CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING Postbus 107 3740AC Raam Bezoekadres: Oude Utrechtseweg 19
Raam Telefoon Telefax Internet e-mai(
035-69 54070 035-6954080 http://www.cfvnl
[email protected]
Minister voor Wonen en Rijksdienst t.a.v. de heer drs. S.A. Blok Postbus 20011 2500EA DEN HAAG
Ons kenmerk IH/NS/14.603 (Bij correspondentie vermelden)
Onderwerp Advies uitwerking marktwaarde in verhuurde staat
Baarn, 18 december 2014
Geachte heer Blok, 1.
Inleiding
Via de brief van 7juli 2014 (kenmerk 2014-0000317604) heeft uw directeur Woningmarkt de heer drs. Ei, van Kempen mij verzocht advies uit te brengen over de wettelijke uitwerking van de marktwaarde in verhuurde staat. Via mijn brief van 21juli 2014 (kenmerk Bi/DE/14.338) heb ik aangegeven op welke wijze ik daar invulling aan zal geven. Deze brief en de bijlagen daarbij vormen mijn advies zoals ik dat heb toegezegd. Dit advies is mede gebaseerd op onderzoek dat door Ortec Finance in opdracht van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) is uitgevoerd. In de bijlage bij deze brief zijn twee rapporten van Ortec Finance opgenomen, getiteld respectievelijk ‘Analyse individuele waarderingshandboeken’ (bijlage 1) en ‘Handboek modelmatig waarderen marktwaarde in verhuurde staat’ (bijlage 2). Ik heb in het kader van dit project via twee centrale bijeenkomsten afstemming gehad met afgevaardigden vanuit onder meer corporaties, Aedes, WSW, accountantsorganisaties en taxateurs. Ik heb uw ambtenaren verslagen van deze bijeenkomsten doen toekomen. Deze afstemming was erop gericht kennis te kunnen nemen van de reactie van deze partijen op de bevindingen van het onderzoek en de contouren van mijn advies aan u. Het nu voorliggende advies is besproken met partijen, hetgeen niet wil zeggen dat partijen zich hieraan formeel hebben gecommitteerd. CFV heeft mede op basis van deze bijeenkomsten wel het beeld dat de voorgestelde invulling van marktwaarde in verhuurde staat een bruikbare en uitvoerbare invulling is van het wettelijke waarderingsbegrip. In paragraaf 2 van deze brief is een samenvatting van mijn advies opgenomen. In paragraaf 3 beschrijf ik op hoofdlijnen de inhoud van het waarderingshandboek (de volledige inhoud van het waarderingshandboek is opgenomen in bijlage 2 bij deze brief). In paragraaf 4 van deze brief ga ik in op mijn voorstel voor de introductie van een ‘College marktwaarde woningcorporaties’ dat tot taak moet krijgen om het waarderingshandboek jaarlijks te actualiseren. In deze paragraaf wordt tevens ingegaan op het proces van de jaarlijkse actualisatie van het waarderingshandboek en het verzamelen en beschikbaar stellen van de noodzakelijke marktgegevens. In paragraaf 5 van deze brief zal ik ten slotte ingaan op het tijdpad om dit marktwaardebegrip in te voeren in de sector en de relatie met de scheiding tussen Daeb en niet-Daeb.
INGESTELD BIJ BESLUITCENTRALE FONDS VOOR DE VOLKSHUISVESTING (STAATSBLAD 19B8, 4831.
ING Bank 69 7643 689 K.v.K. 32163534
CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING 2. Samenvatting advies Mijn advies over de wettelijke uitwerking van de marktwaarde in verhuurde staat laat zich als volgt samenvatten. De uitwerking van de marktwaarde in verhuurde staat moet: • aansluiten bij de hoofdlijnen van de bestaande methodiek voor rnarktwaardewaardering’; • bruikbaar zijn bij het prudentieel financieel toezicht; • bruikbaar zijn bij de scheiding tussen Daeb en niet-Daeb en de toets op overcompensatie, en de meting van rendement in de niet-Daeb-tak; • bijdragen aan de professionalisering van de vastgoedsturing door corporaties; • beperkte consequenties kennen voor de administratieve lasten.
Bovengenoemde doelstellingen kunnen bereikt worden langs de volgende lijn: • Er komt een wettelijk verankerd waarderingshandboek voor corporaties. Advies is om daarin ten aanzien van het waarderingsproces onderscheid te maken tussen een light’ versie en een ‘full’ versie. Het is de vrije keuze voor de corporatie om hetzij de ‘light’, hetzij de ‘full’ versie toe te passen; • Bij de ‘light’ versie volstaat de toepassing van het waarderingshandboek en is tussenkomst van een taxateur niet verplicht. Een uitzondering hierop betreft het bedrijfs onroerend goed (BOG) en het maatschappelijk onroerend goed (MOG) boven een bepaalde omvang, waarbij toetsing door de taxateur wel verplicht is. De ‘light’ versie leidt via een voorgeschreven DCF-rnethode tot een kostenefficiënte invoering van de marktwaarde op een kwalitatief voldoende niveau; • De ‘full’ versie houdt in dat corporaties de vrijheid hebben op specifiek genoemde onderdelen via het ‘pas toe of leg uit’ principe af te wijken van het waarderingshandboek. Een dergelijke afwijking is alleen mogelijk op basis van de toetsing door de taxateur die zich hierover dient te verantwoorden in het taxatieverslag. De onderdelen waarop corporaties bij de ‘full’ versie kunnen afwijken van het waarderingshandboek zijn de markthuur, de leegwaarde, de opslag voor het markt- en objectrisico in de discontovoet en de verouderingskosten in de eindwaarde. Onderbouwde afwijkingen op deze onderdelen kunnen de kwaliteit van de waardering vergroten. De ‘full’ versie levert daarmee in principe een kwalitatief betere marktwaarde op, maar brengt ook hogere kosten met zich mee; • Een nieuw op te richten ‘College marktwaarde woningcorporaties’ krijgt tot taak het waarderingshandboek jaarlijks te (laten) actualiseren. Andere taken van dit college zijn het bevorderen van de transparantie ten aanzien van de relevante marktgegevens en het bevorderen van de kwaliteit van het waarderingsproces. Het college wordt gevormd door drie leden, waarvan de voorzitter wordt benoemd door de minister. Naast het college staat een Adviesraad. Deze raad brengt jaarlijks een gekwalificeerd advies uit over het geactualiseerde waarderingshandboek en het waarderingsproces. Het door het College marktwaarde woningcorporaties uitgebrachte waarderingshandboek heeft via verankering in de AMvB een wettelijke status, waardoor de naleving ervan publiekrechtelijk handhaafbaar is ; 2 • De verplichting om in de jaarrekening verantwoording af te leggen volgens de marktwaarde in verhuurde staat geldt met ingang van verslagjaar 2016. Deze formele verantwoording in de jaarrekening 2016 dient aan te sluiten op het door corporaties in te dienen voorstel voor scheiding tussen Daeb en niet-Daeb. Corporaties dienen in de gegevensopvraging via CorpoData over verslagjaar 2015 echter al wel informatie aan te leveren over de marktwaarde in verhuurde staat volgens het waarderingshandboek. Corporaties kunnen op deze wijze tijdig ervaring opdoen met het nieuwe waarderingsbegrip. CFV kan de marktwaarde in verhuurde staat integreren in hettoezicht en het College marktwaarde woningcorporaties kan de ervaringen over verslagjaar 2015 gebruiken bij de actualisatie van het waarderingshandboek ten behoeve van de waardering in de jaarrekening over verslagjaar 2016. Waarderingshandboek 3. Er zijn verschillende mogelijkheden om de marktwaarde in verhuurde staat uitte werken. De belangrijkste zijn een leegwaarde-ratio, BAR/NAR en de DCF-methode. De laatstgenoemde methode wordt in de praktijk al toegepast door corporaties die nu al de marktwaarde in verhuurde staat in de jaarrekening toepassen en is ook in de commerciële sector gangbaar. Ook vanwege de bijdrage aan de professionalisering van de vastgoedsturing in de sector heeft de DCF-methode de voorkeur. Als bouwsteen voor het advies heeft CFV Ortec Finance gevraagd om aanbevelingen te formuleren voor een modelmatige waardering volgens de DCF-methode die aansluit bij de bestaande methodiek voor marktwaardewaardering.
Corporaties die in de jaarrekening Richtlijn 213 ‘Vastgoedbeleggingen’ van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggevïng toepassen. Niet naleving van het waarderingshandboek kwalificeert dan als overtreding van de sectorspecifieke regelgeving. -
CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING Ortec Finance heeft onder 25 van de 38 corporaties die in verslagjaar 2013 in de jaarrekening hebben gekozen voor toepassing van de marktwaarde in verhuurde staat een inventarisatie uitgevoerd van de wijze waarop in de praktijk de rnarktwaardering plaatsvindt. De resultaten van deze inventarisatie zijn opgenomen in het rapport ‘Analyse individuele waarderingshandboeken’ dat als bijlage 1 bij deze brief is opgenomen. Uit deze inventarisatie komt naar voren dat er in de praktijk naast een aantal overeenkomsten ook een aantal belangrijke verschillen is in de waarderingsmethodiek en de daarbij gebruikte gegevens, ook daar waar er geen reden voor lijkt te bestaan. Onderbouwing van de keuzes is veelal niet aanwezig. Vorenstaand onderstreept de wenselijkheid om te komen tot een wettelijk verankerd waarderingshandboek. In het rapport ‘Handboek modelmatig waarderen marktwaarde in verhuurde staat’ dat als bijlage 2 bij deze brief is opgenomen zijn de aanbevelingen van Ortec Finance ten aanzien van het waarderingshandboek opgenomen. Ik ondersteun de opzet en inhoud van het waarderingshandboek zoals dit door Ortec Finance is opgesteld. Belangrijk uitgangspunt in het waarderingshandboek is om bij het waarderingsproces onderscheid te maken tussen een ‘light’ versie en een ‘full’ versie. Bij de ‘light’ versie volstaat de toepassing van het waarderingshandboek en de controle door de accountant op de juiste toepassing daarvan. Hierbij is tussenkomst van een taxateur niet verplicht. Een uitzondering hierop betreft het bedrijfs onroerend goed (BOG) en het maatschappelijk onroerend goed (MOG) boven een bepaalde omvang, waarbij toetsing door de taxateur wel verplicht is. Het model voor parkeren komt grotendeels overeen met het model voor woningen, waarbij er een vereenvoudiging is opgenomen in het bepalen van de huurinkomsten en de in te rekenen exploitatiekosten. Daarnaast wordt er een aangepast uitgangspunt opgenomen voor de mutatiegraad van uitponden door de specifieke huurovereenkomst van parkeren. Ten aanzien van het zorgvastgoed is het advies is om zelfstandige woonzorgvormen te waarderen via het woningen model en een specifiek rekenmodel op te stellen voor het waarderen van intramurale zorg. In de praktijk is er een rekenmodel beschikbaar (‘open source’) en is de hoogte van alle relevante parameters en normen in het handboek aangegeven. Een essentiële stap wordt gevormd door de toetsing van de uiteindelijke modelwaarde na het toepassen van alle uitgangspunten. Om dit te faciliteren zijn een aantal plausibiliteitstoetsen opgesteld met vastgestelde bandbreedtes. Aan de hand van de toetsen kunnen extremen aan het licht worden gebracht, die kunnen voortkomen uit foutieve invoer of specifieke (markt)omstandigheden. De ‘light’ versie leidt tot een kostenefficiënte invoering van de marktwaarde op een kwalitatief voldoende niveau. De ‘light’ versie levert op portefeuilleniveau bruikbare waarden op. Waarden op complexniveau kunnen afwijken van taxaties waardoor bij (pakket)verkoop taxatie noodzakelijk blijft. Bij de ‘full versie’ die sterk overeenkomt met de huidige praktijk van waarderen op marktwaarde hebben corporaties de vrijheid op specifiek genoemde onderdelen afte wijken van het waarderingshandboek. Afwijking is alleen mogelijk op basis van de toetsing door de taxateur van de op basis van het waarderingshandboek verkregen waarderingen. De onderdelen waarop corporaties bij de ‘full’ versie kunnen afwijken van het waarderingshandboek zijn: • de markthuur; • de leegwaarde; • de opslag voor het markt- en objectrisico in de discontovoet; • de verouderingskosten in de eindwaarde. Onderbouwde afwijkingen op deze onderdelen kunnen de kwaliteit van de waardering vergroten. Bij de overige onderdelen van het waarderingshandboek is dit niet aan de orde en leidt afwijking tot een minder transparant waarderingsproces. De taxateur dient een taxatieverslag te maken over de aanpassingen van de modelmatige waarderingen. De ‘full’ versie levert in principe een kwalitatief betere marktwaarde op, maar brengt ook hogere kosten met zich mee. Ook hier geldt dat bij (pakket)verkoop een (recente) taxatie nodig is. De keuze voor de ‘light’ of ‘full’ versie ligt bij de corporatie en zal mede beïnvloed worden door de wijze waarop het vastgoedsturingsproces is ingericht en welke ambitie men daarbij heeft. Noodzakelijke randvoorwaarde bij beide varianten is dat corporaties de vastgoedadministratie op orde hebben. Het invoeren van marktwaarde in verhuurde staat op de beschreven wijze zal corporaties hiertoe aanzetten, wat bij zal bijdragen aan professionalisering van de sector.
CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING 4.
Proces van jaarlijkse actualisatie van het waarderingshandboek
College marktwaarde woningcorporaties Om de marktwaarde in verhuurde staat voor de ‘markt’ op overtuigende wijze vorm te geven dient de totstandkoming en het jaarlijks actualiseren van het waarderingshandboek op afstand geplaatst te worden van het ministerie en CFV. De marktwaarde is en blijft van de markt. Het is wel van belang dat het waarderingshandboek een wettelijke verankering kent, zodat handhaving mogelijk is. Er dient een College marktwaarde woningcorporaties te komen. Het College marktwaarde woningcorporaties wordt ingesteld op grond van de AMvB. Taken die het college heeft zijn: • het jaarlijks (laten) actualiseren van het waarderingshandboek; • het bevorderen van de transparantie ten aanzien van de relevante marktgegevens zoals markthuren en verkooptransacties; • het bevorderen van de kwaliteit van het waarderingsproces en de waarderingen door corporaties. 4.1
Het college wordt gevormd door drie leden, waarvan de voorzitter wordt benoemd door de minister. De voordracht van de twee andere leden is nog nader in te vullen. De voorzitter en de leden zijn onafhankelijk, gezaghebbend en deskundig. Zij hebben zitting in het college zonder last of ruggespraak. Ondersteuning heeft het college van een ambtelijk secretaris en het college heeft een budget tot zijn beschikking om werkzaamheden ten behoeve van zijn taken te kunnen laten uitvoeren. Naast het college staat een Adviesraad. Deze raad brengt jaarlijks een gekwalificeerd advies uit over het geactualiseerde waarderingshandboek en het waarderingsproces. De raad bestaat uit personen uit de praktijk, zoals taxateurs, accountants, waarderingsexperts en corporatiemedewerkers. Met de adviesraad wordt beoogd een inbreng vanuit de markt te kunnen leveren. Dit draagt bij aan het noodzakelijke vertrouwen dat de ‘markt’ dient te hebben in de wijze waarop de marktwaarde in de corporatiesector als verplichting wordt ingevoerd. Dat er een apart college dient te komen voor de waardering op marktwaarde bij woningcorporaties heeft verschillende redenen: • de wettelijke verplichting op grond van artikel 35 lid 2 van de Woningwet, die alleen op woningcorporaties van toepassing is, leidt tot een bijzondere verantwoordelijkheid van de minister om het waarderingsproces in goede banen te leiden; • het bij veel corporaties ontbreken van voldoende kennis vereist een specifieke inrichting van het hele waa rderingsproces; • de uitvoering van het waarderingsproces dient op afstand van de minister, c.q. de financiële toezichthouder te worden geplaatst om te zorgen voor vertrouwen in de markt; • de waarde van het vastgoed in corporatiesector is zeer omvangrijk en dit rechtvaardigt een professionele en zorgvuldige inrichting van het gehele proces. Zoals bovenstaand is aangegeven staan College en adviesraad in dit voorstel op afstand van de financieel toezichthouder. Het is uiteraard wel zo dat de financieel toezichthouder kan besluiten (steekproefsgewijs) reviews bij corporaties uit te voeren op het waarderingsproces en de rollen van alle betrokkenen daarbij. De jaarlijkse actualisatie van het waarderingshandboek In paragraaf 4.1 is aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor de jaarlijkse actualisatie van het waarderingshandboek bij het College marktwaarde woningcorporaties wordt belegd. Deze paragraaf beschrijft op hoofdlijnen de inhoudelijke kant van het actualisatieproces zoals dit onder verantwoordelijkheid van het College marktwaarde woningcorporaties uitgevoerd zou kunnen worden. 4.2
In het actualisatieproces worden de volgende stappen onderscheiden, waarbij jaar t het jaar is waarop de nieuw uit te voeren waardering betrekking heeft: • evaluatie van de waardering van jaar t-1: In jaar t vindt er een evaluatie plaats van de waardering in jaar t-1 op basis van het waarderingshandboek dat toen van kracht was. Dit gebeurt via ‘backtesting’ met de waarderingen die met de ‘full’ variant tot stand zijn gekomen. Deze waarderingen met de full variant zijn getoetst door een taxateur en hebben in principe een betere kwaliteit. Met deze ‘backtesting’ kan worden bepaald of het waarderingshandboek overeenkomstige uitkomsten oplevert. Wanneer dat niet het geval is, vormen de verschillen een basis voor verbetering van het waarde ri n gs hand boek; • verwerking actuele marktinformatie in jaar t: In jaar t is nieuwe marktinformatie beschikbaar gekomen. De marktinformatie heeft betrekking op de in dat jaar gerealiseerde prijzen van koopwoningen en verkochte huurcomplexen en gerealiseerde markthuren. Deze informatie leidt tot actualisatie van de uitgangspunten in het waarderingshandboek, zodanig dat de waardering volgens het aangepaste handboek aansluit bij de nieuwe markinformatie;
CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING •
verwerking overige aanpassingen in jaar t: Behalve vanwege de markt kunnen er ook andere redenen zijn om het waarderingshandboek te actualiseren. Er kunnen nieuwe inzichten zijn of aanpassingen in wet- en regelgeving die effect moeten hebben op de waardering.
Over de opzet, uitwerking en resultaten van deze stappen adviseert de Adviesraad. Gehoord het advies stelt het College marktwaarde woningcorporaties het geactualiseerde waarderingshandboek vast. 4.3 Verzamelen en beschikbaar stellen van marktgegevens Zoals in paragraaf 4.2 is aangegeven is de beschikbaarheid van marktgegevens van cruciaal belang bij de jaarlijkse actualisatie van het waarderingshandboek. Het gaat hierbij om drie verschillende soorten marktgegevens: transactieprijzen van verhuurde complexen, transactieprijzen van koopwoningen en niarkthuren. De transactieprijzen van verhuurde complexen vormen de referentiegegevens voor de uit te voeren waarderingen. Transactieprijzen van koopwoningen en markthuren zijn invoergegevens bij de waardering. Het is aan het College marktwaarde woningcorporaties te bezien op welke wijze deze gegevens het beste verzameld en beschikbaar gesteld kunnen worden. Onderstaand wordt ingegaan op de beschikbaarheid van deze gegevens in de huidige situatie. Transactieprijzen van verhuurde complexen zijn cruciaal. De waardering van het vastgoed is uiteindelijk geënt op deze transactieprijzen. Het is van groot belang dat alle relevante transacties beschikbaar komen met daarbij ook aanvullende gegevens om de validatie van het waarderingshandboek te kunnen uitvoeren. Hiervoor kan aangesloten worden bij Stichting Vastgoeddata (StiVAD) dat verder uitgebouwd zou kunnen worden met marktconforme transacties van corporaties. Transactieprijzen van koopwoningen kunnen gebruikt worden voor de bepaling van de eegwaarde van huurwoningen en liggen ten grondslag aan de WOZ-waardering van huurwoningen. Deze gegevens zijn in principe beschikbaar via transactiegegevens van het Kadaster en die van de NVM. De gegevens van het Kadaster hebben betrekking op alle verkochte woningen. Het nadeel is dat slechts een beperkt aantal woningkenmerken beschikbaar zijn. De gegevens van de NVM hebben betrekking op circa 75% van alle verkochte woningen. Het voordeel is dat in het bestand van de NVM veel woningkenmerken aanwezig zijn. Om de laatste reden verdient het de voorkeur gebruik te maken van het NVM bestand. De beschikbaarheid van markthuren is momenteel beperkt. De NVM heeft de beschikking over gerealiseerde rnarkthuren. Daarnaast is het in principe mogelijk om de hoogte van de markthuurte ontlenen aan het huurniveau van geliberaliseerde huurwoningen van beleggers (IVBN). Het is van belang dat gegevens over markthuren ter beschikking staan ten behoeve van het opstellen en jaarlijkse actualiseren van het waarderingshandboek. Ook StiVAD heeft aangegeven informatie te verzamelen over markthuren. Een belangrijk aandachtspunt is dat de marktgegevens, en dat geldt in het bijzonder voor de markthuren en de transactieprijzen van verhuurde complexen relatief beperkt zijn en veelal betrekking hebben op een selectief marktsegment. Deze gegevens zijn daardoor mogelijk niet (altijd) representatief voor de gehele corporatiemarkt. Een manier om dit gebrek aan representativiteit (enigszins) te ondervangen is via een modelmatige schatting van deze marktgegevens op basis van de relevante kenmerken. Met de schattingsresultaten is het mogelijk een extrapolatie uit te voeren naar die marktsegmenten waar het aantal waarnemingen (zeer) beperkt is. Ook dit is een belangrijk aandachtspunt bij de verdere uitwerking door het College marktwaarde woningcorporaties. Tijdpad invoering wettelijke verplichting 5. Eén van de in paragraaf 2 van deze brief genoemde uitgangspunten bij de uitwerking van de marktwaarde in verhuurde staat is dat deze bruikbaar is bij de scheiding tussen Daeb en niet-Daeb. Het is daarbij wenselijk het door corporaties in te dienen scheidingsvoorstel te laten aansluiten op de marktwaardegegevens in de formele jaarrekening. In mijn uitvoeringstoets op de AMvB (kenmerk GB/RV/14.931, d.d. 15 september 2014) heb ik aangegeven dat ik het tijdpad inzake de scheiding tussen Daeb en niet-Daeb zoals dit in onderstaande afbeelding is gevisualiseerd realistisch acht. Dit houdt dus in dat corporaties in de eerste helft van 2017 een scheidingsvoorstel bij de financieel toezichthouder kunnen indienen.
CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING Tijdpad naar een nieuwe beoordelingsmethodiek
lUhê1flQr’.,w. D[ C
t42)14
1
a)l
‘11e
II
L3X15
43)1.
r.1 £,1,
1
1Ç12)17
k2Z117
D17
.
ii
lkfl’
s’.4i L’4 Dbnol1
Vorenstaand leidt ertoe dat de verplichting om in de jaarrekening verantwoording af te leggen volgens de marktwaarde in verhuurde staat uiterlijk met ingang van verslagjaar 2016 inwerking dient te treden. Inwerkingtreding per verslagjaar 2015 zou de voorkeur hebben, maar dit is naar alle waarschijnlijkheid niet realistisch. Mijn advies is daarom om corporaties in de gegevensopvraging via CorpoData over verslagjaar 2015 al wel informatie te laten aanleveren over de marktwaarde in verhuurde staat volgens het waarderingshandboek zoals dit onder verantwoordelijkheid van het College is vastgesteld. Het waarderingshandboek dat door Ortec Finance is opgesteld vormt hiervoor een goede basis, maar dient onder verantwoordelijkheid van het College marktwaarde woningcorporaties nog wel geactualiseerd en gevalideerd te worden, conform hetgeen hierover is opgemerkt in paragraaf 4 van deze brief. Het uitvragen in de gegevensopvraging via CorpoData over verslagjaar 2015 heeft een aantal voordelen. Corporaties kunnen op deze wijze tijdig ervaring opdoen met het nieuwe waarderingsbegrip. CFV kan de marktwaarde in verhuurde staat integreren in de nieuwe beoordelingsmethodiek en het op te richten College marktwaarde woningcorporaties kan de ervaringen over verslagjaar 2015 gebruiken bij de actualisatie van het waarderingshandboek ten behoeve van de waardering in de jaarrekening over verslagjaar 2016. De gegevens zoals die over verslagjaar 2015 via de dvi moeten worden ingediend kunnen daarnaast gebruikt worden voor de vergelijkende cijfers zoals die in de jaarrekening over verslagjaar 2016 opgenomen dienen te worden. Indien u mijn advies overneemt is het van belang om dit op korte termijn in de AMvB uit te werken. Daarnaast zullen er snel stappen gezet moeten worden om het College marktwaarde woningcorporaties in te stellen, Ik treed graag met u in overleg over de verdere operationalisering daarvan, Ik treed daarnaast graag met u in overleg over de termijn waarop deze brief en de bijlagen daarbij openbaar gemaakt kunnen worden zodat corporaties zich kunnen voorbereiden op de transitie naar marktwaarde in verhuurde staat. Ik ben uiteraard bereid mijn advies mondeling nader toe te lichten. Dit zou in een gesprek tussen CFV en BZK kunnen, maar indien u dit zinvol vind ook in een bredere setting met afgevaardigden vanuit de organisaties waar CFV afstemming mee heeft gehad in de eerder genoemde twee centrale bijeenkomsten. Met vriendelijke groet, raa $eri s VoIkshvesting Drs. .L. rlVerhoog Directeur Bij lagen: • Bijlage 1: Rapport Ortec Finance ‘Analyse individuele waarderingshandboeken’ Bijlage 2: Rapport Ortec Finance ‘Handboek modelmatig waarderen marktwaarde in verhuurde staat’