CoQ10
.
TvOG 4/2008
THERAPIE
NUTRITIONELE BESTRIJDING VAN CARDIOVASCULAIRE AANDOENINGEN (2):
Co-enzym Q10-deficiëntie, door onder meer statine-gebruik, belangrijke factor bij hartfalen Door: drs. E. de Boer, arts
Dit is het tweede deel van een serie artikelen over nutritionele aspecten van cardiovasculaire aandoeningen. In het eerste deel, verschenen in het vorige nummer van dit tijdschrift, werd de huidige hart- en vaatziektenepidemie geanalyseerd. Vastgesteld werd dat nutritionele tekorten een zeer belangrijke rol spelen. Besproken werd verder het kwantitatief belangrijkste type cardiovasculaire kwalen, te weten coronaire hartziekten. In dit tweede artikel wordt aandacht besteed aan een andere epidemisch voorkomende ernstige aandoening: hartfalen. Gebrek aan co-enzym Q10 blijkt een belangrijke oorzakelijke factor bij deze aandoening te zijn. Verder wordt onder meer ingegaan op de rol die cholesterolverlagende medicijnen uit de statine-groep bij het ontstaan van hartfalen kunnen spelen en op de noodzaak statines te combineren met co-enzym Q10suppletie. In dat verband wordt ook aandacht besteed aan studies waaruit een gezondheidbeschermende werking van cholesterol blijkt.
Hartfalen: een epidemische kwaal Zoals duidelijk werd in het eerste deel van deze artikelenserie heeft hartfalen, met in Nederland (op basis van de cijfers die over 2003 bekend zijn) een prevalentie van bijna 180.000 patiënten, een aanzienlijk aandeel in de hedendaagse hart- en vaatziektenepidemie [ref. 1]. In West-Europa lijden zo’n 4 miljoen en in de Verenigde Staten circa 5 miljoen mensen aan hartfalen [ref. 2, 3]. De term hartfalen wordt in dit verband met name gebruikt voor chronisch hartfalen en niet voor gevallen waarbij plotseling acute, alarmerende symptomen, zoals ernstige kortademigheid in rust, optreden. In het algemeen is er een duidelijke correlatie tussen een hogere leeftijd en het optreden van hartfalen. Bij mensen jonger dan 55 jaar komt
37
de kwaal slechts weinig voor. Gezien de vergrijzing van de bevolking verwacht men dat het absolute aantal patiënten met hartfalen in Nederland in 2025 zo’n 47% groter zal zijn dan in 2005 [ref. 4]. Hartfalen komt niet alleen vaak voor maar heeft bovendien een slechte prognose. Bij een in Rotterdam uitgevoerd prospectief bevolkingsonderzoek waaraan bijna 8.000 mensen van 55 jaar en ouder deelnamen werd vastgesteld dat 5 jaar nadat de diagnose hartfalen was gesteld nog slechts 35% van de patiënten in leven was. Verder bleek dat iemand die de leeftijd van 55 jaar had bereikt zo’n 30% kans had om tijdens de rest van zijn of haar leven aan hartfalen te gaan lijden [ref. 5].
Slechte pompfunctie Hartfalen, ofwel decompensatio cordis, omvat een complex van symptomen die direct of indirect worden veroorzaakt door een tekortschietende pompwerking van het hart. Het hart is dan niet in staat voldoende bloed rond te pompen om de organen en lichaamscellen van de noodzakelijke hoeveelheid zuurstof en voedingsstoffen te voorzien. Doordat de circulatie niet goed functioneert, kan de patiënt verder te maken krijgen met ophoping van vocht in bijvoorbeeld de longen of de voeten. Als de werking van de rechter hartkamer tekortschiet, ziet men in eerste instantie symptomen van rechtsdecompensatie, zoals perifeer oedeem (dikke enkels), ascites (vochtophoping in de buik) of leververgroting. In de meeste gevallen is het primair de pompfunctie van de linker ventrikel die ontoereikend is en manifesteren zich verschijnselen van linksdecompensatie, zoals vermoeidheid, kortademigheid en vocht in de longen. In het algemeen ontstaan uiteindelijk zowel bij een verminderde functie van de rechter kamer als bij falen van de linker hartkamer symptomen van rechts- én van linksdecompensatie [ref. 6]. Wat betreft een gebrekkige werking van de linker kamer kunnen twee verschillende vormen worden onderscheiden: diastolische disfunctie en systolische disfunctie. Bij diastolische disfunctie schiet de hartpomp tekort doordat het tijdens de diastole plaatsvindende vullen van de linker ventrikel moeilijk gaat als gevolg van een onvermogen van de ventrikel om zich voldoende te ontspannen. Dit
.
TvOG 4/2008
gaat vaak gepaard met een verdikking van de wand en een verkleining van de holte van de linker kamer [ref. 6]. Bij systolische disfunctie van de linker ventrikel wordt vanuit de ventrikel niet voldoende bloed in het arteriële stelsel gepompt omdat de contractiekracht van de hartspier niet groot genoeg is. Hierbij is vaak sprake van een uitgezette, vergrote linker ventrikel met een dunne wand [ref. 6]. Uiteenlopende factoren kunnen leiden tot beschadiging, overbelasting of verminderde efficiency van de hartspier, en als gevolg daarvan hartfalen. Risicofactoren zijn onder meer een doorgemaakt hartinfarct, hypertensie, hartklepgebreken, COPD (chronic obstructive pulmonary disease), erfelijk bepaalde verdikking van de hartspier (familiaire hypertrofische cardiomyopathie), myocarditis (ontsteking van de hartspier) en cardiomyopathie door toxische beschadiging van de hartspier als gevolg van overmatig alcoholgebruik.
Verstoorde energieproductie herstellen met Q10 Een belangrijke andere etiologische factor, die helaas vaak te weinig aandacht krijgt, is een deficiëntie van voor de hartspier belangrijke micronutriënten, zoals taurine, carnitine, vitamine B1 en co-enzym Q10 [ref. 7, 8]. Vooral Q10-gebrek blijkt vaak een rol te spelen, zo is door onderzoek bekend. In uiteenlopende studies is vastgesteld dat suppletie met co-enzym Q10, kortweg CoQ10 of Q10 genoemd, bij patiënten met hartdecompensatie vaak tot belangrijke verbeteringen leidt. Pionier op het gebied van Q10-onderzoek Karl Folkers was zelfs van mening dat hartinsufficiëntie meestal vooral het gevolg is van een gebrek aan Q10 [ref. 9]. Hoewel er diverse primaire oorzaken voor hartfalen kunnen zijn wijst onderzoek erop dat een verstoorde energieproductie en een gebrekkige energievoorziening van de myocyten (hartspiercellen) een belangrijke gemeenschappelijke factor is bij de ontwikkeling van de kwaal. Q10 kan de doelmatigheid van de energieproductie weer verbeteren. Het tekortschieten van het cardiale energiemetabolisme kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een ontoereikend brandstoftransport naar de myocyten, een inefficiënt gebruik van de beschikbare hoeveelheid zuurstof of een verhoogde energiebehoefte [ref. 10].
THERAPIE Vanwege hun hoge energieverbruik hebben de myocyten ook in een gezond hart al veel CoQ10 nodig, aangezien deze stof een essentiële factor is bij de aërobe energieproductie die in de mitochondriën plaatsvindt. Bij deze noodzakelijke energieproductie ontstaan echter ook vrije radicalen, die tot veel oxidatieschade kunnen leiden [ref. 11]. Voor een goede conditie van de hartspier is het daarom gunstig dat co-enzym Q10 ook anti-oxidatieve eigenschappen heeft. Deze worden nog vergroot doordat Q10-moleculen die bij het onschadelijk maken van reactieve substanties zijn geoxideerd weer in hun oorspronkelijke, anti-oxidatieve staat kunnen worden teruggebracht met behulp van speciale enzymen. CoQ10 is voor zover bekend de enige door het lichaam geproduceerde lipofiele antioxidant waarvoor tevens dergelijke regeneratieve enzymen beschikbaar zijn [ref. 12]. Q10 helpt bovendien om de anti-oxidatieve vermogens van een andere onmisbare lipofiele anti-oxidant, vitamine E, te herstellen. In de cellen is Q10 niet alleen aanwezig in de mitochondriën, maar onder meer ook in de celmembraan, de lysosomen, het Golgi-appa-
raat en het endoplasmatisch reticulum [ref. 13]. Vanuit de cellen vindt ook Q10- transport plaats naar de extracellulaire ruimte en het bloed.
Q10-synthese schiet vaak tekort Hoewel Q10 in het lichaam gesynthetiseerd kan worden en ook in beperkte mate in de voeding aanwezig is, schiet de voorziening met deze cardioprotectieve substantie bij veel mensen tekort. Dit gevaar dreigt vooral bij ouderen omdat die minder Q10 aanmaken dan jonge mensen. De endogene Q10synthese begint vaak al vanaf ongeveer het twintigste jaar minder te worden [ref. 12]. Gebleken is dat er een duidelijk verband bestaat tussen de door een onvoldoende pompfunctie veroorzaakte symptomen van hartfalen en een lage Q10-concentratie in het myocard. Zo stelde Mortensen bij onderzoek van tijdens hartcatheterisatie verkregen biopsie-materiaal vast dat bij ernstige vormen van hartfalen het Q10-gehalte in het myocard significant lager was dan bij lichtere gevallen. Ook kon hij aantonen dat door orale Q10-suppletie de concentratie in het myocard in veel
39
Een ongezond eetpatroon en een verhoogd cholesterolgehalte gaan vaak samen. Toch is ook cholesterol een bijzonder nuttige stof voor het lichaam, sterker nog: een verhoogd cholesterolgehalte kan zelfs gunstige effecten op de gezondheid hebben. Foto: iStockphoto
gevallen aanzienlijk kon worden verhoogd, en dat dit gepaard ging met duidelijke verbeteringen in de klinische verschijnselen. Opmerkelijk zijn de resultaten bij twee ernstige patiënten die wachtten op een harttransplantatie en die nadat Q10 aan de conventionele hartmedicatie was toegevoegd zo sterk vooruitgingen dat een transplantatie niet meer nodig was [ref. 10].
Adjuvante Q10-therapie Dat de pompfunctie van het hart aanzienlijk kan verbeteren als de tekortschietende energieproductie in het myocard door middel van Q10-suppletie word gecorrigeerd, blijkt verder onder meer uit twee omvangrijke multicenter studies die al in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw werden uitgevoerd [ref.14, 15]. Het onderzoek van Lampertico en Comis omvatte 1.715 patiënten met chronisch hartfalen. Adjuvante therapie met 50 mg Q10 per dag gedurende vier weken bleek te resulteren in duidelijke klinische verbeteringen, onder meer wat betreft dyspnoe in rust, dyspnoe bij inspanning, leververgroting en enkel-oedeem [ref. 14]. Morisco et al verrichtten een dubbelblindonderzoek bij 641 chronische hartfalenpatienten, die at random werden ingedeeld in een Q10- en een placebogroep. In de groep die als aanvulling op de conventionele behandeling gedurende een jaar dagelijks 2 mg Q10 per kg lichaamsgewicht kreeg, bleek het aantal patiënten dat wegens verergering van de kwaal in het ziekenhuis moest worden opgenomen significant te zijn verminderd. In de Q10-groep was ook de incidentie van ernstige verschijnselen zoals astma cardiale significant lager [ref. 15]. Een ander belangrijk onderzoek naar de invloed van Q10-toediening bij hartfalen is de placebogecontroleerde dubbelblindstudie die in 2005 door Belardinelli et al werd gepubliceerd. Het betreft een crossover-onderzoek waarbij patiënten met hartfalen gedurende 4 weken dagelijks of een placebo of 3 x 100 mg Q10 kregen. Vastgesteld werd dat dit kortdurende Q10-gebruik zowel in een aanzienlijke toename van het plasma Q10-niveau als in een verbetering van de contractiliteit van de linker ventrikel resulteerde [ref. 16]. Vermeldenswaard is ook een studie waarbij met co-enzym Q10 significante verbeteringen
.
TvOG 4/2008
werden bereikt bij patiënten met hypertrofische cardiomyopathie [ref. 17]. Deze aandoening wordt gekenmerkt door een ernstige verdikking van de wand van de linker ventrikel in combinatie met een diastolische disfunctie, waardoor het vollopen van de linker ventrikel tijdens de diastole wordt belemmerd. De patiënten werden behalve met de bestaande medicatie tevens met orale Q10-suppletie behandeld. Afhankelijk van het Q10-niveau in het bloed werd een dosering van 60 tot 240 mg per dag toegepast. Daarmee werd bij alle patiënten een duidelijke klinische vooruitgang bereikt. Verder bleek dat het verdikte septum interventriculare (de wand tussen linker en rechter ventrikel) onder invloed van de Q10-behandeling gemiddeld 24% dunner was geworden. Voor de pathologisch verdikte achterwand van de ventrikel bedroeg de reductie in wanddikte gemiddeld 26% [ref. 17].
Statines en hartfalen Een sterk veronachtzaamde oorzaak van hartfalen is een door statine-medicatie geïnduceerde Q10-deficiëntie. De term statines heeft zoals bekend betrekking op een groep cholesterolverlagende medicamenten die door remming van het enzym HMG-CoA-reductase (3-hydroxy-3-methylglutaryl-co-enzym-Areductase) de lichaamseigen aanmaak van cholesterol afremmen. Dat is mogelijk omdat HMG-CoA-reductase essentieel is voor de synthese van de cholesterol-precursor mevalonaat. Remming van de mevalonaat-synthese belemmert echter behalve de productie van cholesterol ook die van andere stoffen die via de mevalonaat-route in het lichaam worden gemaakt [ref. 18]. Daartoe behoort onder meer co-enzym Q10, dat is opgebouwd uit een quinon-ring met een uit tien dezelfde eenheden bestaande zijketen. Omdat mevalonaat als precursor voor deze zijketen fungeert, zal belemmering van de mevalonaat-synthese tevens tot verstoring van de Q10-productie leiden [ref. 13]. Vooral bij mensen met een relatief lage Q10-status, zoals ouderen, kan statine-gebruik gemakkelijk tot verschijnselen van Q10-gebrek leiden. Daartoe behoren onder meer moeheid, myopathie (een aandoening waarbij de patiënt spierklachten heeft), cardiomyopathie (slechte conditie van de hartspier) en hartfalen [ref. 19]. Bij mensen die jonger en in
THERAPIE Stofnaam
Merknaam
Soort geneesmiddel
Lipitor ®
Cholesterolverlagend
162 miljoen
fluticason
Seretide®
Bij aandoening luchtwegen
111 miljoen
3 Pantoprazol
Pantozol®
Remt de maagzuurproductie
97 miljoen
Remt de maagzuurproductie
94 miljoen
Cholesterolverlagend
68 miljoen
Bij reuma
66 miljoen
Bij reuma
62 miljoen
1 Atorvastatine
Uitgaven (euro)
2 Salmeterol met
4 Omeprazol 5 Simvastatine 6 Etanercept 7 Adalimumab 8 Metropolol
®
Losec
®
Zocor
®
Enbrel
®
Humira
®
Lopresor
®
Selokeen 9 Esomeprazol 10 Tiotrium
Bij angina pectoris en verhoogde bloeddruk
60 miljoen
Nexium
Remt de maagzuurproductie
55 miljoen
Spiriva®
Bij aandoening luchtwegen
53 miljoen
®
TABEL 1: Top 10 van geneesmiddelenuitgaven in 2006. In totaal is er in 2006 voor 354 miljoen euro aan cholesterolverlagende middelen via de openbare apotheken verstrekt. Lipitor en Zocor nemen daarvan 65% voor hun rekening. Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen Foto’s: Pfizer/MSD
betere conditie zijn is het mogelijk dat pas na jarenlang statine-gebruik verschijnselen van Q10-deficiëntie optreden [ref. 20]. Het risico dat mensen een iatrogene vorm van Q10-tekort krijgen is des te groter omdat sinds statines aan het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw werden geïntroduceerd, krachtiger soorten zijn ontwikkeld, hogere doseringen worden voorgeschreven en het indicatiegebied voor statines sterk is verruimd. Zo worden deze cholesterolverlagers tegenwoordig ook al aanbevolen voor bepaalde categorieën mensen met laagnormale LDL-cholesterolwaarden. Statines zijn momenteel farmaceutische bestsellers, die vaak langdurig worden gebruikt (zie TABEL 1).
Cholesterol: een belangrijke lichaamseigen stof De trend om de indicaties voor statines verder te verruimen en deze middelen ook toe te passen bij mensen met normale en laagnormale cholesterolgehaltes heeft niet alleen als bezwaar dat steeds meer mensen risico lopen op Q10-gebrek. Ook de verlaging van normale cholesterolwaarden als zodanig kan
nadelige effecten hebben, aangezien cholesterol in het organisme tal van noodzakelijke functies vervult. Zo is bekend dat cholesterol beschikt over belangrijke anti-oxidant eigenschappen. Bij sterke oxidatieve stress en een tekortschietende voorziening met nutritionele anti-oxidanten, zoals vitamine E, kan het lichaam cholesterol gebruiken om te helpen vrije radicaalschade te voorkomen [ref. 21]. Cholesterol is verder een component van de celmembraan en is daardoor van belang voor een goede conditie van alle lichaamscellen. Cholesterol fungeert bovendien als precursor voor een breed scala stoffen die voor een goede functie van het lichaamssysteem noodzakelijk zijn. Zo vormt cholesterol zoals bekend de grondstof voor hormonen met een steroïd-structuur, waaronder de in de bijnierschors geproduceerde mineralocorticoïden die bij het handhaven van de vochten elektrolytenbalans zijn betrokken. De bijnierschors produceert verder glucocorticoïden, die essentieel zijn voor het glucosemetabolisme en voor het vermogen van het lichaam om uiteenlopende soorten stress te
41
weerstaan. Ook diverse geslachtshormonen die door bijnierschors, testis en ovarium worden geproduceerd zijn steroïden die uit cholesterol worden gevormd [ref. 18, 22]. Uit cholesterol worden verder de voor de vetvertering belangrijke galzouten, alsmede vitamine D gemaakt. Gebleken is dat vitamine D niet alleen voor de conditie van de botten maar ook voor het functioneren van tal van andere lichaamsweefsels belangrijk is. Daartoe behoren onder meer de skeletspieren en het myocard [ref. 23]. Door Zittermann et al is beschreven hoe een slechte vitamine Dstatus via verschillende mechanismen aan het optreden van hartfalen kan bijdragen [ref. 24].
Gezondheidbeschermende werking van cholesterol Gezien het feit dat statines tot Q10-deficiëntie kunnen leiden en het optreden van hartfalen kunnen bevorderen, is het verwonderlijk dat deze farmaca op zo’n grote schaal worden toegepast en zo’n dominante plaats innemen bij de behandeling en preventie van atheroscelerose-gerelateerde kwalen. Dit is des te meer zo omdat atherosclerose, zoals in het eerste deel van deze artikelenserie werd uiteengezet, een multifactorieel proces is. Een verhoogd cholesterolgehalte en met name een verhoogd LDL-cholesterol is slechts één van de factoren die een rol kunnen spelen. En daarbij gaat het dan nog speciaal om geoxideerd cholesterol [ref. 21]. Statines zijn weliswaar effectief wat betreft het verlagen van LDL-cholesterol maar beschermen niet tegen oxidatie daarvan. De klinische voordelen van dit type medicament zijn dan ook beperkter dan vaak wordt gedacht, zo blijkt uit een door Fallon en Enig verrichte analyse van uiteenlopende statinestudies [ref. 18]. Dit betreft onder meer de HPS (Heart Protection Study), die vaak wordt genoemd als bewijs voor de grote waarde van statines. De 'overlevingswinst' die uit de HPS naar voren kwam, was echter beperkt. Mensen die gedurende 5 jaar een bepaalde statine slikten, hadden een 5-jaarsoverleving van 87,1% versus 85,4% in de controlegroep, een minimaal verschil dus [ref. 18]. Uit een omvangrijke meta-analyse bleek zelfs dat de mortaliteit bij statine-gebruikers op hetzelfde niveau lag als bij niet-gebruikers [ref. 18]. Vermeldenswaard is ook een onderzoek waarbij speciaal
.
TvOG 4/2008
naar het cholesterolniveau bij ouderen werd gekeken. Daarbij werd vastgesteld dat langdurig bestaande lage cholesterolwaarden het overlijdensrisico niet verminderden maar juist verhoogden [ref. 18]. Een protectieve invloed van een hoog cholesterolgehalte bleek ook bij een Leidse studie waarbij 724 hoogbejaarden (mediane leeftijd 89 jaar) gedurende 10 jaar werden gevolgd [ref. 25]. Op basis van de hoogte van het totale serumcholesterol werd een indeling gemaakt in drie categorieën. Wat betreft de cardiovasculaire sterfte werden tussen deze drie groepen geen duidelijke verschillen geconstateerd. Het cholesterolgehalte had echter wel invloed op de totale mortaliteit. Berekend werd dat iedere toename van de cholesterolwaarde met 1 mmol/l gepaard ging met een reductie van 15% in de mortaliteit. De protectieve invloed van een hoog cholesterolgehalte houdt waarschijnlijk verband met een gunstige werking tegen kanker en infecties. De mortaliteit als gevolg van kanker en van infectieziektes was in de groep met een hoog cholesterol (6,5 mmol/l of hoger) significant lager dan in de andere twee groepen. Een gunstige invloed van cholesterol bij infectieziektes is ook gevonden bij andere studies. Daartoe behoort onder meer een Nijmeegs onderzoek waarbij LDL-cholesterol (het zogenoemde 'slechte' cholesterol) significante bescherming bleek te bieden tegen de sterfte als gevolg van een Gram-negatieve bacterie die bij de betreffende dieren dodelijke infecties pleegt te veroorzaken [ref. 26].
Petitie: statines combineren met Q10-suppletie Het is zeer opmerkelijk dat nauwelijks rekening wordt gehouden met het feit dat het wijdverbreide gebruik van statines het risico oplevert van een gevaarlijk gebrek aan Q10 bij grote aantallen mensen. Het verband tussen remming van HMG-CoA-reductase en remming van de Q10-synthese is namelijk zowel bij fabrikanten als verantwoordelijke autoriteiten zeer goed bekend. Zo heeft statine-fabrikant Merck al jaren geleden twee patenten verkregen om in één preparaat een statine met Q10 te combineren. Als reden voor een dergelijk combinatiemedicament wordt door de fabrikant onder meer
THERAPIE gewezen op het belang van Q10-suppletie om de myopathie die bij sommige patiënten kan optreden tegen te gaan. Ook wordt vermeld dat CoQ10 gunstig is voor patiënten met hartfalen en dat de Q10/statine-combinatie met name waardevol is voor hartfalenpatiënten die tevens een hoog cholesterolniveau hebben [ref. 19].) Helaas is zo’n nuttig combinatiepreparaat niet op de markt verkrijgbaar. Maar het is natuurlijk ook niet per se nodig om de statine en Q10 middels één combinatiepreparaat in te nemen. Gebruik van een afzonderlijk Q10-supplement is ook een uitstekende oplossing. Hiervoor worden aan artsen en patiënten echter geen specifieke aanwijzingen gegeven. Zo wordt bijvoorbeeld in de bij het CBG (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen) geregistreerde documenten inzake een populaire door Merck ontwikkelde statine met geen woord gerept over remming van de co-enzym Q10-synthese, laat staan dat wordt gewezen op de mogelijkheid om door Q10-suppletie het risico op bijwerkingen van het medicament aanzienlijk te beperken. Deze omissie betreft niet alleen de voor de patiënten bedoelde bijsluiter maar ook de voor artsen en apothekers bestemde productinformatie. In 2002 werd een uitvoerig onderbouwde petitie aangeboden aan de Amerikaanse FDA (Food and Drug Administration) om fabrikanten te verplichten statines vergezeld te doen gaan van een duidelijke waarschuwing inzake de belemmering van de Q10-synthese [ref. 19] . Ook zou daarbij moeten worden geadviseerd om het gebruik van statines te combineren met 100 –200 mg Q10 per dag. De tekst van de in de petitie voorgestelde waarschuwing is hiernaast weergegeven.
Bijwerkingen beperken In de nog steeds niet ingewilligde petitie wijst dr. Julian M. Whitaker erop dat, als de voorgestelde waarschuwing niet verplicht wordt gesteld, mensen die langdurig statines gebruiken zonder noodzaak het risico lopen op statine-geVnduceerde leverdisfunctie, myopathie, cardiomyopathie en hartfalen. In het bij de petitie gevoegde onderzoeksrapport, dat werd opgesteld door de Amerikaanse cardioloog Peter Langsjoen, wordt melding gemaakt van een scala studies waar-
bij werd vastgesteld dat statine-gebruik een negatief effect heeft op de Q10-status [ref. 27]. Ook werd aangetoond dat CoQ10-suppletie de door statines veroorzaakte Q10-tekorten kan tegengaan zonder de cholesterolverlagende eigenschappen van de medicijnen te beïnvloeden [ref. 27]. In het rapport wordt er verder op gewezen dat Q10-suppletie ook de hoeveelheid Q10 in low density lipoproteïnes kan vergroten en de gevoeligheid van LDL-cholesterol voor oxidatie kan verminderen [ref. 27]. Dat is belangrijk omdat met name geoxideerd LDL-cholesterol een atherosclerose-bevorderende factor is. Gesteld kan worden dat Q10-suppletie bij statine-gebruikers van groot belang is. Naast de vergroting van de kans op hartfalen en andere reeds eerder genoemde schadelijke neveneffecten van statines zijn in de loop der jaren nog meer bijwerkingen bekend geworden. Daartoe behoren hoofdpijn, perifere neuropathie, anemie en rabdomyolyse (een ernstige vorm van myopathie waarbij spierafbraak tot soms fatale nierbeschadiging kan leiden). Andere mogelijke bijwerkingen zijn onder meer dyspepsie, diarree, pancreatitis, alopecia (kaalheid), jeuk, duizeligheid en cognitieve stoornissen. Bij het optreden van zulke bijwerkingen kunnen naast een verstoorde productie van Q10 ook andere factoren betrokken zijn, maar door te zorgen voor een goede Q10-status kan veel schade worden voorkomen. Meer aspecten van de nutritionele mogelijkheden tot preventie en behandeling van hart- en vaatziekten zullen in volgende artikelen worden besproken.
WARNING HMG CoA reductase inhibitors block the endogenous biosynthesis of an essential co-factor, coenzyme Q10, required for energy production. A deficiency of coenzyme Q10 is associated with impairment of myocardial function, with liver dysfunction and with myopathies (including cardiomyopathy and congestive heart failure). All patients taking HMG CoA reductase inhibitors should therefore be advised to take 100 to 200 mg per day of supplemental coenzyme Q10.
43
Referenties 1. Hoes AW et al: 'Hoe vaak komt hartfalen voor en hoeveel mensen sterven eraan?'; website RIVM-Nationaal Kompas Volksgezondheid, http://www.rivm.nl/ vtv/object_document/o1647n17965.html. 2. Van Elzakker I: 'Voorspellen met radioactiviteit'; AMC Magazine, juni 2007. 3. NN: 'What is congestive heart failure'; American Heart Association, http:// www.americanheart.org. 4. Hoes AW et al: 'Neemt het aantal mensen met hartfalen toe of af?'; website RIVM-Nationaal Kompas Volksgezondheid, http://www.rivm.nl/vtv/object_ document/o1648n17965.html. 5. Bleumink GS et al: 'Quantifying the heart failure epidemic: prevalence, incidence rate, lifetime risk and prognosis of heart failure. The Rotterdam Study'; European Heart Journal 25(18):1614–1619, sep. 2004. 6. Rutten FH et al: 'Wat is hartfalen en wat is het beloop?'; website RIVM-Nationaal Kompas Volksgezondheid, http://www.rivm.nl/vtv/object_document/ o1644n17965.html. 7. Allard ML et al: 'The management of conditioned nutritional requirements in heart failure'; Heart Failure Reviews 11(1):75–82, maart 2006. 8. Jeejeebhoy F et al: 'Nutritional supplementation with MyoVive repletes essential cardiac myocyte nutrients and reduces left ventricular size in patients with left ventricular dysfunction'; American Heart Journal 143(6):1092–1100, juni 2002. 9. Folkers K: 'Heart failure is a dominant deficiency of coenzyme Q10 and challenges for future clinical research on CoQ10'; Clinical Investigator 71(8 Suppl):S51–54, 1993. 10. Mortensen SA: 'Perspectives on therapy of cardiovascular diseases with coenzyme Q10 (ubiquinone)'; Clinical Investigator 71(8 Suppl):S116–123, 1993. 11. Vrije radicalen & anti-oxidanten'; gebaseerd op de publicaties van Ruud A. Nieuwenhuis; Orthos Media, Den Haag, 2005. 12. Ernster L, Forsmark-Andrée P: 'Ubiquinol: an endogenous antioxidant in aerobic organisms'; Clinical Investigator 71(8 Suppl):S60–S65, 1993. 13. De Boer E; 'Veelbelovende mogelijkheden van co-enzym Q10 bij de behandeling van kanker'; De Orthomoleculaire Koerier nr. 97, 17(6):5–11, dec. 2002. 14. Lampertico M, Comis S: 'Italian multicenter study on the efficacy and safety of coenzyme Q10 as adjuvant therapy in heart failure'; Clinical Investigator 71(8 Suppl):S129–133, 1993. 15. Morisco C et al: 'Effect of coenzyme Q10 therapy in patients with congestive heart failure: a long-term multicenter randomized study'; Clinical Investigator 71(8 Suppl):S134–136, 1993. 16. Belardinelli R et al: 'Coenzyme Q10 improves contractility of dysfunctional myocardium in chronic heart failure'; Biofactors 25(1-4):137–145, 2005.
17. Langsjoen PH et al: 'Treatment of hypertrophic cardiomyopathy with coenzyme Q10'; Molecular Aspects of Medicine 18 Suppl:S145–S151, 1997. 18. Fallon S, Enig MG: 'Dangers of statin drugs: what you haven’t been told about popular cholesterol-lowering medicines'; website Weston A. Price Foundation, http:// www. westonaprice.org/moderndiseases/statin.html. 19. Whitaker JM (petitioner): 'Citizen petition to change the labeling for all statin drugs (Mevacor, Lescol, Pravachol, Zocor, Lipitor, and Advicor) recommending use of 100200 mg per day of supplemental co-enzyme Q10 to reduce the risk of statin- induced myopathies (including cardiomyopathy and congestive heart failure)'; 24 mei 2002; http://www.fda.gov/OHRMS/DOCKETS/dailys/02/May02/052902/ 02p-0244-cp00001- 01-vol1.pdf. 20. Langsjoen PH: 'Statin-induced cardiomyopathy - introduction to the citizen’s petition on statins'; 8 juli 2002; http://www.redflagsweekly.com/features/ 2002_july08P.html. 21. De Boer E: 'De orthomoleculaire bestrijding van hart- en vaatziekten'; Bureau Everink, Almere, 1991. 22. Hooghwinkel GJM: 'Humane biochemie'; Wetenschappelijke uitgeverij Bunge, Utrecht 1990. 23. De Boer E: 'Slechte vitamine D-status risicofactor voor diverse chronische aandoeningen'; De Orthomoleculaire Koerier nr. 106, 19(3):35–36, juni 2004. 24. Zittermann A et al: 'Vitamin D insufficiency in congestive heart failure: Why and what to do about it?'; Heart Failure Reviews 11(1):25–33, maart 2006. 25. Weverling-Rijnsburger AW et al: 'Total cholesterol and risk of mortality in the oldest old'; Lancet 350(9085):1119–1123, 18 okt. 1997. 26. Netea MG et al: 'Low-density lipoprotein receptor-deficient mice are protected against lethal endotoxemia and severe gram-negative infections'; Journal of Clinical Investigation 97(6):1366–1372, 15 maart 1996. 27. Langsjoen PH: 'The clinical use of HMG CoA-reductase inhibitors (statins) and the associated depletion of the essential co-factor coenzyme Q10; a review of pertinent human and animal data'; (Exhibit A petition); http://www.fda.gov/OHRMS/ DOCKETS/dailys/02/May02/052902/02p-0244-cp00001-02-Exhibit_A-vol1.pdf.
Analyse UMCU probiotica-onderzoek: een correctie (en een verfijning) In het juninummer van dit tijdschrift verscheen mijn artikel 'Nadere analyse van het UMCU probiotica-onderzoek bij patiënten met pancreatitis'. In deze analyse stelde ik dat het sterfterisico bij de patiënten met multi organ failure 80% was. Welnu, dat las ik, zo ontdekte ik vlak na het ter perse gaan van mijn artikel, verkeerd (te snel): de patiënten met multi organ failure die waren overleden, waren verantwoordelijk voor 80% van de totale sterfte, wat iets anders is. Het sterfterisico in die groep is, zoals uit het artikel blijkt, circa 60%, terwijl het gemiddelde sterfterisico circa 10% was, net zoals in veel ander vergelijkbaar onderzoek. Zoals aangegeven waren er in de probiotica- en controlegroep bij loting respectie-
.
TvOG 4/2008
velijk 5 en 1 patiënten met multi organ failure, terwijl dat er bij het echte begin van het onderzoek 15 en 4 waren. Duidelijk is ook dat het sterfterisico van de niet multi organ failure patiënten slechts circa 2% was. Vermenigvuldigen we (60 - 2 =) 58% met de 33 en 15 patiënten met multi organ failure in het hele onderzoek en trekken wij de resulterende getallen van elkaar af (0,58 x 18), dan is de correctie geen 8 doden, maar zeker 10. We krijgen dan 14 versus 9, enzovoorts. De conclusies worden zo dus alleen maar sterker, namelijk: probiotica waren helemaal niet de oorzaak van de verhoogde sterfte in de probiotica-groep. (E.V.)