Ingrid Ooms, Evelien Eggink en Edwin van Gameren. Moeders, werk en kinderopvang in model. Analyse van arbeidsparticipatie- en kinderopvangbeslissingen van moeders met jonge kinderen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, augustus 2007.
Bijlagen Bijlage A
Bijschatten van uurloon en prijs formele opvang ................................................................ 2
A.1 A.2
Bijschatten van potentieel uurloon........................................................................... 2 Bijschatten van uurprijs van formele opvang........................................................... 3
Bijlage B
Opvattingen over arbeid en de zorg voor kinderen.............................................................. 6
B.1 B.2 B.3
Inleiding ................................................................................................................... 6 Opvattingen over de zorg voor kinderen.................................................................. 6 Opvattingen over de combinatie van arbeid en de zorg voor kinderen.................... 8
Bijlage C Nadere analyses endogeniteit............................................................................................. 10 Bijlage D Gebruikt databestand ......................................................................................................... 14 Literatuur ........................................................................................................................................... 15
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
1
Bijlage A
Bijschatten van uurloon en prijs formele opvang
A.1 Bijschatten van potentieel uurloon Om het potentiële uurloon te berekenen wordt de relatie geschat tussen het uurloon van de werkende moeders en allerlei kenmerken zoals haar leeftijd en opleiding. We schatten een standaard loonvergelijking (zie Mincer 1974). De afhankelijke variabele is het uurloon van de werkende vrouwen. Dit wordt verklaard uit scholing, ervaring en persoons- en baankenmerken. Scholing staat hier voor het aantal schooljaren. Hierover hebben we geen informatie, maar wel over het hoogst behaalde opleidingsniveau. We hanteren daarom de variabele opleiding die het hoogst behaalde opleidingsniveau meet in vier klassen. Werkervaring wordt hier benaderd door de leeftijd, ook een kwadratische term in leeftijd wordt toegevoegd. Verder voegen we andere kenmerken toe van de moeder en haar baan. Zo weten we of zij werkte voor haar eerste zwangerschap en hoeveel uur dat dan was. We hebben geen informatie over de werkomgeving van de vrouwen die voor het uurloon bepalend zijn, zoals de sector waarin zij werkt. Wel nemen we het aantal uren dat zij werkt en of zij op onregelmatige dagen werkt. De keuze om te werken kan samenhangen met het uurloon dat zij kan verdienen. Hiervoor corrigeren we de berekeningen door een selectiemodel te schatten (Heckman 1979, Wooldridge 2002). Tabel A.1 Schattingsresultaten uurloon, moeders met kinderen 0-12 jaar, 2004 werkt
log(uurloon)
huishoudkenmerken aantal kinderen 0-3 jaar
–0,199 *
aantal kinderen 4-12 jaar
–0,178 *
kinderen 13 jaar en ouder aanweziga
0,067 0,050 *
werkt op onregelmatige dagen
–0,003 *
uren werk aantal uren werk partner
0,003
partner werkt op onregelmatige dagen
0,111
log inkomen partner + overig
–0,396 *
leeftijd moeder (in jaren x 10)
1,615 *
opleiding moeder havo/vwo
0,094
–0,104 0,076 *
opleiding moeder mbo
0,342 *
0,110 *
opleiding moeder hbo/universiteit
0,650 *
0,288 *
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaara
0,536 *
formele opvang beschikbaar
0,169 *
oriëntatie op werk en herverdeling werkte voor eerste zwangerschap 2-3 dagen
0,631 *
0,039
werkte voor eerste zwangerschap 4 dagen
0,790 *
0,122 *
werkte voor eerste zwangerschap 5 dagen
0,756 *
0,104 *
omgevingskenmerken weinig stedelijk
–0,111
matig stedelijk
–0,071
sterk stedelijk
–0,176
zeer sterk stedelijk
–0,016
werkende moeders gebruikelijk formele opvang gebruikelijk
0,501 * –0,186 *
informele opvang gebruikelijk
0,066
fulltime werkende vaders gebruikelijk
0,028
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
2
van huis uit betaald werk belangrijk
–0,110
oma werkte altijdb oma werkte soms wel soms niet
0,221 * –0,093
oma werkte sinds naar schoolb b
–0,148
als oma werkte zorgde anderb
0,301
oma werkte thuisb
0,044
oma werkte schooltijdenb
0,449 *
constante
–1,420
ρ
–0,089
aantal waarnemingen a Familie, vrienden en bekenden die aanbieden om op te passen. b Met oma bedoelen we de moeder van de moeder. * Significant op 5%-niveau.
1870
2,203 * 1275
Bron : SCP (GKO’04)
De resultaten van de participatievergelijking zijn hier inhoudelijk niet van belang. Deze vergelijking wordt immers in hoofdstukken 4 en 5 nogmaals geschat, in relatie tot het gebruik van kinderopvang en het aantal uren werk. Het doel van de bijschatting hier is om zo goed mogelijk de potentiële uurlonen te voorspellen. De participatievergelijking wordt hier alleen geschat om rekening te houden met mogelijk selectie. Het uurloon wordt voor een groot deel bepaald door het opleidingsniveau van de moeders. Met name hebben hoog opgeleide vrouwen een hoger uurloon dan middelbaar of lager opgeleiden. Nadere analyse wijst uit dat de coëfficiënten van mbo en havo/vwo niet significant verschillend zijn. In de schattingen is terug te vinden dat er een toeslag is voor onregelmatig werk. Tot slot heeft het uurloon een licht negatieve relatie met het aantal uren werk per week. Daarnaast speelt het aantal dagen dat de moeder werkte voor haar eerste zwangerschap een belangrijke rol. Vrouwen die 4 of 5 dagen werkten hebben nu het hoogste uurloon; vrouwen die minder werkten hebben een lager uurloon. De selectiviteitscorrectie (ρ) heeft geen significant effect. Aan de hand van de geschatte uurloonvergelijking voorspellen we voor alle moeders (of zij nu in werkelijkheid wel of niet werken) het potentiële uurloon. Hierbij aan we uit van een ‘standaard werkweek’ waarin 20 uur wordt gewerkt en niet op onregelmatige tijden. Door het aantal uren werk voor iedereen constant te veronderstellen veroorzaakt het potentiële uurloon geen problemen met endogeniteit op in de modellen in de hoofdtekst (§4.2 en §5.2) waarin naast de participatie ook het aantal gewerkte uren wordt geanalyseerd. 1 A.2
Bijschatten van uurprijs van formele opvang
Voor de huishoudens die formele opvang gebruiken en waarvoor de prijs bekend is, wordt de prijs per uur opvang gerelateerd aan kenmerken van de huishoudens. In de literatuur worden er verschillende methoden gehanteerd om de prijs van kinderopvang te schatten. Theoretisch gezien hangt de prijs van kinderopvang af van de kwaliteit van de opvang. Kwaliteitsindicatoren zouden goede voorspellers kunnen zijn voor de potentiële uurprijs van kinderopvang (zie bv. Blau en Hagy 1998; Joesch en Hiedemann 2002). Helaas bevat ons gegevensbestand hierover geen informatie. Daarom hanteren we hier andere verklarende variabelen. Connelly (1992) analyseert de prijs van kinderopvang per gewerkt uur. Zij gaan uit van een functie van de kwaliteit van de opvang en het aantal en de leeftijden van de kinderen in het huishouden. Zij houden rekening met de selectiviteit van de groep gebruikers van kinderopvang. Ook Powell (2002) 1
Het toevoegen van het aantal uren werk levert een significant beter model op voor het potentiële uurloon (LR-toets). Alternatieve modellering waarin het aantal uren werk niet in de uurloonvergelijking is opgenomen, levert nauwelijks andere resultaten in de modellen in de hoofdstekst.
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
3
modelleert de prijs van kinderopvang aan de hand van kwaliteit van opvang en de huishoudsamenstelling en voegt daar het overige inkomen van het huishouden aan toe. Powell (2002) schat de prijzen van verschillende opvangvormen op basis van een multinomiaal selectie model. Dit levert hier echter geen goede resultaten. Er zijn dan nauwelijks variabelen met een significante invloed op de prijzen. Wij schatten daarom de prijzen voor totale formele opvang. Evenals bovengenoemde onderzoekers hanteren we hier een model met selectiviteitscorrectie (Heckman 1979, Wooldridge 2002). We corrigeren voor het al dan niet gebruiken van formele opvang. Voor de prijsvergelijking voegen we een selectievergelijking toe waarmee we de keuze modelleren om deze opvangvorm te gebruiken. Om de prijs van opvang te verklaren nemen we naast de huishoudsamenstelling (aanwezigheid partner, aantal en leeftijd van de kinderen) overig inkomen mee (huishoudinkomen inclusief het inkomen van de partner, maar zonder het inkomen van de moeder). Hiermee houden we er rekening mee dat de prijs van opvang afhankelijk is van het huishoudinkomen (vooral door subsidies), zonder problemen met de endogeniteit van de participatiebeslissing van de moeder. Verder nemen we de opleiding van de moeder mee als verklarende variabele voor de prijs. Ook voegen we de stedelijkheid toe als een (grove) benadering van kwaliteit. Het idee is dat de kwaliteit van opvang verschilt tussen grote steden en het platteland. In de selectievergelijking die corrigeert voor eventuele afwijkingen in samenstelling tussen de gebruikers en niet-gebruikers nemen we variabelen op over de huishoudsamenstelling, leeftijd, de aanwezigheid en het werk van de partner, opleidingsniveau en de opvattingen over kinderopvang en arbeid. Tabel A.2 Schattingsresultaten prijs formele opvang, moeders met kinderen 0-12 jaar, naar leeftijd van de kinderen, 2004 0-3-jarigen 4-12-jarigen gebruik
log(prijs)
gebruik
log(prijs)
huishoudkenmerken kinderen 0-3 jaar aanwezig 2 kinderen 0-3 jaar
–0,175
3 kinderen 0-3 jaar
–0,051
kinderen 4-12 jaar aanwezig
–0,755 *
aantal uren werk partner
–0,020 *
partner werkt op onregelmatige dagen
–0,263
log(inkomen partner + overig)
0,192
leeftijd moeder (x 10)
2,974
leeftijd moeder (x 10) kwadraat
–0,157
0,208
0,060
3 kinderen 4-12 jaar –0,533
–0,065
–0,217 *
2 kinderen 4-12 jaar kinderen 13 jaar of ouder aanwezig
–0,111 –0,120
0,307
–0,834 *
–0,779
–0,738 *
–0,719
–0,007 0,077 0,515 *
–0,047
–0,021
1,747 –0,218
–0,370 0,458
0,508 *
–0,313
0,464 *
–0,112
0,555 *
–0,358
1,058 *
0,185
0,959 *
0,238
opleiding moeder havo/vwo
0,341
opleiding moeder mbo opleiding moeder hbo/universiteit oriëntatie op werk en herverdeling werkte voor eerste zwangerschap 2-3 dagen
0,264
0,060
werkte voor eerste zwangerschap 4 dagen
0,403
0,197
werkte voor eerste zwangerschap 5 dagen
0,621 *
0,322
omgevingskenmerken weinig stedelijk
–0,101
–0,188
–0,273
0,348
matig stedelijk
–0,038
0,107
–0,016
0,747 *
sterk stedelijk
–0,009
–0,058
0,047
0,834 *
zeer sterk stedelijk
–0,181
0,051
0,189
0,501
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
4
werkende moeders gebruikelijk
0,487 *
formele opvang gebruikelijk
0,656 *
0,437 * 0,417 *
informele opvang gebruikelijk
–0,206
–0,397 *
fulltime werkende vaders gebruikelijk
–0,000
–0,162
van huis uit betaald werk belangrijk
0,013
0,118
oma werkte sinds naar schoolb
0,209
–0,183
–0,060
0,021
oma werkte soms wel soms nietb
0,205
–0,056
als oma werkte zorgde anderb
0,499
0,300
oma werkte thuisb
0,032
–0,213
oma werkte schooltijdenb
0,295
–0,007
oma werkte altijdb
constante
–8,631 *
–2,918 *
–5,197
0,359
0,199
aantal waarnemingen 756 a Familie, vrienden en bekenden die aanbieden om op te passen. b Met oma bedoelen we de moeder van de moeder. * Significant op 5%- niveau.
1500
ρ
0,406
Bron: SCP (GKO’04)
De prijs van formele opvang voor 0-3-jarigen (kinderdagverblijf) en 4-12-jarigen (buitenschoolse opvang) worden afzonderlijk geanalyseerd. De gebruiksvergelijkingen zijn hier niet van belang. We willen zo goed mogelijk de prijzen van formele opvang voorspellen. De gebruiksvergelijking is toegevoegd om rekening te houden met mogelijk selectie. De prijs van formele opvang voor 0-3-jarigen is volgens het model lager wanneer er kinderen van 4-12 in het huishouden aanwezig zijn. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de ouderbijdrage volgens de tabel (SZW 2003) lager is wanneer er meer dan 1 kind gebruikmaakt van formele opvang. Verder is de prijs hoger naarmate het overige inkomen hoger is. Ook dit is in overeenstemming met de overheidssubsidies die afnemen naarmate het inkomen toeneemt. De andere variabelen spelen geen significante rol. De uurprijs van formele opvang voor 4-12-jarigen vertoont alleen een significante relatie met de stedelijkheid. De prijs is hoger in de meer stedelijke gebieden, wat een indicatie kan zijn voor een hogere kwaliteit. De waarde van ρ, de correlatie tussen de storingen van de gebruiksvergelijking en de prijsvergelijking, is in beide prijsmodellen niet significant. De gebruikers van opvang lijken dus geen selectieve groep te zijn wat betreft de prijs die zij betalen.
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
5
Bijlage B B.1
Opvattingen over arbeid en de zorg voor kinderen
Inleiding
Het gegevensbestand bevat informatie over de opvattingen van moeders over kinderopvang, over arbeidsparticipatie en over de combinatie van arbeid en de zorg voor kinderen. Hiervoor zijn de respondenten ruim 30 stellingen voorgelegd waarvan zij moesten aangeven in hoeverre zij het er mee eens zijn. De score op iedere stelling loopt van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). De scores op de verschillende stellingen hangen sterk met elkaar samen. We gebruiken factoranalyse om deze samenhang te bestuderen en de grote hoeveelheid (gecorreleerde) variabelen terug te brengen tot een hanteerbaar aantal variabelen (zie bv. Kim en Mueller 1978). In de analyses in de hoofdstukken 4 en 5 spelen de geconstrueerde variabelen voor de meningen geen rol, omdat zij endogeen zijn, ofwel afhankelijk zijn van de gemaakte keuzes (zie §3.5). Toch is het van belang hun constructie hier te beschrijven. Ten eerste spelen deze variabelen wel een rol in de analyses in Portegijs et al. (2006). Het onderhavige rapport vormt (deels) de verantwoording en achtergrond voor die studie. Ten tweede is de keuze van de omgevingskenmerken (zie hoofdstuk 3) gebaseerd op analyses van de meningen (zie bijlage C). B.2
Opvattingen over de zorg voor kinderen
Er zijn in de vragenlijst van GKO’04 verschillende vragen gesteld over de zorg voor baby’s, peuters en basisschoolkinderen. We bestuderen de opvattingen over de zorg voor kinderen uit alle leeftijdsgroepen tegelijkertijd en daarnaast de opvattingen over de zorg voor kinderen van 0 tot 3 jaar en voor kinderen van 4 tot 12 jaar afzonderlijk. Deze vragen zijn gesteld aan alle huishoudens, ook al hebben zij geen kinderen in de betreffende leeftijdsklasse. Met behulp van een factoranalyse vinden we voor de opvattingen over kinderopvang voor beide leeftijdsklassen 2 factoren. De eerste factor beschrijft het belang dat de moeder hecht aan het opvangen van de kinderen in een vertrouwde omgeving en door de eigen ouders. De tweede factor geeft aan in hoeverre de moeder vindt dat ook anderen dan de eigen ouders hun kinderen kunnen opvangen. Hieronder volgt een overzicht van de stellingen die een rol spelen in de constructie van de opvattingen. De stellingen zijn voor baby’s en peuters afzonderlijk in de vragenlijst opgenomen. Voor de presentatie zijn zij hier samengevoegd. De eerste factor, belang van eigen opvang, wordt voor de 0-3-jarigen bepaald door de volgende stellingen: – Een baby/peuter kan het beste alleen door de eigen moeder worden verzorgd; – Een baby/peuter kan het beste alleen door de eigen ouders worden verzorgd; – Het is voor een baby/peuter het beste om in het eigen huis te worden verzorgd. Voor 4-12-jarigen wordt deze factor bepaald door: – Als een kind uit school komt, heeft het individuele aandacht nodig van de eigen ouder(s); – Als een kind uit school komt, heeft het de behoefte om thuis te zijn; – Opvang na schooltijd leidt tot te lange dagen, het is vermoeiend voor kinderen. De tweede factor, over de mogelijkheid van uitbesteden, wordt bepaald door (0-3-jarigen): – Een baby/peuter kan aan een professionele leidster of oppas worden toevertrouwd; – Een baby/peuter kan aan een familielid of goede bekende worden toevertrouwd; – Het is goed voor een baby om in een groep te worden opgevangen; – Het is belangrijk dat peuters samenspelen met andere kinderen in een groep. Voor 4-12-jarigen gaat het dan om de volgende stellingen: – Het is belangrijk dat kinderen, als ze uit school komen, samenspelen met andere kinderen in een groep;
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
6
– –
Kinderen ondernemen op de naschoolse opvang meer leerzame activiteiten dan thuis; Het is voor kinderen leuk om op de naschoolse opvang activiteiten te ondernemen.
De schalen worden zo geconstrueerd dat zij gemiddelde 0 en standaard deviatie 1 hebben. De minimale en maximale scores voor de verschillende schalen lopen fors uiteen, zie figuur B.1 en B.2.
0
0
.1
.1
.2
.2
Density
.3
Density .3
.4
.4
.5
.5
Figuur B.1 Opvattingen over belang eigen opvangz
-2
-1
0 belang eigen opvang 0-3
1
-4
2
-2
0 belang eigen opvang 4-12
2
4
a De lijn geeft een normale verdeling weer, met gemiddelde 0 en standaarddeviatie 1. Bron: SCP (GKO’04)
-5
a
0 is uitbesteden ook goed 0-3
5
0
0
.1
.2
.2
Density
Density .3
.4
.4
.6
.5
Figuur B.2 Opvattingen over mogelijkheid uitbesteden van opvanga
-4
-2
0 is uitbesteden ook goed 4-12
2
4
De lijn geeft een normale verdeling weer, met gemiddelde 0 en standaarddeviatie 1.
Bron: SCP (GKO’04)
Enkele kanttekeningen In Portegijs et al. (2006) zijn schalen geconstrueerd voor de opvattingen van kinderopvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar tezamen. De samenhang tussen die schalen en de schalen voor beide leeftijdsklassen afzonderlijk is hoog. Het belang van eigen opvang vertoont een redelijke samenhang tussen beide leeftijdsklassen. De correlatie tussen de opvatting voor 0-3 en voor 4-12-jarigen is 0,66. Voor de mogelijkheid van uitbesteden van opvang aan anderen is de relatie veel minder sterk (correlatie van 0,36). We hebben de analyses ook uitgevoerd met de opvattingen over de opvang van 0-3-jarigen alleen voor de moeders met kinderen in die leeftijdsgroep. Dit leidt nauwelijks tot andere resultaten: de correlatie van de resulterende factoren is 0,999. Dit geldt ook voor een vergelijkbare analyse voor 4-12-jarigen.
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
7
Hieruit blijkt dat de opvattingen van moeders nauwelijks veranderen wanneer de moeder daadwerkelijk kinderen in de relevante leeftijdsgroep heeft. B.3
Opvattingen over de combinatie van arbeid en de zorg voor kinderen
De tweede analyse kijkt naar de opvattingen over werk en de combinatie van werk en huishoudelijke taken waaronder het verzorgen van de kinderen. Hierbij worden 16 stellingen samengenomen. De factor analyse geeft ook hier twee factoren die meer dan 10% van de variantie in de opvattingen verklaren. Hoewel ook de derde factor nog bij 10% verklaart, is deze inhoudelijk gezien niet te onderscheiden van de tweede factor. Daarom volstaan we met twee factoren. De eerste schaal geeft aan in hoeverre moeders werken belangrijk vinden voor zichzelf. Het gaat dan om de intrinsieke waarde die werken voor de moeders heeft als deelnemer aan de maatschappij, maar ook de voldoening uit het werk. De tweede schaal geeft aan in hoeverre de moeders de huishoudelijke taken, inclusief het verzorgen van kinderen gelijk zouden willen verdelen over man en vrouw. Voor de intrinsieke waarde van werk spelen een rol: – Betaalde arbeid is voor mij een vanzelfsprekendheid; – Betaalde arbeid is noodzakelijk om mijn leven volledig te maken; – Betaalde arbeid is belangrijk voor mijn zelfontplooiing en zelfontwikkeling; – Betaalde arbeid is belangrijk vanwege de contacten met anderen; – Betaalde arbeid is belangrijk omdat je zo een steentje bijdraagt aan de maatschappij; – Het is belangrijk om je eigen geld te verdienen en niet financieel afhankelijk te zijn van anderen; – Naast het moeder zijn is het belangrijk om als collega gewaardeerd te worden. Het belang van de taakverdeling in het huishouden wordt bepaald door: – Als slechts één van de ouders een baan kan hebben, zou dit de man moeten zijn; – Thuis zorgen voor kind(eren) is voor de meeste vrouwen een aantrekkelijk alternatief voor een drukke baan; – Over het algemeen hebben mannen een sterkere binding met het werk dan vrouwen; – Een vrouw is geschikter voor het opvoeden van kleine kinderen dan een man; – Het gezinsleven leidt er niet onder als de vrouw werkt en de man zorgt voor het huishouden; – Mannen zouden minder moeten gaan werken na de geboorte van kinderen; – Mannen en vrouwen moeten betaald werk gelijk verdelen; – Mannen zouden de helft van het huishoudelijk werk moeten doen; – Over het algemeen geldt dat degenen die zich in hun werk willen waarmaken minder goede vaders en moeders zijn. Ook hier zijn schalen geconstrueerd met gemiddelde 0 en standaarddeviatie 1. Hier lopen de minimale en maximale scores iets minder fors uiteen dan bij de opvattingen over opvang. Het verschil is toch nog substantieel, zie figuur B.3.
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
8
0
0
.1
.1
.2
Density .2
Density .3
.3
.4
.5
.4
Figuur B.3 Opvattingen over werk en taakverdelinga
-4
-2
0 intrinsieke waarde werk
2
4
-4
-2
0 herverdeling taken belangrijk
2
4
a De lijn geeft een normale verdeling weer, met gemiddelde 0 en standaarddeviatie 1. Bron: SCP (GKO’04)
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
9
Bijlage C
Nadere analyses endogeniteit
Tabel C.1 Schattingsresultaten arbeidsdeelname en uren werk, basismodel, model met opvattingen en model met instrumenten, alleen gezamenlijke variabelen, 0-3-jarigen model met opvattingen model met instrumenten basismodel werkt
uren werk
werkt
uren werk
werkt
uren werk
huishoudkenmerken woont samen met partner
0,726
5,444
leeftijd jongste kind
–0,055
0,089
–0,068
1,121 **
0,178
–0,049
0,130
aantal kinderen 0-3 jaar
–0,125
–1,029
–0,017
–0,427
–0,166
–1,104
–0,080
aantal kinderen 4-12 jaar
–0,284 ***
–3,872 ***
kinderen ouder dan 13 jaar
–0,523
–4,927
potentieel uurloon
0,200
4,050
–0,273 ***
–3,468 ***
2,001
–0,332
–3,502
0,273 ***
2,855 ***
0,193 ***
1,708 ***
–2,508 ***
–0,730 ***
–2,001 ***
leeftijd moeder in jaren
0,035 **
0,343 ***
werkte voor zwangerschap
0,748 ***
0,002
4,247
2,650 ***
–0,519 ***
log(overig huishoudinkomen)
0,999 **
0,119
0,694 ***
0,251 ***
2,269 ***
–0,542 **
–1,988 ***
0,033 **
0,278 ***
0,794 ***
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar formele opvang 0-3 jaar beschikbaar kosten per uur formele opvang 0-3 jaar constante Ρ
0,723 *** 0,453 ***
1,623 5,257 ***
0,621 ***
0,620
0,241
2,807 **
0,703 *** 0,374 **
0,610 3,944 ***
–0,017
0,238
–0,002
0,166
–0,094
–0,207
–1,276
–11,827
1,813
5,639
–1,173
–4,359
0,671 **
0,458 *
0,355
*** Significant op 1%-niveau, ** significant op 5%-niveau, * significant op 10%-niveau. Bron: SCP (GKO’04) Tabel C.2 Marginale effecten van arbeidsdeelname en soort kinderopvang, basismodel, model met opvattingen en model met instrumenten, alleen gezamenlijke variabelen, kinderen 0-3 werken zonder werken met werken met niet opvang informele opvang formele opvang werken basismodel huishoudkenmerken woont samen met partner
–0,325 *
0,090
0,211 **
0,023 0,015
leeftijd jongste kind
0,023
0,010
–0,048 **
aantal kinderen 0-3 jaar
0,061
0,051
–0,124 **
aantal kinderen 4-12 jaar
0,131 ***
0,084 ***
–0,065 **
–0,150 ***
0,102
–0,182
–0,141 ***
–0,014
0,012
0,101 ***
kinderen ouder dan 13 jaar potentieel uurloon log(overig huishoudinkomen)
0,222 –0,100 *** 0,173 **
–0,083 ***
–0,100 *
0,012
0,010
leeftijd moeder in jaren
–0,017 ***
–0,005
0,005
0,016 ***
werkte voor zwangerschap
–0,346 ***
–0,006
0,253 ***
0,100 **
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar kosten per uur formele opvang 0-3 jaar
–0,338 *** 0,018
0,006 –0,003
0,322 *** –0,045
0,010 0,031
model met opvattingen huishoudkenmerken woont samen met partner
–0,526 ***
0,132 ***
0,345 ***
0,050
leeftijd jongste kind
0,034
0,009
–0,056 **
0,013
aantal kinderen 0-3 jaar
0,028
0,078 *
–0,113 *
0,007
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
10
aantal kinderen 4-12 jaar
0,051
0,093 ***
–0,055
–0,089 ***
kinderen ouder dan 13 jaar
0,141
0,163
–0,209
–0,094 ***
–0,006
0,013
0,060 ***
potentieel uurloon
–0,067 ***
–0,108 ***
–0,154 **
leeftijd moeder in jaren
–0,001
–0,002
–0,003
werkte voor zwangerschap
–0,331 ***
–0,028
–0,319 ***
–0,008
log(overig huishoudinkomen)
0,282 ***
0,294 ***
–0,020 0,006 ** 0,065 **
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar kosten per uur formele opvang 0-3 jaar
0,015
–0,008
0,352 *** –0,031
–0,025 0,024
model met instrumenten huishoudkenmerken woont samen met partner
–0,392 **
0,036
0,081
0,049
–0,138 **
0,126 ***
0,077 ***
–0,065 **
–0,137 ***
0,160
0,143
–0,194
–0,108 *
aantal kinderen 0-3 jaar aantal kinderen 4-12 jaar kinderen ouder dan 13 jaar log(overig huishoudinkomen)
0,247 *** –0,047 **
0,023
potentieel uurloon
0,110 ** 0,005
leeftijd jongste kind
–0,093 *** 0,196 **
–0,011 –0,075 **
leeftijd moeder in jaren
–0,015 ***
–0,004
werkte voor zwangerschap
–0,358 ***
0,003
–0,346 ***
0,005
0,016 –0,126 **
0,018 0,008
0,089 *** 0,004
0,006
0,013 ***
0,268 ***
0,086 *
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar
kosten per uur formele opvang 0-3 jaar 0,048 –0,030 *** Significant op 1%-niveau, ** significant op 5%-niveau, * significant op 10%-niveau.
0,320 *** –0,030
0,021 0,011
Bron: SCP (GKO’04)
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
11
Tabel C.3 Schattingsresultaten van arbeidsdeelname en uren werk, basismodel, model met opvattingen en model met instrumenten, alleen gezamenlijke variabelen 4-12-jarigen model met opvattingen model met instrumenten basismodel werkt
uren werk
werkt
–1,006
0,804 *** 0,074 ***
uren werk
werkt
uren werk
1,356
0,725 ***
–0,629
0,507 **
0,050 **
huishoudkenmerken woont samen met partner
0,676 ***
leeftijd jongste kind
0,051 **
aantal kinderen 0-3 jaar
–0,135
0,299 ** –0,439
0,023
–0,486
aantal kinderen 4-12 jaar
–0,128 **
–1,626 ***
0,038
kinderen ouder dan 13 jaar
–0,140
–1,576 **
–0,028
potentieel uurloon (euro’s)
0,328 **
–0,106
–0,458
–1,028 **
–0,116 **
–1,618 ***
–0,994
–0,102
–1,674 **
0,265 ***
1,757 ***
0,223 ***
1,726 ***
0,240 ***
1,697 ***
log(overig huishoudinkomen)
–0,458 ***
–1,472 ***
–0,373 ***
1,880 ***
–0,461 ***
–1,463 ***
leeftijd moeder in jaren
–0,014
–0,077
–0,031 ***
–0,239 ***
–0,014
–0,114 *
werkte voor zwangerschap
0,543 ***
0,336 ***
0,529 ***
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar formele opvang 4-12 jaar beschikbaar kosten per uur formele opvang 4-12 jaar
0,565 *** 0,235 ***
–0,571 1,479 ***
0,412 ***
0,727
0,085
1,016 *
0,518 *** 0,222 ***
–0,550 1,263 **
–0,062
0,182
–0,052
–0,18
–0,074
–0,048
constante
–1,276
–11,827
1,813
5,639
–1,173
–4,359
Ρ
–0,071
1,198 ***
–0,060
*** Significant op 1%-niveau, ** significant op 5%-niveau, * significant op 10%-niveau. Bron: SCP (GKO’04) Tabel C.4 Marginale effecten van arbeidsdeelname en soort kinderopvang, basismodel, model met opvattingen en model met instrumenten, alleen gezamenlijke variabelen, kinderen 4-12 jaar werken zonder werken met werken met niet opvang informele opvang formele opvang werken basismodel huishoudkenmerken woont samen met partner
–0,276 ***
0,296 ***
leeftijd jongste kind
–0,020 ***
0,040 ***
–0,011 *
0,021
–0,041 –0,009 ***
aantal kinderen 0-3 jaar
0,046
0,071
–0,090 ***
–0,028 **
aantal kinderen 4-12 jaar
0,038 *
0,036
–0,040 **
–0,035 ***
kinderen ouder dan 13 jaar
0,056
0,062
–0,071 **
–0,047 ***
potentieel uurloon
–0,094 ***
0,011
0,058 ***
log(overig huishoudinkomen)
0,174 ***
–0,128 ***
–0,036 **
leeftijd moeder in jaren
0,004
–0,001
–0,004
werkte voor zwangerschap
–0,218 ***
0,072 *
0,141 ***
0,024 *** –0,009 ** 0,001 0,005
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar kosten per uur formele opvang 4-12 jaar
–0,235 *** 0,021
–0,012 –0,011
0,280 ***
–0,032 **
–0,014
0,005
–0,014
model met opvattingen huishoudkenmerken woont samen met partner
–0,368 ***
0,349 ***
0,033
leeftijd jongste kind
–0,028 ***
0,042 ***
–0,010
–0,004 ***
aantal kinderen 0-3 jaar
–0,005
0,096 **
–0,080 **
–0,011 *
aantal kinderen 4-12 jaar
–0,026
0,059 **
–0,022
–0,011 **
0,048
–0,053
–0,010
kinderen ouder dan 13 jaar potentieel uurloon
0,015 –0,066 ***
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
0,015
0,045 ***
0,006 **
12
log(overig huishoudinkomen)
0,161 ***
leeftijd moeder in jaren
0,010 **
werkte voor zwangerschap
–0,214 ***
–0,129 *** 0,000 0,097 **
–0,029 *
–0,003
–0,009 ***
0,000
0,123 ***
–0,006
0,272 ***
–0,010
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar kosten per uur formele opvang 4-12 jaar
–0,204 *** 0,027
–0,058 –0,015
–0,015
0,003
model met instrumenten huishoudkenmerken woont samen met partner
–0,392 **
0,110 **
0,247 ***
0,036 0,018
0,023
aantal kinderen 0-3 jaar
0,081
0,049
–0,138 **
aantal kinderen 4-12 jaar
0,126 ***
0,077 ***
–0,065 **
–0,137 ***
kinderen ouder dan 13 jaar
0,160
0,143
–0,194
–0,108 *
potentieel uurloon log(overig huishoudinkomen)
–0,093 *** 0,196 **
0,005
–0,047 **
leeftijd jongste kind
–0,011 –0,075 **
leeftijd moeder in jaren
–0,015 ***
–0,004
werkte voor zwangerschap
–0,358 ***
0,003
–0,346 ***
0,005
0,016 –0,126 **
0,008
0,089 *** 0,004
0,006
0,013 ***
0,268 ***
0,086 *
aanbod en kosten kinderopvang netwerkopvang beschikbaar
kosten per uur formele opvang 4-12 jaar 0,048 –0,030 *** Significant op 1%-niveau, ** significant op 5%-niveau, * significant op 10%-niveau.
0,320 *** –0,030
0,021 0,011
Bron: SCP (GKO’04)
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
13
Bijlage D
Gebruikt databestand
Gebruik kinderopvang (GKO) Om de vraag naar kinderopvang beter te kunnen ramen wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van kinderopvang. Dit onderzoek moet inzicht bieden in de determinanten en restricties bij de vraag naar kinderopvang door ouders en in de relatie tussen kinderopvang en arbeidsparticipatie. doelpopulatie
Nederlandse huishoudens met tenminste één thuiswonend kind in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar, inclusief eenoudergezinnen
soort onderzoek steekproefeenheid entiteiten steekproefkader steekproefmethode verzamelmethode opdrachtgever uitvoerder veldwerk frequentie weging
enquête huishouden huishoudens GfK-panels selectie uit panel schriftelijke vragenlijst Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) GfK PanelServices eenmalig in 2004 met een nameting in 2005 naar aanwezigheid partner, opleiding moeder, stedelijkheidsgraad en aantal kinderen; arbeidsdeelname
berichtgever GKO’04 veldwerkperiode steekproefomvang respons
de moeder maart-april 2004 2500 huishoudens 2015 personen (81%)
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
14
Literatuur Blau, David M. en Alison P. Hagy (1998). The Demand for Quality in Child Care. In: The Journal of Political Economy, jg. 106, nr. 1, p.104-146. Connelly, Rachel (1992). The Effect of Child Care Costs on Married Women’s Labor Force Participation. In: The Review of Economics and Statistics, jg. 74, nr. 1, p. 83-90. Heckman, James J. (1979). Sample selection bias as a specification error. In: Econometrica, jg. 47, nr. 1, p. 153-162. Joesch, Jutta M. en Bridget G. Hiedemann (2002). The Demand for Nonrelative Child Care Among Families with Infants and Toddlers. A Double-hurdle Approach. In: Journal of Population Economics, jg. 15, no. 3, p. 495-526. Kim, Jae-On en Charles W. Mueller (1978). Introduction to factor analysis: What it is and how to do it. Thousand Oaks, CA: Sage Publications (Quantitative Applications in the Social Sciences Series, No. 13). Mincer, Jacob (1974). Schooling, Experience, and Earnings, New York: NBER. Portegijs, W., M. Cloïn, I.L. Ooms en E. Eggink (2006) Hoe het werkt met kinderen. Moeders over kinderopvang en werk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2006/5). Powell, Lisa M. (2002). Joint Labor Supply and childcare Choice Decisions of Married Mothers. In: The Journal of Human Resources, jg. 37, nr. 1, p. 106-128. SZW (2003). SZW-Adviestabel ouderbijdragen kinderopvang 2004 ‘Percentagetabel’. Den Haag: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wooldridge, Jeffrey M. (2002). Econometric Analysis of Cross Section and Panel Data, Cambridge, MA: MIT Press.
Bijlagen – Moeders, werk en kinderopvang in model
15