C2-taken uitvoeren met een B2-niveau: kunst- en vliegwerk? Ineke de Bakker Universiteit van Amsterdam Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) E.:
[email protected]
Programma II van het Staatsexamen toetst of iemand voldoende Nederlands beheerst voor een baan of opleiding op hbo- of universitair niveau. Het niveau van Programma II komt overeen met taalniveau B2 van het ERK. Het gaat om een startkwalificatie: een niveau dat ´toereikend is om een start te maken met een opleiding of in een bepaalde functie op de arbeidsmarkt`. Bron: http://www.cve.nl/item/wat_is_het_staatsexamen_nt2
De taaltaken die de student binnen het wetenschappelijk onderwijs moet uitvoeren liggen al bij de start op C1 of zelfs C2-niveau. • Is dit vermoeden juist? • Zo ja, hoe gaan studenten met die taken om? • Hoe kunnen studenten bij de uitvoering van die taken ´ondersteund´ worden?
Centraal staat in deze workshop: 1. Inzicht krijgen in de universitaire schrijftaken (eerste jaar van de opleiding): • Hoe zien die universitaire schrijftaken eruit? • Welke talige startcompetenties zijn minimaal nodig om ze uit te voeren? 2. Hoe gaan studenten met die schrijftaken om? • Waar worstelen ze al of niet mee? • Hoe pakken ze het aan? 3. Wat kunnen de opleidingen en taalondersteunende workshops / cursussen op dit punt voor de student betekenen?
Bonset en De Vries (SLO-publicatie, 2009): beschrijving van talige startcompetenties voor het hoger onderwijs, gerelateerd aan ERK: niveaus B2 en C1. Daarin niet alleen beschrijving van: • gewenste taalvaardigheid student; Maar ook beschrijving van: • taalleerstrategieën die de student moet beheersen; • gewenste taalleervermogen; • gewenste studievaardigheden.
Bonset en De Vries stellen het startniveau voor hbo op B2 en voor wo op C1. Komen de verschillen tussen deze niveaus voldoende tot uiting?
Zie hand out: p.1 t/ m 6: de startcompetenties B2, C1 en C2.
Enkele opmerkingen bij talige startcompetenties B2 en C1: (hand out p. 2 t/m 6) • Sommige statements zijn te algemeen geformuleerd. • Achterliggende vaardigheden (logisch en helder denken; kunnen parafraseren) krijgen onvoldoende aandacht. • Statements gaan vooral over vorm (bijv. bij samenhang aanbrengen: aandacht voor verwijs- en verbindingswoorden, maar hoe zit het met inhoudelijke, logische lijn in het betoog?). • focus op fouten en niet op prestaties: moeilijke, complexe structuren kunnen gebruiken.
De andere kant (opdracht, onderwijs etc). blijft buiten beeld:
Studente Sofia: Beste mevrouw Bakker, Ik neem hierbij de vrijheid om u te vragen om een second opinion van mijn Essay. Ik heb een Essay geschreven volgens het schrijfplan en de feedback daarop verwerkt. Vervolgens krijg ik feedback op ándere punten. Die feedback neem ik op in de herschrijving en dan krijg ik het nog steeds afgewezen terug. Ik hoop dat u de ruimte heeft voor een second opinion. Ik zie graag uw reactie tegemoet. Groet,
Propedeutische taaltaken Meestringa analyseerde 18 propedeutische schrijftaken (SLO, 2011) uit Nederlandse en Vlaamse opleidingen van het hoger onderwijs. Vraag was: waarom worstelen studenten met schrijftaken? • Nieuwe genres? • Minder richtlijnen en begeleiding? • Minder duidelijke eisen? • Onvoldoende sprake van transfer?
Enkele bevindingen: • De schrijftaken in hbo en wo stellen meestal geen eisen die ver uitgaan boven hetgeen er in de startcompetenties staat: ´De aangeleverde universitaire schrijftaken vereisen vaak meer taalvaardigheid dan B2 maar zijn meestal ook van (vrij) uitvoerige richtlijnen voorzien.’
• De genres zijn misschien niet nieuw maar de schrijftaak is om andere redenen veel complexer.
Centrale vraag van deze workshop: Komt bij de beschrijving van talige startcompetenties B2 en C1 de complexiteit van wo-schrijftaken voldoende naar voren?
Workshopopdracht 1 en 2: analyse van twee complexe universitaire schrijftaken uit het eerste jaar van de studie Media en cultuur. (zie hand out pag. 7, 8 en 9)
We maken bij onze analyse gebruik van de ERK-niveaus B2 en C1. Vraag: Is het mogelijk de talige startcompetenties aan te geven die minimaal aanwezig moeten zijn om met deze schrijftaken om te kunnen gaan? 20 min incl. bespreking.
De student in beeld Studente Media en cultuur: Maria (pseudoniem). Geboren in Uruguay en in 2006 op 16-jarige leeftijd naar Nederland gekomen. In Nederland: vwo vanaf de derde klas. De thuistaal is Spaans. Vriendenkring: Nederlands en Engels. Naast de studie volgt Maria een INTT-cursus Schrijven: spelling en grammatica (voor NT2-studenten) en later de cursus Beter schrijven voor FGw-studenten (NT1 en NT2).
In de cursus Schrijven: spelling en grammatica werkt Maria aan het wetenschappelijk betoog. Hoe voert ze die opdracht uit? Workshopopdracht 3 Lees het betoog van Maria (eerste deel: p. 10). • Waar zitten de grootste problemen? • Bespreek resultaten met elkaar en vergelijk met de beoordeling door de docent • Over welke startcompetenties moet de studente beschikken om deze schrijftaak uit te kunnen voeren? (15 min.)
Conclusies Grootste problemen van deze studente: • abstracte vaktaal omzetten in een redelijk begrijpelijke tekst. • informatie uit verschillende bronnen bijeen kunnen brengen in een helder betoog. • kunnen selecteren: zich beperken tot één onderzoeksvraag en daar relevante informatie bij zoeken. .
-> De studente moet laten zien dat zij de abstracte stof beheerst en kan toepassen én zij moet een correct betoog leren schrijven volgens academische conventies en met een aanvaarbare argumentatie. -> Een complexe schrijftaak dus wat consequenties heeft voor de uitvoering. De taakcomplexiteit beïnvloedt de taalvaardigheid sterk. Zie voorbeeldtekst die de studente in dezelfde periode schrijft -> een wervende tekst voor middelbare scholieren waarbij je je studie aanbeveelt. (hand out p. 12) 5 min.
Top tien van veel voorkomende fouten in teksten van studenten 1. Onduidelijke fragmenten: te weinig uitleg, te weinig achtergrondinformatie. 2. Onduidelijke en verkeerde verwijswoorden. 3. Onduidelijke alinea’s of tekstdelen: niet logisch geordend, geen samenhang. 4. Woordkeuze: verkeerd woord, verkeerde woordcombinatie, ongebruikelijke woordkeus. 5. Stijlfouten: ingewikkelde formuleringen (leidt ook tot onduidelijkheid), teveel spreektaal. 6. Fouten met zinnen: te lange zinnen, zinnen die niet aan elkaar gekoppeld zijn, te korte zinnen. 7. Werkwoorden: verkeerde vorm. 8. Woorden los van elkaar geschreven. 9. Werkwoordspelling verkeerd. 10. Fouten met leestekens.
Het is wel duidelijk:
(…) een korte opfriscursus of deficiëntiecursus over spellingsregels en ´taalweetjes’ is voor deze studenten niet de oplossing!
Citaat uit het voorwoord bij Talige startcompetenties Hoger Onderwijs (Wilma van der Westen en Edith Alladin)
Conclusies • De universitaire schrijftaken liggen op C1-niveau (misschien soms op C2-niveau). • Er moet (te) snel gepresteerd worden: weinig verwerkingstijd.. • Niet altijd worden subvaardigheden (helder en logisch denken, parafraseren, formuleren) op systematische wijze getraind. • Niet altijd zijn opdrachten en feedback duidelijk.
Ad 3. Belang van taaltraining en taalondersteuning bij academisch schrijven:
Staatsexamen NT2 is startkwalificatie. ‘De kandidaat zal zijn taalvaardigheid tijdens de studie of op de werkvloer verder moeten ontwikkelen.’ Maar ook T1-studenten met vwo op zak stromen vaak in met een taalvaardigheid die we als startkwalificatie zouden kunnen omschrijven. Die T1-populatie ziet er ook steeds vaker ´divers´ uit (zie deelnemers cursus Beter schrijven (in principe voor T1studenten).
Profiel deelnemers cursus Beter schrijven bij FGw: n=19 (twee cursussen) 1. Achtergrond In Nederland geboren: 12
Niet in Nederland geboren: 7
Middelbare school buiten Nederland gedaan: 2
Wel (deel) middelbare school in Nederland gedaan: 5
Basisschool in USA: 1
(conclusie: 2 echte NT2!)
Beide ouders in Nederland geboren: 8
2. Thuistaal/taal vriendenkring n=19 Engels: Half Russisch/half Nederlands/Engels: Chinees/Engels/Nederlands: Nederlands/Engels Afghaans/Nederlands Turks/Nederlands Spaans/Nederlands/Engels: Nederlands: Hebreeuws/Arabisch/Frans
3. In Ned. (deels) middelbare school gedaan: n=15 1 1 1 2 1 1 1 10 1
vwo: 6 deel vwo (ingestroomd): 3 havo-vwo: 1 havo-hbo of colloquium: 4 ?1
4. Welke taal gebruik je vooral bij de studie? N=19 Engels: 2 Nederlands en Engels: 12 Nederlands: 5
Voor beide groepen (T1 en T2) is noodzakelijk: 1. verdere ontwikkeling academische taalvaardigheid binnen de opleiding. 2. Zo nodig: extra taalondersteuning buiten het curriculum. Hiervoor is een goed taalbeleid van belang.
Academische schrijfvaardigheid binnen het curriculum: veel ´ opleidingen besteden aandacht aan training in academisch Nederlands. Belangrijk: in kaart te brengen hoe academisch schrijven bij verschillende opleidingen getraind wordt: • Is er een doorlopende leerlijn? • Welke didactiek wordt gehanteerd? • Vindt diagnostische toetsing plaats om bijtijds achterstanden te signaleren? • Zijn er vormen van remediëring? • Zijn taalbeleidsmaatregelen verankerd binnen onderwijsprogramma´s? Taak van een commissie taalbeleid
In de extra taaltraining zal focus moeten liggen op: • ‘handvaten bieden’ om zich zelfstandig te kunnen redden;
• aanleren van een juiste houding: openstaan voor feedback, maar ook: vragen durven stellen over de opdracht, vragen om voorbeelden; • studenten zekerder maken: laten zien dat academisch leren schrijven een proces is waar tijd en energie voor nodig is; en ….
• inzicht geven in deelaspecten van schrijfvaardigheid die extra training behoeven -> digitale feedback kan daarbij belangrijke rol spelen; • training van belangrijke facetten van academisch schrijven -> parafraseren en structureren, formuleren en correctheid op woord- en zinsniveau en op gebied van spelling en interpunctie.
Student in beeld. Welke adviezen zou je aan een eerstejaarsstudent geven? (Gevraagd aan studenten Beter schrijven aan eind studiejaar.) • • • •
Een meelezer organiseren. Rustig blijven! Schrijf altijd alle teksten en lever het op tijd in. Neem je tijd voor het schrijven, laat de tekst even liggen en herlees het nog een keer. • Op tijd beginnen • Zoveel mogelijk doen! • Een cursus volgen (Beter schrijven)