootschappen (48%) wordt geantwoord dat zij aangegeven hoe de doelstellingen wel zullen worden behaald en door 13 van de 25 (52%) wordt gesteld dat zij niet verklaren hoe de doelstellingen zullen worden behaald. Een Vennootschap heeft geen antwoord gegeven op deze vraag. De onderzoekers signaleren dat ongeveer de helft van de 25 Vennootschappen die op deze vraag antwoord moest geven, de Code niet naleeft. Tot slot werd gevraagd of de Vennootschap heeft aangegeven op welke termijn zij haar doelstellingen wel zal behalen. Een aantal van 9 van de 25 Vennootschappen (36%) bevestigt dat zij een termijn noemen waarbinnen de doelstellingen wel zullen worden behaald, de andere Vennootschappen in deze groep geven hierover niets aan, dat wil zeggen 16 van de 25 Vennootschappen (64%). Hieruit volgt dat 16 van de bevraagde 25 Vennootschappen op dit punt de Code niet naleeft. 4.3.2 Inhoudelijke observaties t.a.v. de antwoorden op de voorgelegde vragen Opvallend is dat veel Vennootschappen verwijzen naar een diversiteitsdoelstelling voor de man/vrouw-verhouding in de RvC op basis van tenminste 30% man en tenminste 30% vrouw. Dat valt te verklaren uit het feit dat de Wet Bestuur en Toezicht op 1 januari 2013 in werking is getreden en dit criterium in het leven heeft geroepen. Op grond van artikel 2:166 lid 1 BW moeten zogenaamde “grote” vennootschappen bij de benoeming, voordrachten en profielschets voor de omvang en de samenstelling van bestuurders, zoveel mogelijk rekening te houden met een “evenwichtige verdeling” van zetels van de RvB en de RvC, zodat minimaal 30% wordt bezet
52
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
door vrouwen en minimaal 30% door mannen (voorzover het betreft natuurlijke personen).57 Wanneer de vennootschap niet aan deze ‘evenwichtige verdeling’ voldoet, dan moet in het jaarverslag worden uiteengezet waarom de zetels niet evenwichtig zijn verdeeld (artikel 2:391 lid 7 BW).58 Ten aanzien van dit punt signaleren de onderzoekers dat een aantal Vennootschappen in hun antwoorden op de open vragen schrijft dat volgens hun begrip deze wet slechts een inspanningsverplichting op hen legt zonder nadere urgentie. De onderzoekers signaleren in dit kader de Europese Richtlijn inzake de openbaarmaking van niet-financiële informatie in jaarverslagen en informatie inzake diversiteit (ook genoemd hiervoor in paragraaf 4.1.2).59 De Richtlijn bepaalt dat ondernemingen in hun bestuursverslag een 'Verklaring inzake corporate governance'60 moeten opnemen, die onder meer bevat: „g) een beschrijving van het diversiteitsbeleid dat wordt gevoerd met betrekking tot de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de onderneming met betrekking tot bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, of achtergrond inzake opleiding en beroepservaring, de doelstellingen van dit diversiteitsbeleid, de wijze van tenuitvoerlegging van dit beleid en de resultaten in de verslagperiode. Indien geen beleid op dit gebied wordt gevoerd, wordt in de verklaring uiteengezet waarom dit het geval is.” Zoals hierboven vermeld, dient deze Richtlijn vóór 6 december 2016 te zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving van de Europese Lidstaten en geldt de toepassing vanaf boekjaren die vanaf 1 januari 2017 aanvangen. Uit de online survey komt naar voren dat in totaal 28 van de 70 Vennootschappen in de antwoorden op de inventariserende vragen aangeven dat zij hun diversiteitsdoelstellingen hebben behaald. Echter, de onderzoekers wijzen er op dat uit de antwoorden van de Vennootschappen op de open vraag niet altijd duidelijk wordt of zij daadwerkelijk de evenwichtige verdeling van tenminste 30% vrouw en tenminste 30% man hebben bereikt. Veel Vennootschappen geven namelijk aan dat zij streven naar een minimale 30% verdeling, maar verklaren niet of dat percentage is behaald en sommige Vennootschappen benadrukken ook dat de man-vrouw verhouding maar één van de diversiteitsdoelstellingen is (en volgens hen niet de belangrijkste). Voorts signaleren de onderzoekers dat van de 25 Vennootschappen die de vervolgvragen moesten beantwoorden omdat zij aan hadden gegeven dat zij hun diversiteitsdoelstellingen niet hadden behaald, de meeste Vennootschappen verzuimen om een concrete termijn of bepaalde datum te stellen om de doelstelling(en) te behalen. Slechts enkele Vennootschappen vermelden in hun antwoorden een termijn, een jaartal of een concrete datum. Enkele andere Vennootschappen noemen als termijn: 'de lange termijn', of 'de middellange termijn'. De onderzoekers concluderen dat een dergelijke zinsnede geen concrete termijn inhoudt. Verder merken de onderzoekers op dat niet duidelijk in de antwoorden van dezelfde groep van 25 Vennootschappen naar voren komt hoe ze de doelstelling willen behalen. Een enkele Vennootschap stelt dat zij voor de volgende benoeming(en) naar een vrouw zoekt en/of dat zij Artikel 2: 166 lid 1 BW luidt: "Bij een evenwichtige verdeling van de zetels van het bestuur en de raad van commissarissen wordt ten minste 30% van de zetels bezet door vrouwen en ten minste 30% door mannen, voor zover deze zetels worden verdeeld over natuurlijke personen.” 58 Artikel 2:391 lid 7 BW luidt: "In het geval artikel 166 of 276 op een vennootschap van toepassing is en in die vennootschap de zetels in het bestuur of de raad van commissarissen, voor zover deze zetels zijn verdeeld over natuurlijke personen, niet evenwichtig zijn verdeeld over vrouwen en mannen als bedoeld in de artikelen 166 en 276, wordt in het jaarverslag uiteengezet: a. waarom de zetels niet evenwichtig zijn verdeeld; b. op welke wijze de vennootschap heeft getracht tot een evenwichtige verdeling van de zetels te komen; en c. op welke wijze de vennootschap beoogt in de toekomst een evenwichtige verdeling van de zetels te realiseren." 59 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote vennootschappen en groepen’ L330/1 dd.15.11.2014; http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:JOL_2014_330_R_0001&from=NL. 60 Zie Artikel 20 1 (2) (a) onder g. betreffende ondernemingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a. 57
53
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
de headhunter de opdracht heeft gegeven specifiek op zoek te gaan naar vrouwelijke kandidaten. Een klein aantal Vennootschappen verklaart dat het te moeilijk is om geschikte vrouwelijke kandidaten te vinden, dat zij niet op zoek zijn naar vrouwelijke kandidaten en/of dat zij andere diversiteitsaspecten belangrijker achten.61 Een klein aantal Vennootschappen geeft in haar antwoorden aan dat ze diversiteit belangrijk vindt en dat zij streeft naar een verdeling ten aanzien van geslacht in de bestuursorganen en hoger kader in de onderneming. Een enkele Vennootschap geeft aan waarom zij streeft naar een evenwichtige man/vrouw balans in de RvB en RvC. Bijvoorbeeld omdat veel werknemers vrouw zijn of omdat veel klanten vrouw zijn. Enkele Vennootschappen noemen de positieve effecten van een evenwichtige man/vrouw verdeling in de RvC. Dit zijn ook de bedrijven die aangeven dat de RvC moeite doet om vanuit de functievervulling als RvC de samenstelling van de RvB te beïnvloeden. Een Vennootschap geeft bijvoorbeeld aan dat de RvC stimuleert om in de onderneming vrouwelijk talent te ondersteunen teneinde te komen tot een meer gebalanceerde man/vrouw verhouding in de RvB.62 De onderzoekers observeerden nog een andere aanpak, namelijk dat een enkele Vennootschap inzicht geeft in de letterlijke tekst van haar diversiteitsbeleid via een link naar de website van de onderneming. De onderzoekers komen tot de conclusie dat 28 van de 70 Vennootschappen (40%) aangeven dat zij diversiteitsdoelstellingen hebben vastgelegd die naar buiten zijn gecommuniceerd en dat zij deze hebben behaald; dat 25 van de 70 Vennootschappen (36%) hebben geantwoord dat zij wel doelstellingen vastgelegd die naar buiten zijn gecommuniceerd, maar dat zij deze doelstellingen niet hebben behaald. Slechts enkele van deze groep van 25 Vennootschappen spreiden een actieve benadering ten toon ten aanzien van het bereiken van de diversiteitsdoelstellingen naar geslacht door aan te geven hoe en wanneer zij deze doelstellingen willen behalen. Tot slot is er een groep van 17 van de 70 Vennootschappen (24%), die melden dat zij geen doelstellingen hebben vastgelegd die naar buiten zijn gecommuniceerd;
Zie voor informatie over de achtergrond van de introductie van het 30%-criterium in de Nederlandse wet, alsook over de Noorse situatie, waar het Noorse ondernemingen een aantal jaren geleden wel gelukt is om binnen korte termijn (ongeveer een jaar) aan de wettelijke quota van ten minste 40% vrouw en ten minste 40% man te voldoen: T.E. Lambooy, "2012: 30% Women on Boards; new law in the Netherlands"; European Company Law 2012-2 (Special Issue on CSR and SRI). http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2083449. 62 De onderzoekers verwijzen in dit verband naar Bepaling III.5.14 van de Code, ingevolge waarvan de selectie- en benoemingscommissie van de RvC ook verantwoordelijk is voor het opstellen van benoemingsprocedures en selectiecriteria van bestuurders. De RvC kan derhalve invloed uitoefenen op de man/vrouw-verhouding in de samenstelling van de RvB. 61
54
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bijlagen Corporate Governance in Nederland Onderzoek naar de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code in het boekjaar 2013
55
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
A – Overzicht onderzoekpopulatie beursvennootschappen 2013 AEX
AMX
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45.
Aegon N.V. Akzo Nobel N.V. ASML Holding N.V. Corio N.V. Fugro N.V. Gemalto N.V. Heineken N.V. ING Groep N.V. Koninklijke Ahold NV Koninklijke DSM N.V. Koninklijke KPN N.V. Koninklijke Philips N.V. PostNL N.V. Randstad Holding N.V. Reed Elsevier N.V. Royal Imtech N.V. SBM Offshore N.V. TNT Express NV Unilever N.V. Wolters Kluwer N.V. Ziggo N.V. Aalberts Industries N.V. Amg Advanced Metallurgical Group NV ARCADIS N.V. ASM International N.V. Binckbank N.V. Brunel International N.V. Corbion N.V. Delta Lloyd Groep N.V. Eurocommercial Properties N.V. Heijmans N.V. Koninklijke BAM Groep N.V. Koninklijke Boskalis Westminster NV Koninklijke Vopak N.V. NSI N.V. (Nieuwe Steen Investments) Nutreco NV OCI N.V. Pharming Group N.V. Koninklijke Ten Cate N.V. TKH Group N.V. TomTom N.V. Unit 4 N.V. USG People N.V. Vastned Retail N.V. Wereldhave N.V.
56
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS
Lok
46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95.
Accell Group N.V. Amsterdam Comodities N.V. AND International Publishers N.V. Ballast Nedam N.V. BE Semiconductor Industries N.V. Beter Bed Holding N.V. Koninklijke Brill N.V. Crown Van Gelder N.V. Cryo-Save Group N.V. (met ingang van 2 juli 2014 Esperite N.V.) DOCDATA N.V. Exact Holding N.V. Grontmij N.V. Holland Colours N.V. ICT Automatisering N.V. Kardan N.V. KAS BANK N.V. Kendrion N.V. Koninklijke Wessanen N.V. Nedap N.V. Ordina N.V. Sligro Food Group N.V. Telegraaf Media Group N.V. Value8 N.V. AFC Ajax N.V. Batenburg Techniek N.V. N.V. Bever Holding Core Laboratories N.V. Ctac N.V. N.V. Dico International DPA Group N.V. Groothandelsgebouwen N.V. H.E.S. Beheer N.V. Hydratec Industries N.V. Inverko N.V. Lavide Holding N.V. Macintosh Retail Group N.V. Mty Holdings N.V. Nedsense Enterprises N.V. New Sources Energy N.V. Neways Electronics International N.V. N.V. Koninklijke Delftsch Aardewerkfabriek “De porceleyne fles Anno 1653” Oranjewoud N.V. Rood Microtec N.V. Roto Smeets Group N.V. Koninklijke Reesink N.V. Simac Techniek N.V. SnowWorld N.V. Stern Groep N.V. TIE Kinetix N.V. Van Lanschot N.V.
57
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
B – Lijst vennootschappen In deze bijlage is een vergelijking gemaakt tussen de onderzoekspopulatie voor het boekjaar 2013 en het boekjaar 2012. Buitenlandse vennootschappen die wel in Nederland zijn genoteerd zijn in hoofdletters geschreven. Nr.
Vennootschap
Ticker
2013 Index 2012 Index Opmerking
AEX 1 ACCSYS TECHNOLOGIES
AXS
−
AEX
−
−
2 Aegon N.V.
AGN
Ja
AEX
Ja
AEX
3 Koninklijke Ahold N.V.
AH
Ja
AEX
Ja
AEX
4 AIR FRANCE-KLM
AF
-
AEX
−
−
AKZA
5 Akzo Nobel N.V.
Ja
AEX
Ja
AEX
6 ARCELOR MITTAL
MT
−
AEX
−
−
7 ASML Holding N.V.
ASML
Ja
AEX
Ja
AEX
8 Corio N.V.
CORA
Ja
AEX
Ja
AEX
9 Koninklijke DSM N.V.
DSM
Ja
AEX
Ja
AEX
10 Fugro N.V.
FUR
Ja
AEX
Ja
AEX
11 Gemalto N.V.
GTO
Ja
AEX
−
−
12 Heineken N.V.
HEIA
Ja
AEX
Ja
AEX
13 Royal Imtech N.V.
IM
Ja
AEX
Ja
AEX
14 ING Groep N.V.
INGA
Ja
AEX
Ja
AEX
15 Koninklijke KPN N.V.
KPN
Ja
AEX
Ja
AEX
16 Koninklijke Philips N.V.
PHIA
Ja
AEX
Ja
AEX
17 PostNL N.V.
PNL
Ja
AEX
Ja
AEX
18 Randstad Holding N.V.
RAND
Ja
AEX
Ja
AEX
19 Reed Elsevier N.V.
REN
Ja
AEX
Ja
AEX
20 ROYAL DUTCH SHELL
RDSA
−
AEX
−
−
21 SBM Offshore N.V.
SBMO
Ja
AEX
Ja
AEX
22 TNT Express N.V.
TNTE
Ja
AEX
Ja
AEX
UL
−
AEX
UNA
Ja
AEX
Ja
23 UNIBAIL RODAMCO 24 Unilever N.V. 25 Wolters Kluwer N.V.
−
Betreft een Franse vennootschap Betreft een Luxemburgse vennootschap
Onbekend waarom niet in 2012 onderzocht
Betreft een Britse vennootschap
Betreft een Franse vennootschap
AEX
WKL
Ja
AEX
Ja
AEX
ZIGGO
Ja
AEX
Ja
AMX
27 Aalberts Industries N.V.
AALB
Ja
AMX
Ja
AMX
28 AMG Advanced Metallurgical Group N.V. 29 APERAM S.A.
AMG
Ja
AMX
Ja
AMX
APAM
−
AMX
−
−
26 Ziggo N.V.
Betreft een Britse vennootschap
AMX
30 Arcadis N.V.
ARCAD
Ja
AMX
Ja
AMX
31 ASM International N.V.
ASM
Ja
AMX
Ja
AMX
32 Koninklijke BAM Groep N.V.
BAMNB
Ja
AMX
Ja
AMX
58
Betreft een Luxemburgse vennootschap
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Nr.
Vennootschap
Ticker
2013 Index 2012 Index Opmerking
33 Binckbank N.V.
BINCK
Ja
AMX
Ja
AMX
34 Koninklijke Boskalis Westminster N.V. 35 BRUNEL International N.V.
BOKA
Ja
AMX
Ja
AMX
BRNL
Ja
AMX
Ja
AMX
36 Corbion N.V.
CRBN
Ja
AMX
Ja
DL
Ja
AMX
Ja
AMX Was hiervoor CSM (naamswijziging). Per 23/09/2013 nog in de AMX, per 24/03/2014 niet meer. AMX
ECMPA
Ja
AMX
Ja
AMX
HEIJM
Ja
AMX
Ja
AMX
NISTI
Ja
AMX
Ja
AMX
NUO
Ja
AMX
Ja
AMX Per 24/3/14 in AMX
OCI
Ja
AMX
−
−
PHARM
Ja
AMX
Ja
AMX
KTC
Ja
AMX
Ja
AMX Per 24/3/14 in AMX
TWEKA
Ja
AMX
Ja
AMX
37 Delta Lloyd Groep N.V. 38 Eurocommercial Properties N.V. 39 Heijmans N.V. 40 NSI N.V. (Nieuwe Steen Investments) 41 Nutreco N.V. 42 OCI N.V. 43 Pharming Group N.V. 44 Koninklijke Ten Cate N.V. 45 TKH Group N.V. 46 TomTom N.V.
TOM2
Ja
AMX
Ja
AMX
47 Unit 4 N.V.
UNIT
Ja
AMX
Ja
AMX
48 USG People N.V.
USG
Ja
AMX
Ja
AMX
VASTN
Ja
AMX
Ja
AMX
50 Koninklijke Vopak N.V.
VPK
Ja
AMX
Ja
AMX
51 Wereldhave N.V.
WHA
Ja
AMX
Ja
AMX
49 Vastned Retail N.V.
OCI is sinds 25 januari 2013 beursgenoteerd.
AMS 52 Accell Group N.BV.
ACCEL
Ja
AMS
Ja
AMS
53 Amsterdam Commodities ACOMO N.V. 54 AND International Publishers AND N.V. 55 ARSEUS RCUS
Ja
AMS
Ja
AMS
Ja
AMS
Ja
AMS
−
AMS
−
−
56 Ballast Nedam N.V.
BALNE
Ja
AMS
Ja
AMS
57 BE Semiconductor Industries N.V. 58 Beter Bed Holding N.V.
BESI
Ja
AMS
Ja
AMS
BBED
Ja
AMS
Ja
AMS
59 Koninklijke Brill N.V.
BRILL
Ja
AMS
Ja
AMS
60 Crown Van Gelder N.V.
CVG
Ja
AMS
Ja
AMS
61 Cryo-Save Group N.V.
ESP
Ja
AMS
Ja
Betreft een Belgische vennootschap. Per 24/03/2014 van AMS naar AMX.
62 DOCDATA N.V.
DOCC
Ja
AMS
Ja
AMS Naamswijziging per 2 juli 2014 in Esperite N.V. AMS
63 Exact Holding N.V.
EXACT
Ja
AMS
Ja
LOK
64 Grontmij N.V.
GRONT
Ja
AMS
Ja
AMS
65 Holland Colours N.V.
HOLCO
Ja
AMS
Ja
AMS
ICT
Ja
AMS
Ja
AMS
KARD
Ja
AMS
Ja
AMS
66 ICT Automatisering N.V. 67 Kardan N.V.
59
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Nr.
Vennootschap
68 KAS BANK N.V.
Ticker
2013 Index 2012 Index Opmerking
KA
Ja
AMS
Ja
AMS
69 Kendrion N.V.
KENDR
Ja
AMS
Ja
AMS
70 Nedap N.V.
NEDAP
Ja
AMS
Ja
AMS
71 Ordina N.V.
ORDI
Ja
AMS
Ja
AMS
72 Sligro Food Group N.V.
SLIGR
Ja
AMS
Ja
AMS
73 Telegraaf Media Group N.V.
TMG
Ja
AMS
−
−
VALUE
Ja
AMS
Ja
AMS
75 Koninklijke Wessanen N.V.
WES
Ja
AMS
Ja
AMS
76 Xeikon N.V.
XEIK
−
AMS
Ja
−
77 AFC Ajax N.V.
AJAX
Ja
Lok
Ja
LOK
78 ALTICE
ATC
−
Lok
−
−
79 AP ALTERNATIVE ASSETS 80 ATRIUM EUROPEAN REAL ESTATE 81 Batenburg Techniek N.V.
AAA
−
Lok
−
−
ATRS
−
Lok
−
−
BATEN
Ja
Lok
Ja
AMS
82 Bever Holding N.V.
BEVER
Ja
Lok
Ja
LOK
83 BOUSSARD & GAVAUDAN ASSET MANAGEMENT 84 BROOKFIELD AM (BAM)
BGHL
−
Lok
−
−
Betreft een buitenlandse vennootschap (Guernsey)
BAMA
−
Lok
−
−
Betreft een Canadese vennootschap
85 BTG PACTUAL
BTGA
−
Lok
−
−
Betreft een Braziliaanse vennootschap
CLB
Ja
Lok
−
−
Nieuwe vennootschap. Opgericht als Nederlandse vennootschap op 16/05/2012
87 Ctac N.V.
CTAC
Ja
Lok
Ja
LOK
88 NV. Dico International
DICO
Ja
Lok
−
89 DPA Group N.V.
DPA
Ja
Lok
Ja
LOK Faillissement, maar wacht op reverse listing van moederbedrijf Value8 LOK
90 EUROCASTLE INVESTMENT 91 Van Lanschot N.V.
ECT
−
Lok
−
−
LANS
Ja
Lok
−
−
Betreft een buitenlandse vennootschap (Guernsey) Code is van toepassing
92 GALAPAGOS
GLPG
−
Lok
−
−
Betreft een Belgische vennootschap
93 Groothandelsgebouwen N.V. GROHA
Ja
Lok
Ja
LOK
94 HALHOLDING
HAL
−
Lok
−
−
Betreft een Curaçaose vennootschap
HVPE
−
Lok
−
−
Betreft een Amerikaanse vennootschap
HES
Ja
Lok
Ja
LOK
−
Lok
−
−
74 Value8 N.V.
Xeikon is per 14/01/2014 uit de AMS na overnamebod in sept 2013 XBC/Bencis
Lokale Fondsen
86 CORE LABARATORIES
95 HARBOURVEST PARTNERS 96 H.E.S. Beheer N.V.
97 HUNTER DOUGLAS HUNDP EUROPE 98 HYDRATEC INDUSTRIES HYDRA
Betreft een Luxemburgse vennootschap Betreft een buitenlandse vennootschap (Guernsey) Betreft een buitenlandse vennootschap (Jersey)
Betreft een Curaçaose vennootschap
Ja
Lok
Ja
LOK
99 Inverko N.V.
INVER
Ja
Lok
−
100 N.V. Koninklijke Delftsch
PORF
Ja
Lok
Ja
LOK Was de notering van Vivenda Media Groep. Is per 18/11/2013 herbenoemt tot Inverko. LOK
60
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Nr.
Vennootschap
Aardewerkfabriek “De porceleyne fles Anno 1653” 101 Lavide Holding N.V.
Ticker
2013 Index 2012 Index Opmerking
LVIDE
Ja
Lok
Ja
LOK Betreft per 31/12/2013 een ‘lege’ vennootschap, eerder bekend als Qurius N.V. LOK
102 Macintosh Retail Group N.V. MACIN
Ja
Lok
Ja
103 Mty Holdings N.V.
MTY
Ja
Lok
−
104 Nedsense Enterprises N.V.
NEDSE
Ja
Lok
Ja
LOK
105 New Sources Energy N.V.
NSE
Ja
Lok
Ja
LOK
106 Neways Electronics International N.V. 107 Novisource N.V.
NEWAY
Ja
Lok
Ja
LOK
NOVI
−
Lok
−
108 Oranjewoud N.V.
LOK Reverse listing via 1Nomij N.V. met ingang van 20/02/2014. Betreft per 31/12/2013 een ‘lege’ vennootschap en daarom door de Commissie voor 2013 uit de onderzoekspopulatie gehaald. LOK
−
ORANW
Ja
Lok
Ja
109 Koninklijke Reesink N.V.
REES
Ja
Lok
−
−
110 Rood Microtec N.V.
ROOD
Ja
Lok
Ja
LOK
Voorheen Witte Molen N.V. en Alanheri N.V.
111 Roto Smeets Group N.V.
ROTO
Ja
Lok
Ja
LOK
112 Simac Techniek N.V.
SIMAC
Ja
Lok
Ja
LOK Notering per 10/03/2014 beëindigd.
113 SnowWorld N.V.
SNOW
Ja
Lok
Ja
SOPH
LOK Was eerst Fornix Biosciences (reverse listing) − Betreft een Engelse Vennootschap
114 SOPHEON
−
Lok
−
SOURC
−
Lok
−
−
116 Stern Groep N.V.
STRN
Ja
Lok
Ja
LOK
117 TIE Kinetix N.V.
TIE
Ja
Lok
−
−
YATRA
−
Lok
−
−
115 SOURCE GROUP
118 YATRA CAPITAL
61
Betreft een Curaçaose vennootschap
Betreft een Jersey vennootschap
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
C – Naleving op niveau van best practice (Sub‐)Bepaling 2013 Op basis van 95% procent betrouwbaarheid is de wijze van naleving door vennootschappen in deze bijlage weergegeven, uitgesplitst naar fondsomvang van de vennootschappen. Per Bepaling is op het niveau van de Sub-bepalingen het betrouwbaarheidsinterval aangegeven, waarbij tussen haakjes [ ] de eerste waarde de ondergrens, de tweede waarde de meest waarschijnlijke waarde en de derde waarde de bovengrens aangeven voor de gehele populatie.
AEX – Naleving op niveau van (Sub‐)Bepaling 2013 AEX
Populatie
Respons
T
NTUJ
NTUE
NN
NVT
I.1
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
I.2
21
20
[ 23.8%; 25.0%; 28.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 71.4%; 75.0%; 76.2%]
II.1.01
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.02.a
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.02.b
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.02.c
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.02.d
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.03.a
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.03.b
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.03.c
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.03.d
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.04.a
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.04.b
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.04.c
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.05
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.06
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.07
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.08
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.1.09
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
62
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX
Populatie
Respons
T
II.1.10
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NVT
II.1.11
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.04
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.05
21
20
[ 85.7%; 90.0%; 90.5%]
[ 9.5%; 10.0%; 14.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.06
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.07
21
20
[ 85.7%; 90.0%; 90.5%]
[ 9.5%; 10.0%; 14.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.08
21
20
[ 57.1%; 60.0%; 62.0%]
[ 33.3%; 35.0%; 38.1%] [ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.09
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.12
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.a
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.b
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.c
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.d
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.e
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.f
21
20
[ 85.7%; 90.0%; 90.5%]
[ 9.5%; 10.0%; 14.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.g
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.h
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.i
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.13.j
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.14
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.2.15
21
20
[ 33.3%; 35.0%; 38.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 61.9%; 65.0%; 66.7%]
II.3.01.a
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.3.01.b
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.3.01.c
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
II.3.01.d
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
63
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX
Populatie
Respons
T
II.3.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NVT
II.3.04
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.a
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.b
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.c
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.d
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.e
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.f
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.g
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.03.h
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.04
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
III.1.05
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.07
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.1.08
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.2.01
21
20
[ 85.7%; 90.0%; 90.5%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.2.03
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.3.01
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.3.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.3.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.3.05
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.3.06
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.4.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.4.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.4.04
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.01
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
64
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX
Populatie
Respons
T
III.5.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NVT
III.5.05
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.06
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.07
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.09
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.11
21
20
[ 80.9%; 85.0%; 85.8%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 9.5%; 10.0%; 14.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.12
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.5.13
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.6.03
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.6.04
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.6.05
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.6.07
21
20
[ 9.5%; 10.0%; 14.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 85.7%; 90.0%; 90.5%]
III.7.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.7.02
21
20
[ 66.6%; 70.0%; 71.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 28.5%; 30.0%; 33.4%]
III.7.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
III.8.01
21
20
[ 14.2%; 15.0%; 19.1%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
III.8.02
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
III.8.03
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
III.8.04
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
IV.1.01
21
20
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%] [ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.1.02
21
20
[ 85.7%; 90.0%; 90.5%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.1.04
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.1.05
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.1.06
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.2.01
21
20
[ 14.2%; 15.0%; 19.1%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
IV.2.02
21
20
[ 14.2%; 15.0%; 19.1%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
IV.2.03
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
IV.2.04
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
65
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX
Populatie
Respons
IV.2.06
21
20
[ 19.0%; 20.0%; 23.9%]
T
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NN
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
NVT
IV.2.08
21
20
[ 14.2%; 15.0%; 19.1%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 76.1%; 80.0%; 81.0%]
IV.3.01
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.04
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.06
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.07
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.09
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.10
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.11
21
20
[ 90.4%; 95.0%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.0%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.12
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
IV.3.13
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.1.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.1.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.1.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.2.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.2.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.2.03
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.3.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.3.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.3.03
21
19
[ 90.4%; 94.7%; 95.3%]
[ 4.7%; 5.3%; 9.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.8%]
V.4.01
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.02
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.A1
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.A2
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.B1
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.B2
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
66
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX
Populatie
Respons
T
V.4.03.B3
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.C1
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.C2
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
V.4.03.C3
21
20
[ 95.2%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 0.0%]
67
NN
NVT
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX – Naleving op niveau van (Sub‐)Bepaling 2013 AMX
Populatie
Respons
T
24
20
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
I.2
24
20
II.1.01
24
21
II.1.02.a
24
II.1.02.b II.1.02.c
I.1
NTUJ
NTUE
NN [ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NVT
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 29.1%; 35.0%; 45.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 54.1%; 65.0%; 70.9%]
[ 62.5%; 71.4%; 75.0%]
[ 25.0%; 28.6%; 37.5%] [ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.02.d
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.03.a
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.03.b
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.03.c
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.03.d
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.04.a
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.04.b
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.04.c
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.05
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.06
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.07
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.08
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.09
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.10
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.1.11
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.01
24
20
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.02
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.03
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.04
24
21
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%] [ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.05
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.06
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
68
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX
Populatie
Respons
T
II.2.07
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NVT
II.2.08
24
21
[ 58.3%; 66.7%; 70.9%]
[ 25.0%; 28.6%; 37.5%] [ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.09
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.12
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.a
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.b
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.c
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.d
24
21
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
[ 8.3%; 9.5%; 16.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.e
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.f
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.g
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 8.3%; 9.5%; 16.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.h
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.i
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.13.j
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.14
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.2.15
24
21
[ 29.1%; 33.3%; 41.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 58.3%; 66.7%; 70.9%]
II.3.01.a
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.3.01.b
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.3.01.c
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.3.01.d
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.3.02
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
II.3.04
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.01
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.03.a
24
20
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.03.b
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.03.c
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.03.d
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
69
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX
Populatie
Respons
III.1.03.e
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
T
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NVT
III.1.03.f
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.03.g
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.03.h
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.04
24
21
[ 33.3%; 38.1%; 45.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 54.1%; 61.9%; 66.7%]
III.1.05
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.07
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.1.08
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.2.01
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.2.03
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.3.01
24
20
[ 83.3%; 90.0%; 91.7%]
[ 8.3%; 10.0%; 16.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.3.02
24
20
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.3.03
24
20
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.3.05
24
20
[ 75.0%; 85.0%; 87.5%]
[ 12.5%; 15.0%; 25.0%] [ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.3.06
24
20
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.4.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.4.03
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.4.04
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.01
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.03
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.05
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.06
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.07
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.09
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.11
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.12
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.5.13
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
70
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX
Populatie
Respons
III.6.03
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
T
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NTUJ
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NVT
III.6.04
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.6.05
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.6.07
24
21
[ 16.6%; 19.0%; 25.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
III.7.01
24
21
[ 83.3%; 90.5%; 91.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 8.3%; 9.5%; 16.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.7.02
24
21
[ 29.1%; 33.3%; 41.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 58.3%; 66.7%; 70.9%]
III.7.03
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
III.8.01
24
21
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
III.8.02
24
21
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
III.8.03
24
21
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
III.8.04
24
21
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.1.01
24
21
[ 54.1%; 61.9%; 66.7%]
[ 20.8%; 23.8%; 33.4%] [ 12.5%; 14.3%; 20.9%] [ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.1.02
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.1.04
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.1.05
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.1.06
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.2.01
24
21
[ 16.6%; 19.0%; 25.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
IV.2.02
24
21
[ 16.6%; 19.0%; 25.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
IV.2.03
24
21
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
IV.2.04
24
21
[ 16.6%; 19.0%; 25.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
IV.2.06
24
21
[ 16.6%; 19.0%; 25.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
IV.2.08
24
21
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 75.0%; 81.0%; 83.4%]
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
IV.3.01
24
21
[ 66.6%; 76.2%; 79.2%]
[ 12.5%; 14.3%; 20.9%] [ 8.3%; 9.5%; 16.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.03
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.04
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.06
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.07
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
71
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX
Populatie
Respons
T
IV.3.09
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
NVT
IV.3.10
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.11
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.12
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
IV.3.13
24
21
[ 79.1%; 85.7%; 87.5%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 8.3%; 9.5%; 16.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.1.01
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.1.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.1.03
24
21
[ 87.5%; 95.2%; 95.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.2.01
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.2.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.2.03
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.3.01
24
21
[ 62.5%; 71.4%; 75.0%]
[ 4.1%; 4.8%; 12.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 20.8%; 23.8%; 33.4%]
V.3.02
24
21
[ 62.5%; 71.4%; 75.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 25.0%; 28.6%; 37.5%]
V.3.03
24
17
[ 50.0%; 64.7%; 75.0%]
[ 8.3%; 11.8%; 25.0%]
[ 8.3%; 11.8%; 25.0%]
[ 8.3%; 11.8%; 25.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 8.4%]
V.4.01
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.02
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.A1
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.A2
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.B1
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.B2
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.B3
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.C1
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.C2
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
V.4.03.C3
24
21
[ 95.8%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.2%]
72
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS– Naleving op niveau van (Sub‐)Bepaling 2013 AMS
Populatie
Respons
T
23
18
[ 91.3%;100.0%;100.0%]
I.2
23
18
II.1.01
23
19
II.1.02.a
23
19
I.1
NTUJ
NTUE
NN [ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NVT
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 17.3%; 22.2%; 34.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 65.2%; 77.8%; 82.7%]
[ 60.8%; 68.4%; 74.0%]
[ 21.7%; 26.3%; 34.8%] [ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.02.b
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.02.c
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.02.d
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.03.a
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.03.b
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.03.c
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.03.d
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.04.a
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.04.b
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.04.c
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.05
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.06
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.07
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.08
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.09
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.10
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.1.11
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.03
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.04
23
19
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.05
23
19
[ 73.9%; 84.2%; 87.0%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.06
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
73
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS
Populatie
Respons
II.2.07
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
T
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NTUJ
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NVT
II.2.08
23
19
[ 65.2%; 73.7%; 78.3%]
[ 13.0%; 15.8%; 26.1%] [ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.09
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.12
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.a
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.b
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.c
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.d
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.e
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.f
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.g
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.h
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.i
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.13.j
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.14
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.2.15
23
19
[ 26.0%; 31.6%; 39.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 60.8%; 68.4%; 74.0%]
II.3.01.a
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.3.01.b
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.3.01.c
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.3.01.d
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.3.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
II.3.04
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.03.a
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.03.b
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.03.c
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.03.d
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
74
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS
Populatie
Respons
T
III.1.03.e
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NVT
III.1.03.f
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.03.g
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.03.h
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.04
23
19
[ 21.7%; 26.3%; 34.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 65.2%; 73.7%; 78.3%]
III.1.05
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.07
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.1.08
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.2.01
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.2.03
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.3.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.3.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.3.03
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.3.05
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.3.06
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.4.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.4.03
23
19
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%] [ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.4.04
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.01
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.02
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.03
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.05
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.06
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.07
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.09
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.11
23
19
[ 73.9%; 84.2%; 87.0%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.12
23
19
[ 73.9%; 84.2%; 87.0%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.5.13
23
19
[ 73.9%; 84.2%; 87.0%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
75
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS
Populatie
Respons
T
III.6.03
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NVT
III.6.04
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.6.05
23
19
[ 73.9%; 84.2%; 87.0%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.6.07
23
19
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
III.7.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.7.02
23
19
[ 43.4%; 52.6%; 60.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 39.1%; 47.4%; 56.6%]
III.7.03
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
III.8.01
23
19
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
III.8.02
23
19
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
III.8.03
23
19
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
III.8.04
23
19
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
IV.1.01
23
19
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.1.02
23
19
[ 82.6%; 89.5%; 91.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 8.6%; 10.5%; 17.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.1.04
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.1.05
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.1.06
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.2.01
23
19
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
IV.2.02
23
19
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
IV.2.03
23
19
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
IV.2.04
23
19
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
IV.2.06
23
19
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
IV.2.08
23
19
[ 17.3%; 21.1%; 30.5%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 69.5%; 78.9%; 82.7%]
IV.3.01
23
19
[ 30.4%; 36.8%; 47.9%]
[ 34.7%; 42.1%; 52.2%] [ 17.3%; 21.1%; 30.5%] [ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.03
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.04
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.06
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.07
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
76
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS
Populatie
Respons
IV.3.09
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
T
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NTUJ
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
NVT
IV.3.10
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.11
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.12
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
IV.3.13
23
19
[ 86.9%; 94.7%; 95.7%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.1.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.1.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.1.03
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.2.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.2.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.2.03
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.3.01
23
19
[ 34.7%; 42.1%; 52.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 47.8%; 57.9%; 65.3%]
V.3.02
23
19
[ 34.7%; 42.1%; 52.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 47.8%; 57.9%; 65.3%]
V.3.03
23
19
[ 73.9%; 84.2%; 87.0%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 4.3%; 5.3%; 13.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.01
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.02
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.A1
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.A2
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.B1
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.B2
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.B3
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.C1
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.C2
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
V.4.03.C3
23
19
[ 95.6%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
[ 0.0%; 0.0%; 4.4%]
77
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lokaal – Naleving op niveau van (Sub‐)Bepaling 2013 Lok
Populatie
Respons
T
27
10
[ 77.7%;100.0%;100.0%]
I.2
27
10
II.1.01
27
12
II.1.02.a
27
II.1.02.b II.1.02.c
I.1
NTUJ
NTUE
NN
NVT
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 3.7%; 10.0%; 37.1%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 29.6%; 50.0%; 70.4%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.02.d
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.03.a
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.03.b
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.03.c
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%] [ 62.9%; 90.0%; 96.3%]
II.1.03.d
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.04.a
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.04.b
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.04.c
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.05
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.06
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.07
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.08
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.09
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.10
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.1.11
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.01
27
11
[ 77.7%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
II.2.02
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.03
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.04
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.05
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.06
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
78
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lok
Populatie
Respons
II.2.07
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
T
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUE
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NVT
II.2.08
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.09
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.12
27
12
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.a
27
12
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.b
27
12
[ 29.6%; 50.0%; 70.4%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.c
27
12
[ 37.0%; 58.3%; 77.8%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.d
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.e
27
12
[ 29.6%; 50.0%; 70.4%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.f
27
12
[ 29.6%; 50.0%; 70.4%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.g
27
12
[ 22.2%; 41.7%; 63.0%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 14.8%; 33.3%; 55.6%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.h
27
12
[ 29.6%; 50.0%; 70.4%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.i
27
12
[ 37.0%; 58.3%; 77.8%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.13.j
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.14
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.2.15
27
12
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
II.3.01.a
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.3.01.b
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.3.01.c
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.3.01.d
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.3.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
II.3.04
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.01
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.03.a
27
11
[ 77.7%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 18.6%]
III.1.03.b
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.03.c
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.03.d
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
79
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lok
Populatie
Respons
T
III.1.03.e
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NVT
III.1.03.f
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.03.g
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.03.h
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.04
27
12
[ 22.2%; 41.7%; 63.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 37.0%; 58.3%; 77.8%]
III.1.05
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.07
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.1.08
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.2.01
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.2.03
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.3.01
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.3.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.3.03
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.3.05
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.3.06
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.4.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.4.03
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.4.04
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.01
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.02
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.03
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.05
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.06
27
12
[ 37.0%; 58.3%; 77.8%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.07
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.09
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.11
27
12
[ 37.0%; 58.3%; 77.8%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.12
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%] [ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.5.13
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
80
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lok
Populatie
Respons
T
III.6.03
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NVT
III.6.04
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.6.05
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.6.07
27
12
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
III.7.01
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.7.02
27
12
[ 14.8%; 33.3%; 55.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
III.7.03
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
III.8.01
27
12
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
III.8.02
27
12
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
III.8.03
27
12
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
III.8.04
27
12
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
IV.1.01
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.1.02
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.1.04
27
12
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.1.05
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.1.06
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.2.01
27
12
[ 14.8%; 33.3%; 55.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
IV.2.02
27
12
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
IV.2.03
27
12
[ 14.8%; 33.3%; 55.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
IV.2.04
27
12
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
IV.2.06
27
12
[ 11.1%; 25.0%; 48.2%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
IV.2.08
27
12
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
IV.3.01
27
12
[ 44.4%; 66.7%; 85.2%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.03
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.04
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.06
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.07
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
81
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lok
Populatie
Respons
T
IV.3.09
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUJ
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NTUE
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NN
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
NVT
IV.3.10
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.11
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.12
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
IV.3.13
27
12
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.1.01
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.1.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.1.03
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.2.01
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.2.02
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.2.03
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.3.01
27
12
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
V.3.02
27
12
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 70.3%; 91.7%; 96.3%]
V.3.03
27
12
[ 51.8%; 75.0%; 88.9%]
[ 7.4%; 16.7%; 40.8%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.01
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.02
27
12
[ 59.2%; 83.3%; 92.6%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 3.7%; 8.3%; 29.7%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.A1
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.A2
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.B1
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.B2
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.B3
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.C1
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.C2
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
V.4.03.C3
27
12
[ 81.4%;100.0%;100.0%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
[ 0.0%; 0.0%; 14.9%]
82
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
D – Naleving op niveau van Bepalingen 2013‐2012/11 In deze bijlage zijn voor de Bepalingen waarvan in de jaren 2012 en 2011 de naleving is onderzocht de verschillen met de nalevingscijfers over 2013 weergegeven. De nalevingscijfers van eerdere jaren zijn ontleend aan onderzoeksresultaten voor de nalevingsonderzoeken 2012 en 2011 die aan de onderzoekers ter beschikking zijn gesteld. De nalevingscijfers voor de jaren 2012 en 2011 zijn omgerekend naar percentages op basis van het aantal gerapporteerde waarnemingen om te kunnen vergelijken met de nalevingscijfers over 2013. De vergelijkende cijfers alsmede de verschillen tussen de nalevingscijfers 2013 en 2012/2011 zijn per Sub-Bepaling met elkaar vergeleken. Eventueel grote verschillen tussen de nalevingscijfers 2013 en 2012 zijn in detail geanalyseerd. De analyse en opmerkingen bij de verschillen is in de tabel per beursindex weergegeven. De vergelijkende nalevingcijfers alsmede de verschillen per Sub-bepaling zijn hierna weergegeven naar fondsomvang: -
AEX AMX AMS Lokaal
De volgende begrippen worden in deze bijlage in de tabellen gehanteerd: -
Bpb #sub
-
-
T13
-
-
U13
-
-
NN13
-
-
NVT13
-
-
T12 (T11)
-
-
U12 (U11)
-
-
NN12 (NN11)
-
-
T13-T12 (T13-T11)
-
-
U13-U12 (U13-U11) NN13-NN12 (NN13-NN11)
-
Best practice bepalingen (Bpb) ook wel ‘Bepalingen’ genoemd aantal sub-bepalingen waaruit de Bepaling bestaat gemiddelde van het aantal vennootschappen met waarneming in 2012 en in 2011 de (Sub-)Bepaling wordt toegepast in 2013 op basis van de online survey de (Sub-)Bepaling wordt in 2013 op basis van de online survey niet toegepast en de niet-toepassing wordt uitgelegd in het jaarverslag (NTUJ) dan wel in een andere – veelal publieke – bron elders (NTUE) de (Sub-)Bepaling wordt niet nageleefd in 2013 op basis van de online survey de (Sub-)Bepaling is niet van toepassing voor de betreffende vennootschap in 2013 op basis van de online survey de (Sub-)Bepaling wordt toegepast in 2012 (2011) op basis van de nalevingsonderzoeken in 2012 en 2011 de (Sub-)Bepaling wordt op basis van de nalevingsonderzoeken in 2012 en 2011 niet toegepast maar de niet-toepassing wordt uitgelegd de (Sub-)Bepaling wordt op basis van de nalevingsonderzoeken in 2012 en 2011 niet nageleefd Percentage Toepassing in 2013 minus Percentage Toepassing 2012 (2011) Percentage Uitleg in 2013 minus Percentage Uitleg 2012 (2011) Percentage Niet Naleven in 2013 minus Percentage Niet Naleven 2012 (2011)
83
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX – vergelijkende cijfers 2013‐2012/2011 Bpb II.1.1 II.1.2 II.1.3 II.1.4 II.1.5 II.1.7 II.1.9 II.1.10 II.1.11 II.2.4 II.2.5 II.2.6 II.2.7 II.2.8 II.2.9 II.2.12 II.2.13 II.2.14 II.2.15 II.3.4 III.1.5 III.1.7 III.2.3 III.3.1 III.5.1 III.5.3
#sub 1 4 4 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 1 1 1 1 1 1 1 1 1
20 20 20 20 20 20 20 20 20 5 16 5,5 5 3,5 0 20 20 11 5,5 1 20 20 20 20 20 20
T13 95% 100% 100% 100% 100% 95% 100% 100% 100% 95% 90% 95% 90% 60% 100% 100% 99% 95% 35% 95% 100% 95% 95% 95% 95% 100%
U13 5% 0% 0% 0% 0% 5% 0% 0% 0% 5% 10% 5% 10% 40% 0% 0% 2% 5% 0% 5% 0% 5% 5% 5% 5% 0%
NN13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 65% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 84
T12 85% 100% 100% 100% 95% 100% 100% 100% 100% 80% 71% 100% 100% 100% 95% 55% 75% 86% 100% 95% 85% 95% 65% 95% 95%
U12 15% 0% 0% 0% 5% 0% 0% 0% 0% 20% 24% 0% 0% 0% 0% 5% 8% 14% 0% 0% 5% 5% 5% 5% 0%
NN12 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 6% 0% 0% 0% 5% 40% 17% 0% 0% 5% 10% 0% 30% 0% 5%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 70% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 80% 60% 100% 100% 0% 100% 20% 90% 100% 100% 100% 85% 95% 75% 90% 100%
NN11 30% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 20% 40% 0% 0% 100% 0% 5% 0% 0% 0% 0% 0% 5% 0% 5% 0%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bpb III.5.11 III.5.13 III.6.3 III.6.4 III.6.5 III.7.3 III.8.1 III.8.4 IV.1.1 IV.1.4 IV.3.1 IV.3.7 IV.3.9 IV.3.13
#sub 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
20 16 2 2 20 0 1,5 1,5 18,5 20 20 20 20 20
T13 85% 100% 95% 100% 100% 100% 15% 20% 80% 100% 95% 100% 100% 100%
U13 15% 0% 5% 0% 0% 0% 5% 0% 20% 0% 5% 0% 0% 0%
NN13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 80% 80% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
85
T12 80% 88% 67% 100% 100% 100% 100% 72% 95% 90% 100% 100% 85%
U12 20% 0% 33% 0% 0% 0% 0% 28% 5% 10% 0% 0% 0%
NN12 0% 13% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 15%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 80% 100% 100% 67% 90% 100% 100% 68% 95% 90% 100% 100% 90%
NN11 20% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 32% 5% 10% 0% 0% 0%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AEX – verschillen nalevingscijfers 2013‐2012/2011 Hieronder zijn de vergelijkende cijfers tussen de nalevingscijfers 2013 en 2012/2011 per Sub-bepaling met elkaar vergeleken. Eventueel grote verschillen tussen de nalevingscijfers 2013 en 2012 zijn in detail geanalyseerd. #sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
20
II.1.1
10%
25%
-10%
-25%
0%
0%
4
20
II.1.2
0%
0%
0%
0%
0%
0%
4
20
II.1.3
0%
0%
0%
0%
0%
0%
3
20
II.1.4
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
20
II.1.5
5%
0%
-5%
0%
0%
0%
1
20
II.1.7
-5%
-5%
5%
5%
0%
0%
1
20
II.1.9
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
20
II.1.10
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
20
II.1.11
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
5
II.2.4
15%
15%
-15%
-15%
0%
0%
1
16
II.2.5
19%
30%
-14%
-30%
-6%
0%
1
5,5
II.2.6
-5%
-5%
5%
5%
0%
0%
1
5
II.2.7
-10%
-10%
10%
10%
0%
0%
1
3,5
II.2.8
-40%
60%
40%
-60%
0%
0%
1
0
II.2.9
1
20
II.2.12
5%
0%
0%
0%
-5%
0%
10
20
II.2.13
44%
79%
-4%
-4%
-40%
-75%
86
Analyse en opmerkingen bij verschillen
Deze bepaling betreft het niet uitoefen van opties in de eerste drie jaar na toekenning, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft de toekenning van aandelen aan bestuurders zonder financiële tegenprestaties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft het ongewijzigd laten van de uitoefenprijs van toegekende opties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze latente bepaling betreft de maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld.
Deze bepaling betreft de inhoud van het remuneratierapport en bestaat uit 10 sub-bepalingen. In 2013 is de naleving
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
11
II.2.14
20%
5%
-3%
5%
-17%
-10%
1
5,5
II.2.15
-51%
-65%
-14%
0%
0%
0%
1
1
II.3.4
-5%
-5%
5%
5%
0%
0%
1
20
III.1.5
5%
0%
0%
0%
-5%
0%
1
20
III.1.7
10%
10%
0%
5%
-10%
-15%
1
20
III.2.3
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
20
III.3.1
30%
20%
0%
5%
-30%
-25%
87
Analyse en opmerkingen bij verschillen verdicht voor de 10 sub-bepalingen, terwijl in voorgaande jaren de toepassing voor de gehele bepaling niet werd gerekend, wanneer een van de onderdelen waarop in voorgaande jaren werd beoordeeld gedurende de deskresearch. De verschillende methode leidt tot een hogere nalevingscore op het niveau van de bepaling. Deze bepaling betreft de bepaling dat de belangrijkste elementen van het contract met een bestuurder na het sluiten worden gepubliceerd. In voorgaande jaren is slechts voor 12 (2012) resp. 10 (2011) vennootschappen een waarneming aangetroffen, terwijl in de online survey 2013 van alle 20 deelnemende vennootschappen een antwoord is verkregen. De beoordeling van de toereikendheid van de verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Dit betreft de latente bepaling dat indien aan een (voormalig) bestuurder een (vertrek)vergoeding wordt betaald daarvan in het remuneratierapport uitleg voor wordt gegeven. In de online survey 2013 is de antwoordcategorie NVT aangeboden die voor 65% van de vennootschappen is gebruikt en de overige vennootschappen hebben 100% Toepassing aangegeven. In de eerdere jaren is voor 5 à 6 vennootschappen een waarneming aangetroffen, waarbij 1x uitleg van niet toepassen.
Deze bepaling betreft de verantwoording in het RvC verslag van de zelfevaluatie van de RvC. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van beoordeling van de verantwoording en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de publicatie van de profielschets van de RvC, o.a. op de website. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van raadpleging van de website, en
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
1
20
1
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
III.5.1
0%
5%
0%
0%
0%
-5%
20
III.5.3
5%
0%
0%
0%
-5%
0%
1
20
III.5.11
5%
5%
-5%
-5%
0%
0%
1
16
III.5.13
13%
0%
0%
0%
-13%
0%
1
2
III.6.3
28%
-5%
-28%
5%
0%
0%
Analyse en opmerkingen bij verschillen wel in de deskresearch in voorgaande jaren.
1
2
III.6.4
0%
33%
0%
0%
0%
-33%
1
20
III.6.5
0%
10%
0%
0%
0%
-10%
1
0
III.7.3
1
1,5
III.8.1
-85%
-85%
5%
5%
0%
0%
1
1,5
III.8.4
-80%
-80%
0%
0%
0%
0%
1
18,5
IV.1.1
8%
12%
-8%
-12%
0%
0%
1
20
IV.1.4
5%
5%
-5%
-5%
0%
0%
1
20
IV.3.1
5%
5%
-5%
-5%
0%
0%
1
20
IV.3.7
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
20
IV.3.9
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
20
IV.3.13
15%
10%
0%
0%
-15%
-10%
88
De bepaling betreft de onafhankelijkheid van de remuneratieadviseur van de RvC die niet ook aan de RvB diensten mag verlenen. Deze bepaling is door middel van deskresearch lastig te onderzoeken, omdat er geen verplichting tot verantwoording bestaat. Bovendien is er een verschil tussen 2013 en 2012, maar geen verschil tussen 2013 en 2011. Deze latente bepaling betreft de latente bepaling met betrekking tot alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van commissarissen spelen. In voorgaande jaren is deze bepaling slechts bij 3 (2012) resp. 1 (2011) vennootschappen waargenomen, waardoor een mutatie van 1 vennootschap in een grote mutatie resulteert.
Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur (=1,5). Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur (=1,5).
Deze bepaling betreft de publicatie op de website van het beleid voor bilaterale contacten met aandeelhouders. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet gecontroleerd aan de hand
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
Analyse en opmerkingen bij verschillen van waarneming van de website en wel in de deskresearch in voorgaande jaren.
89
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX – vergelijkende cijfers 2013‐2012/2011 Bpb II.1.1 II.1.2 II.1.3 II.1.4 II.1.5 II.1.7 II.1.9 II.1.10 II.1.11 II.2.4 II.2.5 II.2.6 II.2.7 II.2.8 II.2.9 II.2.12 II.2.13 II.2.14 II.2.15 II.3.4 III.1.5 III.1.7 III.2.3 III.3.1 III.5.1 III.5.3
#sub 1 4 4 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 1 1 1 1 1 1 1 1 1
25 25 25 25 25 25 25 25 25 7,5 17 7,5 7,5 6 2,5 25 25 8 9 1,5 25 21,5 25 25 19 17
T13 71% 100% 99% 98% 100% 100% 95% 95% 95% 86% 90% 95% 100% 67% 100% 100% 96% 100% 33% 90% 95% 100% 100% 90% 95% 100%
U13 29% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 14% 5% 5% 0% 33% 0% 0% 4% 0% 0% 10% 5% 0% 0% 10% 5% 0%
NN13 0% 0% 1% 2% 0% 0% 5% 5% 5% 0% 5% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 67% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 90
T12 58% 96% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 43% 44% 100% 100% 100% 100% 58% 12% 71% 100% 100% 100% 74% 85% 42% 83% 88%
U12 38% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 29% 31% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 12% 19% 11% 0%
NN12 4% 4% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 29% 25% 0% 0% 0% 0% 42% 88% 29% 0% 0% 0% 26% 4% 38% 6% 13%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 50% 96% 100% 100% 100% 96% 96% 96% 96% 88% 67% 100% 88% 83% 100% 50% 8% 100% 91% 100% 88% 63% 88% 50% 80% 89%
NN11 50% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 4% 4% 0% 11% 0% 0% 17% 0% 4% 0% 0% 0% 0% 4% 8% 8% 13% 20% 0%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bpb III.5.11 III.5.13 III.6.3 III.6.4 III.6.5 III.7.3 III.8.1 III.8.4 IV.1.1 IV.1.4 IV.3.1 IV.3.7 IV.3.9 IV.3.13
#sub 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
16,5 17,5 3,5 4 25 0 0 0 21,5 25 25 24,5 25 24,5
T13 95% 95% 95% 95% 95% 100% 14% 14% 62% 95% 76% 100% 100% 86%
U13 5% 0% 5% 0% 5% 0% 0% 0% 38% 5% 24% 0% 0% 5%
NN13 0% 5% 0% 5% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 10%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 86% 86% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
91
T12 75% 95% 67% 25% 88% 67% 88% 69% 100% 100% 80%
U12 25% 0% 0% 0% 8% 24% 8% 27% 0% 0% 8%
NN12 0% 5% 33% 75% 4% 10% 4% 4% 0% 0% 12%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 47% 100% 50% 50% 88% 68% 96% 79% 100% 100% 79%
NN11 53% 0% 25% 0% 4% 18% 4% 17% 0% 0% 4%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMX – verschillen nalevingscijfers 2013‐2012/2011 #sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
25
II.1.1
14%
21%
-10%
-21%
-4%
0%
4
25
II.1.2
4%
4%
0%
0%
-4%
-4%
4
25
II.1.3
-1%
-1%
0%
0%
1%
1%
3
25
II.1.4
-2%
-2%
0%
0%
2%
2%
1
25
II.1.5
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
25
II.1.7
0%
4%
0%
0%
0%
-4%
1
25
II.1.9
-5%
-1%
0%
0%
5%
1%
1
25
II.1.10
-5%
-1%
0%
-4%
5%
5%
1
25
II.1.11
-5%
-1%
0%
-4%
5%
5%
1
7,5
II.2.4
43%
-2%
-14%
14%
-29%
-13%
1
17
II.2.5
47%
24%
-26%
-6%
-20%
-17%
1
7,5
II.2.6
-5%
-5%
5%
5%
0%
0%
1
7,5
II.2.7
0%
13%
0%
0%
0%
-13%
1
6
II.2.8
-33%
-17%
33%
17%
0%
0%
1
2,5
II.2.9
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
25
II.2.12
42%
50%
0%
-4%
-42%
-46%
92
Analyse en opmerkingen bij verschillen Deze bepaling betreft de maximale duur van bestuurdersbenoeming en –herbenoeming. Er lijkt sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe.
Deze bepaling betreft het niet uitoefen van opties in de eerste drie jaar na toekenning, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft de toekenning van aandelen aan bestuurders zonder financiële tegenprestaties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft het ongewijzigd laten van de uitoefenprijs van toegekende opties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze latente bepaling betreft de maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft de inhoud van remuneratierapport dat vermeld hoe het gekozen bezoldigingsbeleid bijdraagt aan de realisatie van lange termijn doelstellingen. Alle deelnemende vennootschappen geven aan de bepaling toe te passen. De
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
10
25
II.2.13
84%
87%
4%
4%
-88%
-91%
1
8
II.2.14
29%
0%
0%
0%
-29%
0%
1
9
II.2.15
-67%
-58%
0%
0%
0%
-9%
1
1,5
II.3.4
-10%
-10%
10%
10%
0%
0%
1
25
III.1.5
-5%
8%
5%
1%
0%
-8%
1
21,5
III.1.7
26%
38%
0%
-8%
-26%
-29%
1
25
III.2.3
15%
13%
-12%
-8%
-4%
-4%
93
Analyse en opmerkingen bij verschillen inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van het bezoldigingsbeleid is in de online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de inhoud van het remuneratierapport en bestaat uit 10 sub-bepalingen. In 2013 is de naleving verdicht voor de 10 sub-bepalingen, terwijl in voorgaande jaren de toepassing voor de gehele bepaling niet werd gerekend, wanneer een van de onderdelen waarop in voorgaande jaren werd beoordeeld gedurende de deskresearch. De verschillende methode leidt tot een hogere nalevingscore op het niveau van de bepaling. Deze bepaling betreft de bepaling dat de belangrijkste elementen van het contract met een bestuurder na het sluiten worden gepubliceerd. In voorgaande jaren is slechts voor gemiddeld 8 vennootschappen een waarneming aangetroffen, terwijl in de online survey 2013 van alle 21 deelnemende vennootschappen een antwoord is verkregen. De beoordeling van de toereikendheid van de verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Dit betreft de latente bepaling dat indien aan een (voormalig) bestuurder een (vertrek)vergoeding wordt betaald daarvan in het remuneratierapport uitleg voor wordt gegeven. In de online survey 2013 is de antwoordcategorie NVT aangeboden die voor 67% van de vennootschappen is gebruikt en de overige vennootschappen hebben 100% Toepassing aangegeven. In de eerdere jaren is voor 5 à 6 vennootschappen een waarneming aangetroffen.
Deze bepaling betreft de verantwoording in het RvC verslag van de zelfevaluatie van de RvC. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van beoordeling van de verantwoording en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de verantwoording door de RvC of voldaan is aan het principe van onafhankelijkheid. Er lijkt sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
25
III.3.1
48%
40%
-9%
-3%
-38%
-38%
1
19
III.5.1
12%
15%
-6%
-15%
-6%
0%
1
17
III.5.3
13%
11%
0%
0%
-13%
-11%
1
16,5
III.5.11
20%
48%
-20%
-48%
0%
0%
1
17,5
III.5.13
1%
-5%
0%
0%
-1%
5%
1
3,5
III.6.3
29%
45%
5%
-20%
-33%
-25%
94
Analyse en opmerkingen bij verschillen Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leguit principe. Deze bepaling betreft de publicatie van de profielschets van de RvC, o.a. op de website. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van raadpleging van de website, en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Betreft de algemene bepaling over reglementen voor de commissies binnen de RvC (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere nalevingsonderzoeken niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de algemene bepaling dat de RvC van elke commissie een verslag van de beraadslagingen en bevindingen ontvangt (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere jaren niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de bepaling dat het voorzitterschap van de remuneratiecommissie niet vervuld wordt door de voorzitter van de RvC (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere jaren niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen. Bovendien lijkt er sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe. Betreft de bepaling dat de remuneratiecommissie bij een eventueel ingeschakelde remuneratieadviseur zich ervan vergewist dat de desbetreffende adviseur geen advies verstrekt aan de bestuurders van de vennootschap (wat niet noodzakelijk gepubliceerd hoeft te worden). Ook in eerdere nalevingsonderzoeken is niet voor alle vennootschappen een waarneming voor deze ‘latente’ bepaling aangetroffen. Deze latente bepaling betreft de latente bepaling met betrekking tot alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van commissarissen spelen. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld slechts bij 3,5 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit).
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
1
4
1
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
III.6.4
70%
45%
0%
0%
-70%
-45%
25
III.6.5
7%
8%
-3%
1%
-4%
-8%
1
0
III.7.3
1
0
III.8.1
1
0
III.8.4
1
21,5
IV.1.1
-5%
-6%
14%
20%
-10%
-14%
1
25
IV.1.4
7%
-1%
-3%
1%
-4%
0%
1
25
IV.3.1
7%
-3%
-3%
7%
-4%
-4%
1
24,5
IV.3.7
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
25
IV.3.9
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
24,5
IV.3.13
6%
7%
-3%
1%
-2%
-7%
Analyse en opmerkingen bij verschillen Betreft de latente bepaling ten aanzien van transacties tussen de vennootschap en natuurlijke of rechtspersonen die ten minste tien procent van de aandelen houden. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld slechts bij 4 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit). Deze bepaling betreft de eventuele persoonlijke leningen, garanties en dergelijke aan haar commissarissen. Voor de jaren 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen. Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur. Voor de jaren 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen. Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur. Voor de jaren 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen.
95
Deze bepaling betreft de publicatie op de website van het beleid voor bilaterale contacten met aandeelhouders. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet gecontroleerd aan de hand van waarneming van de website en wel in de deskresearch in voorgaande jaren.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS – vergelijkende cijfers 2013‐2012/2011 Bpb II.1.1 II.1.2 II.1.3 II.1.4 II.1.5 II.1.7 II.1.9 II.1.10 II.1.11 II.2.4 II.2.5 II.2.6 II.2.7 II.2.8 II.2.9 II.2.12 II.2.13 II.2.14 II.2.15 II.3.4 III.1.5 III.1.7 III.2.3 III.3.1 III.5.1 III.5.3
#sub 1 4 4 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 1 1 1 1 1 1 1 1 1
22 22 22 22 22 22 22 22 22 7 10,5 8 8 2,5 1 22 22 5,5 5 0 21,5 11,5 22 22 6,5 6,5
T13 68% 93% 99% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 79% 84% 89% 89% 74% 89% 95% 92% 100% 32% 100% 100% 89% 100% 100% 95% 89%
U13 32% 7% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 21% 16% 11% 11% 26% 11% 5% 7% 0% 0% 0% 0% 11% 0% 0% 5% 11%
NN13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 68% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 96
T12 43% 87% 83% 100% 96% 96% 100% 100% 96% 60% 50% 100% 100% 67% 0% 39% 0% 0% 0% 83% 67% 87% 35% 60% 80%
U12 52% 4% 4% 0% 0% 4% 0% 0% 0% 20% 20% 0% 0% 33% 0% 4% 0% 40% 0% 0% 17% 13% 4% 20% 0%
NN12 4% 9% 13% 0% 4% 0% 0% 0% 4% 20% 30% 0% 0% 0% 100% 57% 100% 60% 100% 17% 17% 0% 61% 20% 20%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 38% 90% 86% 100% 95% 90% 95% 95% 95% 56% 45% 100% 100% 0% 0% 48% 10% 67% 83% 95% 65% 76% 43% 88% 88%
NN11 62% 5% 5% 0% 5% 5% 5% 5% 5% 33% 27% 0% 0% 100% 100% 0% 5% 0% 0% 0% 0% 19% 10% 13% 0%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bpb III.5.11 III.5.13 III.6.3 III.6.4 III.6.5 III.7.3 III.8.1 III.8.4 IV.1.1 IV.1.4 IV.3.1 IV.3.7 IV.3.9 IV.3.13
#sub 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
6,5 7,5 2,5 4 22 0 0,5 0,5 16,5 22 21,5 22 22 22
T13 84% 84% 100% 95% 84% 100% 11% 11% 79% 100% 37% 100% 94% 95%
U13 16% 16% 0% 5% 16% 0% 0% 0% 21% 0% 63% 0% 5% 5%
NN13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 89% 89% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
97
T12 100% 88% 25% 33% 78% 100% 100% 67% 96% 27% 100% 96% 70%
U12 0% 0% 0% 17% 13% 0% 0% 17% 4% 68% 0% 0% 9%
NN12 0% 13% 75% 50% 9% 0% 0% 17% 0% 5% 0% 4% 22%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 89% 100% 100% 50% 71% 80% 90% 33% 100% 100% 76%
NN11 11% 0% 0% 50% 24% 13% 5% 57% 0% 0% 10%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
AMS – verschillen nalevingscijfers 2013‐2012/2011 #sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
22
II.1.1
25%
30%
-21%
-30%
-4%
0%
4
22
II.1.2
6%
3%
2%
2%
-9%
-5%
4
22
II.1.3
16%
13%
-3%
-3%
-13%
-10%
3
22
II.1.4
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
22
II.1.5
4%
5%
0%
-5%
-4%
0%
1
22
II.1.7
4%
10%
-4%
-5%
0%
-5%
1
22
II.1.9
0%
5%
0%
-5%
0%
0%
1
22
II.1.10
0%
5%
0%
-5%
0%
0%
1
22
II.1.11
4%
5%
0%
-5%
-4%
0%
1
7
II.2.4
19%
23%
1%
-12%
-20%
-11%
1
10,5
II.2.5
34%
39%
-4%
-11%
-30%
-27%
1
8
II.2.6
-11%
-11%
11%
11%
0%
0%
1
8
II.2.7
-11%
-11%
11%
11%
0%
0%
1
2,5
II.2.8
7%
74%
-7%
-74%
0%
0%
98
Analyse en opmerkingen bij verschillen Deze bepaling betreft de maximale duur van bestuurdersbenoeming en –herbenoeming. Er lijkt sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe. Deze bepaling betreft de verwachte aanwezigheid van een op de vennootschap toegesneden intern risicobeheersings en controlesysteem zonder publicatieverplichting. De inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van de melding in het Corporate Governance verslag is in de online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren.
Deze bepaling betreft het niet uitoefen van opties in de eerste drie jaar na toekenning, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft de toekenning van aandelen aan bestuurders zonder financiële tegenprestaties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling de bepaling van de uitoefenprijs van toegekende opties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft het ongewijzigd laten van de uitoefenprijs van toegekende opties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze latente bepaling betreft de maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder, waarbij
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
Analyse en opmerkingen bij verschillen een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Er lijkt tevens sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe.
1
1
II.2.9
1
22
II.2.12
56%
47%
1%
5%
-57%
-52%
10
22
II.2.13
92%
83%
7%
3%
-100%
-86%
1
5,5
II.2.14
100%
33%
-40%
0%
-60%
-33%
1
5
II.2.15
32%
-52%
0%
0%
-100%
-17%
99
Deze bepaling betreft de inhoud van remuneratierapport dat vermeld hoe het gekozen bezoldigingsbeleid bijdraagt aan de realisatie van lange termijn doelstellingen. Alle deelnemende vennootschappen geven aan de bepaling toe te passen. De inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van het bezoldigingsbeleid is in de online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de inhoud van het remuneratierapport en bestaat uit 10 sub-bepalingen. In 2013 is de naleving verdicht voor de 10 sub-bepalingen, terwijl in voorgaande jaren de toepassing voor de gehele bepaling niet werd gerekend, wanneer een van de onderdelen waarop in voorgaande jaren werd beoordeeld gedurende de deskresearch. De verschillende methode leidt tot een hogere nalevingscore op het niveau van de bepaling. Deze bepaling betreft de bepaling dat de belangrijkste elementen van het contract met een bestuurder na het sluiten worden gepubliceerd. In voorgaande jaren is slechts voor gemiddeld 5 à 6 vennootschappen een waarneming aangetroffen, terwijl in de online survey 2013 van alle 19 deelnemende vennootschappen een antwoord is verkregen. De beoordeling van de toereikendheid van de verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Dit betreft de latente bepaling dat indien aan een (voormalig) bestuurder een (vertrek)vergoeding wordt betaald daarvan in het remuneratierapport uitleg voor wordt gegeven. In de online survey 2013 is de antwoordcategorie NVT aangeboden die voor 68% van de vennootschappen is gebruikt en de overige vennootschappen hebben 100% Toepassing aangegeven. In de eerdere jaren is voor gemiddeld 5 vennootschappen een waarneming aangetroffen.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
0
II.3.4
1
21,5
III.1.5
17%
5%
0%
0%
-17%
-5%
1
11,5
III.1.7
23%
25%
-6%
11%
-17%
-35%
1
22
III.2.3
13%
24%
-13%
-19%
0%
-5%
1
22
III.3.1
65%
57%
-4%
-10%
-61%
-48%
1
6,5
III.5.1
35%
7%
-15%
-7%
-20%
0%
1
6,5
III.5.3
9%
2%
11%
11%
-20%
-13%
1
6,5
III.5.11
-16%
-5%
16%
5%
0%
0%
100
Analyse en opmerkingen bij verschillen Deze latente bepaling betreft verplichting tot verantwoording van de eventuele frequentie van afwezigheid voor commissarissen. De beoordeling van de toereikendheid van de verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de verantwoording in het RvC verslag van de zelfevaluatie van de RvC. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van beoordeling van de verantwoording en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de verantwoording door de RvC of voldaan is aan het principe van onafhankelijkheid. Er lijkt sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-ofleg-uit principe. Deze bepaling betreft de publicatie van de profielschets van de RvC, o.a. op de website. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van raadpleging van de website, en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Betreft de algemene bepaling over reglementen voor de commissies binnen de RvC (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere nalevingsonderzoeken niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de algemene bepaling dat de RvC van elke commissie een verslag van de beraadslagingen en bevindingen ontvangt (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere jaren voor weinig vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de bepaling dat het voorzitterschap van de remuneratiecommissie niet vervuld wordt door de voorzitter van de RvC (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere jaren niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen. Bovendien lijkt er sprake te zijn van een
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
7,5
III.5.13
-3%
-16%
16%
16%
-13%
0%
1
2,5
III.6.3
75%
0%
0%
0%
-75%
0%
1
4
III.6.4
61%
45%
-11%
-45%
-50%
0%
1
22
III.6.5
6%
13%
3%
-8%
-9%
-5%
1
0
III.7.3
1
0,5
III.8.1
-89%
0%
0%
1
0,5
III.8.4
-89%
0%
0%
1
16,5
IV.1.1
12%
-1%
4%
8%
-17%
-7%
1
22
IV.1.4
4%
10%
-4%
-5%
0%
-5%
101
Analyse en opmerkingen bij verschillen verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe. Betreft de bepaling dat de remuneratiecommissie bij een eventueel ingeschakelde remuneratieadviseur zich ervan vergewist dat de desbetreffende adviseur geen advies verstrekt aan de bestuurders van de vennootschap (wat niet noodzakelijk gepubliceerd hoeft te worden). Ook in eerdere nalevingsonderzoeken is niet voor alle vennootschappen een waarneming voor deze ‘latente’ bepaling aangetroffen. Deze latente bepaling betreft de latente bepaling met betrekking tot alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van commissarissen spelen. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld slechts bij gemiddeld 2,5 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit). Betreft de latente bepaling ten aanzien van transacties tussen de vennootschap en natuurlijke of rechtspersonen die ten minste tien procent van de aandelen houden. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld slechts bij 4 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit). Deze bepaling betreft de eventuele persoonlijke leningen, garanties en dergelijke aan haar commissarissen. Voor de jaren 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen. Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur. Voor de jaren 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen. Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur. Voor de jaren 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen. De bepaling betreft de voorwaarden waaraan voldaan dien te worden indien bij een (onder beursvennootschappen zeldzaam) niet-structuurvennootschap een voordracht tot benoeming van een bestuurder of commissaris niet bindend is.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
21,5
1
22
IV.3.1
10%
4%
-5%
6%
-5%
-10%
IV.3.7
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1
22
IV.3.9
-1%
-6%
5%
5%
-4%
0%
1
22
IV.3.13
25%
19%
-3%
-4%
-22%
-14%
102
Analyse en opmerkingen bij verschillen
Deze bepaling betreft de publicatie op de website van het beleid voor bilaterale contacten met aandeelhouders. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet gecontroleerd aan de hand van waarneming van de website en wel in de deskresearch in voorgaande jaren.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lokaal – vergelijkende cijfers 2013‐2012/2011 Bpb II.1.1 II.1.2 II.1.3 II.1.4 II.1.5 II.1.7 II.1.9 II.1.10 II.1.11 II.2.4 II.2.5 II.2.6 II.2.7 II.2.8 II.2.9 II.2.12 II.2.13 II.2.14 II.2.15 II.3.4 III.1.5 III.1.7 III.2.3 III.3.1 III.5.1 III.5.3
#sub 1 4 4 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 1 1 1 1 1 1 1 1 1
29,5 29,5 29,5 30 30 30 30 30 30 6,5 3 6,5 6,5 5 1,5 29 30 10 8,5 6 29,5 11,5 30 30 6,5 4,5
T13 50% 100% 92% 97% 100% 83% 100% 100% 100% 83% 67% 83% 92% 67% 92% 75% 57% 83% 17% 100% 92% 100% 100% 100% 67% 67%
U13 50% 0% 8% 3% 0% 17% 0% 0% 0% 8% 17% 8% 0% 33% 0% 17% 22% 8% 0% 0% 8% 0% 0% 0% 33% 33%
NN13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 8% 17% 8% 8% 0% 8% 8% 22% 8% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 83% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 103
T12 42% 85% 69% 81% 89% 81% 100% 100% 100% 25% 67% 75% 75% 100% 24% 4% 22% 50% 60% 77% 50% 85% 33% 25% 33%
U12 54% 4% 19% 7% 7% 11% 0% 0% 0% 25% 0% 25% 25% 0% 0% 7% 11% 0% 0% 4% 0% 7% 4% 25% 0%
NN12 4% 12% 12% 11% 4% 7% 0% 0% 0% 50% 33% 0% 0% 0% 76% 89% 67% 50% 40% 19% 50% 7% 63% 50% 67%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 48% 82% 64% 88% 82% 82% 97% 97% 97% 44% 33% 78% 89% 83% 0% 24% 6% 36% 73% 71% 73% 32% 79% 36% 56% 83%
NN11 45% 3% 12% 0% 3% 12% 0% 0% 0% 22% 67% 22% 11% 17% 33% 3% 6% 0% 0% 0% 3% 0% 12% 6% 33% 0%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bpb III.5.11 III.5.13 III.6.3 III.6.4 III.6.5 III.7.3 III.8.1 III.8.4 IV.1.1 IV.1.4 IV.3.1 IV.3.7 IV.3.9 IV.3.13
#sub 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
4 2,5 4,5 15 30 0,5 1 1 21,5 29,5 29,5 30 30 30
T13 58% 83% 100% 100% 67% 100% 17% 17% 67% 92% 67% 100% 100% 75%
U13 33% 17% 0% 0% 33% 0% 0% 8% 33% 8% 25% 0% 0% 8%
NN13 8% 0% 0% 0% 0% 0% 8% 0% 0% 0% 8% 0% 0% 17%
NVT13 0% 0% 0% 0% 0% 0% 75% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
104
T12 100% 100% 50% 45% 59% 100% 0% 89% 88% 19% 96% 96% 48%
U12 0% 0% 0% 9% 26% 0% 100% 11% 0% 48% 0% 4% 7%
NN12 0% 0% 50% 45% 15% 0% 0% 0% 12% 33% 4% 0% 44%
T11 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
U11 100% 67% 40% 47% 64% 100% 0% 100% 76% 91% 19% 82% 97% 61%
NN11 0% 0% 0% 0% 24% 0% 100% 0% 8% 0% 50% 0% 3% 9%
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Lokaal – verschillen nalevingscijfers 2013‐2012/2011 #sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
1 4
29,5 29,5
4
II.1.1 II.1.2
8% 15%
2% 18%
-4% -4%
5% -3%
-4% -12%
-6% -15% Deze bepaling betreft de algemene norm dat het bestuur
29,5
II.1.3
22%
28%
-11%
-4%
-12%
-24%
3
30
II.1.4
16%
9%
-5%
3%
-11%
-12%
1
30
II.1.5
11%
18%
-7%
-3%
-4%
-15%
1 1 1 1 1
30 30 30 30 6,5
II.1.7 II.1.9 II.1.10 II.1.11 II.2.4
2% 0% 0% 0% 58%
2% 3% 3% 3% 39%
6% 0% 0% 0% -17%
5% 0% 0% 0% -14%
-7% 0% 0% 0% -42%
1
3
II.2.5
0%
33%
17%
-50%
-17%
17%
1
6,5
II.2.6
8%
6%
-17%
-14%
8%
8%
105
NN13-NN11
Analyse en opmerkingen bij verschillen
bepaalde beleidsdoelstellingen ter goedkeuring voorlegt aan de RvC en daarvan de hoofdzaken in het jaarverslag vermeld. De inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van de melding in het jaarverslag is in de online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de verwachte aanwezigheid van een op de vennootschap toegesneden intern risicobeheersings en controlesysteem zonder publicatieverplichting. De inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van de melding in het Corporate Governance verslag is in de online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de inhoud van het jaarverslag, waarvan de inhoud in de online survey 2013 niet onderzocht en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de bestuursmededeling ten aanzien van interne beheersing van de financiële verslaggevingsrisico’s, waarvan de inhoud in de online survey 2013 niet is onderzocht en wel in de deskresearch van voorgaande jaren.
-6% -3% -3% -3% -25% Deze bepaling betreft het niet uitoefen van opties in de eerste drie jaar na toekenning, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling betreft de toekenning van aandelen aan bestuurders zonder financiële tegenprestaties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze bepaling de bepaling van de uitoefenprijs van toegekende opties, waarbij een relatief laag aantal
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
Analyse en opmerkingen bij verschillen waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld.
1
6,5
II.2.7
17%
3%
-25%
-11%
8%
8% Deze bepaling betreft het ongewijzigd laten van de
1
5
II.2.8
-33%
-17%
33%
17%
0%
0%
1 1
1,5 29
II.2.9 II.2.12
51%
51%
17%
14%
-68%
-64% Deze bepaling betreft de inhoud van remuneratierapport dat
10
30
II.2.13
53%
51%
14%
16%
-67%
-66%
1
10
II.2.14
61%
47%
-3%
8%
-58%
-55%
1
8,5
II.2.15
-33%
-56%
0%
0%
-50%
-27%
106
uitoefenprijs van toegekende opties, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Deze latente bepaling betreft de maximering van de vergoeding bij eventueel ontslag van een bestuurder, waarbij een relatief laag aantal waarnemingen in voorgaande jaren is vastgesteld. Er lijkt tevens sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe.
vermeld hoe het gekozen bezoldigingsbeleid bijdraagt aan de realisatie van lange termijn doelstellingen. Alle deelnemende vennootschappen geven aan de bepaling toe te passen. De inhoudelijke beoordeling van de toereikendheid van het bezoldigingsbeleid is in de online survey 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de inhoud van het remuneratierapport en bestaat uit 10 sub-bepalingen. In 2013 is de naleving verdicht voor de 10 sub-bepalingen, terwijl in voorgaande jaren de toepassing voor de gehele bepaling niet werd gerekend, wanneer een van de onderdelen waarop in voorgaande jaren werd beoordeeld gedurende de deskresearch. De verschillende methode leidt tot een hogere nalevingscore op het niveau van de bepaling. Deze bepaling betreft de bepaling dat de belangrijkste elementen van het contract met een bestuurder na het sluiten worden gepubliceerd. In voorgaande jaren is slechts voor gemiddeld 5 à 6 vennootschappen een waarneming aangetroffen, terwijl in de online survey 2013 van alle 12 deelnemende vennootschappen een antwoord is verkregen. De beoordeling van de toereikendheid van de verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Dit betreft de latente bepaling dat indien aan een (voormalig) bestuurder een (vertrek)vergoeding wordt betaald daarvan in
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
1
6
II.3.4
40%
29%
0%
0%
-40%
-29%
1
29,5
III.1.5
15%
19%
4%
5%
-19%
-24%
1
11,5
III.1.7
50%
68%
0%
0%
-50%
-68%
1
30
III.2.3
15%
21%
-7%
-12%
-7%
-9%
1
30
III.3.1
67%
64%
-4%
-6%
-63%
-58%
1
6,5
III.5.1
42%
11%
8%
0%
-50%
-11%
107
Analyse en opmerkingen bij verschillen het remuneratierapport uitleg voor wordt gegeven. In de online survey 2013 is de antwoordcategorie NVT aangeboden die voor 83% van de vennootschappen is gebruikt en de overige vennootschappen hebben 100% Toepassing aangegeven. In de eerdere jaren is voor gemiddeld 8,5 vennootschappen een waarneming aangetroffen. Deze latente bepaling betreft de latente bepaling met betrekking tot alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van bestuurders spelen. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld slechts bij gemiddeld 6 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit). Deze latente bepaling betreft verplichting tot verantwoording van de eventuele frequentie van afwezigheid voor commissarissen. De beoordeling van de toereikendheid van de verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de verantwoording in het RvC verslag van de zelfevaluatie van de RvC. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van beoordeling van de verantwoording en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de verantwoording door de RvC of voldaan is aan het principe van onafhankelijkheid. Er lijkt sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-ofleg-uit principe. Deze bepaling betreft de publicatie van de profielschets van de RvC, o.a. op de website. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet geverifieerd aan de hand van raadpleging van de website, en wel in de deskresearch in voorgaande jaren. Betreft de algemene bepaling over reglementen voor de commissies binnen de RvC (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere nalevingsonderzoeken niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
1
4,5
1
NN13-NN11
III.5.3
33%
-17%
33%
33%
-67%
4
III.5.11
-42%
-42%
33%
33%
8%
8%
1
2,5
III.5.13
-17%
17%
17%
17%
0%
-33%
1
4,5
III.6.3
50%
60%
0%
0%
-50%
-60%
1
15
III.6.4
55%
53%
-9%
0%
-45%
-53%
1 1
30 0,5
III.6.5 III.7.3
7%
3%
7%
9%
-15%
-12%
Analyse en opmerkingen bij verschillen
-17% Betreft de algemene bepaling dat de RvC van elke commissie
een verslag van de beraadslagingen en bevindingen ontvangt (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere jaren voor weinig vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de bepaling dat het voorzitterschap van de remuneratiecommissie niet vervuld wordt door de voorzitter van de RvC (zonder publicatieverplichting), waarvoor ook in eerdere jaren niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen. Bovendien lijkt er sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe. Betreft de bepaling dat de remuneratiecommissie bij een eventueel ingeschakelde remuneratieadviseur zich ervan vergewist dat de desbetreffende adviseur geen advies verstrekt aan de bestuurders van de vennootschap (wat niet noodzakelijk gepubliceerd hoeft te worden). Ook in eerdere nalevingsonderzoeken is niet voor alle vennootschappen een waarneming voor deze ‘latente’ bepaling aangetroffen. Deze latente bepaling betreft de latente bepaling met betrekking tot alle transacties waarbij tegenstrijdige belangen van commissarissen spelen. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld slechts bij gemiddeld 4,5 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit). Betreft de latente bepaling ten aanzien van transacties tussen de vennootschap en natuurlijke of rechtspersonen die ten minste tien procent van de aandelen houden, zonder publicatie verplichting. In de eerdere twee jaren is deze bepaling gemiddeld bij 15 vennootschappen waargenomen, waardoor een kleine mutatie een groot verschil oplevert (grote volatiliteit). De beoordeling van de toereikendheid van een eventuele verantwoording is in 2013 niet onderzocht, en wel in de deskresearch van voorgaande jaren. Deze bepaling betreft de eventuele persoonlijke leningen, garanties en dergelijke aan haar commissarissen. Voor de jaren
108
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
#sub
Bpb
T13-T12
T13-T11
U13-U12
U13-U11
NN13-NN12
NN13-NN11
Analyse en opmerkingen bij verschillen 2012 en 2011 zijn hiervoor geen waarnemingen.
1
1
III.8.1
-83%
17%
0%
-100%
8%
8% Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam
1
1
III.8.4
17%
-83%
-92%
8%
0%
0%
1
21,5
IV.1.1
-22%
-9%
22%
25%
0%
-16%
1 1
29,5 29,5
IV.1.4 IV.3.1
3% 48%
1% 48%
8% -23%
8% -25%
-12% -25%
-9% -23% Deze bepaling betreft de communicatie naar aandeelhouders.
1 1 1
30 30 30
IV.3.7 IV.3.9 IV.3.13
4% 4% 27%
18% 3% 14%
0% -4% 1%
0% -3% -1%
-4% 0% -28%
-18% 0% -14% Deze bepaling betreft de publicatie op de website van het
109
voorkomende one-tier bestuursstructuur. Voor de jaren 2012 en 2011 is hiervoor slechts 1 waarneming. Deze bepalingen betreffen de in de praktijk zeldzaam voorkomende one-tier bestuursstructuur. Voor de jaren 2012 en 2011 is hiervoor slechts 1 waarneming. De bepaling betreft de voorwaarden waaraan voldaan dien te worden indien bij een (onder beursvennootschappen zeldzaam) niet-structuurvennootschap een voordracht tot benoeming van een bestuurder of commissaris niet bindend is. Bovendien lijkt er tussen 2013 en 2012 sprake te zijn van een verschuiving tussen Toepassing en Uitleg, maar beiden betreft naleving volgens het pas-toe-of-leg-uit principe.
Vooral de lokale fondsen die hebben deelgenomen aan de online survey 2013 hebben aangegeven vaak moeite te hebben met de kostenverhogende aspecten van deze bepaling.
beleid voor bilaterale contacten met aandeelhouders. In de online survey 2013 wordt de bewering van de vennootschappen in de survey niet gecontroleerd aan de hand van waarneming van de website en wel in de deskresearch in voorgaande jaren.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey In de survey zijn in overleg met de Commissie Bepalingen niet opgenomen in de survey om een van de volgende redenen: A. deze Bepalingen zijn nadere definities van begrippen, zodat toepassing van deze bepaling niet mogelijk is; B. deze Bepalingen zijn sinds de laatste aanpassing van de Code inmiddels wettelijk verankerd. Wij veronderstellen dat vennootschappen zich aan de wet houden; C. deze categorie Bepalingen zijn niet te onderzoeken omdat er niet of nauwelijks antwoord op valt te geven. Ook worden in deze categorie Bepalingen vaak nadere omschrijvingen of verantwoordelijkheden ter verduidelijking genoemd, waarvoor toepassing bij individuele vennootschappen niet te onderzoeken is. D. De vragen ten aanzien van deze Bepalingen zijn veranderd, waardoor er een antwoordmogelijkheid niet van toepassing of nota bene (NB) is toegevoegd. In het onderstaande overzicht in deze bijlage is aangegeven om welke van de hierboven genoemde redenen de naleving niet is onderzocht (categorie). Tevens is per Bepaling opgenomen of de naleving is onderzocht in het nalevingsonderzoek over het boekjaar 2012. BPB bepaling
2012
Cat.
I.2 Elke substantiële verandering in de corporate governance structuur van de vennootschap en in de naleving van deze Code wordt onder een afzonderlijk agendapunt ter bespreking aan de algemene vergadering voorgelegd. II.2.10 De raad van commissarissen heeft de bevoegdheid de waarde van een in een eerder boekjaar toegekende voorwaardelijke variabele bezoldigingscomponent benedenof bovenwaarts aan te passen, wanneer deze naar zijn oordeel tot onbillijke uitkomsten leidt vanwege buitengewone omstandigheden in de periode waarin de vooraf vastgestelde prestatiecriteria zijn of dienden te worden gerealiseerd.
Nee
D
Antwoordmogelijkheid “niet van toepassing” toegevoegd voor het geval wanneer er geen sprake is van een substantiële verandering.
Ja
B
II.2.11 De raad van commissarissen heeft de bevoegdheid de variabele bezoldiging die is toegekend op basis van onjuiste (financiële) gegevens terug te vorderen van de bestuurder (claw back clausule).
Ja
B
Wettelijk verankerde bepaling. De bepaling is opgenomen in artikel 2:135 lid 6 BW en luidt: “Het orgaan bedoeld in lid 4 is bevoegd de hoogte van een bonus aan te passen tot een passende hoogte indien uitkering van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Onder een bonus wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan het niet vaste deel van de bezoldiging waarvan de toekenning geheel of gedeeltelijk afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden” Wettelijk verankerde bepaling. De bepaling is opgenomen in artikel 2:135 lid 8 BW en luidt: “De vennootschap is bevoegd een bonus geheel of gedeeltelijk terug te vorderen voor zover de uitkering heeft plaatsgevonden op basis van onjuiste informatie over het bereiken van de aan de bonus ten grondslag liggende doelen of over de omstandigheden waarvan de bonus afhankelijk was gesteld. De vordering kan namens de vennootschap ook worden ingesteld door de raad van commissarissen, de niet uitvoerende bestuurders indien toepassing is gegeven aan artikel 129a, of door een bijzondere vertegenwoordiger die is aangewezen door de algemene vergadering. Afdeling 2 van titel 4 van
110
Opmerkingen
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling
2012
Cat.
Ja
D
Nee
B
III.1.4 Een commissaris treedt tussentijds af bij onvoldoende functioneren, structurele onverenigbaarheid van belangen of wanneer dit anderszins naar het oordeel van de raad van commissarissen is geboden.
Nee
C
III.1.6 Het toezicht van de raad van commissarissen op het bestuur omvat onder andere: a) de realisatie van de doelstellingen van de vennootschap; b) de strategie en de risico’s verbonden aan de ondernemingsactiviteiten; c) de opzet en de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen; d) het financiële verslaggevingsproces; e) de naleving van wet- en regelgeving; f) de verhouding met aandeelhouders; en g) de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. III.1.9 De raad van commissarissen en de commissarissen afzonderlijk hebben een eigen verantwoordelijkheid van het bestuur en van de externe accountant alle informatie te verlangen die de raad van commissarissen behoeft om zijn taak als toezichthoudend orgaan goed te kunnen uitoefenen. Indien de raad van commissarissen dit geboden acht kan hij informatie inwinnen van functionarissen en externe adviseurs van de vennootschap. De vennootschap stelt hiertoe de benodigde middelen ter beschikking. De raad van commissarissen
Nee
C
Nee
C
II.2.15 In het geval dat gedurende het boekjaar aan een (voormalig) bestuurder een vertrekvergoeding of andere bijzondere vergoeding wordt betaald, wordt in het remuneratierapport een verantwoording en een uitleg voor deze vergoeding gegeven. II.3.3 Een bestuurder neemt niet deel aan de discussie en de besluitvorming over een onderwerp of transactie waarbij de bestuurder een tegenstrijdig belang heeft.
111
Opmerkingen Boek 6 is van overeenkomstige toepassing” Antwoordmogelijkheid “niet van toepassing” toegevoegd voor het geval er geen vertrekvergoeding of andere bijzondere vergoeding is betaald.
Wettelijk verankerde bepaling. De bepaling is opgenomen in artikel 2:129 lid 2 BW en luidt: “Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 5. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen)” Antwoordmogelijkheid “niet van toepassing” toegevoegd in geval er geen commissaris is die onvoldoende functioneert, er geen sprake is van structurele onverenigbaarheid van belangen of er geen sprake is van een andere reden waar naar het oordeel van de raad van commissarissen aftreden is geboden. Dit is een gegeven en geen vraag. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey.
Is een omschrijving van verantwoordelijkheid en mogelijkheden. Derhalve niet opgenomen in de survey.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling kan verlangen dat bepaalde functionarissen en externe adviseurs bij zijn vergaderingen aanwezig zijn. III.2.2 Een commissaris geldt als onafhankelijk indien de hierna te noemen afhankelijkheidscriteria niet op hem van toepassing zijn. Bedoelde afhankelijkheidscriteria zijn dat de betrokken commissaris, dan wel zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad: a) in de vijf jaar voorafgaand aan de benoeming werknemer of bestuurder van de vennootschap (inclusief gelieerde vennootschappen als bedoeld in artikel 5:48 Wft) is geweest; b) een persoonlijke financiële vergoeding van de vennootschap of van een aan haar gelieerde vennootschap ontvangt, anders dan de vergoeding die voor de als commissaris verrichte werkzaamheden wordt ontvangen en voor zover zij niet past in de normale uitoefening van bedrijf; c) in het jaar voorafgaand aan de benoeming een belangrijke zakelijke relatie met de vennootschap of een aan haar gelieerde vennootschap heeft gehad. Daaronder worden in ieder geval begrepen het geval dat de commissaris, of een kantoor waarvan hij aandeelhouder, vennoot, medewerker of adviseur is, is opgetreden als adviseur van de vennootschap (consultant, externe accountant, notaris en advocaat) en het geval dat de commissaris bestuurder of medewerker is van een bankinstelling waarmee de vennootschap een duurzame en significante relatie onderhoudt; d) bestuurslid is van een vennootschap waarin een bestuurslid van de vennootschap waarop hij toezicht houdt commissaris is; e) een aandelenpakket van ten minste tien procent in de vennootschap houdt (daarbij meegerekend het aandelenbezit van natuurlijke personen of juridische lichamen die met hem samenwerken op grond van een uitdrukkelijke of stilzwijgende, mondelinge of schriftelijke overeenkomst); f) bestuurder of commissaris is bij of anderszins vertegenwoordiger is van een rechtspersoon die ten minste tien procent van de aandelen in de vennootschap houdt, tenzij het gaat om
2012
Cat.
Nee
A
112
Opmerkingen
Dit is een definitie, geen vraag. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling
2012
Cat.
III.3.4 Het aantal commissariaten van één persoon bij Nederlandse beursvennootschappen is zodanig beperkt dat een goede taakvervulling is gewaarborgd en bedraagt niet meer dan vijf, waarbij het voorzitterschap van een raad van commissarissen dubbel telt.
Nee
B
III.4.1 De voorzitter van de raad van commissarissen ziet er op toe dat: a) commissarissen hun introductie- en opleidings- of trainingsprogramma volgen; b) commissarissen tijdig alle informatie ontvangen die nodig is voor de goede uitoefening van hun taak; c) voldoende tijd bestaat voor de beraadslaging en besluitvorming door de raad van commissarissen; d) commissies van de raad van commissarissen naar behoren functioneren; e) bestuurders en de commissarissen ten minste jaarlijks worden beoordeeld op hun functioneren; f) de raad van commissarissen een vicevoorzitter kiest; en g) contacten van de raad van commissarissen met het bestuur en (centrale) ondernemingsraad naar behoren verlopen. III.5 Principe
Nee
A
Ja
D
g)
Opmerkingen
groepsmaatschappijen; gedurende de voorgaande twaalf maanden tijdelijk heeft voorzien in het bestuur bij belet en ontstentenis van bestuurders.
113
Dit is een wettelijk verankerde bepaling. Echter is de wettelijke bepaling alleen van toepassing op grote rechtspersonen, in plaats van op beursvennootschappen. Echter hebben wij deze Bepaling voor deze survey aan elkaar gelijk gesteld. Daardoor is deze bepaling buiten toepassing gelaten. De bepaling is opgenomen in artikel 2: 142a lid 1 BW en luidt: “Tot commissaris van een vennootschap die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2 kunnen niet worden benoemd: personen die commissaris of niet uitvoerende bestuurder zijn bij vijf of meer andere rechtspersonen. Het voorzitterschap van de raad van commissarissen of het bestuur, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders, telt dubbel” Deze bepaling is een nadere omschrijving van verantwoordelijkheid. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey.
Voor dit principe (III.5 kerncommissies van de RvC) is de volgende notabene tekst opgenomen: “De Bepalingen in dit blok zijn van toepassing op de verschillende kerncommissies van de raad van commissarissen indien de raad van commissarissen meer van vier leden omvat. Indien de raad minder dan vier leden omvat zijn de volgende Bepalingen (III.5.4, III.5.5, III.5.8, III.5.9, III.5.10, III.5.14, V.1.2, V.2.3, V.3.1, V.3.2
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling
III.5.4 De auditcommissie richt zich in ieder geval op het toezicht op het bestuur ten aanzien van: a) de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen, waaronder het toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en het toezicht op de werking van gedragscodes; b) de financiële informatieverschaffing door de vennootschap (keuze van accounting policies, toepassing en beoordeling van effecten van nieuwe regels, inzicht in de behandeling van “schattingsposten” in de jaarrekening, prognoses, werk van in- en externe accountants terzake, etc.). c) de naleving van aanbevelingen en opvolging van opmerkingen van in- en externe accountants; d) de rol en het functioneren van de interne audit functie; e) het beleid van de vennootschap met betrekking tot tax planning; f) de relatie met de externe accountant waaronder in het bijzonder zijn onafhankelijkheid, de bezoldiging en eventuele niet-controlewerkzaamheden voor de vennootschap; g) de financiering van de vennootschap; en h) de toepassingen van de informatie- en communicatietechnologie. III.5.8 De auditcommissie bepaalt of en wanneer de voorzitter van het bestuur (of: chief executive officer), de bestuurder verantwoordelijk voor financiële zaken (of: chief financial officer), de externe accountant en de interne auditor bij haar vergaderingen aanwezig zijn. III.5.10 De remuneratiecommissie heeft in ieder geval de volgende taken: a) het doen van een voorstel aan de raad van commissarissen betreffende het te voeren bezoldigingsbeleid; b) het doen van een voorstel inzake de bezoldiging van de individuele bestuurders ter vaststelling door de raad van commissarissen, in welk voorstel in ieder geval aan de orde komen: i) de bezoldigingsstructuur en ii) de hoogte van de vaste bezoldiging, de toe te kennen aandelen en/of opties en/of andere variabele
2012
Cat.
Opmerkingen en V.3.3) van toepassing op de gehele raad van commissarissen.” Dit is een gegeven, geen vraag. Derhalve niet opgenomen in de survey.
Nee
C
Nee
C
Dit is een open opmerking voor de auditcommissie. Derhalve niet opgenomen in de survey.
Nee
C
Dit is een open opmerking voor de remuneratiecommissie. Derhalve niet opgenomen in de survey.
114
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling bezoldigingscomponenten, pensioenrechten, afvloeiingsregelingen en overige vergoedingen, alsmede de prestatiecriteria en de toepassing daarvan; en c) het opmaken van het remuneratierapport als bedoeld in best practice bepaling II.2.12. III.5.14 De selectie- en benoemingscommissie richt zich in ieder geval op: a) het opstellen van selectiecriteria en benoemingsprocedures inzake commissarissen en bestuurders; b) de periodieke beoordeling van omvang en samenstelling van de raad van commissarissen en het bestuur en het doen van een voorstel voor een profielschets van de raad van commissarissen; c) de periodieke beoordeling van het functioneren van individuele commissarissen en bestuurders en de rapportage hierover aan de raad van commissarissen; d) het doen van voorstellen voor (her)benoemingen; en e) het toezicht op het beleid van het bestuur inzake selectiecriteria en benoemingsprocedures voor het hoger management. III.6.1 Een commissaris meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang dat van materiële betekenis is voor de vennootschap en/of voor de desbetreffende commissaris terstond aan de voorzitter van de raad van commissarissen en verschaft daarover alle relevante informatie, inclusief de relevante informatie inzake zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind en bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad. Indien de voorzitter van de raad van commissarissen een (potentieel) tegenstrijdig belang heeft dat van materiële betekenis is voor de vennootschap en/of voor zichzelf, meldt hij dit terstond aan de vicevoorzitter van de raad van commissarissen en verschaft daarover alle relevante informatie, inclusief de relevante informatie betreffende zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind en bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad. Aan de beoordeling van de raad van commissarissen of sprake is van een tegenstrijdig belang neemt de desbetreffende commissaris niet deel. Een tegenstrijdig
2012
Cat.
Nee
C
Dit is een open opmerking voor de selectie- en benoemingscommissie. Derhalve niet opgenomen in de survey.
Nee
A
Deze bepaling is een nadere omschrijving van verantwoordelijkheden. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey.
115
Opmerkingen
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling
2012
Cat.
Nee
B
III.6.6 Een gedelegeerd commissaris is een commissaris met een bijzondere taak. De delegatie kan niet verder gaan dan de taken die de raad van commissarissen zelf heeft en omvat niet het besturen van de vennootschap. Zij strekt tot intensiever toezicht en advies en meer geregeld overleg met het bestuur. Het gedelegeerd commissariaat is slechts van tijdelijke aard. De delegatie kan niet de taak en bevoegdheid van de raad van commissarissen wegnemen. De gedelegeerd commissaris blijft lid van de raad van commissarissen. III.6.7 De commissaris die tijdelijk voorziet in het bestuur bij belet en ontstentenis van bestuurders treedt uit de raad van commissarissen om de bestuurstaak op zich te nemen. III.7.2 Het eventuele aandelenbezit van een commissaris in de vennootschap waarvan hij commissaris is, is ter belegging op de lange termijn. III.8 Principe
Nee
A
Nee
D
Antwoordmogelijkheid “niet van toepassing” toegevoegd.
Nee
D
Antwoordmogelijkheid “niet van toepassing” toegevoegd.
Ja
D
IV.1.3 Indien een serieus ondershands bod op een bedrijfsonderdeel of een deelneming
Nee
C
Notabene opgenomen bij deze vragen tav principe III.8: Notabene: de volgende Bepalingen zijn bedoeld voor vennootschappen waar sprake is van een one-tier bestuursstructuur. Indien uw vennootschap geen one-tier bestuursstructuur heeft, kunt u antwoorden: niet van toepassing (nvt). Deze bepaling betreft een algemene omschrijving en verduidelijking. Derhalve niet opgenomen in de survey.
belang bestaat in ieder geval wanneer de vennootschap voornemens is een transactie aan te gaan met een rechtspersoon: i) waarin een commissaris persoonlijk een materieel financieel belang houdt; ii) ii) waarvan een bestuurslid een familierechtelijke verhouding heeft met een commissaris van de vennootschap; of iii) waarbij een commissaris van de vennootschap een bestuurs- of toezichthoudende functie vervult. III.6.2 Een commissaris neemt niet deel aan de discussie en de besluitvorming over een onderwerp of transactie waarbij deze commissaris een tegenstrijdig belang heeft.
116
Opmerkingen
Wettelijk verankerde bepaling. De bepaling is opgenomen in artikel 2: 140 lid 5 BW en luidt: “Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 2. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen”. Is geen vraag, maar een definitie van de functie gedelegeerd commissaris. Derhalve niet opgenomen in de survey.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling
2012
Cat.
Ja
B
IV.1.8 De voorzitter van de algemene vergadering is verantwoordelijk voor een goede vergaderorde teneinde een zinvolle discussie in de vergadering te faciliteren. IV.2 Principe
Nee
C
IV.2.5 Bij de uitoefening van zijn stemrechten richt het administratiekantoor zich primair naar het belang van de certificaathouders en houdt het rekening met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. IV.2.7 In het onder best practice bepaling IV.2.6 bedoelde verslag wordt ten minste aandacht besteed aan: a) het aantal gecertificeerde aandelen, alsmede een toelichting op wijzigingen daarin; b) de in het boekjaar verrichte werkzaamheden; c) het stemgedrag in de gedurende het boekjaar gehouden algemene vergaderingen; d) het door het administratiekantoor vertegenwoordigde percentage van de uitgebrachte stemmen tijdens de onder c) bedoelde vergaderingen; e) de bezoldiging van de bestuursleden van het administratiekantoor; f) het aantal gehouden vergaderingen van
Nee
C
Nee
C
waarvan de waarde de in artikel 2:107a, lid 1, onderdeel c BW genoemde grens overschrijdt in de openbaarheid is gebracht, deelt het bestuur van de vennootschap zo spoedig mogelijk zijn standpunt ten aanzien van het bod, alsmede de motivering van dit standpunt, openbaar mede. IV.1.7 De vennootschap bepaalt een registratiedatum voor de uitoefening van stem- en vergaderrechten.
Nee
117
Opmerkingen
Wettelijk verankerde bepaling. De bepaling is opgenomen in artikel 2:119 lid 1 BW en luidt: “[…] Indien aandelen van de vennootschap of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten daarvan zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, hebben voor de toepassing van artikel 117 leden 1 en 2 en artikel 117a leden 1 en 4 als stem- of vergadergerechtigde te gelden zij die op de in lid 2 bedoelde dag van registratie die rechten hebben en als zodanig zijn ingeschreven in een door het bestuur aangewezen register, ongeacht wie ten tijde van de algemene vergadering de rechthebbenden op de aandelen of certificaten zijn.” Is geen vraag maar een algemene verduidelijking. Derhalve niet opgenomen in de survey.
Voor dit principe (IV.2 certificering van aandelen) is de volgende notabene tekst opgenomen: Notabene: Indien met medewerking van uw Vennootschap geen certificaten zijn uitgegeven kunt u antwoorden niet van toepassing (nvt). Betreft een vraag voor het administratiekantoor. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey.
Betreft een vraag voor het administratiekantoor. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey.
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling het bestuur alsmede de belangrijkste onderwerpen die daarbij aan de orde zijn geweest; g) de kosten van de activiteiten van het administratiekantoor; h) de eventueel door het administratiekantoor ingewonnen externe adviezen; i) de functies van de bestuurders; en j) de contactgegevens van het administratiekantoor IV.3.5 Het bestuur en de raad van commissarissen verschaffen de algemene vergadering alle verlangde informatie, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet. Indien door het bestuur en de raad van commissarissen op een zwaarwichtig belang een beroep wordt gedaan, wordt dit beroep gemotiveerd toegelicht. IV.3.8 Een voorstel tot goedkeuring of machtiging door de algemene vergadering wordt schriftelijk toegelicht. Het bestuur gaat in de toelichting in op alle feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de te verlenen goedkeuring of machtiging. De toelichting bij de agenda wordt op de website van de vennootschap geplaatst. V.2.2 Het bestuur en de auditcommissie rapporteren jaarlijks aan de raad van commissarissen over de ontwikkelingen in de relatie met de externe accountant, waaronder in het bijzonder zijn onafhankelijkheid (met inbegrip van de wenselijkheid van rotatie van verantwoordelijke partners binnen een kantoor van externe accountants dat met de controle is belast en van het verrichten van niet-controlewerkzaamheden voor de vennootschap verricht door hetzelfde kantoor). Mede op grond hiervan bepaalt de raad van commissarissen zijn voordracht aan de algemene vergadering tot benoeming van een externe accountant. V.2.3 Het bestuur en de auditcommissie maken ten minste eenmaal in de vier jaar een grondige beoordeling van het functioneren van de externe accountant in de diverse entiteiten en capaciteiten waarin de externe accountant fungeert. De belangrijkste conclusies hiervan worden aan de algemene vergadering meegedeeld ten behoeve van de beoordeling van de voordracht tot benoeming van de externe accountant. V.3.1 en V.3.2
2012
Cat.
Nee
B
De eerste zin is wettelijk verankerd in artikel 2:107 lid 2 BW en luidt: “Het bestuur en de raad van commissarissen verschaffen haar alle verlangde inlichtingen, tenzij een zwaarwichtig belang der vennootschap zich daartegen verzet.” De vraag in de survey zou alleen zien op de tweede zin, maar deze is feitelijk van aard, daarom is deze vraag vervallen.
Ja
B
Nee
D
Wettelijk verankerde bepaling. De bepaling is opgenomen in artikel 5:25ka lid 1 Wft en luidt: “Een uitgevende instelling stelt uiterlijk op de tweeënveertigste dag voor de dag van de algemene vergadering de aandeelhouders via haar website in kennis van de volgende informatie: c….., een toelichting van het bestuur van de uitgevende instelling met betrekking tot ieder te behandelen onderwerp;” Voor deze 2 Bepalingen is de volgende notabene tekst opgenomen bij het principe V.2: “Notabene: Indien de raad minder dan vier leden omvat en er geen aparte auditcommissie is ingesteld zijn de volgende Bepalingen V.2.2 en V.2.3 waar gesproken wordt over audit commissie van toepassing op de gehele raad van commissarissen.”
Nee
D
118
Opmerkingen
Voor deze 2 Bepalingen is de volgende notabene
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
BPB bepaling
2012
Cat.
V.3.1 De externe accountant en de auditcommissie worden betrokken bij het opstellen van het werkplan van de interne auditor. Zij nemen ook kennis van de bevindingen van de interne auditor. V.3.2 De interne auditor heeft toegang tot de externe accountant en tot de voorzitter van de auditcommissie.
Opmerkingen tekst opgenomen: “Notabene: Indien de interne audit functie ontbreekt binnen uw Vennootschap kunt u voor de Bepalingen V.3.1 en V.3.2 antwoorden "niet van toepassing" (nvt).”
119
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
F – Verschillen onderzoek 2013 en 2012 Bepaling
2013
2012
Opmerking
Hoofdstuk I. Naleving en handhaving van de Code I.1 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. I.2 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Hoofdstuk II. Het bestuur II.1 Taak en werkwijze II.1.1 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. II.1.2.a Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. II.1.2.b Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. II.1.2.c Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. In het onderzoek over 2012 is alleen de deelbepaling II.1.2 onderdeel d onderzocht. In het onderzoek over 2013 is de hele II.1.2.d Ja Ja bepaling onderzocht. II.1.3.a Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. In het onderzoek over 2012 is alleen de deelbepaling II.1.3 onderdeel b onderzocht. In het onderzoek over 2013 is de hele II.1.3.b Ja Ja bepaling onderzocht. II.1.3.c Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. II.1.3.d Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. II.1.4.a II.1.4.b
Ja Ja
Ja Ja
II.1.4.c
Ja
Nee
II.1.5 II.1.6
Ja Ja
Ja Nee
II.1.7 II.1.8
Ja Ja
Ja Nee
II.1.9 II.1.10 II.1.11 II.2 Bezoldiging II.2.1 II.2.2 II.2.3
Ja Ja Ja
Ja Ja Ja
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. In het onderzoek over 2012 is deelbepaling II.1.4 onderdeel c niet onderzocht. In het onderzoek over 2013 is de hele bepaling onderzocht. In het onderzoek over 2012 zijn de antwoorden van de vennootschappen uitgesplitst in: (1)redelijke mate van zekerheid (2) verklaring functioneren in 2011 en (3) bestuur geeft onderbouwing. In het onderzoek over 2013 is dit onderscheid niet gemaakt. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. In het onderzoek over 2012 is alleen onderzocht of de klokkenluidersregeling vindbaar is in publieke bronnen (de laatste volzin van de bepaling). In het onderzoek over 2013 is de hele bepaling onderzocht. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. In het onderzoek over 2012 zijn de antwoorden van de vennootschappen uitgesplitst. Echter heeft dit geen gevolgen gehad voor de uiteindelijke uitkomsten. Dit onderscheid is in het onderzoek over 2013 niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. 120
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
II.2.4
Ja
Ja
II.2.5 II.2.6
Ja Ja
Ja Ja
II.2.7
Ja
Ja
II.2.8
Ja
Ja
II.2.9
Ja
Ja
II.2.10
Nee
Ja
II.2.11
Nee
Ja
II.2.12
Ja
Ja
Opmerking In het onderzoek over 2012 is er een onderverdeling gemaakt in de antwoorden tussen: (1) de opties worden in ieder geval de eerste 3 jaar na toekenning niet uitgeoefend en (2) de toekenning van opties is afhankelijk gesteld van vooraf aangegeven doelen. Dit onderscheid is in het onderzoek over 2013 niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. In het onderzoek over 2012 is er een onderverdeling gemaakt tussen (1) de aandelen worden tenminste 5 jaar aangehouden en (2) de toekenning van aandelen is afhankelijk gesteld van vooraf aangegeven doelen. Dit onderscheid is in het onderzoek over 2013 niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. In het onderzoek over 2012 is een onderverdeling gemaakt in de antwoorden tussen: (1) blijven hetzelfde gedurende de looptijd en (2) bij veranderingen wordt gemeld dat dit is gebeurd vanwege structuurwijzigingen. Dit onderscheid is in het onderzoek over 2013 niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. In het onderzoek over 2012 is alleen onderzocht of de vergoeding maximaal éénmaal het vaste deel van het jaarsalaris is. In het onderzoek over 2013 is de hele bepaling onderzocht. In het onderzoek over 2012 is alleen gekeken of de vereiste meldingen in het jaarverslag zijn gedaan conform de Bepaling. In het onderzoek over 2013 is de hele bepaling voorgelegd. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. In het onderzoek over 2012 is een onderverdeling gemaakt in de antwoorden tussen: (1) het rapport bevat een beschrijving van het beloningsbeleid van het afgelopen boekjaar, (2) het bevat ene beschrijving van het beloningsbeleid voor het komend jaar en (3) het vermeldt hoe het beloningsbeleid bijdraagt aan de lange termijn doelen van de vennootschap. In het onderzoek over 2013 is dit onderscheid niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd.
121
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
Ja
Ja
II.2.13.a
Ja
Ja
II.2.13.b
Ja
Ja
II.2.13.c
Ja
Ja
In het onderzoek over 2013 is de deelbepaling opgesplitst in de subletters die in de Bepaling zijn gebruikt. In het onderzoek over 2012 is de Bepaling opgesplitst in: (1) er is een schematisch overzicht), (2) vast salaris, (3) constante jaarbonus, (4) toegekende aandelen, (5) opties (6) pensioenrechten, (7) overige emolumenten, (8) waardering volgens normen jaarverslaggeving (9) gemeld wordt dat scenario-analyses zijn gemaakt, (10) per bestuurder wordt de bandbreedte voor toe te kennen aandelen/opties gemeld, (11)er is een tabel met de waarde van aandelengerelateerde bezoldigingscomponenten, (12)in deze tabel staat de status van deze componenten, (13) in deze tabel staat de waarde en het aantal op het einde van de vestingperiode, (14) in deze tabel staat de waarde en het aantal op het einde van de lock up periode, (15) de peergroup van bedrijven is beschreven, (16)er is een beschrijving van prestatiecriteria, (17) methoden om de prestaties te bepalen zijn beschreven, (18) relatie tussen prestatiecriteria en doelen, en van relatie tussen bezoldiging en prestatie, ex ante en ex post, zijn beschreven (19) pensioenregelingen zijn beschreven en (20) VUTregelingen zijn beschreven. In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onderdeel a onderverdeeld in: (1) er is een schematisch overzicht), (2) vast salaris, (3) constante jaarbonus, (4) toegekende aandelen, (5) opties (6) pensioenrechten, (7) overige emolumenten, (8) waardering volgens normen jaarverslaggeving. In het onderzoek over 2013 is dit onderscheid niet gemaakt en is er gekeken naar de Bepaling onderdeel a. In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onderdeel b opgenomen als: (9) gemeld wordt dat scenario-analyses zijn gemaakt. In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onderdeel c opgenomen als: (10) per bestuurder wordt de bandbreedte voor toe te kennen aandelen/opties gemeld In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onderdeel d onderverdeeld in: (11) er is een tabel met de waarde van aandelengerelateerde bezoldigingscomponenten, (12)in deze tabel staat de status van deze componenten, (13) in deze tabel staat de waarde en het aantal op het einde van de vestingperiode, (14) in deze tabel staat de waarde en het aantal op het einde van de lock up periode. In 2013 is dit onderscheid niet gemaakt en is er gekeken naar het gehele onderdeel d van de Bepaling.
II.2.13
Opmerking
II.2.13.d
Ja
Ja
II.2.13.e
Ja
Ja
II.2.13.f
Ja
Ja
In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onderdeel e opgenomen als: (15) de peergroup van bedrijven is beschreven In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onder f opgenomen als: (16) er is een beschrijving van prestatiecriteria. In het onderzoek over 2013 is de gehele tekst van bepaling 2.13 onderdeel f voorgelegd.
II.2.13.g
Ja
Ja
In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onder g opgenomen als: (17) methoden om de prestaties te bepalen zijn beschreven.
Ja
In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onder h opgenomen als: (18) relatie tussen prestatiecriteria en doelen, en van relatie tussen bezoldiging en prestatie, ex ante en ex post, zijn beschreven.
II.2.13.h
Ja
122
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
II.2.13.i
Ja
Ja
II.2.13.j
Ja
Ja
II.2.14 II.2.15
Ja Ja
Ja Ja
II.3 Tegenstrijdige belangen II.3.1.a Ja Nee II.3.1.b Ja Nee II.3.1.c Ja Nee II.3.1.d Ja Nee II.3.2 Ja Nee
II.3.3
Nee
Nee
II.3.4 Ja Ja III. De raad van commissarissen III.1 Taak en werkwijze III.1.1 Ja Nee III.1.2 Ja Nee III.1.3.a Ja Nee III.1.3.b Ja Nee III.1.3.c Ja Nee III.1.3.d Ja Nee III.1.3.e Ja Nee III.1.3.f Ja Nee III.1.3.g Ja Nee III.1.3.h Ja Nee III.1.4 Ja Nee
Opmerking In het onderzoek over 2012 is deze bepalng onder i opgenomen als: (19) pensioenregelingen zijn beschreven. In het onderzoek over 2012 is deze bepaling onder i opgenomen als: (20) VUT-regelingen zijn beschreven. In het onderzoek over 2012 is de bepaling onderverdeeld: (1) de belangrijkste elementen uit het contract van de bestuurder worden na het afsluiten van het contract openbaar gemaakt, uiterlijk bij de oproeping voor de AvA waar de benoeming van de bestuurder wordt voorgesteld, (2) de hoogte van het vaste deel van de beloning is openbaar gemaakt, (3) de opbouw en hoogte van het variabele deel van de beloning zijn openbaar gemaakt, (4) de afvloeiingsregeling en/of vertrekvergoeding is openbaar gemaakt, (5) de evt voorwaarden van een change of control clausule en andere in het vooruitzicht gestelde vergoedingen zijn openbaar gemaakt, (6) de pensioenregeling is openbaar gemaakt en (7) de prestatiecriteria t.b.v. variabele beloning zijn openbaar gemaakt. In 2013 is dit onderscheid niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 niet is meegenomen. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. In het onderzoek over 2012 zijn de bepalingen II.3.2 t/m II.3.4 samen beoordeeld, waar in het onderzoek over 2013 deze bepalingen afzonderlijk zijn beoordeeld. In het onderzoek over 2012 is beoordeeld of in het jaarverslag expliciet is aangegeven dat Bepaling II.3.2, II.3.3 en II.3.4 zijn gevolgd.
Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen.
123
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
III.1.5
Ja
Ja
III.1.6
Nee
Nee
III.1.7 III.1.8
Ja Ja
Ja Nee
III.1.9 Nee III.2 Onafhankelijkheid III.2.1 Ja
Nee
Opmerking In het onderzoek over 2012 is alleen onderzocht of het verslag van de raad van commissarissen vermeldt welke commissarissen frequent afwezig zijn geweest bij de vergaderingen van de raad van commissarissen. In het onderzoek over 2013 is de gehele bepaling voorgelegd, waardoor er is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. Deze bepaling is niet opgenomen in de survey, omdat deze bepaling een gegeven is en beoordelingsvraag. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Voor het onderzoek over 2012 is niet de hele bepaling onderzocht, maar alleen de volgende onderwerpen: (1) het verslag meldt dat het functioneren van de afzonderlijke commissies is besproken en (2) het verslag van de RvC vermeldt op welke wijze deze evaluaties hebben plaatsgevonden. Voor het onderzoek over 2013 is de hele bepaling onderzocht. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling betreft een omschrijving van verantwoordelijkheden waardoor naleving niet is vast te stellen. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey.
Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2013 niet meegenomen omdat het een definitie betreft. In het onderzoek over 2012 is deze III.2.2 Nee Nee bepaling ook niet meegenomen. III.2.3 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. III.3 Deskundigheid en samenstelling In het onderzoek over 2012 is de volgende onderverdeling gemaakt: (1) de profielschets voor de raad van commissarissen is vindbaar in publieke bronnen, (2) de profielschets van de RvC vermeldt welke concrete doelstelling tav diversiteit de RvC hanteert, (3) De RvC legt in het verslag van de RvC verantwoording af indien de feitelijke diversiteit afwijkt van de nagestreefte diversiteit en (4) de RvC geeft aan op welke termijn en hoe de nagestreefde diversiteit gerealiseerd gaat worden. In het onderzoek over 2013 is dit onderscheid niet gemaakt. Tevens is in III.3.1 Ja Ja het onderzoek over 2012 niet onderzocht of er een profielschets is. III.3.2 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.3.3 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn III.3.4 Nee Nee opgenomen in de survey. III.3.5 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.3.6 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Nee
III.4 De voorzitter van de raad van commissarissen en de secretaris van de vennootschap Deze bepaling is een omschrijving van verantwoordelijkheden van de voorzitter van de raad. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen III.4.1 Nee Nee die niet zijn opgenomen in de survey. III.4.2 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.4.3 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen.
124
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
Opmerking
III.4.4 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.5 Samenstelling en rol van drie kerncommissies van de raad van commissarissen In het onderzoek over 2012 is een onderverdeling in de antwoorden gemaakt tussen: (1) er is een afzonderlijke auditcommissie, (2) het reglement van de auditcommissie is vindbaar in publieke bronnen, (3) er is een afzonderlijke remuneratiecommissie, (4) het reglement van de remuneratiecommissie is vindbaar in publieke bronnen, (5) er is een afzonderlijke benoemingscommissie en (6) het reglement van de benoemingscommissie is vindbaar in publieke bronnen. In het onderzoek over 2013 is deze onderverdeling niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. Tevens is er in het onderzoek over 2012 niet onderzocht of het reglement de rol en verantwoordelijkheid van de betreffende commissie moet beschrijven en ook de III.5.1 Ja Ja onafhankelijkheid van de leden is niet onderzocht. III.5.2 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. In het onderzoek over 2012 is onderzocht of het verslag van de RvC meldt dat iedere commissie een ander verslag heeft uitgebracht. In het onderzoek over 2013 is de hele Bepaling onderzocht, waardoor ook is onderzocht of de RvC van de commissies een verslag ontvangt over de beraadslagingen en III.5.3 Ja Ja bevindingen. Deze bepaling betreft een gegeven en kan niet worden beoordeeld. Derhalve is deze bepaling niet opgenomen in de survey. Zie bijlage III.5.4 III.5.5 III.5.6 III.5.7
Nee Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee
III.5.8 III.5.9
Nee Ja
Nee Nee
III.5.10 III.5.11 III.5.12 III.5.13
Nee Ja Ja Ja
Nee Ja Nee Ja
III.5.14 Nee Nee III.6 Tegenstrijdige belangen III.6.1
Nee
Nee
III.6.2
Nee
Nee
E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey.
Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is niet opgenomen in de survey, omdat dit een open opmerking is voor de auditcommissie. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is niet opgenomen in de survey, omdat dit een open opmerking is voor de remuneratiecommissie. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling betreft een open opmerking voor de selectie- en benoemingscommissie en is in het onderzoek over 2013 niet meegenomen. Ook in 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is niet in de survey opgenomen, omdat het een omschrijving is van verantwoordelijkheden. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey.
125
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling III.6.3 III.6.4 III.6.5
2013
2012
Ja Ja Ja
Ja Ja Ja
Opmerking Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Dit betreft een definitie van de functie gedelegeerd commissaris, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen.
III.6.6 Nee Nee III.6.7 Ja Nee III.7 Bezoldiging III.7.1 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.7.2 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.7.3 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. III.8 One-tier bestuursstructuur III.8.1 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.8.2 Ja Nee III.8.3 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. III.8.4 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. IV. De (algemene vergadering van) aandeelhouders IV.1. Bevoegdheden IV.1.1 IV.1.2
Ja Ja
Ja Nee
IV.1.3 IV.1.4 IV.1.5 IV.1.6
Nee Ja Ja Ja
Nee Ja Nee Nee
IV.1.7
Nee
Ja
IV.1.8 Nee Nee IV.2 Certificering van aandelen IV.2.1 Ja Nee IV.2.2 Ja Nee IV.2.3 Ja Nee IV.2.4 Ja Nee
IV.2.5 IV.2.6 IV.2.7
Nee Ja Nee
In het onderzoek over 2012 is alleen de eerste volzin getoetst, niet de hele bepaling. In 2013 is de hele bepaling onderzocht. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is niet opgenomen in de survey, omdat dit een algemene omschrijving en verduidelijking betreft. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is meegenomen. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Deze bepaling is niet in de survey opgenomen, omdat dit geen vraag is maar een algemene verduidelijking. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey.
Nee Nee
Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Deze bepaling is niet opgenomen in de survey, omdat dit een vraag betreft voor het administratiekantoor. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen.
Nee
Deze bepaling is niet opgenomen in de survey, omdat dit een vraag betreft voor het administratiekantoor. Zie bijlage E – Overzicht 126
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
Opmerking
bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. IV.2.8 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3 Informatieverschaffing/logistiek algemene vergadering In het onderzoek over 2012 is er een onderverdeling gemaakt in de antwoorden tussen: (1)vooraf aangekondigd en te volgen en (2) vindbaar in publieke bronnen. Deze onderverdeling is in het onderzoek over 2013 niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken IV.3.1 Ja Ja op het niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. IV.3.2 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3.3 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3.4 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn IV.3.5 Nee Nee opgenomen in de survey. IV.3.6 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3.7 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. Dit betreft een (inmiddels) wettelijke verankerde bepaling, waardoor deze bepaling niet in het onderzoek over 2013 is onderzocht. Zie bijlage E – Overzicht bepalingen die niet zijn opgenomen in de survey. IV.3.8 Nee Ja In het onderzoek over 2012 is er een onderverdeling gemaakt in de antwoorden tussen: (1) materiële wijzigingen van de staten van de vennootschap worden afzonderlijk aan de AvA voorgelegd en (2) voorstellen tot benoeming van bestuurders en commissarissen worden afzonderlijk aan de AvA voorgelegd. Deze onderverdeling is in 2013 niet gemaakt, waardoor er alleen is gekeken op het IV.3.9 Ja Ja niveau van de Bepaling of de bepaling is nageleefd. IV.3.10 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3.11 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3.12 Ja Nee Deze bepaling is in het onderzoek over 2012 niet meegenomen. IV.3.13 Ja Ja Deze bepaling is onderzocht in zowel 2013 als 2012. IV.4 Verantwoordelijkheid van aandeelhouders Deze bepaling is niet onderzocht, omdat deze bepaling op aandeelhouders van toepassing is en niet op IV.4.1 Nee Nee beursvennootschappen. Deze bepaling is niet onderzocht, omdat deze bepaling op aandeelhouders van toepassing is en niet op IV.4.2 Nee Nee beursvennootschappen. Deze bepaling is niet onderzocht, omdat deze bepaling op aandeelhouders van toepassing is en niet op IV.4.3 Nee Nee beursvennootschappen. Deze bepaling is niet onderzocht, omdat deze bepaling op aandeelhouders van toepassing is en niet op IV.4.4 Nee Nee beursvennootschappen. Deze bepaling is niet onderzocht, omdat deze bepaling op aandeelhouders van toepassing is en niet op IV.4.5 Nee Nee beursvennootschappen.
127
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Bepaling
2013
2012
Opmerking
Deze bepaling is niet onderzocht, omdat deze bepaling op aandeelhouders van toepassing is en niet op IV.4.6 Nee Nee beursvennootschappen. V. De audit van de financiële verslaggeving en de positie van de interne audit functie en van de externe accountant V.1 Financiële verslaggeving V.1.1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.1.2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.1.3 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.2 Rol, benoeming, beloning en beoordeling van het functioneren van de externe accountant V.2.1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.2.2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.2.3 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.3 Interne audit functie V.3.1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.3.2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.3.3 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4 Relatie en communicatie van de externe accountant met de organen van de vennootschap V.4.1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.A1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.A2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.B1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.B2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.B3 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.C1 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.C2 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht V.4.3.C3 Ja Nee Hoofdstuk V is in 2012 niet onderzocht
128
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
G – Methode en validatie In deze bijlage wordt de in 2013 gehanteerde onderzoekmethode voor het nalevingonderzoek beschreven. Omdat met ingang van 2013 de wijze en mate van naleving van de Code voor het eerst is onderzocht door middel van een online survey wordt in deze bijlage beschreven op welke wijze de onderzoekmethode is gevalideerd.
G.1 Nalevingsonderzoek door middel van online survey De onderzoekmethode waarvoor de Commissie heeft gekozen is een andere dan de gekozen onderzoekmethode in de negen voorgaande jaren. De naleving van de Code over 2013 is onderzocht aan de hand van een online survey die aan Nederlandse Beursgenoteerde vennootschappen is verstuurd. In de voorgaande jaren is de naleving onderzocht door middel van deskresearch op basis van publiek toegankelijke bronnen, waarbij de onderzoekmethode als volgt is omschreven: “Van deze fondsen zijn de publiek toegankelijke bronnen geraadpleegd ten einde de toepassing en de naleving door de vennootschappen te onderzoeken. Tevens is de letterlijke uitleg die vennootschappen verschaffen voor niet toepassen verzameld en geanalyseerd. Het onderzoek naar de toepassing van de bepalingen van de code betreft geselecteerde bepalingen van de Nederlandse corporate governance code. De toepassing van bepalingen van de code is onderzocht voor zover de toepassing in het verleden beneden de 90% lag en voor zover op basis van publieke informatie de toepassing kan worden vastgesteld. Dit is slechts voor een beperkt aantal bepalingen van de code het geval. De gebruikte selectiecriteria impliceren een mogelijke neerwaartse vertekening ten aanzien van de conclusie in welke mate de Nederlandse Corporate Governance Code wordt toegepast. Immers bepalingen waarvan de hoge toepassing in voorgaande boekjaren is vastgesteld vallen buiten het onderzoek.”63 De naleving van de Code over 2013 is onderzocht aan de hand van antwoorden die door Vennootschappen zijn ingevuld, waarbij gebruik is gemaakt van een online survey. Dit vraagt om een actieve houding van de Nederlandse Beursvennootschappen en past bij het karakter van de Code, die op basis van zelfregulering wordt toegepast. De verantwoordelijkheid voor de verificatie of de Code al dan niet wordt nageleefd komt hiermee bij de Nederlandse Beursvennootschap te liggen evenals het verantwoorden van de argumentatie (uitleg) waarom de Code niet of op een andere wijze dan de Code zelf wordt nageleefd. Op basis van de onderzoeken uit voorgaande jaren is door de Commissie gerefereerd aan het fenomeen ‘veronderstelde toepassing’64, welke als volgt wordt omschreven: “In eerdere rapportages aan de Monitoring Commissie is verwezen naar het onderscheid in bepalingen in de mate waarin specifieke verslaggeving voorgeschreven wordt. Enkele bepalingen (bijvoorbeeld II.2.13d) omschrijven zeer specifiek welke gegevens op welke plaats in het jaarverslag besproken moeten worden, dan wel dat uitgelegd moet worden waarom hier niet aan voldaan wordt. Andere bepalingen zijn om diverse redenen moeilijker te verifiëren. Er zijn in eerdere rapportages reeds twee mogelijke situaties besproken die deze complexiteit veroorzaken: -
Van vennootschappen wordt verwacht dat zij zich aan een bepaalde praktijk conformeren, indien een specifieke situatie zich voordoet, maar in de Code is niet vermeld dat de vennootschap dient te rapporteren of de situatie zich voorgedaan heeft; en
Rijksuniversiteit Groningen. (2011). Corporate Governance in Nederland: Een onderzoek naar de wijze van naleving en toepassing van de principes en Bepalingen van de code 2008 door Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen in het boekjaar 2010 evenals de redengeving voor eventuele afwijkingen, p. 2-3. 64 Monitoring Commissie Corporate Governance Code. (2014). Werkprogramma 2014. Een Evaluatie van de corporate governance Code, Den Haag, p. 4 63
129
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
van vennootschappen wordt verwacht dat zij een bepaalde gedragsintentie vertonen, maar – mogelijk vanwege de complexiteit van de onderliggende gedraging – de bepaling staat meerdere interpretaties van de bepaling toe.
In voorkomende gevallen dient volgens het pas-toe-of-leg-uit principe toepassing verondersteld te worden; immers vennootschappen dienen niet aan te geven welke bepalingen zij toepassen.”65 Met behulp van een survey geven vennootschappen voor alle aan hen voorgelegde bepalingen in de Code een positieve stellige uitspraak over de mate van naleving van de betreffende bepalingen. In eerdere nalevingsonderzoeken zijn bepaalde Bepalingen niet onderzocht wanneer in voorafgaande jaren meer dan 90% van de vennootschappen de Bepaling naleefden.66 In het huidige nalevingsonderzoek over 2013 zijn vrijwel alle Bepalingen van de Code onderzocht teneinde een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de naleving van de Code en om te onderzoeken of de toepassing van dergelijke Bepalingen is gedaald. Een aantal Bepalingen is echter niet meegenomen. De redenen hiervoor kunnen zijn (zie ook bijlage E): A. B. C. D.
de desbetreffende Bepalingen is een definitie van een begrip; de Bepaling is sinds de laatste aanpassing van de Code wettelijk verankerd; de Bepaling is niet te onderzoeken, omdat er niet of nauwelijks antwoord op valt te geven, of de Bepaling is niet voor alle vennootschappen in alle omstandigheden van toepassing, waardoor een antwoordmogelijkheid ‘niet van toepassing’ is toegevoegd.
Voor Bepalingen in categorie (C) worden ook vaak nadere omschrijvingen of verantwoordelijkheden ter verduidelijking genoemd, waarvoor toepassing bij individuele vennootschappen niet te onderzoeken is. In bijlage E is een overzicht opgenomen van de bepalingen die in 2013 niet zijn onderzocht met vermelding van de reden.
G.2 Online survey en self assessment De survey als onderzoekmethode in het nalevingsonderzoek voor de Commissie kan worden beschouwd als een self assessment. De verantwoordelijkheid om inzicht te geven in de mate van naleving ligt bij de betreffende Nederlandse Beursgenoteerde vennootschappen. Net als de Code een document van de “markt” zelf is,67 is de self assessment een eigen beoordeling door de betrokken vennootschap van de wijze waarop zijzelf haar corporate governance heeft ingericht. De nieuwe methode is als volgt in de survey aan de vennootschappen geïntroduceerd. Introductie van het nalevingsonderzoek Vanaf 2005 is de naleving van de Code door beursvennootschappen jaarlijks in kaart gebracht. Dit gebeurde op basis van onderzoek naar de inhoud van de jaarverslagen verricht door de onderzoekers zelf dat vervolgens aan de betreffende vennootschappen werd voorgelegd ter verificatie. Met ingang van het boekjaar 2013 wordt een andere methode gehanteerd die past bij het zelfregulerende karakter van de Code. Nieuw is dat u zelf de mate van naleving aangeeft waaronder – bij een eventuele afwijking van de Code – de door de Vennootschap gegeven gemotiveerde uitleg. De naleving zal derhalve niet eerst worden bepaald door een onderzoeker. U wordt in deze survey per codebepaling gevraagd om aan te geven of de Vennootschap deze bepaling toepast en zo niet of de Vennootschap dat toelicht en welke uitleg daarvoor wordt gegeven. Het invullen van de survey kost tijd, maar geeft de Vennootschap de kans om zelf aan Tilburg University. (2013). Corporate Governance in Nederland: Een Onderzoek naar de Stand van Zaken in het Boekjaar 2012 en de ontwikkelingen ten opzichte van het Boekjaar 2011, p. 20. 66 De peildatum voor het bepalen van deze bepalingen die meer of minder dan 90% werden nageleefd was 2008, ten tijde van het invoeren van de aangepaste Code. 67 Monitoring Commissie Corporate Governance Code. (2014). Werkprogramma 2014. Een Evaluatie van de corporate governance Code, Den Haag, p. 2. 65
130
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
te geven op welke wijze de bepalingen uit de Code worden ingezet bij het besturen van de vennootschap. De gekozen methode van online survey resulteert voor elke deelnemende vennootschap in een positieve stellige uitspraak van de vennootschap naar de Commissie over de wijze waarop de vennootschap de Code toepast of ingeval Bepalingen niet worden toegepast, de uitleg daarvan. Daarnaast is elke survey afgerond nadat de volgende verklaring van de vennootschap werd ondertekend. Ondertekening Ik verklaar dat de antwoorden die in deze survey zijn gegeven juist zijn. Naam: Datum: Na afronding van de online survey hebben de deelnemende vennootschappen een rapportage ontvangen in PDF-formaat van de ingevulde gegevens.
G.3 Bepalen van de mate van naleving nalevingsonderzoek 2013 Per best practice (sub-)bepaling is de vennootschappen gevraagd in de online survey aan te geven of deze is toegepast. Indien de vennootschap aangaf de bepaling niet toe te passen, is gevraagd of deze (sub-)bepaling wel is uitgelegd in het jaarverslag dan wel in een andere bron. Per (sub-) bepaling is onderzocht of vennootschappen en in welke mate zij deze Sub-bepaling naleven. Daartoe zijn per (sub-)bepaling de volgende vragen gesteld: a) Zijn de volgende best practice bepalingen toegepast? 1 = ja 2 = nee 3 = niet van toepassing (niet van toepassing is een optie die voor slechts enkele bepalingen is toegestaan)68 b) Indien antwoord op (a) = 2 (nee): Best practicebepaling XYZ is niet toegepast. Is de niet-toepassing toegelicht? (1) = ja, in het jaarverslag (2) = ja, in een andere bron (3) = nee c) Op welke pagina in het jaarverslag staat de toelichting vermeld? d) Hoe luidt de letterlijke tekst van de toelichting in het jaarverslag? e) Indien antwoord op (b) = 2 (toegelicht in andere bron): Omschrijf de andere bron, waarin de niet-toepassing is toegelicht. De antwoorden die per (sub-)bepaling zijn gegeven, zijn verwerkt in een dataset waar alle antwoorden van alle vennootschappen zijn opgenomen. Hiertoe zijn de antwoorden op bovenstaande vragen gecodeerd volgens onderstaand codeerschema: Bij de ontwikkeling van de online survey is in overleg met de Commissie besloten dat slechts voor enkele bepalingen expliciet de mogelijkheid wordt geboden om als antwoord “niet van toepassing” te antwoorden op de vraag of de volgende Bepalingen zijn toegepast.
68
131
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Toegepast (T) (1)
Vraag a) Vraag b) Vraag c) Vraag d) Vraag e)
Naleven Niet toepassen Uitleg in Jaarverslag Uitleg Elders (NTUJ) (NTUE) (2) (2) (1) (2) <pagina nr.>
Niet Naleven (NN) (2) (3)
Niet Van Toepassing (NVT) (3)
Figuur 29 Codeerschema best practice (sub-)bepalingen De onderzoeksdata worden in het rapport weergegeven in de vorm van figuren. In deze figuren wordt de score voor de betreffende (sub-)bepaling weergegeven als percentage van de totale respons per index conform bovenstaand codeerschema. In de figuren worden voor de scores onder andere de volgende begrippen gebruikt:
Legenda: -
T NTUJ
-
-
NTUE
-
-
NN NVT
-
de (sub-)bepaling wordt Toegepast de (sub-)bepaling wordt niet toegepast en de niet-toepassing wordt uitgelegd in het jaarverslag de (sub-)bepaling wordt niet toegepast en de niet-toepassing wordt uitgelegd in een andere bron dan het jaarverslag de (sub-)bepaling wordt niet nageleefd de (sub-)bepaling is niet van toepassing voor de betreffende vennootschap
G.4 Verdichten van nalevingscijfers en uitdrukken in een percentage Een aantal Bepalingen in de Code is nader onderverdeeld in Sub-bepalingen. Dit betekent dat in de online survey per Bepaling in feite meerdere vragen worden voorgelegd aan de vennootschappen. In het onderzoek over het jaar 2013 is de data tot op Sub-bepaling-niveau verzameld. Om analyse en vergelijking mogelijk te maken zijn de scores voor deze Subbepalingen in 2013 ‘verdicht’ naar het niveau van de bepaling en uitgedrukt in een percentage. Indien aan één of meerdere Sub-bepalingen niet is voldaan is dit in de data ‘gewogen’ meegenomen. Dit wil zeggen dat indien bij een Bepaling met een viertal Sub-bepalingen één Subbepaling niet is toegepast, de totale Bepaling voor 75% als toegepast is beschouwd, zoals in Figuur 30 bij wijze van voorbeeld is geïllustreerd Best practice sub-bepalingen VOORBEELD II.1.03.a II.1.03.b II.1.03.c II.1.03.d Mate van toepassing bepaling II.1.03
Toegepast Ja Nee Ja Ja 75%
Figuur 30 Voorbeeld ‘verdichten’ van Sub-bepalingen
132
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
G.5 Antwoordcategorie “niet van toepassing” In de online survey is in overleg met de Commissie voor enkele bepalingen de antwoordcategorie “niet van toepassing” mogelijk gemaakt (17x). Deze categorie ‘latente’ bepalingen is slechts van toepassing op Vennootschappen waarbij bijvoorbeeld sprake is van een uitgekeerde vertrekvergoeding aan een bestuurder (II.2.15). Met het opnemen van de categorie NVT is het mogelijk meer zuiver de mate van naleving van de Code te rapporteren. Indien alle 17 Bpb als NVT worden aangemerkt voor Vennootschappen leidt dat volgens de methode van verdichten (beschreven in § 0 G.4 Verdichten van nalevingscijfers en uitdrukken in een percentage) tot een maximaal gemiddeld percentage van 24,8% NVT (zie onderstaande waarin de berekening van dit maximale gemiddelde percentage is weergegeven). Notabene: in de methode van verdichten in het nalevingsonderzoek 2013 is gekozen om de NVT score niet mee te rekenen met de mate van toepassen (T). Dat is een conservatieve wijze van bepalen van de mate van naleving, omdat Vennootschappen in dit voorbeeld òf een T-waarde kunnen aangeven òf een NVT-waarde. Naast naleven (bestaande uit toepassen dan wel uitleggen dat een bepaling niet wordt toegepast) en niet naleven is met ingang van de online survey methode in het nalevingsonderzoek expliciet een categorie NVT onderscheiden. In totaal is in overleg met de Commissie besloten voor 17 bepalingen expliciet de categorie NVT te onderscheiden. In een worst case scenario kan een vennootschap die alle bepalingen van de Code wel toepast, maar waarbij voor alle bepalingen, overal waar mogelijk “niet van toepassing” van toepassing is maximaal een naleving van 75,2% behalen, omdat de maximale score NVT ad 24.8% wordt verkregen. In Figuur 31 is berekend wat het maximale percentage NVT kan zijn in het nalevingsonderzoek 2013. Hoofdstuk Principe I I II II II III III III III III III III III IV IV IV V V V V Totaal
I.1 I.2 II.1 II.2 II.3 III.1 III.2 III.3 III.4 III.5 III.6 III.7 III.8 IV.1 IV.2 IV.3 V.1 V.2 V.3 V.4
#Bpb 1 1 11 13 3 7 2 5 3 10 4 3 4 5 6 11 3 3 3 3 101
#Bpb met NVT Verdichten naar principe 1
1 1
1 1 4 6
2 17
133
Maximale %NVT 100,0% 7,7% 14,3% 25,0% 33,3% 100,0% 100,0% 66,7% -
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Hoofdstuk Principe
#Bpb #Bpb met NVT Maximale %NVT Verdichten naar hoofdstuk van de Code #Bpb #Bpb met NVT Maximale % NVT 2 1 50,0% 27 1 2,6% 38 7 21,6% 22 6 33,3% 12 2 16,7% 101 17
Hoofdstuk I II III IV V Totaal
#Principes 2 3 8 3 4 20
Totaal
Verdichten naar totaalscore op basis van de hoofdstukken van de Code 20 101 17 24,8%
Figuur 31 Berekening maximale percentage NVT bepalingen in het nalevingsonderzoek 2013
G.6 Vergelijken resultaten nalevingsonderzoek 2013 met voorgaande jaren Om de resultaten van het nalevingsonderzoek 2013 met voorgaande jaren te (kunnen) vergelijken dient met een aantal belangrijke verschillen ten opzichte van voorgaande jaren rekening te worden gehouden: -
De gehele Code (alle vijf hoofdstukken) is in de online survey onderzoek betrokken.
-
Alle Bepalingen uit de Code zijn in het nalevingsonderzoek 2013 betrokken, dat wil zeggen ook de Bepalingen die na de invoering van de gewijzigde code (2008) niet meer zijn onderzocht omdat meer dan 90% van de vennootschappen de betreffende bepalingen in de vier jaar daaraan voorafgaand heeft toegepast.
-
De naleving van alle Bepalingen uit de Code is in ons onderzoek op subletter niveau onderzocht, dat wil zeggen voor bijvoorbeeld Bpb II.2.13 (remuneratierapport) is onderzocht of voor elk van de subletters a t/m j de Sub-bepaling wordt toegepast.
-
In ons onderzoek zijn in overleg met de Commissie een aantal Bepalingen buiten het nalevingsonderzoek gehouden. Dit betreft de Bepalingen die (a) een nadere definitie van een begrip zijn, (b) inmiddels wettelijk zijn verankerd en (c) waarvan niet of zeer moeilijk de naleving is te onderzoeken (zie bijlage E).
-
In de online survey is voor enkele Bepalingen de antwoordcategorie “niet van toepassing” mogelijk gemaakt (17x). Deze categorie ‘latente’ bepalingen is slechts van toepassing op vennootschappen waarbij bijvoorbeeld sprake is van een uitgekeerde vertrekvergoeding aan een bestuurder (II.2.15). Met het opnemen van de categorie NVT is het mogelijk meer zuiver de mate van naleving van de Code te rapporteren (zie onder § 0 G.5 Antwoordcategorie “niet van toepassing”).
134
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
G.7 Respons nalevingsonderzoek 2013 De onderzoekspopulatie betreft alle Nederlandse Beursvennootschappen. Dat zijn bijna alle fondsen van de AEX, AMX en AMS-index alsmede de lokale fondsen. Het onderzoek is uitgevoerd door aan 95 Nederlandse Beursvennootschappen medewerking aan de online survey te vragen. In bijlage B wordt weergegeven welke vennootschappen in het onderzoek zijn betrokken en op welke beursgenoteerde vennootschappen de Code niet van toepassing is, onder vermelding van een toelichting. Aankondigingsbrief Commissie d.d. 8 juli 2014 Op 8 juli 2014 heeft de voorzitter van de Commissie in een brief aan de RvB van alle Nederlandse Beursvennootschappen de online survey aangekondigd. In de aankondigingsbrief is aangegeven dat de keuze voor een nieuwe onderzoekmethode door middel van online survey “beter past bij het zelfregulerend karakter van de code”. In deze brief geeft de Commissie aan dat de nieuwe aanpak ook beter past bij haar activiteiten: “De keuze voor deze nieuwe aanpak past bij de bredere activiteiten die de commissie dit jaar ontplooit. De commissie heeft in haar werkprogramma 2014 (zie voor het volledige programma www.mccg.nl) aangekondigd te starten met een evaluatie van de code. Zij wil bezien of het nodig is om de code aan te passen (de eerste en ook laatste codewijziging vond in 2008 plaats). Voor deze evaluatie is de input van de schragende partijen en andere betrokken organisaties belangrijk. Dat is bijvoorbeeld de input van de Vereniging van Effecten Bezitters, Eumedion, FNV en het CNV, de Vereniging van Effecten Uitgevende Ondernemingen, VNO-NCW en Euronext en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. De uitkomsten van het nalevingsonderzoek worden meegenomen in de evaluatie van de code en de commissie organiseert in het najaar twee ronde tafels met bestuurders om te praten over hun ervaringen met de code.”69 Tevens is in de aankondigingsbrief verzocht om aan Nyenrode door te geven aan wie de uitnodiging voor deelname binnen de vennootschap kan worden gericht (emailadres). Tenslotte is aangekondigd dat de uitnodiging voor de online survey eind augustus per email zal worden verstuurd. Van alle vennootschappen is een functionerend en ‘actief’ email adres ontvangen, dan wel door Nyenrode bij de vennootschappen opgevraagd. Uitnodiging deelname per email d.d. 28 augustus 2014 en reminders Op 28 augustus 2014 is de uitnodiging voor deelname aan de online survey per email verstuurd naar 95 Nederlandse Beursvennootschappen. Naar aanleiding van de uitnodiging van de survey die op 28 augustus 2014 is verstuurd, hebben 32 vennootschappen de survey ingevuld voor de deadline van 15 september 2014. Daarna is er op 16 september 2014 een eerste reminder gestuurd om de survey uiterlijk 22 september in te sturen. In die periode is de survey door 12 vennootschappen ingevuld. Een tweede reminder is verstuurd op 23 september 2014 met als deadline 1 oktober. In die periode is de survey door 14 vennootschappen ingevuld. Dit komt neer op een totaal van 58 vennootschappen die de survey op 1 oktober 2014 hebben ingevuld. Daarna zijn de vennootschappen die de survey nog niet hadden ingevuld gebeld. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een aantal van 76 vennootschappen die de survey zijn gestart. Van de vennootschappen die zijn gebeld hebben 16 vennootschappen te kennen gegeven dat ze de survey zouden gaan invullen. Van in totaal 12 vennootschappen is begrepen dat niet wordt Monitoring Commissie Corporate Governance Code. (8 oktober 2014). Aankondiging survey naleving corporate governance code. Den Haag.
69
135
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
deelgenomen aan de survey, omdat de personen die zich met corporate governance bezig houden onvoldoende tijd hadden om de survey in te vullen. Herinneringsbrief Commissie aan de RvB d.d. 8 oktober 2014 Daarna heeft de voorzitter van de Commissie op 8 oktober 2014 een brief gestuurd naar de RvB van 19 vennootschappen die de survey nog niet hebben ingevuld. Een aantal van deze vennootschappen hebben daarna de survey alsnog ingevuld. Op 21 oktober 2014 zijn de resultaten verzameld voor de analyse en rapportage van het uitlegonderzoek en het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen. Op dat moment hebben in totaal 70 vennootschappen deelgenomen (74%). De deelname van 70 vennootschappen is op 21 oktober 2014 gebruikt voor de analyse en rapportage van het uitlegonderzoek en het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen. Op speciaal verzoek van enkele vennootschappen aan de Commissie is de online survey uiteindelijk afgesloten op 19 november 2014. Uiteindelijk hebben nog 2 extra vennootschappen deelgenomen aan de online survey zodat van 72 vennootschappen (76%) de mate van naleving in hoofdstuk 2 is onderzocht. Dit is de zogenoemde ‘survey respons’. De onderverdeling van de respons van de aan het nalevingsonderzoek deelnemende vennootschappen naar beursindex is in Figuur 32 weergegeven. Index AEX AMX AMS Lok Totaal
Populatie 2013 21 24 23 27 95
Respons naleving* 20* 21* 19* 12* 72*
Percentage 95% 88% 83% 44% 76%
Respons Uitleg & Specifieke onderwerpen 20 20 18 12 70
*
De deelname van 70 vennootschappen is op 21 oktober 2014 gebruikt voor de analyse en rapportage van het uitlegonderzoek en het inventariserend onderzoek naar de specifieke onderwerpen. Uiteindelijk hebben in de periode tot en met 19 november 2014 nog 2 extra vennootschappen deelgenomen aan de online survey zodat van 72 vennootschappen (76%) de mate van naleving is onderzocht.
Figuur 32 Overzicht populatie nalevingsonderzoek 2013
G.8 Non‐respons Bij een onderzoek door middel van een survey zijn onderzoekers afhankelijk van de medewerking van de betreffende vennootschap. De toepasbaarheid van de survey als onderzoekmethode is afhankelijk van de respons op de uitgezette survey. Hierdoor is een risico ontstaan van nonrespons, dat wil zeggen dat Nederlandse Beursvennootschappen niet deelnemen aan de online survey. Hierdoor kan de representativiteit van de onderzoeksbevindingen beperkt zijn voor de gehele populatie waarnaar onderzoek is verricht. Per definitie is er geen sprake van non-respons wanneer de onderzoeker zelfstandig op basis van publieke informatiebronnen informatie verzamelt (deskresearch). Bij vergelijkbare monitoring onderzoeken door middel van survey in het buitenland was ook sprake van non-respons (bijvoorbeeld Duitsland: 70%).70 In Duitsland werd de non-respons-bias In Duitsland bestond voor het monitoring jaar 2012 de totale populatie vennootschappen uit 473, waarvan 140 hebben gereageerd. De non-respons groep bedroeg derhalve 333 vennootschappen en is nader geanalyseerd door middel van een (random) steekproef van 30 vennootschappen. Uit “Corporate Governance Report 2013:
70
136
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
onderzocht door middel van een steekproef van 30 vennootschappen die niet hadden gereageerd en werd onderzocht in welke mate deze groep vennootschappen afwijkende resultaten vertoonde ten opzichte van de respons-groep. Op basis van een actieve en stimulerende houding van de Commissie in Nederland en ervaringen van Nyenrode in eerdere jaren alsmede het geringere aantal vennootschappen werd een hoge respons verwacht. Ook is de non-respons nader geanalyseerd op eventuele significante afwijkingen in deze groep ten opzichte van de vennootschappen die wel deelnamen aan de online survey. Uiteraard was het streven de respons zo hoog mogelijk te laten zijn. In samenwerking met de Commissie hebben wij ons daartoe ingespannen, o.a. door de verantwoordelijkheid voor monitoring te leggen bij de Nederlandse Beursvennootschappen zelf en hen actief te verzoeken deel te nemen aan het nalevingsonderzoek. Om de kans op een hoge respons te vergroten is in eerste instantie in een brief van de Commissie aan de te onderzoeken vennootschappen het onderzoek van Nyenrode aangekondigd, is verzocht om daaraan mee te werken en is het belang van de deelname daaraan belicht. In totaal bestaat de non-respons voor het nalevingsonderzoek 2013 uit 23 vennootschappen (24%). De redenen waarom vennootschappen niet hebben gereageerd op de online survey zijn divers en aangegeven in Figuur 33. Reden waarom een vennootschap geen medewerking heeft kunnen verlenen aan de survey Reden onbekend, niet opgegeven Kan de survey niet invullen vanwege gebrek aan tijd De vennootschap heeft aangegeven de survey in te vullen, maar heeft dit uiteindelijk niet gedaan Is de survey gestart, maar heeft deze niet afgerond Totaal
#
%
7 8 5
30% 35% 22%
3 23
13% 100%
Figuur 33 Opgegeven redenen om niet deel te nemen aan de online survey
G.9 Reacties deelnemers op de online survey Aan het einde van de online survey is aan alle respondenten de mogelijkheid geboden om door middel van een “open tekstblok” opmerkingen te delen die men heeft ten aanzien van de naleving van de Code. Dit is het einde van de survey. Heeft u na het invullen van deze online survey nog opmerkingen die u met de Monitoring Commissie zou willen delen ten aanzien van de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code?
Figuur 34 geeft een overzicht van de reacties die Vennootschappen op deze vraag hebben gegeven. Hoewel niet de intentie van de vraag, hebben enkele Vennootschappen ook suggesties en/of opmerkingen over de online survey gemaakt. Van de 72 Vennootschappen heeft 62% geen opmerkingen voor de Commissie. Zeven procent van de Vennootschappen heeft een opmerking gemaakt over de Code. Vier procent van de Vennootschappen heeft een opmerking over de beursnotering, omdat deze vennootschappen niet het gehele jaar 2013 beursgenoteerd waren, Abweichungskultur und Unabhängigkeit im Lichte der Akzeptanz und Andwendung des aktuellen DCGK” – Von Werder en Bartz, Technischen Universität Berlin. In: Der Betrieb, 17, 2013. 137
Onderzoekk naleving Nedeerlandse Corporaate Governancee Code 2013
waardoo or de Code alleen a over een e deel van n het onderzzochte jaar van v toepassin ng was. Neggentien procent van de Ven nnootschapp pen hadden een e opmerkking ten aanzzien van hun n antwoordeen, om d vragen vaan de surveyy te verduideelijken. Tensslotte heeft acht a procent van de de antwoorden op de Vennoo otschappen een e opmerkiing gemaaktt over de online survey. Eén Venno ootschap heeeft zowel een opm merking gem maakt over dee survey als een opmerkking om antw woorden op p de vragen iin de survey te verduidelijjken. De kw waliteit van de d online surrvey methodde wordt op basis van de d aard van de o opmerkingen n niet in twiijfel getrokkeen.
Overzic O cht reaccties ve ennootsschapp pen online e survey y (n=72 2) 4%
Geen opmerrkingen 8% % Opmerkingeen om antwoo orden op de vragen n van de surv vey te verduidelijk ken Opmerkingeen over de Corporate G Governance Code
7%
1 19%
62%
Vennootschaappen waren n niet het hele jaarr beursgenoteeerd Opmerkingeen over de survey
Figuur 344 Overzicht reacties re Vennoootschappen onnline survey 20013
G.10 Vaalidatie vaan de meth hode en representatiiviteit Om de iin het naleviingsonderzo oek 2013 geh hanteerde on nderzoekmeethode te vaalideren zijn de volgendde kwaliteitsccontroles uittgevoerd: 1. De m methode van n onderzoekk die in de nalevingsond n derzoeken to ot en met 20012 is toegep past (deskresearch) is voor een aantal a Nederrlandse Beurrsvennootscchappen toegepast en verggeleken met de onderzoeekresultaten n die met de online survvey zijn verzaameld; 2. Voo or de bepalin ngen die oveer zowel het boekjaar 20013 als de eeerdere boekjjaren 2012 en e 2011 zijn onderzochtt zijn de resuultaten met elkaar e vergelleken; 3. Representativiteeit van de aaan de online survey meeewerkende vennootschap v ppen voor de d geheele populatiee is onderzo ocht door vaan een aantall karakteristiieken – die voor v de geh hele popuulatie beken nd zijn – hett gemiddeldee van de survvey responss te vergelijkken met het gem middelde van n de gehele populatie. p 4. Selectiviteit van de non-resp pons is ondeerzocht op b basis van dee uitgevoerdee deskresearrch, waarrin de mate van naleving van enkelee Nederlanddse Beursven nnootschapp pen die niet aan de onlin ne survey deeelnamen is vergeleken met de matee van naleviing van venn nootschappeen die wel deelnamen.
138
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Ad 1 – Online survey vergeleken met deskresearch Voor het nalevingsonderzoek zijn de onderzoekgegevens door de onderzoekers door middel van een online survey verzameld. Daarnaast is gelijktijdig een deskresearch uitgevoerd, zodat onderzoekresultaten zijn verzameld voor zowel Nederlandse Beursvennootschappen die wel hebben deelgenomen als Nederlandse Beursvennootschappen die niet hebben deelgenomen aan de online survey. In de deskresearch is voor een aantal vennootschappen door de onderzoekers zelfstandig op basis van publieke bronnen de naleving beoordeeld op basis van publiek beschikbare data zoals in eerdere nalevingsonderzoeken ook is gehanteerd. De omvang van de deskresearch bestaat in totaal uit 46 Nederlandse Beursvennootschappen. Het aantal onderzochte vennootschappen in de deskresearch ziet er als volgt uit (Figuur 35 Samenstelling onderzoekpopulatie en deskresearch). Index AEX AMX AMS Lok Totaal
Populatie 2013 21 24 23 27 95
Deskresearch 17 6 11 12 46
Percentage 81% 25% 48% 44% 48%
Figuur 35 Samenstelling onderzoekpopulatie en deskresearch Voor de uitvoering van de deskresearch is gebruik gemaakt van het instrument dat in de eerdere nalevingsonderzoeken is gehanteerd. Dit ‘oude’ instrument is uitgebreid met Sub-bepalingen waarvan in eerdere jaren de mate van naleving niet is onderzocht, zodat voor alle in de online survey onderzochte Sub-bepalingen ook de naleving door middel van deskresearch is geprobeerd te onderzoeken. Nyenrode is de onderzoekers in voorgaande jaren erkentelijk voor hun medewerking in het delen van relevante informatie en codeerinstructies. Bij een diepgaande beoordeling van de onderzoekresultaten voor individuele vennootschappen blijkt dat waar op het niveau van Sub-bepalingen de online survey te vergelijken is met de deskresearch – “appels kunnen met appels worden vergeleken” – bestaat er overeenstemming tussen de mate van naleving. Op het niveau van enkele van de in de online survey gehanteerde 135 Sub-bepalingen blijkt echter dat de onderzoekinstrumenten te veel verschillend zijn om de mate van overeenstemming zinvol te kunnen vaststellen: “appels kunnen niet met peren worden vergeleken”. De verschillen worden verklaard door bijvoorbeeld de volgende factoren: -
-
-
De deskresearch is eerder verricht dan het online survey onderzoek. Nadat de deskresearch is verricht is in overleg met de Commissie besloten voor 17 Bepalingen expliciet de categorie NVT te onderscheiden. Codering van de deskresearch leidt voor dergelijke NVT bepalingen sneller tot het beoordelen als ‘niet naleven’. Zoals eerder is aangegeven kunnen vennootschappen die alle bepalingen van de Code wel toepassen, maar bij wie ook alle bepalingen waar mogelijk “niet van toepassing” hebben aangegeven maximaal een naleving van 75,2% behalen (maximale score NVT is 24,8%). In de eerdere nalevingsonderzoeken zijn niet alle bepalingen van de Code onderzocht, maar slechts een deel van de Bepalingen. Tevens zijn in eerdere onderzoeken niet de Subbepalingen van de Code onderzocht. De effectiviteit van het ‘oude’ instrument is niet bekend voor de (sub)bepalingen die eerst in het nalevingsonderzoek 2013 door middel van online survey wel zijn onderzocht. In eerdere nalevingsonderzoeken zijn voor Sub-bepalingen waarvoor in publiek beschikbare informatie geen verantwoording is aangetroffen het aantal waarnemingen weggelaten (lagere waarde). De online survey daarentegen dwingt voor elke Sub-bepaling een beoordeling af. Waar de respondenten voor hun vennootschap op basis van hun kennis van en ervaring
139
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
bij de organisatie een beoordeling kunnen geven, is dat voor bepalingen op het terrein van ‘veronderstelde toepassing’ in een deskresearch niet altijd mogelijk, zodat relatief snel verschillen zullen ontstaan tussen beide methodes.
Conclusie vergelijking online survey met deskresearch Ter validering van de survey zijn de onderzoekresultaten – verkregen door middel van de survey – vergeleken met deskresearch zoals die ook in eerdere jaren is uitgevoerd. Omdat in eerdere jaren niet alle Bepalingen zijn onderzocht is een diepgaande beoordeling voor alleen die Bepalingen uitgevoerd die ook in de nalevingsonderzoeken 2012 en 2011 zijn onderzocht. Voor deze Bepalingen is de methode van onderzoek vergelijkbaar (deskresearch). Op basis van deze vergelijking kan worden geconcludeerd dat voor dit beperkte aantal Bepalingen de onderzoekresultaten van de online survey vergelijkbaar zijn met de uitkomsten uit de deskresearch, zodat “appels met appels kunnen worden vergeleken”. Tevens concluderen de onderzoekers dat de twee onderzoekmethoden materieel verschillend zijn van aard, zodat zinvolle vergelijking van de mate van naleving voor alle 135 Sub-bepalingen niet zinvol is: “appels kunnen niet met peren worden vergeleken”. De vergelijking van de survey data met de deskresearch heeft volgens de onderzoekers geen aanleiding gegeven aan de kwaliteit van de door de Vennootschappen gegeven survey te twijfelen.
Ad 2 – Vergelijking naleving 2013 met de jaren 2012 en 2011 Om een vergelijking mogelijk te maken tussen de verschillende jaren zijn in bijlage D de resultaten voor 2013 vergeleken met de resultaten uit de nalevingsonderzoeken over 2012 en 2011. Bij het vergelijken van de resultaten tussen 2013 en de jaren 2012 en 2011 moet rekening worden gehouden met de volgende verschillen. -
-
Ten eerste zijn in het nalevingsonderzoek 2013 bijna alle bepalingen uit de Code onderzocht, terwijl in de jaren 2012 en 2011 een selectie van Bepalingen is onderzocht.71 In het nalevingsonderzoek 2013 zijn van alle Bepalingen – indien van toepassing – ook de Sub-bepalingen onderzocht. In de nalevingsonderzoeken 2012 en 2011 is de mate van naleving niet op het hetzelfde niveau van de Sub-bepalingen gerapporteerd. Bij het vergelijken van de scores 2013 met die van eerdere jaren zijn deze Sub-bepalingen ‘verdicht’ naar het niveau van de Bepaling en uitgedrukt in een percentage. Indien aan één of meerdere Sub-bepalingen niet is voldaan is dit in de data ‘gewogen’ meegenomen. Dit wil zeggen dat indien bij een Bepaling met een viertal Sub-bepalingen één Sub-bepaling niet is toegepast, de totale Bepaling voor 75% als toegepast is beschouwd. In de onderzoeken over de jaren tot en met 2012 is de data niet tot op Sub-bepaling uitgewerkt. Dit betekent dat een Bepaling in 2012 en 2011 als geheel niet als toegepast is beschouwd indien minimaal één Sub-bepaling niet is toegepast. De nalevingscijfers van eerdere jaren zijn ontleend aan onderzoeksresultaten voor de nalevingsonderzoeken 2012 en 2011 die aan de onderzoekers ter beschikking zijn gesteld. De nalevingscijfers voor de jaren 2012 en 2011 zijn – voor vergelijkingsdoeleinden – omgerekend naar percentages op basis van het aantal gerapporteerde waarnemingen om te kunnen vergelijken met de nalevingscijfers over 2013.
Op basis van de vergelijking voor de in zowel 2013 als 2012/2011 onderzochte Bepalingen kan worden geconstateerd dat er geen grote systematische veranderingen zijn waar te nemen ten aanzien van de naleving. De verschillen kunnen veelal worden verklaard doordat de online survey methode in 2013 voor alle deelnemende Vennootschappen (respons) per index een nalevingspercentage oplevert. In de voor vergelijkingsdoeleinden berekende percentages voor de 71
In bijlage E is beschreven welke bepalingen met welke reden niet zijn opgenomen in het nalevingsonderzoek 2013. 140
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
jaren 2012/2011 is geen rekening gehouden met het lagere aantal waarnemingen (met aangegeven in de figuren in bijlage D. = gemiddelde van het aantal vennootschappen met waarneming in 2012 en in 2011 Wanneer voor een bepaling in 2013 bijvoorbeeld door 75% van de Vennootschappen is aangegeven dat een bepaling ‘niet van toepassing’ is en de andere Vennootschappen geven aan de Bepaling toe te passen is de mate van toepassing 25%. Deze uitkomst komt bijvoorbeeld overeen met de mogelijkheid dat in 2012 en 2011 voor slechts 5 vennootschappen de toepassing is vastgesteld, van in totaal 20 vennootschappen. Als voor de overige 15 vennootschappen in 2012/2011 geen waarneming is vastgesteld bedraagt de toepassingscore voor 2012/2011 toch 100%, namelijk 5 toepassingen van het totale aantal van 5 vennootschappen waarvoor een waarneming is geweest (5 op 5 waarnemingen is 100% in plaats van 5 op in totaal 20 vennootschappen = 25%).
Conclusie vergelijking naleving 2013 met 2012/2011 Op basis van bovenstaande overwegingen en rekening houdend met de verschillen tussen de onderzoekmethodes, concluderen de onderzoekers dat de resultaten voor de mate van naleving in 2013 onderzocht door middel van online survey vergelijkbaar zijn met de resultaten van de nalevingsonderzoeken over 2012 en 2011 onderzocht door middel van deskresearch.
Ad 3 – Representativiteit van de online survey Voor zeven karakteristieken, die voor de gehele populatie bekend zijn, is per index72 onderzocht of de gemiddelde waarde van de vennootschappen die meewerkten aan de online statistisch significant afwijkt van het populatiegemiddelde. Onderstaande tabel geeft de zeven karakteristieken en hun definities weer. De definitie van de eerste karakteristiek (AAX) Weight is ontleend aan Euronext, die van de overige zes aan Datastream (Thomson Reuters) zoals geraadpleegd op 7 november 2014. Karakteristiek vennootschap
Definitie karakteristiek
WEIGHT
(AAX) WEIGHT represents the AEX® All-Share Index Voor het relatieve gewicht van de vennootschappen op de beurs Euronext is als wegingsfactor gehanteerd de AEX® All-Share Index (AAX). De AAX-index omvat alle vennootschappen die een notering hebben aan Euronext.73 EMPLOYEES represent the number of both full and part time employees of the company. NET SALES OR REVENUES represent gross sales and other operating revenue less discounts, returns and allowances. It includes but is not restricted to: Franchise sales when corresponding costs are available and included in expenses. Consulting fees Service income Royalty income when included in revenues by the company.
EMPLOYEES NET SALES OR REVENUES
Voor de AEX is geen representativiteitsonderzoek uitgevoerd, omdat 20 van de in totaal 21 AEX fondsen hebben deelgenomen aan het nalevingsonderzoek. Omdat de vennootschap die niet heeft deelgenomen binnenkort van de beurs wordt gehaald, hebben de onderzoekers gemeend hier verder geen aandacht aan te schenken. 73 Euronext. (2014). Index Rule-Book: CAC All-Share (PAX), AEX All-Share (AAX), BEL ALL-Share (BELAS), PSI All-Share (BVL), Sector indices for France, Netherlands, Belgium and Portugal, p. 2. Geraadpleegd op 28 oktober 2014, via https://indices.euronext.com/sites/indices.euronext.com/files/all_share_and_sector-family_rules_version_1401.pdf 72
141
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Karakteristiek vennootschap
Definitie karakteristiek Contracts-in-progress income Licensing and franchise fees Income derived from equipment lease or rental when considered part of operating revenue Commissions earned (not gross billings) for advertising companies Income from leased departments
OPERATING INCOME74 TOTAL ASSETS
75
TOTAL CAPITAL
TOTAL SHAREHOLDERS EQUITY ENTERPRISE VALUE
It excludes: Non-operating income Interest income Interest capitalized Equity in earnings of unconsolidated subsidiaries Rental income Dividend income Foreign exchange adjustment Gain on debt retired Sale of land or natural resources Sale of plant and equipment Sale of investment Sales from discontinued operations Security transactions Income on reserve fund securities when shown separately Operating differential subsidies for shipping companies OPERATING INCOME represents the difference between sales and total operating expenses TOTAL ASSETS represent the sum of total current assets, long term receivables, investment in unconsolidated subsidiaries, other investments, net property plant and equipment and other assets. TOTAL CAPITAL represents the total investment in the company. It is the sum of common equity, preferred stock, minority interest, long-term debt, non-equity reserves and deferred tax liability in untaxed reserves. For insurance companies policyholders' equity is also included. TOTAL SHAREHOLDERS’ EQUITY represents the sum of Preferred Stock and Common Shareholders’ Equity. ENTERPRISE VALUE represents Market Capitalization at fiscal year end date + Preferred Stock + Minority Interest + Total Debt minus Cash. Cash represents Cash & Due from Banks for Banks, Cash for Insurance Companies and Cash & Short Term Investments for all other industries.
Zoals gebruikelijk in dit soort representativiteitsonderzoek is voor elk van de zeven karakteristieken per index de volgende nulhypothese geformuleerd: H0
De gemiddelde waarde van de responderende vennootschappen (survey respons) is gelijk aan de gemiddelde waarde in de gehele populatie.
De significantie is geformuleerd als de kans dat, als men deze nulhypothese zou verwerpen, dit ten onrechte wordt gedaan. Zodra de significantie groter is dan 5% concluderen we dat de survey representatief is voor de gehele populatie. Immers, als men het tegenovergestelde zou concluderen, zou men minstens 5% kans hebben om de verkeerde conclusie te trekken. Een statistisch equivalente formulering luidt: Zodra het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde van de karakteristiek in de populatie berekend op basis van de on-line survey het werkelijke populatiegemiddelde omvat, wordt de nulhypothese niet verworpen en is er geen reden om aan te nemen dat de online survey niet representatief is voor de gehele populatie. 74 75
Voor Banken, verzekeraars en andere financiële instellingen wordt dit kenmerk anders berekend. Voor Banken, verzekeraars en andere financiële instellingen wordt dit kenmerk anders berekend. 142
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
De laatste kolom in onderstaande tabel laat voor de drie onderzochte beursindices per karakteristiek zien of de survey respons als representatief beschouwd kan worden voor de gehele populatie. Ook toont de tabel het werkelijke populatiegemiddelde van de karakteristiek in de gehele populatie en de onder- en bovengrens voor dit populatiegemiddelde zoals berekend op basis van de steekproef. Index AMX AMX AMX AMX AMX AMX AMX
Karakteristiek Weight Employees NetSales TotalAssets TotalCapital TotalShareholdersEquity EnterpriseValue
Gemiddelde Populatie 0,322 8.632 1.773.573 5.287.547 1.663.444 895.488 2.418.316
Ondergrens 0,321 8.508 1.831.250 4.922.689 1.635.476 882.428 2.398.291
Bovengrens 0,362 10.388 2.066.651 6.810.457 1.863.549 966.993 2.745.969
Representatief ja ja nee ja ja ja ja
AMS AMS AMS AMS AMS AMS AMS
Weight Employees NetSales TotalAssets TotalCapital TotalShareholdersEquity EnterpriseValue
0,044 1.822 432.493 558.176 241.901 127.017 348.061
0,043 1.632 417.837 541.458 233.178 130.009 346.244
0,052 1.891 519.159 726.087 319.961 153.598 434.837
ja ja ja ja ja nee ja
Lok Lok Lok Lok Lok Lok Lok
Weight Employees NetSales TotalAssets TotalCapital TotalShareholdersEquity EnterpriseValue
0,063 1.423 271.113 811.448 270.297 99.670 508.735
0,009 281 60.522 -272.194 -49.016 20.571 -18.434
0,038 736 287.984 3.396.393 1.052.378 281.147 1.025.762
nee nee ja ja ja ja ja
Figuur 36 Representativiteitstoets survey respons voor 7 karakteristieken Uit Figuur 36 blijkt dat voor vier karakteristieken het betrouwbaarheidsinterval het populatiegemiddelde niet omvat: -
-
-
AMX – NetSales: De 21 respondenten hebben een significant hogere gemiddelde waarde
dan het gemiddelde van de in totaal 24 fondsen in AMX. Ook aan de andere karakteristieken is te zien dat de drie vennootschappen die niet hebben meegewerkt aan de online survey relatief klein zijn. AMS – TotalShareholderEquity: De 19 respondenten hebben ook hier een significant hogere gemiddelde waarde dan het gemiddelde van de in totaal 23 fondsen in AMS. Wat hier meespeelt dat er in de deze index één uitbijter is met een TotalShareholderEquity gelijk aan 570.952. Dit fonds heeft meegewerkt aan de online survey en trekt daarmee het gemiddelde in de survey respons meer omhoog dan het populatiegemiddelde. Lokaal – Weight: Hier hebben 12 respondenten juist een significant lagere gemiddelde waarde dan het gemiddelde van de in totaal 27 fondsen in deze index. Dit is te wijten aan één zeer grote uitbijter: Eén fonds heeft een Weight van 1,30. Dit fonds heeft niet meegedaan aan de online survey. De onderzoekers achten dit fonds niet representatief voor Lok, omdat dit gewicht zelfs hoger is dan het gemiddelde gewicht in AMS en AMX en zelfs bijna overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de vennootschappen in de AEX. 143
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
-
Lokaal – Employees: Het hiervoor genoemde fonds is uitbijter ten aanzien van aantal
werknemers – hoewel in mindere mate dan ten aanzien van Weight - ook een uitbijter. Met 5.000 werknemers is dit fonds ruim 2,5 keer groter dan het gemiddelde AMS fonds.
Conclusie representativiteit Op basis van bovenstaande overwegingen en omdat in 17 van de in totaal 21 toetsen de representativiteit aannemelijk is gemaakt, concluderen de onderzoekers al met al dat de vennootschappen die deelnamen aan de online survey een representatieve steekproef vormen.
Ad 4 – Selectiviteit van de non‐respons De representativiteitstoetsen geven weliswaar antwoord op de vraag of er afwijkingen zijn tussen respondenten en niet-respondenten wat betreft voor alle Nederlandse Beursvennootschappen bekende karakteristieken. De hamvraag is echter of de niet-respondenten de Code in dezelfde mate naleven als de respondenten. Als dit niet zo is, is er sprake van selectiviteit van de nonrespons. Deze vraag is een inherent lastige, omdat de voor 2013 gehanteerde methode nu eenmaal uitgaat van zelfevaluatie en de onderzoekers al getracht hebben de niet-respondenten zoveel mogelijk tot deelname te bewegen. Om deze vraag toch indirect te beantwoorden hebben de onderzoekers van 46 Nederlandse Beursvennootschappen de mate van naleving bepaald op basis van deskresearch. In totaal 11 van deze 46 werkten niet mee aan de online survey, de overige 35 wel. Omdat de deskresearch anders van karakter is dan het online survey onderzoek, zijn de uitslagen van het deskresearch bij de 11 non-respondenten niet vergeleken met de uitslagen van de online survey, maar met de uitslagen van de deskresearch bij de 35 respondenten in de online survey. Omdat er vanuit gegaan mag worden dat – hoewel anders van karakter – de mate van naleving gemeten met deskresearch verband houdt met de mate van naleving gemeten met de online survey, kan met het toetsen van de volgende nulhypothese de selectiviteit van de non-respons toch enigszins onderzocht worden: H0
De mate van naleving volgens de deskresearch onder respondenten in de online survey komt overeen met de mate van naleving volgens de deskresearch onder de niet-respondenten in de online survey
De laatste kolom in onderstaande Figuur 37 laat per Sub-bepaling zien wat de kans is dat, als men bovenstaande nulhypothese zou verwerpen, men de verkeerde conclusie trekt. Als deze kans groter is dan 5% is het usance om de nulhypothese niet te verwerpen en dus te concluderen dat er geen sprake is van selectieve non-respons volgens de eerder gegeven definitie. De nulhypothese kon voor slechts 57 van de 135 Sub-bepalingen getoetst worden aan de hand van de deskresearch onder de 46 vennootschappen, omdat de overige 78 Sub-bepalingen zich voor wat betreft het meten van de naleving nu eenmaal niet lenen voor deskresearch. De 57 Subbepalingen die zijn betrokken in het onderzoek naar selectieve non-respons zijn ook in de eerdere nalevingsonderzoeken van de Commissie onderzocht. De andere Sub-bepalingen zijn op grond van het pas-toe-of-leg-uit principe op basis van deskresearch niet eenduidig te onderzoeken. Voor tien van de 57 Sub-bepalingen waarvoor geldt dat de naleving zoals gemeten in de deskresearch voor de ‘survey respons’ significant afwijkt van die in de ‘survey non-respons’ is onderzocht wat de aard van het significante verschil is. Hiertoe hebben de onderzoekers de "NVT" antwoorden buiten beschouwing gelaten. De resterende antwoorden "T", "NTUJ", "NTUE" en "NN" vormen een ordinale schaal voor de mate van naleving. Deze schaal is vervolgens benaderd met een metrische schaal door aan de resterende antwoorden de waarden 1 (T), 2 (NTUJ), 3 (NTUE) respectievelijk 4 (NN) toe te kennen. Hoe lager de score op deze schaal des te hoger de mate van naleving. Zowel voor de survey respons als voor de survey non-respons is de gemiddelde score op deze metrische schaal bepaald. De laatste kolom laat zien dat van de 10
144
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Sub-bepalingen met significante verschillen er drie zijn waarvoor geldt dat de Nederlandse Beursvennootschappen die niet meewerkten aan de online survey in de deskresearch (nonrespons) gemiddeld genomen een hogere mate van naleving scoren dan de vennootschappen die wel meewerkten aan de online survey (respons). Voor deze drie Sub-bepalingen is het significantie percentage in onderstaande Figuur 37 vetgedrukt en gemarkeerd met: *. Sub-bepaling II.2.13.h II.2.13.i II.2.14 III.5.01 III.5.03 III.5.11 III.5.13 IV.3.01 IV.3.07 IV.3.09 II.1.01 II.1.02.a II.1.02.b II.1.02.c II.1.02.d II.1.03.a II.1.03.b II.1.03.c II.1.03.d II.1.04.a II.1.04.b II.1.04.c II.1.05 II.1.07 II.1.09 II.1.10 II.1.11 II.2.04 II.2.05 II.2.06 II.2.07 II.2.08 II.2.09 II.2.12 II.2.13.a II.2.13.b II.2.13.c II.2.13.d II.2.13.e II.2.13.f II.2.13.g II.2.13.j II.2.15 II.3.04 III.1.05 III.1.07 III.2.03 III.3.01 III.6.03
Selectieve non-respons
Significantie
ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee
1% 3% 1%* 1% 4%* 3% 4% 4% 4% 5%* 11% 39% 42% 44% 89% 28% 6% 17% 18% 79% 76% 60% 67% 19% 83% 24% 85% 31% 81% 71% 71% 38% 37% 23% 32% 23% 8% 23% 14% 7% 5% 14% 78% 67% 58% 27% 85% 82% 57%
145
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Sub-bepaling III.6.04 III.6.05 III.7.03 III.8.01 III.8.04 IV.1.01 IV.1.04 IV.3.13
Selectieve non-respons
Significantie
nee nee nee nee nee nee nee nee
20% 16% 49% 64% 59% 9% 16% 20%
*
Voor deze bepalingen is de door middel van deskresearch gemeten nalevingsscore voor de 11 vennootschappen (non-respons) groter dan de nalevingsscore voor de vennootschappen die wel hebben deelgenomen aan de survey (respons). Figuur 37 Onderzoek selectieve non-respons voor 57 Sub-bepalingen Zoals hiervoor aangegeven blijkt voor tien van de 57 Sub-bepalingen dat de significantie (de kans dat men de verkeerde conclusie trekt als men de nulhypothese verwerpt) kleiner is dan 5%. Echter, het karakter van deze 10 (sub)bepalingen is niet geheel eenduidig omdat veelal publieke verantwoording van het toepassen van deze (sub)bepalingen niet vereist is op grond van het vertrouwensbeginsel bij het pas-toe-of-leg-uit principe. Sub-bepaling II.2.13.h II.2.13.i II.2.14
III.5.01
III.5.03
III.5.11
III.5.13
IV.3.01
Overwegingen Betreft de relatief complexe Sub-bepaling over o.a. de gekozen prestatiecriteria in het remuneratierapport die minder eenduidig in deskresearch is te beoordelen. Betreft de Sub-bepaling over verantwoording van de geldende regelingen voor pensioen en financiering daarvan in het remuneratierapport die minder eenduidig in deskresearch is te beoordelen. Betreft de bepaling over publicatie van de belangrijkste elementen van het contract met bestuurders na het sluiten daarvan, waarbij indien geen (nieuw) contract is gesloten publicatie niet van toepassing is. Ook in eerdere nalevingsonderzoeken is hier niet voor alle vennootschappen een waarneming aangetroffen. Betreft de algemene bepaling over reglementen voor de commissies binnen de RvC (die niet noodzakelijk gepubliceerd dienen te zijn), waarvoor ook in eerdere nalevingsonderzoeken niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de algemene bepaling dat de RvC van elke commissie een verslag van de beraadslagingen en bevindingen ontvangt (wat niet noodzakelijk gepubliceerd hoeft te worden), waarvoor ook in eerdere nalevingsonderzoeken niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen in het RvC verslag. Betreft de bepaling dat het voorzitterschap van de remuneratiecommissie niet vervuld wordt door de voorzitter van de RvC (wat niet noodzakelijk gepubliceerd hoeft te worden), waarvoor ook in eerdere nalevingsonderzoeken niet voor alle vennootschappen een waarneming is aangetroffen. Betreft de bepaling dat de remuneratiecommissie bij een eventueel ingeschakelde remuneratieadviseur zich ervan vergewist dat de desbetreffende adviseur geen advies verstrekt aan de bestuurders van de vennootschap (wat niet noodzakelijk gepubliceerd hoeft te worden). Ook in eerdere nalevingsonderzoeken is niet voor alle vennootschappen een waarneming voor deze ‘latente’ bepaling aangetroffen. Betreft de informatieverschaffing aan de algemene vergadering via de website 146
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
Sub-bepaling
IV.3.07
IV.3.09
Overwegingen van de vennootschap. In de deskresearch is vooral aandacht besteed aan de publieke verantwoording in het jaarverslag onderzocht en minder aandacht aan de eventuele informatie op de website van vennootschappen. Betreft de agenda van de algemene vergadering. In de deskresearch is vooral aandacht besteed aan de publieke verantwoording in het jaarverslag onderzocht en minder aandacht aan de eventuele informatie als de agenda van de algemene vergadering. Betreft het voorleggen van materiële wijzigingen in de statuten van de vennootschap aan de algemene vergadering. In de deskresearch is vooral aandacht besteed aan de publieke verantwoording in het jaarverslag onderzocht en minder aandacht aan de eventuele informatie als de agenda van de algemene vergadering.
Figuur 38 Overwegingen bij bepalingen die duiden op eventuele selectieve non-respons
Conclusie selectieve non-respons Ook vanuit het oogpunt dat voor 47 van de 57 relevante Sub-bepalingen geen statistisch significante verschillen bestaan in de naleving tussen respondenten en niet-respondenten en dat voor de 10 Sub-bepalingen met een significante verschil – met zowel een hogere als lagere mate van naleving – een aannemelijke verklaring bestaat, concluderen de onderzoekers dat aannemelijk is gemaakt dat er geen sprake is van selectieve non-respons.
147
Onderzoek naleving Nederlandse Corporate Governance Code 2013
148
NYENRODE. A REWARD FOR LIFE