P R O C O R O West-Vlaanderen
Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41 B-8200 Sint-Andries Tel. 050 40 35 37
Brugge 20 oktober 2011 verslag 121
AGENDAPUNTEN 1.
Herziening PRS West-Vlaanderen Inleiding .................................................................................................................... Wijziging kernenselectie en woonprogrammatie ................................................................... Natuurverbindingsgebieden .............................................................................................. Beleidskader bestaande recazaken ....................................................................................
AANWEZIG -
Effectieve leden: Dhr. Piet GELLYNCK Dhr. André SONNEVILLE Dhr. Eric VAN POUCKE Dhr. Oscar WULLEPIT Dhr. Eric BOUSSERY Dhr. Eric VANDORPE Dhr. Guido VANDENBROUCKE Dhr. Dirk VERTE Dhr. Peter NORRO Mevr. Magda MONBALLYU
Voorzitter PROCORO UNIZO ACV Boerenbond Algemeen Boerensyndicaat Bond Beter Leefmilieu vzw Natuurpunt vzw VRP Dienst MiNaWa Westtoer
-
Plaatsvervangende leden: Dhr. Lode VANDEN BUSSCHE Mevr. Anne VANDERMEULEN Dhr. Lieven LOUWAGIE Dhr. Reinoud VAN ACKER Dhr. Pieter Dewulf
Dienst EEG – economie Provinciale Dienst Welzijn Dienst landbouw Dienst Erfgoed Dienst vergunningen
-
vertegenwoordigers politieke fractie: Dhr. Luc VANDE CAVEYE Dhr. Eric CARDON Dhr. Marc VANPAEMEL Dhr. Luc SCHELFHOUT Dhr. Guy VAN DEN EYNDE
CD&V – N-VA Sp.a – Spirit GROEN! Vlaams Belang Open VLD
-
vaste secretaris Dhr. Stephaan BARBERY
Secretaris PROCORO
VERONTSCHULDIGD
-
effectieve leden: Dhr. Koen DEWULF Dhr. Bernard MAENHOUDT Mevr. Martine LANGEN Dhr. Franky ROELS Mevr. Sandy VANPARYS Mevr. Katrien FEYS Dhr. Lieven VEULEMANS Mevr. Sylvie LOUAGIE Mevr. Sophie MUYLLAERT Dhr. Jeroen CORNILLY
Ondervoorzitter PROCORO - Dienst Vergunningen VOKA-Kamer van Koophandel West-Vlaanderen Bond Beter Leefmilieu vzw ABVV Dienst vergunningen – sectie millieuvergunningen Dienst vergunningen – sectie ruimtelijke ordening Dienst Welzijn Dienst mobiliteit en weginfrastructuur Dienst Erfgoed Dienst Cultuur
Plaatsvervangende leden: Dhr. Gabriël VANDEMAELE Mevr. Sabien TYBERGHEIN Mevr. Carmen HENCKENS
Natuurpunt vzw VRP Dienst Cultuur
1
p.02 p.02 p.04 p.05
VERSLAG De voorzitter opent de vergadering.
1. Herziening PRS West-Vlaanderen Inleiding De voorzitter leidt de vergadering in. Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) wordt herzien in een spoor 1 en een spoor 2. In spoor 1 heeft de PROCORO de A en B teksten geadviseerd. De C- teksten zijn onderwerpen waar een ruimere voorbereiding aan te pas komt en waarbij de herziening fundamenteler is. De herziening gebeurt in stukjes Filosoof Karl Popper noemt dit Piecemeal Social Engineering. De ambitie is om de kernenselectie te vereenvoudigen en een bijkomende selectie voor te stellen. Voorts is het de bedoeling om meer aan ruimtelijke ordening te doen dan aan boekhoudkunde. De administratie heeft volgens de voorzitter een interessante denkpiste uitgewerkt. De vaste secretaris meldt dat de A en B teksten besproken zijn in de verenigde commissie van de provincieraad en de deputatie. In hoofdzaak worden de standpunten van de PROCORO gevolgd. Er zijn kleine bijsturingen. Een lid vraagt om aan te geven welke elementen zijn bijgestuurd. Dit is gemakkelijker om het proces te volgen. De vaste secretaris geeft aan dat in voorjaar 2011 het PRS naar PROCORO komt voor de plenaire vergadering. Daarin kan aangeduid worden wat de wijzigingen zijn. Wijziging kernenselectie en woonprogrammatie De heer Matthias Dobbels van de dienst ruimtelijke planning licht de kernenselectie toe met de vereenvoudiging en de bijkomende selectie. Aansluitend worden principes voor een toebedeling van een woonprogrammatie voor gemeenten toegelicht. Een lid stelt vast dat een afweging is gebeurd voor de herlokalisatiehoofddorpen. Uiteindelijk wordt bepaald in een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of een uitbreiding van een kern nodig is, of het fysisch al dan niet kan. Nu wordt geval per geval bekeken zonder te kijken of het fysisch wel kan. De heer Matthias Dobbels legt uit dat er nagegaan is waarom een dorp geselecteerd is geweest als herlokalisatie dorp en niet als woonkern of bedrijfsondersteunend hoofddorp. Daarnaast zijn de criteria van ontsluiting en reeds aanwezige kerngebonden bedrijvigheid bekeken. Het lid vraagt of bestaande ruimtelijke uitvoeringsplannen voor herlokalisatie bij een herlokalisatiehoofddorp in gedrang komen als het dorp bij de herziening woonkern wordt. De heer Matthias Dobbels antwoordt dat dit niet in het gedrang komt. De voorzitter vindt dat het principe van compactheid van de bijkomende geselecteerde dorpen een belangrijk principe is. Een waarnemend lid geeft het voorbeeld van Oostkamp en stelt vast dat een geselecteerde kern een aandeel krijgt van het gemeentelijk woonpakket. Dit aandeel wordt bepaald op basis van het aantal huishoudens en niet volgens de mogelijke uitbreidingen in de kern. Dit betekent ook volgens het waarnemend lid dat een kern kan uitbreiden terwijl er nog hectaren woongebied liggen. Is dit wel logisch? De vaste secretaris verduidelijkt dat er in eerste instantie een onderscheid gemaakt moet worden tussen stedelijk gebied en buitengebied. In stedelijk gebied is het de bedoeling om een aanbodbeleid te voeren. Het woonpakket van de gemeente is een nettopakket. Dit is het aantal dat bijkomend mag bestemd worden. Dit kan verdeeld worden per geselecteerde kern en dit volgens 2
het aandeel van de huishoudens. Het kan inderdaad voorkomen dat in een geselecteerde kern bijkomende woonzone kan bestemd worden terwijl er nog aanbod is. Maar de gemeente kan de verschillende aandelen verschuiven, weliswaar rekening houdend met de aangegeven hiërarchie van de kernen. Bij de overige kernen is hun aandeel het maximum. Dit aandeel kan wel verschoven worden naar woonkernen of hoofddorpen, ook het aandeel van een woonkern kan gebundeld worden naar een hoofddorp. Het al dan niet bundelen is een gemeentelijke aangelegenheid. Een lid meent dat de verhouding tussen stedelijk gebied en buitengebied wordt aangehouden. Er worden woonpakketten bepaald per regionale woningmarkt. Dit wordt verdeeld over de gemeenten. Dit gebeurt volgens het aandeel huishoudens van de geselecteerde kernen in de gemeente. Het lid vraagt wat er gebeurt met de aangroei van huishoudens buiten de geselecteerde kernen? Speelt de gemeente dit kwijt? Is het niet wenselijker om gewoon het aandeel huishoudens per gemeente te nemen? De vaste secretaris legt uit dat enkel bijkomende woonzones kunnen voorzien worden in geselecteerde kernen. Als je een aandeel huishoudens per gemeente neemt, dan kan de situatie ontstaan dat een gemeente met 1 geselecteerde kern veel ha woonzones moet voorzien omwille van een groot aandeel huishoudens, terwijl een andere gemeente met drie geselecteerde kernen het met veel minder moet stellen. Bovendien zal er een deel van de groei van huishoudens in het buitengebied naar het stedelijk gebied moeten gaan om de verhouding, hetzij 67/33 of 55/45 te halen. De vaste secretaris stelt voor om beide pistes uit te werken. Het belangrijkste bij de bespreking is het principe dat de provincie een woonprogrammatie per gemeente toebedeelt in plaats van de gemeentelijke woonbehoeftestudie. Een aantal leden hebben begrip voor de vereenvoudiging van de categorieën maar menen dat kusthoofddorpen indelen bij woonkernen een vertekend beeld geven. Een hoofddorp staat voor bedrijvigheid. Aan de kust is dit de toeristische sector. Een badplaats wordt gelijk gesteld met een woonkern in een andere gemeente terwijl er een fundamenteel verschil is. De vaste secretaris zegt dat vanuit RSV de kernenselectie staat in functie van wonen en bedrijvigheid en niet zozeer in functie van andere activiteiten. In het huidig PRS-WV speelde de eigenheid mee van de kust door het toerisme. Dit wordt dus verlaten, Het is wel belangrijk dat de mogelijkheden voor toerisme aan de kust in de badplaatsen wordt aangegeven in de toeristische recreatieve structuur. Voorts wordt er voorgesteld dat woonkernen meer dan de eigen groei kunnen opvangen. Zo kunnen gemeenten kiezen om een deel van hun pakket te bundelen naar een woonkern. Dit kan dus ook aan de kust. Hierdoor krijgen kustgemeenten met een achterliggende woonkern meer keuzemogelijkheden. Een lid vraagt of een gemeente nog zal kunnen bijsturen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan betreffende sociale huisvesting. Menen heeft een overaanbod sociale woningen. Moeten de sociale woningen nog in de stad worden voorzien, kan er niet een aandeel in andere dorpen, De vaste secretaris legt uit dat er eventueel zal kunnen afgeweken worden van de woonprogrammatie om het sociaal objectief te kunnen halen. Dit moet nog verder uitgewerkt worden met de dienst welzijn. De keuzes van locaties voor sociale huisvesting is een gemeentelijke aangelegenheid. Het verschuiven van aanbod dient ook binnen de hiërarchie van de geselecteerde kernen te gebeuren. Een lid stelt dat de studie van de regionale woningmarkten en het bepalen van behoeftes, eerder het volgen is van de vraag op de woningmarkt. Deze vraag op de woningmarkt houdt in dat jonge gezinnen gaan wonen buiten de stedelijke gebieden. De reden is meestal de hogere prijzen in de stedelijke gebieden. Volgens het lid kan het niet de bedoeling zijn om deze trend verder te volgen. De vaste secretaris zegt dat de woningmarkten worden gevolgd maar dat de verhouding van 67% stedelijk gebied, 33% buitengebied moet gerespecteerd blijven. Dus een aanbod dient in stedelijke gebieden voorzien te worden. Een ander lid vult aan dat de regionale woningmarkten overeenkomen met de regionale invloedssferen van steden. De kans is groot dat in ieder regionaal woningmarkt wel een stedelijk 3
gebied zal gesitueerd zijn. De voorzitter sluit de informatieve vraagstelling over wonen af. Natuurverbindingsgebieden De voorzitter snijdt het volgend deel aan met name de natuurverbindingsgebieden. Het voorstel sluit meer aan bij het huidig stimulerend beleid van de provincie. De heer Tom De Visschere van de dienst ruimtelijke planning licht de voorstellen over natuurverbindingsgebieden toe. Een waarnemend lid vraagt wat de provincie moet doen. Wat houdt de definitie van natuurverbindingsgebied in? De heer Tom De Visschere legt uit dat de provincie moet zorgen voor verbindingen tussen de grote eenheden natuur, die door het Vlaams gewest worden bepaald. De visie hierover is afgerond in kader van AGNAS (afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur). Via actieprogramma's wordt dit concreet ingevuld via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. In natuurverbindingsgebieden is natuur ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Een lid stelt vast dat in de teksten natuur niet als ondergeschikte functie wordt gezien. In 2.4.3. gaat het over vrijwaren van potenties van natuurverbindingsgebieden. Dit is niet meer ondergeschikt. Voorts wordt buffering van natuurgebieden gezien als een provinciale taak. Dit is niet de taak van de provincie. Het lid meent dat de provincie niet meer moet doen dan de taakstellingen vanuit Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De voorzitter zegt dat het duidelijk moet zijn wat de taakstellingen zijn vanuit het RSV voor de provincie en wat de gevolgen zijn voor de hoofdfunctie. De heer Tom De Visschere verduidelijkt dat met het vrijwaren van potenties niet bedoeld is om nieuwe ingrepen tegen te gaan. Het is omgekeerd. Als er een nieuwe ruimtelijke ingreep is, om na te gaan of er geen potenties zijn om de natuurverbindingsgebied te verwezenlijken. Een lid vreest dat bij een aanvraag voor drainage een weigering zal volgen omwille van de potentie van natuurverbindingsgebied. Volgens het lid is de tekst naast de kwestie. Vlaanderen bepaalt de natuurgebieden. Dit gebeurt in het kader van AGNAS. De provincie verbindt deze natuurgebieden. Volgens het lid moet niet alles worden verbonden. Het lid vraagt een duidelijke motivering waarom gebied 1 moet verbonden worden met gebied 2. Wat zijn de selectiecriteria. Is dit voor een bepaald dier of plant? De heer Tom De Visschere zegt dat het structuurplan geen vergunningsdocument is. Het is een document waarbij ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt als uitvoering. Het uitgangspunt bij de natuurverbindingsgebieden is niet om ruimtelijke uitvoeringsplannen op te maken maar een stimulerend beleid te voeren. Als er ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt, zal het in het kader zijn een geïntegreerde aanpak van lijnelementen, waarbij de natuurverbinding een onderdeel zal vormen. Een waarnemend lid verwijst naar het huidig PRS waar de natuurverbindingsgebieden met naam worden genoemd. Hierbij verwijst het waarnemend lid naar het project 'Bornebeek'. Hierin wordt aangegeven wat er precies moet worden verbonden en waarom. Zo moet heidegebied niet verbonden worden met meersen. Een lid zegt dat dit een voorbeeld is van een uitvoering van eens structuurplan. Dit kan nu niet gedaan worden voor heel het grondgebied. Een ander lid zegt dat er heel wat selecties zijn op basis van vermoedens. Er moeten ook prioriteiten worden gesteld. Het lid begrijpt niet waarom er zoveel weerstand is wetende dat het gaat om een stimulerend beleid. Het is de landbouwer die beslist. Ook het bouwvrij houden komt de landbouw ten goede. Het ander lid zegt dat de landbouwsector voor zichzelf kan zorgen en geen ondersteuning moet krijgen vanuit de natuursector. De natuurverbindingsgebieden worden niet gezien als een 4
bedreiging maar de selectie moet duidelijk zijn en gemotiveerd. Nog een ander lid kan gedeeltelijk volgen met de stelling dat er een duidelijke selectie moet zijn en hoe dit zal worden gerealiseerd. Een lid vult aan dat dit tekstueel moet onderbouwd worden waarom de verbinding moet gemaakt worden. De vaste secretaris zegt dat het structuurplan een ruimtelijk kader aanreikt. Als de vraag is om nu reeds natuurverbindingsgebieden concreet te gaan omschrijven wat ze moeten inhouden, hoe dit zal gerealiseerd worden, dan is dit geen structuurplanning meer. Dit is reeds in uitvoering. De voorzitter sluit dit hoofdstuk af.
De heer Pieter Dewulf vervoegt de vergadering.
Beleidskader bestaande recazaken De heer Matthias Dobbels licht het beleidskader bestaande reca toe. Een lid vraagt om de waterkwaliteit als voorwaarde op te nemen. Voor een ander lid betekent dit dat een recazaak niet kan uitbreiden zolang er vuil afvalwater wordt geloosd. Een lid zegt dat gemeenten niet altijd aandacht hebben gehad voor de toeristisch-recreatieve structuur. Voor deze gemeenten zullen er dus weinig bestaande recazaken kunnen uitbreiden. De heer Matthias zegt dat in dergelijke gevallen deze gemeenten hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zullen moeten herzien. Een lid verwijst naar de huidige wetgeving, die reeds functionele uitbreidingen toelaat. Het lid vraagt of het functioneel uitbreiden overeenkomt met de wettelijk voorziene functionele uitbreidingen. De heer Matthias Dobbels bevestigt dit. Een lid vraagt wat de inhoud is van de bovenlokale toeristische lijnelementen? De heer Matthias Dobbels verduidelijkt dat het gaat om de huidig geselecteerde lijnelementen in het huidig PRS-WV Een lid stelt vast dat het gaat om recazaken in functie van zachte recreatie. Wat wordt gedaan met recazaken voor modelvliegtuigbouw, en andere sportverenigingen. De heer Matthias Dobbels zegt dat het gaat om kantines. Dit valt niet onder dit beleidskader. Een ander lid vraagt wat met de gevraagde recazaken bij agrogolf en boeregolf? Is dit ook zachte recreatie? Nog een ander lid antwoordt dat dit gaan om nieuwe aanvragen en geen bestaande recazaken. De voorzitter sluit het hoofdstuk af en verwijst naar 10 november voor de bespreking van de verschillende items.
De vaste secretaris
De voorzitter
Stephaan Barbery
Piet Gellynck
5