Competentieprofiel Master Onderwijskunde _
De Academische Masteropleiding is bedoeld voor studenten die vermogens willen ontwikkelen om:
1.
op wetenschappelijke wijze curricula, onderwijsleerprocessen, leeromgevingen en leermiddelen in verschillende contexten te analyseren en vorm te geven; lerenden en professionals in onderwijs, opleidingen van uiteenlopende aard en in onderwijsbeleid te ondersteunen.
2.
De contexten waarvan sprake kunnen gesitueerd worden in het leerplichtonderwijs, het hoger onderwijs of buitenschoolse educatieve contexten in het kader van levenslang leren. Met professionals worden zowel leerkrachten op verschillende onderwijsniveaus als docenten in het hoger onderwijs, lerarenopleiders, trainers, curriculumontwerpers en ontwerpers van virtuele leeromgevingen bedoeld. Gelet op het brede toepassingsterrein krijgen studenten de kans om zich via profielen en keuzeopleidingsonderdelen te verdiepen in drie richtingen: (1) onderwijstechnologie en –innovatie, (2) opleidingsdidactiek en klasmanagement en (3) volwassenenonderwijs en levenslang leren. De MA mikt op onderwijskundig handelen op een hoog wetenschappelijk niveau. Dat betekent dat complexe praktijkproblemen op een systematisch wetenschappelijke wijze worden geanalyseerd, verhelderd en eventueel opgelost waarbij gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk onderzoek. Dit laatste verwijst niet alleen naar het gebruik van onderzoeksresultaten voor het verwerven van onderwijskundige inzichten. Het betekent tevens dat studenten zelf onderzoek leren ontwerpen en uitvoeren en zo een bijdrage leveren aan de kennisuitbreiding in het domein van de onderwijskunde. Meer specifiek wil de opleiding studenten kerncompetenties bijbrengen die we kunnen opdelen naar volgende competentiegebieden: generieke competenties, specifieke professioneel gerichte competenties, academische competenties en onderzoekscompetenties. _
Kerncompetenties: Generieke competenties
KC.1.
In opleidingscontext en in een multidisciplinaire professionele omgeving kunnen samenwerken met anderen. Dit veronderstelt op attitudinaal vlak een bereidheid tot meedelen van de eigen inzichten en argumenten, bereidheid tot luisteren naar de inzichten en argumenten van anderen en de wil om op basis van de beste argumenten tot oplossingen te komen. Ingeval het gaat om complexe praktijkomgevingen, betekent het ook dat men kan omgaan met onzekerheden en zich experimenteel opstelt. Op vaardigheidsniveau vereist het dat men helder de eigen inzichten kan verwoorden in interactiesituaties en dat men beschikt over agogische vaardigheden (o.a. gesprekstechnieken, conflicthantering, onderhandelingsvaardigheden). Het vergt tevens inzicht in de dynamiek van groepen. Op persoonlijk vlak veronderstelt het voldoende openheid, gerichtheid op contacten met anderen en het uitbouwen van relatienetwerken.
KC.2.
Bij het hanteren van groepstaken / opdrachten in opleidingsverband in staat zijn om leiding te geven. Dit veronderstelt attitudinaal dat men er op gericht is verantwoordelijkheid te nemen om een opdracht tot een goed eind te brengen. Op niveau van vaardigheden betekent het dat men anderen kan sensibiliseren en motiveren, dat men werk kan plannen, activiteiten kan coördineren en opvolgen en (problemen bij) de uitvoering bespreekbaar kan maken. De onderliggende kennis heeft betrekking op leiderschapsstijlen en in beperkte mate management- en vergadertechnieken. Als persoon zal de student zich als leider moeten durven profileren in de groep.
KC.3.
Wetenschappelijke inzichten in het vakdomein, resultaten van eigen studie en onderzoek en probleemoplossingen schriftelijk en mondeling kunnen presenteren aan een publiek van vakgenoten, leken, en lerenden en professionals tegenover wie men een ondersteunende rol heeft. Dit veronderstelt dat men bereid is en in staat is om zijn taalregister aan te passen aan het doelpubliek waarmee men geconfronteerd wordt. Het vereist enerzijds dat men een zakelijk en wetenschappelijk correcte taal kan hanteren, en dat men een schriftelijke rapportering goed gestructureerd kan opbouwen met gebruik van APA-standaarden. Anderzijds moet men de boodschap kunnen overbrengen door het doelpubliek te motiveren, uiteenzettingen goed te structureren, theoretische inzichten te verduidelijken met concretiseringen naar de praktijk, en een degelijke argumentatiestructuur te hanteren. Een presentatie visueel ondersteunen met moderne presentatiemedia behoort eveneens tot de vereiste vaardigheden. Als persoon zet men hierbij zijn overtuigingskracht in.
KC.4.
Bij confrontatie met academische of professionele probleemstellingen zelfstandig gepaste onderwijskundige informatiebronnen kunnen selecteren, ontsluiten en flexibel aanwenden. Op vlak van attitudes vraagt dit een zoekende ingesteldheid, de bereidheid eigen kennis voortdurend te actualiseren en dit op zelfstandige basis. Van de zelfregulerende vaardigheden die hiervoor nodig zijn, wordt verwacht dat ze op bachelorniveau zijn verworven. In de Master wordt wel verwacht dat men complexe probleemstellingen kan analyseren en omzetten in leervragen aan de hand waarvan men de vakliteratuur gaat scannen en bestuderen. Vakinhoudelijk is een referentiekader nodig om dit zelfstandig verwerven van kennis efficiënt te laten verlopen: het vereist inzicht in de evolutie van het geheel en de deelgebieden van de onderwijskunde.
_
Kerncompetenties: Specifieke professioneel gerichte academische competenties
Deze competenties verwijzen naar het opnemen van rollen als onderwijskundig ontwerper, beoordelaar, adviseur en begeleider. KC.5.
In authentieke educatieve contexten onderwijsleerprocessen, leeromgevingen, leermateriaal en assessment enerzijds analyseren en beoordelen, anderzijds zelf ontwerpen in samenspraak met de stakeholders.
KC.6.
Op macroniveau curricula en/of opleidingstrajecten kunnen beoordelen en ontwikkelen of bij de ontwikkeling ervan als procesbegeleider kunnen optreden.
KC.7.
Een adviserende of begeleidende rol kunnen opnemen bij onderwijsvernieuwingsprojecten, management van leergroepen of klassen en leerlingenbegeleiding.
KC.8.
Zelf een optimale leeromgeving kunnen realiseren om onderwijsprofessionals in hun opleiding of professionaliseringstraject te begeleiden.
_
Kerncompetenties: Onderzoekscompetenties
KC.9.
Op niveau van een beginnende onderzoeker – onder begeleiding – een relevant onderwijskundig onderzoeksonderwerp afbakenen, onderzoeksvragen formuleren, een daarbij passend onderzoeksdesign ontwerpen en de op bachelorniveau verworven onderzoeksmethoden en -technieken voor de sociale wetenschappen kunnen hanteren om het onderzoek uit te voeren en conclusies te trekken.
_
Ondersteunende kennis en vaardigheden
Dit betreft kennis en vaardigheden die aansluiten bij de generieke, specifieke- en onderzoekscompetenties. De ondersteunende kennis en vaardigheden bij bovenvermelde competenties werden niet bij elke competentie afzonderlijk opgesomd om redundantie te vermijden. Voor elk van de competenties wordt immers kennis uit verschillende onderwijskundige deelgebieden en hulpwetenschappen geput en meerdere daarvan worden ingezet bij de verschillende competenties. Voor een deel wordt beroep gedaan op competenties die in de bacheloropleiding zijn verworven en die gerelateerd zijn aan: -
onderzoeksmethoden en technieken; statistiek voor de sociale wetenschappen; ontwikkelingspsychologische inzichten m.b.t. de verschillende doelgroepen waarmee de Masterstudent werkt; organisatie van het onderwijs en de socio-culturele sector – onderwijsbeleid ; theoretische funderingen van opvoeding en onderwijs als wetenschapsgebied; sociologische inzichten.
In de Masteropleiding leren de studenten kennis en vaardigheden in tenminste volgende deelgebieden flexibel aanwenden bij het analyseren, beoordelen, ontwerpen, adviseren, begeleiden en onderzoeken: _
KVA.1.
Algemeen: inzichten en vaardigheden in de hedendaagse didactiek (verschillende doelgroepen) en instructional design;
instructional design; KVA.2.
leertheoretische inzichten en de vaardigheden om deze te concretiseren;
KVA.3.
onderwijs- en kennissociologische inzichten;
KVA.4.
inzichten en vaardigheden inzake schoolpsychologische en leerlingenbegeleiding;
KVA.5.
elementaire inzichten in frequent voorkomende leerstoornissen;
KVA.6.
historisch besef m.b.t. markante onderwijsvernieuwers;
KVA.7.
agogische vaardigheden;
KVA.8.
vaardigheden in het toepassen van onderzoeksmethoden onderwijskunde op een zelf gekozen onderzoeksonderwerp;
Profiel gebonden:
_
KVP.1
inzichten en vaardigheden m.b.t. het begeleiden van de implementatie van onderwijsvernieuwingen;
KVP.2
kennis en vaardigheden i.v.m. het hanteren van onderwijstechnologische middelen en meer in het bijzonder inzichten en vaardigheden in E-learning design;
KVP.3
inzichten in de sociologische achtergronden, en de modellen en technieken voor curriculumontwikkeling en ontwerpvaardigheden;
KVP.4
inzichten en vaardigheden inzake klasmanagement;
KVP.5
inzicht in actuele opleidingsparadigma’s m.b.t. het begeleiden van professionaliseringstrajecten van leerkrachten en opleiders en hanteren van de begeleidingsvaardigheden die daartoe nodig zijn.
_
Attitudes
Het betreft attitudes die nagenoeg bij alle voorgaande competenties aan de orde zijn: ATT.1.
een reflectieve ingesteldheid ten aanzien van eigen aanpak en inzichten en de bereidheid tot bijsturen;
ATT.2.
flexibiliteit;
ATT.3.
innovatiegericht zijn en tegelijk kwaliteitsbewust;
ATT.4.
zelfstandig werken in combinatie met bereidheid tot coöperatie;
ATT.5.
leergierigheid en de bereidheid de eigen kennis permanent te actualiseren;
ATT.6.
gemotiveerd zijn en anderen willen motiveren.
De afstemming van de opleidingsdoelen op het werkveld en de realisatie hiervan in de opleidingsonderdelen krijgen extra aandacht. Doorheen het geheel van de opleiding (ook op Ba niveau) gebeuren heel wat opdrachten op locatie in de dagelijkse educatieve praktijk.