Competentieprofiel EVC procedure Master opleiding Archeologie
1
v-3
Versiebeheer Titel
Algemene toelichting
Versie
Datum publicatie
Auteur
1 2 3
19 december 22 januari 04 februari
MH/CNe MH/CNe MH/CNe
2
v-3
2009 2010 2010
Algemene inleiding In dit document staan alle competenties beschreven die een rol spelen bij het assessment tot op het niveau van MA Archeologie. Op basis van deze competentie set wordt er een portfolio samengesteld door de kandidaten waarbij afhankelijk van het entreeniveau meer of minder competenties moeten worden meegenomen in de profiel beschrijving. Aanwijzingen daarvoor zijn opgenomen in de portfoliobeschrijving. Het niveau waarop wordt getoetst en welke minimale eisen (basic qualities) per competentie worden gesteld ligt vast in de assessmentprocedure. Deze zijn gebaseerd op die van de Dublin descriptoren (zie ook de algemene toelichting).
O Pre Master competenties Vaardigheden en kennis
niveau
O-1. Leesvaardigheid in het Engels
BA
O-2. Wetenschappelijke competenties:
BA
Analyseren Logisch kunnen redeneren Onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken; Verbanden leggen
O-3. Schrijfvaardigheid:”inzicht in de basisprincipes die worden toegepast bij het schrijven van een tekst, zoals alinea-indeling, logische opbouw en doorloop van zinnen, formulering van logische argumentatie en conclusie.
BA
I Academische vaardigheden Lezen, schrijven en communicatie Vaardigheden en kennis
niveau
I-1.
Een goede taalvaardigheid in het Nederlands
BA
I-2.
Lezen, analyseren en interpreteren van relevante wetenschappelijke teksten en daarover een standpunt verdedigen
BA
I-3.
Herkennen van zwakke punten in een argumentatie (kritische houding)
BA
I-4.
Op een begrijpelijke wijze mondeling en schriftelijk informatie, ideeën en oplossingen overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten
BA
I-5.
Een goede schriftelijke en actieve mondelinge taalvaardigheid in het Engels of Duits
MA
I-6.
Conclusies, alsmede kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen duidelijk (mondeling en schriftelijk) overbrengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten
MA
I-7.
Gegevens op academisch niveau analyseren, vergelijken, kritisch toetsen en verantwoorde conclusies trekken
MA
3
v-3
Onderzoekscompetenties Vaardigheden en kennis
niveau
I-8.
Effectief bronnen raadplegen en informatie uit verschillende bronnen integreren
BA
I-9.
Opzoeken van internationale, academische publicaties mbt archeologische onderwerpen
BA
I-10.
Identificeren en formuleren van problemen en vragen in de vorm van een onderzoeksvraag
BA
I-11.
Een oordeel vormen over een onderwerp in het vakgebied, mede gebaseerd op het afwegen van relevante maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten
BA
I-12.
Produceren van een heldere en goed gestructureerde argumentatie/betooglijn, ondersteund met relevante gegevens
MA
I-13.
Toepassen van kennis in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een brede of multidisciplinaire context, gerelateerd aan het vakgebied
MA
I-14.
Leveren van originele (= nieuwe) bijdragen aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, in onderzoeksverband
MA
I-15.
Beslissingen nemen mbt archeologisch onderzoek op academische gronden ( bijv. met inachtneming van de actuele onderzoekstechnieken en recente ideevorming over het betreffende object)
MA
Houding Vaardigheden en kennis
niveau
I-16.
Kennis hebben van en kunnen reflecteren op actuele modellen en methoden in het werkveld
MA
I-17.
Nemen van verantwoordelijke rollen in het veld en in staat op de eigen rol te reflecteren
MA
II Vakspecifieke competenties: Theoretische vaardigheden en kennis Geschiedenis en wetenschappelijke context van de archeologie Vaardigheden en kennis
niveau
II-1.
Kennis van de geschiedenis van de Nederlandse archeologie
BA
II-2.
Kennis van de wetenschapsfilosofische achtergrond van geesteswetenschappelijk onderzoek, waarbinnen de archeologie thuishoort
BA
II-3.
Kennis van verschillende benaderingen en begrippen waarmee het verleden kan worden begrepen en geconstrueerd
BA
II-4.
Kennis van actuele wetenschappelijke discussies in de archeologie
BA
Theoretisch debat in de archeologie Vaardigheden en kennis
4
niveau
II-5.
Inzicht in de problematische en gevarieerde aard van archeologische gegevens
BA
II-6.
Kritisch evalueren van benaderingen waarmee het verleden wordt geconstrueerd en geïnterpreteerd
MA
v-3
II-7.
Toepassen van theoretische principes en concepten bij de interpretatie van archeologische vraagstukken
MA
Ethiek Vaardigheden en kennis
niveau
II-8.
Inzicht in de ethische dimensies van archeologiebeoefening
BA
II-9.
Op een kritische manier omgaan met eigen wetenschappelijke interpretaties (en die van anderen) in het licht van de veranderlijke theoretische, methodologische, ethische of sociale context van de archeologische praktijk
MA
III Vakspecifieke competenties: Praktische vaardigheden en kennis Veldwerk Vaardigheden en kennis
niveau
III-1.
Kennis van bodemkundige processen die het Nederlandse landschap hebben gevormd en herkennen van deze processen in stratigrafieën
BA
III-2.
Kennis van de opbouw van het (historische) landschap en begrip hebben van de relatie ervan met de eventuele aan-/afwezigheid van menselijke bewoning
BA
III-3.
Kennis van dateringstechnieken (14C, dendrochronologie, stratigrafie, typochronologie)
BA
III-4.
Kennis van en inzicht in de oorzaken van variabiliteit in de betrouwbaarheid van het archeologisch bestand; zoals taphonomie, culturele en natuurlijke formatieprocessen en (post)depositionele processen
BA
III-5.
Onderscheiden van natuurlijke en culturele sporen (verstoringen) in de bodem
BA
III-6.
Toepassen van basistechnieken benodigd voor veldwerk: landmeten, waterpassen
BA
II-10.
Kennis hebben van de verschillende methoden en technieken waarmee archeologische verschijnselen (mobilia, grondsporen en antropogene landschapsvormen) kunnen worden opgespoord, zoals survey, grondboringen en opgraven
BA
II-11.
Op basis van een zelf geformuleerde probleemstelling, zelfstandig onderzoek verrichten, waaronder archeologisch veldwerk, met gebruikmaking van primaire en secundaire bronnen en met toepassing van wetenschappelijke methoden en theorieën
MA
Algemene archeologische vaardigheden Vaardigheden en kennis
5
niveau
II-12.
Classificeren van archeologische data aan de hand van hun objectieve kenmerken; begrip van werken met typochronologieën
BA
II-13.
Onderscheiden en dateren van aardewerk en (vuur)steen in het veld (Prehistorie, Romeins, Middeleeuwen, Nieuwe Tijd)
BA
II-14.
Herkennen van organische resten (bot, botanisch materiaal)
BA
v-3
Vaardigheden en kennis
niveau
II-15.
Basaal herkennen en classificeren van materiële cultuur uit de prehistorie (vnl. vuursteen en aardewerk), van Romeinse materiële cultuur (aardewerk, glas, metaalvondsten zoals munten en fibulae), van Middeleeuwse materiële cultuur (aardewerk, glas, metaal), en van vroeg moderne materiële cultuur (aardwerk, glas en metaal)
BA
II-16.
Herkennen van grondsporen uit de prehistorie (zoals huisplattegronden); Analyseren van grondsporen (zoals reconstructie huisplattegronden); Herkennen van vroegmoderne sporen (zoals huizen, wegen en nijverheid)
BA
Database en digitalisering Vaardigheden en kennis
6
niveau
II-17.
Kennis van en vaardigheid in het gebruik van databases in de archeologie en de inzet hiervan bij het beantwoorden van onderzoeksvragen
BA
II-18.
Kennis van analoge en digitale kaarten van de site en de omgeving (met behulp van GIS, Total Station, MAPinfo)
BA
II-19.
Selecteren en gebruiken van statistische methoden voor het verwerken van archeologische data; op de hoogte zijn van de potentie en beperkingen van dergelijke technieken
BA
v-3
IV Vakspecifieke competenties: Inhoudelijke vaardigheden en kennis Bij dit onderdeel hoeven kandidaten slechts één specialisatie op Bachelorniveau en één specialisatie op bachelorniveau én Masterniveau aan te tonen, dus bijvoorbeeld: - Romeins op Bachelorniveau - Middeleeuwen op Bachelorniveau en op Masterniveau Prehistorie Vaardigheden en kennis
Niveau
IV-1.
Globale kennis van de hoofdperioden en veranderingsprocessen (klimaat, technologie, economie) in de prehistorie van Noordwest Europa (Paleolithicium, Mesolithicum, Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd)
BA
IV-2.
Kennis van de sociale organisatie van tribale gemeenschappen in de prehistorie, zoals de mobiliteit en machtsstructuren op lokaal en regionaal niveau
BA
IV-3.
Kennis van het verschil tussen handel en uitwisseling, m.a.w. kennis van de wijze waarop sociale netwerken tot stand komen (b.v. in relatie tot grafgiften en deposities)
BA
IV-4.
Kennis van de belangrijkste archeologische site-typen in de prehistorie van Noordwest Europa, zoals akkersystemen, grafritueel, deposities en nederzettingen en hun ontwikkelingen
BA
IV-5.
Kennis van de belangrijkste vindplaatsen m.b.t. de prehistorie in Noordwest Europa en Nederland in het bijzonder
BA
IV-6.
Geïntegreerd beeld van het prehistorisch cultuurlandschap
BA
Dit houdt in: kennis van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen in deze periode, zoals akkersystemen, grafstructuren, heiligdommen, deposities en nederzettingen IV-7.
Bedenken van opgravings- en prospectiestrategieën voor het onderzoeken van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen of tussen structuren binnen steden en/of tussen stad en land
MA
IV-8.
Zelfstandig uitwerken en interpreteren van gecompliceerde archeologische gegevenscomplexen en deze plaatsen in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk debat
MA
IV-9.
Integreren en toepassen van kennis, vaardigheden en concepten om tot vernieuwende inzichten te komen over een onderzoeksonderwerp
MA
Romeinse tijd IV-10. Globale kennis van de historische ontwikkelingen in de Romeinse wereld tussen ongeveer 100 voor Chr. en 400 na Chr. IV-11. Globale kennis van de ontwikkelingen in de materiële cultuur van de Romeinse wereld (bouwkunst, beeldende kunst) tussen ongeveer 100 voor Chr. en 400 na Chr.
BA
IV-12. Kennis van de belangrijkste hoofdperioden en veranderingsprocessen (sociaal-politiek, economisch en cultureel) gedurende de Romeinse tijd van Romeins Gallië en de Germaanse provincies in het Rijnland
BA
BA
Omvat kennis van ontwikkelingen in politieke geografie, urbanisering, villa landschappen, cultus en religie, dodenrituelen en de discussie over romanisering
7
IV-13. Kennis van de belangrijkste archeologische site-typen zoals akkersystemen, grafritueel, heiligdommen, deposities en nederzettingen in de Romeinse provincies Gallia Belgica, Germania Inferior en Germania Superior
BA
IV-14. Kennis van de belangrijkste vindplaatsen m.b.t. de Romeinse tijd in Noordwest Europa, en Nederland in het bijzonder
BA
v-3
Vaardigheden en kennis
IV-15. Geïntegreerd beeld van het Romeins cultuurlandschap
Niveau
BA
Dit houdt in: kennis van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen in deze periode, zoals akkersystemen, grafstructuren, heiligdommen, deposities en nederzettingen IV-16. Bedenken van opgravings- en prospectiestrategieën voor het onderzoeken van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen of tussen structuren binnen steden en/of tussen stad en land
MA
IV-17. Zelfstandig uitwerken en interpreteren van gecompliceerde archeologische gegevenscomplexen en deze plaatsen in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk debat
MA
IV-18. Integreren en toepassen van kennis, vaardigheden en concepten om tot vernieuwende inzichten te komen over een onderzoeksonderwerp
MA
Middeleeuwen IV-19. Globale kennis van de historische ontwikkelingen van de Romeinse wereld tussen ongeveer 100 voor Chr. en 400 na Chr. en de invloed ervan op Noordwest Europa IV-20. Kennis van de belangrijkste hoofdperioden en veranderingsprocessen (politiek, religieus, economisch, landschappelijk, groepsculturen) gedurende de Middeleeuwen in Noordwest Europa (300 na Chr. – 1400 na Chr.)
BA BA
Omvat kennis van de kernthema's in de Middeleeuwse archeologie, zoals Christianisering, verstedelijking, opkomst groepsculturen (burgers, krijgers, boeren, priesters) IV-21. Kennis van de belangrijkste archeologische site-typen en hun ontwikkelingen in de Middeleeuwen in Noordwest Europa en Nederland in het bijzonder, zoals grafcomplexen, rurale en stedelijke nederzettingen en kloosters/kerken
BA
IV-22. Kennis van de belangrijkste vindplaatsen m.b.t. de Middeleeuwen in Noordwest Europa en Nederland in het bijzonder
BA
IV-23. Geïntegreerd beeld van het Middeleeuws cultuurlandschap
BA
Dit houdt in: kennis van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen in deze periode, zoals grafstructuren, rurale/stedelijke nederzettingen, kerkelijke/wereldlijke domeinen, nijverheid IV-24. Bedenken van opgravings- en prospectiestrategieën voor het onderzoeken van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen of tussen structuren binnen steden en/of tussen stad en land
MA
IV-25. Zelfstandig uitwerken en interpreteren van gecompliceerde archeologische gegevenscomplexen en deze plaatsen in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk debat
MA
IV-26. Integreren en toepassen van kennis, vaardigheden en concepten om tot vernieuwende inzichten te komen over een onderzoeksonderwerp
MA
Nieuwe tijd IV-27. Kennis van de globale historische ontwikkelingen van de volle Middeleeuwen in Noordwest Europa (1000-1300 na Chr.) IV-28. Kennis van de hoofdperioden en veranderingsprocessen (economisch, politiek, cultureel, technologisch, landschappelijk) gedurende de Nieuwe Tijd in Noordwest Europa (1400 na Chr. – 1950)
BA BA
Omvat kennis van globalisering, opkomst geldeconomie, civilisatietheorie, sociale stratificatie, opkomst luxeproducten, expansie overzee, bouwgeschiedenis
8
IV-29. Kennis van de belangrijkste archeologische site-typen, zoals rurale/stedelijke nederzettingen, nijverheid en infrastructuren in de Nieuwe Tijd in Noordwest Europa en Nederland in het bijzonder
BA
IV-30. Kennis van de belangrijkste vindplaatsen m.b.t. de Nieuwe Tijd in Noordwest Europa en Nederland in het bijzonder
BA
v-3
Vaardigheden en kennis
IV-31. Geïntegreerd beeld van het Vroeg moderne cultuurlandschap
Niveau
BA
Dit houdt in: kennis van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen in deze periode, zoals rurale/stedelijke nederzettingen, nijverheid, regionale infrastructuren en internationale relaties IV-32. Bedenken van opgravings- en prospectiestrategieën voor het onderzoeken van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen of tussen structuren binnen steden en/of tussen stad en land
MA
IV-33. Zelfstandig uitwerken en interpreteren van gecompliceerde archeologische gegevenscomplexen en deze plaatsen in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk debat
MA
IV-34. Integreren en toepassen van kennis, vaardigheden en concepten om tot vernieuwende inzichten te komen over een onderzoeksonderwerp
MA
Ecologische archeologie
9
IV-35. Kennis van de ontwikkeling van de relatie tussen mens en dier vanaf de pre- en protohistorie, in samenhang met de omgeving IV-36. Kennis van de exploitatie van de natuurlijke vegetatie, waarbij zowel de akkerbouw, domesticatie als de introductie en handel in cultuurplanten aan bod komen
BA
IV-37. Kennis van de wijze waarop onderzoek naar subfossiele plantenresten en dierresten kan worden uitgevoerd
BA
IV-38. Kennis van wat onderzoek naar ecologische resten kan opleveren voor archeologisch onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van landschap- of klimaatreconstructies, reconstructie van voedingspatronen, uitwisselingsnetwerken en culturele rituelen
BA
IV-39. Kennis van de belangrijke onderzoeksmethoden en -technieken in de archeologie afkomstig uit de archeobotanie en zoöarcheologie
BA
IV-40. Begrip van de wijze waarop dergelijke technieken kunnen worden opgenomen in een archeologisch onderzoek en hoe deze tijdens veldwerk moeten worden toegepast
BA
IV-41. Bemonsteren en determineren van ecologische gegevens, en interpreteren van deze gegevens in relatie tot vraagstellingen over een archeologische vindplaats
MA
IV-42. Bedenken van opgravings- en prospectiestrategieën voor het onderzoeken van ruimtelijke relaties tussen verschillende archeologische site-typen of tussen structuren binnen steden en/of tussen stad en land
MA
IV-43. Zelfstandig uitwerken en interpreteren van gecompliceerde archeologische gegevenscomplexen en deze plaatsen in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk debat
MA
IV-44. Integreren en toepassen van kennis, vaardigheden en concepten om tot vernieuwende inzichten te komen over een onderzoeksonderwerp
MA
v-3
BA