Biobest practices
Biobest practices
gezamenlijk innoveren met biobased grondstoffen
gezamenlijk innoveren met biobased grondstoffen
Provincie Gelderland Markt 11 Postbus 9090 6800 GX Arnhem T (026) 359 91 11
[email protected] www.gelderland.nl
Working Paper Lectoraat Total Quality Management in Organisatienetwerken Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nederland 2013
Biobest practices gezamenlijk innoveren met biobased grondstoffen
Gerard Berendsen (redacteur) i.s.m. Daniel van Hees, Yvonne Peterman en Gerard Taat
Working Paper Lectoraat Total Quality Management in Organisatienetwerken Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nederland 2013
In opdracht van
Colofon
Redactie Gerard Berendsen (HAN) Auteurs Daniël van Hees (1989) is in januari 2013 afgestudeerd aan de opleiding Bedrijfskunde MER aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Momenteel volgt hij de master Communicatie en Beïnvloeding aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. E-mail:
[email protected] of
[email protected] Yvonne Peterman (1967) is hoofddocent Bedrijfskunde van de opleiding Bedrijfskunde MER van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Daarnaast is zij een lid van de kenniskring van het lectoraat Total Quality Management in Organisatienetwerken. E-mail:
[email protected] Gerard Berendsen (1959) is als lector Total Quality Management in Organisatienetwerken verbonden aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Daarnaast is hij directeur van Twente Quality Centre. E-mail:
[email protected] of
[email protected].
Het projectteam van HAN wil alle betrokkenen bedanken voor de tijd en medewerking. Daniel van Hees Yvonne Peterman Gerard Berendsen
Arnhem, oktober 2013
Biobest practices Working Paper
1
Project Biobest Looptijd:
2011 – 2012
Programma:
Prioritair Programma Energie Transitie Programma Biobest
Financiering:
Deelnemende bedrijven Provincie Gelderland
Programmamanagement:
Provincie Gelderland
Projectsecretaris:
Gerard Taat (Provincie Gelderland)
Projectdeelnemers:
BelW, Wageningen HAN, Arnhem
Biobest practices Working Paper
2
Inhoudsopgave
Colofon .......................................................................................................................................................... 1 Inhoudsopgave .............................................................................................................................................. 3 Voorwoord .................................................................................................................................................... 4 Dankwoord .................................................................................................................................................... 5 Verantwoording ............................................................................................................................................ 5 1.
Inleiding ................................................................................................................................................. 7
2.
De cases ................................................................................................................................................. 9
3.
Theorie uit goede praktijken ............................................................................................................... 15
4.
Resultaten............................................................................................................................................ 21
5.
Lessen voor de toekomst .................................................................................................................... 25
1.
Bijlagen: Case beschrijving (per case) ................................................................................................. 33 Case AlgenTOP - kassysteem ............................................................................................................... 34 Case Bindbuis....................................................................................................................................... 38 Case Biobased design meubels ........................................................................................................... 42 Case BioFoam ...................................................................................................................................... 46 Case Biologisch afbreekbaar leer ........................................................................................................ 50 Case Biologische grondontsmetting .................................................................................................... 55 Case Dakbedekkingsproduct BIOtumen .............................................................................................. 59 Case Eco-paper .................................................................................................................................... 63 Case PaperFoam - vochtbestendig verpakkingsmateriaal .................................................................. 66 Case PLA folie – biologische afbreekbaar plastic ................................................................................ 70 Case Plantenpot en biomateriaal ........................................................................................................ 74 Case TOPAAS – Alternatief strooizout ................................................................................................. 78 Case VDO-Pack - zwevende cadeauverpakking ................................................................................... 82
2.
Bijlagen: lijst geïnterviewden .............................................................................................................. 86
3.
Bijlagen: Bronvermeldingen ................................................................................................................ 87
Biobest practices Working Paper
3
Voorwoord Nieuwe producten en productieprocessen voor een bestaande of nieuwe afzetmarkt ontwikkelen is niet vanzelfsprekend. Zeker niet voor MKB-‐ondernemers. De dagelijkse beslommeringen gaan voor, klanten moeten immers adequaat worden bediend. Innovatie komt dan vaak op het tweede plan. Ideeën zijn er wel, maar de uitvoering daarvan gaat met vallen en opstaan, wegens gebrek aan tijd, geld, partners of kennis. In de periode 2011-‐2012 heeft de Provincie Gelderland een groep van MKB bedrijven de gelegenheid geboden om met financiële steun hun innovatie-‐idee vorm te geven met als insteek: 'product zoekt Biobased grondstof' inclusief het ontwikkelen van bijbehorende nieuwe kennis. Voorwaarde was wel dat alle bedrijven zo veel mogelijk de principes van de biobased economy toepasten waarbij gebruik van groene grondstoffen in producten ter vervanging van fossiele grondstoffen centraal staat. Het ging daarbij uitdrukkelijk niet over energie. Dit heeft geleid tot een mooie verscheidenheid aan projecten, resultaten, indrukken en ervaringen, die allen de Biobased economy een gezicht geven. Dit project vond plaats onder de naam Biobest, waarover in deze working paper meer. Bijzonder aan dit project is ook dat de deelnemers niet individueel hebben gewerkt, maar in collectieven. De beschreven innovaties zijn steeds in een samenwerking tussen twee of meer bedrijven tot stand gebracht. In totaal gaat het om 13 van dergelijke ‘business cases’. De Provincie Gelderland heeft de projecten niet alleen financieel mogelijk gemaakt maar ook netwerkbijeenkomsten georganiseerd om ervaringen en kennis te delen. Innoveren is voor veel bedrijven balanceren op het slappe koord. Met meerdere partners tegelijk op dat slappe koord gaan, maakt de evenwichtsoefening alleen maar uitdagender. Immers ook de partners moeten hun evenwicht bewaren. De ervaringen die de deelnemende bedrijven hebben opgedaan tijdens het project, is opgetekend door een onderzoeksteam van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Zij analyseren in welke mate innoveren met Biobased materialen anders verloopt dan reguliere innovatie. Daarmee hebben zij de unieke gelegenheid gehad om de samenwerking en het uiteindelijke innovatieresultaat te onderzoeken. Dat heeft tot interessante conclusies geleid over innovatieprojecten in de praktijk. De onderzoekers hebben alleen projecten uit de eerste tender onder de loep genomen, maar bieden ook een doorkijkje naar vervolgtrajecten met praktische tips en aanbevelingen. Wij zijn de deelnemende bedrijven zeer erkentelijk voor het mogen optekenen van deze ervaringen en danken hen voor hun open houding en medewerking. En we hopen de geleerde lessen te kunnen doorgeven aan andere ondernemers en bedrijven die van innovatie werk maken. mevrouw dr. J.M.E. (Annemieke) Traag gedeputeerde Energietransitie,, Innovatie, Jeugdzorg en Cultuur en Erfgoed provincie Gelderland Arnhem, oktober 2013
Biobest practices Working Paper
4
Dankwoord Onderzoek begint altijd met de eerste stap. Wat wil je weten en waarom, zijn de eerste vragen die je jezelf stelt. In dit geval is dat niet zo moeilijk te beantwoorden omdat de Provincie Gelderland behoefte had aan een objectieve evaluatie van 13 mooie innovatie initiatieven en de wijze waarop deze initiatieven vorm kregen. Voor het hoe, waar en wanneer, kortom voor een verantwoorde aanpak, hebben we kunnen putten uit onze eigen onderzoekstraditie. Onderzoek doen is observeren, registreren, classificeren, reflecteren, interpreteren, discussiëren en concluderen. Dat kan alleen met medewerking van alle betrokkenen. En dat is ook gebeurd in dit project. We hebben alle medewerking gehad van de deelnemende bedrijven en van de provincie Gelderland en dat is wel bijzonder. Aan iedereen die heeft meegeholpen daarom een oprecht: hartelijk dank! Maar onze bijzondere erkentelijkheid gaat wel uit naar de geïnterviewden. Zonder hun openhartige inbreng en de bereidheid een blik te mogen werpen in hun innovatiekeuken, was dit working paper er nooit geweest. We hebben ons uiterste best gedaan om de geboden inzichten te gebruiken en op de juiste wijze weer te geven, zowel op algemeen als op individueel niveau.
Verantwoording In het evalueren van de business cases van het project ‘Biobest products’ gaan we in op de aard van de innovatie, de innovatieprocessen en de uitkomsten. Daarnaast geven we ook aandacht aan de onderlinge samenwerking en de bereikte resultaten. Nadrukkelijk wordt daarin gefocust op: • De output-eisen, uitgedrukt in de selectiecriteria voor de partner, gestelde innovatiedoelen, haalbaarheidscriteria en vooraf bepaalde risico’s. • De relatie tussen de partners, die volgt uit de onderlinge coördinatie en interactie, de partnerspecifieke investeringen, de risicoverdeling, de structuur van het netwerk en de aard en duur van de relatie. • De resultaten van het cluster zowel gezamenlijk als individueel. • De leerervaringen opgedaan door de deelnemers. We hebben eerder onderzoek en theorie gebruikt uit het veld van innovatiemanagement (o.a. Berendsen en Kuijper, 2012) om te komen tot een aandachtspuntenlijst voor ons onderzoek. We hebben gewerkt met een semigestructureerde vragenlijst op basis waarvan interviews zijn afgenomen bij de bedrijfsdeelnemers. In totaal hebben we 13 interviews gehouden. Van deze interviews zijn verslagen gemaakt en deze zijn ter goedkeuring voorgelegd aan de geïnterviewden, evenals de casebeschrijvingen. Ook hebben wij gebruik gemaakt van het archief van de programmaleider met daarin projectaanvragen en -plannen en voortgangsrapportages die in het kader van de subsidie opgesteld zijn. Vertrouwelijkheid De interviews en bijbehorende verslagen vallen onder strikte geheimhouding. Alleen die informatie waar de deelnemers toestemming voor hebben gegeven, is opgenomen in deze bundel. Dat betekent dat niet alle ervaringen en gemelde leerpunten zijn verwerkt in de business cases zelf. Gevoelige onderwerpen in bijvoorbeeld de relationele sfeer en gevoelige informatie over competenties, prestaties, product- en productiedetails, financiën, strategie en markt, komen niet aan bod. Wel nemen we deze punten mee in onze conclusies maar dan volstrekt anoniem zonder dat deze herleidbaar zijn tot personen of business cases. Daar gaat het ook niet om. Het getuigt van moed, dat de bedrijven hieraan hun medewerking hebben gegeven en hun innovatietocht kritisch met ons hebben doorgenomen. En dat zij zich zo open hebben opgesteld. Dat verdient alleen maar respect.
Biobest practices Working Paper
5
Dit paper is tot stand gekomen op initiatief van Gerard Taat van de Provincie Gelderland en Gerard Berendsen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Diverse bronnen zijn gebruikt als basis voor de inhoud. Daar hebben we ook zo zorgvuldig mogelijk melding van gemaakt. Voor het gebruik van informatie uit de interviews hebben we toestemming gekregen van desbetreffende deelnemers. Ondanks alle aandacht blijven de in dit paper gepresenteerde resultaten de verantwoordelijkheid van de redacteur. Mochten er onjuistheden of incorrectheden in staan, dan kan dat gemeld worden aan
[email protected].
Wie niets riskeert, riskeert veel meer.
Biobest practices Working Paper
6
1. Inleiding Initiatief Alleen wie zaait zal ooit oogsten. Dat is ook van toepassing op het Biobest-project, een initiatief van de Provincie Gelderland. Achter Biobest schuilt de wereld van groene en hernieuwbare grondstoffen geënt op biomassa als alternatief voor het op grote schaal gebruiken van eindige fossiele grondstoffen en brandstoffen. De Provincie Gelderland wil in navolging van landelijke initiatieven uitdrukkelijk regionale initiatieven stimuleren en ondersteunen. Daartoe is het subsidietraject Biobest ingesteld en is anderhalf miljoen euro subsidie beschikbaar gesteld voor dertien clusters van ondernemers om biobased producten te ontwikkelen. Een groot deel van deze deelnemende bedrijven mikt op de ontwikkeling van biobased verpakkingen. De Provincie kwam via Wageningen UR en de Stichting kiEMT in contact met zo’n honderdvijftig veelbelovende initiatieven. In 2011 zijn de bedrijven achter die initiatieven benaderd voor een concreet projectvoorstel. Dit heeft geleid tot uiteindelijk 13 business cases waarin twee of meer bedrijven deelnemen. Vier business cases hebben met hun innovatie inmiddels de eindstreep gehaald. De anderen zijn aan het afronden. De gesubsidieerde business cases worden in deze publicatie beschreven. Redenen voor projectinitiatief Het stimuleren van innovatie is voor beleidsvormers een van de instrumenten voor regionaaleconomische ontwikkeling. Uitgangspunt is daarbij innovatie dient als een katalysator voor de banenmotor. Tegelijk neemt wereldwijd de concurrentiedruk toe. Er zijn voor bedrijven verschillende wegen om de concurrentiepositie te versterken. Een daarvan is het ontwikkelen van nieuw of een vernieuwd product. Voor het Biobest project zijn business cases van bedrijven geselecteerd, waarin de strategische richtingen samenkomen in een innovatieproject met een nieuw groen product als beoogd resultaat. Bij een aantal betreft het samenwerkingsverbanden waarin een kennisinstelling als de WUR betrokken is vanwege het pioniers karakter van de innovatie. De projecten gingen over het algemeen over het ontwikkelen van nieuwe biogebaseerde materialen en het testen van deze materialen in de praktijk. De Provincie schrijft zelf hieroveri: ‘Gelderland zal bijdragen aan de uitvoering van het landelijke Innovatiecontract Biobased Economy (december 2011). Dit Innovatiecontract ‘Groene Groei’ (Van biomassa naar business) valt onder de topsector chemie en kent doorwerking in vijf andere sectoren waaronder energie. Wij ondersteunen community ontwikkeling en samenwerking met Wageningen UR, Greenport Betuwse Bloem en Dienst Landelijk Gebied. Wij streven ernaar om op verantwoorde wijze meer biomassa uit landbouw en landschap te halen. Wij stimuleren het meervoudig gebruik van biomassa en bioraffinage voor mest en slib, vezels en lignocellulose en (hoogwaardige) stoffen uit algen, natte en verse biomassa. Ook blijven wij graag rechtstreeks de marktintroductie via het project ‘Biobest products’ ondersteunen. Tot slot geldt ook hier dat wij relevant ander Gelders beleid en programma’s laten aansluiten op onze doelen.’ Biobest producten De tender Biobest Products – een subsidieregeling om nieuwe technologieën en producten het laatste zetje naar de markt te geven – heeft in 2011 ruim honderdvijftig projectideeën opgeleverd. Biobest producten zijn producten op biologische grondslag, waarbij gewassen en reststromen uit de landbouw en voedingsmiddelenindustrie worden ingezet voor niet-voedseltoepassingen. Producten dus waarin groene grondstoffen ofwel biomassa worden toegepast als materialen, chemicaliën, transportbrandstoffen en energie (elektriciteit en warmte). Dit leidt tot vergroening van de economie en
Biobest practices Working Paper
7
tot nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. Dit vraagt intensieve samenwerking en afstemming. En er valt op dit vlak nog veel te leren. Want succesvol innoveren is het aflopen van een pad met onderweg vele valkuilen. Het vraagt van ondernemers adequaat handelen op veel fronten. Haalbaarheidsstudies op het vlak van de markt, financiën en techniek zijn daarin belangrijk. Daarnaast spelen ook slagvaardigheid en ondernemerschap en het vermogen en de wil om te innoveren in samenwerkingsverbanden een relevante rol. We laten u als ondernemer, manager of adviseur zien hoe u door gerichte innovatie met succes kunt werken aan de duurzaamheid van uw onderneming: voor uzelf, uw omgeving en het voortbestaan van uw organisatie. De inzichten die we hier presenteren, helpen u hierbij. Het is ontwikkeld met 13 bedrijven uit uiteenlopende branches en sectoren. De ervaringen zijn in deze publicatie verwerkt. We vergelijken onze bevindingen met relevante literatuur over innovatiemanagement. Om daarop aan te sluiten met praktische tips en conclusies voor nieuwe projecten.
Biobest practices Working Paper
8
2. De cases Dit boekje bundelt de ervaringen uit 13 business cases die vanaf 2011 meegedraaid hebben in het Biobest project en al dan niet volledig zijn afgerond. Het onderzoek gaat in op de projecten zelf en de leerervaringen van de deelnemers. Om een idee te krijgen van de verschillende business cases volgt hieronder een introductie. AlgenTOP - Kassysteem Doel van het project is een AlgenTOP -kassyteem te bouwen en te testen waar naast het in de kas telen van planten tegelijkertijd onder het dak teelt van algen kan plaatsvinden. Dit heeft diverse voordelen: multifunctioneel ruimtegebruik, productie van algen als meststof of grondstof voor vetzuren, dubbele benutting van kunstlicht ’s nachts, benutting van vrijkomende warmte in de kas door de algen, minder lichtuitstraling en hinder naar de omgeving, benutting van nutriëntenrijk afvalwater uit de kas en tevens minder emissie van nutriënten met als gevolg een lagere waterschapsbelasting. Het project resulteert in een nieuwe dakconstructie (onder de naam AlgenTOP™) op een bestaande kas van potplantenkweker Huisman, inclusief een circulatiesysteem van meststoffen en water. Er wordt door DNV GL - Energy (KEMA) samengewerkt met algenproducent Ingrepro. Dit concept geeft kwekers tevens een mogelijk economisch aantrekkelijke manier om in 2014 te kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting om 90% van het assimilatielicht weg te vangen. In het project wordt samengewerkt tussen DNV GL - Energy (KEMA), projectmanager Ideeuwes, Stef Huisman (testlocatie) en Ingrepro (Borculo, algenproducent). De economische spin-off ligt bij kaseigenaren (nieuw product, besparing energie en grondstoffen, regelgeving), kasbouwers en DNV GL Energy als consultant. Bindbuis Doel van dit project is het ontwikkelen van een biologisch afbreekbare bindbuis voor boomkwekerijen met in Europa verkrijgbare grondstoffen. De laanboomsector (1300 ha in omgeving Opheusden, 30% van Nederland) gebruikt zogeheten bindbuis om opkweek aan een bamboestok te binden. De ‘bindbuis’, een dun, hol slangetje, is gemaakt van PVC en verteert niet. Opruimen van de resten is arbeidsintensief en desondanks blijft veel achter op en in de bodem. WUR heeft op basis van Aziatische grondstoffen een gelijkwaardige, (onder industriële omstandigheden) biologisch afbreekbare variant ontwikkeld. Doel van dit project is het ontwikkelen van bindbuis met in Europa verkrijgbare groene grondstoffen met dezelfde eigenschappen, verkrijgen van het in Europa geldende certificaat ‘biologisch afbreekbaar in de koude grond’, implementatie van dit bindbuis in de laanboomsector in Gelderland (en verder) en productie ervan in Nederland. Het product wordt (door)ontwikkeld door WUR, samen met het bedrijf EcoXtrusion dat het product gaat produceren en wordt uitgetest bij een 9-tal Gelderse laanboomwekers. Het product is voor EcoXtrusion een volgend biologisch afbreekbaar product in haar portfolio. Voor laanboomtelers past dit in de ontwikkeling naar duurzame materialen en eisen uit de maatschappij naar certificering, milieukeur e.d.
Biobest practices Working Paper
9
Biobased design meubels Ambitie in dit project van ARCO Meubelfabriek is te komen tot innovatieve biobased meubels door verantwoorde materiaalkeuze. Daarbij is er naast aandacht voor functionaliteit ook veel aandacht voor duurzaamheid, gebruiksvriendelijkheid en design. Het project kent twee onderdelen: (a) ontwikkelen van ‘vloeibaar hout’, waarbij eigen resthout door pyrolyse deels wordt afgebroken en tot resthoutgranulaten kan worden verwerkt, waar door spuitgieten nieuwe meubels kunnen worden gemaakt. (b) ontwikkelen van een biopolymeer voor toepassing als tafelblad. Voor dit laatste onderdeel werkt Arco samen met Senso gietvloeren m.b.t. kennis van plantaardige oliën voor die biopolymeer. Eindresultaat is een aantal biobased design meubels. Arco ontving diverse internationale design-onderscheidingen. BioFoam Doel van het project is ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige en hernieuwbare grondstof / substraat als groeimedium voor de teelt bij boomkwekers en glastuinbouwers. Synprodo bv, onderdeel van Synbra, is actief in de wereld van verpakkingen, industriële producten uit kunststof, producten voor de foodsector, de tuinbouw en de farmaceutische industrie. Hiervoor maken ze vooral gebruik van de grondstoffen EPS (geëxpandeerd polystyreen schuim, ‘piepschuim’), EPP (geëxpandeerd polypropyleen) en andere special foams. Eind 2009 lanceerde het bedrijf BioFoam, biologisch afbreekbaar EPS uit plantaardig afval. Dit materiaal leent zich ook voor toepassing als substraat. Boomkwekerijen en glastuinbouwers gebruiken veel substraat (‘potgrond’) als medium voor de groei van planten. De gebruikte substraten bestaan merendeels uit veen uit Oost Europa. Veenwinning tast biotopen aan en produceert koolzuurgas bij winning. Veen wordt bovendien een schaarse grondstof. Lokaal te produceren substraat uit agro-reststromen (bijvoorbeeld van de landbouw zelf) dat hergebruikt kan worden, biedt dus allerhande voordelen. Voor sommige toepassingen is afbreekbaarheid voordeel. BioFoam compost is lichter van gewicht, wat potentie biedt voor toepassing op groendaken. Het product zou ook de concurrentie met steenwol (gesmolten en vervolgens opgeblazen basalt) als substraat aan moeten kunnen. Het eindresultaat is een aantal substraten voor bepaalde teelten in boomkwekerij en glastuinbouw, bestaand uit BioFoam, al dan niet gemengd met andere grondstoffen zoals groencompost. Synprodo is de aanvrager en produceert de BioFoam substraat op basis van grondstoffen van Synbra. WUR is ingehuurd als kennisinstelling. Naarmate in het proces duidelijk wordt voor welke typen teelt dit materiaal geschikt is, worden bijpassende kwekers betrokken om het materiaal te testen.
Biobest practices Working Paper
10
Biologisch afbreekbaar leer Het project richt zich op nieuwe, biologisch afbreekbare leerkwaliteiten die kunnen voldoen aan de eisen die worden gesteld voor toepassing in kwalitatief hoogwaardige schoenen. Hulshof is een innovatieve leerlooierij die op milieuvriendelijke wijze hoogwaardig leer voor meubel-, auto- en vliegtuigindustrie produceert. In lijn met haar duurzame visie en in het kader van productverbreding, wil Hulshof met dit project werken aan een nieuwe, biologisch afbreekbare leerkwaliteit die kan voldoen aan de eisen voor kwaliteitsschoenen, evenals testen en demonstreren in een showcase van een volledig biologisch afbreekbare schoen. Hieronder vallen zowel het looien, verven als onderhoud van de schoenen. Dit alles gebeurt in samenwerking met OAT shoes. Ook de afvalfase wordt meegenomen. In relatie tot de afbreekbaarheid wordt samengewerkt met GMB slibverwerking, composteerder van o.a. zuiveringsslib. Hierbij wordt vaak hout als toeslagstof voor de compostering bijgemengd. Getest wordt of biologisch afbreekbare leerproducten (met de schoen als voorbeeld) als toeslagstof kunnen dienen; alternatieve vorm van industriële compostering. Hulshof vermarkt de nieuwe leersoort, wat past in de strategie van verduurzaming en innovatie. Voor OAT is een afbreekbare bio-leren schoen een logische volgende stap die begon met (bio-afbreekbare) schoenen van hennep/kurk. In het project wordt onder meer samengewerkt met WUR en Artez. Biologische grondontsmetting Doel van dit project is te komen tot biologische grondontsmetting met vers organisch materiaal (vaak gras) als alternatief voor bestrijdingsmiddelen tegen bodemziekten. Om te voorkomen dat bodemziekten de oogst belemmeren, wordt de bodem in land- en tuinbouw regelmatig ontsmet met bestrijdingsmiddelen of met stoom. Dit kost (eindige) grondstoffen waaronder energie/olie. Alternatief is biologische grondontsmetting met vers organisch materiaal (vaak gras). Door dit materiaal in de bodem te brengen en deze af te dekken met plastic, is gebleken dat de bodem binnen korte tijd vrij van ziekten is. Nadelen hiervan zijn de wisselende kwaliteit van het gras, wisselingen in aanvoer door wisselende beschikbaarheid van gras door het jaar en de benodigde omstandigheden. Door WUR en aanvrager Thatchtec is een biologisch materiaal ontwikkeld (‘Herbie-korrels’) dat bestaat uit agro-bijproducten vanuit aardappel, tarwe, mais en soja verwerking. Dit levert in kortere tijd hetzelfde resultaat als onderbrengen van gras en afdekken. Binnen dit projectvoorstel wordt de ‘Herbie-korrel’ geschikt gemaakt voor en uitgetest bij chrysantenteelt en biologische kasgroenten. Herbie wordt hiertoe gecombineerd met papierslib en algen voor een beter rendement. Daarnaast wordt bekeken of papierafdekking een alternatief voor plastic is, zodat het gehele ontsmettingsproces 100% biobased wordt en alles binnen de wettelijke SKAL eisen van biologische landbouw past. Er is een EFRO project in voorbereiding dat met de hier opgedane praktische ervaring het achterliggende proces in de bodem bestudeert, onderzoek doet om de behandelduur te verkorten en ten doel heeft toepassing van de methode in de gehele (glas)tuinbouwsector te bereiken. Thatchtec gaat de korrel produceren, een aantal Gelderse telers voert de praktijktest uit, WUR, Coldenhoven Papier B.V. en Phycom leveren respectievelijk kennis, papier en algen(grondstoffen), het lab voor grond- en gewasonderzoek (BLGG AgroXpertus) analyseert de grond.
Biobest practices Working Paper
11
Dakbedekkingsproduct BIOtumen Doel van het project is het ontwikkelen van een dakbedekkingsproduct van biobased grondstoffen (BIOtumen) dat technisch minimaal gelijkwaardig is aan conventioneel bitumen (100% aardolieproduct). Hierbij gebruikt Biomass Technology Group (BTG) pyrolyse, een technologie die biomassa reststromen kan omzetten in een olie die geschikt is voor energie- of producttoepassingen. Er wordt binnen dit project dus naar een concrete toepassing toegewerkt, te weten dakbedekkingsmembraan (dakbaan). Dit is opgebouwd uit een vezelige netwerkstructuur (mat), bio-bitumen en vulstoffen. De pyrolysetechnologie wordt hierbij geoptimaliseerd zodat bio-olie van geschikte samenstelling en eigenschappen voor deze toepassing ontstaat. Tevens wordt samen met het dakdekkersbedrijf Wijers Platte Daken praktijkervaring opgebouwd door toepassing van de bio-dakbanen op een aantal wooncomplexen in Nijmegen. BTG is ontwikkelaar van pyrolyse technologie en de producent van de bio-olie. Daarin is BTG één van de weinige producenten in Nederland. Derbigum is één van Europa’s grootste ontwikkelaars van dakproducten, met veel aandacht voor innovatie en duurzaamheid. Wijers is dakspecialist en gebruiker van het product met veel interesse voor toepassing van duurzame materialen. BioBased Applications (BBA) houdt zich bezig met productontwikkeling en business development voor industriële toepassing van biomassa en biomaterialen. Talis is een woningcorporatie in de regio Nijmegen, die een viertal woonblokken beschikbaar stelt als testlocatie. Eco-Paper Het uitgangspunt van dit project is het ontwikkelen van eco-papier op basis van een compleet groene chemie zodat Coldenhove Papier b.v. een eigen en herkenbare groene brand wordt. Coldenhove Papier beschikt over kapitaalintensieve machines om gespecialiseerd papier te maken. Hierdoor hoeft aan de investeringskant niet heel veel meer gedaan te worden, de machines zijn immers al aanwezig. In samenwerking met de firma Glycanex is men bezig om tot een Eco-paper te komen. Coldenhove Papier wil meer in de aandacht komen en werkt samen met andere innovatieve partijen zoals Millvision en Glycanex. De subsidie vanuit de provincie Gelderland is ingezet om combinaties van verschillende vezels en additieven te onderzoeken en daarmee een proefproductie uit te voeren, daarbij gebruik makend van de machines die al bestaan. Zodoende kan worden onderzocht en getest of de eigenschappen van het papier voldoen aan de markteisen. De rol van Millvision in het Biobased project is die van koploper voor de technologiekant. Millvision is een gespecialiseerd bureau in vezeltechnologie vooral voor de papierindustrie, maar ook de (bio)composieten wereld weet Millvision te vinden. Glycanex is een MKB bedrijf met een patent familie op het gebied van gemodificeerde koolhydraat technologie.
Biobest practices Working Paper
12
Paperfoam - Vochtbestendig verpakkingsmateriaal Doel van dit project van PaperFoam is realisatie van vochtbestendig biodegradeerbaar verpakkingsmateriaal en disposables voor de foodsector en de medische sector. PaperFoam produceert biologisch afbreekbaar verpakkingsmateriaal gebaseerd op industrieel zetmeel en natuurlijke vezels. Het wordt nu gebruikt voor verpakken van droge toepassingen zoals elektronica en cosmetica. Andere markten lonken waaronder de foodsector en de medische sector, maar daarvoor moeten verpakkingsmateriaal en disposables voldoen aan vochtbestendigheidseisen. Dat is nu niet het geval. De organische herkomst en biodegradeerbaarheid moeten daarbij behouden blijven. Het resulteert dus niet alleen een productverbetering maar geeft ook verbreding van de toepassingsmogelijkheden. PaperFoam produceert en vermarkt het eindproduct; het is voor hen een logische uitbreiding van hun assortiment. In het project werkt het bedrijf samen met WUR (biobased products). PLA folie – biologische afbreekbaar plastic Doel is het ontwikkelen van Bioplastic (PLA) folies uit zeer dunne (nano)laagjes die leiden tot verpakkingsmateriaal dat minder snel scheurt zonder verlies van andere eigenschappen. AFP produceert o.a. folies voor plastic zakken, krimpfolie en verpakking. PLA (polymelkzuur, polylactic acid) is een biogebaseerde grondstof voor biologisch afbreekbare kunststoffen met goede duurzaamheidseigenschappen. Het is transparant en kan daarom goed worden gebruikt als verpakkingsmateriaal van (biologische) groenten en fruit of voor drinkbekers. Een nadeel van PLA is de brosheid. Dit leidt tot scheuren en productuitval. Dit kan worden verbeterd door bepaalde additieven, maar dat leidt tot andere nadelen, zoals minder transparantie. Sinds kort heeft AFP de beschikking over nanolaagtechnologie. Hiermee kan een folie uit zeer dunne (nano) laagjes worden opgebouwd. Deze technologie wordt in dit project gebruikt om bioplastic (PLA) folies uit dunne laagjes op te bouwen, leidend tot verpakkingsmateriaal dat minder snel scheurt en de transparantie behoudt. AFP maakt voor de ontwikkeling en productie gebruik van de kennis van WUR, die als ontwikkelpartner deel van het project uit maakt. Plantenpot uit biomateriaal Doel van dit project is te komen tot een plantenpot van biomateriaal die in koude grond afbreekbaar is en geen ongewenste neveneffecten op plantengroei heeft. Desch Verpakkingen b.v. uit Beuningen produceert kunststof potten, zaai trays, perkgoed packs e.d. voor professionele landen tuinbouw. Traditioneel wordt dit soort producten gemaakt van aardolieplastic (PP, PE, PET). In 2009 ontwikkelde het bedrijf samen met WUR een plantenpot van bioplastic (PLA) die tevens onder industriële omstandigheden afbreekbaar is. Echter deze PLA plantenpot breekt niet af in de grond. Het product vindt zijn weg daardoor Biobest practices Working Paper
13
slechts in een nichemarkt. Een plantenpot van biomateriaal die ook in koude grond afbreekbaar is en voor kwekers goed in automatische systemen verwerkbaar is, biedt meer marktperspectief. Er zijn in het verleden potten gemaakt die in de grond afbreekbaar zijn, maar die plantengroei en automatische verwerking belemmeren. Door goede combinatie van verwerkingstechniek, materiaalkeuze en juiste vulmiddelen, denkt Desch een pot te ontwikkelen die de genoemde nadelen niet heeft. De plant kan dan zo dus met pot en al in de grond. Dit bespaart werk en is daarmee interessanter voor professionele hoveniers en tuincentra. Strooizout Beoogd wordt het ontwikkelen van een kosteneffectief proces voor productie van acetaatzouten uit biomassa. Deze acetaatzouten zijn een milieuvriendelijk alternatief voor het gangbare strooizout. Acetaatzouten veroorzaken geen corrosie aan bruggen en kabels, auto’s en geen verzilting van bermen. Deze zouten worden nu uit fossiele grondstoffen bereid en worden vanwege de hoge kosten (factor 10 t.o.v. ‘gewoon’ zout) enkel in specifieke situaties gebruikt, zoals voor vliegvelden. In het kader van dit project wordt acetaatzout uit biomassa betrokken. In dit geval gaat het om restfracties uit de agroindustrie. Het fermentatieproces levert tevens waterstofgas, wat gebruikt kan worden in een brandstofcel. Door naast acetaatzouten ook waterstofgas te betrekken uit biomassa wordt het geheel kosteneffectiever en wordt acetaatzout een aantrekkelijk alternatief voor het gangbare strooizout. Betrokken partijen zijn naast Wageningen UR, Van Gansewinkel (afval/grondstof, contact met Schiphol), Nijhuis watertechnologie (scheidingstechnologie, bioreactor), Nedstack (brandstofcel producent), Akzo (zout) en Albemarle (specialty chemicals). Provincie Gelderland afdeling Beheer en Onderhoud Wegen en Rijkswaterstaat doen mee met de praktijktest. VDO-Pack Zwevende verpakking Het streven van Jongboom Holding is een nieuw soort verantwoorde verpakking te ontwikkelen dat bij uitstek geschikt is voor verpakken van cadeauartikelen die gezien mogen worden (wijn, speelgoed, cosmetica, bloembollen, lingerie). De verpakking heeft de vorm van een draagtas (golfkarton) met een groot transparant, plastic venster, waardoorheen het product te zien is. Het product wordt daarbij tussen de beide plastic vensters ingeklemd en lijkt zo te zweven; het plastic past zich aan de vorm van het product aan. Met dit project wordt nagestreefd om het venster van elastische bioplastic te maken, de verpakking op maat te maken voor verschillende toepassingen en marktsegmenten (wijn vereist andere sterkte van de verpakking dan bijv. lingerie) en duurzame lijm (waarmee plastic aan karton wordt bevestigd) te gebruiken. Voor de bioplastics en lijm vindt samenwerking met WUR plaats. Voor de toepassing is samenwerking gezocht met bedrijven in de verkoop van drank, non-food en biologische producten. Jongboom gaat de verpakking produceren, de detailhandelaars gaan hun artikelen erin verpakken.
Biobest practices Working Paper
14
3. Theorie uit goede praktijken Wetenschap haalt kennis en wetenswaardigheden uit de praktijk, gebaseerd op best practices, zoals dat mooi heet. In die praktijk vindt innovatie plaats. Daar zijn mensen met veel inzet bezig nieuwe ideeën tot iets tastbaars om te zetten, regelmatig tegen de stroom in. Garantie op de haalbaarheid en levensvatbaarheid van de ideeën kan niemand geven. Daarmee komen we aan de kern: innoveren is riskeren, maar dan wel op een verantwoorde doordachte manier. Klanten stellen soms onverwachte eisen aan nieuwe producten. Nieuwe veelbelovende technieken blijken niet altijd te voldoen aan de verwachtingen. Maar ook markten blijken soms minder toegankelijk en lastiger te zijn dan was voorzien. Onderzoek heeft aangetoond dat met een betere beheersing van het innovatieproces er een verbetering in projectsucces gerealiseerd kan worden. Het succes is daarmee overigens nog lang niet verzekerd. Samenwerking stimuleert Het MKB heeft veel belang bij innovatie. Anders vindt het geen antwoord op een veranderende omgeving om de toekomst van het bedrijf zeker te stellen. Niet voor elk bedrijf zal doel en route hetzelfde zijn. Het leidt uiteindelijk tot een individuele invulling bij bedrijven, zelfs als ze heel sterk op elkaar lijken. Die individuele invulling maakt dat bedrijven ook extra mogelijkheden hebben om zich te onderscheiden binnen hun sector. Onderzoeken laten zien dat ondernemingen zich steeds meer beperken tot kernactiviteiten en mikken op netwerken voor het delen van technologie, kennis en ervaringen. Daarnaast gaan ze samenwerkingsverbanden aan op het gebied van productie en innovatie. Door innovaties gezamenlijk op te pakken kunnen andere vaardigheden, kunde en kennis ingezet worden. Hierdoor wordt niet alleen het speelveld verruimd, maar worden ook het innovatievermogen en de innovatiesnelheid verhoogd. Samenwerkingsverbanden worden gecreëerd om bijvoorbeeld de time to market te bekorten, kostenbesparingen te realiseren, flexibiliteit te verhogen, toegang te krijgen tot nieuwe markten, het verwerven van knowhow (proces-/productkennis) of het reduceren van (financiële) risico's (risk sharing). De partners hebben daarbij een gemeenschappelijk doel. De samenwerking is weliswaar vrijwillig, maar geenszins vrijblijvend. Het succes van samenwerking hangt samen met de organisatiekwaliteit van de betrokken partnerbedrijven. Immers hoe kun je de samenwerking met partners op afstand aansturen als je je eigen bedrijf nauwelijks kunt managen? Voor het managen van samenwerkingsverbanden zijn specifieke (management)vaardigheden nodig. Vraagstuk is de managementcontrole over de gezamenlijk uit te voeren activiteiten. Regievoering en projectaansturing en -beheersing voeren hierin de boventoon. Niet alleen op het vlak van technische en markt ontwikkeling, maar ook op financieel vlak. Het delen van kosten en risico’s betekent ook het delen van winsten en opbrengsten. Tussen de partners blijven er afzonderlijke economische belangen bestaan. Dat maakt de samenwerking ook tot een spannende balans tussen vriendschap en vijandschap, en tussen openheid en kwetsbaarheid enerzijds en misbruik en opportunisme anderzijds. Samenwerken gaat niet zomaar, je moet het leren (Berendsen, 2004). Dit geeft aan dat de vorming van samenwerkingsverbanden een aparte problematiek met zich meebrengt. Daarbij kunnen we leren van de ervaringen bij succesvolle en niet succesvolle allianties. De kerncompetentie van de toekomst is in hoeverre ondernemingen in staat zijn snel, succesvolle allianties te vormen. Voor een succesvol verloop is onder meer een goede voorbereiding wezenlijk. Deze voorbereiding bestaat uit de (strategische) besluitvorming, het selecteren van potentiële partners, het afstemmen van doelen en verwachtingen en de uiteindelijke beslissing tot implementatie. Met name onderling vertrouwen, communicatie, openheid en transparantie verhogen de slaagkans.
Biobest practices Working Paper
15
Maar nog vaak genoeg staat het eigen belang op korte termijn een echte doorbraak in de weg. Samenwerking blijkt alleen duurzaam succesvol als er specifieke aandacht uitgaat naar een faire verdeling van de beloning tussen de samenwerkende bedrijven op basis van de toegevoegde waarde in de keten of het netwerk.
Innovatie Innovatie is een containerbegrip. Het wemelt in de literatuur van definities en omschrijvingen. Wij nemen er daaruit maar gewoon twee om de verschillen in benadering te laten zien: 1. Innovatie is iets nieuws dat gerealiseerd wordt met een (hopelijk) toegevoegde waarde (Jacobs & Snijders, 2008). 2. Eén van de meest compacte definities van innovatie is opgesteld door het Engelse ministerie voor handel en industrie (Department of Trade and Industrie, DTI): ‘Innovation is the successful exploitation of new ideas’. De tweede definitie laat zien dat uitvindingen geen innovatie zijn, zolang er geen sprake is van succesvolle exploitatie. Volgens Garcia en Calanone (2002) is een ontdekking die nooit uit het laboratorium komt, een uitvinding. Pas als een ontdekking in productie genomen wordt en waarde voor de onderneming toevoegt, zelfs als dat in de vorm van kostenbesparingen is, kan het een innovatie genoemd worden. In deze laatste omschrijving kan innovatie niet los gezien worden van marketing; zonder succesvolle vermarkting – commercialisatie – bestaat er geen innovatie. Een uitvinding, idee of een visie kan leiden tot een oplossing die gebruikswaarde heeft. Ideeën of uitvindingen zijn daarmee in feite opties. Ze kosten weinig geld zolang er nog niet ontwikkeld wordt. De bedrijfsstrategie schept de randvoorwaarden voor deze beslissing: gaan we het idee ontwikkelen of niet? Past het wel bij ons bedrijf? Ideeën met maar weinig gebruikers of ideeën die nauwelijks verbetering brengen in de gebruiksprocessen, hebben weinig waarde. Maar een idee met potentie is nog niet voldoende. Dat idee moet ook ontwikkeld worden tot een product of dienst en het moet geleverd kunnen worden aan klanten die het ook kunnen gebruiken. Pas bij de feitelijke koop of transactie is het traject van idee naar kassa voltooid. Engineering zorgt ervoor dat het een goed product is en dat dit product tegen voldoende lage kosten bij de klant komt, zodat er ook een marge overblijft om alle investeringen terug te verdienen. Marketing en Sales zijn er op gericht om de waardeperceptie van de klant zodanig te beïnvloeden dat de klant niet alleen koopt, maar ook een goede prijs wil betalen. Uiteindelijk gaat het om het realiseren van goede verdienmodellen. Iedere onderneming wil dat zijn innovatie inspanningen rendement opleveren. Een veelgebruikte maatstaf is daarbij het bekende financiële begrip return on investment (ROI). Een goed business model gaat hierop in. Business model Voor het maken van een business model zijn tegenwoordig veel methoden beschikbaar. Een goed uitgewerkte case maakt duidelijk wat het doel is van de innovatie, hoe het effect wordt bereikt en welke ingrediënten nodig zijn om het project te realiseren. Het vooraf bepalen van de beoogde klantwaarde en het toetsen van de aannames hierover van alle projectpartners geeft duidelijkheid over wat er wordt opgeleverd en welke eisen de omgeving aan de innovatie stelt. Bij een moderne innovatieaanpak staat het business model voorop. Dat wil zeggen, dat na de vinding of het idee eerst de weg naar succesvolle exploitatie wordt verkend, voordat verder gegaan kan worden met de technische ontwikkeling en de bouw van prototypes.
Biobest practices Working Paper
16
Een business model beschrijft ook hoe men de innovatie-ideeën denkt te realiseren. Creativiteit en ondernemerschap vormen het startpunt voor het krijgen van ideeën en het aanvoelen van en inspelen op marktkansen. Maar alleen het beschikken over creativiteit en ondernemerschap is niet voldoende. Innovatie rust ook op de pijlers ‘Technologie ontwikkeling’, ‘Marktontwikkeling’, het ontwikkelen van en creëren van toegang tot ‘Financiële bronnen’ en het ontwikkelen van een organisatie en juridisch kader waarmee de innovatie voldoende beschermd is tegen copy cats, fast followers en een al dan niet vijandige overname door een economisch machtiger partij (zie afbeelding 1). Dat betekent schakelen op vele fronten, die bewuste aansturing en coördinatie vereist (innovatiemanagement). Bij complexe innovaties waar vaak samenwerkingspartners van buiten betrokken zijn, dient dan ook deze samenwerking gecoördineerd te worden. In afbeelding 1 staan de aandachtspunten voor het samen innoveren weergegeven om te komen tot het ultieme doel: succesvolle marktintroductie van nieuwe business. In onze beschouwingen van de business modellen bekijken we in welke mate de partners beschikten over de benodigde competenties voor het realiseren van het beoogde doel. We gaan daarbij in op aspecten van het bovengenoemde model: Techniek (T), Markt (M), Financiën (F), Management van Innovatie (I), Management van de Samenwerking (S).
Afbeelding 1: aandachtspunten bij samen innoveren
Biobased innovatie Volgens Agentschap NL (2011) is ‘de Biobased Economy gebaseerd op hernieuwbare biologische grondstoffen en bouwstenen voor de productie van voedsel, chemicaliën, brandstoffen en materialen. Hernieuwbare grondstoffen kunnen steeds opnieuw en snel geproduceerd worden. Ze ontstaan uit biomassa en vormen de centrale grondstof van een Biobased Economy. De Biobased Economy levert samen met duurzame energiebronnen - de basis voor een duurzame maatschappij waarin energie, voedsel en basisstoffen voldoende en voor iedereen beschikbaar zijn. Belangrijk daarbij is dat zowel bij import als lokaal de biomassa duurzaam wordt geproduceerd, met aandacht voor effecten op landgebruik, voedselvoorziening en biodiversiteit.’
Biobest practices Working Paper
17
Nederland kan hierin een belangrijke rol spelen gezien de wereldwijde toppositie die het inneemt in verschillende sectoren waaronder Energie en AgroFood. Er wordt op dit moment dan ook via een verscheidenheid aan programma’s geïnvesteerd in ontwikkeling van nieuwe technologie en business in deze topsectoren. Het begrip Biobased Economy valt op te vatten als facet van Duurzaam Ondernemen. Maar wat is dat nu? Is hiervan sprake wanneer in de bedrijfsstrategie terdege rekening wordt gehouden met belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen op gebied van milieu (Planet) en sociale en arbeidsomstandigheden (People)? Of als ook rekening gehouden wordt met een gezonde financiële ontwikkeling (Profit) van de organisatie? Wij kunnen daar kort over zijn: alleen een juiste balans tussen alle drie aspecten People, Planet en Profit leidt tot ware duurzaamheid en tot het veilig stellen van het bestaansrecht van de organisatie. Dat laatste betekent dus met nadruk financieel zinvol. Dan pas leveren de innovaties en acties echt een bijdrage aan duurzaamheid. Uit waarnemingen en op basis van uitspraken van ondernemers en hun branche organisaties blijkt echter, dat ondernemers moeite hebben het idee duurzaamheid en duurzaam ondernemen concreet te maken. Het ontbreekt aan de instrumenten om heldere beelden te vormen bij het begrip en het eigen belang daarin te herkennen. En tevens hebben bedrijven veel moeite om duurzaam om te zetten in concrete en voor het bedrijf zinvolle acties. Duurzaam ondernemen is in essentie de strategie om optimaal in te spelen op duurzame ontwikkeling van maatschappij en economie. Daarmee stelt een bedrijf zijn bestaansrecht (‘license to operate’) veilig. De maatschappij heeft echter niets aan een dergelijk goed inspelen op haar wensen, als het bedrijf niet levensvatbaar blijkt. Er moet dus een balans gevonden worden tussen de sociale, milieukundige en economische aspecten, ofwel ‘People’, ‘Planet en ‘Profit’.
Grote bedrijven, multinationals, hebben de middelen, capaciteit en deskundigheid om studies te doen of te laten doen, visies te ontwikkelen en acties te nemen. Dat lijkt voor een kleiner bedrijf onhaalbaar, maar dat is slechts schijn. Het MKB kan namelijk veel met duurzaamheid. Want ook MKB-bedrijven moeten zich aanpassen aan een veranderende omgeving om de toekomst van het bedrijf zeker te stellen. Als een bedrijf niet in staat is een antwoord te vinden op die veranderingen, doet een ander het wel. Die veranderingen grijpen aan op drie niveaus: 1. Het product en de wijze waarop het wordt gebruikt en gebruikt kan worden 2. Het productieproces, met de grondstoffen en activiteiten nodig om het product te maken 3. De wijze van op de markt brengen Niet voor elk bedrijf zal dit hetzelfde zijn. Dat moet volgen uit een goede analyse en evaluatie van toekomstige rol, trends en termijnen. Het gebruik van biomassa neemt steeds meer toe door het stimuleringsbeleid van de overheid. Na
enkele fiasco’s (bijvoorbeeld sojaplantages) blijkt dat biomassa niet per definitie duurzaam is. Hierbij moet gedacht worden aan sterk tegenvallende energie efficiëntie, sociale en ecologische nadelen zoals hogere voedselprijzen, onduurzame kap van bos, bodemerosie en verschillende andere effecten. Door deze effecten willen afnemers de biomassa niet meer kopen (Van de Logt, 2011). Een overzicht van een aantal voor- en nadelen van biomassa gebruik zijn terug te vinden in tabel 1.
Biobest practices Working Paper
18
Pros
Cons
Environment
Neutral carbon emission Reduced toxic waste on the environment
Technology
Most developed renewable energy resource Improving agriculture technology
Competition of arable lands Overfertilized land Land use change Increasing biomass production through deforestation to access more land, which results in larger carbon footprints
High investment cost Gap between laboratory and market approaches
More R&D still needed to improve the quality of biobased products Industries
Energy saving during production process Less waste management cost Safer products with less artificial chemicals agents Positive image in the society
Economy
Less dependency on oil importing countries and oil’s rising price
Creating job opportunities Opportunities for local farmers to increase their
Investment in new technology without proven/guaranteed success
“Death valley” in corporate finance Small scale production leads to higher product price, large scale production gives too high of finance risk
Most industries need governmental subsidies to be able to kick-start the market
Farmers sell food crops for other non-food industrial purposes, resulting in a rise of food’s price
income
Sustainable economy cycle Society
Improved health quality Improving life standard in poorer countries Safer products to use/consume, especially for
children Positive educational effect about sustaining nature
Insufficient public awareness of the total benefit in
using bio-based products regardless of higher product price Due to financial crisis the society prefers cheaper conventional products
Tabel 1 - Pro‘s & Con’s van de Biobased Economy (F. Kurniawan e.a., 2011)
Een juiste toepassing van biomassa gebaseerd op een goed besef van de milieueffecten in de gehele keten, is de basis onder de biobased economie. Dan pas is biomassa een succesvolle en verantwoorde grondstof. Van de Logt (2011) pleit dan ook voor een duurzame productie van biomassa en voor ‘normale’ duurzaamheidcriteria voor toepassing. Daarnaast is het van belang dat optimale waardebenutting van biomassa plaatsvindt. Hij adviseert een toetsingsmethode geënt op de broeikasgasbalans om het effect te kunnen bepalen. Dit kan helpen om tot een selectie van de aangeboden ideeën te komen.
Biobest practices Working Paper
19
Talent voor innoveren Innoveren vraagt veel deskundigheid, ervaring en vakmanschap. Je moet er talent voor hebben. Dan pas kun je er herhaaldelijk succesvol mee zijn. Jacobs en Snijders (2008) concluderen dat willen organisaties herhaaldelijk slagen in innovatie, zij een 'innovatie routine' moeten opbouwen. Zij maken daarbij gebruik van de metafoor van de tienkamp: tien disciplines waarin men moet uitblinken. Als je talent hebt in die 10 disciplines, is succes zo goed als gegarandeerd! Innovatiesucces ligt daarom veel meer binnen handbereik dan de meeste mensen denken. De disciplines zijn weergegeven in tabel 2. Een deel van de innovatie-tienkamp zullen we in dit rapport ook aan de orde laten komen.
Disciplines van de Innovatie-tienkamp
1. Strategie / bedrijfsmodel
2. Maatschappijgerichtheid
3. Klantgerichtheid
4. Ambitie, durf
5. Doorontwikkeling
6. Leren van reële getalen
7. De beste mensen
8. Ambiance, open cultuur
9. Sterke netwerken
10. Focus en commitment
Tabel 2: Elementen van de Innovatie-tienkamp (Jacobs en Snijders, 2008)
Verantwoording evaluatie Resultaatweergave Wij spreken van een succesvol verloop van de innovatie wanneer de vooraf in de projectdefinitie aangegeven doelen gerealiseerd zijn. Aangezien het Biobest-programma strikt genomen alleen maar subsidie toekent voor de technische kant van de innovatie, is dit succescriterium dus ook beperkt. Zeker gezien de eigen investeringen geldt voor de ondernemers dat een innovatie succesvol is als hij er ook revenuen van heeft. Dat kan betekenen dat wij het project wel als succesvol bestempelen, maar dat er uiteraard nog vragen kunnen zijn over het op termijn al dan niet succesvol introduceren van het product in de markt.
Biobest practices Working Paper
20
4. Resultaten Van de dertien clusters die er met hun innovatieve ideeën aan de start van het programma zijn verschenen, hebben er 6 de eindstreep gehaald. De overige deelnemers zijn nog onderweg, maar zijn intussen al heel ver gekomen. Hoe het hen alle dertien vergaan is, staat beknopt hieronder en uitgebreider in de afzonderlijke casebeschrijvingen in de bijlagen. AlgenTOP - kassysteem Het kweken van algen is technisch mogelijk gebleken en ging zelfs boven verwachting goed. Er kan dus worden gesteld dat het technologisch een succesvol project is. Maar het gaat ook om de economische haalbaarheid en deze is niet aangetoond. Daarom is er ook nog geen patent aangevraagd. De verwachting is wel dat als er een markt ontstaat voor de afname van algen, het zich alsnog in sneltreinvaart door ontwikkelt op grote schaal. Bindbuis Momenteel is men bezig om het laatste prototype op te schalen naar productie. Tot nu toe zien de resultaten er heel hoopvol uit. De gebruikseigenschappen komen grotendeels overeen met die van de PVC versie wat vooraf een belangrijke randvoorwaarde was. De betrokken kwekers hebben aangegeven, dat het project doorgezet moest worden ondanks de tegenslag, omdat zij voldoende perspectief zien in het nieuwe type bindbuis. Biobased design meubels Momenteel werkt Arco aan het definitieve design van een tafel waarbij het biobased materiaal en de nieuwe giettechniek zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen in het ontwerp. Begin 2014 vindt waarschijnlijk de marktintroductie plaats van het product waar in dit Biobest project aan is gewerkt. Dit gebeurt op één van de beurzen in Keulen of Milaan. Het project heeft langer geduurd dan verwacht en daarbij is het eindresultaat nog niet helemaal bereikt, maar er is alle vertrouwen in een goede afloop. BioFoam Uit de gevoerde tests is duidelijk geworden dat bio-substraat met BioFoam mogelijk is en voordelen brengt voor de keten. Tevens zijn bepaalde materiaaltypes ontwikkeld om het product op de markt te brengen. Er is al een samenwerking van de grond gekomen met een grote internationale substraatproducent, die daadwerkelijk interesse heeft om het product op te nemen in haar assortiment. BioFoam doorloopt momenteel het certificeringstraject voor biologische afbreekbaarheid. Het bio-substraat kan extra goed in de markt gezet worden omdat de WUR heeft meegedaan in het onderzoek. Dat bleek goed voor het imago. Biologisch afbreekbaar leer Dit project bevindt zich in de laatste fase van de ontwikkeling, waarbij in samenwerking met interessante grote marktpartijen (potentiële afnemers) wordt gewerkt aan een proof-of-concept. Er is al sprake van samenwerking met enkele grote (potentiële) afnemers, gericht op dedicated doorontwikkeling van biologisch afbreekbare leerkwaliteiten. Biologische grondontsmetting Het ontwikkelen van (snelle) toetsen om vast te kunnen stellen of het Bodem Resetten naar wens verloopt, is gelukt. Hierbij wordt gekeken naar de gasontwikkeling als indicator voor het ontsmettingsproces en er wordt gebruik gemaakt van indicator organismen. Op technologisch vlak zijn de doelen bereikt. Het onderzoek levert ook een aantal wetenschappelijke publicaties op.
Biobest practices Working Paper
21
Het product is op dit moment marktklaar, ook de toelevering is geheel geregeld. Het enige wat nog ontbreekt, is het SKAL certificaat (voor aantoonbare betrouwbaarheid van biologische producten) maar dat geldt enkel voor de biologische markt. Dakbedekkingsproduct BIOtumen De doelstellingen zoals BTG heeft geformuleerd zijn inmiddels gerealiseerd. Derbigum heeft het ontwikkelde dakbedekkingsmembraan gepatenteerd en intussen 6 ton aan dakmembraan geproduceerd op basis van BIOtumen van BTG. Een woningcorporatie heeft een seniorencomplex in Nijmegen ter beschikking gesteld, die met het product is belegd. Dit seniorencomplex is als het ware een testlocatie voor het dakbedekkingsproduct. Men is momenteel bezig om een vervolg (EU) subsidieproject op te zetten en daarmee te komen tot opschaling van de BIOtumen productie en het verwerken van een hogere concentratie aan BIOtumen in het product. Er wordt in dat vervolgproject doorgegaan met de bedrijven BTG, Derbigum en Orineo. Eco-paper Onderzocht en getest is of de eigenschappen van het papier matchen met de markt specificaties. Het project is echter nog niet afgerond. Op dit moment wordt nog gewerkt aan de stabiliteit van het papier, dit ligt aan de combinatie grondstof en proces. Het consortium is er wel in geslaagd om op pilot niveau de eerste rollen eco-papier te produceren. PaperFoam - vochtbestendig verpakkingsmateriaal Een aantal vooraf gestelde doelen zijn bereikt maar dat het project is nog niet zover als ze gepland. Er is nog geen receptuur voor vochtbestendig PaperFoam ontwikkeld. De definitie vochtbestendig is op zichzelf al erg lastig. Daar is in dit project wel veel meer duidelijkheid over verkregen. Het hele spectrum is als het ware helder geworden en een deel daarvan kan nu door PaperFoam worden ingevuld. PLA folie – biologische afbreekbaar plastic Het materiaal technische verhaal is in dit project helder geworden. Het project heeft een relevante technologische radarfunctie gehad. Het is nu duidelijk welke eigenschappen met PLA wel en niet te realiseren zijn. Daarmee is een gedeelte van de voorgenomen stappen in het oorspronkelijke projectplan succesvol afgerond. De mechanische belasting is verbeterd met 30%. Maar het vraagstuk van het scheuren is nog niet opgelost; de scheureigenschappen zijn niet significant verbeterd. Uitrol naar de markt, zoals beoogd in het projectplan, is niet aan de orde geweest tot nu toe. De meerwaarde van het PLA is lastig direct naar de markt te brengen. Er zijn op dit moment namelijk goedkope alternatieve substituten die PLA uit de markt houden. Plantenpot en biomateriaal De testen op kleine sheets zijn afgerond. Er moet nu worden gekeken of de testen ook werken op de bloempotjes, ook moet er worden gekeken of het afbraakproces niet ten koste gaat van de plantjes die erin zitten. Het is nog wel de vraag of het potje 100 procent afbreekt omdat er PLA componenten inzitten. Dat bewijs is nog niet geleverd, maar is ook niet het doel van dit project vanwege de beperkte tijdspanne. Het product is 100 procent biobased van aard. PLA wordt doorgaans als bioplastic gebruikt omdat het alleen maar composteerbaar is en niet afbreekt in de grond. Maar nu heeft men dus een geschikt mengsel ontwikkeld. Desch is nu bezig met het opschalen van de productie.
Biobest practices Working Paper
22
TOPAAS – Alternatief strooizout De experimentele resultaten hebben een doorbraak betekend voor de opwerking van waterstof uit het effluent gas van de fermentatie. Met de kennis van de industriële partijen op het gebied van reële kosten van apparatuur en installaties is een economische evaluatie gedaan waaruit een minimale verkoopprijs voor Calcium Magnesium Acetaat (CMA) volgt die lager is dan het fossiele CMA. Daarnaast is gebleken dat het scenario voor een productieproces met zowel CMA als waterstof als eindproduct beduidend gunstiger is dan een productieproces voor CMA alleen. VDO-Pack - zwevende cadeauverpakking In grote lijnen is het eindresultaat heel dicht uitgekomen bij wat van te voren werd verwacht. Verschillende prototypes zijn gerealiseerd. De vragen zijn beantwoord door het consortium waarmee is samengewerkt. In oktober 2012 is er een presentatie voor de pers geweest op een internationale drankenbeurs over de voortgang en resultaten van dit project. Daar is door potentiële afnemers heel goed gereageerd: de eerste proef bestellingen zijn er al uitgerold. Momenteel staan er een aantal grote afnemers binnen Nederland op de drempel of ze het product gaan afnemen. Wanneer ze overgaan tot een daadwerkelijke afname kan er worden gesproken van een groot succes. Bovenstaande cases zijn op veel fronten verschillend van karakter. Onderlinge vergelijking is dan ook bijna net zo iets als appels en peren vergelijken: het gaat in beide gevallen over fruit, maar in essentie zijn ze echt anders. Desalniettemin kunnen we patronen herkennen en tot betere inzichten komen. Natuurlijk is het gemakkelijk om achteraf te komen met conclusies over falen en succes. Daar zijn we dan ook zorgvuldig in. Successen wil je wel vieren, maar met falen loop je niet graag te koop. Vandaar dat we hierna geen namen meer noemen maar de resultaten en de leerpunten veralgemeniseren en de voorbeelden anoniem houden. Ook nu nog, terwijl veel clusters in een vergevorderd stadium zijn, past terughoudendheid en discretie. Feiten op een rij Op grond van de terugrapportages bij de provincie Gelderland is de stand van zaken als volgt (zie tabel 3). Voortgangsfasen Aantal cases
Binnen subsidie looptijd afgerond
Subsidielooptijd nog niet voorbij
Looptijd voorbij, uitstel verkregen
6
1
6
Tabel 3: Overzicht projectvoortgang Zijn de ontwikkelde innovaties daarmee een succes te noemen? Dit is de eerste en meest prangende vraag. Zes van de dertien clusters hebben de eindstreep gehaald. Maar dit is niet te gebruiken als maatstaf voor het succes, want het hangt ervan af welke criteria je gebruikt. Je kunt kijken of het technische concept is uitontwikkeld, of de markt het nieuwe product heeft geaccepteerd of vanuit projectmanagementperspectief de doelen gerealiseerd zijn (en ook of ze binnen de tijd en binnen budget zijn gebleven) en of de clusterdeelnemers zelf tevreden zijn. Dat laatste kan ook als mogelijk het oorspronkelijke doel niet behaald is, maar als er andere (neven)effecten zijn die van tevoren niet waren verwacht. Deze spin-off effecten zijn niet onbelangrijk. Daar komt bij dat sommige projecten meerdere
Biobest practices Working Paper
23
doelen nastreven, bijvoorbeeld het ontwikkelen van een nieuw product, maar tegelijkertijd ook het ontwikkelen van een machine om het nieuwe product op industriële schaal te kunnen maken. Voor de analyse hanteren wij daarom de volgende maatstaven: de mate van bereiken van de technische projectdoelstelling; het gaat hier vooral om productrealisatie in de vorm van een werkend prototype of geslaagde veldtesten die voldoen aan de gestelde product-technische en functionele doelstellingen de mate waarin het product geschikt is voor marktintroductie de mate van realiseren van projectplanning (doorlooptijd) de mate van tevredenheid van de clusterpartners over het bereikte tastbare resultaat Wij operationaliseren in tabel 4 deze maatstaven door de gemelde resultaten in de interviews en de eindrapportages af te wegen tegen de doelstellingen genoemd in de projectaanvraag of door de geïnterviewde te vragen naar de mate van tevredenheid.
Maatstaf Beoogde technische ontwikkeling gerealiseerd Gereed voor marktintroductie Projectplanning gehaald Tevredenheid clusterpartners over tastbare projectresultaat
Programma resultaat 69% heeft werkzaam prototype of is verder 31% kan nu in de markt of is al in de markt, de rest nog niet om uiteenlopende redenen 46% haalde planning 92% van is (meer dan) tevreden
Tabel 4: Mate van doelrealisatie vanuit verschillende oogpunten Gezien de korte looptijd van het subsidieprogramma (- verschillende deelnemers melden dit -) zijn dit bijzondere resultaten. Een aantal bedrijven gaat op eigen kracht verder met de ontwikkeling en is volop aan het zoeken naar (financiële) wegen voor een goede marktintroductie. Bovendien geeft een aantal bedrijven te kennen dat er voor hen spin-off is, die voor toekomstige projecten in te zetten is, zoals kennis van nieuwe ontwikkelmethodes of nieuwe materialen.
Biobest practices Working Paper
24
5. Lessen voor de toekomst
Samenwerking
Het welslagen van een innovatieproject hangt van meerdere factoren af. Dat hebben we hierboven al betoogd. Welke voor Biobest belangrijk zijn daar gaan we hier nader op in. Allereerst door de meningen van de bedrijven zelf weer te geven. En daarna een aantal opvallende observaties te beschrijven. Dan gaan we over tot het trekken van een aantal conclusies en aanbevelingen. Want het is natuurlijk interessant om te leren van zaken die goed (fout) zijn gelopen. Overigens zijn de redenen waarom een project minder succesvol was, vaak tegenovergesteld aan de succesredenen. Dus draai de succesfactoren om en je hebt de faalfactoren. We beginnen iedere factor met citaten van de deelnemers en vullen die aan met toelichtend commentaar van onze kant. ‘..Het is belangrijk om een bepaalde interesse en positieve energie te voelen bij de keuze van eventuele partners in een project. Selecteer zodoende niet enkel op de technische kunde van een partner, maar eveneens op de bereidheid en enthousiasme. Wanneer dit niet wordt gedaan kan het namelijk een heel moeilijk en slepend traject worden met elkaar...’
Samenwerken is cruciaal om de lastige product- en procestechnische vragen op te lossen waar je tijdens een innovatietraject in Biobest voor komt te staan. Want de benodigde kennis is vaak zo specialistisch dat een bedrijf dat niet meer alleen kan behappen. Hoe kom je echter tot een partnerkeuze? Die vraag is niet simpel te beantwoorden met kiezen voor de partner met de juiste kennis en ervaring. Er komt meer bij kijken. De deelnemers hebben het bijvoorbeeld over de klikfactor. Vaak bedoelen ze daarmee het zogenaamde affectief vertrouwen. Er is sprake van een zekere affectie op basis van houding, stijl, gedrag en voorkomen van de partner of van eerdere gezamenlijke successen, gezamenlijke interesses en gezamenlijke ervaringen. Het daarop gebaseerde vertrouwen is echter heel subjectief en staat het meest onder druk, wanneer er zich incidenten voordoen. Dan kunnen partners onverwacht een ander gezicht laten zien. Dit laatste valt overigens moeilijk van tevoren te bepalen. Of je er dan in dergelijke conflictsituaties gezamenlijk uitkomt, is afhankelijk van de gunfactor. Het helpt om niet alles op een goudschaaltje te wegen, je moet je partner ook een evenredig deel van de opbrengst gunnen of kunnen komen tot een evenredige verdeling van de kosten op basis van toegevoegde waarde. Een aantal clusters heeft gewerkt met een launching customer, hetgeen overigens lang niet voor ieder type innovatie geëigend is. De klant doet daar mee in de ontwikkeling, directere inbreng kun je niet hebben. Dit brengt een aantal voordelen met zich mee, zoals directe (ook tussentijdse) communicatie over wensen en behoeften en extra investeringsruimte omdat de klant meebetaalt. En het betaalt zich ook op een andere manier uit. De ontwikkelaars staan meteen al met één been in de markt.
Biobest practices Working Paper
25
Kennisinstelling
‘….We kunnen ons product extra goed in de markt profileren omdat een kennisinstelling heeft meegedaan in het onderzoek. Dat bleek goed voor het imago. Het schept een bepaalde geloofwaardigheid wanneer een onafhankelijk wetenschappelijk instituut in het project betrokken is….’ ‘….Met moet zich realiseren dat wanneer er wordt samengewerkt met een universiteit er daar heel wetenschappelijk wordt gekeken naar ontwikkelingen. Bij universiteiten is namelijk een hele grote druk om te publiceren….’ ‘….De afstand tussen de contactpersonen en de onderzoekers van de kennisinstelling bleek in de praktijk groter dan vooraf was geschat. Vooraf is er wel met de onderzoekers gesproken over de inhoud, maar qua projectmatig werken is nog wel een en ander te verbeteren….’
De rol van een kennisinstelling is evident. Het ontsluit en biedt toegang tot kennis en onderzoeksfaciliteiten die veel kunnen betekenen. Veel van de projecten waren ook redelijk fundamenteel van aard. Het ging om nieuwe materialenkennis en gedrag van materialen en producten onder nieuwe omstandigheden of in andere samenstelling. Onderzoek daarnaar is de kennisinstellingen op het lijf geschreven. Er is wel een discrepantie tussen de waardering voor de geboden inhoudelijke competenties en voor de dienstverlenende opstelling van kennisinstellingen. Aan het kennisniveau werd niet getwijfeld. Maar wel aan de wijze van adequaat inspelen op de vraag van de opdrachtgever middels projectmatig werken. De mate van urgentie en de onderlinge communicatie lagen niet altijd in elkaars verlengde bij bedrijf en instelling. Dat lag anders waar de bedrijven als opdrachtgever de regie zelf in handen hadden. Maar waar de regie niet helder was toebedeeld bleek de samenwerking op het gebied van projectmatig werken beter te kunnen.
Biobest practices Working Paper
26
Biobest innoveren
‘….Inhoudelijk gezien is het innoveren met biobased materialen in vergelijking met reguliere materialen niet zozeer anders…’. ‘….Commercieel gezien zijn biobased producten wel altijd duurder, vanwege de relatief prijzige grondstoffen die ervoor nodig zijn evenals de hoge ontwikkelingskosten. Daarnaast moet je concurreren met al bestaande en efficiënt uitgelijnde ketens…’ ‘….Creëer door de keten heen het klimaat en besef dat je je imago kan verbeteren door groen te innoveren. Door de keten in het proces te betrekken kan de creativiteit die de partijen hebben worden gedeeld met elkaar en zodoende kan mogelijk tot een lagere integrale kostprijs worden gekomen ….’
De bedrijven ervaren het innoveren met biobased grondstoffen niet als anders dan wanneer wordt gewerkt met traditionele grondstoffen en materialen. We hebben het dan over anders benaderen van haalbaarheidsvraagstukken op het vlak van beoogde product- en proceskwaliteit, marktbenaderingen, wet- en regelgeving, certificatie en marktintroducties. Maar ook dat is niet uniek voor biobased materialen. Wel bespeuren de deelnemers dat Biobest materialen vaak duurder zijn, simpelweg omdat ze nog niet op grote schaal beschikbaar zijn. Porter (1985) noemt 5 krachten die de marktaantrekkelijkheid voor een product of dienst bepalen. Deze staan schematisch weergeven in afbeelding 2. Porter’s 5 krachtenmodel Mate van in/uittreders (entree barrières)
Macht van afnemers
Marktaantrekkelijkheid Mate van substitutie
Mate van concurrentie
Macht van toeleveranciers
Afbeelding 2: Porter's 5 krachtenmodel In feite zijn deze ook in meer of mindere mate van toepassing op cases in het Biobest project. Vooral wordt dan verwezen naar de macht van toeleveranciers, aanwezigheid van substituten en de macht van de afnemers. Concurrentie is minder aanwezig, tenminste niet met een soortgelijk biobased product. De deelnemers hebben namelijk met hun product iets unieks in handen. Veel bedrijven noemen wel het voordeel van het gebruik van Biobest materialen. Maar nergens hebben we een gedegen analyse gezien van het milieuvoordeel in de integrale keten. De projectplannen gaan daar over het algemeen summier op in. En met de leerervaringen in het achterhoofd dat het niet allemaal goud is wat er blinkt, zou een dergelijke analyse adequaat onderbouwen dat er absoluut geen sprake is van greenwashing.
Biobest practices Working Paper
27
Rol subsidie en subsidiegever
‘….Het mooie is wel dat subsidie projecten over het algemeen wat langer duren. Het voordeel daarbij is, dat het over meerdere jaren gaat, waardoor fundamenteler onderzoek kan worden gedaan en men zaken ook echt leert begrijpen. Ook voor de continuïteit zijn subsidie trajecten noodzakelijk.…’ ‘….Zonder provinciale subsidie zou het project niet in deze mate zijn uitgevoerd. Door de subsidie hebben we namelijk echt extra manuren en tijd kunnen inzetten en was ook de inzet van externe deskundigheid realiseerbaar…’ ‘….Zonder de Biobest subsidie die is verstrekt vanuit de provincie Gelderland was het heel erg moeilijk om een dergelijk concept te realiseren. Het had misschien wel gekund maar dan was de looptijd om het concept te realiseren vele malen langer geweest….’
Subsidie is welkom. En daarnaast ook noodzakelijk. Dat was een heel duidelijke boodschap van de ontvangende partijen. Veel deelnemers gaven aan dat zonder de subsidie men wel aan het project was begonnen, maar dat het project nooit de snelheid en voortvarendheid had gekregen dan nu het geval was. De rol van de provincie als subsidiegever wordt dan ook alom gewaardeerd. Bijna iedereen ziet dan ook graag, dat de provincie de rol van subsidiegever continueert. Over eventuele andere rollen die weggelegd zijn voor de provincie, heeft men uiteenlopende ideeën. De overheid zou meer aan wetgeving en lokale spelregels kunnen doen voor het bevorderen van het gebruik van biobased materialen, bijvoorbeeld door belasting te heffen op niet groene grondstoffen. De netwerkbijeenkomsten zijn als weinig zinvol ervaren. Kennisdeling over de technische vraagstukken kwam niet van de grond. Voor iedere deelnemer zijn de vraagstukken op dat vlak namelijk zo specialistisch dat daar geen counterpart voor aanwezig was in het programma. En dat is ook niet te verwachten bij uitbreiding tenzij je concurrerende partijen toelaat. En dat is nu ook weer niet de bedoeling. Wel is er behoefte aan het in contact komen met potentiële leveranciers en klanten. En is er behoefte aan het gezamenlijk genereren van publiciteit. Enerzijds om het grote publiek te informeren, anderzijds om ook eventuele investeerders of klanten te attenderen op de projecten. Concrete oplossing als een Biobest Café en het uitreiken van een provinciale Biobest Award zouden hierin een rol van betekenis kunnen spelen. En de provincie zou een rol als moderator kunnen spelen, bijvoorbeeld bij het opstellen van een gezamenlijk projectplan door het stellen van ongemakkelijke vragen. De bijdrage ligt dan op het vlak van procesbegeleiding, administratie en eventueel mediatie, zonder overigens op de stoel te gaan zitten van projectleider.
Nog meer constateringen: Over het algemeen waren de deelnemers tevreden over de onderlinge samenwerking. Waar dat minder het geval was, hoeft het niet te leiden tot een slechter projectresultaat. Dat blijkt uit de resultaten. Belangrijk is een open en transparante houding en onderlinge communicatie tussen de projectpartners. Oog voor onderlinge relaties en belangen speelt daarin een stimulerende rol. De geïnterviewden geven aan dat dat een belangrijke positieve stempel drukt op het project. Een zekere mate van senioriteit van de managers is daarbij essentieel en dat is niet per se leeftijdsafhankelijk, maar gaat daar wel vaak mee samen.
Biobest practices Working Paper
28
Veel projecten zijn uit hun oorspronkelijke tijdplanning gelopen. Daar zijn overigens legitieme redenen voor. Voor een aantal projecten waren veldtesten voorzien. Deze zijn seizoensgebonden en wanneer dan meerdere testen noodzakelijk zijn, bleek het seizoen daarvoor te kort. De doorlooptijd bedroeg 12 maanden voor 8 van de 13 projecten, voor de overige projecten was dat 18 maanden op één project na. Zeker wanneer bedrijven afwachten of ze subsidie krijgen, moeten ze nog uit de startblokken komen na toekenning. Dat betekent dat het projectteam nog moet worden samengesteld en er met de samenwerkingspartners (zoals de kennisinstituten) nog detailafspraken en een detailplanning moeten worden opgesteld. Dit alles maakt dat de toegekende looptijd dan erg krap blijkt te zijn. Innovaties moet je overigens niet ‘in control’ willen houden want dat lukt per definitie niet, vinden enkele deelnemers: ‘In control zijn is dodelijk voor innovatie’. Daar staat tegenover dat innovatie vaak 10% inspiratie en 90% transpiratie is. En dan komen de tienkamp elementen weer om de hoek kijken die Jacobs en Snijders noemen (zie ook hoofdstuk 2). Al deze elementen zijn ook in de Biobest-cases naar voren gekomen als relevant. Vanuit een toekomstvisie een project starten is wat anders dan wanneer een project start vanuit een marktvraag. Wanneer de vraag vanuit de markt komt is het namelijk al snel wat concreter. Doordat je vanuit een visie vertrekt, stel je jezelf daardoor wel voor de taak om de gebaande paden te verlaten en out-of-the-box te denken en te ontwikkelen naar een einddoel. Als het lukt die visie te vertalen naar je productie en/of eindproducten, kun je je onderscheiden van “de massa”. Maar het brengt ook grotere risico’s met zich mee. Vaak zijn deze innovaties radicale innovaties. Dat is iets compleet nieuws met vaak nieuwe producten voor nieuwe markten. Opmerkelijk is wel dat ook de cases in dit programma daar naadloos op aansluiten. Innovaties die zich bevinden in de zogenaamde suicide-cell ondervinden ook in dit programma de meeste problemen. Vreemd is dat niet, gezien de complexiteit van de projecten.
‘suicide cell’
Maar wat kunnen cases in de suicide cell dan doen? Zij kunnen risico’s beperken en daarmee de beheersbaarheid van projecten vergroten door: o Nadrukkelijk te selecteren en te sturen op de competenties van de partners. o Gedegen haalbaarheidsstudies uit te voeren. o Rekening te houden met veranderende omgevingsfactoren (zeker ook financieel) en daarvoor scenario’s te ontwikkelen. o Een goede systematiek van projectmanagement te hanteren met nauwkeurige fasering, en een systematiek van grof en detail planning die ook onderling gedeeld wordt en geëvalueerd.
Biobest practices Working Paper
29
Tips Wederzijds vertrouwen is de basis voor het aangaan van samenwerking, blijkt uit de Biobest cases. Veel samenwerkingsverbanden ontspruiten dan ook uit bestaande contacten en relaties. Daarbij is een zorgvuldige en systematische voorbereiding gewenst. Maar voor nieuwe, tot dan toe nog onbekende relaties, is een goede voorbereiding nog wezenlijker voor een succesvol verloop. Deze voorbereiding bestaat uit de (strategische) besluitvorming, het selecteren van potentiële partners, het afstemmen van doelen en verwachtingen en de uiteindelijke beslissing tot implementatie. Vooral onderling vertrouwen, communicatie, openheid en transparantie verhogen de slaagkans. Maar ook het vermogen tot verbeteren en het beschikken over alliantie competenties spelen een rol (Berendsen, 2004). Tel daarbij het toepassen van haalbaarheidsstudies, business modellen, projectmanagement en doorlopende evaluaties en bijstelling… dan is er een ideale mix aanwezig voor het laten welslagen van innovatie. Uit de veelheid aan opmerkingen uit de interviews komen de volgende tips naar voren: Enkele tips voor het samen innoveren: bepaal of partners noodzakelijk zijn om de innovatiedoelen te verwezenlijken stel vast over welke competenties de toekomstige partners moeten beschikken, ook wat betreft innovatievermogen en samenwerkingscompetenties zet een onafhankelijke en onpartijdige procesbegeleider in, die (on)gevraagd van advies dient en de ongemakkelijke vragen kan stellen werk aan wederzijds vertrouwen door open en transparant te zijn over de beoogde doelen en de eigen belangen in de samenwerking kom tot meetbare afspraken en leg die vast kom tot een prototype dat je kunt laten zien en testen zorg voor complementariteit van belangen en competenties zoek de overeenkomsten en de verschillen in de cultuur van de toekomstige partners met die van de eigen organisatie kom tot een verdeling van de financiële resultaten op basis van toegevoegde waarde van de afzonderlijke partners Enkele tips voor het optimaliseren van de samenwerking: bespreek vooraf onder meer klantwaarde, kansen, risico’s en haalbaarheid (bijvoorbeeld op basis van het Business Model Canvas van Osterwalder,2010) evalueer regelmatig de bereikte resultaten op basis van vooraf afgesproken criteria wees bereid de verdeling van de opbrengsten te wijzigen indien de toegevoegde waarde verschuift wees hard op de inhoud, maar houdt hart voor de relatie pas een systematische aanpak toe bij het optimaliseren van de samenwerking objectiveer de resultaten via het principe van ‘meten is weten’ maak gebruik van teams samengesteld uit de partnerorganisaties die voor het oplossen van problemen face-to-face-contacten hebben zorg voor openheid en transparantie naar elkaar toe
Biobest practices Working Paper
30
Aanbevelingen voor toekomstige subsidietrajecten Als de deelnemers het ergens over eens zijn, is dat zonder de subsidie veel van de projecten het levenslicht niet hadden kunnen aanschouwen. De financiële draagkracht was daarvoor bij de meeste deelnemers ontoereikend. Zeker met de huidige economische crisis. Veel projecten zijn geslaagd en een aantal staat vlak voor een succesvolle introductie in de markt. Daarmee is ook een groei van werkgelegenheid te verwachten. Deelnemers geven het nut maar ook de noodzaak van dit soort subsidies dan ook een hoge waardering en zien ook graag, dat de subsidie op de een of andere manier wordt gecontinueerd. Er is gebleken dat veel partijen samengewerkt hebben op basis van vertrouwen en ‘gentlemen’s agreement’. Afspraken, ook over kritische zaken als intellectueel eigendom, lagen lang niet altijd vast. Dat dit niet tot grote problemen heeft geleid mag een wonder heten. Voor toekomstige subsidieprogramma's gericht op samen innoveren, lijkt het ons van belang een samenwerkingsovereenkomst waarin deze zaken wel vastliggen, inclusief een exit-regeling, onderdeel te maken van de voorwaarden voor subsidietoekenning. De looptijd van de subsidie voor dit Biobest project blijkt aan de krappe kant. Daar is adequaat op ingespeeld door de provincie door uitstel te verlenen. Een termijn van 12 maanden voor een innovatieproject, waarbij ook nog veldtesten moeten worden uitgevoerd, is vrijwel onhaalbaar. Daar komt bij dat de meeste MKB bedrijven innovatie ernaast doen. Grote bedrijven hebben een speciale R&D afdeling die zich louter en alleen met innovatie bezig kan houden. Bij veel MKB bedrijven ontbreekt een dergelijke afdeling of hebben de R&D- medewerkers een dubbelfunctie. Op moment dat de productie alle aandacht vraagt (bijvoorbeeld als er veel opdrachten zijn binnengehaald of als er zich problemen voordoen), worden ook de medewerkers die met innovatie bezig zijn, hierin betrokken. Klanten en productieproblemen gaan altijd voor. Concreet wordt daarom een subsidietermijn van minimaal twee jaren aanbevolen. Financiële ondersteuning hoeft volgens de deelnemers niet alleen in de vorm van subsidie plaats te vinden. Het kan ook geboden worden in de vorm van leningen bij een groene bank of het inzetten van een revolving fund. De projectplannen geven weinig inzicht in de mate van milieuvoordeel van de biobased toepassingen in producten ten opzichte van het gebruik van traditionele grondstoffen in de keten. Meenemen van explicietere berekening van het effect van Biobest grondstoffen boven traditionele grondstoffen in een nieuwe subsidie tender, levert een helder inzicht op van de voordelen van biobased producten. Dat geeft de deelnemers ook steviger verkoopargumenten in handen die relevant zijn voor hun business case.
Aanbevelingen voor de rol van provincie Gelderland De bedrijven zien de rol van de provincie verder gaan dan alleen maar het verstrekken van subsidies en de daarbij behorende stappen als tenderen, beschikken en afrekenen. Het helpt in hun ogen ook wanneer de provincie ook bewust andere rollen op zich neemt. Bijvoorbeeld als katalysator in het uitbreiden van het netwerk met ketenspelers van de deelnemers. Dan komt een andere dynamiek op gang dan wanneer de bedrijven dat zelf moeten doen. Het faciliteren van het vinden van mogelijke partners en andere interessante partijen, zowel in de markt en de keten als onder kennisinstellingen is een aan te bevelen rol voor de provincie. Het is goed om aanbieders en afnemers met elkaar in contact te brengen. Een soort matchmaking event met een bepaald thema zou hiervoor geschikt zijn.
Biobest practices Working Paper
31
Meer en gerichtere PR-activiteiten kunnen helpen om het gedachtegoed breed gedragen te krijgen bij andere bedrijven maar ook bij het brede publiek. Het instellen van een prestigieuze prijs zou daarbij stimulerend zijn om Gelderland als biobased provincie op de kaart te krijgen. Om de marktintroductie te vereenvoudigen, zou daarnaast de provincie kunnen lobbyen voor een belastingvoordeel voor biobased producten helpen ten opzichte van concurrerende conventionele producten die vervuilen. Dit voordeel trekt de financiële balans voor afnemers weer naar een evenwicht. Zo lang nieuwe producten nog niet in bulk worden geproduceerd zijn deze altijd duurder dan bestaande substituten. En aanpassing van lokale wet- en regelgeving, al was het maar via (tijdelijke) ontheffingen, zou het uitvoeren van veldstudies en pilots aanzienlijk vergemakkelijken. Kennisoverdracht De kennis en ervaringen uit dit Biobest project vormen uitstekend materiaal voor bewustwording en opleiding op het vlak van innovatie management en verantwoord ondernemerschap. Relevante thema’s daarbinnen zijn zowel beheersing van het biobased innovatieproject, het opzetten van bijbehorende business cases en het stimuleren van samenwerking in lijn met de belangen van betrokken ondernemingen. Daarnaast is deze kennis ook welkom in universitaire en HBO-onderwijsprogramma’s. Aansluiting bij de Human Capital Agenda ligt voor de hand als een extra stimulans om het samen groen innoveren in goede banen te leiden. Denk daarbij aan het ontwikkelen van competenties op het vlak van innovatie- én projectmanagement, ketenmanagement, materiaaldeskundigheid, nieuwe business modellen, groene economie, staatssteunregels voor innovatie en conflicthantering/mediatie.
Biobest practices Working Paper
32
1. Bijlagen: Case beschrijving (per case)
Biobest practices Working Paper
33
Case AlgenTOP - kassysteem Context AlgenTOP gaat over klimaatbeheersing in de kas en hoe dit gecombineerd kan worden met algenteelt waardoor er een economisch aantrekkelijke situatie voor de glastuinbouw sector wordt gecreëerd. In de huidige situatie worden bij de potplantenteelt meerdere schermen gebruikt om vooral in de zomer er voor te zorgen dat de planten geen direct zonlicht krijgen maar alleen diffuus licht voor optimale groeicondities. In dit project worden de meerdere schermen vervangen door een variabele laag water met algen. Hierdoor kan een flexibele en diffuse lichtsterkte gecreëerd worden. De algen kunnen gebruikt worden als meststof of voor de winning van hoogwaardige stoffen. Dit vergroot de economische waarde. Naast meer diffuus licht kan het algendak ook 's nachts worden gebruikt om lichthinder tegen te gaan. 's Avonds en 's nachts worden kassen regelmatig verlicht om het groei- en bloeiseizoen aan te passen. Hierbij is er veel lichtoverlast voor omwonenden. Door het algendak kan deze overlast grotendeels weggenomen worden. DNV GL - Energy (KEMA Nederland B.V.) heeft eerder voor het Agentschap NL een project uitgevoerd waarin is gekeken naar specifieke folies en naar wat er met licht gedaan kan worden in kassen. Dat was allemaal op laboratoriumschaal.
Partners en hun relatie DNV GL - Energy (KEMA Nederland B.V.) is trekker en penvoerder geweest in dit Biobest project. DNV GL - Energy adviseert, test en inspecteert in de hele energie wereld. De energiewereld is aan het veranderen en er komen telkens nieuwe vraagstukken die om adequate oplossingen vragen. DNV GL - Energy heeft de helft van de projectbegroting zelf geïnvesteerd in het project en heeft hiermee in het consortium al het financiële risico op zich genomen. Ingrepro is een biotechnologie bedrijf en gespecialiseerd in industriële algenproductie. Het gebruikt algen onder andere voor de productie van specifieke voedingssupplementen en andere hoogwaardige biobased producten. Er is door Ingrepro en DNV GL - Energy voorafgaand aan het project een economische analyse uitgevoerd, maar er is nog niet echt een ontwikkelde markt voor algen. De kweker Stef Huisman was faciliterend betrokken bij het project. Hij stelde een kas beschikbaar voor de praktijktest. Ook Ideeuwes, een innovatie advies- en ontwikkelbureau voor onder andere de glastuinbouwsector, heeft deelgenomen. Beide partijen zijn heel ervaren spelers in innovatie en in de kaswereld.
Marktomstandigheden Gelderland heeft twee zeer vooruitstrevende concentraties van glastuinbedrijven namelijk Bergerden en de Betuwse Bloem. In Nederland zijn ongeveer 4000 tuinbouwbedrijven met in totaal zo'n 10.000 ha aan kasoppervlak. Dit is gemiddeld dus ongeveer 2,5 ha per tuinbouwer. Het potentieel voor glastuinbouwers met potplanten en andere schaduwplanten is het grootst, omdat hier vaak al schermen in de kas worden geplaatst of een laag krijt op de glazen panelen wordt aangebracht om zo meer diffuus licht in de kas te krijgen.
Biobest practices Working Paper
34
Het potentieel is er ook voor kwekers die geen potplanten hebben, zeker omdat in 2014 het wettelijk verplicht wordt om 98% van het assimilatielicht weg te vangen. De prijs voor een liter geconcentreerde algen zal dan doorslaggevend worden of het economisch rendabel wordt voor deze kwekers om een algendak aan te schaffen. Er is nog niet echt een ontwikkelde markt voor algen. Uit algen worden vaak waardevolle componenten gehaald, zoals: Omega 3-vetzuren, carotenoïden en antioxidanten. Deze componenten kunnen bijvoorbeeld als voedingssupplement worden gebruikt. Er zijn wel nichemarkten van de cosmetica tot de voedselsector om algen aan kwijt te kunnen. Maar er is nog geen grote volwassen afzetmarkt.
Noodzaak en reden innovatie Er is door DNV GL - Energy voorafgaand aan het Biobest project een heel groot Europees project uitgevoerd, genaamd NanoGLOWA. Hierin is gekeken naar de afvangst van CO2 met behulp van membranen. Een Israëlische partij uit dat project is al begonnen om CO2 af te vangen van hun kolencentrale en dat aan algen te geven. Dat gegeven heeft DNV GL - Energy aangezet tot dit Biobest project. Er wordt door DNV GL - Energy wel vaker met kasbouwers samengewerkt aangezien deze vaak hun eigen energie produceren. Door algen in de kas bij te plaatsen, vindt er een tweede teelt systeem plaats en wordt de kas optimaal gebruikt. Zodoende is het voor betrokkenen een heel interessant project. Algen zijn niet een eindproduct maar een halfproduct.
Doelstellingen De doelstelling van dít project is om een praktijk test uit te voeren van een AlgenTOP dak bij een glastuinbouwer. De bedoeling is om zo een aantrekkelijker business model te creëren voor de Nederlandse en specifiek Gelderse tuinbouwsector door zowel planten als algen te kunnen verkopen. Naast dit economisch voordeel kan ook nog de waterschapsbelasting verlaagd worden door het effluent met nutriënten te gebruiken voor de algengroei en daarmee niet in het riool te lozen. Verder moet wettelijk in 2014 het assimilatie licht uit de kassen sterk worden verminderd. Hierdoor zijn investeringen in kassen noodzakelijk. Het AlgenTOP project moet ook onderzoeken in hoeverre deze wettelijke eis gehaald kan worden met dit systeem. Daarnaast is er gekeken of het systeem economisch haalbaar was. Het veldonderzoek richtte zich op de mate waarin algen licht wegnamen en op de groeisnelheid van de algen. Daarvoor waren tests in de kas noodzakelijk. In een productiekas loopt men tegen andere dingen aan dan wanneer men tests uitvoert op laboratorium schaal. Ook de medewerkers in de kas moesten worden geïnformeerd welke handelingen zij extra moesten verrichten. Het project van de DNV GL - Energy is ondergeschikt aan de productie van de teelt in de kas van Huisman. De planten teelt is namelijk de eerste inkomstenstroom en de algen productie kan worden gezien als tweede inkomstenstroom. Het oorspronkelijke idee was om algen boven op het dak van een kas te telen. Maar na een aantal gesprekken tussen DNV GL - Energy en Huisman is er voor gekozen om in de kas te telen onder het dak, met als voornaamste reden dat er dan het gehele jaar door kan worden geteeld. Daarnaast is er in een kas te allen tijde een hoog CO2 gehalte wat gunstig is voor de teelt van algen.
Afspraken Er zijn vooraf samenwerkingsafspraken gemaakt door de vier partijen. Ook is er met offertes gewerkt. DNV GL - Energy was hoofdcontractor, de andere drie partners subcontractor. Er zijn tevens afspraken gemaakt over het intellectueel eigendom (IP), maar dat is voornamelijk mondeling op basis van Biobest practices Working Paper
35
vertrouwen gedaan. De reden hiervoor is dat de samenwerkende partners geen concurrenten zijn. Er is in dit Biobest project niet met een projectmanagementsysteem gewerkt. Er zijn wel regelmatig bijeenkomsten geweest. Elke partij heeft van tevoren een contactpersoon naar voren geschoven. Er is door DNV GL - Energy al eerder samengewerkt met Ideeuwes en Hydro Huisman. Er wordt door DNV GL - Energy te allen tijde rekening gehouden met een eventueel tussentijds vertrek van partners. In dit project was het maken van exit afspraken echter niet nodig. Ingrepro is begin 2013 failliet gegaan. Maar het ging een aantal maanden daarvoor al niet zo goed met het bedrijf. DNV- GL Energy heeft daarop de activiteiten van Ingrepro overgenomen. Tevens was bij de overgebleven partners alle kennis en expertise aanwezig om de vragen te kunnen beantwoorden en de voortgang van het project te waarborgen.
Eindresultaat Het kweken van algen is technisch wel degelijk mogelijk gebleken en ging zelfs boven verwachting goed. Het economische plaatje zit op het randje en is nu nog net niet rendabel. Er kan dus worden gesteld dat het technologisch een succesvol project is. Maar het gaat DNV GL - Energy ook om de economische haalbaarheid en deze is nog niet aangetoond. Aangezien het economisch niet haalbaar was, is er ook nog geen patent aangevraagd door DNV GL Energy. De verwachting is wel dat als er een markt ontstaat voor de afname van algen, het zich alsnog in sneltreinvaart door ontwikkelt op grote schaal. Er zijn genoeg bedrijven die met soortgelijke ontwikkelingen bezig zijn, deze zien dus ook potentie in het idee. De samenwerking tussen de partijen is prima verlopen. Het was echter wel lastig dat Ingrepro in de loop van het project failliet is gegaan. Uiteindelijk heeft dat de uitkomsten van dit project niet in negatieve zin beïnvloed. DNV GL - Energy heeft vervolgens een deel van de werkzaamheden overgenomen van Ingrepro. Wat betreft de overige partners was er alle kennis en expertise aanwezig om de vragen die naar boven kwamen te beantwoorden. Het bleek lastig om de platen goed recht te maken zonder dat ze doorbuigen. Op deze platen werden vervolgens de algen geteeld. Toen het eenmaal stond liep het proces verbazingwekkend soepel, het kweken van algen verliep erg goed. Door de algen op een plaat te telen, kon het water er mooi vanaf glijden waardoor het scheiden van algen en water minder energie kost. Dat was een hele mooie uitkomst die van te voren niet was voorzien.
Conclusies en leerervaringen Door een subsidie van de provincie Gelderland is het financiële risico verkleind voor DNV GL - Energy, zonder een subsidie worden dergelijke projecten minder snel gestart. Het mooiste zou zijn om een launching customer mee te nemen in het project die bijvoorbeeld de algen afneemt en daar ook een marktconforme prijs voor wil betalen. Dan is namelijk de gehele cirkel rond, doordat de gehele keten erin is betrokken. Voor projecten is het heel goed dat MKB’ers worden gekoppeld aan grote bedrijven, of kennisinstellingen. De kennis van een MKB’er is namelijk heel erg productgericht, maar een kennisinstelling kan echt iets toevoegen op het gebied van innovatietrajecten. Voor grote projecten is het handig om te werken met een SharePoint site. DNV GL - Energy doet dit ook altijd. Er zijn echter twijfels of het voor dit soort kleinere projecten, waarin wordt gewerkt met 4 à 5 Biobest practices Working Paper
36
partners, eveneens noodzakelijk is om te werken met een digitaal platform. Het is goed om een netwerk te bouwen waarin de bedrijven die deelnemen aan de 2e tender elkaar kunnen vinden. In die digitale omgeving wordt dan aangegeven waar elk cluster mee bezig is en mogelijk kunnen bedrijven dan het een en ander voor elkaar betekenen. De fysieke netwerkmomenten, die de Provincie Gelderland organiseert, zijn echter van het grootste belang, zodat men kan zien waar de ander mee bezig is. Heel vaak is het in innovatieprojecten het geval dat er iets anders uitkomt aan het eind van de rit dan vooraf werd gedacht. En dat eindresultaat kan in andere projecten mogelijk worden doorontwikkeld. De volgende leerpunten kwamen naar boven: 1. Het is vrij lastig om te weten of een partij wel dan niet geschikt is om een samenwerking mee aan te gaan. Het is belangrijk om een klik te hebben met elkaar wil een project op een succes uit draaien. Het ingelasten van een Go/No Go moment kan hierbij handig zijn. 2. Het is van belang om van te voren goed af te spreken wie wat doet in een project en wat het belang is van elke partij. Dan kan er zelfs met concurrenten worden samengewerkt in bepaalde projecten, als van te voren helder wordt afgesproken van wie welke intellectuele eigendommen (IP’s) zijn. 3. Ondernemers moeten goed beseffen dat voor een innovatietraject meer tijd moet worden genomen dan dat men vooraf denkt. Men komt namelijk zaken tegen waardoor het traject drie keer zo lang duurt als vooraf gepland. Dit is inherent aan het uitvoeren van innovaties. Het advies is dan ook om hier van te voren rekening mee te houden in de planning. 4. Voor dit soort projecten is het raadzaam met ongeveer 4 à 5 partijen samen te werken. Fysieke contactmomenten zijn nodig om goed samen te werken. 5. Wanneer bedrijven voor het eerst met elkaar samenwerken is het van belang om voldoende contactmomenten met elkaar in te bouwen. Het is aan te raden om te starten met een kick-off waarin de doelstellingen van de partijen duidelijk worden herhaald, en vervolgens 1 à 2 keer per maand bij elkaar komen om bij te praten. 6. Er kan een groot verschil zijn in de wijze van praten/communiceren tussen MKB’ers en kennisinstellingen c.q. universiteiten. Dit kan problemen opleveren wanneer men elkaar nog niet kent van tevoren. Die werelden kunnen dichter bij elkaar worden gebracht door een tussenpartij erbij te betrekken die de vertaalslag kan maken.
Biobest practices Working Paper
37
Case Bindbuis Context Het is van belang dat laanbomen met een hele rechte stam gekweekt worden. De stam wordt daarom met bindbuis bevestigd aan bamboestokken, dat bindmateriaal is normaal gesproken van PVC. Wanneer die bindbuis wordt afgesneden kan er echter bodem vervuiling optreden omdat het PVC materiaal op de grond valt en niet verteerd. In de afgelopen jaren zijn met financiële steun van het Productschap Tuinbouw ontwikkelingen van biologisch afbreekbare bindmaterialen gestart. In 2008 was er daadwerkelijk een perspectiefvol prototype ontwikkeld. De jaren daaropvolgend heeft het project een tijdje stil gelegen omdat de markt er nog niet rijp voor was. De marktpartijen moeten namelijk ‘klaar worden gestoomd’. In de laanboomsector vindt de teelt plaats op percelen in eigendom en op pacht (huur) gronden. Onverteerde bindbuis levert op deze gronden ophoping van afval op. Bij eventuele verkoop moet de grond schoon zijn. En voor pacht (huur) percelen kan dit problemen geven als de grond na gebruik weer aan de eigenaar opgeleverd wordt. Daarnaast groeit het aantal kwekers die hun eindproducten onder een milieukeurmerk produceren. Gebruik van biologisch afbreekbare materialen (eventueel biobased) sluit hier goed op aan. Het reguliere bindbuis voldoet qua gebruik goed aan de eisen van de boomtelers. De eigenschappen van een afbreekbare variant dienen daarom sterk overeen te komen met die van het reguliere materiaal, zoals soepelheid en bindgemak. Voor de ontwikkeling van de afbreekbare variant en de markt implementatie is het project gedeeltelijk gefinancierd door de Provincie Gelderland, in het kader van het Biobest programma. Er kan reeds op pilotschaal worden geproduceerd. Het materiaal is op dit moment nog niet in de markt beschikbaar voor kwekers om af te nemen.
Partners en hun relatie PPO (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) van de WUR leverde een gewasonderzoeker voor de laanen vruchtbomen als procesbegeleider in het Biobest project. Deze was betrokken bij de opzet en de uitvoering van de buitentesten. Bij de veldproeven op de kwekerijen zijn de eindgebruikers van het nieuwe product betrokken. De gebruikers / kwekers geven aan hoe het ontwikkelde prototype zich gedraagt. FBR (Food en Biobased Research) van de WUR verricht in dit project het onderzoek naar materiaalsamenstelling. De onderzoeker biopolymeren werkt aan de juiste combinatie van grondstoffen voor de biologisch afbreekbare bindbuis. Dit project is een samenwerkingsproject tussen ongeveer 20 kwekers, het productiebedrijf EcoXtrusion en WUR (PPO en Food & Biobased Research - FBR). EcoXtrusion heeft een aantal buitenlandse klanten, en levert voor een deel ook aan Nederlandse afnemers. In het begin was ook een distributiebedrijf opgenomen in dit Biobest project met nauwe relaties met kwekers. Omdat het distributiebedrijf en het productiebedrijf niet tot sluitende afspraken konden komen, heeft het distributiebedrijf zich teruggetrokken.
Biobest practices Working Paper
38
Er is vooraf door de projectleider een verkennende kosten/batenanalyse opgesteld op basis grondstofprijzen, arbeidsbesparing e.d.. Tussen PPO en EcoXtrusion zijn afspraken gemaakt wat betreft het toekomstige vermarkten van het product. FBR brengt kennis in maar wil er echter niet commercieel bij betrokken zijn. Het eigendomsrecht van het product is gelijk verdeeld tussen de WUR (PPO) en EcoXtrusion.
Marktomstandigheden De ontwikkelde biologisch afbreekbare bindbuis variant is duurder dan het reguliere bindbuis van PVC. Het prijsverschil is groot en bemoeilijkt een snelle marktverovering. PVC is goedkoop en daar valt dus bijna niet mee te concurreren wat prijs betreft. Het voordeel voor een kweker zit hem in het niet hoeven opruimen van biologisch afbreekbaar bindbuis wanneer het wordt afgeknipt. Het scheelt dus manuren, en daarmee geld. Er is wel een nichemarkt voor gebruikers die zich willen onderscheiden met duurzaamheid. Er ontstaat steeds meer een bewustzijn bij telers dat de grond schoon moet zijn en dat langdurig gebruik van het reguliere bindbuis de grond vervuild. De projectleider denkt dat het product sterker in de markt komt te staan, als het niet alleen volledig biologisch afbreekbaar is, maar ook uit hernieuwbare stoffen is opgebouwd. Dat is overigens al onderdeel van het onderzoek. Landelijk worden er op ruim 4.000 hectare laanbomen geteeld. Niet alle bomen hoeven elk jaar aangebonden te worden. Naar schatting wordt jaarlijks bindbuis op 1.000 hectare toegepast. Hiermee is dat voor EcoXtrusion een interessante afzetmarkt.
Noodzaak en reden innovatie De ondernemers in de boomkwekerijsector willen een biologisch afbreekbare variant van het bindbuis. Het streven is om de gebruikseigenschappen zoveel mogelijk overeen te laten komen met het reguliere pvc-bindbuis. In tegenstelling tot het reguliere product kan biologisch afbreekbare bindbuis na gebruik op het veld blijven liggen om verder te verteren in de grond. Dit levert veel arbeidsbesparing (niet opruimen) voor de ondernemer op en voorkomt vervuiling van de grond. Het was vooraf geen eis om een 100% biobased product af te leveren, wel moest het biologisch afbreek zijn. Het feit dat de grond na gebruik schoon opgeleverd dient te worden, is een extra stimulans voor de kwekers om biobindbuis te gebruiken. Het ontwikkelde bindbuis materiaal moet minimaal twee jaar op de boom functioneren; dat proces is beperkt te onderzoeken op laboratoriumschaal met zogenaamde versnelde klimaattesten. Een veldtest is toch doorslaggevend.
Doelstellingen De doelstellingen voordat het project is gestart, waren als volgt: Het productiebedrijf EcoXtrusion wilde het product op de markt brengen; Een groot implementatietraject in de regio Opheusden op te starten in een samenwerking tussen de ketenpartijen (producent, eindgebruikers, kennisinstellingen); De vereiste activiteiten voor een Europees geldend certificaat uit te voeren; Europese beschikbare alternatieven te testen (die overeenkomen met het oorspronkelijke Aziatische product) Een behoefte creëren bij laanboom kwekers voor het nieuwe type bindbuis
Biobest practices Working Paper
39
Afspraken Voorafgaand aan het Biobest project is een duidelijke verdeling van het budget gemaakt en aangegeven welke partij in het consortium hoeveel geld heeft te besteden Er is projectmatig gewerkt door de WUR: er is een activiteitenplan opgesteld, waarin taken, rollen en verantwoordelijken zijn aangegeven. Daarover zijn vooraf heldere afspraken gemaakt. Er zijn samenwerkingsovereenkomsten getekend voordat het project is gestart. Voor de deelnemende kwekers is een proefveldovereenkomst gemaakt en door alle deelnemers ondertekend. Er is van te voren rekening gehouden met een voortijdige exit-regeling van partners in het projectplan. Er zijn eveneens verschillende Go/No Go momenten ingelast.
Eindresultaat De basisgrondstof voor de laatste veldproef in 2008 (dus voor het Bioest project) kwam uit Azië. Toen er in 2011 is gestart met het Biobest project bleek het betrekken van de basisgrondstof van dezelfde Aziatische leverancier niet meer realistisch vanwege de ongunstige leveringsvoorwaarden. FBR heeft vervolgens een nieuwe partner gevonden in België die vrijwel dezelfde grondstof kon leveren. In het productieproces bleek echter dat de grondstof zich anders gedroeg dan de grondstof uit Azië. Er zijn verbeteringen in het productieproces bij de Belgische leverancier aangebracht. Tegelijkertijd hebben WUR-onderzoekers in overleg met de producent biobased componenten toegevoegd. Tijdens de veldtesten in 2012 bleek echter dat de bindbuis te snel afbrak. Toen dit probleem zich aandiende, is er direct een gezamenlijke bijeenkomst georganiseerd voor de gebruikersgroep, waarin het probleem werd besproken en er een Go/No Go moment plaatvond met betrekking tot de voortzetting van het project. De kwekers hebben in deze bijeenkomst aangegeven, dat het project doorgezet moest worden ondanks de tegenslag, omdat zij voldoende perspectief zagen in het nieuwe type bindbuis. Vervolgens zijn er gedurende de winter van 2012 kleinschalig nieuwe testen uitgevoerd om te onderzoeken waar de problemen zich voordeden. Momenteel is men bezig om het laatste prototype op te schalen naar productie. Tot nu toe zien de resultaten er heel hoopvol uit. De gebruikseigenschappen komen grotendeels overeen met die van de PVC versie wat vooraf ook als belangrijke randvoorwaarde was. De projectdeelnemers ervaren de tijdspanne als te kort. Het project had idealiter 2 tot 3 jaar moeten duren, een normale duur voor een veldtest. Dan zou er namelijk voldoende kennis en ervaring opgebouwd zijn om het product zijn weg in de markt te laten vinden. Nu is het teveel in een te korte periode gepland. Daarmee moest er van bepaalde procesgangen worden afgeweken. Dat bleek vervelende gevolgen te hebben in dit project. De keuze voor het huidige samenwerkingsverband is goed geweest. Betrokkenheid van leveranciers heeft een versterkend effect gehad. De markt is nog onvoldoende benaderd en geopend. Dit is vooral veroorzaakt door het onverwachte wegvallen van de oorspronkelijke leverancier van grondstoffen. Met de nieuwe grondstof uit België zijn inmiddels goede resultaten behaald, ook op labschaal. Een leverancier dichter bij huis levert ook in de zakelijke sfeer voordelen op. Bovendien biedt deze Belgische leverancier de mogelijkheid Biobased componenten aan de grondstof toe toevoegen. Dat maakt het product nog interessanter voor EcoXtrusion. De keuze voor de samenstelling en bewerking van de grondstoffen werd gemaakt door de onderzoekers van FBR. Vanwege producteisen, reacties van de grondstoffen in het productieproces e.d. vielen de
Biobest practices Working Paper
40
prestaties van de eerste proefproducten erg tegen, ze vielen te snel uiteen. Intussen is een beduidend betere proefversie aan de kwekers geleverd. Een leermoment was dat wijziging in de grondstofsamenstelling afkomstig van de nieuwe leverancier tegelijkertijd plaatsvond met wijzigingen in de additieven door de WUR-onderzoekers. Door deze dubbelslag bleek de veldtest minder in control. De communicatie onderling verliep voornamelijk mondeling en per email. Als er iets aan de hand was werd niet gewacht op een geplande bijeenkomst maar was er sprake van direct bellen of mailen. Voortdurend een vinger aan de pols houden gedurende de procesgang is het devies. De partners waar mee is samengewerkt, waren vooraf al bekend. De reden om voornamelijk mondeling te communiceren is vanwege het feit dat op hoofdzaken vooraf al duidelijk contractuele afspraken gemaakt waren. Bijsturingen hadden meestal betrekking op details die slechts voor enkele deelnemers relevant waren. Via korte communicatielijnen konden die snel en doelgericht uitgevoerd worden. Bijvoorbeeld, een andere instelling van de machine bij de producent is niet relevant voor de eindgebruiker (kweker). Bij een calamiteit die alle deelnemers betrof, is wel een groepsbijeenkomst georganiseerd. Er is geen gebruik gemaakt van een digitaal platform door het consortium in dit project. De reden hiervoor is dat het veelal uitwisseling van zeer specifieke informatie betrof. De projectdeelnemers hebben zelf geen behoefte gehad aan ondersteuning vanuit de provincie met een netwerk danwel een digitaal platform. Alleen de producent (EcoXtrusion) heeft gebruik gemaakt van de door de provincie georganiseerde bijeenkomsten.
Conclusies en leerervaringen Alle partijen zijn positief over de marktrijpheid van het nieuwe product vanwege de goede reacties van de eindgebruikers op de nieuwe bindbuis. Er is sprake geweest van een continue afstemming met de verschillende partijen gedurende het project. In de loop van het traject bouwden de samenwerkende partijen een vertrouwensrelatie op. Door de samenwerkende partijen wordt momenteel gewerkt aan een vervolg project. De projectleider meldt de volgende leerervaringen: Draag zorg voor een goede afstemming en afspraken tussen partijen (transparantie, onderling vertrouwen); Stel een realistische looptijd vast voor het project (niet te kort) waardoor een goede fasering van de onderdelen gerealiseerd kan worden. Het is daarbij belangrijk om van te voren in te calculeren dat er in de procesgang strubbelingen kunnen optreden en dus tijdverlies. In een volgend vergelijkbaar project zou er ook met een balanspost onvoorziene kosten worden gewerkt met daarin minimaal 20 procent van het beschikbare budget en de mogelijkheid de looptijd aan te passen.
Biobest practices Working Paper
41
Case Biobased design meubels Context Ambitie van ARCO Meubelfabriek is te komen tot biobased meubels door verantwoorde materiaalkeuze. Daarbij is er naast aandacht voor functionaliteit ook veel aandacht voor duurzaamheid, gebruiksvriendelijkheid en design. Corian is een materiaal dat door Arco veel wordt gebruikt. Dit materiaal is gebruiksvriendelijk in het onderhoud maar vrij duur en het voelt daarnaast koud en hard aan. Het doel van dit Biobest project is om voor Corian een duurzamer alternatief te ontwikkelen dat tevens prettiger en warmer aanvoelt. Tevens wil men dit nieuwe materiaal gaan gieten om het gemakkelijker te kunnen verwerken in de productieomgeving van Arco. Voor dit laatste onderdeel werkt Arco samen met Senso gietvloeren m.b.t. kennis van plantaardige oliën voor biopolymeren. Eindresultaat is een aantal biobased design meubels.
Partners en hun relatie Arco is begonnen met een aftrapsessie waar verschillende partijen voor waren uitgenodigd en waar met elkaar is gesproken over het idee. Uiteindelijk zijn na selectie de volgende bedrijven betrokken in dit Biobest project. Senso is een bedrijf dat zich richt op interieurs door een naadloos ‘canvas’ te leveren. Het produceert daarvoor gietvloeren en gietwanden op natuurlijke basis. Wagner is als fabrikant marktleider op het vlak van hoog technologische producten en systemen voor het coaten en decoreren met verven en poeders. Herculan is een sportvloerspecialist en levert het materiaal. Biobased Applications is een adviesbureau dat de technische projectleiding verzorgde. Arco was in dit project opdrachtgever en regievoerder.
Marktomstandigheden Sinds de start van de crisis heeft de meubelbranche het niet gemakkelijk. Voor het voortbestaan van meubelproducenten is onderscheidend vermogen dan ook noodzakelijk. Eén manier om dat te bereiken, is door zelf ook te ontwerpen. Arco Meubelfabriek doet dat al heel lang. Het is een productiebedrijf van meubels en specialist in houtbewerking. De toegevoegde waarde en het onderscheidend vermogen van Arco zit hem in de drieslag van het zelf ontwerpen, het ontwikkelen en het vervolgens in productie brengen. Het familiebedrijf is meer dan 100 jaar oud en vanaf de start was er aandacht voor duurzaamheid. Het wil in Nederland blijven produceren en het werkt met zogenaamd local wood: hout uit de regio rondom de fabriek in Winterswijk. Het hoeft niet van ver vervoerd te worden en dat is beter voor het milieu. De markt is lastig in te schatten als het gaat om acceptatie van nieuwe producten. De strategie daarbij is te omschrijven als een soort ‘trial and error’. Het uitvoeren van een markthaalbaarheidsonderzoek biedt weinig garantie voor een succesvolle marktintroductie, is de ervaring bij Arco.
Noodzaak en reden innovatie Innoveren zorgt dat Arco zich onderscheiden kan. Het ontving zo al diverse internationale designonderscheidingen. Daarmee weet het bedrijf zich naamsbekendheid te verwerven.
Biobest practices Working Paper
42
Het gebeurt ook regelmatig dat er vanuit de markt vraag is naar een bepaald product dat vervolgens door Arco wordt ontworpen en geproduceerd. Deze innovatie past in de traditie van de meubelfabrikant om zich doorlopend te vernieuwen en aan te sluiten op maatschappelijk trends. Arco richt zich met het te ontwikkelen product vooralsnog op de kantorenmarkt, ofwel de ‘institutionele’ markt, later gevolgd door consumenten markt.
Doelstellingen Het doel was om door onderzoek en prototyping inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden van biobased design om uiteindelijk een kwalitatief hoogstaand tafelmeubel op de commerciële markt te kunnen introduceren. Het project kent 2 subdoelen: ontwikkelen van ‘vloeibaar hout’, waarbij eigen resthout door pyrolyse deels wordt afgebroken en tot resthoutgranulaten kan worden verwerkt en waarmee door middel van spuitgieten nieuwe meubels kunnen worden gemaakt. ontwikkelen van een biopolymeer voor toepassing als tafelblad.
Afspraken Arco heeft de lead door de regie in handen te houden en als penvoerder op te treden. Arco financierde het geheel en haalde de partners voor specifieke vragen in het project. De partners zijn geselecteerd op basis van hun motivatie en competentie voor dit specifieke project. In eerste instantie was Wagner betrokken vanwege hun deskundigheid op het vlak van spuiten. Later is Senso erbij gekomen vanwege hun deskundigheid en ervaring op het vlak van gieten. Herculan leverde materialen en Biobased Applications de technisch projectleider. Er is vooraf geen exit-regeling opgesteld.
Eindresultaat Arco is momenteel bezig met het definitieve design van het product waarbij het materiaal en de nieuwe giettechniek zoveel mogelijk tot hun recht komen in het ontwerp van de tafel. Begin 2014 vind waarschijnlijk de marktintroductie plaats van het product waar in dit Biobest project aan is gewerkt. Dit gebeurt op één van de beurzen in Keulen of Milaan. Het project heeft langer geduurd dan verwacht en daarbij is het eindresultaat nog niet helemaal naar tevredenheid. Het heeft veel tijd gekost om samen met Wagner te onderzoeken hoe het materiaal het beste gespoten kon worden. Dit bleek een doodlopende weg en niet haalbaar. Daar is veel tijd mee verloren gegaan, maar dat had niet echt anders gekund. Door over te stappen van het spuiten naar het gieten, moesten er met Senso een aantal extra bijwerkingen goed onderzocht worden. Dat heeft in totaal ongeveer negen maanden extra geduurd, mede vanwege het feit dat het projectteam anders moest gaan denken om tot de juiste oplossingen te komen. Die andere manieren van het materiaal verwerken hield ook in, dat goed bewaakt moest worden, dat kostprijs technisch het verhaal rendabel blijft. Tussen de 75 en 90 procent van de ontwikkelprojecten die door Arco worden uitgevoerd, vinden uiteindelijk haar weg in de markt. De ervaring is echter dat de meest succesvolle innovaties ontstaan uit de wat vrijer ingestoken opdrachten. Op het moment dat er namelijk een vraag vanuit de markt binnenkomt bij Arco, wordt er gebruik gemaakt van al bestaande en bekende materialen waarmee ervaring is opgedaan. Biobest practices Working Paper
43
Een product is bij Arco een echt succes als het voor een periode van vele jaren wordt verkocht en ook dat het publicaties en positieve aandacht oplevert met foto’s in diverse bladen. Het is belangrijk dat bij een beurspresentatie het product het verhaal zelf verteld. Het werken met biobased materialen is niet wezenlijk anders dan met reguliere materialen. Wel is het zo dat er soms wat minder bestaande kennis voorhanden is met betrekking tot nieuwe materialen, maar ook dat geldt generiek. De administratieve afhandeling met de provincie Gelderland is goed verlopen in combinatie met de WSBO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk).
Conclusies en leerervaringen Er is in dit project gewerkt aan de hand van een vooraf uitgewerkt proces, dat is gebaseerd op ‘The Delft Innovation Method’ en als het ware helemaal afgestemd op de organisatie en werkwijze bij Arco. Deze projectmethodiek bestaat uit verschillende fases met ‘Go, No-Go momenten’. Het wordt gebruikt om een innovatieproject als het ware ‘in control’ te houden, voor zover dat überhaupt mogelijk is. Terugkijkend op dit Biobest project had Arco er liever een eigen interne projectleider bij betrokken in plaats van de directeur zelf het gehele project te laten dragen. Het merendeel van de partijen waarin dit project mee is samengewerkt, kende Arco nog niet van te voren. Het werktempo tussen de partners in dit project lag uit elkaar. Men had daarover onderling van te voren geen eenduidige afspraken gemaakt. Ook de mate van betrokkenheid bij het project verschilde. Dit leidde tot extra afstemming. Er wordt bij Arco gewerkt met een SharePoint site waar telkens nieuwe stukken van het Biobest project op worden geplaatst. Dit is voornamelijk voor intern gebruik, sommige stukken werden echter ook gedeeld met de partners. De volgende leerpunten kwamen naar boven: De subsidie in dit project heeft wel degelijk goed geholpen omdat het een vrij ‘exotisch’ project was voor Arco. Zonder de subsidie was dit project niet van de grond gekomen in de huidige marktcondities. Dit is een project met een hoog risico gehalte voor Arco. De markt voor meubels doet het momenteel zeer slecht. Nodig bij een aftrapsessie (in de vorm van een workshop of brainstorm) mensen uit die bepaalde kennis van zaken hebben en die kunnen helpen bij de innovatie. De ontvangen feedback op het idee tijdens deze bijeenkomst is heel belangrijk om de eerste stappen te maken in het innovatietraject. Het geeft als het ware wat extra sturing. Het is belangrijk om een bepaalde interesse en positieve energie te voelen bij de keuze van eventuele partners in een project. Selecteer zodoende niet enkel op de technische kunde van een partner, maar eveneens op de bereidheid en enthousiasme. Wanneer dit niet wordt gedaan kan het namelijk een heel moeilijk en slepend traject worden met elkaar. Ga veel testen en uitproberen, een actieve insteek is hierbij vereist. Innoveren is doen. Innovatie vereist doorzettingsvermogen, het is belangrijk om je niet uit het veld te laten slaan wanneer het even niet loopt zoals gepland of gehoopt. De provincie Gelderland zou kunnen helpen bij het opstellen van contracten om afspraken te maken met elkaar in het consortium. Het is waardevol om op de netwerkbijeenkomsten, die door de provincie Gelderland worden georganiseerd, ervaringen uit te wisselen en kennis met elkaar te maken. Als het product daadwerkelijk klaar is voor de markt zorgt Arco ervoor dat het in de pers komt en dat erover wordt geschreven in verschillende media. De provincie Gelderland zou hier ook nog
Biobest practices Working Paper
44
een mooie rol in kunnen vertolken wat betreft de uitstraling en het achterliggende verhaal over de insteek van het project. Het consortium moet bepaalde afspraken met elkaar maken over de eindresultaten die voorvloeien uit dit Biobest project. Het is echter vrij lastig om dat in het begin al te doen, omdat elke partij wel een bepaald stuk kennis of kunde toevoegt. Dat is in dit project eveneens het geval bij Arco en het consortium waarmee is samengewerkt. Mogelijk zou de provincie Gelderland als neutrale partij in dit proces kunnen ondersteunen/ adviseren zodat er niet teveel spanningen ontstaan tussen partijen binnen het consortium aan het eind van de rit. Het is administratief gezien handiger om vereiste gegevens tussendoor in een online platform in te kunnen vullen. In plaats van dat, zoals nu gebeurde, alles in een keer opgeleverd moest worden aan de provincie Gelderland.
Biobest practices Working Paper
45
Case BioFoam Context In de boomkwekerij en glastuinbouw wordt veel substraat gebruikt als medium voor de groei van planten. Dit betreft dan vooral de pottenteelt onder glas en de teelt van laanbomen in containers. Tot nu toe gebruikt men vooral uit veen afkomstig uit Oost Europa als substraat. Het gebruik van veen is omstreden door het verlies aan biotopen en de uitstoot van koolzuurgas bij winning en afbraak. Ook bepaalde afzetmarkten ( o.a. Engeland) vragen in toenemende mate om een meer duurzaam substraat, dat hernieuwbaar is, biologisch afbreekbaar of geschikt voor hergebruik. De vraag is of veen (deels) vervangen kan worden door BioFoam, een geschuimd product gemaakt van PLA (Poly Lactic Acid, een gepolymeriseerd melkzuur) dat door Synprodo op de markt wordt gebracht. In het project wordt onderzocht hoe het PLA substraat het beste gebruikt kan worden, puur of bijgemengd met andere materialen zoals groencompost.
Partners en hun relatie Synprodo behoort tot de Synbra Groep. Synbra Technology BV ontwikkelt nieuwe producten op basis van PLA. Synbra produceert bovendien haar eigen PLA. De producten op basis van PLA worden (na de ontwikkelingsfase) door Synprodo in productie genomen. In een eerder stadium is door Synbra Technology samen met de WUR en Synprodo een biologisch afbreekbaar schuim ontwikkeld genaamd BioFoam. Deze partijen zien hiervoor nu een mogelijke toepassing weggelegd als vervanger voor bestaande substraten. De betrokken onderdelen van Wageningen UR hebben veel kennis van PLA, kennen de substraatmarkt en hebben kennis van de teelt van gewassen op substraat. Met dit project kunnen ze die positie verder versterken. In dit Biobest project heeft Synbra Technology eerst contact gezocht met de WUR voor de inhoudelijk wetenschappelijke mogelijkheden van het Biobest project. Vervolgens is ook Synprodo toegevoegd aan het consortium om het opschalen van de ontwikkelingen naar de productieomgeving op zich te nemen. Het projectplan is in nauwe samenwerking tussen de aanvrager en Wageningen UR opgesteld. Om administratieve redenen is Wageningen UR geen gelijkwaardige partner in het project, maar wordt de WUR ingehuurd. Een aantal kwekers hebben aangegeven mee te willen werken, maar het was bij aanvang van het project nog onduidelijk wat precies de eigenschappen zijn van het geproduceerde substraat(mengsel). Daardoor kan ook niet gezegd worden voor welke toepassing het substraat geschikt is, dus op welk gewas er getest diende te worden. Een keuze van kwekers was dus nog niet mogelijk.
Marktomstandigheden Het ontwikkelen en gebruik van biologisch afbreekbare en hernieuwbare substraten op basis van PLA is innovatief voor diverse sectoren. De verwachting is, dat de vraag naar PLA producten de komende jaren fors gaat groeien. Veenwinning heeft maatschappelijke nadelen zoals vernietiging van biotopen, een grote uitstoot van koolzuurgas door ontwatering, transport en vertering na aankoop. Er wordt bovendien geschat dat nog Biobest practices Working Paper
46
maar genoeg materiaal voor 15 jaar beschikbaar is. Daarnaast is er veel concurrentie met actief koolfabricage en de energieproductie die ook veen als grondstof gebruiken. Er zal dus op afzienbare termijn een einde komen aan het grootschalige gebruik van veen en dat is op zich een groot afbreukrisico. De marktpotentie aan teeltareaal is bovendien groot. WUR heeft hiernaar een onderzoek gedaan en heeft de gegevens confidentieel ingebracht in dit project.
Noodzaak en reden innovatie In Gelderland is door twee ondernemers een nieuw teeltsysteem ontwikkeld voor boomkwekerijproducten. Dit systeem biedt mogelijkheden om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen en voedingsstoffen sterk te verminderen. In het teeltsysteem wordt momenteel substraat op veenbasis gebruikt. Gebruik van substraat gemaakt van hernieuwbare (biologisch afbreekbare) materialen zal het teeltsysteem een sterkere positie geven op de Europese markt. Ook in de glastuinbouw is in diverse teelten behoefte aan een hernieuwbaar substraat. Gebruik van hernieuwbaar en biologisch afbreekbaar substraat is ook nieuw in de boomkwekerij. Bij succesvol gebruik wordt de concurrentie positie van de betrokken bedrijven zeer sterk verbeterd omdat duurzame substraten veelgevraagd, maar nog niet beschikbaar zijn. Koppeling aan het innovatieve teeltsysteem 'telen in goten" is een ander bijzonder aspect van dit project.
Doelstellingen. De doelstelling van het Biobest project was het onderzoeken van de toepassing van BioFoam als substraat. In het bijzonder wordt beoogd: het ontwikkelen van een hernieuwbare grondstof/substraat, welke voldoet aan de wensen en eisen van de kwekers en waar een kwalitatief goed product op geteeld kan worden met handhaving of verbetering van het rendement. Het project levert een aantal grondstoffen op basis van PLA op, die dienen als substraat dan wel gebruikt worden om substraat te maken. De basis eigenschappen zullen bepaald worden aan de hand van ongemodificeerd ‘BioFoam’. Verwacht wordt dat BioFoam zelf slechts voor enkele toepassingen geschikt is als toevoeging of afdekking. Aan de hand van de resultaten van de eerste generatie BioFoam zal het materiaal verder worden geoptimaliseerd. Ontwikkelde substraten worden getest in verschillende product/marktcombinaties in de praktijk en onderzoek.
Afspraken In dit BioFoam project was de rolverdeling aangeven in het projectplan. Naast de vermelde afzonderlijke projectstappen was ook aangegeven wie welke taken op zich zou nemen en binnen welke tijdsspanne dit zou plaatsvinden. Synbra Technology is op basis van een marktvraag gestart met de ontwikkeling van een biologisch afbreekbaar schuim. Als producent van hoogwaardige polymelkzuur en polystyreen producten is Synbra continu bezig met de ontwikkeling van nieuwe grondstoffen. WUR heeft meegeholpen in de technische ontwikkeling en het uitvoeren van de veldtesten met de materialen Synprodo staat in contact met de diverse afnemers en is verantwoordelijk van de uiteindelijke productie. Daarnaast is Synprodo de penvoerder geweest in het project. Synprodo/Synbra hebben dit project volledig gefinancierd en daarvoor ook de subsidie van de provincie Gelderland ontvangen. De WUR is ingehuurd voor onderzoek als ‘contractant’. Het intellectueel eigendom van het bio-substraat ligt bij Synbra Technology.
Biobest practices Working Paper
47
Eindresultaat Vooraf is door Synprodo onderzocht in welke producten welke marktpartijen interesse zouden kunnen hebben bij de innovatie. Er is tevens getracht in een vroeg stadium, zelfs voor de start, deze partijen bij de innovatie te betrekken door open te communiceren over het project. Uit de gevoerde tests is duidelijk geworden dat bio-substraat met BioFoam mogelijk is en voordelen brengt voor de keten. Tevens zijn bepaalde materiaaltypes ontwikkeld om het product op de markt te brengen. Een innovatie is een succes als er ook een markt voor kan worden gevonden die vraag heeft naar het product. Synprodo is daarom nu al tevreden met de uitkomst van het project want er is al een samenwerking van de grond gekomen met een grote internationale substraatproducent. Deze heeft daadwerkelijk interesse om het product op te nemen in haar assortiment. BioFoam doorloopt momenteel het certificeringstraject voor biologische afbreekbaarheid. Er is door de betrokken organisaties al eerder samengewerkt aan het BioFoam project, maar nog niet op het individuele niveau. De huidige projectdeelnemers kenden elkaar bij aanvang nog niet persoonlijk. Het consortium sprak elkaar met enige regelmaat gedurende het project, hierin kwam op tafel wat de status was van de verschillende activiteiten, wanneer deze werden afgerond en wat de resultaten van die activiteiten waren (geweest). De samenwerking tussen de consortiumleden is goed verlopen. Er is in dit project voornamelijk bijgestuurd op de resultaten die uit de testen kwamen bij de WUR. De logische vervolgstap was om te kijken hoe met deze testen de materialen vervolgens nog meer verbeterd konden worden. Het bio-substraat kan zich extra goed in de markt profileren omdat de WUR heeft meegedaan in het onderzoek. Dat bleek goed voor het imago van het project. Het schept een bepaalde geloofwaardigheid wanneer een onafhankelijk wetenschappelijk instituut zoals de WUR in het project betrokken is. Dit bleek een voordeel voor Synprodo naar klanten toe. Er is in de looptijd van dit Biobest project weinig rekening gehouden met de teeltseizoenen van de landen tuinbouw. Door de relatief korte looptijd van 1,5 jaar, en eerst de ontwikkelfase in laboratorium, is er maar één teeltjaar gebruikt voor het uitvoeren van testen met WUR en kwekers c.q. klanten. Ketens moeten daarom nog deels worden opgezet.
Conclusies en leerervaringen Opschaling van laboratoriumproductie naar volwaardige productie was een kritische factor in dit project. Het op grote schaal gemaakte product in de fabriek van Synprodo moet qua eigenschappen gelijk blijven met het product uit de laboratoriumtesten bij de WUR. Het heeft veel inspanning gevraagd om de juiste kwaliteit uit de machine te krijgen bij dergelijke opschalingsprocessen, iets wat uiteindelijk wel is gerealiseerd. Vooral de watervasthoudendheid van het bio-substraat is een vraagstuk geweest dat veel tijd en moeite heeft gekost. De korrels van het substraat moeten namelijk wel de plant van water kunnen voorzien. Dit was inhoudelijk gezien het meest kritische moment in het Biobest project. Synprodo heeft weinig baat gehad bij de netwerkbijeenkomsten die door de provincie Gelderland zijn georganiseerd, vanwege het feit dat men met mensen om de tafel zat die allemaal producten aanbieden. Er waren geen interessante marktpartijen aanwezig in het netwerk die de aangeboden producten ook konden toepassen/afnemen. Synprodo stelt voor om alle spelers in de keten bij elkaar te brengen (vraag en aanbod) die duurzame innovatie een warm hart toedragen. Biobest practices Working Paper
48
Inhoudelijk gezien is het innoveren met biobased materialen in vergelijking met reguliere materialen niet zozeer anders. Commercieel gezien zijn biobased producten wel altijd duurder, vanwege de relatief prijzige grondstoffen die ervoor nodig zijn evenals de hoge ontwikkelingskosten. Daarnaast moet je concurreren met al bestaande en efficiënt uitgelijnde ketens. Gelukkig nemen de totale volumes toe waardoor de marktprijzen keer op keer blijven dalen, dat maakt het product steeds interessanter. Innovatieve klanten zien het nut om zich met dit soort materialen te onderscheiden van hun concurrenten, die zijn bereid een extra investering te doen om zodoende hun meerwaarde te vergroten! Zonder provinciale subsidie zou het project niet in deze mate zijn uitgevoerd. Door de subsidie heeft men namelijk echt extra manuren en tijd kunnen inzetten en was ook de inzet van deskundigheid van de WUR realiseerbaar. Zonder subsidie zou er weliswaar een poging zijn gedaan om het project gestalte te geven, maar niet in de omvang en met de snelheid zoals nu is gebeurd. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Gebruik de kennis die er ligt, en communiceer deze richting de klant. Er is sprake van een enorme meerwaarde wanneer je richting een klant aangeeft dat er samen is gewerkt met een partij als de WUR. Als bedrijf alleen krijg je een dergelijk biobased verhaal namelijk nooit verkocht aan de klant. Openheid tussen de partners en klanten waarmee wordt samengewerkt in een project, is essentieel. Laat daarbij alles zien tot de testen en testresultaten aan toe. Betrek de klant mogelijk al vanaf de start in het innovatieproces, zodat de klant ook mee kan denken en wensen direct kenbaar kan maken. Hier kan dan direct mooi op worden ingespeeld in het ontwikkelproces. Het is belangrijk om te weten wat je wilt gaan innoveren. Maak goede keuzes die ook commercieel gestuurd zijn en niet enkel op de inhoudelijke kant zijn gestoeld. Ga niet te snel naar de markt, pas als duidelijk is dat de tests goed zijn gegaan, kan die stap worden gemaakt. De eerste indruk bij een marktintroductie is namelijk van groot belang. Het is goed om aanbieders en afnemers met elkaar in contact te brengen, hier ligt een mooie rol weggelegd voor de provincie Gelderland. Een soort matchmaking event met een bepaald thema zou hiervoor goed geschikt zijn. Juist om nieuwe Biobased producten prijstechnisch een kans te bieden, zou het een idee kunnen zijn om belasting te heffen op materialen met fossiele oorsprong. Deze belastinginkomsten zouden vervolgens geïnvesteerd kunnen worden in de ontwikkeling van biobased alternatieven. Dit heeft tot gevolg dat de consument niet opeens het dubbele moet betalen voor een duurzaam alternatief in de winkel. De provincie Gelderland kan veel meer naar de burgers duidelijk maken wat een biobased economy daadwerkelijk inhoudt en wat dit voor de mensen persoonlijk betekent. Een communicerende rol vanuit de overheid wat dat betreft zou heel goed zijn. Vervolgens zal de markt hier ook op anticiperen wat ten goede komt aan de afzet van biobased producten.
Biobest practices Working Paper
49
Case Biologisch afbreekbaar leer Context Een product dat gevoelsmatig door veel consumenten als duurzaam en natuurlijk wordt beoordeeld, is leer. Leer wordt immers vervaardigd op basis van huiden, die als bijproduct bij de slacht van dieren vrijkomen. Ook heeft leer veelal een natuurlijk karakter en gaat het in gebruik vele jaren mee. Recepturen en processen die in de afgelopen duizenden jaren zijn ontwikkeld zijn zo succesvol, dat leer honderden jaren in de bodem bewaard kan blijven. Om te komen tot een kansrijke biologisch afbreekbare leerkwaliteit staat Hulshof voor de uitdaging om de kenmerkende leerkwaliteit nodig voor de gebruiksfase te combineren met biologische afbreekbaarheid in de afvalfase van het product. Onder composteringsomstandigheden dient het leer echter binnen een afzienbare periode te kunnen worden omgezet in compost. Deze twee eisen (namelijk levensduur en afbreekbaarheid) lijken haaks op elkaar te staan, echter de omstandigheden bij compostering zijn beduidend anders dan bij regulier gebruik, zodat er zeker mogelijkheden zijn om beide eisen met elkaar in balans te brengen. Er was al een biologisch afbreekbare schoen op de markt, maar nog niet van leer. Daarom zag Hulshof een kans om dit op te pakken. Er is vooraf geen haalbaarheidsstudie gedaan, maar er is puur gewerkt vanuit de overtuiging bij Hulshof dat de biobased economie de toekomst heeft. In de beginfase van het project zijn uitgangspunten en eisen geformuleerd zoals specifieke eisen ten aanzien van biologische afbreekbaarheid en leerkwaliteit. Voortdurende toetsing van tussentijdse resultaten aan eisen en wensen in de markt door bijvoorbeeld het uitzetten productmonsters, leverde belangrijke inzichten op.
Partners en hun relatie Partijen die betrokken waren bij dit project zijn: Koninklijke Hulshof’s Verenigde Fabrieken B.V. (Hulshof) is sinds 1876 in Lichtenvoorde actief als looierij en verwerkt stierenhuiden tot hoogwaardige leerkwaliteiten voor de meubel-, auto- en vliegtuigindustrie. OAT Shoes is een klant die een belangrijke inbreng heeft. Zij hebben aangegeven binnen welke specificaties zij willen of moeten werken. Uiteindelijk moeten zij van het product een draagbare schoen kunnen maken. Testlaboratoria (bijv. OWS) voerden in de tussenfases deeltesten uit om te toetsen of er voldoen werd aan de gevraagde eis. Chemische toeleveranciers hebben gedacht over de (on)mogelijkheden voor het inzetten van hun producten die bij moeten dragen aan een composteerbare schoen.
Marktomstandigheden Hulshof heeft al vroegtijdig onderkend dat een looierij in Nederland/West-Europa op de lange termijn alleen levensvatbaar is, indien de belasting van milieu en omgeving als gevolg van de processen en producten worden geminimaliseerd. Naast de constante aandacht voor een zorgvuldige bedrijfsvoering (good housekeeping) heeft dit in de loop van de jaren tevens geleid tot tal van procesinnovaties waarmee een aanzienlijke milieuwinst is geboekt. Dit Biobest project is geënt op het principe van Cradle
Biobest practices Working Paper
50
to Cradl. Hiervoor kan ook een keurmerk worden ontvangen, wat van extra waarde is wanneer men de markt wil betreden. Hulshof is een bedrijf dat innovaties niet vaak start met zeer uitgebreide voorstudies, markt analyses, etc. Op veel innovaties zit de markt in eerste instantie niet te wachten; simpelweg omdat het niet bij marktpartijen op komt. Een marktstudie werkt dan eerder remmend dan stimulerend voor dergelijke projecten. Door projecten stapsgewijs uit te voeren kunnen projectkosten en risico's worden beheerst, zonder dat vergaand en uitgebreid vooronderzoek noodzakelijk is. Er wordt een stip geplaatst op de horizon (‘daar willen we naar toe’), en vervolgens worden langzamerhand stappen gezet in deze richting. Tussentijdse lancering van producten of het testen van producten in de markt zijn doorslaggevend geweest voor het vervolg van het project en het eventueel bijstellen van de richting.
Noodzaak en reden innovatie Signalen vanuit de markt, maar vooral ook een interne drive om verdergaand te verduurzamen zowel wat betreft product als proces, zijn de trigger geweest voor Hulshof om te starten met dit Biobest project. Innoveren is als het ware in de genen van Hulshof ingebouwd. Dat heeft er ook aan bijgedragen dat het bedrijf al zo lang succesvol weet te overleven in West Europa (als één van de weinige integrale looierijen). Telkens de sprong voorwaarts maken door innovatie in proces en product, vormt hierbij de sleutel voor het succes van Hulshof door de jaren heen. De ambities van Hulshof en OAT sluiten goed op elkaar aan. Hulshof wil diversifiëren en ziet hiervoor goede kansen met biologisch afbreekbaar leer in het voor Hulshof nieuwe marktsegment schoenleer. OAT wil een brede collectie van biologisch afbreekbare schoenen ontwerpen en in de markt zetten, waarbij ze leer ziet als een aantrekkelijke optie voor modieuze accenten en voor een wintervaste schoen. In de huidige waardeketen voor schoenen is het gebruikelijk dat de producent (schoenmaker), aan wie door de ontwerper de productie wordt uitbesteed, rechtstreeks zaken doet met de leerproducent. De samenwerking tussen OAT en Hulshof biedt de unieke mogelijkheid om te komen tot een (grotendeels) Nederlandse productieketen.
Doelstellingen Doelstelling van het project is de ontwikkeling van een nieuwe biologisch afbreekbare leerkwaliteit dat voldoet aan de eisen die worden gesteld voor toepassing in hoogwaardige moderne schoenen, alsmede het testen en demonstreren van de toepassing van deze leerkwaliteit in een volledig biologisch afbreekbare schoen als showcase. Het belangrijkste uitgangspunt bij de ontwikkeling was de wens tot biologische afbreekbaarheid. Onderdeel van het project was het nader identificeren van de eisen/wensen en eventuele normen die hiervoor beschikbaar of in ontwikkeling zijn. Tevens werd als uitgangspunt genomen dat zoveel mogelijk verven en finishes op biologische grondslag zouden moeten worden ingezet.
Afspraken Deelname aan het Biobest programma heeft geleid tot een wat meer gestructureerde aanpak bij de ontwikkeling/projectuitvoering, simpelweg omdat het noodzakelijk was om vooraf een projectplan uit te werken in samenwerking met de partner. Dit heeft positief gewerkt en meer richting gegeven. Overigens is hierbij wel de bij Hulshof vertrouwde stapsgewijze aanpak gevolgd. Er is een projectplan uitgewerkt, waarin werkpakketten en taken per partner helder zijn vastgelegd en begroot. Dit plan vormt nog steeds het uitgangspunt voor de samenwerking en het wordt periodiek
Biobest practices Working Paper
51
beoordeeld en eventueel herzien.
Eindresultaat Op dit moment bevindt het Biobest project zich in de laatste fase van de ontwikkeling, waarbij in samenwerking met interessante grote marktpartijen (potentiële afnemers) wordt gewerkt aan een proof-of-concept. Er is al sprake van samenwerking met enkele grote (potentiële) afnemers, gericht op dedicated doorontwikkeling van biologisch afbreekbare leerkwaliteiten. In eerste instantie is het doel om de markt voor duurzame lederwaren (schoenen, tassen, jassen, etc.) te bedienen. Op termijn eventueel de markt voor duurzame lederen meubelen. In het hogere lederwarensegment vormt duurzaamheid en biologische afbreekbaarheid een interessant selling point. Het leer dat Hulshof heeft ontwikkeld heeft een zeer goede prestatie als het gaat om zowel kwaliteit als biologische afbreekbaarheid. Het toetsen aan de EN-norm 13-432 in het kader van de afbreekbaarheid was van groot belang. Alleen maar noemen dat iets biologisch afbreekbaar is, is zeker voor grote merken, meestal niet voldoende. Zij willen gedefinieerde, omkaderde omschrijvingen van producten voor hun ingangscontrole en uiteindelijk ook voor hun marketing (verkoopargument). OAT was een goede samenwerkingspartner. Omdat het een klein bedrijf betrof, dat zich richtte op een niche in de markt, was ruime en open samenwerking mogelijk. Hierdoor ontstond meer experimenteerruimte (ook ruimte om fouten te maken). In een later stadium bleek echter ook samenwerking met grotere potentiële afnemers gewenst, zodat gedurende de verdere ontwikkeling betere afstemming met hun eisen/wensen kon plaatsvinden en reeds aan afzetkanalen kon worden gewerkt. Deze samenwerking met grote spelers kwam echter pas van de grond nadat Hulshof een interessante propositie (product) kon bieden. Er zijn in dit Biobest project telkens kleinschalige proeven en testen uitgevoerd. Hoewel het project nog niet geheel is afgerond, kan worden gesteld dat een belangrijk deel van de doelen is gerealiseerd. Zo is een succesvol biologisch leer met de naam PIURO ontwikkeld, dat zeer goed scoort wat betreft biologische afbreekbaarheid, namelijk binnen twaalf weken. Deze prestatie is duidelijk beter dan die van concurrerende leersoorten, waardoor diverse grote spelers in de lederwaren industrie c.q. schoenen producenten, grote interesse hebben om te komen tot voor hen geschikte kwaliteiten. Dit heeft uiteindelijk ook geresulteerd in een order van formaat van een groot, internationaal modemerk uit Italië. Het groene looien en PIURO zijn niet gepatenteerd door Hulshof. Bescherming lijkt in dit geval het beste mogelijk door procesroutes en -recepturen geheim te houden.
Conclusies en leerervaringen In de eerste fase van het project is frequente afstemming tussen R&D en de eigen marketing/sales afdeling van belang. In de laatste ontwikkelingsfasen is samenwerking met belangrijke marktpartijen (die het product kunnen/willen adopteren) essentieel. Dit maakt zeer snelle en succesvolle marktintroductie mogelijk. In dit project heeft Hulshof in eerste instantie last gehad van het feit dat de verkoopafdeling de innovatie niet goed begreep en hier dus ook niet op kon inspelen. Later is deze afstemming verbeterd. De wederzijdse afstemming is essentieel voor het succesvol laten verlopen van de innovatie. Er is bij de start van dit Biobest project gewerkt met een Franse leverancier van chemicaliën voor de productie van leer. In de loop van het project kwam Hulshof echter in contact met een andere leverancier die meer wilde meedenken bij de ontwikkeling en in het looiproces ook nog een zoutreductie
Biobest practices Working Paper
52
teweegbracht als extra voordeel. Mede als gevolg hiervan is Hulshof overgestapt naar deze nieuwe leverancier. Biobest heeft niet direct geleid tot een uitbreiding van het netwerk van Hulshof. Wel was Biobest een stimulans tot samenwerking. Hoewel de samenwerking met OAT niet direct geleid heeft tot een groot omzetpotentieel, heeft deze samenwerking en de creatieve toepassing van leer door OAT wel geleid tot extra enthousiasme en geloof bij Hulshof in het project. Dit heeft bijgedragen aan de ontsluiting van een interessant omzetpotentieel op het gebied van schoenleer. Met de partijen waar mee is samengewerkt, vond incidenteel overleg plaats; dat wil zeggen wanneer nodig. Onder meer door gebruik van telefoon en e-mail. Een belangrijke leerervaring voor Hulshof heeft betrekking op het moment waarop klanten worden betrokken bij de ontwikkeling. Dit moet niet te vroeg, maar vooral niet te laat gebeuren. Op het moment dat een klant wordt betrokken worden namelijk de daadwerkelijk behoeftes van de klant duidelijk, hetgeen leidt tot bevestiging of juist een correctie van het beeld over toepassing/behoefte. Doordat je vanuit een toekomstvisie vertrekt, dwing je jezelf om de gebaande paden te verlaten en outof-the-box te denken en te ontwikkelen naar een einddoel. Als het lukt die visie te vertalen naar je productie en/of producten, kun je jezelf onderscheiden van ‘de massa’ en kun je daarmee je bestaansrecht waarborgen. Het zou wel goed zijn om de bedrijven uit bepaalde sectoren met elkaar in contact te brengen. Dat kan namelijk hele mooie samenwerkingen opleveren. Er zouden clusters kunnen worden opgericht met bedrijven die ‘groen’ denken in bijvoorbeeld de wereld van agro-food. Hulshof is al jaren bezig om in een integrale ketenstructuur het beste resultaat te bereiken in hide processing door de samenwerking te zoeken van boer tot consument. Hulshofs visie is gebaseerd op ‘Leather for the Rich, Food for the World en biogas for Mother Earth’. De Biobest subsidie heeft bijgedragen aan de beschikbaarheid van meer financiële middelen voor projectuitvoering. Tevens heeft het bijgedragen aan een meer gestructureerde aanpak en de totstandkoming van samenwerking, waardoor het project sneller van de grond is gekomen. Hulshof zou geen gebruik maken van een digitaal platform voor uitwisseling van ervaringen met anderen. Er is intern namelijk voldoende kennis bij Hulshof om dit project te volbrengen. Er kunnen op een dergelijk platform nauwelijks voor iedereen interessante ervaringen worden gedeeld. Dat geldt ook voor de dertien deelnemers van het Biobest project. Deze komen namelijk uit zeer verschillende sectoren zodat er weinig raakvlakken aanwezig zijn om daadwerkelijk samen te werken. De projecten zijn een voor een zeer specialistisch. Overigens kan uitwisseling wel inspirerend werken wat betreft ondernemerschap binnen de biobased economy. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Vanuit een visie een project starten is anders om te doen dan wanneer dat voorkomt vanuit een marktvraag. Wanneer de vraag vanuit de markt komt is het namelijk al snel beduidend concreter. Heb een lange adem. Men moet niet verwachten dat er op korte termijn al resultaten zichtbaar zijn. In een innovatieproject zal je altijd een paar keer vallen, maar veel belangrijk is om door te gaan.
Biobest practices Working Paper
53
De innovatie moet gedragen worden door de gehele organisatie, er moet dus sprake zijn van een groot draagvlak en een goede samenwerking met commercie. Ga met een tussen- of eindproduct ook naar de operators achter de machine om te laten zien waar ze daadwerkelijk aan hebben gewerkt. Zo creëer je namelijk door de gehele organisatie betrokkenheid en trots, wat enorm belangrijk is om tot een succes te komen.
De provincie Gelderland zou een groene bank kunnen oprichten. Deze bank moet letterlijk duurzaam investeren op onderwerpen van bedrijven die met een bepaalde manier van denken en handelen de wereld kunnen redden. Ook als het een tijdje minder gaat met een dergelijk bedrijf is het devies niet direct de handen ervan trekken maar geloof te blijven houden in de visie die dat bedrijf hanteert.
Biobest practices Working Paper
54
Case Biologische grondontsmetting Context Een van de grootste milieuproblemen wereldwijd betreft het gebruik van grondontsmettingsmiddelen door de land- en tuinbouw. Het bedrijf Thatchtec BV heeft, i.s.m. de Wageningen UR, een uniek alternatief ontwikkeld (Bodem Resetten) waarbij grondontsmetting wordt uitgevoerd m.b.v. biobased materialen. Hierbij wordt speciaal samengestelde biomassa, in de vorm van korrels ( Herbie genoemd), in de bodem gebracht waarna de bodem wordt afgedekt met een plastic folie. Door de afbraak van de biomassa ontstaat zuurstofloosheid in de bodem, en vindt verdere afbraak plaats onder anaerobe condities en komen afbraakproducten vrij waar ziekteverwekkende micro organismen erg gevoelig voor zijn. Ruim 5 jaar onderzoek laat zien dat met deze aanpak een uitstekende ontsmetting verkregen kan worden, alsmede extra teeltopbrengst en soms ook een langdurige bodemweerbaarheid tegen ziekten. De telers die de biologische grondstofontsmetting gebruiken hebben behoefte aan een grote mate van zekerheid dat het product ook daadwerkelijk werkt. Deze case onder verantwoordelijkheid van Thatchtec is om vast te stellen of aan deze behoefte kan worden voldaan.
Partners en hun relatie Thatchtec ontwikkelt en produceert milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen. Thatchtec koopt momenteel de Herbie-korrel in bij producenten, dat in zijn huidige vorm normaliter wordt gebruikt als veevoer. PPO (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) en WUR-Glastuinbouw zijn in dit onderzoek betrokken wat betreft het vraagstuk van een verbeterde bodemweerbaarheid door het gebruik van Herbie-korrels i.p.v. bestaande bestrijdingsmiddelen, met als doel om bodemziekten te voorkomen. BLGG AgroXpertus is een grondanalyse bedrijf en heeft de nutriënten analyses op zich genomen. Coldenhove B.V. is als papierproducent betrokken bij de ontwikkeling van de sproeibare coating op basis van papier. Het afdekken van de grond door een sproeibare coating, in plaats van met plasticfolie, was niet het hoofddoel van het project maar kan worden gezien als aanvulling. Het bleek naderhand echter veel interessanter dat Coldenhove B.V. de beschikking heeft over papierslib. Wanneer dat papierslib in de bodem wordt gebracht, helpt dat om het proces snel op gang te brengen. Phycom, producent van algen, is een kleine partij in dit verhaal en levert algen aan Thatchtec. Laatstgenoemde onderzoekt daarmee of algen als eiwitgrondstof passen binnen de filosofie van de Herbie-korrel.
Marktomstandigheden Er is vooraf een marktonderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid om het product aan de man te brengen. De markt van de chrysantenteelt geeft aan dat wanneer de grond slechts om de paar jaar behandeld dient te worden, ze daadwerkelijk geïnteresseerd zijn om over te stappen naar de biologische grondstofontsmetting van Thatchtec. Dat scheelt de telers namelijk veel arbeid. Er geldt op dit moment een vaste prijs in de markt voor ontsmetting per vierkante meter. De teler weegt deze prijs af tegen de schade die wordt ondervonden van de ziektes. De schade van de ziektes kan liggen rond de 20 euro per vierkante meter. Een bijkomend voordeel voor de telers is dat de Biobest practices Working Paper
55
oogst met bijna 10 procent toeneemt door het Bodem Resetten van Thatchtec. Daarnaast blijft de bodem langer weerbaar dan wanneer de reguliere methodes worden gebruikt als toepassing van bestrijdingsmiddelen of stomen. Wanneer er wordt gekeken naar de contacten met telers die Thatchtec bezit, is 70 procent daarvan niet biologisch bezig. Het belemmert Thatchtec qua onderzoek niet dat de biologische markt momenteel nog lastig betreden kan worden zonder certificering. Bij Thatchtec leert men namelijk steeds beter begrijpen wat wel en niet werkt van de ontwikkelde technologie. In het marktkanaal van Thatchtec wordt nu gekeken naar een samenwerking met verkooporganisaties.
Noodzaak en reden innovatie Telers van chrysanten en biologische kasgroenten zijn een interessante markt voor Bodem Resetten. De omvang van het biobased materiaalgebruik voor ontsmetting is daarbij aanzienlijk. Bij de biologische teelt mogen er maar bepaalde grondstoffen op het land worden gebruikt. Het product dat Thatchtec op de markt wil brengen past mooi in dat biologische idee. Een aantal knelpunten blokkeert echter nog een breed gebruik van Bodem Resetten. Als deze opgelost zijn, ligt de markt open. Daarmee zou ook jarenlang onderzoek resulteren in een renderend business concept.
Doelstellingen Na 1 jaar zullen Herbie materialen ontwikkeld zijn, die geschikt zijn voor Bodem Resetten binnen de Chrysantenteelt en de biologische kasgroenteteelt, zodat over 2-3 jaar naar verwachting jaarlijks >10.000 ton biobased materiaal ingezet zal worden, als vervanging van chemische middelen en energieintensieve stoombehandelingen voor grondontsmetting. Voor chrysantenteelt dienen de bodems voor minimaal 1 jaar vrij te blijven van ziektes. Voor biologische kasgroententeelt dient de methode te voldoen aan de SKAL-richtlijnen voor biologische landbouw.
Afspraken Er is met het gehele consortium een samenwerkingsovereenkomst opgesteld waarin ook de exclusiviteit van kennis is opgenomen. Dit betekent dat iedereen zijn eigen resultaten behoudt, met uitzondering van de resultaten die vallen onder de lopende patenten van Thatchtec. Met de WUR is al eerder samengewerkt door Thatchtec en met BLGG is in de praktijk een keer kennis gemaakt toen er testen zijn gedaan met monsters. Deze afspraken en rolverdeling zijn ook vastgelegd in een projectplan en gerapporteerd aan elkaar en aan de provincie Gelderland. Er is met de totale club vier keer per jaar bij elkaar gekomen. Iedereen heeft ook een aanspreekpunt aangesteld.
Eindresultaat Het product is op dit moment marktklaar om geld mee te verdienen, ook de toelevering is geheel geregeld. Het enige wat nog ontbreekt, is het SKAL certificaat. Het hele SKAL avontuur is nu de bottleneck, maar dat geldt enkel voor de biologische markt. Een ander doel in dit project was het ontwikkelen van (snelle) toetsen om vast te kunnen stellen of het Bodem Resetten naar wens verloopt. Dat is gelukt. Hierbij wordt gekeken naar de gasontwikkeling als indicator voor ontsmettingsproces en er wordt gebruik gemaakt van indicator organismen. Op technologisch vlak zijn de doelen bereikt. Het onderzoek levert ook een aantal wetenschappelijke publicaties op.
Biobest practices Working Paper
56
Met de WUR is de samenwerking heel goed verlopen, evenals met BLGG, mede omdat zij veel monsters hebben kunnen verwerken en daar onderzoek op uit konden voeren. Met Coldenhove B.V. is eenmalig samengewerkt voor de ontwikkeling van de sproeibare coating van papier. Deze coating is ook nog een keer in de praktijk getest. Met Phycom is de samenwerking meer gericht op de lange termijn. Algen zijn veelbelovend, echter de kosten van algen zijn nog vrij hoog. Daarnaast wordt de bodemweerbaarheid niet direct verbeterd door toevoeging van algen. Het nadeel van het systeem van Thatchtec in vergelijking met bestrijdingsmiddelen of door middel van stomen, is dat het 3 à 4 weken de tijd kost om de bodem te resetten. Met als gevolg dat een teler bijna een maand uit de roulatie is. Een vereiste van de bio-boeren alvorens de overstap te maken naar de Herbie-korrel is dat het product SKAL gecertificeerd is. De SKAL heeft echter tot op heden het product niet gecertificeerd. Bio-ethanol fungeert als grondstof van de Herbie-korrel. Bij de productie van bio-ethanol zijn enzymen toegevoegd door Thatchtec en dat is in strijd met de SKAL-richtlijnen. Het niet binnenhalen van de SKAL licentie is een fikse tegenvaller. Er wordt gezocht naar een alternatief voor een SKAL licentie. Thatchtec experimenteert nu met raapzaadschroot dat eveneens eiwitrijk is; met als doel alsnog SKAL gecertificeerd te worden.
Conclusies en leerervaringen Met de kennis van nu zou Thatchtec niet aan het ‘papierverhaal’ met Coldenhove B.V. zijn begonnen. Het is namelijk belangrijk te focussen op de echte knelpunten. De teler is enkel geïnteresseerd in de betrouwbaarheid en kwaliteit van het product en andere zaken zijn volgend hieraan, en dus later pas van belang. Nu werkt Thatchtec alleen samen met de WUR en BLGG, welke de leveranciers zijn van kennis, maar dat is geen marktpartij die het product op grote schaal afneemt. Wat nodig is een partij als Syngenta, producent voor zaadtelers. Daarachter zit een wereld van grote multinationals. Het is belangrijk om een launching customer aan tafel te hebben zitten, welke zelf analyses kan uitvoeren en daadkrachtig is in zijn optreden. De provincie Gelderland heeft een prima rol gespeeld in dit Biobest project door een subsidie te verstrekken. Een subsidie is precies het juiste instrument voor onze ontwikkeling en geeft het spreekwoordelijke laatste zetje om door te gaan. De subsidie is naar het gehele consortium gegaan, Thatchtec heeft daarvan ongeveer 15% ontvangen. De provincie Gelderland moet echter niet als koppelaar optreden om bedrijven aan elkaar te binden. Dan treed ze namelijk buiten haar competentiegebied. Er is ook niet met andere ondernemers samengewerkt die deelnemen aan het Biobest netwerk. Daar was ook geen aanleiding toe, want men begeeft zich namelijk allemaal in verschillende markten. Thatchtec zou nog meer de eindklant in het traject betrokken willen hebben. Dat is voor hen de belangrijkste opgedane leerervaring in dit Biobest project. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Het advies voor andere bedrijven die willen starten met een dergelijk project is om een grote (liefst internationale) launching customer mee te nemen, dus niet alleen ontwikkelaars in het project betrekken maar ook een echte eindklant. Het is belangrijk om met die klant ook af te spreken dat een stukje mee wordt geïnvesteerd in financiële zin in ruil voor exclusiviteit in bepaalde segmenten later.
Biobest practices Working Paper
57
Het is belangrijk om vooraf afspraken te maken over wie eigenaar is van bereikte resultaten en wie waar patenten op mag aanvragen en in ruil voor wat. Een partij kan bijvoorbeeld een exclusieve toeleverancier voor de ander worden. Dat moet vooraf allemaal glashelder zijn. Een business case vormt de basis voor succes. Zoek uit hoe de markt kan worden bereikt en vervolgens betreden. Daarnaast moet men wel ook een beetje experimenteren en ‘out of the box’ denken. Met moet zich realiseren dat wanneer er wordt samengewerkt met de WUR, er daar heel wetenschappelijk wordt gekeken naar ontwikkelingen. Bij de WUR is namelijk een grote druk aanwezig om te publiceren.
Biobest practices Working Paper
58
Case Dakbedekkingsproduct BIOtumen Context Een van de kern activiteiten van Biomass Technology Group (BTG) is het maken van bio-olie t. Er staat bij BTG een proefinstallatie om de bio-olie te produceren en deze installatie kan maximaal 200 kilogram per uur aan biomassa verwerken. Ongeveer 70 procent van de biomassa wordt omgezet in zogenaamde pyrolyse olie. Het restproduct van 30 procent kan worden gebruikt om het proces van energie te voorzien. De pyrolyse olie kan gemakkelijk gefractioneerd worden in een lignine, suiker en water gedeelte. Hoogstwaarschijnlijk zal eind 2014 een grote productiefabriek in Hengelo in gebruik worden genomen door Empyro, waar vijf ton aan biomassa per uur wordt omgezet in pyrolyse olie. Deze olie wordt in eerste instantie gebruikt als brandstof. De CO2 voetprint is in dit project niet uitgerekend, maar is waarschijnlijk wel behoorlijk lager omdat de carbon cyclus kleiner is. Er wordt in plaats van ‘fossiel’ bitumen namelijk biologisch bitumen gebruikt.
Partners en hun relatie Orineo voorheen bekend onder de naam BioBased Applications (BBA), heeft de partijen die deelnemen aan dit Biobest project bij elkaar gebracht. Niet lang daarna is gestart met het BIOtumen project. De deelnemers aan dit project zijn: BTG, Derbigum, Weijers Platte Daken, Orineo en Talis. De toegepaste pyrolyse technologie is een bestaande technologie eerder ontwikkeld door BTG. BTG is ontwikkelaar van pyrolyse technologie, producent en ontwikkelaar van bio-olie. Door Orineo is een literatuuronderzoek uitgevoerd, er is hierin onderzocht of er al vergelijkbare onderzoeken zijn uitgevoerd. Orineo had voorafgaand aan het project al contact met Derbigum. Derbigum maakt het gehele product en produceert de BIOtumen op de rol. Door Weijers Platte Daken is het BlOtumen geëvalueerd en beproefd op verwerkbaarheid. Hierbij is gekeken naar de verlijmbaarheid en het "aanbranden" van de BlOtumen. De ervaringen van de dakbedekkers zijn in kaart gebracht. Een eindgebruiker als Talis was vanaf het begin af aan bij het project betrokken. Bij dit project was de launching customer dus al aanwezig. Het is voor BTG geen interne voorwaarde om een project te starten maar wel heel belangrijk.
Marktomstandigheden Een belangrijke ontwikkeling binnen de bouwwereld is de groeiende aandacht voor biobased (ge)bouwen. Niet meer alleen gedreven door ideologische overwegingen, maar ook in toenemende mate door economische motieven. Er is een toenemende vraag vanuit de bouwwereld (en hun opdrachtgevers) naar producten en materialen die goed scoren in meetsystemen en criteria voor duurzaamheidsprestaties, o.a. criteria voor duurzaam inkopen en eco-indicatoren. Om aan die vraag te kunnen voldoen is er behoefte aan meer en diverse nieuwe biobased producten met goede ecoscores. Ook voor innovatieve bedrijven in de dakbedekkingsbranche biedt dit nieuwe mogelijkheden om zich te onderscheiden en invulling te geven aan de biobased economie. De dakbedekkingsmarkt is zeer groot. Derbigum heeft zelf al de beschikking over een hele groene lijn in haar assortiment.
Biobest practices Working Paper
59
Het bioproduct zal naar verwachting wel wat duurder zijn dan fossiele bitumen, maar het is nog maar de vraag of dit problemen oplevert in de markt. Wel kan er met zekerheid worden gesteld dat er vraag is naar dit biobased product. De biomassa die wordt ingezet komt zoveel mogelijk uit de regio (in het geval van de fabriek die eind 2014 wordt geopend te Hengelo). Dit heeft te maken met het streven naar duurzaamheid. Zeker voor de fabriek in Hengelo is het belangrijk dat er hout uit de regio wordt gebruikt, omdat er dan op grote schaal geproduceerd zal worden.
Noodzaak en reden innovatie De lignine fractie (opgewerkt tot BIOtumen) is in dit project gebruikt als een vervanger van fossiel bitumen in dakbedekking. Pyrolyse van biomassa, zoals ontwikkeld door BTG, is een veel belovende industriële conversie technologie die verschillende vormen van biomassareststromen kan upgraden naar een verwerkbare vorm voor toepassingen in de chemie of energiesector. Met het ontwikkelen van deze hoogwaardige toepassing wordt een bredere economische basis voor pyrolyse als industrieel proces gecreëerd. Dit brengt de toepassing van biomassa, als grondstof voor de chemie, dichterbij economische haalbaarheid. Zo kunnen in de toekomst veel meer biomassa reststromen benut worden.
Doelstellingen Het project BlOtumen beoogt om bitumen in dakbedekkingen te vervangen door een gemodificeerde bio-olie (pyrolyse olie). Bitumen dat voor 100% gemaakt is van fossiele aardolie, wordt hiermee vervangen door een op biomassa gebaseerde olie. Het innovatieve aspect van het onderzoek in dit project betreft zowel het alternatief gebruik van de grondstof, de opwerking van de grondstof (downstream processing) als de toepassing in dakbedekkingsmembranen. Concreet doel is het ontwikkelen van een biobased dakbedekkingsproduct dat technisch minimaal gelijkwaardig is aan conventioneel bitumen. Verder wordt beoogd de productie van demo producten, het opdoen van praktijkervaring, promotie en marktintroductie.
Afspraken Er is voorafgaand aan de start van het project een consortium overeenkomst getekend. De onderlinge rollen en taken zijn in een projectplan uitgewerkt inclusief financiën, mijlpalen en planning. Orineo heeft niet mee ontwikkeld, maar wel het gehele project in goede banen geleid en als bindmiddel gefungeerd. Er is geen gebruik gemaakt van een gezamenlijke projectmanagementaanpak. En er is in dit project geen rekening gehouden met een eventueel tussentijdsvertrek van partners. BTG mag pyrolyse olie leveren aan andere afnemers dan Derbigum. Dit is gezamenlijk afgesproken met elkaar. Dit betekent dat er geen sprake is van exclusiviteit wat betreft de levering aan Derbigum. Er zijn wel beperkingen waar het gaat om levering van BIOtumen aan concurrerende producenten van dakmaterialen.
Eindresultaat BTG heeft met Orineo al eens eerder samengewerkt. Het hele consortium heeft gemaakt dat het project als succesvol kan worden bestempeld. Daarnaast is de ontwikkeling van de BIOtumen vrij soepel verlopen. Spannend moment in het project was of de pyrolyse olie en meer specifiek de opschaling van de lignine zou passen binnen het proces van Derbigum. Meer specifiek ging het om het fractioneren van de grote Biobest practices Working Paper
60
hoeveelheden aan lignine (BIOtumen) uit de olie. Vervolgens was het de vraag hoe het verwerken van de lignine in het Derbigum proces en de hierbij geproduceerde geuruitstoot zich zouden verhouden in de bestaande lijn. Maar achteraf viel dit allemaal behoorlijk mee. Nadat een proefserie BIOtumen is gelegd op het seniorencomplex in Nijmegen zijn er verschillende artikelen gepubliceerd. De laatste baan is zo bijvoorbeeld door een gedeputeerde van de provincie Gelderland gelegd, wat promotie van het project heeft gegenereerd. De doelstellingen zoals BTG heeft geformuleerd richting de provincie Gelderland zijn inmiddels gerealiseerd. Kijkend naar het proces zou er met de kennis van nu niet voor een andere aanpak worden gekozen. Derbigum heeft het ontwikkelde dakbedekkingsmembraan gepatenteerd en inmiddels 6 ton aan dakmembraan geproduceerd waarin een bepaalde hoeveelheid BIOtumen van BTG is verwerkt. Talis heeft als woningcorporatie op haar beurt een seniorencomplex in Nijmegen ter beschikking gesteld, die met het product is belegd door Wijers. Om te onderzoeken of de kwaliteit van het product afdoende is, wordt er constant gemonitord door zowel Derbigum, Talis als Wijers. Dit seniorencomplex is als het ware een testlocatie voor het dakbedekkingsproduct.
Conclusies en leerervaringen Er is in dit project geen geld verdiend, maar louter kennis en ontwikkeling opgedaan door de samenwerkende partijen. Deze kennis en ontwikkeling kunnen weer samen worden ingezet. Men is momenteel bezig om een vervolg (EU) subsidieproject op te zetten en daarmee te komen tot opschaling van de BIOtumen productie en het verwerken van een hogere concentratie aan BIOtumen in het product. Er wordt in dat vervolgproject doorgegaan met de bedrijven BTG, Derbigum en Orineo. Talis en Wijers zullen hier niet verder bij betrokken worden. BTG is daarnaast op zoek naar nieuwe partijen om geurproblemen in de productie op te lossen. Er zijn gedurende het project regelmatig meetings georganiseerd. Er was intensief contact tussen BTG en Derbigum wat betreft de ontwikkeling van BIOtumen. BTG moest af en toe de eigenschappen van de BIOtumen en het proces aanpassen ten gunste van Derbigum, waarover onderling veelvuldig met elkaar is afgestemd. De samenwerking verliep heel goed en dat is ook een basis om in vervolgprojecten elkaar weer op te zoeken. Men zat in dit project op dezelfde golflengte. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Het is belangrijk om te weten welke plannen en doelen de partners hebben met dit project. Dan merkt men namelijk vanzelf of er sprake is van een goede basis om een samenwerking met elkaar aan te gaan. Vaak zijn het toch partijen uit een al bestaand netwerk, die erbij worden gezocht. Er is sterk geleund op de al eerder opgedane ervaringen van het bedrijf en contacten die daarbij zijn opgedaan. Naast de technologiekant is er ook gekeken naar de persoonlijke relatie met elkaar. Het is belangrijk dat het klikt met de partners die samenwerken en de gemeenschappelijke drive en interesse moet daadwerkelijk aanwezig zijn. Zoek daarom partijen die raakvlakken hebben en ook met elkaar bespreken of er een reële basis is om samen te werken. Goed nadenken over de partnerkeuze, samenstelling van het team en het financiële plaatje is belangrijk, voordat er wordt gestart. Een vertrouwensband met partners waarmee eerder is samengewerkt, komt goed van pas in nieuwe projecten. Een samenwerkingsovereenkomst is van belang. Betrek een eindgebruiker direct in het proces. Er zijn momenten geweest dat alle deelnemende clusters in het gehele Biobest project bij elkaar zijn geweest. Het was interessant om daar te horen hoe die bedrijven zijn omgegaan met zowel
Biobest practices Working Paper
61
de technologische als markt vraagstukken. Er zou hier in de 2e tender wel wat extra aandacht aan besteed kunnen worden door de provincie Gelderland. In een bijeenkomst gaat deze kennisdeling overigens beter dan door hier digitale middelen voor te gebruiken.
Biobest practices Working Paper
62
Case Eco-paper Context De Gelderse papierindustrie is zo ongeveer de grondlegger van de biobased economy. Veel papier wordt gemaakt van gerecycled oud papier. Bij de verwerking van papier worden de van hout afkomstige vezels veredeld met polymeren op fossiele basis. Coldenhove b.v. wil nu enkele producten gaan ontwikkelen op basis van groene chemie en is daarmee de eerste in zijn productgroep Specialiteiten. Naast het chemisch upgraden van de vezel vindt er vaak al een mechanische upgrading plaats in de stofvoorbereiding via de inzet van een maalapparaat. Vezel refining kost erg veel energie. Uit een voorstudie komt naar voren dat bepaalde papiereigenschappen verkregen kunnen worden met biobased products en dat er zelfs nieuwe eigenschappen zoals glans e.d. naar voren kunnen komen. De hoeveelheden en de manier van aanbrengen (in de massa of op het papier zelf) is echter nog onderwerp van studie. Daarin speelt Millvision een rol. Naast de vezels, product- en proces additieven horen ook natuurlijke kleurstoffen tot de scope van het project om een totaal Eco-paper concept te ontwikkelen.
Partners en hun relatie De rol van Millvision in dit biobased project is die van koploper voor technologie voor de papierindustrie, maar ook voor de (bio)composieten wereld. De core business van Millvision is het geven van support bij procesoptimalisatie (gedreven door kostenreductie) en innovatie (meer en meer product en markt gedreven). Millvision zal als penvoerder en projectbegeleider optreden, levert papiertechnologische kennis en stelt hun laboratorium met specifiek equipement in Loenen (Gld.) beschikbaar. Coldenhove Papier beschikt over kapitaalintensieve machines om gespecialiseerd papier te maken. Hierdoor hoeft aan de investeringskant niet veel gedaan te worden, de machines zijn immers al aanwezig. In samenwerking met de firma Glycanex is men bezig om tot een Eco-paper te komen. Glycanex is een MKB bedrijf met een patent familie op het gebied van gemodificeerde koolhydraat technologie; het is een spin-off van TNO uit Zeist.
Marktomstandigheden Het economisch perspectief voor dit project lijkt goed. De kosten voor de huidige grondstoffen lopen op gezien de schaarste. De behoefte aan groene producten neemt toe en zeker als daardoor de CO2 emissie afneemt. Een belangrijk punt is de schaalgrootte. Deze is (te) beperkt waardoor de ontwikkelingen prijstechnisch nog niet kunnen concurreren met de huidige productievormen. Het is een kwestie van tijd maar ook van innovatiekracht om deze markt te vergroenen. De biobased materialen moeten hun plaats gaan vinden in een markt waarin overal weerstanden aanwezig zijn bij partijen die de innovatie niet willen laten lukken vanwege economische belangen. Millvison heeft van te voren de klant benaderd in samenwerking met Coldenhove Papier om te weten waar het product aan moet voldoen en wat de klant ervan verwacht. Voor een Eco-papier met een
Biobest practices Working Paper
63
bepaalde prijs kwaliteit verhouding is er een afzetmarkt. Er is daarnaast een markt die wil betalen voor een premium paper, mede vanwege de maatschappelijke groene trend.
Noodzaak en reden innovatie De papierindustrie is van oudsher biobased wat betreft de hoofdgrondstof en men is nu bezig met de optimalisatie daarvan door aan het papier natuurlijke additieven toe te voegen. Op die manier wordt het echt een bio geproduceerd product wat uniek is in Nederland. Het is een uitdaging om de synthetische stoffen eruit te halen en te vervangen voor Biobest stoffen. Daar komt bij dat enkele lifecycles van papier en producten aflopen en het nodig is nieuwe groene producten te ontwikkelen die het bestaande assortiment kunnen aanvullen.
Doelstellingen De partners willen komen tot de volgend doelen: 1. Ontwikkeling van twee papieren producten op basis van complete groene chemie zodat Coldenhove Papier ook een eigen en herkenbare groene brand wordt; 2. Het verhogen van de status van de papierproductie tot high-tech paper products. Beide ontwikkelingen zijn noodzakelijk om passende werkgelegenheid op midden-langere termijn te waarborgen. Dit project accelereert bovendien het groene denken in de fabriek. Met name is ontwikkelwerk nodig om van pilot schaal tot machine schaal te komen. De rol van de ontwikkeling van een nieuw product is het leveren van een bijdrage aan het voortbestaan van de fabriek op de lange termijn. Het doel is om Coldenhove Papier een groen imago te leveren met behulp van de eco-paper. Dit heeft vervolgens weer een positieve invloed heeft op de verkoop van meer traditionele producten.
Afspraken Binnen de samenwerking is stil gestaan wie eigenaar is van welke kennis. Dit is allemaal geregeld in een projectovereenkomst. Er wordt op een open wijze gecommuniceerd met de betrokken partijen. De drie samenwerkingspartners hebben er allemaal een belang bij om de aanwezige kennis goed in te zetten en te delen met elkaar. Er is sprake van open innovatie maar wel met een gesloten contract tussen de partijen. De partners hebben overigens al eerder samengewerkt. Het Biobest project is een gezamenlijk ontwikkelingstraject, waarvoor de inkomsten ook met elkaar worden gedeeld. Er wordt op een projectmatige wijze gewerkt op basis van vertrouwen.
Eindresultaat De partners zijn tevreden met het tot nu toe bereikte resultaat. De subsidie vanuit de provincie Gelderland is ingezet om verschillende combinaties van vezel en additieven te onderzoeken en te testen, daarbij gebruik makend van de machines die al bestaan. Zodoende is onderzocht en getest of de eigenschappen van het papier matchen met de markt specificaties. Het project is echter nog niet afgerond. Op dit moment wordt nog wel ‘geworsteld’ met de stabiliteit van het papier. Dit ligt aan de combinatie grondstof en proces. De vezel die wordt gebruikt wordt op de markt gekocht en gedraagt zich door het jaar heen stabiel. Maar doordat er natuurlijk additieven gebruikt worden, die variatie vertonen, vinden er reacties plaats met het papier die vooraf niet altijd bekend zijn. Het consortium is er wel in geslaagd om op pilot niveau de eerste rollen eco-papier te produceren. In de doorlooptijd is er wat vertraging opgelopen vanwege het feit dat er nieuwe machine onderdelen besteld moesten worden. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de projectfinanciën.
Biobest practices Working Paper
64
In dit project heeft men bepaalde faciliteiten nodig gehad waarvoor naar het buitenland is gegaan, die vraag kon namelijk niet door het aanwezige netwerk worden ingevuld.
Conclusies en leerervaringen De tip is om clusters op te zetten vanuit het principe van open innovatie. Probeer de innovatie simpel en gemakkelijk te houden, - innovatie is al moeilijk genoeg -, met als uiteindelijk doel om de werkgelegenheid en de economie op pijl te houden. Koppel de MKB maakbedrijven aan de MKB kennis bedrijven. Hier hoeft niet altijd een kennisinstituut bij, het gaat niet om kennis generatie, maar om innovatie. De MKB bedrijven spreken eenzelfde taal en hebben een vergelijkbaar innovatie DNA. Men heeft in dit project te maken met een productieomgeving en productie gaat altijd voor. Gelukkig is ongeveer met de start van dit project de innovatiegroep ontkoppeld van de fabriek. Bij veel fabrieken loopt dit toch door elkaar heen, wat veel hectiek oplevert. Des te meer de eindklant betrokken is, des te meer er in de fabriek kan, omdat die eindklant een concrete vraag inbrengt. Dan zie je dat er echt beweging in komt. Veel MKB innovaties mislukken omdat ze teveel zijn gefocust op de technologie. De buitenwereld moet namelijk wel op het product zitten te wachten, er moet een markt voor zijn die er geïnteresseerd in is. Dit biobased project had geen handen en voeten gekregen wanneer er geen subsidie beschikbaar was gesteld. Het is een hele mooie regeling, omdat men heel sterk bezig is met een product en samen moet werken met partners. Men wordt als het ware gedwongen om samenwerkingen met partijen aan te gaan om elkaar juist te versterken. Het aanvraagtraject voor subsidie is relatief laagdrempelig, dat is goed. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Om succesvol te innoveren, is relevant te weten of er tekenen zijn dat de markt iets wil. Probeer de financiering met marktpartijen in de keten te organiseren. ‘Keep the innovation as stupid simple as possible’. Leg de lat niet te hoog, maar probeer dat nieuwe eindje of stukje te ontwikkelen. En gun de producten ook echt de ontwikkelingstijd. Maak de innovatie niet mooier dan nodig, maar vooral beleef en ervaar de innovatie; vraag jezelf af of er voldoende domeinkennis aanwezig is bij je bedrijf. Het is belangrijk om pauzes in te gelasten en te kijken hoe het product wordt opgepakt en beoordeeld door de markt. Dwing jezelf daardoor ook om één ding te veranderen en te kijken wat voor effect dat heeft. Het is belangrijk om gebruikers verderop in de keten te raadplegen. Vaak wordt in de keten alleen maar afgestemd met de direct aanliggende schakel. Maar de klant van jouw klant is ook relevant. De gehele keten moet er goed in worden betrokken. Creëer door de keten heen het klimaat en besef dat je het imago kan verbeteren door groen te innoveren. Door de keten in het proces te betrekken, kunnen kennis en de creativiteit onderling worden gedeeld met elkaar en zodoende kan mogelijk tot een lagere integrale kostprijs worden gekomen. De provincie Gelderland zou in dit Biobest project wat meer tussentijds contact kunnen onderhouden om zodoende een meer betrokken houding te tonen. Natuurlijke interesse tonen en af en toe een bakje koffie drinken zou een mooie aanvulling zijn.
Biobest practices Working Paper
65
Case PaperFoam - vochtbestendig verpakkingsmateriaal Context PaperFoam is een verpakkingsmateriaal gebaseerd op industrieel zetmeel en natuurlijke vezels. Tot nu toe wordt PaperFoam toegepast in verpakkingen voor elektronica, cosmetica en media. Dit zijn allemaal droge toepassingen. Doordat PaperFoam volledig bestaat uit natuurlijke herwinbare grondstoffen en er bij de productie weinig water wordt gebruikt, is de carbon footprint van PaperFoam zeer laag. De uitstoot aan CO2equivalenten is tot 80% lager in vergelijking met vergelijkbare plastic verpakkingen. Na gebruik kan PaperFoam als oud papier worden afgevoerd danwel op de composthoop worden afgebroken. Omdat PaperFoam een geschuimd zetmeel product is, is het ruimtebeslag van de daarvoor benodigde aardappelteelt minimaal. Van een hectare zetmeelaardappelen kunnen circa 500.000 verpakkingen worden geproduceerd. PaperFoam is heel sterk internationaal georiënteerd en het regionale Gelderse karakter is beperkt. Veel innovaties die door PaperFoam worden uitgevoerd zijn gedreven door de wensen van de klant.
Partners en hun relatie PaperFoam is de projectaanvrager. Dit bedrijf is actief in de markten Electronica en Cosmetica en levert daar op industrieel zetmeel en natuurlijke vezels gebaseerde verpakkingsmaterialen voor droge toepassingen. De WUR, vakgroep Biobased Products, is toegerust op het gebied van onderzoek naar nieuwe materialen. Aangezien ook in het verleden naar tevredenheid is samengewerkt tussen deze groep en PaperFoam mocht vooraf verwacht worden dat ook dit Biobest project goede resultaten zal opleveren. De WUR is geïnteresseerd om mee te doen aan het onderzoek omdat het innovatief van aard is en gericht op biomaterialen. Het technisch fundamentele onderzoek is door de WUR ingevuld. De WUR voerde een aantal deelonderzoeken uit en stelde onderzoeksapparatuur ter beschikking. Het praktische onderzoek is opgepakt door PaperFoam.
Marktomstandigheden De behoefte aan groene verpakkingen van hernieuwbare grondstoffen neemt toe. Dit geldt niet alleen voor de voor PaperFoam meer traditionele markten Elektronica, Cosmetica en Media, maar ook voor de Food- en Health-sector. Deze sectoren zijn op zoek naar alternatieven voor de huidige kunststof verpakkingen en disposables, omdat het belang van goede verpakkingen steeds groter wordt (denk aan voedselveiligheid, houdbaarheid en marketingwaarde). De toepassingen verschillen echter, want ook ‘natte’ producten moeten worden verwerkt. Vochtbestendigheid is daarbij een must en dat wordt op dit moment nog niet geboden door de huidige generatie PaperFoam. Voor droog voedsel is inmiddels een FDA-certificaat behaald. Voor nat voedsel nog niet. De marktpotentie in de nieuwe markten is echter groot en daarmee voor PaperFoam aantrekkelijk.
Biobest practices Working Paper
66
De Foodindustrie is het grootste industriesegment in Nederland. En in Europa staat de Nederlandse food-industrie op de 6de plaats. Voor de medische sector geldt in grote lijnen hetzelfde. Het is een zeer belangrijk en groeiend segment van de Nederlandse economie.
Noodzaak en reden innovatie De oorspronkelijke probleemstelling voor dit Biobest project is het bereiken van vochtbestendigheid van PaperFoam trays. Het huidige PaperFoam-materiaal kan niet tegen vocht. Doelstelling van het project is een vorm van PaperFoam te realiseren dat meer vochtbestendig is met bijbehorende recepturen en productiewijzen. De ambitie voor dit project is daarmee een (in eerste instantie) klein marktaandeel in de food- en medische sector te behalen.
Doelstellingen De Food- en medische sector stellen hoge eisen aan productveiligheid enerzijds en aan de kostprijs anderzijds. Dit project beoogt het PaperFoam materiaal vochtbestendiger te maken zodat het ook toepasbaar wordt in deze sectoren. De vochtbestendigheid dient dan zodanig te zijn dat relatief natte producten (kaas, vleeswaren, ademend fruit etc.) in PaperFoam verpakt kan worden. Daarbij wordt gestreefd naar een houdbaarheid van minimaal 2 weken. En er geldt dat de kostprijs niet meer dan ca. 10% mag stijgen. Bijkomende eis is dat PaperFoam verpakkingen en trays volledig gerecycled kunnen worden of te composteren zijn.
Afspraken Dit was een typisch R&D project. Men is bezig geweest om de materialen te ontdekken en ermee te werken en te komen tot een bepaalde receptuur. Er is bij de WUR sprake van een blijvende geheimhouding over de gebruikte receptuur van PaperFoam. Inbreng van PaperFoam ligt op het gebied van kennis van productietechniek, zetmeeltechnologie en receptuur. Ook zal PaperFoam test- en productiecapaciteit inbrengen. Delen van het onderzoek zijn uitbesteed aan de WUR. Het betreft hier kennisaanbod en analysecapaciteit die niet binnen PaperFoam aanwezig is, zoals voor coatings, coatingtechnieken, crosslinking van zetmeel en PLA’s als vezelvervanger. Een hogeschool en food- en health-valley zullen vooral marktkennis inbrengen. Er is projectmatig samengewerkt met de WUR. Hieraan lag een gefaseerd activiteitenplan ten grondslag waarin iteratieve verdiepingsronden voorzien waren, omdat de oplossingsrichtingen op voorhand nog niet helder waren. Per fase was er tevens een evaluatie. Daarin heeft intensief overleg plaatsgevonden met elkaar. Taken, rollen en verantwoordelijkheden werden aansluitend opnieuw bepaald. Het intellectueel eigendom van het vochtbestendig PaperFoam ligt bij PaperFoam zelf. Voorafgaand aan het project zijn hierover ook afspraken gemaakt in een contractvorm tussen PaperFoam en de WUR.
Eindresultaat Een aantal vooraf gestelde doelen zijn bereikt, maar het project is nog niet zover als gepland. Er is nog geen ultieme receptuur voor vochtbestendig PaperFoam ontwikkeld. De definitie vochtbestendig is op zichzelf al erg lastig. Daar is in dit project wel veel meer duidelijkheid over verkregen. Het hele spectrum is als het ware helder geworden en een deel daarvan kan nu door PaperFoam worden ingevuld. In de projectaanvraag was er een vrije strakke projectmethodiek met een stuurgroep en projectgroep opgenomen. In de praktijk liep dat toch anders en is van die projectmethodiek afgeweken.
Biobest practices Working Paper
67
Een groot deel van het project is namelijk door de WUR uitgevoerd. Het bleek lastig om projectmatig te sturen zoals vooraf in het projectplan werd beoogd. Het project heeft zodoende ook ongeveer 1,5 jaar langer geduurd. Voor het budget heeft dat echter geen negatieve consequenties gehad, het budget is gewoon wat meer uitgespreid over de gehele looptijd, omdat ook de inzet in tijd navenant is uitgesmeerd. De vertraging van het project kwam onder meer door het verhuizen van een onderzoeksafdeling, het moeilijk verkrijgbaar zijn van diverse te onderzoeken stoffen en verschillen in onderzoekscultuur en projectmatig werken. De vertraging in de levering van bepaalde materialen komt mede door de soms relatief lage afname van het product, omdat het enkel voor tests wordt gebruikt. Voor de leveranciers is het lucratiever om grote hoeveelheden in een keer te leveren. Qua onderlinge samenwerking was er sprake van direct en open contact met elkaar. Een deel van de componenten die in het uitgevoerde onderzoek bepaald zijn, zijn niet volledig biobased. Bepaalde certificaten zullen dan niet kunnen worden verkregen wat gevolgen heeft voor het vermarkten richting klant. Het certificeren van het product is daarnaast prijzig.
Conclusies en leerervaringen PaperFoam zal in voorkomende projecten meer de regiefunctie uitoefenen richting partners om meer binnen het vooraf gewenste tijdspad te blijven. In de oorspronkelijke stuurgroep was de markt vertegenwoordigd. Daarmee zou het project meer een direct input hebben vanuit de markt. Dat had op het inhoudelijke onderzoek wat extra druk gezet en de markt dichterbij gebracht. Deze stuurgroep is wel in het projectplan voorzien maar in de praktijk niet ingesteld. Dat was het nuttig geweest voor het beter kunnen vasthouden aan de projectdoelstellingen en planning. De markt-kant is vooral via op dat moment bij PaperFoam rondlopende consultants ingebracht. Biobased innovaties zijn niet zo verschillend vergeleken met andere reguliere innovaties. Materialen en materiaalkeuzes zijn anders, maar het benaderen van de markt, projectmatige werken, het management van innovatie, de onderlinge samenwerking etc. leveren in beginsel geen andere vraagstukken op. PaperFoam heeft de wens om met een aantal partijen in Europa een gesubsidieerd project op te starten. Daarbij zou de provincie Gelderland ook bij de aanvraag kunnen helpen, het zijn namelijk administratief gezien hele grote klussen. De volgende leerpunten kwamen naar boven: bewaar gedurende een innovatieproject een ‘open mind’ zodat mogelijke nieuwe richtingen die zich voordoen ook in een nieuw project benut kunnen worden zorg dat je onderzoeksmethodiek helder is ga niet te snel over tot het trekken van conclusies kijken en meten van het productmateriaal is essentieel in het onderzoek; materiaaleigenschappen zijn namelijk bepalend voor het uiteindelijke succes ga in het beginstadium al met een geïnteresseerde klant aan tafel, dat schept helderheid over waar het eindproduct aan moet voldoen verdeel een innovatieproject in verschillende stappen en evalueer per stap ook daadwerkelijk de voortgang schets aan het begin een innovatierichting waar je ongeveer naartoe wilt. Het exact aangeven van een doel is lastiger en in veel gevallen niet te halen. Het doel moet mogelijk per innovatiefase worden aangepast afhankelijk van de dan bereikte resultaten. PaperFoam zou het toejuichen wanneer de provincie het mogelijk maakt dat de in subsidietrajecten betrokken bedrijven, de ontwikkelde nieuwe producten kunnen aanbieden tijdens regionale Biobest practices Working Paper
68
evenementen. Denk aan de Vierdaagse in Nijmegen of andere festivals. Verder zou de provincie Gelderland een rol kunnen spelen wat betreft de lokale wet en regelgeving bij het aanbieden van bedrijventerreinen wanneer innovatie gedreven organisaties op zoek zijn naar een nieuwe locatie. Ook daar is een biobased / recycling / circulaire economie – blik van belang. Denk aan hergebruik van afvalstoffen, warmte en energieopwekking.
Biobest practices Working Paper
69
Case PLA folie – biologische afbreekbaar plastic Context Apeldoorn Flexible Packaging B.V. (AFP) heeft recent een revolutionaire nanolaag technologie geïntroduceerd in haar productportfolio. AFP wil daarnaast graag het aandeel biogebaseerde producten in haar portfolio uitbreiden en hoogwaardige polymelkzuur (PLA, Poly Lactic Acid) folies passen in deze strategie. PLA is een biogebaseerde, biologisch afbreekbare kunststof met uitstekende prestaties ten aanzien van duurzaamheid (CO2 uitstoot en gebruik van energie). Daarbij is PLA volledig transparant en daarom worden PLA folies toegepast in verpakkingsmaterialen van voornamelijk biologische groenten en fruit. De huidige generatie PLA folies hebben matige mechanische eigenschappen en dit leidt tot productuitval. Daarin wil AFP aanmerkelijk verbetering tot stand brengen.
Partners en hun relatie Apeldoorn Flexible Packaging B.V. (AFP) is een innovatieve folie producent die gevestigd is in Apeldoorn en koploper wil zijn in haar markt. De strategie die AFP hierbij volgt is het optimaal gebruiken van de unieke en ultieme eigenschappen van materialen. AFP werkt al enige jaren samen met WUR-Food &Biobased Research (WUR-FBR) op het gebied van ontwikkeling van biobased en/of biodegradeerbare folies. AFP en WUR-FBR vullen elkaar in dit soort projecten perfect aan. AFP bezit de benodigde equipment op zowel semi-industriële als industriële schaal, de marktkennis en de toegang tot deze markt. WUR-FBR bezit uitgebreide (fundamentele) kennis op het gebied van PLA, kan op lab-schaal testen uitvoeren en kan specifieke PLA gebaseerde compounds produceren. De Technische Universiteit Eindhoven (TUE) is van oudsher een sterke partij bij het fundamentele onderzoek op het gebied van vooral synthetische kunststoffen. Hiervoor is binnen de TUE een groot scala aan analyse apparatuur aanwezig die mogelijk ingezet worden in het onderzoek. In welke mate dit nodig is, wordt tijdens de uitvoering bepaald. WUR-FBR is vooral geïnteresseerd in de uitbreiding van hun fundamentele kennis op het gebied van mechanisch gedrag van PLA-materiaal. AFP is echter geïnteresseerd in de praktische uitkomsten van dit onderzoek: een transparante, biobased folie op basis van PLA met voldoende mechanische eigenschappen. AFP zal de rechten verkrijgen om deze folies op de markt te gaan brengen.
Marktomstandigheden Gezien de vraag uit de markt naar transparante biobased folies met verbeterde eigenschappen en het zeer beperkte aanbod bieden de nieuwe folies een uitstekend economisch perspectief. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het op dit moment goedkoopste bioplastic en een technologie die wat betreft kostprijs zeker concurrerend is vergeleken met aantrekkelijke huidige technologie. In de markt is veel vraag naar transparante biobased folies. Het wegnemen van de huidige nadelen van PLA maakt deze folie zeer concurrerend.
Biobest practices Working Paper
70
Noodzaak en reden innovatie PLA polymelkzuur is een veelbelovend biogebaseerd en biologisch afbreekbaar materiaal dat goede commerciële beschikbaarheid combineert met een relatief lage prijs ten opzichte van andere biobased materialen. PLA wordt al toegepast in vezels (textiel), verpakkingsmaterialen, disposables en agrotoepassingen. Positieve eigenschappen van PLA zijn de hoge stijfheid, fraaie glans en uitstekende transparantie. Nadelen van PLA zijn de beperkte thermische stabiliteit en het brosse karakter. In folies leidt het brosse gedrag tot scheuren met als gevolg productuitval. Het opbouwen van een folie uit veel zeer dunne laagjes geeft een materiaal met duidelijk verbeterde eigenschappen ten opzichte van een traditionele folie. Voor zover bekend is deze nanotechnologie tot op heden nog nergens ter wereld gebruikt in combinatie met PLA. Vanwege de naar verwachting hoge transparantie is deze folie geschikt voor diverse verpakkingstoepassingen. Daarbij wordt gestreefd naar een tot 100% biobased concept en tevens biologisch afbreekbare folies. AFP uit Apeldoorn is een van de weinige bedrijven ter wereld die de nanolaag technologie niet alleen op pilotschaal maar ook op een industriële productieschaal beschikbaar heeft. Juist deze combinatie van apparatuur op een pilotschaal en op industriële schaal is een uitstekend uitgangspunt voor succesvolle innovatie.
Doelstellingen. PLA is volledig transparant en daarom worden PLA folies toegepast in verpakkings-materialen van voornamelijk biologische groenten en fruit. PLA is een heel bros materiaal en zodoende voor veel toepassingen ongeschikt. In dit project had men voor ogen om de verwerkingseigenschap van PLA te verbeteren en dus het brosse karakter te verminderen. Bij AFP hebben ze een technologie die met heel veel microlaagjes werkt en in dit project is gekeken of die technologie al dan niet geschikt was om de verwerkingseigenschap van PLA te verbeteren.
Afspraken Er is voorafgaand aan het project gezamenlijk met de WUR een projectplan gemaakt. AFP had al ervaring met de WUR in een aantal voorgaande projecten en er is een gezamenlijke werkwijze ontwikkeld in de loop der tijd. De taken worden verdeeld naargelang een ieders expertise. Alles in detail vastleggen in een projectplan gebeurt niet meer en dit is een bewuste keuze, omdat men open wil staan voor onverwachte observaties. Tijdens de innovatietocht worden bijna altijd nieuwe inzichten opgedaan en daar moet ruimte voor zijn. Bij dit PLA project is het intellectueel eigendom gelijk verdeeld tussen AFP en de WUR. Hier zijn vooraf heldere afspraken over gemaakt met elkaar. Er is geen eindafnemer betrokken bij het project die het PLA ook daadwerkelijk wil toepassen.
Eindresultaat Het project is gedeeltelijk geslaagd. De mechanische belasting is verbeterd met 30%. Maar de scheureigenschappen zijn niet significant beter. Het project heeft wel een relevante technologische radarfunctie gehad. Uitrol naar de markt, zoals beoogd in het projectplan, is dan ook niet aan de orde geweest tot nu toe. Dit commerciële deel is ook echt een leermoment geweest. Aan de ene kant is de timing daar debet aan vanwege de slechte economische ontwikkeling. Aan de andere kant was de meerwaarde van het PLA lastig direct naar de markt te brengen. Er zijn namelijk op dit moment alternatieve substituten die PLA uit de markt houden. Hoewel op dit moment grote bedrijven veelvuldig MVO verklaringen afgeven en doelen stellen om de carbon footprint te verkleinen, hebben ze niet zozeer de wens om hierbij PLA te gebruiken. Deze CO2voetafdruk kan namelijk sneller worden verlaagd als er wordt gekeken naar het eigen product en Biobest practices Working Paper
71
productie en het gehele logistieke proces, dan naar hef effect van een biobased verpakking. Het effect daarvan is slechts zeer beperkt vergeleken met effecten in de directe voortbrenging en transport door de klant. Het materiaal technische verhaal is in dit project wel helder geworden. Het is nu duidelijk welke eigenschappen met PLA wel en niet te realiseren zijn. Daarmee is een gedeelte van de voorgenomen stappen in het oorspronkelijke projectplan succesvol afgerond. Een innovatie is succesvol als latente problemen in de markt worden opgelost. Denk hierbij als voorbeeld aan de iPod die Steve Jobs op de markt heeft gebracht. En AFP heeft die latente problemen nu nog niet scherp. Het vooraf gereserveerde budget is voldoende gebleken. Qua tijdsplanning is er enige uitloop ontstaan. Dit was van tevoren eigenlijk ook wel bij AFP bekend. Want pas na toekenning van de subsidie werd alles opgestart en georganiseerd. Dit om geen onnodige risico’s te lopen. Het project zou namelijk zonder subsidie niet op dit moment opgestart zijn. De samenwerking met de WUR is op alle niveaus goed verlopen. Mede hierom is AFP inmiddels in een vervolgtraject gestapt met de WUR op het vlak van Biobased Performance Materials. In dit traject wordt verder gewerkt aan het verbeteren van de scheureigenschappen van PLA. Ook in dit project is de markt nog niet direct betrokken.
Conclusies en leerervaringen AFP is er voorstander van als de provincie Gelderland structureel dergelijke innovaties steunt maar dan ook voor de meer lange termijn (langer dan de termijn nu). Zodoende kunnen radicale innovaties worden uitgevoerd met een looptijd van bijvoorbeeld 4 jaar. De provincie Gelderland zou in een volgende tender kunnen gaan werken met het uitreiken van een echte toonaangevende prijs. Die prijs hoeft niet zozeer een financiële vergoeding te bevatten maar dient wel gericht te zijn op de uitstraling. Op die manier kan je namelijk mensen bereiken via de krant of tv die via reguliere kanalen minder snel op de hoogte zouden zijn van de innovatie waaraan wordt gewerkt. Een geniale innovatie moet in het daglicht worden gezet want dat kan het complete niveau van innovaties een positieve boost geven. Daarmee zet ook de Provincie zich op de kaart als Biobest regio. Het netwerk dat vanuit de provincie Gelderland is aangeboden heeft concreet weinig opgeleverd. Altijd hoop je op bijvangst. AFP ervoer zichzelf als fabrikant van folie toch een beetje als vreemde eend in de bijt in het deelnemersveld van het Biobest project. De administratieve afhandeling met de provincie Gelderland is goed gegaan. De provincie Gelderland is nog wel wat te anoniem betrokken in het Biobest project, het zou mooi zijn als afgevaardigden een keer langs komen bij het bedrijf en belangstelling tonen voor de voortgang. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Teveel innovaties floppen omdat ze niet een echt probleem oplossen maar eerder een modegril opvolgen. Tussen de perceptie van een probleem en de werkelijkheid zit een groot verschil, het is belangrijk om jezelf dat te realiseren. Als het echte probleem is onderkend en de conceptuele oplossing is bedacht dan moet men dit concept zo snel mogelijke patenteren. Iemand geeft vaak een behoefte aan en het is belangrijk om uit te zoeken of deze behoefte daadwerkelijk de moeite waard is om op te lossen. Kijk naar het echte probleem en probeer deze te doorgronden is het devies. Wees niet geïnteresseerd in een probleem dat gemakkelijk op te lossen is. Tien tegen één dat anderen daar ook aan werken, want de oplossing ligt voor de hand.
Biobest practices Working Paper
72
Geef openheid in een vroeg stadium aan mensen in de keten. Laat andere schieten op je ideeën, want daar wordt de innovatie alleen maar beter van. Het is belangrijk om een prototype te maken van de innovatie anders is het lastig om er met mensen over te praten, laat staan te laten zien. Voor innoveren bestaat geen gouden formule. Zorg daarom dat je van de mislukkingen leert en pas daarop mogelijk de organisatie aan. Ga na waarom sommige zaken niet lukken, maar bovenal: stop niet met innoveren. Zorg dat de innovatie in het DNA van de onderneming komt. Innovaties moet je overigens niet ‘in control’ willen houden want dat lukt per definitie niet. ‘In control zijn is dodelijk voor innovatie’.
Biobest practices Working Paper
73
Case Plantenpot en biomateriaal Context In een eerder project van het onderzoeksinstituut Food & Biobased Research (FBR) van de Wageningen UR in samenwerking met Desch Verpakkingen B.V. is een bloempot op basis van bioplastic in de vorm van PLA (polymelkzuur) ontwikkeld, die 100% composteerbaar is in een industriële composteringsinstallatie. Desch heeft de wens om nu een in de grond afbreekbare bloempot te produceren waarbij naast PLA ook een ander polymeer wordt gebruikt. Desch ziet de mogelijkheid om deze bloempot te verkopen. De ontwikkeling van een dergelijke biologisch in de grond afbreekbare plantenpot moet met behoud van de positieve eigenschappen van PLA, waarbij dus de planten in hun groei niet belemmerd worden. Voordeel van deze pot is, dat de kweker deze niet hoeft te verwijderen, wat tot aanzienlijke arbeidsbesparing leidt. De WUR heeft baat bij dit project door de te verwachten kennisontwikkeling. Desch verwacht dat de potjes gemaakt kunnen worden en vervolgens verkocht kunnen worden.
Partners en hun relatie WUR-FBR is een onderzoeksinstituut dat niet alleen desktopstudies aflevert, maar ook beschikt over uitgebreide (fundamentele) kennis op het gebied van biopolymeren. Het instituut kan op kleinere schaal testen uitvoeren en beschikt over apparatuur om op pilotschaal te kunnen produceren. Daarnaast beschikt WUR-FBR over de kennis om met andere materialen dan gangbaar te werken. In dit specifieke project werkt WUR-FBR samen met Desch, omdat van te voren nog niet bekend was welk materiaal nodig is om de bloempotjes te laten afbreken in de grond. Desch beschikt over equipment om op grotere schaal geautomatiseerde proeven te doen, over de marktkennis en de toegang tot deze markt. FBR is vooral geïnteresseerd in de uitbreiding van hun fundamentele kennis op het gebied van afbreekbaarheid in de grond van bioplastics en de verwerkbaarheid van deze bioplastics. Desch is vooral geïnteresseerd in de praktische uitkomsten van dit onderzoek: een volledig in de grond afbreekbare biopot, die de groei van potplanten niet belemmert.
Marktomstandigheden Desch heeft vooraf geen marktonderzoek gedaan. Wel hebben ze de vraag gekregen vanuit hun klantenkring naar dit product. Deze vraag kwam naar aanleiding van hun eerder ontwikkelde composteerbare PLA potjes. Doel van dit project is de omschakeling van 100% petrochemisch naar een aanzienlijk aandeel biobased. Op dit moment is Desch met haar PLA gebaseerde plantenpotten reeds een van de grootste verwerkers van bioplastics in Nederland. Het potentieel van de composteerbare pot wordt nog veel hoger geschat. Het concept dat wordt voorgesteld is heel herkenbaar en doelmatig voor de sector. Dit maakt de PR waarde groot. Ook de composteerbare plantenpot heeft veel aandacht gekregen op (inter)nationale beurzen en in de pers. Daarbij is de land- en tuinbouwsector in Gelderland een heel belangrijke sector en vervuld Nederland hierin een voortrekkersrol. Biobest practices Working Paper
74
De afzetmarkt is die van projectbeplanting; kortdurende bloeiende plantjes die een aantal keer per jaar worden vervangen, bijvoorbeeld aan rotondes bij gemeenten. Het bloempotje moet 100 procent in de grond afbreekbaar zijn, de klanten hebben hier behoefte aan. Als men bij Desch binnenkomt, staat er een groot bord in de receptie waarin getoond wordt, dat ze biodegradeerbare en hernieuwbare bloempotjes maken. Desch verwacht op de verkoop van deze potjes ook winst te maken, anders zouden ze er niet aan begonnen zijn. Desch profileert zich tevens op een groene manier naar de buitenwereld, wat goed is voor het imago. De bloempotjes mogen wel wat duurder worden omdat de bloempotjes vergaan in de grond. Het scheelt daarom veel werk voor de bloemplanters. Maar de prijs kwaliteit moet wel in verhouding blijven.
Noodzaak en reden innovatie Het initiatief om samen te werken is door contacten en gesprekken onderling tot stand gekomen. Desch heeft signalen ontvangen dat een in de grond afbreekbare plantenpot de volgende stap is in de markt, en Desch kan door samen te werken met WUR-FBR inspelen op deze vraag in de markt. In dit Biobest project wordt ook kennis gebruikt uit vorige projecten van de WUR-FBR. De kunststof PLA blijft de basis voor de bloempot, maar er moet iets extra’s worden ingestopt, zodat de pot ook daadwerkelijk in de grond afbreekt. Met hierbij als randvoorwaarde, dat het bijvoorbeeld niet voortijdig door water kan worden afgebroken/opgelost. Bij Desch zijn nu ook certificaten aanwezig voor het gebruik van groene stroom als energiebron voor de productie. Desch probeert de gehele bedrijfsvoering duurzaam te laten zijn. Om een ‘in-de-grond-afbreekbaar’ certificaat te krijgen moet het PLA binnen twee jaar afbreken. Maar praktisch gezien moet het binnen twee maanden al redelijk ver worden afgebroken, er mogen uiteindelijk geen restjes bloempot overblijven in een bloemperk. Het binnenhalen van de certificering is van belang voor de reclame, marketing en verkoop van het product.
Doelstellingen De doelstelling van het project was, dat het in de grond afbreekbare bloempotje geproduceerd moest kunnen worden op een industriële machine. Een andere doelstelling was de termijn waarbinnen het potje moest worden afgebroken in de grond. Bij de WUR dacht men namelijk binnen twee jaar, maar Desch wilde het potje binnen twee maanden hebben afgebroken. Deze verwachtingen zijn vervolgens op elkaar afgestemd en vervolgens is er een biobased bloempot ontwikkeld, dat binnen twee maanden de eerste tekenen van desintegratie vertoont.
Afspraken In de hier gekozen constructie verdient de WUR geen geld aan de verkoop van bloempotjes van Desch. De WUR kan in andere projecten wel af en toe patent aanvragen op een door hen ontwikkelde samenstelling van materialen. Dan krijgt de klant een licentie en ontvangt de WUR inkomsten uit de licentiegelden. De WUR werkt niet rechtstreeks met concurrenten van Desch, maar wel aan vergelijkbare projecten maar dan op een ander gebied, bijvoorbeeld koffiebekertjes. In een projectovereenkomst wordt standaard afgesproken dat de WUR voor andere applicaties (bijvoorbeeld koffiebekertjes) vrij is om te handelen met de kennis die reeds is opgedaan in voorgaande projecten. De kennis voor bloempotjes is echter enkel voor Desch. Desch zal de rechten verkrijgen om deze potten op de markt te gaan brengen. Eigendom van de kennis wordt geregeld in contracten.
Biobest practices Working Paper
75
Eindresultaat Per september 2011 zijn Desch en de WUR daadwerkelijk gestart met dit project. De WUR heeft onlangs intern de laatste proeven afgerond: er zijn sheets gemaakt van dikke vellen plastic. Deze sheets zijn aan Desch overhandigd en zij zijn momenteel bezig om daar op kleine schaal bloempotjes uit te vormen. Het werken met biobased grondstoffen is in veel gevallen anders. De grondstoffen moeten anders worden behandeld. PLA moet bijvoorbeeld goed drogen, er mag geen water bijzitten want dan hydrolyseert het namelijk en kan men er niks meer mee. De temperaturen moeten worden aangepast en het droogproces en de verblijftijd moeten goed worden bekeken. Om de materialen daarna op een conventionele manier te kunnen produceren, is een aantal kunstgrepen nodig. De testen op kleine sheets zijn succesvol afgerond. Er moet nu worden gekeken of de testen hetzelfde resultaat opleveren bij de bloempotjes. Ook moet er worden onderzocht of het afbraakproces niet ten koste gaat van de plantjes die erin zitten. Het product is 100 procent biobased van aard. PLA wordt doorgaans als bioplastic gebruikt omdat het alleen maar composteerbaar is en niet afbreekt in de grond. Maar nu heeft men dus een geschikt mengsel ontwikkeld. Desch is nu bezig met het opschalen van de productie. Het is nog wel de vraag of het potje 100 procent afbreekt omdat er PLA componenten inzitten. Dat bewijs is nog niet geleverd. Dat bewijs is echter ook niet het doel van dit project vanwege de beperkte projectduur. Er zijn geen andere partners nodig geweest in dit project. Het is een erg toegepast, gesubsidieerd project. Men weet de bacteriologische werking van PLA nog niet en de afbraak hiervan, omdat dit niet is onderzocht. WUR heeft echter deze kennis in een ander EU project ingezet om de werking ervan uit te zoeken. De leverancier, waarmee inmiddels wordt gewerkt, is door de WUR aan Desch gekoppeld. Een leuke bijkomstigheid is dat die leverancier gaat bekijken of de WUR een onderzoekspartner kan worden. Dit betekent concreet, dat op het moment dat er meer van dit soort vragen binnenkomen, heel gemakkelijk via deze leverancier aan materiaal kan worden gekomen. De communicatie met elkaar verliep via meetings, telefoon en mail op een heel open manier. Het is standaard voor de WUR om projectmatig met duidelijke richtlijnen, doelstellingen en procestappen te werken.
Conclusies en leerervaringen Dit Biobest project verliep niet zo snel als vooraf gedacht, de opstart verliep stroef, wat kwam door de capaciteitsplanning. Volgens het projectplan zouden op het eind de afbraaktesten plaatsvinden, maar hier is vrij snel vanaf gestapt, omdat de afbraak een hogere prioriteit moest krijgen. Er is vervolgens in het begin ook al met afbraaktesten begonnen. In samenwerking met Desch is het projectplan qua stappen en planning omgegooid zonder dat de kosten hoger zouden uitvallen. Het verzoek om uitstel is goedgekeurd door de provincie Gelderland. In dit project was heel weinig bemoeienis van de provincie Gelderland. Er was veel vrijheid en de provincie was meewerkend met de verlenging van het project. Het project is vrij laagdrempelig in de zin van geen tussentijdse voortgangsrapportages en papierwerk. Dergelijke subsidie projecten duren over het algemeen wat langer. In dat geval is het voordeel dat het over meerdere jaren gaat, waardoor fundamenteler onderzoek kan worden gedaan en men zaken ook echt leert begrijpen. Voor de continuïteit zijn subsidie trajecten noodzakelijk.
Biobest practices Working Paper
76
Het was voor aanvang van de indieningsprocedure van het Biobest project onduidelijk wat de exacte eisen waren van de provincie Gelderland. De wens van de provincie was bijvoorbeeld om de projecten in één jaar af te ronden, maar afronding binnen een jaar is niet haalbaar vanwege de vele (langdurige)testen die uitgevoerd dienden te worden. Men wil namelijk wel weten of het potje daadwerkelijk afbreekt in de grond, daarvoor zijn veldtesten nodig. Het gebrek aan biobased denken van medewerkers is een van de grootste drempel om te nemen in een industriële omgeving. De ervaring is dat mensen even enthousiast moeten worden gemaakt om over te stappen op een nieuw biobased product. En de ervaring leert dat wanneer de mensen zien dat het werkt ze over het algemeen heel positief en enthousiast zijn. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Bedrijven die deel willen nemen aan de 2e tender doen er goed aan om de volgende zaken vooraf helder voor ogen te hebben: o Hoelang het project mag duren; o Welke tarieven gebruikt mogen worden; o Wat de doelstellingen zijn van de verschillende partners. Subsidieprojecten worden maar voor de helft gefinancierd. De WUR heeft een algemeen pot geld vanuit de overheid om die andere helft te financieren (contrafinanciering), en die pot wordt elk jaar kleiner. Als die algemene pot opdroogt zijn er geen mogelijkheden voor contrafinanciering om überhaupt deel te kunnen nemen aan subsidieprojecten. Het is op kunststoffenbeurzen van belang hoe men zichzelf als bedrijf profileert en presenteert naar de klanten toe wanneer er wordt gewerkt met bioplastics. Kunstenaars zouden in het design daar mogelijk een ondersteunde rol in kunnen vervullen.
Biobest practices Working Paper
77
Case TOPAAS – Alternatief strooizout Context Het instituut Food & Biobased Research van de WUR (FBR) doet al jarenlang onderzoek naar de productie van waterstof uit biomassa als toekomstige energiedrager voor brandstofcellen. Een bijproduct van waterstof fermentatie is acetaat. Dat acetaat kan worden afgezet als alternatief voor strooizout. Het huidige gebruik van pekel (NaCl of CaCl2) om in de winter de infrastructuur ijsvrij te houden, is goedkoop maar niet duurzaam. Het gebruik van deze zouten kan tot corrosie leiden van rails, bruggen, ondergrondse kabels etc. en tot verzilting van bermen en sloten. Milieuvriendelijke alternatieven zoals calcium-magnesium-acetaat (CMA) en kalium-acetaat (KA) worden toegepast in corrosie gevoelige niches zoals vliegvelden. Deze toepassing is beperkt vanwege de hoge kostprijs van deze acetaatzouten. Voor de productie van CMA en KA wordt acetaat op dit moment synthetisch bereid uit fossiele grondstoffen en daarom zijn deze alternatieven op dit moment niet duurzaam. Het gaat in dit Biobest project om een concept waarbij men biomassa fermenteert tot acetaat en waterstof. En dat acetaat moet dan worden omgezet in CMA (calcium-magnesium-acetaat), tot het alternatieve strooizout. Dit zou daarmee veel duurzamer kunnen zijn dan de gangbare acetaatproductie.
Partners en hun relatie Er is door WUR-FBR in het begin stadium gekeken naar bedrijven die biomassa kunnen aanleveren en daarvoor is Heijmans Techniek en Mobiliteit B.V. een geschikte partner gebleken. Heijmans is verantwoordelijk voor een groot aantal bermen in Nederland en kan zodoende het bermmaaisel aanleveren. Een andere partij die heeft deelgenomen aan dit project is Van Gansewinkel Groep B.V.. Wanneer er wordt gekeken naar het fermentatie proces is ‘nat afval’ het meest geschikt. Van Gansewinkel haalt dat natte afval uit grootkeukens, swill genaamd. Swill wordt momenteel nog gebruikt in veevoer, maar er wordt i.v.m. nieuwe regelgeving gekeken naar een alternatief, met als mooi voorbeeld dit fermentatie proces. Een belangrijk onderdeel van de fermentatie is de bio-reactor configuratie. Daarvoor is Nijhuis Water Technology B.V. ingeschakeld. Zij bouwen reactoren voor waterzuiveringsinstallaties, dat is eenzelfde type als voor het fermentatie proces is vereist. Voor het opwerken van het acetaat, is Albemarle Catalysts Company B.V. benaderd. Dat is een bedrijf op het gebied van ontwikkeling en toepassing van zeolieten. Een andere partij in dit Biobest project was Rijkswaterstaat, zij hebben de rol van eindafnemer voor het alternatieve strooizout. HyET was eveneens een partner in dit project. Zij hebben de waterstof opgewerkt en gecomprimeerd. HyET was de kleinste partner in het geheel.
Marktomstandigheden Er is voorafgaand aan het project geen marktanalyse gedaan. Wel is er door FBR een literatuurstudie
Biobest practices Working Paper
78
gedaan over wat er bekend is met betrekking tot de productie van CMA. Daarnaast is er contact geweest met Proviron die CMA produceert in België. De afzetmarkt voor het milieuvriendelijke alternatief voor strooizout is te typeren als fluïde.
Noodzaak en reden innovatie CMA wordt toegepast op plekken waar corrosie niet gewenst is, bijvoorbeeld op vliegvelden en bij bruggen. CMA gaat daarnaast de verzilting van de bodem van de bermen tegen. Het wordt nog niet toegepast als een alternatief voor strooizout, maar zodra de kostprijs van het product naar beneden gaat en de eco-tax omhoog, kan het zijn opmars maken in de markt. In TOPAAS worden andere bacteriën gebruikt die naast acetaat ook waterstof produceren. Dit is een innovatieve strategie die een doorbraak zal betekenen voor het economisch perspectief van het productieproces. Wel moet de kanttekening worden gemaakt dat de processen nog geoptimaliseerd dienen te worden.
Doelstellingen De doelstelling van het TOPAAS project is de ontwikkeling van een kosteneffectief proces voor de productie van acetaatzouten uit biomassa. In TOPAAS wordt in een biotechnologisch proces acetaat en waterstof uit biomassa geproduceerd. Dit acetaat wordt opgewerkt en daarna omgezet in acetaatzouten die voldoen aan de specificaties van strooimiddelen. Het waterstof kan worden gebruikt als energiedrager voor elektrische energie en warmte met behulp van een brandstofcel of als co-product, dat in de chemische industrie voor groene hydrogeneringsprocessen ingezet kan worden. De experimentele activiteiten in TOPAAS betreffen de analyse van biomassa, hoeveelheid en geschiktheid, de fermentatie tot acetaat en waterstof, de opwerking van de producten uit de fermentatievloeistof en de conversie van acetaat in oplossing tot CMA.
Afspraken Er is vooraf een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de partners. Dat is een standaardprocedure voor de WUR. Er is geen exitregeling opgesteld voor aanvang van het project. AkzoNobel is in het beginstadium uit het project gestapt. Wel is er een taakverdeling opgesteld welke partij wat moest doen in dit project. Er is echter niet vooraf afgesproken hoe dit gedaan diende te worden. Als blauwdruk van een industrieel CMA productieproces is een ‘conceptual design’ gemaakt op basis van realistisch geachte reactiesnelheden en kosten voor de benodigde installatie.
Eindresultaat De samenwerking tussen industriële partijen, een overheidsinstantie en een kennisinstelling heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontwerp van een productieproces voor strooizout uit biomassa. De experimentele resultaten hebben een doorbraak betekend voor de opwerking van waterstof uit het effluent gas van de fermentatie. Met de kennis van de industriële partijen inzake reële kosten van apparatuur en installaties, is een economische evaluatie gedaan waaruit een minimale verkoopprijs voor CMA volgt die lager is dan het fossiele CMA. Daarnaast is gebleken dat een productieproces met zowel CMA als waterstof als eindproduct beduidend gunstiger is dan een productieproces dat alleen CMA oplevert. In dit project ontbrak een instelling voor het doen van high profile onderzoek op het gebied van zeolieten. Verder onderzoek hiernaar is namelijk nog wel nodig. Het aantal partners was groot, maar elke partij had haar eigen toegevoegde waarde voor het project. Biobest practices Working Paper
79
Het is een ketenproject met heel veel zaken, die nog in ontwikkeling zijn. FBR heeft echt een aanjagende functie moeten vertolken in dit project. De communicatie met de partners onderling verliep via telefoon en mail en via plenaire vergaderingen. Het gehele project is verdeeld in een aantal werkpakketten, voor ieder pakket is een teamleider aangesteld. In de communicatie onderling tussen alle partijen was het wel belangrijk om iedereen actief te houden en er aan te blijven trekken. Er zijn op dit moment geen partijen bereid om verder te investeren in de ontwikkeling en procesoptimalisatie, omdat de time-to-market vrij groot is. De ervaring is dat bedrijven niet nu al grote bedragen op tafel willen leggen voor een product dat pas over om en nabij de 10 jaar (ook financieel) een succes kan worden. De spin-offs die ontstaan door het project moeten overigens niet onderschat worden. Zo is FBR momenteel in samenwerking met HyET om een product te ontwikkelen, dat gebruikt kan worden voor waterstofopwerking in Maleisië.
Conclusies en leerervaringen Dit type R&D project leent zich eerder voor gesubsidieerde trajecten dan voor bilaterale overeenkomsten met potentiële investeerders gezien het lange time-to-market traject. Dergelijke subsidies vanuit de provincie Gelderland zijn zodoende ook heel belangrijk voor het doen welslagen van dit soort projecten. Het is wenselijk dat de provincie Gelderland blijft investeren in dergelijk innovatief onderzoek, en zodoende een belangrijk kenniscentrum te worden c.q. te blijven om in de regio ook een prominente rol te kunnen blijven spelen. Om de 2 á 3 maanden was er sprake van een voltallige vergadering met het consortium. Dit is heel belangrijk om de project voortgang te bewaken. Het werken met een digitaal platform is daarbij zeer behulpzaam, zelfs onoverkomelijk. Het is in een project waarin wordt samengewerkt belangrijk dat de mensen kunnen zien waar andermans competenties liggen en deze ook tot bloei kunnen laten komen. Dit Biobest project is een prachtige mogelijkheid geweest om het milieuvriendelijke alternatief voor strooizout daadwerkelijk handen en voeten te geven. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Een projectleider dient een brede kijk te hebben en moet proberen de partners te motiveren buiten hun eigen boekje te kijken. Dan krijgt men namelijk pas daadwerkelijk innovatie. Wanneer dat niet gebeurt, benut men niet de mogelijkheden die een gehele keten aan partners kan bieden. Het is belangrijk dat ook de publiciteit wordt opgezocht, dit kan namelijk een kick geven aan de partners, waarmee wordt samengewerkt. De partners moeten hun ei kwijt kunnen en er moet daarnaast voortgang geboekt worden in de productiviteit en de kwaliteit van het product. Voor het doen welslagen van een dergelijk Biobest project is het belangrijk dat de partners doen wat ze vooraf hebben afgesproken met elkaar. De doelstellingen moeten behaald worden, echter moeten ook de neveneffecten die hebben bijgedragen aan de kennisvermeerdering niet onderschat worden. Het advies aan bedrijven die eveneens met dergelijke biobased projecten starten, is om de eventuele spin-offs optimaal te benutten.
Biobest practices Working Paper
80
Het is bedrijven aan te raden om samen te werken met een universiteit of kennisinstelling om wetenschappelijke lacunes in te vullen en innovaties mogelijk te maken. De provincie Gelderland kan een meer verbindende rol op zich nemen. Bijvoorbeeld door een netwerkfunctie op zich te nemen. Kemira zit in Tiel en maakt ook CMA. Als de projectgroep hiervan voor aanvang van het project op de hoogte was gebracht had ze hier mogelijk contact mee opgenomen. De provincie Gelderland kan meer duidelijkheid geven over de subsidievoorwaarden aan de geïnteresseerde partijen aan het Biobest project. Dit geldt tevens voor de richtlijnen waar de eindrapportage aan dient te voldoen. De formats voor de eindrapportage verspreid door de provincie Gelderland zijn erg beperkt, hier zou extra aandacht aan besteed mogen worden. Het schrijven van een eindrapportage zorgt er namelijk voor dat alles netjes op een rij wordt gezet. Ook worden de lacunes zichtbaar, die opgevuld kunnen worden in een vervolgtraject.
Biobest practices Working Paper
81
Case VDO-Pack - zwevende cadeauverpakking Context Het Gelderse bedrijf Jongboom Holding heeft een nieuw verpakkingsconcept ontwikkeld in samenwerking met een wereldspeler op het gebied van golfkarton. Dit concept kan dienen als alternatief voor de op zeer grote schaal toegepaste plastic blisterverpakkingen en vensterdozen. Aangetoond is dat de producten op industriële schaal te produceren zijn. De verpakking (VDO-pack genaamd) bestaat op dit moment uit een combinatie van golfkarton en een speciale engineering plastic. Het streven is een nieuw soort verantwoorde verpakking te ontwikkelen dat bij uitstek geschikt is voor verpakken van geschenkartikelen. Het product bestaat uit een kartonnen frame met daarin een elastisch bioplastic waarin de geschenkartikelen kunnen worden geplaatst. Het cadeauartikel wordt daarbij tussen twee plastic vensters ingeklemd en lijkt zo te zweven; het plastic past zich aan de vorm van het product aan. Met dit project wordt nagestreefd om de verpakking op maat te maken voor verschillende toepassingen en marktsegmenten (wijn vereist andere sterkte van de verpakking dan bijv. lingerie) en duurzame lijm (waarmee plastic aan karton wordt bevestigd) te gebruiken. Het plastic folie is opgebouwd uit hernieuwbare grondstoffen en is volledig recyclebaar. Het folie zelf is overigens niet biologisch afbreekbaar.
Partners en hun relatie Voor de bioplastics en lijm vindt samenwerking met WUR plaats. Voor de toepassing is samenwerking gezocht met bedrijven in de verkoop van drank, non-food en biologische producten. Jongboom gaat de verpakking produceren, de detailhandelaars gaan de geschenkverpakking gebruiken om eigen producten aantrekkelijk aan te bieden en mee te geven. De betrokken partijen zijn: Jongboom Holding is penvoerder en levert de projectleider in dit project. Slijterij Van der Poorte is participerende winkelier; WUR is ingeschakeld om te onderzoeken hoe het product zich mechanisch gedraagt. Daarnast zijn betrokken een grote leverancier van golfkarton en een leverancier van plastic folie. Deze laatste twee leveranciers hebben eveneens actief meegedacht over het concept van de cadeauverpakking. In het project is verder samengewerkt met kleine Gelderse ondernemingen die samen een groot deel van de potentiele markten van VDO-pack bestrijken. De deelnemers in het project kunnen zich hiermee onderscheiden van anderen, toegevoegde waarde creëren voor zichzelf en hun klanten en op deze manier hogere omzetten realiseren. Er is ook een aantal kunstenaars benaderd, die hebben meegedacht over het design van het product.
Biobest practices Working Paper
82
Marktomstandigheden De markten waarin het nieuwe verpakkingsconcept toepasbaar is, zijn zeer uiteenlopend. Te denken valt onder andere aan de drankenindustrie, consumentenelektronica, cosmetica, bloembollen, sportartikelen en lingerie. Deze opsomming is slechts een zeer beperkt deel van de sectoren waar de VDO-pack uiteindelijk toegepast kan worden. De aanpak die gekozen wordt houdt in, dat gestart wordt op de lokale markt, maar VDO-pack heeft de potentie om wereldwijd toegepast te worden. Een geschikte afzetmarkt van het nieuwe verpakkingsmateriaal is de drankenindustrie. Er is ook gekeken naar andere sectoren wat betreft mogelijkheden qua afzetmarkt. Er is voorafgaand aan het project overigens geen marktonderzoek uitgevoerd.
Noodzaak en reden innovatie Bij het gebruik van bestaande verpakkingsalternatieven wordt op grote schaal gebruik gemaakt van niet duurzame grondstoffen (zoals plastics). Ook wordt in de ontwerpfase van een verpakking niet altijd uitdrukkelijk gekeken naar de uiteindelijke afvalfase. VDO-pack is in dit opzicht anders: het ontwerp is binnen grenzen universeel toepasbaar qua vorm. Het concept is zodanig gekozen dat grotendeels gebruik gemaakt wordt van herbruikbare biobased grondstoffen (papier) in combinatie met (bio)plastic. Na gebruik kan de verpakking via het oud-papier worden afgevoerd. Hierbij is gekozen voor een speciale lijm die het mogelijk maakt om het papier en plastic eenvoudig van elkaar te scheiden tijdens recycling van papier. Dit concept is zo uniek dat het consortium ermee aan de slag is gegaan. Het idee is overigens bij toeval ontstaan. Het concept om iets te laten zweven binnen een frame had Jongboom nog niet eerder gezien en zodoende is het concept vertaald naar een cadeauverpakking.
Doelstellingen Het doel van dit project was om een nieuw soort verpakking te ontwikkelen dat bij uitstek geschikt is voor het verpakken van cadeau-artikelen die gezien mogen worden. Met dit project wordt nagestreefd om het venster van elastisch bioplastic te maken, de verpakking op maat te maken voor verschillende toepassingen en marktsegmenten en duurzame lijm te gebruiken. Bij aanvang van het project was het onduidelijk welke specifieke eisen in verschillende markten aan de verpakking gesteld werden. Doel van het project is om het verpakkingsconcept per marktsegment zodanig aan te passen dat het enerzijds technisch volledig functioneert en anderzijds zodanig is uitgevoerd dat acceptatie in ieder marktsegment optimaal is. Hierbij wordt gestreefd naar duurzame oplossingen door het gebruik van biobased grondstoffen. Het is de bedoeling om in het project o.a. uit te zoeken welke soorten golfkarton en welke types bioplastic geschikt zijn als alternatief voor het momenteel toegepaste synthetische plastic. VDO-pack is het beoogd eindproduct van dit project en een doorbraak op het gebied van verpakkingen. Bij afronding van het project dienen er minimaal 4 varianten van de VDO-pack ontwikkeld te zijn voor verschillende markten. Deze producten dienen in de praktijk op geschiktheid getest te zijn. Er dient een duidelijke werkwijze geformuleerd te worden in de eindrapportage die aangeeft op welke manier de VDO-pack zowel nationaal als internationaal commercieel toegepast zal worden voor de in het project onderzochte werkvelden.
Afspraken Jongboom Holding heeft meer dan 20 jaar ervaring op dit gebied en zal deze activiteit in eigen beheer uitvoeren. Voor de combinatie van folie met golfkarton is het van belang dat gekozen wordt voor geschikte lijmsoorten. Voor het testen van de hechting van de folies op golfkarton is gebruik gemaakt van de expertise van WUR. Bij deze onderzoeksinstelling zijn T-peel tests uitgevoerd. Er is geen gebruik gemaakt van contracten tussen de samenwerkende partijen. De projectdeelnemers zijn namelijk bekenden van elkaar en men weet van elkaars voordelen gebruik te maken in een gezonde wisselwerking. Er was sprake van een wederzijds belang om het project te doen welslagen. Een
Biobest practices Working Paper
83
samenwerkingsovereenkomst is enkel nodig wanneer er problemen (te voorzien) zijn. Maar wanneer je van het project als consortium in zijn geheel beter kan worden is het niet nodig, aldus de redenering van de deelnemers.
Eindresultaat Jongboom is heel tevreden over hoe het Biobest project inhoudelijk verlopen is. In grote lijnen is het eindresultaat heel dicht uitgekomen bij wat van te voren werd verwacht. De vragen waar Remy Jongboom in dit project mee te maken kreeg zijn beantwoord door het consortium waarmee is samengewerkt. Er waren zodoende geen andere partijen vereist in dit project. In oktober 2012 is er een persmoment geweest op een internationale drankenbeurs met betrekking tot de voortgang van dit project. De partners die aan dit project hebben meegewerkt, zijn er namelijk allemaal erg enthousiast over. Er is bovendien door potentiële afnemers heel goed gereageerd op deze beurs presentatie en zodoende zijn ook de eerste proef bestellingen al geplaatst. Momenteel staan er een aantal grote afnemers binnen Nederland op de drempel of ze het product gaan afnemen. Wanneer ze overgaan tot een daadwerkelijke afname kan er worden gesproken van een groot succes. De verwachting is dat de afzetmarkt zich op termijn ook zal uitbreiden naar het buitenland. Jongboom en Slijterij van der Poorte zijn van plan om op termijn een gezamenlijke B.V. op te richten om hier hun activiteiten in onder te brengen m.b.t. de uitkomsten van dit Biobest project. Het heeft als bijkomend voordeel dat in een dergelijke constructie de gezamenlijke belangen helder in kaart gebracht kunnen worden. Een punt dat minder goed uit de verf kwam vanuit de provincie Gelderland, waren de bijeenkomsten waarbij de provincie mensen bij elkaar proberen te brengen. Omdat die deelnemers met heel andere biobased onderwerpen en vraagstellingen bezig zijn, hadden de bijeenkomsten weinig toegevoegde waarde. Dit bovenstaande idee zou in ieder geval beter uitpakken wanneer er per thema een matchmakingsbijeenkomst wordt georganiseerd. De administratieve afhandeling met de provincie Gelderland voor het subsidie traject verliep prima. De provincie Gelderland moet vooral doorgaan met het aanbieden van dergelijke programma’s. De provincie Gelderland was gemakkelijk bereikbaar en benaderbaar, dat is een pre. Daarnaast bleek de provincie flexibel en is het een prachtig initiatief om biobased innovaties te subsidiëren. Zodra er zich een tweede tender aandient, zal Jongboom eveneens trachten hier aan mee te doen. De kosten die niet zijn gedekt door de subsidie van dit project zijn voor rekening gekomen van Jongboom.
Conclusies en leerervaringen Zonder de Biobest subsidie die is verstrekt vanuit de provincie Gelderland was het heel erg moeilijk om een dergelijk concept te realiseren. Het had misschien wel gekund maar dan was de looptijd om het concept te realiseren vele malen langer geweest. Dit Biobest programma is als het ware een duw in de goede richting geweest. Overmacht bij twee van de MKB-partners hebben er wel voor gezorgd dat het project enige vertraging heeft opgelopen. Dit is ook bijna niet te voorkomen omdat er gewerkt wordt met kleine bedrijven die bepekte capaciteit beschikbaar hebben. Valt iemand tijdelijk uit dan kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Om ook de cosmetica markt te betreden is er tijdelijk gebruik gemaakt van een externe kracht op het gebied van marketing en sales. Dat bleek niet op te leveren waarop was gehoopt, omdat het contact met Biobest practices Working Paper
84
klanten op afstand bleef. Voor het wekken van belangstelling is intensief contact nodig. Dan pas leer je de wensen van de klant kennen en bouw je vertrouwen op. De volgende leerpunten kwamen naar boven: Het was een leerervaring toen in het begin bedrijven het product afwezen. Het devies is om op een dergelijk moment toch door te gaan en niet direct op te geven. Het is belangrijk om te leren omgaan met teleurstellingen. Denk in het begin goed na. Ga het idee eerst presenteren in een informeel circuit en vervolgens kijken wat hierop de response is. Spreek ook met mensen die tegen het idee zijn. Critici dwingen namelijk om na te denken. Onderzoek eerst zelf of er al soortgelijke producten op de markt zijn. Ga dit vooraf goed na, bijvoorbeeld door beursbezoek. Het is belangrijk dat de samenwerkende partijen in een project elkaar het succes ook gunnen. Alvorens met een dergelijk project te starten is het belangrijk om te realiseren dat de markt bepaalt of het concept succesvol kan worden, het moet aanslaan en de klant moet er interesse in hebben om tot een koop over te gaan. Het is belangrijk om een gezonde afstand met betrekking tot het product te bewaren. Blijf er ook zelf kritisch naar kijken, is het devies. Teveel bedrijven laten zich tijdens dit soort projecten lijden door idealisme en kijken onvoldoende kritisch naar hun ideeën. Innovatieprojecten zijn per definitie niet ‘in control’ te houden. Uiteindelijk is de enige reden om te stoppen, wanneer er geen marktvraag is. Digitale platformen op het gebied van biobased projecten zijn er reeds in overvloed, daarnaast is het ook maar de vraag of er daadwerkelijk iets uit komt. Het is een idee om de provincie Gelderland zo nu en dan een vrijdagmiddagborrel te laten organiseren om in een informele sfeer MKB’ers met elkaar in contact te laten brengen. Het initiatief zou de naam BBC (Bio Based Café) kunnen dragen.
Biobest practices Working Paper
85
2. Bijlagen: lijst geïnterviewden AFP Arco BTG Hulshof Jongboom Holding KEMA Millvision PaperFoam Synprodo Thatchtec WUR/FBR WUR/FBR WUR/PPO
Biobest practices Working Paper
Eddy Hilbrink Jorre van Ast Hans Heeres Bob Heutinck Herman Hulshof Remy Jongboom Koen Broess Leon Joore Mark Geerts Nienke Zandstra Peter de Bruijn Ton Baltissen (WUR) Herman Feil Pieternel Claassen Frans Kappen Bart van der Sluis
86
3. Bijlagen: Bronvermeldingen Geraadpleegde literatuur 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
23. 24. 25. 26. 27. 28.
Kwant, Kees e.a. (2011) Stand van zaken Biobased Economy vanuit het perspectief van Agentschap NL, rapport , pp. 53 Alders, Ben, Gerard Berendsen e.a.(2009) Risk in Interorganizational Networks and Strategic Alliances, Proceedings of the 10th International Continuous Innovation Network (CINet) Conference, Australia, pp. 24-35 Berendsen, Gerard (2004) Bondgenoten in Concurrentie; inaugurele rede 14 mei 2004, HAN University, pp. 52 Berendsen, Gerard, Ineke Pieters e.a. (2009) A Preliminary Study into the Instrumentation of Collaborative Improvement in Organisational Networks, Proceedings of the 10th International Continuous Innovation Network (CINet) Conference, Australia, pp. 132-145 Berendsen, Gerard, Joost Kuijper (red.) (2012) Business Unusual - de praktijk van het samen innoveren, STODT/PIM, ISBN: 978-90819-7990-0, pp. 192 Berendsen, G.J., M. van Liere, J. Venselaar, T. Ansems en W. Appelmans (2006) Duurzaam Innoveren met de DOSIT methodiek, Kluwer, Sigma - Kwaliteit in Praktijk, pp. 1-36 Bessant, J., S. Gaffyn, J. Gilbert, R. Harding en S.Webb (1994) ‘Rediscovering continuous improvement’, Technovation 14 (1) pp. 17-29. Blom, G. en J.C. Jongeleen (2002) ‘Succesvol partnerschap, krachten en machten bij samenwerken’, Kluwer, Deventer Dijkstra, L, C.W.G.M. Dirne, C.P.M. Govers en P.C. Sander (1997) ‘Samenwerking in ontwikkeling’, Kluwer, Deventer. Douma, M.U. (1997) Strategic alliances Fit or failure, Proefschrift Universiteit Twente, Utrecht, Drukkerij Elinkwijk. Duyster, G., K. Heimeriks en J. Jurriëns (2002) ‘Samenwerken als kerncompetentie’, Bedrijfskundig Vakblad, vol. 14, no. 1, pp. 3-10. Garcia en Calantone, A critical look at technological innovation typologie and innovativeness terminology: a literature review, Journal of Product Innovation Management 19 (2002), p. 110-132 Hamel, G. (2000). Leading The Revolution How to thrive in turbulent times by making Innovation a way of live. Boston: Harvard Business School Press. Henderson, R. M., & Clark, K. B. (1990). Architectural Innovation: The Reconfiguration of Existing Product Technologies and the Failure of Established Firms. Administrative Science Quarterly, 35(1), 9–30. Jacobs, D. & Snijders, H., 2008. Innovatieroutine. 1st druk. Assen: Van Gorcum. Jurriens, J., 2011. Innovatie door netwerken. ISBN: 978-90-814228-7-1, Arnhem: HAN University Press. Kinkel, Steffen en Gunter Lay (2003) Fertigungstiefe - Ballast oder Kapital? Fraunhofer Institut, Mitteilungen aus der Produktionsinnovationserhebung 30 pp. 12 Klein Woolthuis, R. (1999a) ‘Winnen kan ook samen’, Ministerie van Economische Zaken Klein Woolthuis, R. (1999b) ‘Sleeping with the enemy; trust, dependence and contract in interorganisational realtionships.’, FeboDruk, Enschede Kurniawan, F., e.a. (2011) Bio-Based Economy Project Report, Breda, pp. 48 Littler, D. en F. Leverick (1995) ‘Joint ventures for product development: Learning from experience’, Long range planning, vol. 28, no. 3, pp. 58-67. Littler, D., F. Leverick en D.Wilson (1995) ‘Factors affecting the process of collaborative product development,A study of UK manufacturers of information and communications technology products’,The journal of product innovation management, vol. 12, no. 1, pp. 16-32. Logt, Jeroen van de (2011) Is biomassa wel echt duurzaam? Avans, Breda, Scriptie pp. 97 Nauta, F. et al., 2011. Innovatiescan Nederlandse zorg, Arnhem: Lectoraat Innovatie, Hogeschool Arnhem Nijmegen. Osterwalder, A. & Pigneur, Y. (2010) Business model generation: a handbook for visionaries, game changers, and challengers. Wiley Porter, M.E. (1985) Competitive advantage, Creating and sustaining superior performance, New York, USA,The Free Press. Rosenbrand, M.E., F.R. Dirks en J. Meijaard (2003) ‘Kansrijker door samenwerking, kenmerken en resultaten van samenwerking door kleine ondernemingen’ Weenink, S.A.J., P.M. Wognum & O.A.M. Fisscher (1999) ‘Het managen van de klantleverancierrelatie in productontwikkeling’, Bedrijfskundig Vakblad, vol.11, no. 7, pp. 4-14.
Overige bronnen i
Zie http://sis.prv.gelderland.nl/brondoc/PS/2012/VOORSTEL/SIS_10589.PDF
Biobest practices Working Paper
87
Biobest practices
Biobest practices
gezamenlijk innoveren met biobased grondstoffen
gezamenlijk innoveren met biobased grondstoffen
Provincie Gelderland Markt 11 Postbus 9090 6800 GX Arnhem T (026) 359 91 11
[email protected] www.gelderland.nl
Working Paper Lectoraat Total Quality Management in Organisatienetwerken Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nederland 2013