[ ONDERZOEK ]
BuurtSportwerk 2
DEEL
1. BUURTSPORT ANTWERPEN Sinds een aantal jaren wordt op enkele plaatsen in Vlaanderen getracht om een meer structureel sportaanbod te organiseren welke als buurtsportwerk kan worden bestempeld. Zo zijn er onder meer specifieke projecten in Mechelen en Leuven (De Keyser, Meftah & Jannes, 2001), waarbij men vooral in de eerstgenoemde stad reeds meerdere jaren bezig is met een aangepast sportaanbod op buurtniveau naar maatschappelijk kwetsbare jeugd. Ook in Brussel vindt men sinds enkele jaren een specifiek buurtsportproject in enkele achtergestelde wijken (Martens, 1998). Kenmerkend voor het Brusselse project is onder meer de vorming van laaggeschoolde jongeren tot buurtsportwerkers, een doelstelling welke blijkbaar niet gemakkelijk te realiseren is (Verellen, 2001). De meeste van deze initiatieven worden gefinancierd door gelden vanuit het Sociaal Impulsfonds (SIF). Ook in Antwerpen werd een aantal jaren geleden een SIF-buurtsportproject opgestart. Het project “buurtsportmanagement” van de stad Antwerpen is wellicht het grootste buurtsportproject van Vlaanderen. Hieronder wordt eerst dit project beschreven. Nadien worden een aantal van de belangrijkste bevindingen weergegeven van een onderzoek bij diverse betrokkenen van dit project.
modellen uit de praktijk Op 28 februari 2002 vond in Antwerpen de tweede trefdag BuurtSport plaats. Eerste gastspreker van de dag was Marc Theeboom. In VTS nummer 167, pag 46-49, verscheen het eerste deel van zijn referaat. In deze editie vind je het tweede en laatste deel van de bevindingen van het onderzoek dat hij tesamen met Helena Wittock en Eva Teetaert deed. In het verlengde van de trefdag BuurtSport is er extra aandacht voor de situatie in Antwerpen.
2. ONTSTAAN, DOELSTELLING EN DOELGROEP Eind 1998 werd er gestart met het buurtsportproject te Antwerpen als onderdeel van het globale SIF-pro-
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
41
42
[ ONDERZOEK ]
gramma Jeugd. Aanvankelijk richtte men zich tot twee aandachtswijken, met name Antwerpen, Noord Merksem en Borgerhout. In 2000 werd het werkgebied uitgebreid met Antwerpen – Zuid (Kiel/Hoboken). Deze keuze werd mede bepaald door
drempelige sportmanifestaties; hoogdrempelige toegang tot sportclubs (strakke structuren, lidgelden, geen club in de buurt, …). De doelstellingen van het buurtsportproject zijn sinds 2000 vastgelegd in convenanten. Dit zijn overeenkomsten tussen de jeugddienst en de sportdienst betreffende de uitvoering 2000 - 2002, in het kader van de SIF – beleidsovereenkomst die de stad Antwerpen en het OCMW-Antwerpen afgesloten hebben met de Vlaamse Gemeenschap. Door deze convenanten kreeg buurtsport en zijn doelstelling meer concrete vorm in vergelijking met de start in 1998. Ze vormen het uitgangspunt voor de werking.
3. UITVOERING
de resultaten van een in 1998 door de VUB in opdracht van de stad (De Knop, Bollaert, Theeboom, & Harthoorn, 1998) uitgevoerd onderzoek naar de sportbehoeften in Antwerpen. Met het buurtsportproject wil men in Antwerpen het sportaanbod, de sportparticipatie en het sportklimaat in en om de buurt bevorderen voor specifieke doelgroepen in de aandachtswijken. Daarbij richt het project zich op alle buurtbewoners, met speciale aandacht voor kinderen en jongeren. De bewoners van deze kansarme impulsgebieden bestaan voor een groot deel uit allochtonen, met als gevolg dat aanzienlijk wat deelnemers, migranten zijn. De beoogde doelgroep wordt gekenmerkt door een achtergestelde positie in die zin dat ze arm zijn aan kansen op allerlei gebieden. Zo zijn ze ook arm aan sportkansen omwille van verschillende redenen: financiële redenen; negatief imago van de doelgroep bij sportclubs en beheerders van sportinfrastructuren waardoor deze slecht toegankelijk zijn voor hen; gebrek aan bereikbare en toegankelijke sportaccommodatie in de buurt; cultuurverschillen; weinig ondersteuning en aanmoediging van ouders om te sporten; hoog-
BUURTSPORTMANAGERS De uitvoering van het buurtsportproject gebeurt door de Jeugddienst en de Dienst voor Sport en Recreatie van de stad Antwerpen. Hiervoor zijn door de Dienst voor Sport en Recreatie drie zogenaamde ‘buurtsportmanagers’ aangesteld en door de Jeugddienst drie buurtsportwerkers binnen de jeugdwerkorganisatie KIDS (Kansen In De Stad). Dit is een jeugdwerkorganisatie, die verspreid over zes Antwerpse districten, op een twintigtal activiteitsplaatsen een vrijetijdsaanbod formuleert voor kinderen en jongeren tot 25 jaar. De buurtsportmanagers houden zich vooral bezig met het creëren van voorwaarden voor georganiseerde en zinvolle vrijetijdsbesteding voor jeugd op buurtniveau (dienst Sport en Recreatie Antwerpen, 2000). Dit trachten zij te doen door onder meer een brugfunctie te vervullen tussen lokale overheden, stedelijke diensten, federaties, reguliere sportclubs, kinder- en jeugdwerkingen enerzijds en de doelgroep anderzijds; alsook samenwerkingsverbanden tussen de diverse stucturen op te zetten; het signaleren van noden en behoeften op het gebied van jeugd en sport in de buurt en het opzetten en verzorgen van diverse sportcursussen en –initiaties (onder meer ook in het kader van de jeugdsportcontracten). Er is bovendien een bijzondere aan-
dacht voor de culturele verschillen die er binnen de doelgroep bestaan (o.m. met betrekking tot islamistische migrantenmeisjes). Binnen het buurtsportmanagement is er tevens vanuit de SIF-acties een mogelijkheid voorzien om verenigingen financieel te ondersteunen bij het ondernemen van kwaliteitsvolle sportinitiatieven naar kansarme jongeren toe (‘Premie op Jeugdsport’). Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van de voorbeeldfunctie die topsporters hebben op kinderen en jongeren, bij de organisatie van specifieke sportactiviteiten in de aandachtsbuurten (‘Topsport in de wijk’). De buurtsportmanagers hebben geen uitgesproken, specifieke strategie om de doelstellingen te bereiken. Afhankelijk van de doelgroep en de resultaten die ze willen bereiken, zetten ze losse projecten op. Hun aandachtspunt daarbij is laagdrempelig te werken door hun activiteiten niet te gestructureerd te maken, zo weinig mogelijk voorinschrijvingen en minimale kosten te vragen. Om de doelgroep te bereiken, werken buurtsportmanagers via de bestaande werkingen in de buurt: de gedecentraliseerde jeugddienst van het district, de sociale verenigingen, de buurtsportwerkers van de Werkingen Kansarme Jeugd (WKJ), de kinderwerkingen, jeugdhuizen, scholen, enzovoort. Via de bestaande kanalen die met dezelfde doelgroep werken, maken zij promotie voor hun activiteiten. Bovendien zijn zij aanwezig in de wijk zelf.
BuurtSp Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
BUURTSPORTWERKERS De buurtsportwerkers, waarvan de eerste twee reeds tien maanden vroeger waren aangesteld dan de eerste buurtsportmanagers, houden zich bezig met het organiseren en uitvoeren van sportactiviteiten. Zij staan in voor het directe contact met de jongeren en zijn geïntegreerd in het team van een jeugdwerking binnen de structuur van KIDS. De drie buurtsportwerkers zijn van Marokkaanse origine, omdat het publiek van de jeugdwerking voor het grootste deel ook van
[ ONDERZOEK ]
Marokkaanse origine is. Dit vergemakkelijkt het uitbouwen van een vertrouwensrelatie. In de drie werkgebieden wordt vooral zaalvoetbal georganiseerd. Deze activiteit heeft een vast karakter en wordt beoefend op competitief niveau. De andere activiteiten zoals basketbal, atletiek, zwemmen, golven en schaatsen zijn occasioneel en moeten de jongeren aanzetten tot sporten. In sommige werkgebieden is er ook meisjessport. De strategie van een buurtsportwerker om de doelstellingen te bereiken, is vanuit de doelgroep vertrekken en zo inspelen op hun vraag. De buurtsportwerker moet voortdurend klaarstaan om vragen, die van wijk tot wijk verschillen, te beantwoorden. Werken met groepen van bepaalde buurten en met dynamieken van de buurt, verschilt van het receptieve karakter van een georganiseerde sportclub. Het is echter wel een essentiële strategie voor het creëren en het versterken van het sociale weefsel. Als teamlid zijn de buurtsportwerkers verbonden met een WKJ. De kinderen van de WKJ’s kunnen deelnemen aan het sportaanbod van de buurtsportwerker van de wijk. Via het buurtsportoverleg komt de samenwerking de buurtsportmanagers en de buurtsportwerkers tot stand. Er zijn drie vormen van samenwerking: (1) de buurtsportmanager organiseert, de buurtsportwerker kan deelnemen met kinderen en jongeren; (2) buurtsportmanager en buurtsportwerker werken samen uit, de buurtsportwerker begeleidt de groep; (3) de buurtsportwerker organiseert, de buurtsportmanager ondersteunt logistiek, financieel of administratief.
deren en jongeren. Zij werken samen op regelmatige basis. Zo werkt buurtsport aan de uitbouw van een vakantie-aanbod in samenwerking met de jeugddienst. Buurtsport moet mee instaan voor de toeleiding van de doelgroep naar de stedelijke sportinitiatieven. De partnerschappen zijn afhankelijk van de grootte van het project, de regio en de doelgroep. De belangrijkste partners zijn: KIDS KIDS is een jeugdwerkorganisatie die de focus legt op het bereiken en actief betrekken van die kinderen en jongeren, die door de mechanismen van sociale uitsluiting minder of het minst kansrijk zijn. Vanuit deze focus streven ze naar contact, uitwisseling, de aansluiting met alle kinderen en jongeren. De kern van KIDS is jeugdwerk: groepsgerichte activiteiten in de vrije tijd, vrijwillig van aard, samen met leeftijdsgenoten en vrienden. KIDS zet voor én met kinderen en jongeren ook welzijnsgericht activiteiten op. Gezien zij met dezelfde doelgroep werken als buurtsport, is KIDS een belangrijke partner bij het organiseren van activiteiten. De vraag van kinderen en jongeren om aan sport te doen, is groot. Daarom wil KIDS intensief werk maken van sport en van het kwalitatief uitbouwen van sport binnen de werking (Vandewinckele, 2001). KIDS is territoriaal verdeeld in steunpunten met telkens één coördinator. Elke buurtsportwerker is actief in eendergelijk steunpunt. De buurtsportwerker is een teamgenoot van de jeugdwerkers van de werking van het steunpunt. De samenwerking met buurtsport is op basis van samenwerking met de buurtsportwerker. Deze staat in voor: het uitbouwen van sport op sporttechnisch gebied binnen de werking en het intensief coachen en opvolgen van jongeren in zaalvoetbal, momenteel de enige sport op competitieniveau.
een eigen jongerenwerking voor alle jongeren tussen 6 en 18 jaar die in de buurt wonen. De doelstelling van de vzw is via sport en andere activiteiten de groep hechter te maken en voor deze jongeren een plaats te zijn waar ze elkaar rustig kunnen
ontmoeten. De buurt vormt hierbij een belangrijk uitgangspunt. All Inn werkt ook mee aan activiteiten die plaatsvinden in de buurt. Zij wil samenwerken met iedereen die meer kansen wil geven aan jongeren en kinderen via sportactiviteiten. Dit vertaalt zich meestal in logistieke ondersteuning. Omdat buurtsport werkt aan het geven van meer kansen aan jongeren en kinderen, mag buurtsport van All Inn ook gebruik maken van de infrastructuur en de doelgroep bij de uitbouw van buurtsportactiviteiten. Volgens de overeenkomst met het SIF in de convenanten, moeten de buurtsportwerker, de buurtsportmanager en vzw All Inn samenkomen om samen sport(activiteiten) te organiseren voor jongeren, die door de buurtsportwerker bereikt worden. Deze activiteiten kunnen plaatsvinden in de sporthal (Pedros, 2000).
ortwerk: 4. SAMENWERKINGSVERBANDEN Via buurtsport is het de bedoeling om de samenwerking tussen de jeugddienst en de sportdienst te garanderen. Buurtsport neemt activiteiten over van wat vroeger de jeugdwelzijnscel organiseerde. Deze cel stond in voor het organiseren van activiteiten voor kansarme kin-
VZW ALL INN Naast het verhuren van de sportzaal aan derden, heeft de sporthal All Inn
BUURTWERKINGEN, JEUGDHUIZEN, JEUGDVERENIGINGEN, STRAATHOEKWERKERS Zij hebben een belangrijk aandeel in de sportpromotie. Zij zorgen voor de resultaten op het veld. STEDELIJKE SPORTRADEN, LOKALE SPORTOVERLEGSTRUCTUREN
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
43
44
[ ONDERZOEK ]
De buurtsportmanagers ijveren op beleidsniveau voor meer aandacht voor deze specifieke doelgroep binnen het sportbeleid. De buurtsportmanagers ressorteren onder de Dienst voor Sport en Recreatie, net zoals de sportfunctionarissen.
‘LOSSE’ JONGEREN Zij kunnen deelnemen aan activiteiten van buurtsport. Zij kunnen ook gebruik maken van de uitleendienst van de buurtsportmanagers. Soms worden de buurtbewoners betrokken bij de opzet van activiteiten.
•
•
Regelmatig vindt een gezamenlijke vergadering plaats, waarbij de buurtsportmanagers en de sportfunctionarissen hun programma voorstellen. SPORTCLUBS, SPORTFEDERATIES Via het convenant ‘Topsport in de wijk’ is er samenwerking tussen buurtsport en de sportclubs. Ook voor het jeugdsportcontract werken clubs samen met scholen en de doen buurtsportmanagers aan sportpromotie. Sportclubs kunnen deelnemen aan activiteiten die opgezet zijn door de buurtsportmanagers. Op deze manier wordt vanuit buurtsportactiviteiten gewerkt aan een toenadering naar de sportclubs. Sportclubs beschikken immers over sportinfrastructuur voor de uitbouw van activiteiten van buurtsport. SCHOLEN Er is samenwerking met scholen op het gebied van sportpromotie in die zin dat scholen kunnen meedoen aan activiteiten van buurtsport. Bij het contract jeugdsport brengt buurtsport scholen en sportclubs samen, om kinderen via de school te doen kennismaken met sporten van verschillende clubs. Soms vindt dit plaats binnen de infrastructuur van de school.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
Tijdens wijkfeesten met een sportactiviteit kunnen zij betrokken worden in de organisatie. Ook in de buurt kunnen zij een verantwoordelijkheid dragen (zoals bijvoorbeeld elke dag de verplaatsbare goaltjes op een plein binnen en buiten zetten).
5. ONDERZOEK Via een verkennend onderzoek werd getracht om meer inzicht te verwerven in de werking van dit project. Door middel van diepte-interviews werden visies en ervaringen verzameld van medewerkers van het project zelf, alsook van de samenwerkende instanties (zoals sportclubs, buurtscholen, diverse stedelijke diensten). Ook werden medewerkers van andere sportinitiatieven die niet meewerken aan de buurtsportprojecten bevraagd en werd er gepeild naar de ervaringen van een aantal deelnemers van activiteiten die binnen het project worden georganiseerd. Op basis van deze gegevens werd een SWOT-analyse gemaakt. De belangrijkst resultaten van deze analyse worden hieronder beschreven.
6. STERKTEN • Jongeren die weinig participeren aan het sportgebeuren omwille van verschillende redenen, krijgen
•
•
•
•
nu kansen door een laagdrempelig aanbod om te sporten en om kennis te maken met verschillende sportvormen. Buurtsport biedt met haar sportaanbod in de buurt een goed alternatief om jongeren, waarvoor het reguliere sportaanbod te weinig toegankelijk of onvoldoende afgestemd is, aan te zetten tot sport. Het beantwoordt tevens concrete sportvragen en stimuleert initiatieven uit de buurt (o.m. via een uitleendienst; het opzetten van bepaalde activiteiten zoals het dameszwemmen en het mee helpen opzetten van vriendenploegen). De aanwezigheid van de buurtsportmanagers en buurtsportwerkers in de buurt bevordert de werking omdat jongeren benaderd worden in hun eigen milieu, op een plaats waar de jongeren zich thuisvoelen. De vertrouwensrelatie die de buurtsportwerker opbouwt met de jongeren maakt deze groep jongeren tevens meer aanspreekbaar. De buurtsportwerkers hebben bovendien dezelfde (Marokkaanse) etnische origine als de meerderheid van de deelnemende jongeren. De buurtsportmanagers en –werkers zoeken systematisch toenadering naar de sportclubs. De sportactiviteiten binnen buurtsport brengen jongeren in contact met regels, clubs, reglementen en doen de jongeren zo onrechtstreeks kennis maken met enkele waarden en normen van de maatschappij. Jongeren kunnen tevens doen wat ze graag doen en bouwen daardoor zelfwaarde op. De buurtsportmanagers werken samen met scholen en met de jeugddienst. Dit bevordert de sportpromotie bij kinderen en jongeren. De buurtsportmanagers bevorderen de aandacht vanuit de sportdienst voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. Daardoor is er in het nieuwe sportbeleidsplan aandacht voor die specifieke doelgroepen. Dit verbetert de
[ ONDERZOEK ]
samenwerking tussen de jeugddienst en de sportdienst. • De buurtsportmanagers beschikken over voldoende (onafhankelijke) financiële middelen en over voldoende materiaal. Ze hebben een eigen uitleendienst.
7. ZWAKTEN • Kinderen uit de buurt, die nergens aangesloten zijn, worden moeilijk bereikt. Buurtsportmanagers werken via de buurtsportwerkers om de doelgroep te bereiken. • Er is een tekort aan ruimte waar buurtsport met deze jongeren terechtkan. • De buurtsportwerkers zijn gebonden aan de Werking Kansarme Jeugd van KIDS. Zij richten zich met hun activiteiten te veel naar de kinderen enkel van deze werking.Daardoor worden niet alle kinderen en jongeren uit de buurt bereikt. • Buurtsportwerker en buurtsportmanager alsook buurtsportwerkers staan onderling onafhankelijk van elkaar. Er is nog te weinig afstemming van programma’s. Er is ook nog te weinig overleg met belangrijke actoren uit de buurt zoals andere werkingen met dezelfde doelgroep, wijkkantoren en dergelijke. • De contacten van buurtsportmanagers en -werkers met sportclubs en sportfederaties blijven vooralsnog moeizaam verlopen. De sportclubs zijn terughoudend om samen te werken met buurtsport omdat ze de doelgroep als moeilijk ervaren. • Er is te weinig sprake van een permanente werking die noodzakelijk is om, dankzij de opgebouwde vertrouwensrelatie, de nodige draagkracht te krijgen. De initiatieven zijn te kort van aard en moeten meer regelmaat krijgen tijdens het jaar. • Het gebrek aan buurtsportmanagers zorgt ervoor dat buurtsportmanagers tijd verliezen met administratief werk ten koste van het leggen van contacten, het organiseren en het creëren van sportactiviteiten.
• Door een gebrek aan buurtsportwerkers wordt slechts in drie wijken buurtsport aangeboden. De buurtsportwerkers hebben handen te kort om sportactiviteiten voor de buurt te laten plaatsvinden. Ze moeten daarom beroep doen op de jeugdwerkers van de werking waaraan ze verbonden zijn. Daardoor worden buurtsportwerkers nog meer opgeslorpt door de jeugdwerking in de eigen wijk. Bovendien beperkt het sportaanbod zich op hoog niveau (wat het sporttechnische betreft) en in de drie wijken tot één sport, namelijk voetbal. De andere sporten komen enkel aan bod op het initiatieniveau.
worden. Betere samenwerking met de sportclubs kan de drempel verlagen voor jongeren en zo hun sportparticipatie verhogen. • Meer buurtsportoverleg tussen buurtsportmanagers en buurtsportwerkers geeft de mogelijk-
8. MOGELIJKHEDEN Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat het buurtsportproject heel wat mogelijkheden in zich draagt. De belangrijkste werden hieronder op een rij gezet. • Buurtsport kan zorgen voor sport in de buurt, voor de kinderen uit de buurt, met een begeleider die er voor hen is, en samen met hen activiteiten organiseert. Hiervoor zou het wel beter zijn de buurtsportwerkers los te koppelen van de WKJ’s. • Omdat jongeren kunnen doen wat ze graag doen, kan de zelfwaarde van deze jongeren stijgen, waardoor ze weerbaarder worden in de maatschappij en zich ook meer betrokken kunnen voelen tot de maatschappij en haar regulier aanbod. • Indien de buurtsportmanagers iedereen bereiken die ze beogen, dan is integratie in de sport ook mogelijk. Buurtsport brengt dan verschillende culturen bij elkaar. Het samen spelen en sporten kan de onderlinge verstandhouding bevorderen. Jongeren kunnen elkaar op een andere manier leren kennen en aanvaarden elkaar daardoor beter. • Sportclubs kunnen een toenemende interesse krijgen in de jongeren doordat hun kwaliteiten (sporttechnisch) bijvoorbeeld tijdens sportinitiaties duidelijker
heid tot een betere afstemming van de programma’s en tot de ontwikkeling van een netwerk waar ideeën, activiteiten en jongeren uitgewisseld kunnen worden. • Samenwerking met de buurtwerkingen met dezelfde doelgroep kan zorgen voor een versterking van het sociaal leven en kan de buurt nieuw leven inblazen. • Indien ouders meer betrokken worden bij het buurtsportgebeuren, kunnen buurtsportmanagers en buurtsportwerkers rekenen op meer deelnemers en kunnen kinderen rekenen op meer ondersteuning van hun ouders. • Investeren in een professionele kadervorming van de buurtsportwerkers zou de kwaliteit en de kwantiteit van het sportaanbod nog kunnen verhogen.
9. BEDREIGINGEN De belangrijkste bedreigingen worden hieronder kort opgesomd. • De tijdelijkheid van buurtsport vormde lange tijd een probleem. Buurtsport is steeds volledig afhankelijk geweest van SIF-subsidies. Deze SIF-middelen gelden tot 2002. Dan zou buurtsport geregulariseerd moeten worden (wat recentelijk ook werd beslist: zie verder).
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
45
46
[ ONDERZOEK ]
• De financiële saneringsplannen die de stad Antwerpen moet doorvoeren, veroorzaken bestaansonzekerheid voor het buurtsportproject. • De terughoudendheid van sportclubs laat een systematische doorstroming van jongeren niet toe. • Het buurtsportproject dreigt een migrantenproject te worden. Het grootst aantal deelnemers zijn migranten omdat zij in de SIFimpulsgebieden van buurtsport wonen. Toch zijn er ook Belgische jongeren, die niet genieten van het sportaanbod van reguliere clubs, noch van buurtsport. Wanneer enkel migranten deelnemen, is er ook geen sprake van integratie in sport.
10. CONCLUSIES De juiste impact en het effect van het buurtsportproject in Antwerpen is niet direct na te gaan. Inschatten of het om blijvende of langere termijneffecten gaat, evenmin. Wel kan gezegd worden dat buurtsport enkele zinvolle impulsen heeft ontwikkeld. Er zijn bijzondere inspanningen geleverd om maatschappelijk kwetsbare jongeren te betrekken bij het sportgebeuren. Jongeren krijgen de mogelijkheid om te sporten in de buurt en geïnitieerd te worden in verschillende sportvormen. Daartoe zijn drempelverlagende maatregelen getroffen. Buurtsport speelt in op de noden uit de buurt door bewoners wegwijs te maken in het sportgebeuren, door het opzetten van specifieke activiteiten en door middel van de uitleendienst. Buurtsport heeft heel wat mogelijkheden in zich. Verschillende respondenten benadrukken de waarde van buurtsport voor integratie in de maatschappij. Buurtsport kan volgens hen leiden tot integratie in de samenleving. Door de kennismaking met de verschillende vormen van sportbeoefening kunnen de jongeren interesse tonen voor allerlei activiteiten en zo participeren aan het bestaande aanbod in de samenleving. Bovendien geloven de verschillende respondenten, op voorwaarde dat de samenwerking met verschil-
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
lende partijen voltrokken is, in de verwezenlijking van een echt sportgericht aanspreekpunt op buurtniveau. Buurtsport kan dan pas overleg op gebied van sport en nuttige vrijetijdsbesteding creëren in de buurt. Men kiest dan ook voor een uitbreiding van buurtsport naar verschillende wijken. Inzicht krijgen in een project zoals dat in Antwerpen is nodig om meer licht te kunnen werpen op een aantal aspecten welke de rol van een gemeentelijke overheid met betrekking tot sportpromotie lijken te herdefiniëren, zoals onder meer het gebruik van sport als middel tot sociale vernieuwing; de evolutie van een sectorale naar een meer integrale sportbeleidsontwikkeling (waarbij sportbeleid ontwikkeld wordt in relatie tot de beleidsterreinen welzijn, onderwijs, stadsvernieuwing, ...) en een verschuiving van een centrale beleidsvoering naar een wijk- of buurtgerichte aanpak (territoriale aanpak). Wanneer men tracht het project in Antwerpen te situeren binnen de buurtsportmodellen zoals beschreven in de literatuur, dan kan men dit wellicht het best vergelijken met het integraliteits- en vernieuwingsmodel (‘I-model’). Hierbij is de samenwerking tussen diverse structuren van primordiaal belang. Uit de SWOT-analyse blijkt evenwel vooralsnog dat dit een aspect is waar er nog verbetering mogelijk is (o.a. met betrekking tot samenwerking met sportclubs en contacten met andere werkingen). Ook met betrekking tot de soort medewerkers aan het project kan een vergelijking worden gemaakt met de typen die werden beschreven in de literatuur. Kenmerkend voor het project van Antwerpen is wellicht het feit dat er zowel medewerkers zijn van het 2de type (‘buurtsportwerkers’: welke ook zo in Antwerpen worden genoemd), als van het 3de type (‘sportcoördinatoren’: in Antwerpen buurtsportmanagers genoemd). Wellicht zou kunnen gedacht worden aan het eveneens betrekken van het 1ste type medewerker (‘sportmedewerkers’). Een
systeem zoals bestaat in het buurtsportproject in Brussel, waarbij men laaggeschoolde jongeren tracht om te scholen zou misschien ook kunnen ingevoerd worden. Het verschil is dan wel dat het hier enkel gaat over uitvoerende taken en dus niet op het niveau van echte buurtsportwerkers, wat wellicht moeilijker zou te realiseren zijn.
11. TOT SLOT Tot slot is het van belang aan te geven dat de inbedding van het buurtsportproject in de sportdienst van Antwerpen een essentiëel element is in het garanderen van de samenhang met het algemene sportpromotiebeleid van de stad, alsook van de continuïteit van de werking van het project. Dat deze integratie stilaan ook een feit wordt, blijkt uit het feit dat in het bestuursakkoord 2001-2006 expliciet vermeld staat dat een laagdrempelig en specifiek sportaanbod moet ontwikkeld worden voor de doelgroepen senioren, andersvaliden, jongeren en allochtonen. Ook in de missie en strategische doelstellingen van de dienst sport en recreatie wordt verwezen naar het aanzetten van elke Antwerpenaar tot een leven lang sporten en naar het geven van sportkansen voor iedereen via een specifiek aanbod. Bij het bepalen van het sportaanbod voor jongeren voor 2002-2003 bijvoorbeeld werd er vanuitgegaan dat in elk district tijdens vakanties en op woensdag en zaterdag er laagdrempelige sportactiviteiten georganiseerd worden op pleintjes en in sporthallen of -loodsen. Voor meisjes wordt een afzonderlijk aanbod gelanceerd op een aantal lokaties. Wie hierna zin heeft in meer, kan in een club terecht of in de sportkampen of het familiesportaanbod van de sportdienst. De organisatie van deze buurtsport-activiteiten zal niet alleen meer in handen van de buurtsportmanagers zijn en buiten de stedelijke sporthallen vallen, maar gedeeltelijk in de sporthallen plaatsvinden en ook door de sportfunctionarissen uitgebouwd worden. De muren die ertussen het klassieke georganiseerde en het buurtsport-
[ ONDERZOEK ]
aanbod op de sportdienst bestonden, worden dus stilaan gesloopt. Topsportevenementen en topatleten zullen ook (nog) meer gebruikt worden om buurtsport aantrekkelijker te maken. Ook in het sportinfrastructuurbeleid van Antwerpen wordt buurtsport dat vaak synoniem staat voor een losser en vrijblijvender sportaanbod meer en meer geïntegreerd. Zo zullen in de periode 2002-2004 drie sportloodsen worden gerealiseerd die voornamelijk toegankelijk moeten zijn voor deze doelgroep. Dit project zal gefinancierd worden met Europese middelen, gecombineerd met een budget van de Vlaamse Gemeenschap en de stad. Een sportloods is een uitgeruste grote ruimte waarin balsporten of groepssporten kunnen beoefend worden, met daarbij nog één of twee kleinere annexe ruimtes voor dansante of gymactiviteiten voor kleinere, meer besloten groepen. De eerste sportloods is sporthal All-In die zal gerenoveerd worden en onder het beheer van de sportdienst zal vallen. De meer com-
petitiegerichte zaalvoetbalactiviteiten zouden op termijn naar een daarvoor beter uitgeruste stedelijke sporthal kunnen verplaatst worden, waardoor er meer ruimte komt voor nieuwe buurtsportinitiatieven. Op de ruimte van het recent aangekochte Spoorwegemplacement, eveneens in Antwerpen Noord zal een tweede sportloods onwikkeld worden, ofwel in één van de bestaande ruimtes ofwel in een nieuw te plaatsen gebouw. De prospectie voor een derde mogelijke lokatie, liefst in de zone van het Albertkanaal-Merksem-Dokske, is momenteel volop aan de gang. Dat het buurtsportproject in Antwerpen als zeer waardevol wordt beschouwd, blijkt ook uit het feit dat recent de beslissing genomen werd het na de SIF-financiering over te nemen binnen de reguliere werking van de sportdienst. Het buurtsportproject zou ook verder moeten uitgebreid worden naar andere regio's in Antwerpen door het aanwerven van "sportantennes". Deze kunnen zoals de buurtsportmanagers dat doen, samen met de lokale actoren laag-
REFERENTIES • BEECKMANS, G., THEEBOOM, M., & VAN HEDDEGEM, L. (2000), Een vergelijkend onderzoek naar 10 jaar “Buurtbal” en “Sports de quartier”. In: Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, (159), pp. 57-62. • BIJZEN, J. (1994). Buurtsportwerk (her)ontdekt!? In: Spel en Sport, 4, pp. 11-12. • DAEREN, L. (1994). Interculturele bemiddelaars en interculturele vormingswerkers. Leuven: Acco. • DE KEYSER, I., MEFTAH, M., & JANNES, K. (2001). BuurtSport in de praktijk. BuurtSport Leuven en Mechelen. In: Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, (166), pp. 5154. • DE KNOP, P., BOLLAERT, L., THEEBOOM, M., & HARTHOORN, S. (1998). Onderzoek naar de sportbehoeften van de stad Antwerpen. Brussel: Vrije Universiteit (intern rapport in opdracht van de stad Antwerpen). • DE KNOP, P. & WALGRAVE, L. (red.), Sport als integratie. Kansen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren Brussel, Koning Boudewijnstichting. • DE MOL, A., & KNOPS, G. (1995). Jeugd en sport. In: Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, nr. 3, afl. 157, pp. 8-10. • DE GRAAFF, D. (1996). Ontwikkelingen in het Gemeentelijk Sportbeleid in de Jaren Negentig: een Verkennende Studie in Drie
•
•
• •
• •
•
•
•
Gemeenten. Doctoraal proefschrift, Amsterdam, Universiteit. DIENST SPORT EN RECREATIE ANTWERPEN, (2000). Stad Antwerpen. Sportgids 20002001. Antwerpen: auteur. HENDRIKSEN, G., VAN DER LAAN, M., STUUROP, K. (2001). Handboek Buurt Sport Spelen ... om elkaar beter én anders te leren kennen door samen te sporten in je buurt. STFPN/LCO/KNHM – Arnhem: NISB. LAMBRECHTS, M. (1989), Gemeentelijke Sportpromotie, In: Sportgids, A.III.8. MARTENS, J. (1998), Sport en integratie in Brussel. Een voorstel van werking met kansarme jongeren. In: Opbouwwerk Brussel, jg. 14, nr. 64, pp. 5-9. OOSTVEEN, C. (1988), Sportopbouwwerk, In: Sportgericht, jg. 10, nr. 4, pp. 166-169. OOSTVEEN, C. (1989), Sportopbouwwerk in de praktijk, In: Sportgericht, jg. 11, nr. 2, pp. 65-67. PEDROS, V. (2000). Jaarverslag 2000 sporthal All Inn. Niet gepubliceerd document. Antwerpen: All Inn. POUW, D., & DANIELS, C. (2001), Sportbuurtwerk in Nederland. Verleden, heden en toekomst. Arnhem: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. THEEBOOM, M., & DE KNOP, P. (1992), Inventarisatie binnen het jeugdwelzijnswerk
drempelige activiteiten opzetten die inspelen op lokale noden. Het is ook hier de bedoeling om maximaal met clubs samen te werken zodat jongeren die na de pleintjes- of indooractiviteiten zin hebben in regelmatig sporten dit binnen een clubcontext kunnen doen.
12. NAWOORD Een woord van dank gaat uit naar de buurtsportmanagers van de Stad Antwerpen voor hun medewerking in dit onderzoek: Ilse De Keersmaecker, Inne De Bruyn en Marc Bogaerts. Marc Theeboom hoofddocent Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, Vrije Universiteit Brussel Eva Teetaert licentiate Sociaal-Culturele Agogiek Helena Wittock bestuurscoördinator Stedelijke Dienst voor Sport en Recreatie Antwerpen Trefwoord(en): buurtsport, onderzoek, integratie, jeugd
•
•
•
•
•
in Vlaanderen. In: DE KNOP, P. & WALGRAVE, L. (red.), Sport als integratie. Kansen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren Brussel, Koning Boudewijnstichting, pp. 119-130. VANDEWINCKELE, A.R. (2001). Sportbeleidsplan KIDS vzw – Werkdocument. Ongepubliceerd document. Antwerpen: KIDS. VERELLEN, M. (2001). Integratie van maatschappelijk kwetsbare jongeren via sport: een beschrijving en evaluatie van het buurtsportproject te Brussel. Niet gepubliceerde licentiaatsverhandeling, Vrije Universiteit Brussel. VERDEUZELDONK, F. (1985), Amsterdam ‘uitvinder’ van sportbuurtwerk. In: Sport en Beweging, jg. 6, nr. 5, pp. 36-37. WALGRAVE, L. (1992). Maatschappelijke kwetsbaarheid van jongeren als opdracht. In: DE KNOP, P. & WALGRAVE, L. (red.), Sport als integratie. Kansen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren Brussel, Koning Boudewijnstichting, pp. 19-36. WYLLEMAN, P., DE KNOP, P., THEEBOOM, M., DE MARTELAER, K., VAN HOECKE, J., & VAN HEDDEGEM, L. (2000). Jeugdsportbeleid in Vlaanderen. In P. De Knop (Ed.), 40 jaar Sport- en vrijetijdsbeleid in Vlaanderen, (pp. 189- 202). Brussel: VUBpress.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2002 • nr. 168
47