informatie over de
Regio Utrecht
“BRU kan plannen aanjagen” Harrie Bosch is sinds 1 december de nieuwe secretaris-directeur. Hij benadrukt de toegevoegde waarde van het BRU. De zaken in de regio moeten beter gaan door wat het BRU als organisatie doet. En beter betekent ook... sneller.
-> pagina 2
Geld voor verkeer en vervoer tot 2008 verdeeld Dankzij de nieuwe Wet BDU komen de rijksbijdragen voor openbaar vervoer, verkeersveiligheid en vervoersmanagement bij regionale budgethouders. Het BRU heeft zijn bijdrage van € 400 miljoen inmiddels verdeeld.
-> pagina 3
Van strip naar chip In 2008 zijn de huidige vervoerbewijzen voor het openbaar vervoer verdwenen en komt er een chipkaart voor in de plaats. Gemakkelijk voor de reiziger en vervoerders. Nog een hele kluif voor het BRU, dat nauw betrokken is bij de invoering.
-> pagina 5
Een plan, en dan? Het Coördinatie- en Informatiepunt regio Utrecht (CIP) heeft het Regionaal Handhavingsplan 2005 gereed. Asbestbestrijding, paardenbakken en de handhaving bij wegwerkzaamheden krijgen bijzondere aandacht. Maar hoe staat het met het CIP zelf?
-> pagina 6
Convenant woningbouwafspraken Tot en met 2010 bouwt de regio 23.700 woningen, met een flinke subsidie van het Rijk. Deze en meer afspraken tussen de regio Utrecht en de landelijke overheid moeten de woningmarkt weer in beweging brengen.
-> pagina 8
41
BruBerichten
Februari 2005
“De regio moet er beter van worden” Eén stem Wat zal er verder veranderen bij het BRU, met Bosch aan het ambtelijke roer? “Een organisatie moet toegevoegde waarde hebben,” zegt Bosch. “Er moeten in de regio zaken anders en beter gaan door wat wij als BRU doen. Het resultaat moet vooral in gemeenten zelf te zien zijn, we zijn er tenslotte om hen te ondersteunen. Daarnaast moet het BRU voor en namens de gemeenten één duidelijke visie uitdragen naar partijen waarmee het samenwerkt. Dit zal in de eerste plaats door onze bestuurders moeten gebeuren, maar ik zie daar ook een belangrijke taak voor het BRU als werkorganisatie weggelegd, in het bijzonder voor mijzelf.” Foto: Ingrid de Waal
Harrie Bosch is sinds 1 december 2004 de nieuwe secretaris-directeur van het BRU. Hij wil het BRU meer met één stem laten spreken en de uitvoering van plannen versnellen. “De situatie in de regio vraagt om snelheid, met de ogen gericht op realisatie.” Harrie Bosch (51) kent de regio goed. Sinds een jaar of tien als inwoner van Utrecht, maar ook als voormalig directeur van de Dienst Welzijn bij die gemeente, en als inwoner en raadslid van Nieuwegein. “Ik voel me sterk verbonden met het publieke domein en met vraagstukken die te maken hebben met de inrichting en vormgeving van de samenleving. Het liefst in een functie op het grensvlak van management en bestuur,” zegt Bosch. Na een aantal jaren als zelfstandig adviseur en interim-manager zit hij nu weer op een vaste plek. Een logische keuze voor Bosch: “Ik voel me toch prettiger als ik voor langere tijd aan een organisatie kan bouwen.”
Een steviger fundament Dat kan bij het BRU. Met de verwachte invoering van de nieuwe Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR-plus) in de loop van 2005 krijgt het bestaan van het BRU een vaste, wettelijke basis. Dat helpt, volgens Bosch: “Als die wet straks door de Eerste Kamer is – en daar verwacht ik geen grote problemen – dan zijn eindelijk de bevoegdheden van het BRU stevig verankerd. Vanuit de gezamenlijke gemeenten en met hulp van het BRU kan dan de belangenbehartiging van de regio Utrecht met meer kracht plaatsvinden.”
2
Verknopen “Een ander accent dat ik zal leggen, is het meer met elkaar verknopen van Ruimtelijke Ontwikkeling en Verkeer en Vervoer. Binnen onze organisatie bestaan weliswaar twee afzonderlijke sectoren, maar ze hebben natuurlijk alles met elkaar te maken. Ook hier geldt: meer met één stem naar buiten treden en in de ambtelijke voorbereiding van het beleid verschillende beleidsonderdelen eerder en beter op elkaar afstemmen. Daarvoor ga ik me hard maken.”
Versnellen “Ik ben nu goed twee maanden bij het BRU aan het werk en moet erg wennen aan de tijd die het kost om plannen te maken, maar ook aan de tijd die het vraagt om zaken daadwerkelijk te realiseren,” zo licht Bosch tot slot toe. “Veel van de plannen worden dan ook later gerealiseerd dan was afgesproken. Voor een deel zal dit noodzakelijk en onvermijdelijk zijn – het gaat tenslotte vaak om grote infrastructurele werken in een bestaand en druk gebied – maar ik heb toch het gevoel dat er ook zaken zijn die wel sneller gerealiseerd kunnen worden. De situatie in de regio – denk aan het woningtekort, denk aan de verkeersproblemen – vraagt om snelheid, met de ogen gericht op realisatie. Als het BRU een rol zou kunnen vervullen in het versnellen en aanjagen van de realisatie op de verschillende terreinen, is me dat een lief ding waard. Ik wil me daar dan ook graag voor inzetten.”
Harrie Bosch is te bereiken via 030 – 2862501 of
[email protected]
Regionaal maatwerk
BDU-middelen periode 2005-2008 verdeeld Dit jaar zal de Wet Brede Doel Uitkering Verkeer en Vervoer, kortweg BDU, in werking treden. Dit gebeurt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2005, zodra het Rijk de BDU officieel bekrachtigt. Voortaan ligt de zeggenschap over middelen daar waar het regionale beleid wordt gemaakt. De Wet BDU is bedoeld om rijksbijdragen voor openbaar vervoer, verkeersveiligheid en vervoermanagement in handen te leggen van regionale budgethouders, waaronder het BRU. De wet vloeit voort uit het streven van de overheid om beleid rond verkeer en vervoer, en de uitvoering van dat beleid, te decentraliseren.
Voortvarend aan de slag De nieuwe wet maakt regionaal maatwerk mogelijk, afgestemd op het regionale beleid zoals dat in het Regionale Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) staat. Het BRU wil hiermee voortvarend aan de slag en nam daarom in december 2004 al een besluit over de verdeling van de BDU-budgetten voor de periode 2005 – 2008. Conform de regels van de nieuwe subsidieverordening werd vastgesteld welke budgetten er beschikbaar zijn voor de verschillende doeleinden en wat het bijbehorende subsidiepercentage is.
De bestedingsruimte van het BRU Het BRU ontvangt een BDU-budget van gemiddeld € 85 miljoen per jaar. Bovendien was er eind 2004 nog € 60 miljoen over, dankzij reserveringen en saldi uit oude subsidieregelingen. Opgeteld is het subsidiebedrag voor de periode 2005-2008 dus € 400 miljoen. Een belangrijk deel van deze som gaat naar lopende verplichtingen, zoals subsidies voor OV-exploitatie en de afronding van het HOV-netwerk (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) dat Utrecht CS verbindt met Leidsche Rijn en De Uithof.
Zo zijn de € 400 miljoen verdeeld In het Verdeelbesluit heeft het BRU de volgende reserveringen opgenomen: ◆ Het grootste deel, € 237 miljoen, van het beschikbare BDU-budget gaat de exploitatie van het openbaar vervoer in de regio. Het uitgangspunt hierbij is, dat de oude subsidieregeling voor het openbaar vervoer hetzelfde blijft. Het bedrag is overigens niet genoeg
voor exploitatie van het gehele OV; dat gebeurt uiteraard ook via verkoop van plaatsbewijzen. ◆ Het afronden van het HOV-netwerk kost € 120 miljoen, gebaseerd op afspraken van gemeente Utrecht en BRU met het Rijk. Zoals het er nu naar uitziet, moet het BRU € 100 miljoen betalen in de periode 2005-2008. ◆ Voor regionale bijdragen aan Randstadspoor en de overkapping van de A2 bij Leidsche Rijn is € 33 miljoen vrijgehouden. Het belangrijkste deel hiervan betreft een ‘vangnet’ voor de BRU-bijdrage aan de overkapping. Mocht dit vangnet niet nodig zijn, dan krijgt (een deel van) dit bedrag een andere bestemming. ◆ Voor nieuwe projecten en programma’s in de regio op het gebied van infrastructuur en verkeersveiligheid is circa € 30 miljoen gereserveerd. Eenderde is bestemd voor ‘lokaal maatwerk’ naar eigen inzicht van verschillende gemeenten. Met de rest kan het dagelijks bestuur projecten ondersteunen die bijdragen aan de uitvoering van het Regionale Verkeersen Vervoerplan, zoals de aanleg van fietspaden. ◆ Voor regionaal vervoermanagement en gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid zijn bedragen van elk € 1 miljoen opgenomen in het Verdeelbesluit.
Uniform subsidiepercentage Het BRU bepaalt welke projecten en programma’s er voor subsidie in aanmerking komen en neemt deze op in het Regionale Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV). Natuurlijk houdt het BRU hierbij rekening het Verdeelbesluit én initiatieven uit gemeenten. Projecten ontvangen in principe 70% subsidie. Dat geldt voor alle vervoersvormen (fiets, auto en OV) en voor projecten rond verkeersveiligheid. In lijn met het RVVP kent het BRU aan al deze middelen en projecten namelijk een gelijkwaardig belang toe. Het percentage kan incidenteel hoger worden, maar alleen als alle portefeuillehouders van de BRUgemeenten hiermee instemmen. Overigens: als de initiatiefnemers (gemeenten of provincie) in een bepaald jaar de toegekende budgetten niet besteden, dan worden ze gereserveerd voor toekomstige projecten.
Meer informatie Johan Lips 030 – 2862519
[email protected]
3
Nota Mobiliteit
Regio positief-kritisch over Nota Mobiliteit De reactie van de regio Utrecht op de Nota Mobiliteit van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is positief, maar ook kritisch. Vooral de economische insteek van de nota, de keuze voor verdere decentralisatie via de Brede Doeluitkering en de integrale netwerkbenadering vallen in goede aarde. Erkenning van de regio als economische motor wordt echter node gemist. Dat blijkt uit de reactie op de Nota Mobiliteit die het BRU samen met andere overheden, verenigd in de NV Utrecht, opstelde. Die werd vorig jaar december aan minister Peijs overhandigd. Volgens de regio doet de nota onvoldoende recht aan het feit dat Utrecht op de tweede plaats staat waar het gaat om de bijdrage aan het Bruto Nationaal Product.
◆ Op het gebied van openbaar vervoer: het ontbreken van de schakel Schiphol/AmsterdamRuhrgebied/Berlijn in het Europese vervoersnetwerk. De regio Utrecht vindt dat deze verbinding, met een aftakking naar Rotterdam/Den Haag, versneld op een hoger kwaliteitsniveau moet komen. Een voorbeeld van een noodzakelijke verbetering is het opheffen van gelijkvloerse kruisingen, zodat verbindingen sneller worden. ◆ Verhoging van de investeringen op het gebied van de leefomgeving. Bewoners moeten bijvoorbeeld zo weinig mogelijk last hebben van uitlaatgassen en geluid.
BDU te laag Wat betreft het financiële gedeelte van de Nota Mobiliteit is de conclusie van de regio Utrecht dat de Brede Doeluitkering (BDU) te laag is. De voorziene hoogte van de BDU biedt onvoldoende ruimte om de ambities van de Nota Mobiliteit waar te maken en eigen regionaal beleid te voeren.
Aandacht voor knelpunten Daarnaast wijst de Utrechtse regio op een aantal specifieke verkeersknelpunten. Die moeten snel worden opgelost; de regio functioneert immers als landelijke draaischijf. Stagnaties hebben gevolgen voor de rest van de Randstad, Nederland en zelfs Europa. In het commentaar op de nota vraagt de regio aandacht voor: ◆ De Ring Utrecht, inclusief de Noordelijke Randweg Utrecht, A12-west en A12-oost, en de driehoek A1-A27-A28 inclusief knooppunt Hoevelaken. Deze verbindingen moeten de hoogste prioriteit krijgen bij het structureel oplossen van doorstromingsproblemen. ◆ Infrastructurele aanpassingen die noodzakelijk zijn door de regionale bouwopgave. De toename van het aantal woningen, bijvoorbeeld in Leidsche Rijn, legt immers een zwaarder beslag op het wegennet en openbaar vervoer. Het Rijk is daar mede verantwoordelijk voor.
4
Procedure De Nota Mobiliteit zal waarschijnlijk eind dit jaar in werking treden. Conform de Planwet Verkeer en Vervoer moeten de essentiële beleidsonderdelen vervolgens verder gestalte krijgen in regionale plannen. De regionale overheden hebben daarvoor anderhalf jaar de tijd. Dan moeten zij een verkeersen vervoerplan vaststellen dat aansluit op de Nota Mobiliteit. Het BRU heeft bij het RVVP – dat vorig jaar december werd vastgesteld – al zoveel mogelijk rekening gehouden met het te verwachten beleid van de minister.
Meer informatie Karel de Roy 030 – 2862540
[email protected]
Nieuwe vervoerbewijzen in 2008
Van strip naar chip Wie vanaf 1 januari 2008 in bus, trein, tram of metro stapt, hoeft geen strippenkaart af te stempelen of een kaartje te laten knippen. Vanaf die datum kunnen reizigers in heel Nederland alleen nog met de OVchipkaart van het openbaar vervoer gebruikmaken. Niet alleen handig voor de passagiers, maar ook goed geregeld voor de vervoerders: er vindt een precieze verrekening van de opbrengsten plaats. De OV-chipkaart is net als de chipknip op te laden met een geldbedrag. Het betalingssysteem schrijft automatisch de ritprijs van dat geldbedrag af, op basis van de inen uitstapplek van reizigers. Bijna ongemerkt, want een reiziger hoeft de kaart alleen maar in de buurt van detectieapparatuur te houden. Een voordeel voor de vervoerders is dat de verrekening van de opbrengsten uit kaartverkoop beter geregeld is. In het ‘strippenkaartsysteem’ is dat een probleem. Het chipsysteem registreert echter precies hoeveel reizigers op de bus- en tramlijnen van vervoerders meereizen, en hoever ze reizen. De inkomsten uit de verkoop – onder meer via de oplaadpunten van de chipkaart – kunnen dan ook evenredig worden verdeeld.
Sturende rol OV-autoriteiten Bij de ontwikkeling van de OV-chipkaart hebben de vervoerbedrijven NS, Connexxion, RET, GVB en HTM een voortrekkersrol vervuld. Maar terwijl voor NS de OV-chipkaart grote financiële voordelen heeft, is het maar de vraag of dat in het stads- en streekvervoer ook het geval is. De kosten voor een chipkaartsysteem zijn daar twee keer zo hoog als een strippenkaartsysteem. Dat moet zich terugverdienen, wat op verschillende manieren kan. Een mogelijkheid is prijsdifferentiatie: ritten in de spits duurder maken dan buiten de spits. Daar is een rol weggelegd voor OV-autoriteiten als het BRU, die het prijsbeleid voor stads- en streekvervoer mede bepalen.
reizen. In de loop van 2007 volgen de andere regio’s in Nederland. NS heeft, vanwege de vele voordelen die het systeem voor de spoorwegen heeft, nu al besloten dat de invoering doorgaat en treft al voorbereidingen.
De rol van het BRU Het BRU moet ervoor zorgen dat uiterlijk medio 2006: ◆ De vervoerders in de regio klaar zijn om met de OV-chipkaart te kunnen werken. ◆ De infrastructuur van de kaart (stationaire kaartlezers, oplaadzuilen, detectiepoortjes) functioneert en in beheer is. ◆ Een regionaal tarievenbeleid vastgesteld én operationeel is. ◆ De invoering gebeurt binnen landelijk afgesproken kaders en na afstemming met aangrenzende gebieden.
Noten kraken Maar voor het zover is, zijn er nog wat noten te kraken. Zo staat in de lopende concessie met het GVU niets over de OV-chipkaart. Dat zal dit jaar wel gebeuren, in de nieuwe GVU-stadsconcessie. In de concessie met Connexxion is de invoering van de chipkaart al wel opgenomen. Verder zijn er in het BRU-gebied drie andere vervoerders actief, die elk weer onder een andere OV-autoriteit vallen. Hiermee moet het BRU een en ander goed afstemmen, evenals met de provincie Utrecht. Die is immers ook vervoersautoriteit voor een aantal concessies die grenzen aan de BRU-concessies.
Oplaadzuilen Daarnaast is er nog onduidelijkheid over de oplaadzuilen en detectieapparatuur die langs de weg komen te staan. De gemeenten hoeven alleen aan de plaatsing mee te werken. Maar wie is er verantwoordelijk voor: de OV-autoriteit, de vervoerder of de beheerder van de bus- of tramhalte? Pas als dit duidelijk is, kan het beheer hiervan worden geregeld.
Gefaseerde invoering De invoering van de chipkaart gaat gefaseerd. Begin 2005 start een grote praktijkproef met de OV-chipkaart in de metro in Rotterdam, op de spoorlijn naar Hoek van Holland en een deel van het busvervoer in het Rijnmondgebied. Ervan uitgaande dat deze proef goed verloopt, neemt Verkeer en Waterstaat in het najaar het definitieve besluit tot invoering. De bedoeling is dat de chipkaart medio 2006 in de gehele Randstad wordt ingevoerd, waaronder onze regio. Strippenkaart en chipkaart zullen ongeveer een half jaar naast elkaar bestaan; vanaf begin 2007 kunnen reizigers in de Randstad alleen nog maar met de OV-chipkaart
Hoe werkt het chipkaartsysteem precies? Waar komen de oplaadzuilen? Hoe verloopt het overleg tussen vervoerders, BRU en andere partijen? Vanaf nu zal BRU-berichten regelmatig aandacht besteden aan de invoering van de OV-chipkaart.
Meer informatie Wim Edelman 030 – 2862528
[email protected]
5
Uitvoering nog onzeker
Regionaal Handhavingsplan Het Regionaal Handhavingsplan 2005 van het CIP regio Utrecht is gereed. Het plan beschrijft alle handhavingsactiviteiten die de diverse milieu-instanties in 2005 in samenwerking gaan uitvoeren.
Regionaal Handhavingsplan 2005
Zo komen er projecten rond asbest, de A12 en paardenbakken.
Asbest-keten Asbest is in 2005 een landelijke prioriteit. Van de sloop en verwijdering van asbest, via het vervoer tot aan de stort op de stortplaats moet de ‘asbest-keten’ effectiever worden gecontroleerd. Veel milieu-inspecteurs hebben drempelvrees om deze controles uit te voeren, omdat ze niet over voldoende kennis beschikken. Hierdoor is er nog veel gelegenheid voor illegale sloop en komt asbest nog steeds terecht in puin dat hergebruikt moet worden. Het CIP gaat in projectverband de coördinatie tussen gemeente, provincie, arbeidsinspectie, de VROM-Inspectie en politie verbe-
6
teren. Gemeentelijke controleurs worden beter opgeleid en de sloopvergunningen gaan onder de loep. En er komen in de loop van het jaar meer controles.
Methode-A2 ook bij A12 In 2004 organiseerde het CIP de coördinatie tussen handhavingsinstanties die alle grondwerkzaamheden en het bijbehorende transport moesten controleren bij de verbreding van de A2. Het verlenen van vergunningen en het handhaven ervan was prima afgestemd in een protocol. Omdat het project rondom de A2 een groot succes was, is besloten dat er nu eenzelfde protocol komt voor de wegwerkzaamheden aan de A12. Deze gaan naar verwachting eind 2005 van start.
Paardenbakken Er komen steeds meer hobbypaardenhouders, die ook steeds meer paardenbakken aanleggen. De bakken, waarin paarden worden gedresseerd, nemen al gauw 800 vierkante meter in beslag. In 2005 krijgt iedere gemeente tekst en uitleg van het CIP over wat wel en niet mag, en zullen milieu-ambtenaren en ambtenaren ruimtelijke ordening samen controles gaan uitvoeren.
2005 gereed
Afbeeldingen uit: Handhavingsatlas Vianen
Atlassen Het CIP wil ook in 2005 weer een aantal atlassen maken, die de handhaving in het buitengebied eenvoudiger maken. Met zo’n atlas in de hand kan een inspecteur in één oogopslag zien, wat op een specifieke plek wel of niet mag.
Uitvoering nog onzeker De vraag is echter of het CIP alle plannen voor 2005 kan uitvoeren. Op 1 juli 2005 houdt de landelijke subsidie voor Coördinatieen Informatiepunten namelijk op. Het voortbestaan van het CIP
is dan ook niet zeker. Helaas, want een gecoördineerd handhavingsbeleid heeft zijn vruchten in het verleden afgeworpen. Het CIP is daarvoor inmiddels goed toegerust. De komende weken wordt in de regio, de provincie én landelijk gesproken over alternatieven, of een doorstart, voor het CIP.
Meer informatie Hans Hazenbosch 030 - 2862551
[email protected]
Samenwerking Het CIP werkt voor de 22 gemeenten van het oorspronkelijke BRU-gebied, de provincie, politie, justitie, de VROM-Inspectie, waterschappen, Rijkswaterstaat en de AID.
7
Woningbouwafspraken tot 2010
De markt moet weer bewegen Een speerpunt van het nieuwe Convenant Woningbouwafspraken is het woningtekort terug te dringen tot 1,5% in 2010. Zo moet er weer meer doorstroming komen in de regionale woningmarkt. De regio heeft hierover afspraken gemaakt met het Rijk; tot en met Foto’s: Rob van Zanten
2010 zal de regio 23.700 woningen bouwen.
In 2002 bedroeg het regionale woningtekort 4,6%. Dat is veel te veel; de woningmarkt is hierdoor muurvast komen te zitten. Het Rijk zal dan ook flink bijdragen aan het terugdringen van het tekort: maximaal € 63,3 miljoen. De precieze subsidiebijdrage wordt jaarlijks bepaald. Dat gebeurt achteraf, aan de hand van het werkelijk aantal gebouwde woningen.
huurwoningen). Ook stimuleert het Rijk de bouw van eigen woningen op vrije kavels met een extra bijdrage van € 1.600 per woning. Dit bedrag krijgt de regio als jaarlijks meer dan 2,6% van de woningen eigenbouw is. U kunt het woningbouwconvenant lezen op onze website: www.regioutrecht.nl/ actueel/diversen
Groen en eigenbouw In het convenant staan ook afspraken over bodemsanering en strategische groenprojecten, én afspraken over een goede spreiding van verschillende soorten woningen (Zie ook pagina 9, Meer spreiding sociale
8
Meer informatie Henri Gielen 030 – 2862532
[email protected]
Project/Doelstelling regio
Bijdrage Rijk (tot 2010)
23.700 nieuwe woningen in 2010
€ 63.264.000 (max)
2,6% van de jaarproductie is eigenbouw
€ 1.600 per woning (indien doelstelling gehaald)
Bodemsanering
€ 15.474.000
Strategische groenprojecten provincie
€ 67.800.000
Groenprojecten regio
€ 2.328.000
Beperking segregatie
Meer spreiding sociale huurwoningen In 2015 moet minstens 30% van de woningvoorraad in
Anti-segregatiebeleid
de Utrechtse regio uit sociale huurwoningen bestaan.
Met dit akkoord bereikt de regio ook een meer evenwichtige spreiding. Gemeenten met een laag aandeel sociale huurwoningen zullen zich extra inspannen om dit aandeel te vergroten. In wijken met een grote concentratie sociale huurwoningen is het streven de prijsklassen meer te mengen. Het BRU kiest zo nadrukkelijk voor een anti-segregatiebeleid. Corporaties hebben aangegeven bereid te zijn hun aankoop- en verkoopprogramma ten dienste te stellen van een meer evenwichtige spreiding over gemeenten en wijken. In gemeenten met een laag aandeel sociale huurwoningen kunnen ze woningen aankopen om te verhuren. Dit kan deels worden gefinancierd door de verkoopopbrengst van sociale huurwoningen in concentratiegebieden.
Medio november hebben gemeentebestuurders en corporatiedirecteuren dit afgesproken. Op 20 december heeft het BRU ingestemd met een akkoord over de uitgangspunten van de sociale woningbouwopgave.
Extra nieuwbouw sociale huurwoningen Basis voor dit akkoord is het streven de omvang van de huidige sociale woningvoorraad (86.000 woningen) minimaal op peil te houden. Uitgaande van een scenario van lichte economische groei kan het percentage sociale huurwoningen (nu 34%) nog iets dalen. Het minimum ligt echter bij een regionale voorraad van 30% sociale huurwoningen in 2015. Het verdwijnen van sociale huurwoningen door bijvoorbeeld sloop moet dan ook geheel worden gecompenseerd door toevoeging van nieuwe sociale huurwoningen.
Meer informatie Rob van Hilten 030 – 2862534
[email protected]
9
BRU start project
Huisvesting doelgroepen Hoe geef je meer aandacht aan woningzoekenden van een bepaalde categorie, zonder dat het ten koste gaat van overige woningzoekenden? Het project Huisvesting doelgroepen moet het huisvestingsbeleid van verschillende partijen – zoals gemeente en woningcorporaties – beter op elkaar afstemmen.
Iedere groep heeft zo zijn eigen problemen, die bij alle gemeenten in de regio spelen. Jongeren kampen met lange wachttijden; ouderen hebben wel een woning maar te weinig geschikte voorzieningen in de buurt; bewoners in zorginstellingen willen wel zelfstandig gaan wonen, maar voor hen is te weinig begeleiding en is woonruimte schaars. Bestuur Regio Utrecht gaat met diverse partijen rond de tafel om te kijken hoe nieuwe afspraken rond 'doelgroepenbeleid' de woningmarkt toegankelijker maken voor deze doelgroepen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de toewijzingssystematiek van woonruimte, aanpassingen in de huidige woningvoorraad en meer nieuwbouw voor deze doelgroepen.
Meer informatie Micha Bekker 030 – 2862555
[email protected]
10
Resultaat Eind 2005 moeten er afspraken liggen tussen het BRU, gemeenten, woningcorporaties, zorginstellingen en andere relevante partijen. Deze afspraken kunnen zowel regionaal als lokaal zijn. Per doelgroep staan dan maatregelen vast die de kansen op huisvesting en de uitstroom uit zorginstellingen vergroten.
Nieuwe afspraken Het project heeft veel raakvlakken met de lopende discussie over het systeem van woonruimteverdeling. Afspraken over bijvoorbeeld het wachtlijstsysteem kunnen bepaalde doelgroepen meer kansen geven. Wie krijgt wanneer voorrang en welke criteria spelen daarbij een rol? De discussie over woonruimteverdeling resulteert naar verwachting op 1 januari 2006 in een nieuw verdelingssysteem.
Bestuur Regio Utrecht heeft besloten om met ruim € 1,3 miljoen subsidie vernieuwende woningbouwprojecten te steunen. Dit bedrag is afkomstig uit het stimuleringsfonds woonkwaliteit.
Stimuleringsfonds woonkwaliteit
BRU steunt negen innovatieve projecten Vernieuwende woonmilieus Met een subsidie van € 225.000 gaat Woningbouwvereniging BO-EX 194 sociale huurwoningen in Hoograven opknappen tot de originele staat. De woningen zijn destijds ontworpen door de Utrechtse architect Gerrit Rietveld. Door deze woningen, in stijl, op te knappen, wordt de identiteit van deze woonbuurt versterkt, ten gunste van het imago van de wijk Hoograven.
Het stimuleringsfonds woon kwaliteit werpt zijn vruchten af, zo blijkt uit een evaluatie eind 2004. In totaal verleende het BRU van 2002 tot 2004 ruim € 1,2 miljoen subsidie aan innovatieve projecten. Projecten die zonder die subsidie niet gerealiseerd zouden kunnen
Jongerenhuisvesting De Stichting Studenten Huisvesting Utrecht (SSHU) krijgt bijna € 300.000 voor twee projecten voor jongeren. De SSHU gaat 38 kamers realiseren aan de Herenweg/ Otterstraat, voor 18- en 19-jarige jongeren. Deze jongeren komen moeilijk aan woonruimte vanwege het huidige systeem, dat uitgaat van de langste inschrijfduur. Ook komt er een begeleid-wonenproject aan de Kanaalstraat. De SSHU realiseert daar drie panden naast elkaar: in het eerste pand wonen jongeren onder volledige begeleiding. Als ze zelfstandig genoeg zijn, schuiven ze door. In het laatste pand wonen ze volledig onbegeleid.
Goedkoper ecologisch wonen Een ander opvallend project is van de vereniging Ecologisch Centraal Wonen Driebergen. De vereniging wil zes sociale koopwoningen aanbieden, waardoor ecologisch wonen ook mogelijk wordt voor mensen met een lager inkomen. Een deel van de woning wordt gefinancierd via een normale hypotheek, een deel via een goedkope hypotheek van de vereniging. Het BRU draag ruim € 78.000 bij aan de bouw van de woningen.
worden. De meeste aanvragen gaan over woon-zorgprojecten en jongerenhuisvesting. Blijkbaar is de financiële nood in deze hoek het grootst. De subsidieregeling, die eind 2004 afliep, is verlengd tot 1 juli 2005. Het aanvragen van subsidie vanuit dit fonds kan nog tot 15 april 2005. Op grond van de positieve reacties stuurt het BRU aan op een voortzetting van de regeling na 1 juli. Daarover zal in het voorjaar 2005 een besluit worden genomen.
Meer informatie Rink Drost 030 – 2862557
[email protected]
11
BRU in Task Force Innovatie
Regio wil in top vijf Europese innovatie In 2010 wil Utrecht binnen Nederland de meest innovatieve regio zijn en binnen Europa tot de topvijf behoren. De Task Force Innovatie (TFI), waaraan het BRU deelneemt, gaat daar werk van maken. Samen met bedrijven, kennisinstellingen en overheden in de regio.
Innovatie is van groot belang voor de verdere economische ontwikkeling, daar is de TFI van overtuigd. Innovatie, zo vindt de TFI, is niet alleen een kwestie van vernieuwing van producten, maar ook van vernieuwing van productiemethoden, de organisatiewijze en de aard en wijze van dienstverlening. Met onder meer de al aanwezige bedrijvigheid, een goed aangeschreven universiteit en hogeschool én veel prominente kennisinstituten, beschikt de regio over een grote innovatiepotentie. Maar om de geformuleerde doelstellingen te realiseren, moeten de krachten wel gebundeld worden. Precies daarvoor is het TFI bedoeld.
Brede projecten De TFI zal, gebruikmakend van bestaande netwerken, projecten initiëren, aanjagen en adopteren. Die projecten kunnen variëren van promotie en acquisitie tot een gerichte ondersteuning van (startende) ondernemers. De nadruk bij de versterking van de regionale innovatiekracht ligt op de sectoren life sciences, ICT, zakelijke dienstverlening, design en multimedia. Zowel gemeenten als particuliere organisaties en individuen kunnen initiatieven, ideeën en concrete projecten aanmelden bij: Henk Kramer 030-2862537
[email protected]
Colofon www.regioutrecht.nl
[email protected] Postadres: Postbus 14107 3508 SE Utrecht Tel 030 – 2862525 Fax 030 – 2862500 Eindredactie: Ingrid de Waal Redactie: Els Koch Rob van Zanten JCM Tekstproducties, Utrecht Grafisch ontwerp: Ellen Bakker, Utrecht Druk: Kerckebosch, Zeist
12