COLOFON Samenstelling regioportret:
E,til
In opdracht van:
RegioPlus
Eindredactie:
ZorgpleinNoord
Publicatie uit het regioportret is toegestaan mits, de bron wordt vermeld. Voor meer informatie kan contact opgenomen worden met ZorgpleinNoord (tel.: 050-5757 470, email:
[email protected] en www.zorgpleinnoord.nl). Haren, november 2013
INHOUDSOPGAVE
Pagina
INLEIDING
2
1. REGIOSCHETS Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing (Potentiële) beroepsbevolking Werkgelegenheid
3 3 4 6
2. SECTORSCHETS Werkgelegenheidsstructuur Contractomvang: relatief veel kleine banen Instroom in het onderwijs Opleidingslocaties Leerlingen Gediplomeerden Onderwijs- en sectorrendement Pendel
7 7 9 10 11 12 12 13 15
3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Onzekerheden en interpretatie prognoses Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief)
17 17 17 20 21 22 24
CONCLUSIES EN AANDACHTSPUNTEN
25
BIJLAGE 1: BRONNEN EN DEFINITIES
26
INLEIDING ZorgpleinNoord De arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK 1 is sterk regionaal bepaald. Stichting ZorgpleinNoord is een samenwerkingsverband van ruim 170 werkgevers in Groningen, Drenthe en een deel van Friesland. ZorgpleinNoord ondersteunt en adviseert hen en andere partijen, zoals het beroepsonderwijs, bij (strategische) arbeidsmarktactiviteiten. Goede arbeidsmarktinformatie is hierbij onmisbaar. Regioportret arbeid in zorg en welzijn in Groningen Dit Regioportret brengt de cijfermatige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in zorg en welzijn in de provincie Groningen in kaart. De gepresenteerde cijfers vormen voor de betrokken partijen een goede basis voor regionale arbeidsmarktactiviteiten, bijvoorbeeld op het terrein van voorlichting, personeelsvoorziening, opleiding- en mobiliteitsbeleid en onderwijs. Ze bieden tevens de context voor activiteiten in het kader van strategische personeelsplanning. De focus binnen dit rapport ligt op het verpleegkundig, (sociaal)agogisch en verzorgend personeel, ook wel VOV-personeel genoemd 2. Voorliggend rapport heeft betrekking op de regio Groningen en omvat de volgende gemeenten: Appingedam, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Veendam, Vlagtwedde, Winsum en Zuidhorn. Het regioportret is samengesteld door E’til in opdracht van Regioplus, het landelijk samenwerkingsverband van zestien werkgeversorganisaties in zorg en welzijn, waaronder ook ZorgpleinNoord. ZorgpleinNoord is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de regioportretten. Meer regionale arbeidsmarktinformatie vindt u via de onderstaande link: www.zorgpleinnoord.nl/arbeidsmarkt/arbeidsmarktinformatie. Voor vragen en opmerkingen over de regioportretten kunt u contact opnemen met Karin Doornbos, Onderzoeker/Adviseur (
[email protected]) of Ellen Offers, Hoofd Arbeidsmarkt en Onderwijs (
[email protected]).
1
2
Tot de zorg behoren de branches ziekenhuizen, GGZ (geestelijke gezondheidszorg), overige zorg, gehandicaptenzorg en VVT (verpleging, verzorging, thuiszorg). Tot WJK behoren de branches welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang. Voorheen werd (sociaal) agogisch aangeduid met opvoedkundig, vandaar de afkorting VOV.
2
1. REGIOSCHETS De regionale arbeidsmarkt is divers. Iedere regio heeft zijn eigen, typische kenmerken. Aan de aanbodkant kan gedacht worden aan verschillen in de kenmerken en de ontwikkeling van de beroepsbevolking. Aan de vraagzijde zijn er verschillen in bijvoorbeeld de sectorale samenstelling. Vanwege deze verschillen is het belangrijk om de arbeidsmarkt op regionaal niveau te monitoren. Dit hoofdstuk schetst de arbeidsmarkt van de provincie Groningen. Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing Figuur 1.1 toont de bevolkingspiramide voor Groningen. Te zien is het aantal mannen en vrouwen naar leeftijdscategorieën in 2013 en 2025. Opvallend is dat de bevolking sterk vergrijst. Met andere woorden, het aantal ouderen neemt toe. Het aantal 60-plussers kent een sterke toename tussen 2013 en 2025. Deze verandering in de leeftijdssamenstelling kan ook worden uitgedrukt met behulp van de indicator grijze druk. De grijze druk is de verhouding tussen het aantal 65-plussers en het aantal 20- tot 65-jarigen. De grijze druk laat een sterke stijging zien. In 2013 is de grijze druk 28,0%, tegenover 38,4% in 2025. Daarnaast is er ook nog de groene druk, oftewel de verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. In 2013 is de groene druk 35,3%. In 2025 is dit vrijwel gelijk gebleven. Figuur 1.1 laat wel zien dat het aantal 10 tot 20 jarigen relatief sterk daalt in 2025. Overigens blijft de bevolking als geheel in Groningen de komende jaren redelijk stabiel, zij stijgt zelfs met circa 7.000 personen. In 2013 heeft Groningen 581.700 inwoners, in 2025 zijn er dat 588.900. Wat betekent dit voor het onderwijs en de arbeidsmarkt? Door de daling van met name het aantal 10 tot 20 jarigen zal de instroom in de VOVopleidingen gaan dalen (mits het studiekeuzegedrag van jongeren niet verandert). Hierdoor zal ook de instroom vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt in de toekomst afnemen, terwijl het aantal ouderen dat met pensioen gaat, juist groeit als gevolg van de vergrijzing.
Leeftijden
Figuur 1.1 Samenstelling bevolking naar leeftijd en geslacht, Groningen, 2013 en 2025 95 e.o. 90-94 85-89 80-84 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
Bron: CBS, PBL, bewerking Etil
3
0
5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000
(Potentiële) beroepsbevolking Alle mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar vormen de potentiële beroepsbevolking. De potentiële beroepsbevolking kan verdeeld worden in de volgende groepen. - De werkzame beroepsbevolking bestaat uit alle 15- tot 65-jarigen die werk hebben voor twaalf uur of meer per week. Daarnaast heeft een deel geen werk van twaalf uur of meer per week maar is daar wel actief naar op zoek (werkloze beroepsbevolking). - De mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar die geen twaalf uur of meer per week werken en ook niet actief op zoek zijn naar werk, vormen de niet-beroepsbevolking. - Van de niet-beroepsbevolking wil een deel wel 12 uur of meer per week werken. Een ander deel wil, kan of hoeft dat niet om uiteenlopende redenen (zoals ziekte, opleiding/studie, VUT, andere inkomsten en zorgtaken). Figuur 1.2 geeft de samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van Groningen in 2012 weer. Figuur 1.2 Samenstelling potentiële beroepsbevolking in Groningen naar categorie, 2012
Bron: CBS
In 2012 waren er in potentie 393.300 mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt in Groningen. Daarvan hebben 264.700 mensen een baan van minimaal 12 uur per week, of zijn op zoek naar een baan. Bijna 40.000 mensen vormen de arbeidsreserve op de arbeidsmarkt in Groningen: deze mensen willen 12 uur of meer per week werken. Van deze groep zijn 19.800 personen actief op zoek naar een baan en op korte termijn beschikbaar. Doordat het aantal ouderen snel stijgt, en het aantal jongeren in de leeftijd van 15-19 jaar daalt (zie figuur 1.1), neemt de potentiële beroepsbevolking af. Figuur 1.3 toont dat de daling van het aantal 15- tot 65-jarigen in Groningen in 2011 reeds is ingezet: sindsdien neemt de potentiële beroepsbevolking jaarlijks af.
4
72,0% 70,0% 68,0% 66,0% 64,0% 62,0% 60,0% 58,0% 56,0%
1,5% 1,0% 0,5% 0,0% -0,5%
Arbeidsparticipatie
2,0%
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Procentuele ontwikkeling pot. ber. bevolking en ber. bevolking
Figuur 1.3 Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking, beroepsbevolking en arbeidsparticipatie, Groningen, 1998-2020
Potentiële beroepsbevolking
Beroepsbevolking
Arbeidsparticipatie
Bron: CBS, bewerking en prognose Etil
De potentiële beroepsbevolking daalt… Jaarlijks stromen er meer personen uit de potentiële beroepsbevolking dan erbij komen. Dit wordt met name veroorzaakt door de toename van het aantal ouderen.Sinds 2002 neemt ook het aantal jongeren licht af in Groningen. In 2011 leidden deze ontwikkelingen tot een daling van de potentiële beroepsbevolking. Naar verwachting houdt deze daling ook de komende jaren aan. In 2020 daalt de potentiële beroepsbevolking tot 387.000 personen, vergeleken met 393.300 personen in 2012. Het tempo van de verwachte jaarlijkse daling neemt af. De arbeidsparticipatie stijgt over het algemeen… De arbeidsparticipatie bepaalt de omvang van de beroepsbevolking. Deze geeft de verhouding weer tussen de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking en de potentiële beroepsbevolking. Sinds de jaren negentig neemt de arbeidsparticipatie in Groningen over het algemeen toe, met name door een stijging van de arbeidsparticipatie onder ouderen en vrouwen. In 2000 participeerde nog 52% van de vrouwen, in 2012 was dit gestegen tot 61% en in 2020 stijgt dit naar verwachting naar 66%. Overigens daalde de arbeidsparticipatie licht in 2009 en 2010, met name als gevolg van het zogenaamde ontmoedigingseffect. Door de economische crisis zagen mensen minder kansen op het vinden van een geschikte baan, waardoor zij zich (tijdelijk) niet meer aanboden op de arbeidsmarkt. Zo studeerden bijvoorbeeld jongeren langer door, of boden werklozen zich tijdelijk niet meer aan als werkzoekende. In 2011 nam de participatie weer toe, een ontwikkeling die zich naar verwachting de komende jaren voortzet. De totale verwachte arbeidsparticipatie in 2020 is 71%, tegenover 67% in 2012. …waardoor ook de beroepsbevolking toeneemt De beroepsbevolking laat over het algemeen een toename zien in de periode 1998-2013. In 2009 was er sprake van een lichte daling, als gevolg van de licht dalende arbeidsparticipatie. Doordat de potentiële beroepsbevolking nog toenam in omvang, was de afname van de beroepsbevolking beperkt. Sinds 2010 neemt de beroepsbevolking weer toe. In 2012 telde deze 264.700 personen. De komende jaren stijgt de beroepsbevolking ook, als gevolg van de stijgende arbeidsparticipatie. In 2020 bestaat de beroepsbevolking uit ongeveer 273.900 personen.
5
Werkgelegenheid Aandeel sector zorg en WJK in totale economie stijgt Als gevolg van de economische crisis is de totale werkgelegenheid in Groningen gedurende de periode 2008-2012 met ongeveer 1% afgenomen. De werkgelegenheid in de sector zorg en WJK is daarentegen toegenomen. Omdat de werkgelegenheid in de overige sectoren de laatste jaren daalde, is het werkgelegenheidsaandeel van de sector zorg en WJK in de totale economie gegroeid. Figuur 1.4 geeft de verdeling weer van de totale werkgelegenheid naar sector in 2008 en 2012. Het aandeel blijkt in 2012 te zijn gestegen tot 24%, vergeleken met 22% in 2008. De sector zorg en WJK is daarmee in 2012 de grootste sector binnen de Groningse economie. Andere belangrijke sectoren binnen de regio Groningen zijn overheid en onderwijs (17%) en industrie en handel en reparatie (beide 14%). Figuur 1.4 Verdeling totaal aantal arbeidsplaatsen naar sector, Groningen, 2008 en 2012
2008 1%
2012
1%
2%
2%
3%
4%
5%
5%
24%
Bouw Transport en communicatie
10%
11%
16%
Horeca 7%
7%
Zakelijke dienstverlening Handel en reparatie
17%
Industrie 14%
12% 16%
Bank- en verzekeringswezen Overige diensten
5% 22%
Landbouw en visserij
2%
14%
Overheid en onderwijs Zorg en welzijn
Bron: LISA, bewerking Etil
Vooruitzichten voor de korte termijn blijven negatief Voor de korte termijn, 2013 en 2014, gaat E,til uit van een verdere afname van de totale werkgelegenheid. Volgens de prognoses van het Centraal Plan Bureau krimpt de Nederlandse economie dit jaar met 1,25%. Minder economische activiteiten leiden in de regel tot minder vraag naar arbeid. In 2014 is naar verwachting sprake van een licht herstel en neemt de economische groei met 0,75% toe. Ondanks dit economische herstel neemt de werkgelegenheid in Nederland en in Groningen verder af. De reden hiervoor is dat werkgevers op dit moment nog ruim in hun personeel zitten. Voor de periode 20152018 verwacht E,til weer een beperkte werkgelegenheidsgroei in Groningen. Aandeel zelfstandigen in zorg en WJK neemt toe Het aandeel zelfstandigen binnen de sector zorg en WJK lag in Groningen in 2010 op 3,8% (ofwel 2.060 personen). In 2006 was dit aandeel nog 3,4%. Het aandeel zelfstandigen in de sector zorg en WJK ligt in Groningen lager dan het landelijk aandeel van 4,4%. Het is de verwachting dat dit aandeel de komende jaren zal toenemen als gevolg van een grote vraag naar flexibel inzetbare vakmensen in de sector zorg en WJK.
6
2. SECTORSCHETS In elke regio heeft de sector zorg en WJK een andere structuur, waardoor ontwikkelingen in de nabije toekomst net weer anders uitwerken. Dit hoofdstuk schetst daarom een beeld van de sector zorg en WJK in de regio, verdeeld over branches en kwalificaties, door te kijken naar werkgelegenheid, onderwijs en pendelstromen. Werkgelegenheidsstructuur Naar branche In tabel 2.1 is het aantal werknemers en hun kenmerken per branche weergegeven. Te zien is dat de sector zorg en WJK in 2012 in Groningen 52.170 werknemers kent. Een derde van alle werknemers werkt in de verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT), ook in de ziekenhuizen werken in verhouding veel mensen. In de jeugdzorg werken de minste mensen. Het aantal werknemers uit Groningen dat in de GGZ werkt, valt in de praktijk waarschijnlijk hoger uit. De grootste vestiging van Lentis ligt in Drenthe (Zuidlaren), terwijl een groot deel van de clientèle uit Groningen komt. Tabel 2.1 Werknemers in de sector zorg en WJK naar branche, Groningen, 2012*
Branches Ziekenhuizen
Aantal werknemers 2012 15.680
Deeltijd Gemiddelde factor leeftijd 0,80 41,6
Aandeel 55+ 17%
Aandeel 3531%
Aandeel vrouwen 72%
Aandeel allochtonen 10%
GGZ
1.900
0,82
40,1
15%
38%
69%
11%
Gehandicaptenzorg
6.580
0,77
39,6
13%
38%
79%
7%
17.220
0,60
41,9
16%
28%
92%
8%
5.100
0,71
40,9
14%
32%
81%
10%
910
0,88
38,0
9%
44%
68%
13%
2.570
0,70
34,5
5%
55%
94%
11%
2.220
0,78
41,9
17%
31%
70%
15%
81%
9%
47%
11%
84%
15%
47%
18%
VVT Zorg overig Jeugdzorg Kinderopvang
WMD Totaal zorg en WJK 52.170 0,72 40,9 15% 33% Groningen Totaal alle sectoren 230.980 0,78 39,7 15% 37% Groningen Totaal zorg en WJK 1.267.210 0,71 40,8 16% 34% Nederland Totaal alle sectoren 7.332.890 0,80 39,5 15% 37% Nederland * Voor de kenmerken van werknemers is gebruik gemaakt van gegevens over 2010. Bron: CBS, PGGM, bewerking Etil
In de sector zorg en WJK werken veel werknemers in deeltijd. In Groningen ligt de deeltijdfactor op 0,72 fte, deze factor is vergelijkbaar met die van heel Nederland, namelijk 0,71 fte. Vergeleken met alle sectoren in Groningen ligt de deeltijdfactor in de sector zorg en WJK lager. Van alle werknemers in de sector zorg en WJK in Groningen is 81% vrouw. De percentages verschillen echter per branche. In de kinderopvang is 94% van de werknemers vrouw terwijl dit in de jeugdzorg ’slechts’ 68% is. Gemiddeld zijn de werknemers 40,9 jaar oud. In de VVT en de WMD is men gemiddeld het oudst (41,9 jaar) en in de kinderopvang het jongst (34,5 jaar). Verder is 9% van alle werknemers in de zorg en WJK in Groningen allochtoon.
7
Naar VOV-kwalificatie Niet alle werknemers in de zorg en WJK werken in VOV-functies. In Groningen werken in 2012 naar schatting zo’n 31.680 werknemers in zogenaamde VOV-functies (61% van het totale aantal werknemers in de sector). Verdeeld naar branche, is het aandeel VOV-personeel het grootst in de gehandicaptenzorg (78%), kinderopvang (76%), gevolgd door VVT (74%) en WMD (68%). In de ziekenhuizen en GGZ ligt het aandeel VOV-personeel relatief laag met 44% en 58%. Verdeeld naar kwalificatie werken de meeste mensen in de regio Groningen als verzorgende (3) en verpleegkundige (4) in de sector zorg en WJK. De kwalificaties sociaal-cultureel werker (4), sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4) en sociaalcultureel werker (5) zijn klein in aantal werknemers. Tabel 2.2 Aantal werknemers (VOV-kwalificatie) in zorg en WJK naar kwalificatie, Groningen, 2012 Kwalificatie
VOV-werknemers 2012
Zorghulp (1)
1.420
Helpende zorg en welzijn (2)
1.040
Verzorgende (3)
8.940
Verpleegkundige (4)
6.980
Verpleegkundige (5)
2.920 90
Sociaal-cultureel werker (4) SAW (4)
3.600
SAW(3)
1.760 150
Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4)
710
Pedagogiek (5)
2.830
Sociaal-pedagogische hulpverlening (5) Maatschappelijk werk en dienstverlening (5)
940
Sociaal-cultureel werker (5)
290
Totaal VOV-personeel
31.680
Totaal zorg en WJK
52.180
Bron: CBS, PGGM, Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Verdeling inzet personeel naar directe en indirecte werkzaamheden Wat betreft de inhoud van de functie is in figuur 2.1 te zien dat ongeveer 61% van de werknemers in de sector zorg en WJK in de regio Groningen behoort tot het verpleegkundig, agogisch en verzorgend personeel. De resterende 39% van werknemers heeft een niet VOV-functie, bijvoorbeeld in management, facilitair, hotelfuncties of overige cliëntgebonden functies. De verdeling van het niet-VOV-personeel is gebaseerd op landelijke kengetallen. Regionale gegevens over de verdeling van functies binnen het niet-VOV-personeel zijn niet voorhanden. Inzicht in de samenstelling en omvang van het niet-VOV-personeel wordt steeds belangrijker, aangezien eventuele bezuinigingen door zorg- en WJK-organisaties in het niet-VOV-deel de noodzaak om op het VOV-personeel te bezuinigen minder noodzakelijk maken.
8
Figuur 2.1 Verdeling werkgelegenheid zorg en WJK naar directe en indirecte werkzaamheden, regio Groningen, 2012 3%
VOV-personeel 8%
3%
Onderzoek/academisch patientgebonden
6%
Management/staf
5%
Administratief
15%
61%
Facilitair Hotelfuncties Overig
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Contractomvang: relatief veel kleine banen Tabel 2.1 liet reeds zien dat veel werknemers in de zorg en WJK in deeltijd werken. In aanvulling daarop kan gekeken worden naar de contractomvang in de sector. Op basis van landelijke kengetallen is bekend dat 23% van de werknemers in de zorg en WJK een contract heeft van 36 uur of meer. 29% heeft een contract van 28 tot 36 uur, 30% werkt 20 tot 28 uur per week, terwijl 14% een contract heeft van 12 tot 20 uur. Tot slot heeft 4% van de werknemers een contract tot 12 uur per week. De sector als geheel kent daarmee relatief veel kleine banen. Verdeeld naar branche zijn er grote verschillen, zie figuur 2.2. Figuur 2.2 Contractomvang in uren per week naar branche, 2012, Nederland 100%
80%
28%
22%
15%
13%
7%
11%
15% 20%
44% 24%
60%
34%
40%
36% 41%
35%
0%
20% 7% 1%
36%
29% 36 uur of meer
42%
34%
24% 6% 1%
23%
32% 30%
20%
19%
30%
41% 28%
30%
15%
14%
4%
3%
21%
20% 6%
12%
7%
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
9
28%
30%
12%
14%
5%
4%
19% 7% 2%
38 tot 36 uur 20 tot 28 uur 12 tot 20 uur tot 12 uur
Instroom in het onderwijs Van het totaal aantal leerlingen in het MBO in Groningen stroomt jaarlijks tussen de 30% en 35% van het aantal leerlingen in een zorg en WJK-opleiding in. Het grootste deel stroomt in in een VOV-opleiding zorg (ruim 14% in 2011). Het aandeel dat een VOVopleiding welzijn gaat volgen bedraagt 10% en het deel dat een overige zorg- en welzijnsopleiding gaat volgen, bedraagt ruim 7%. Figuur 2.3 Ontwikkeling instroom zorg- en welzijnsopleidingen in het MBO ten opzichte van totale instroom in het MBO (2006-2011), Groningen
2011
14,3%
2010
10,1%
15,4%
2009
9,2%
13,2%
2008
5%
8,4%
9,4%
14,8% 0%
7,9%
9,2%
15,6%
2006
7,5%
9,4%
12,4%
2007
7,2%
9,3%
9,4% 10%
15%
9,4%
20%
25%
30%
35%
40%
Aandeel VOV-zorgopleidingen Aandeel VOV-welzijnsopleidingen Aandeel overige zorg- en welzijnsopleidingen Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil
Figuur 2.4 toont de instroom van leerlingen en studenten in de VOV-opleidingen zorg en WJK voor de periode 2006-2012. Na een afname in 2008 is de totale instroom van leerlingen in de periode 2009-2010 weer toegenomen. Mogelijke verklaring voor deze instroomontwikkeling is de economische crisis, waardoor (tijdelijk) meer leerlingen voor een VOV-opleiding in de zorg en WJK kozen vanwege de goede baanperspectieven in de gezondheidssector die er toen waren. In 2012 bedroeg de instroom ruim 3.140. Het aandeel MBO-BBL (leertype waarbij werken en leren gecombineerd wordt) variërende de afgelopen lopen het meest. Het aantal leerlingen dat een HBO-opleiding groeide licht.
10
Figuur 2.4 Ontwikkeling instroom in VOV-opleidingen zorg en WJK naar leerweg, Groningen, 20062012
3.100 3.000
100% 25%
26%
27%
29%
27%
28%
28%
80% 16%
21%
19%
17%
14%
16%
17%
60%
2.900 40% 2.800
58%
54%
55%
54%
58%
56%
55%
20%
2.700 2.600
0% 2006
2007 MBO - BOL
2008
2009
MBO - BBL
2010
2011
HBO
Procentuele verdeling VOV-opleidingen naar leerweg
Ontwikkeling totale instroom VOV-opleidingen
3.200
2012 Totaal
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking en prognoses Etil
Opleidingslocaties Figuur 2.5. laat zien aan welke ROC’s leerlingen wonend in de provincie Groningen een MBO zorg- of WJK-opleiding volgen. Daarbij wordt de procentuele verdeling van het totaal aantal leerlingen zorg en WJK naar ROC 3 gegeven. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt wat belangrijke MBO-opleidingslocaties zijn voor zorg en WJK in Groningen. Te zien is dat het Noorderpoort de instelling is met verreweg het grootste aantal leerlingen: maar liefst 61% van de deelnemers volgt hier een opleiding. Figuur 2.5 Verdeling deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK in Groningen naar ROC in het schooljaar 2012/2013
Noorderpoort Groningen
5% 3% 7%
ROC Alfa-college Groningen ROC Drenthe College Emmen
23% 61%
ROC Menso Alting Groningen Overig
Bron: Calibris, bewerking Etil
3
De gegevens hebben betrekking op de totale vestiging van het ROC en zijn momenteel nog niet beschikbaar op het niveau van nevenvestigingen.
11
Leerlingen Op 1 oktober 2011 staan ruim 19.600 MBO-leerlingen en ruim 20.700 HBO-leerlingen ingeschreven bij de verschillende onderwijsinstellingen in Groningen. De samenstelling van de MBO- en HBO-populatie staat weergegeven in figuur 2.6. Het aantal MBOdeelnemers in de zorg en WJK-opleidingen die opleiden tot een VOV-kwalificatie, bedraagt in 2011 bijna 4.800 deelnemers (aandeel van 24%). Van deze deelnemers volgen ruim 3.900 personen het BOL-traject (20%) en zo’n 870 personen het BBL-traject (4%). Het aantal HBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen bedraagt in 2011 ongeveer 2.600 personen; de opleidingen hebben daarmee een aandeel van 13% in de totale HBO-populatie. Figuur 2.6 Samenstelling MBO- en HBO-deelnemers in de VOV-opleidingen in Groningen in het schooljaar 2011/2012
HBO-deelnemers 2011
MBO-deelnemers 2011
2.590 13%
3.920 20% 870 4% 14.830 76%
Z&WJK BOL
Z&WJK HBO
Z&WJK BBL Overig HBO
Overig MBO 18.120 87%
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil
Gediplomeerden In tabel 2.3 wordt het aantal gediplomeerden voor alle VOV-opleidingen en voor het MBO naar leerweg weergegeven4. In het schooljaar 2012/2013 bedraagt het aantal VOVgediplomeerden in het MBO en het HBO respectievelijk 1.750 en 500. Totaal zijn er dus 2.240 gediplomeerden in VOV-opleidingen voor de sector zorg en WJK. Bij de MBOgediplomeerden heeft 67% de leerweg BOL gevolgd en 29% de leerweg BBL. De overige 4% bestaat uit extranei. Extranei zijn studenten die alleen ingeschreven staan als examendeelnemer en dus geen lessen volgen van de betreffende opleiding.
4
Het aantal gediplomeerden in VOV-opleidingen zorg en WJK is geprognosticeerd voor het schooljaar 2012/2013.
12
Tabel 2.3 Verwachte aantal gediplomeerden in de VOV-opleidingen zorg en WJK in Groningen in het schooljaar 2012/2013 Kwalificaties Zorghulp (niveau 1)
Aantal 2012 Aandeel BOL 60 82%
Aandeel BBL 0%
Aandeel extranei 18%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
330
74%
19%
7%
Verzorgende (niveau 3)
270
44%
50%
6%
Verpleegkundige (niveau 4)
150
84%
16%
0%
Verpleegkundige (niveau 5)
200
Sociaal-cultureel werker (niveau 4)
20
92%
8%
0%
Sociaal-pedagogisch werker (niveau 4)
480
79%
21%
0%
Pedagogisch werker (niveau 4)
130
88%
12%
0%
Oud-agogisch (niveau 4)
240
73%
27%
0%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4)
100
82%
18%
0%
Sociaal-pedagogisch werker (niveau 3)
440
52%
44%
4%
Pedagogisch werker (niveau 3)
130
100%
0%
0%
Oud-agogisch (niveau 3)
120
44%
42%
14%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3)
180
22%
78%
0%
67%
29%
4%
Pedagogiek (niveau 5)
20
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
160
Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5)
110
Cultureel-maatschappelijke vorming (niveau 5)
10
Totaal zorg en WJK
2.240
Totaal zorg en WJK MBO
1.750
Totaal zorg en WJK HBO
500
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, raming Etil
Niet alle VOV-gediplomeerden gaan werken in de zorg en WJK. Een deel kiest voor een vervolgopleiding en gaat mogelijk pas later in de zorg en WJK werken. Dit geldt met name voor de lagere niveaus. Een ander deel gaat werken in een andere sector of wordt inactief. Hoeveel VOV-gediplomeerden uiteindelijk kiezen voor een baan in de sector zorg en WJK wordt uitgedrukt in het sectorrendement. Het sectorrendement wordt toegelicht in de volgende paragraaf, samen met het onderwijsrendement. Onderwijs- en sectorrendement Het aantal leerlingen dat vanuit het onderwijs instroomt op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK, is afhankelijk van het onderwijs- en sectorrendement van de VOVopleidingen. Het onderwijsrendement is de mate waarin studenten na instroom een diploma halen. Het sectorrendement is het percentage gediplomeerden van een VOVopleiding dat een jaar na diplomering werkzaam is in de sector zorg en WJK. Het regionale sectorrendement wordt bepaald op basis van de woonregio van de gediplomeerde. Door het onderwijsrendement te vermenigvuldigen met het sectorrendement ontstaat een gecombineerd rendement dat aangeeft in welke mate leerlingen die in een VOV-opleiding instromen, later op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK terechtkomen. Tabel 2.4 toont het onderwijs-, sector- en gecombineerd rendement per VOV-opleiding.
13
Tabel 2.4 Onderwijsrendement, sectorrendement en gecombineerd rendement van de VOVopleidingen in Groningen Onderwijsrendement 61,3%
Sectorrendement 30,7%
Gecombineerd rendement 18,8%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
62,4%
46,8%
29,2%
Verzorgende (niveau 3)
63,7%
89,2%
56,8%
Verpleegkundige (niveau 4)
49,1%
87,4%
42,9%
Verpleegkundige (niveau 5)
56,7%
87,5%
49,6%
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
54,8%
14,7%
8,1%
Pedagogisch werker (niveau 4)
50,3%
78,7%
39,6%
Oud agogisch (niveau 4)
69,1%
56,9%
39,3%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4)
51,0%
88,0%
44,9%
Pedagogisch werker (niveau 3)
67,6%
75,3%
50,9%
Oud agogisch (niveau 3)
59,7%
59,0%
35,2%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3)
56,5%
86,5%
48,8%
Pedagogiek (niveau 5)
53,5%
63,1%
33,7%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
51,6%
71,7%
37,0%
Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5)
51,0%
57,7%
29,4%
Cultureel maatschappelijke vorming (niveau 5)
34,0%
35,3%
12,0%
Zorghulp (niveau 1)
Bron: CBS, bewerking Etil
Uit tabel 2.4 blijkt dat het sectorrendement hoog is voor de opleiding tot verzorgende (niveau 3) medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4), verpleegkundige (niveau 4 en 5). Ruim 87% van de leerlingen heeft binnen een jaar na diplomering een baan in de sector zorg en WJK. Laag is het sectorrendement voor de opleidingen sociaal cultureel werker (niveau 4) en zorghulp (niveau 1). Het gecombineerde rendement is hoog voor de opleidingen verzorgende (niveau 3), pedagogisch werker (niveau 3) en verpleegkundige (niveau 5), met een rendement van 50% of meer. Laag is het gecombineerde rendement voor de opleiding sociaal cultureel werker (niveau 4), cultureel maatschappelijke vorming (niveau 5) en zorghulp (niveau 1). Nog geen 20% van de ingestroomde leerlingen in deze opleidingen vindt een baan in deze richting.
14
Pendel De regionale arbeidsmarkt is geen gesloten systeem. Veel werknemers pendelen dagelijks naar een andere gemeente (of zelfs provincie) dan waar ze woonachtig zijn. Dit komt onder andere door verschillen in de concentratiedichtheid van banen, regionale woningmarkten en woonvoorkeuren. De afgelopen jaren is het woon-werkverkeer toegenomen door een toename van de werkgelegenheid, maar ook door de problemen op de woningmarkt en een toename van het aantal tweeverdieners waardoor verhuizen naar de werkgemeente niet altijd mogelijk is. Bij pendel wordt normaliter onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse pendel. Bij binnenlandse pendel gaat het om woon-werkverkeer binnen Nederland; bij buitenlandse pendel gaat het om grensoverschrijdend woon-werkverkeer. Veel van deze pendelgegevens worden jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzameld via registratie- en enquêtebestanden. Hierdoor heeft het CBS goed zicht op de pendelbewegingen van personen die in loondienst in Nederland werken. Er is bekend hoeveel inwoners van een ander land in Nederland werken (inkomende buitenlandse pendel). Omdat deze gegevens niet voor het buitenland beschikbaar zijn, is onduidelijk hoeveel inwoners van Nederland in het buitenland werkzaam zijn (uitgaande buitenlandse pendel). Binnenlandse pendel In Groningen is sprake van een negatief binnenlands pendelsaldo van werknemers. In 2010 bedroeg het pendelsaldo voor alle sectoren -8.710 en voor de sector zorg en WJK -1.320. Ruim 8.800 inwoners van Groningen verlaten de provincie om elders in de zorg en WJK te gaan werken, terwijl bijna 7.500 mensen de omgekeerde beweging maken. Per saldo verlaten meer werknemers in de sector zorg en WJK de provincie. Figuur 2.7 geeft de binnenlandse pendelstromen en –saldi grafisch weer voor de zorg en WJK en alle sectoren in 2010. Figuur 2.7 Binnenlandse pendel van werknemers in de sector zorg en WJK en alle sectoren, 2010 60.000 50.040
50.000
41.330
40.000 30.000 20.000 10.000
7.490
8.810
0 -1.320
-10.000
-8.710
-20.000 zorg en WJK Groningen Inkomende pendel
Alle sectoren Groningen
Uitgaande pendel
Bron: CBS, bewerking Etil
15
Pendelsaldo
Tabel 2.5 toont de belangrijkste pendelbewegingen van en naar Groningen voor de sector zorg en WJK. Uit deze tabel blijkt dat de populairste bestemmingen om vanuit Groningen in de sector zorg en WJK te gaan werken, de naburige provincies Drenthe en Friesland zijn. Werknemers die naar Groningen pendelen om te werken komen vaak ook uit Drenthe en Friesland. Tabel 2.5 Top-3 inkomende en uitgaande pendelstromen in zorg en WJK Groningen, 2010 Inkomende pendel Regio van herkomst
Uitgaande pendel
Drenthe
Regio van bestemming 5.210 Drenthe
5.330
Friesland
1.750 Friesland
1.960
IJsselvecht
160 IJsselvecht
250
Bron: CBS, bewerking Etil
Buitenlandse pendel Er zijn alleen gegevens beschikbaar over de inkomende buitenlandse pendel van werknemers. In totaal komen 1.630 mensen die in het buitenland wonen naar Groningen om te werken. Daarvan hebben 170 mensen een baan in de sector zorg en WJK. Tabel 2.6 Inkomende buitenlandse pendel van werknemers, 2010 Zorg en WJK Nederland Groningen Bron: CBS, bewerking Etil
Alle sectoren
9.780
179.160
170
1.630
Mobiliteit van gediplomeerden Tot nu toe is de pendel van werknemers besproken. Daarnaast is het ook mogelijk dat gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden, in een andere regio gaan werken dan de regio waarin ze in het jaar van afstuderen woonden. In Groningen betreden jaarlijks zo’n 1.100 gediplomeerden de arbeidsmarkt. Hiervan komen ongeveer 120 gediplomeerden vanuit andere regio’s. Jaarlijks gaan er echter circa 230 gediplomeerden uit Groningen aan het werk in andere regio’s, waarbij de bestemming in bijna 60% van de gevallen de provincie Drenthe is. Per saldo verliest Groningen dus gediplomeerden aan andere regio’s.
16
3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Het kabinet Rutte II wil de kwaliteit van zorg en welzijn verbeteren door de burger centraal te stellen. Tegelijkertijd wil het kabinet de oplopende kosten van zorg en welzijn beteugelen. Om dit te bereiken is in het Regeerakkoord 5 een groot aantal maatregelen aangekondigd. In meerdere opzichten betekenen deze maatregelen een trendbreuk met het verleden. Niet alleen neemt het groeitempo van de uitgaven af, ook wordt de zorg (care) anders georganiseerd. In dit hoofdstuk geven we een eerste doorkijk van de verwachte arbeidsmarktgevolgen van het Regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in de regio Groningen. Onzekerheden en interpretatie prognoses In het verleden was sprake van een gestage groei van het aantal werkenden in de zorg en WJK. Dit beeld gaat de komende jaren veranderen. Deze trendbreuk met het verleden en de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de uitvoering van de langdurige zorg en ondersteuning (care) brengt de nodige onzekerheid voor beleidsmakers met zich mee. De behoefte aan inzicht in toekomstige ontwikkelingen is daardoor groot. Momenteel is het echter lastig om de precieze gevolgen van het Regeerakkoord inzichtelijk te maken, aangezien er nog veel zaken onzeker zijn. In de prognoses die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd, maken we daarom gebruik van aannames over deze onzekerheden. Bij de interpretatie van de regionale prognoses dient hiermee rekening te worden gehouden. Het doel van de prognoses is dan ook niet om toekomstige tekorten of overschotten aan personeel exact te voorspellen, maar om de partijen op de arbeidsmarkt een eerste inzicht te geven in de arbeidsmarktgevolgen van het regeerakkoord voor Groningen. Op basis van deze inzichten kan vervolgens het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten. Bij de beschrijving van de prognoseresultaten wordt achtereenvolgens ingegaan op de uitbreidingsvraag (groei of krimp werkgelegenheid), de vervangingsvraag, het (toekomstige) aanbod van VOV-personeel en de confrontatie tussen vraag en aanbod. Gezien de onzekerheden worden de prognoseresultaten op hoofdlijnen beschreven. Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. In de zorg en WJK wordt de uitbreidingsvraag, zowel landelijk als regionaal, sterk bepaald door beschikbare financiële middelen. Momenteel is het onzeker hoeveel middelen in de toekomst precies naar de verschillende branches gaan. Gemeenten kunnen namelijk zelf beslissen hoe de middelen die zij ontvangen van de rijksoverheid voor de verschillende zorg- en welzijnsfuncties, worden ingezet. Bij de prognoses van de uitbreidingsvraag hebben we de aanname gemaakt dat de beschikbare middelen worden ingezet voor de zorg- en welzijnsfuncties op de wijze waarop dat ook in het basisjaar 2012 is gedaan. Met andere woorden, er wordt door deze aanname geen rekening gehouden met de gevolgen van keuzes die gemeenten gaan maken over de inzet van middelen of met mogelijk hogere uitvoeringskosten bij de gemeenten zelf.
5
En daarop volgende akkoorden en plannen. In dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen verwerkt tot en met september 2013. In het algemeen is er op alle politieke niveaus nog besluitvorming gaande.
17
Naast de beschikbare middelen zijn regionale ontwikkelingen in het ziekteverzuim, de zorgvraag, arbeidsproductiviteit en de deeltijdfactor van invloed op de uiteindelijke uitbreidingsvraag. Figuur 3.1 laat de verwachte uitbreidingsvraag voor Groningen zien in voor de zorg- en WJK-branches. Figuur 3.1 Uitbreidingsvraag branches zorg en WJK, Groningen, 2013-2017 Ziekenhuizen GGZ Overige zorg Gehandicaptenzorg VVT Kinderopvang Jeugdzorg WMD Totaal -2.000
-30 -70 140 70 -1.010
-350 -160 -420
-1.840 -1.500
-1.000
-500
0
500
Bron: Etil
De totale uitbreidingsvraag voor de sector zorg en WJK in de regio Groningen is gedurende de periode 2013-2017 negatief met 1.840 personen (-4%). Er is wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en de WJK-branches. In de zorgbranches is in de regio Groningen sprake van een afname van -2%, terwijl de afname in de WJKbranches met -16% veel sterker is. Hierna gaan we kort in op de gehanteerde aannames voor de uitbreidingsvraag in Groningen naar branche. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat veel beleidsmaatregelen op een specifiek moment betrekking hebben waardoor de uitbreidingsvraag in een branche gedurende de periode 2013-2017 sterk kan fluctueren. Ziekenhuizen: in de ziekenhuizen is een nieuw bestuurlijk akkoord afgesloten, waarin afgesproken is de groeiruimte van de financiële middelen in 2014 en de drie jaren erna te beperken. Gezien deze afspraken en de aanname dat er in de ziekenhuizen sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Groningen binnen de ziekenhuizen beperkt negatief zal zijn. GGZ: voor de GGZ is overeenstemming bereikt over de verlenging van het bestuurlijke akkoord 2013-2014 dat in 2012 is afgesloten. Ook in dit akkoord is afgesproken de groeiruimte in 2014 tot 1,5% en in de jaren erna tot 1% te beperken. Vanwege deze afspraken en de aanname dat binnen de GGZ sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Groningen voor de GGZ de komende jaren beperkt negatief zal zijn. Gehandicaptenzorg: in de gehandicaptenzorg gaan we voor de komende jaren uit van een bescheiden groei van de uitbreidingsvraag in Groningen. In het jaar 2015 wordt de (negatieve) invloed van de beleidsmaatregelen voor de langdurige zorg en ondersteuning zichtbaar. VVT: De verwachting is dat de uitbreidingsvraag in VVT de komende jaren daalt. Bij de interpretatie van deze ontwikkeling is het van belang om te realiseren dat er in de VVT meerdere beleidsmaatregelen door elkaar heen spelen. In de langdurige zorg is vanaf 2015 sprake van een verschuiving van intramurale naar extramurale zorg. Hierdoor nemen de middelen voor de thuiszorg toe, terwijl de middelen in de intramurale verpleging en verzorging juist afnemen. Daarbij wordt in de thuiszorg ook de huishoudelijk hulp verleend. Hierop wordt in het regeerakkoord met ingang van 2015 sterk bezuinigd (40%).
18
Het totale effect van de beleidsmaatregelen voor de thuiszorg is echter positief, waardoor we voor de thuiszorg in Groningen uitgaan van een positieve uitbreidingsvraag. Kinderopvang: voor de kinderopvang wordt een negatieve uitbreidingsvraag in Groningen verwacht. Tot aan 2015 wordt een aanzienlijke afname van de uitbreidingsvraag verwacht als gevolg van een hogere ouderbijdrage en de oplopende werkloosheid (onder ouders). Daarna is weer sprake van een beperkte toename van de uitbreidingsvraag. Jeugdzorg: de uitbreidingsvraag in de branche jeugdzorg staat onder druk als gevolg van de invoering van de nieuwe wet jeugdzorg. Deze nieuwe wet gaat gepaard met een (landelijke) korting op het budget die oploopt tot 15% in 2017. Voor de regio Groningen gaan we uit van een negatieve uitbreidingsvraag in de sector jeugdzorg. WMD: de verwachting is dat Groningse gemeenten net als in de afgelopen jaren blijven bezuinigen op de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Het gevolg hiervan is een negatieve uitbreidingsvraag voor de sector WMD. In tabel 3.1 is de vraag naar VOV-personeel weergegeven per kwalificatie. In 2017 is in Groningen de vraag naar VOV-personeel ongeveer 1.400 werknemers lager dan in 2012. Voor de meeste VOV-kwalificaties neemt de vraag in de periode 2013-2017 af. De vraag naar zorghulpen (niveau 1) neemt het sterkst af, hetgeen het gevolg is van de budgettaire korting op huishoudelijke hulp. Ook de vraag naar sociaal cultureel werkers (niveau 4) en helpenden zorg en welzijn (niveau 2) neemt met bijna 10% af. Niet voor alle zorgkwalificaties daalt de uitbreidingsvraag. De vraag naar verpleegkundigen (niveau 4 en 5) neemt in Groningen toe. Dit is het gevolg van de relatief gunstige ontwikkelingen in de ziekenhuizen en de GGZ, branches waarin in verhouding veel verpleegkundigen werken. Daarnaast investeert het kabinet in de wijkverpleegkundigen waardoor de vraag naar verpleegkundigen in de thuiszorg fors toeneemt. Voor alle agogische kwalificaties daalt de vraag naar personeel. Tabel 3.1 Uitbreidingsvraag werknemers met een VOV-kwalificatie, Groningen, 2013-2017 VOV-kwalificaties
Werknemers Werknemers
Abs. ontw.
% Ontw.
2013-2017 180
2013-2017 6%
Verpleegkundige (niveau 5)
(VOV) 2012 2.920
(VOV) 2017 3.100
Verpleegkundige (niveau 4)
6.980
7.060
70
1%
Verzorgende (niveau 3)
8.940
8.410
-540
-6%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.040
950
-90
-9%
Zorghulp (niveau 1)
1.420
870
-550
-38%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
2.830
2.710
-120
-4%
Sociaal cultureel werker (niveau 5)
290
270
-20
-7%
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
90
80
-10
-9%
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5)
940
880
-70
-7%
Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
150
140
-10
-7%
Pedagogiek (niveau 5)
710
690
-20
-3%
SAW (niveau 4)
3.600
3.430
-170
-5%
SAW (niveau 3)
1.760
1.700
-60
-4%
31.680
30.280
-1.400
-4%
Totaal VOV-personeel Bron: Etil
19
Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers in zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van de uitstroom meegenomen, te weten: uitstroom naar overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); uitstroom naar uitkering en inactiviteit; uitstroom naar pensioen; uitstroom naar opscholing (exclusief doorscholing); uitstroom naar een andere regio (pendel). Tabel 3.2 geeft een overzicht van de totale uitstroom van werknemers met een VOVkwalificatie. In Groningen stromen gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 11.700 werknemers met een VOV-kwalificatie uit de sector zorg en WJK, hetgeen ongeveer 37% is van het totale VOV-personeel in het realisatiejaar 2012 en gemiddeld 7% per jaar. Gedurende deze periode gaan in Groningen ongeveer 1.510 personen, 13% van de totale uitstroom van werknemers, uit de zorg en WJK met pensioen. Bij het vaststellen van deze uitstroom is rekening gehouden met een toename van de gemiddelde uittredeleeftijd van 63,5 jaar naar 64,3 jaar in 2017. De uitstroom naar overige bedrijfstakken, uitkeringen en inactiviteit hangt samen met de ontwikkelingen in de vraag naar VOV-personeel. Indien de uitbreidingsvraag sterker afneemt, neemt de uitstroom van personeel naar deze bestemmingen sterker toe. Om een goed totaalbeeld te krijgen van de totale wervingsbehoefte van zorg- en welzijnsorganisaties zijn in tabel 3.2 ook gegevens opgenomen over de verwachte wervingsbehoefte. De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt vervangen. De totale wervingsbehoefte in Groningen in de sector zorg en WJK is gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 10.300 personen (ruim 2.000 personen per jaar), hetgeen ongeveer 32% van het VOVpersoneel is in het jaar 2012 en gemiddeld 6% per jaar. Tabel 3.2 Uitstroom en wervingsbehoefte van werknemers met een VOV-kwalificatie, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers 2012, Groningen, 2013-2017 werknemers
uitstroom werknemers
(VOV) 2012
2013-2017
Wervingsbehoefte 2013-2017
abs.
%
abs.
%
Verpleegkundige (niveau 5)
2.920
670
23%
850
29%
Verpleegkundige (niveau 4)
6.980
2.010
29%
2.080
30%
Verzorgende (niveau 3)
8.940
2.280
26%
1.740
19%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.040
1.030
99%
940
90%
Zorghulp (niveau 1)
1.420
1.310
92%
760
54%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
2.830
1.040
37%
920
33%
290
160
55%
140
48%
Sociaal cultureel werker (niveau 5) Sociaal cultureel werker (niveau 4)
90
60
67%
50
56%
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5)
940
500
53%
430
46%
Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
150
80
51%
70
47%
Pedagogiek (niveau 5)
710
440
61%
420
59%
3.600
1.270
35%
1.100
31%
SAW (niveau 4) SAW (niveau 3) Totaal VOV-personeel Bron: Etil
20
1.760
850
48%
790
45%
31.680
11.690
37%
10.290
32%
Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Tegenover de wervingsbehoefte van VOV-personeel staat de instroom van VOV-personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodcategorieën: instroom vanuit onderwijs/instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing); instroom vanuit overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); instroom vanuit uitkeringen en inactiviteit; instroom vanuit een andere regio (pendel). In tabel 3.3 is de totale (potentiële) instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in Groningen weergegeven voor de periode 2013-2017. Gedurende de periode 20132017 gaan we ervan uit dat ongeveer 14.700 werknemers (gemiddeld bijna 3.000 personen per jaar) met een VOV-kwalificatie op de arbeidsmarkt zullen instromen in Groningen. Vooral de agogische kwalificaties en de lagere zorgopleidingen hebben ten opzichte van het aantal werknemers in 2012 een relatief hoge instroom van werknemers. Gezien het grote aandeel van de aanbodcategorie instroom vanuit onderwijs is deze ook separaat in tabel 3.3 opgenomen. Opleidingen zorg en welzijn waren en zijn nog steeds populair onder leerlingen. Vanuit het onderwijs stromen daardoor in Groningen ruim 7.800 nieuwe werknemers (bijna 1.600 gemiddeld per jaar) met een VOV-kwalificatie in op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. De instroom vanuit onderwijs is goed voor meer dan de helft van de totale instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie. De totale instroom vanuit het onderwijs neemt gedurende de periode 2013-2017 beperkt af, hetgeen vooral komt door de afname van de instroom uit de agogische opleidingen. Tabel 3.3 Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie, uit het onderwijs en totale instroom, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012, Groningen, 2013-2017 VOV-kwalificaties
Werknemers (VOV) 2012
Instroom vanuit onderwijs 20132017
Totale instroom 2013-2017
Verpleegkundige (niveau 5)
2.920
abs. 940
Verpleegkundige (niveau 4)
6.980
650
9%
1.590
23%
Verzorgende (niveau 3)
8.940
1.410
16%
2.990
33%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.040
680
65%
840
81%
Zorghulp (niveau 1)
1.420
190
13%
1.400
99%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
2.830
460
16%
1.280
45%
290
10
3%
120
41%
Sociaal cultureel werker (niveau 5) Sociaal cultureel werker (niveau 4)
% 32%
abs. 1.330
% 46%
90
10
11%
40
44%
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5)
940
250
27%
530
56%
Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
150
0
0%
40
27%
Pedagogiek (niveau 5)
710
50
7%
380
54%
SAW (niveau 4)
3.600
1.200
33%
1.870
52%
SAW (niveau 3)
1.760
1.970
112%
2.260
128%
31.680
7.830
25%
14.670
46%
Totaal VOV-personeel Bron: Etil
21
Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) In de voorgaande paragrafen is achtereenvolgens ingegaan op de prognoses van de uitbreidingsvraag, de vervangingsvraag en de instroom van werknemers met een VOVkwalificatie. Door deze onderdelen bij elkaar te brengen kan worden bepaald of er tekorten dan wel overschotten aan personeel dreigen te ontstaan. Figuur 3.2 geeft een overzicht van de verwachte overschotten aan werknemers met een VOV-kwalificatie in Groningen in de periode 2013-2017 binnen de sector zorg en WJK. Voor het totaal van het VOV-personeel dreigt in Groningen de komende jaren een overschot te ontstaan dat oploopt tot circa 4.000 personen in 2017. Vooral in 2015, het jaar waarin veel beleidsmaatregelen uit het Regeerakkoord worden ingevoerd, is het dreigende overschot aan VOV-personeel groot. Figuur 3.2 Overschot aan werknemers met een VOV-kwalificatie in periode 2013-2017 (uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012), Groningen
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
39%
13%
9% zorg
WJK
zorg en WJK
Bron: Etil
Figuur 3.2 geeft een eerste inzicht in de arbeidsmarktgevolgen van voorgenomen beleid voor Groningen. Bij de interpretatie van deze onderzoeksresultaten dient rekening te worden gehouden dat er momenteel nog geen harde uitspraken gedaan kunnen worden over de omvang van de verwachte tekorten en overschotten naar branches en kwalificaties. De reden hiervoor is dat de onzekerheden daarvoor momenteel nog te groot zijn. De onzekerheden hebben met name betrekking op de keuzes van gemeenten en zorg- en WJK-organisaties naar aanleiding van de voorgenomen beleidsmaatregelen. Daarnaast is het ook lastig om de veranderde dynamiek in de sector zorg en WJK, van sterke groei naar krimp, te prognosticeren. Prognoses zijn namelijk voor een deel gebaseerd op historische gegevens. We kiezen er dan ook voor de verwachte tekorten/overschotten binnen de sector zorg en WJK weer te geven met behulp van de indicator kans op een baan. De indicator kans op baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel. Als de tekorten groter worden, stijgt de kans om een baan te vinden in de sector zorg en WJK. In tabel 3.4 is de gehanteerde afbakening van de indicator kans op een baan inclusief de bijbehorende namen van de categorieën weergegeven.
22
Tabel 3.4 Afbakening indicator kans op een baan Aandeel discrepantie t.o.v. werknemers 2012 1. Overschot > 15% van werknemers 2012 2. Overschot > 2,5% van werknemers 2012 & Overschot ≤ 15% van werknemers 2012 3. Overschot ≤ 2,5% van werknemers 2012 & tekort < -2,5% van werknemers 2012 4. Tekort ≥ -2,5% van werknemers & tekort < -15% van werknemers 2012 5. Tekort ≥ -15% van werknemers 2012
Symbool -
Toelichting Geringe kansen
=/-
Matige kansen
= =/+ +
Voldoende kansen Ruim voldoende kansen Goede kansen
Of er in de toekomst sprake is van overschotten of tekorten, en daarmee een geringe of goede kans op een baan, verschilt sterk tussen de verschillende VOV-kwalificaties. Tabel 3.5 geeft een overzicht van de baankansen van de verschillende VOV-kwalificaties in Groningen. Bij de zorgkwalificaties zijn de baankansen het minst goed voor zorghulpen (niveau 1) en verzorgenden (niveau 3). Ook voor werknemers met een agogische kwalificatie is de kansen op het vinden van een baan matig of gering. De kans voor het vinden van een baan is het klein voor personeel met een pedagogische kwalificatie op niveau 3 en 4. Personeel met dit type kwalificatie is vaak werkzaam in de kinderopvang, een branche waar de vraag naar personeel sterk afneemt. Het aanbod van personeel neemt nog steeds sterk toe, met geringe kans op het vinden van een baan tot gevolg. De kwalificatie waar sprake is van ruim voldoende baankansen is verpleegkundige (niveau 4). Voor deze kwalificatie wordt een tekort aan personeel verwacht in Groningen, hetgeen het gevolg is van de relatief gunstige ontwikkeling van de vraag naar personeel in ziekenhuizen. Daarnaast investeert het kabinet in wijkverpleegkundigen, waardoor de vraag naar deze kwalificatie in de thuiszorg toeneemt. Ook voor de kwalificatie sociaal cultureel werker (niveau 5) zijn de kansen op een baan (ruim) voldoende. Tabel 3.5 Indicatie kans op een baan voor instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in de periode 2013-2017, naar VOV-kwalificaties, Groningen VOV-kwalificaties Verpleegkundige (niveau 5) Verpleegkundige (niveau 4) Verzorgende (niveau 3) Helpende zorg en welzijn (niveau 2) Zorghulp (niveau 1) Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5) Sociaal cultureel werker (niveau 5) Sociaal cultureel werker (niveau 4) Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4) Pedagogiek (niveau 5) SAW (niveau 4) SAW (niveau 3) Totaal VOV-personeel Bron: Etil
Indicatie kans op een baan =/=/+ =/=/=/+ = =/= =/-
23
Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief) Naast kwantitatieve verschillen op de arbeidsmarkt van zorg en WJK zijn er steeds meer ontwikkelingen die leiden tot kwalitatieve discrepanties. Landelijke ramingen op het niveau van de branches en kwalificaties laten zien dat er voor sommige kwalificaties in de ene branche tekorten en in andere branches juist overschotten dreigen te ontstaan. Voor een deel zullen deze overschotten en tekorten elkaar opheffen. De mogelijkheden hiervoor hangen af van de gevraagde en aangeboden competenties. Bijvoorbeeld verpleegkundigen (niveau 5) zijn zowel werkzaam in de ziekenhuizen als de thuiszorg. De gevraagde competenties in beide branches verschillen echter wezenlijk van elkaar, zodat het niet waarschijnlijk is dat het dreigend overschot in de ziekenhuizen het tekort in de thuiszorg zonder aanvullende opleiding kan opheffen. Een ander voorbeeld is de overheveling van de middelen naar het sociale domein van gemeenten waardoor mogelijk nieuwe vormen van zorgverlening gaan ontstaan. Een wijkverpleegkundige heeft niet alleen verplegende taken, maar ze heeft ook te maken met sociaal maatschappelijke problematiek van cliënten. De verschuiving van intra- naar extramurale zorg betekent een verschuiving in de gevraagde competenties. Denk bijvoorbeeld aan het coördineren en begeleiden van vrijwilligers en mantelzorgers. Ook ontwikkelingen op het gebied van technologische en sociale innovatie zorgen ervoor dat er een beroep gedaan kan worden op andere professionele vaardigheden van medewerkers. Tevens kan het de duurzame inzetbaarheid van medewerkers verhogen en carrièrekansen bieden. Daarnaast kunnen, doordat taken van hoger opgeleide beroepsbeoefenaren verschuiven naar lager opgeleiden (jobcarving), nieuwe en andere functies ontstaan. Ook kan er al geanticipeerd worden op de toekomstig te leveren zorg, die zwaarder en complexer wordt, door werknemers op te leiden of aan te nemen met een hoger opleidingsniveau.
24
CONCLUSIE De sector zorg en WJK is met 24% van de totale werkgelegenheid een belangrijke sector voor de provincie Groningen. Tot 2011 was er sprake van een sterke groei van de werkgelegenheid in de zorg en WJK in Groningen. De sector is in al die jaren in staat gebleken om voldoende geschikt personeel naar zich toe te trekken. Opleidingen zorg en welzijn waren (en zijn ook nu nog) populair, terwijl er in de overige sectoren sprake was van minder positieve ontwikkelingen als gevolg van de economische crisis. De arbeidsmarkt zorg en WJK gaat echter veranderen. Als gevolg van de ontwikkelingen in de financiële middelen is van een sterke groei van de vraag naar VOV-personeel zoals dat in het verleden het geval was, in Groningen geen sprake meer. Er is hierbij wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en WJK-branches. In de zorgbranches in Groningen is per saldo sprake van een bescheiden afname van de werkgelegenheid, terwijl de werkgelegenheid in de WJK-branches juist sterk afneemt. De manier waarop de zorg georganiseerd wordt, verandert ook. Het kabinet streeft ernaar om mensen langer thuis te laten wonen, indien nodig met professionele ondersteuning. Voor de verpleging, verzorging, gehandicaptenzorg en GGZ betekent dit een verschuiving van intra- naar extramurale zorg. Omdat de benodigde competenties en kwalificaties voor extramurale zorg anders zijn dan voor intramurale zorg heeft dit ook gevolgen voor de toekomstige samenstelling van de werkgelegenheid. Door de overheveling van middelen naar het sociale domein van gemeenten gaan mogelijk nieuwe vormen van zorgverlening ontstaan. Mensen blijven langer thuis wonen met ondersteuning van hun omgeving en professionele zorgverleners. De perspectieven op een baan in de sector zorg en WJK worden de komende jaren minder gunstig. Vooral voor de lagere kwalificaties en voor de agogische kwalificaties neemt de vraag naar personeel sterk af. Dit dreigt, in ieder geval tijdelijk, voor overschotten te zorgen. Ondanks de rem op de groei blijft het toekomstige aanbod van personeel een belangrijk thema binnen Groningse sector zorg en WJK. Als gevolg van de demografische trends van ontgroening en vergrijzing komt er in de toekomst minder nieuw aanbod beschikbaar voor de arbeidsmarkt, terwijl meer personeel uitstroomt naar pensioen. Verder blijven kwalitatieve discrepanties binnen de sector zorg en WJK een belangrijk aandachtspunt. Met behulp van de prognoses hebben we een eerste inzicht proberen te geven van de gevolgen van het Regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in de regio Groningen. Op basis van deze eerste inzichten kan het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten.
25
BIJLAGE 1
BRONNEN EN DEFINITIES
Bronnen Betrouwbare arbeidsmarktinformatie is van belang voor de personeelsplanning en voorziening van zorg- en welzijnsorganisaties. ZorgpleinNoord werkt in RegioPlusverband samen met andere regionale werkgeversverbanden om cijfers over gerealiseerde ontwikkelingen en verwachte middellangetermijnontwikkelingen binnen de sector zorg en WJK in kaart te brengen. ZorgpleinNoord en RegioPlus maken hierbij gebruik van gegevens uit het landelijke onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) Het onderzoeksprogramma AZW wordt uitgevoerd door Panteia, SEOR en Etil. Dit AZW onderzoeksprogramma beoogt relevante organisaties te voorzien van eenduidige en betrouwbare informatie over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in zorg en WJK. Naast landelijke arbeidsmarktinformatie voorziet het onderzoeksprogramma ook in regionale cijfers. Gezien de relevantie van regionale arbeidsmarktinformatie wordt binnen het onderzoeksprogramma alle informatie beschikbaar gemaakt via een databank. Het idee hiervan is dat AZW de belangrijkste cijfers levert en regio’s hier zelf rapporten van kunnen maken als daar behoefte aan is. Definities Bevolking De geregistreerde bevolking van een gebied. Groene druk De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Grijze druk De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar en ouder en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Potentiële beroepsbevolking Alle personen van 15 tot 65 jaar. Beroepsbevolking De beroepsbevolking is gelijk aan de som van de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking. Arbeidsparticipatie Het aandeel van de beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking (= bevolking van 15 tot 65 jaar) weergegeven als een percentage. Arbeidsparticipatie wordt ook wel bruto participatiegraad of beroepsdeelneming genoemd. Arbeidsreserve Het aantal mensen dat momenteel niet werkt, maar wel minimaal 12 uur of meer per week wil werken. De arbeidsreserve bestaat zowel uit personen die actief als niet-actief op zoek zijn naar werk voor 12 uur of meer per week. Zelfstandigen Persoon die op enig moment in een jaar geregistreerd staat als zelfstandige (definitie CBS). Aantal werknemers Het aantal personen dat een arbeidsovereenkomst werknemer-werkgever heeft.
26
Branche Overige Zorg De branche overige zorg is een verzamelnaam voor instellingen die niet bij de overige zorgbranches konden worden ondergebracht. Kort gezegd vallen hier de volgende zaken onder: medische praktijken (huisartsen, psychiaters, tandartsen, verloskundigen, fysiotherapeuten et cetera), instellingen voor curatieve zorg (abortusklinieken, gezondheidscentra), medische laboratoria en ambulancediensten. Allochtoon Personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Hieronder worden zowel westerse als niet-westerse allochtonen verstaan. VOV-personeel Verpleging, Opvoedkundig en Verzorgend. In plaats van de term opvoedkundig wordt tegenwoordig meestal de term sociaal-agogisch gebruikt. Wanneer gesproken wordt over VOV-personeel dan is het ondersteunend personeel (bijvoorbeeld in administratieve functies, ICT, etc.) buiten beschouwing gelaten. Instroom in het onderwijs Aantal personen dat staat ingeschreven in een zorg- of welzijnsopleiding van het bekostigd onderwijs op peildatum 1 oktober per jaar en voor die tijd niet stond ingeschreven voor een dergelijke opleiding. Als uitgangspunt voor het meten van instroom geldt de woonplaats van de leerling. Overige zorg- en welzijnsopleidingen Alle aan zorg- en welzijn gerelateerde, niet VOV-opleidingen in het mbo (bijv. apothekers-, dokters- en tandartsassistentenopleidingen). Onderwijsrendement Het percentage studenten dat is ingestroomd in een bepaalde kwalificatie in jaar t dat binnen x+1 jaar het bijbehorende diploma heeft behaald, waarbij x de reguliere studieduur in jaren is. Het regionale onderwijsrendement wordt berekend op basis van de woonregio van de student in het instroomjaar t. Sectorrendement Het percentage gediplomeerden (met een behaalde kwalificatie zorg & WJK) in jaar t dat in jaar t+1 werkzaam is in de sector zorg & WJK. Het regionale sectorrendement wordt berekend op basis van de woonregio van de gediplomeerde in jaar t. Gecombineerd rendement Het gecombineerde rendement is een combinatie van het onderwijs- en het sectorrendement. Het geeft het percentage studenten weer dat is ingestroomd in een bepaalde kwalificatie en na het behalen van hun diploma werkzaam is in de sector zorg en WJK. Inkomende binnenlandse pendel Het aantal personen dat in een bepaalde regio komt werken maar woonachtig is in een andere regio binnen Nederland. De populatie omvat alle werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland die op enig moment in de maand december werkzaam waren. Uitgaande binnenlandse pendel Het aantal personen dat in een regio binnen Nederland woont maar werkt in een andere regio binnen Nederland. De populatie omvat alle werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland die op enig moment in de maand december werkzaam waren.
27
Uitbreidingsvraag Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. Vervangingsvraag Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers uit zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van uitstroom meegenomen: overige bedrijfstakken, uitkering, inactiviteit, pensioen, opscholing en pendel. Totale wervingsbehoefte De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt, vervangen. Instroom vanuit onderwijs Het aantal gediplomeerden (met een behaalde kwalificatie zorg en WJK) dat instroomt op de arbeidsmarkt binnen de sector zorg en WJK. In de prognoses van de instroom vanuit het onderwijs worden alleen de door ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekostigde opleidingen meegenomen. Dit geeft echter geen volledig beeld omdat instellingen in de zorg en WJK zelf ook personeel opleiden. Dit is vooral relevant voor de thuiszorg waar veel werknemers functiegerichte opleidingen volgen en afronden. In het prognosemodel zijn voor zorghulpen aannames gemaakt over de werknemers die een functieopleiding met succes afronden. Totale arbeidsmarktinstroom De instroom van personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodcategorieën: onderwijs, instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing), overige bedrijfstakken, uitkering, inactiviteit en pendel. Opscholing Onder opscholing wordt de instroom verstaan van mensen die voorheen werkzaam waren als VOV-personeel, maar dan met een andere (meestal lagere) kwalificatie. Tekorten/overschotten De tekorten/overschotten zijn het saldo van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag minus de arbeidsmarktinstroom (UV + VV - AMI). De tekorten/overschotten hebben betrekking op de gehele periode 2013-2017. Indicator kans op een baan De indicator kans op een baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel.
28