Bijlage A: Pagina ‘links ter verdere oriëntatie’
BUltenveldertse ldan 106, 1081 AS Amsterdam
Postbus 75684, 107Q AR A.l'I1slerdam T 020-696 00 19 E : Inio@reclamecoden! F: 020-6965659 W : www.r eclam ecode .nl
STICHTING RECLAME CODE
De heer M.H. Boone Krachtveld 43 1359 KK ALMERE
NIB08.0206
Amsterdam , 11 november 2008
Geachte heer Boone, Betreft: reclame voor atoomstroom In antwoord op uw e-mail van 21 oktober 2008, waann u bezwaar maakt tegen de aanprijzmg van atoomstroom op de website www.atoomstroom .nl bericht ik u dat de voorzitter van de Reclame Code Commissie uw klacht niet in behandeling heeft genomen omdat deze, naar zijn oordeel, voor de Commissie geen aanlelding zal zijn tot het doen van een aanbeveling Het is algemeen bekend dat een nadeel van atoomenergle IS dat dit langdurig radioactief afval tot gevolg heeft. Oaarvan wordt ook uitdrukkelijk melding gemaakt op de website onder het kopje "Nadelen van Kernenergie iO • Het feit dat gesproken wordt van een uonafhankelijk (denk)klimaat" leldt ntet tot het oordeel dat de uitmg mlsleidend en onJuist IS . Indien u het met deze beslisstng van de voorzltter niet eens bent, dan kunt u daartegen binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief bezwaar maken bij de voltallige Reclame Code Commissie en uw klacht voorleggen aan de Comm issie Voor de behandeling van het bezwaar dlent een bedrag van € 12,- te worden overgemaakt op postbankrekenlngnummer 5349417 ten name van de Stichting Reclame Code, Postbusnummer 75684, 1070 AR, Amsterdam (zie www reclamecode.nl onder de kop RECLAMECOOE COMMISS1E (indienen van een klachtlkosten). Oit bed rag zal op uw rekenmg worden teruggestort, indien de Commissie mocht besluiten dat de voorzitter uw klacht ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Voor de regels waaraan reclame moet voldoen verwijs ik naar www.reclamecode .nl/Nederlandse Reclame Code. Zowel het bezwaarschrift als het bedrag van € 12,- dient binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief in het bezlt te zijn van het secretariaat van de Stichting
Een kopie van uw klacht en van deze brief heb lk ter informatie aan de adverteerder gezonden Hoogachtend namens de vQorzitter van,de Reclame Code Commlssie
!'! /,'1 .
t Uy. IL.· ( .. x../
'/
L
v~~r' Mr J.A:J . 1J.9'eters-, voorzitter Mr P.E C. AnciQn - Kors ,A.. V
2
Bijlage C: Verwijzing Atoomstroom.nl naar niet-kernenergie leveranciers
Binnenland - Telegraaf.nl [24 uur actueel, ook mobiel]
1 van 1
http://www.telegraaf.nl/binnenland/2184039/__Fabriek_ontruimd_om_...
BINNENLAND Fabriek ontruimd na chemische reactie HEERLEN - Zonnecellenfabriek Solland Solar in Heerlen is maandagmiddag ontruimd nadat in het bedrijf een vat met chemicaliën was gescheurd.
Foto: ANP
Ongeveer tweehonderd medewerkers moesten het fabrieksgebouw verlaten. Zij moesten zich door familie en kennissen laten ophalen, omdat ze niet meer bij hun eigen autosleutels konden. Drie medewerkers en een cameraman van de regionale omroep L1 zijn naar het ziekenhuis gebracht omdat ze een vreemde smaak in de mond hadden als gevolg van het inademen van de giftige dampen. Het gescheurde afvalvat bevatte duizend liter van de chemicaliën salpeterzuur en fluorwaterstofzuur. Toen deze stoffen als gevolg van de lekkage in aanraking met zuurstof kwamen, ontstond een chemische reactie en verspreidden giftige gassen zich in de fabriek. De giftige dampen kwamen via de afzuiging ook naar buiten. De gifwolk trok richting Duitsland, maar de concentratie is daar niet meer gevaarlijk, bleek uit metingen. Wat de gevolgen van inademen van het gif op de langere termijn zijn, weet de brandweer nog niet. De bedrijfsbrandweer van DSM begon in de namiddag met het overpompen van de giftige vloeistof in speciale vaten. Dat kan nog enkele uren in beslag nemen. Zodra dit gebeurd is, verricht de brandweer nieuwe metingen.
28-1-2009 20:48
BijlageE: Greenpeace site over ‘Schone energie’
Kernenergie: vier redenen waarom er niets van deugt Ike Teuling, 12-06-2008 12:44 reageer 5 reacties
Minister Verhagen roept op tot een debat over kernenergie. Greenpeace voert dat debat graag, maar wel op basis van vier feiten:
1. Kernafval vergaat niet. Of je het nu diep onder de grond stopt of dumpt in met straling besmette steden in Rusland: het afval verdwijnt niet. Door nu kernenergie op te wekken, zadelen wij generaties na ons nog 240.000 jaar op met ons levensgevaarlijke afval.
2. Kerncentrales zijn levensgevaarlijk. Tsjernobyl is al bijna een kwart eeuw geleden, maar ook recente ongevallen laten zien hoe kwetsbaar kerncentrales zijn. In juli 2007 raakte een centrale in Japan ernstig beschadigd als gevolg van een aardbeving, China is tijdens de recente aardbeving door het oog van de naald gekropen. In Zweden probeerden terroristen een kerncentrale binnen te dringen. De bouw van een nieuwe centrale in Frankrijk is stilgelegd na ernstige constructiefouten. En vorige week lekte water uit het koelsysteem van een Sloveense centrale, waardoor de reactor abrupt moest worden stilgezet.
3. Kernenergie is duur. De pogingen nieuwe kerncentrales in Finland en Frankrijk te bouwen laten zien dat het geplande budget met miljarden wordt overschreden. Stijgende uraniumprijzen en terrorismebestrijding zullen de kosten nog verder doen oplopen.
4. Kernenergie blokkeert de strijd tegen klimaatverandering. Bij de winning van uranium, de productie van brandstof en de bouw van een centrale komt veel CO2 vrij. Een verdubbeling van het aantal kerncentrales wereldwijd zou een besparing van 3 procent op CO2-uitstoot betekenen. Dat zou miljarden kosten en tegelijk tientallen jaren te laat komen om bij te dragen aan klimaatbeheersing.
Deze vier feiten zouden genoeg moeten zijn om de discussie goed te voeren en voor eens en altijd te besluiten dat kernenergie een domme fout uit het verleden is. Wij moeten alle aandacht en middelen inzetten op besparing en op schone (wind- en zonne)energie.
Ike Teuling is campagneleider tegen kernenergie van Greenpeace Nederland.
Bijlage G: Nuon over ‘schone energie’
Bijlage H: Windunie over ‘schone stroom’
08-03
Groene Stroom van Essent kost u geen cent meer dan gewone stroom Meer dan 913.000 klanten van Essent hebben al gekozen voor Groene Stroom en helpen zo de uitstoot van CO2 te beperken. Belangrijk, want CO2 is de grootste veroorzaker van het broeikaseffect. Dit leidt tot de klimaatverandering waar de natuur zo onder lijdt. Gletsjers en ijskappen smelten en een kwart van alle planten- en diersoorten wordt met
Energie vraagt om energie. Energie vraagt om Essent. Essent is één van de grootste energiebedrijven van Nederland, met ruim 2,4 miljoen huishoudelijke en zakelijke klanten. We beschikken over 90 jaar ervaring in productie, handel, transport en levering van elektriciteit. In gas zijn we zelfs al 150 jaar actief. Ons doel: de aanwezige energie omzetten, bruikbaar maken én betaalbaar houden. Want energie is er altijd en overal. In wind, in zonlicht, in biomassa, in alles. Essent weet als geen ander hoe we de beschikbare energie zo efficiënt en effectief mogelijk kunnen benutten. Daar stoppen we al onze energie dagelijks in. Hierdoor bent u ook in de toekomst verzekerd van betaalbare en duurzame energie. Daar kunt u op vertrouwen.
uitsterven bedreigd. Door te kiezen voor Groene Stroom kunt u samen met Essent iets doen tegen de klimaatverandering. Zonder dat het u iets extra kost.
Postadres Telefoon Internet
Essent Postbus 1484 5200 BM ‘s-Hertogenbosch 0800 03 30 www.essent.nl
Groene Stroom van Essent Voor hetzelfde geld beter voor de natuur
De makkelijkste manier om iets aan een beter milieu te doen
Groene Stroom is wel een heel makkelijke manier om iets aan een beter milieu te doen. Het is milieuvriendelijker. Kost u niets extra’s (u betaalt hetzelfde tarief als voor gewone stroom). En in huis verandert er niets. De meter, kabels en installatie: alles blijft gewoon hetzelfde. Als u zich aanmeldt op www.essent.nl/groenestroom, regelt Essent de overstap voor u. U heeft er verder geen omkijken naar.
Wat haalt u precies in huis?
Groene Stroom is duurzame elektriciteit die is opgewekt uit bronnen zoals wind, water en schone biomassa. Allemaal natuurlijke bronnen die geen klimaatverandering veroorzaken omdat ze CO2-neutraal zijn. Als u kiest voor Groene Stroom draagt u een steentje bij aan een beter milieu.
Waarom kiezen voor Groene Stroom van Essent?
Essent is de uitvinder van Groene Stroom en de grootste producent van duurzame energie in Nederland. Essent produceert Groene Stroom voornamelijk in Nederland. Kies nu voor Groene Stroom van Essent. Dan levert u samen met Essent en meer dan 913.000 andere Groene Stroom-klanten echt een bijdrage aan een schonere toekomst waarin u zich helemaal thuis voelt.
7gVcYhid[b^m
:hhZci CKb^m
:hhZci GZiV^ab^m
Z^[T]
!!
&
!(
PPaSVPb
#
""
$'
"%
!$
!
]dR[TPXa
fPa\cTZaPRWc
&
%
^eTaXV
"
!
"
WTa]XTdfQPaT T]TaVXTQa^]]T]
!(
#!
fX]S
$
"%
i^]
"
fPcTaZaPRWc
!
(
!!
QX^\PbbP
!
!!
#!
C^cPP[
Z^[T] PPaSVPb ]dR[TPXa ^eTaXV WTa]XTdfQPaT T]TaVXTQa^]]T]
fX]S fPcTaZaPRWc QX^\PbbP
B^a^ZjXdchZfjZci^Zh 2>!T\XbbXTbVZFW
"%!
APSX^PRcXTUPUeP[VZFW !!
!'#
#(
'
"
<X[XTdR^]bT`dT]cXTb)P[[TT[TZcaXRXcTXcb_a^SdRcXTWTTUcR^]bT`dT]cXTbe^^aWTc\X[XTdFXY\T[ST]ST W^TeTT[WTXSdXcbc^^ceP]2>!_TaZFWQXYSTeTaQaP]SX]VT]STW^TeTT[WTXSVT_a^SdRTTaSaPSX^PRcXTU PUeP[_TaZFW1X^\PbbPf^aScP[b2>!]TdcaPP[QTbRW^dfS^\SPcST2>!SXTeaXYZ^\cQXYSTeTaQaP]SX]V Z^acSPPae^^aXb^_VT]^\T]dXcSTPc\^bUTTa 3TeTafPRWcX]VXbSPc4bbT]cX]!'STiT[USTQa^]]T]iP[VTQadXZT]e^^aST[TeTaX]VeP]VTf^]T bca^^\T]6a^T]TBca^^\ DZd]cdfZTdiTe^^a6a^T]TBca^^\^UVTf^]Tbca^^\VTSdaT]STWTcWT[TYPPaZ^bcT[^^bfXYiXVT] eXP<XY]4bbT]c^UeXP'""
Essent en het Wereld Natuur Fonds Essent en het Wereld Natuur Fonds maken zich sterk voor een duurzame toekomst. Samen met u willen we met name actie ondernemen tegen de klimaatverandering, één van de grootste bedreigingen voor de wereldwijde natuur. Groene Stroom wordt dan ook van harte aanbevolen door het Wereld Natuur Fonds.
Met Groene Stroom maken we samen het verschil
Deze tabel geeft aan met welke bronnen de elektriciteit van Essent in 2007 is opgewekt. De percentages onder ‘Essent NV mix’ omvatten alle elektriciteit die de bedrijven van de Essent Groep gezamenlijk hebben geleverd, ook aan grote ondernemingen en klanten in het buitenland. Terwijl de ‘Essent Retail mix’ betrekking heeft op de bronnen die wij gebruiken voor de elektriciteit van onze particuliere en kleinzakelijke klanten in Nederland. Hoewel we ook bij het opwekken van gewone stroom al zoveel mogelijk rekening houden met de natuur, is Groene Stroom zoals u ziet nog veel milieuvriendelijker. Wist u dat Essent ook Groen voor Gas kan leveren? Hiermee wordt, samen met Groene Stroom, uw totale energieverbruik klimaatneutraal. Kijk voor meer informatie op www.essent.nl/groenvoorgas.
Korte inhoudelijke repliek op details Greenpeace dossier d.d. 19 januari SCHOON •
Het radioactieve afval afkomstig van gebruikte splijtstof is weliswaar toxisch maar wordt geïsoleerd van de biosfeer, het wordt niet geloosd. (www.covra.nl) Insluiting van schadelijke stoffen is het basisprincipe van de nucleaire industrie, dat mag gerust een schone oplossing worden genoemd.
•
Het is suggestief van Greenpeace om te zeggen dat tailings van uraniummijnen een risico kunnen vormen bij verspreiding in het milieu. Juist omdat zeer goed bekend is dat tailings potentiële effecten hebben, is de praktijk van de mijnbouw er op gericht deze verspreiding te voorkomen. Tailings worden onder water bewaard tijdens de exploitatie fase van uraniummijnen en worden daarna afgedekt of terug ondergronds gebracht. Alleen mijnondernemingen die deze verantwoorde methoden in praktijk brengen krijgen het ISO 14001 milieucertificaat. (www.worldnuclear.org/info/inf25 ). Zie ook de conclusies van het Clingendael rapport “Uraniumwinning” dat het Ministerie van VROM in 2006 aan het parlement heeft toegezonden (www.clingendael.nl/ciep/publications/misc)
•
Verarmd uranium dat ontstaat bij de verrijkingsindustrie wordt veilig opgeslagen met het oog op toekomstig gebruik (het bevat nog ca. 40% van het oorspronkelijke waardevolle splijtbare uranium) en kan in de toekomst ook dienen als brandstof voor een volgende generatie reactors. Het mag geen afval heten (zie mededeling van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 20062007, nr. 1429). Het wordt niet in het milieu geloosd.
•
Het opwerken van splijtstoffen dient om de waardevolle materialen uranium en plutonium te recyclen. Deze materialen worden niet “naast de opwerkingsfabriek opgehoopt” zoals Greenpeace suggereert maar ze worden feitelijk herverwerkt. De opwerkingsfabriek in La Hague geeft van deze materialen die ze voor haar buitenlandse klanten produceert en teruglevert een jaarlijks overzicht (www.areva-nc.fr/areva-nc/liblocal/docs/download/Areva_Combust-03-07_BD ). De splijtstoffen van de Nederlandse kerncentrale in Borssele bijvoorbeeld worden geheel gerecycled (www.epz.nl)
•
Het opwerken van splijtstoffen in La Hague (de enige opwerkingsfabriek die diensten op de vrije markt aanbiedt) heeft geen significant effect op de omgeving en gezondheidsinvloeden op de bevolking zijn nooit aangetoond en ook niet te verwachten gelet op de minimale lozingen (La Hague: zero impact on the environment, www.areva-nc.fr/scripts/arevanc/publigen/content/templates/show.asp?P=6872&L=EN&SYNC=Y )
Samenvattend: de huidige praktijk van kernenergie is, zeker in vergelijkbaar met andere industriële praktijken voor energieopwekking, doorheen de gehele keten als relatief zeer schoon en veilig te kenmerken. Greenpeace heeft gelijk dat er in het proces toxische stoffen ontstaan (radioactief afval) maar vermeldt niet dat de verspreiding hiervan effectief en betrouwbaar wordt vermeden.
CO2-VRIJ •
Uit het ECN rapport ‘Fact Finding Kernenergie’ blijkt direct dat de CO2 emissies in de leveringsketen van kernenergie zwaar worden gedomineerd door de techniek van verrijking die wordt toegepast. In het geval van Amerikaanse verrijkingsarbeid met diffusie techniek, van elektriciteit voorzien door kolencentrales, is de uitstoot 20 keer hoger dan in het geval van verrijking met diffusietechniek gevoed door kerncentrales (in Frankrijk). In de nabije toekomst zullen alle diffusieverrijkingsfabrieken, zowel in Amerika als in Frankrijk, vervangen zijn door ultracentrifuges die maar een fractie van de elektriciteit verbruiken (www.urenco.com/content/54/Enrichment-TechnologyCompany-Limited-(ETC) ). De reeds lage CO2 uitstoot van kernenergie zal dus nog verder dalen, in plaats van toenemen zoals Greenpeace beweert.
•
Uit de bronnen die het ECN rapport aanhaalt blijkt duidelijk dat de uitstoot van kernenergie vergelijkbaar is met windenergie en wezenlijk lager dan van zonne-energie. Als kernenergie niet CO2 vrij mag heten, dan mogen de genoemde alternatieven dat zeker ook niet.
SUBSIDIES •
Greenpeace probeert verwarring te scheppen door de beperking van de wettelijke aansprakelijkheid te presenteren als een subsidie. Het is een normale praktijk dat ondernemingen de (aansprkelijkheids)risico’s van industriële activiteiten begrenzen. Nucleaire aansprakelijkheid wordt door de ondernemingen verzekerd tegen veel hogere bedragen dan welke industriële aansprakelijkheid ook. Daarnaast wordt voor een deel dat niet verzekerd is, maar waarvoor de overheid garant staat door de bedrijven een premie aan de overheid betaald. Van subsidie is geen sprake, kernenergie is een commerciële activiteit die ook nog eens inkomen voor de overheid genereert uit belastingen en premies.
•
Zo is de Nederlandse staat is 33% aandeelhouder van URENCO dat zeer goede bedrijfsresultaten heeft en dat de originele subsidies uit de jaren zestig inmiddels ruimschoots heeft gerestitueerd. Ook hier is van subsidie geen sprake.
•
Greenpeace postuleert dat het feit, dat de COVRA de risico’s van eindberging van afval heeft overgenomen van de afvalproducenten, gezien moet worden als een verborgen subdidie. Dat is opnieuw een poging tot verwarring zaaien. De leveranciers hebben COVRA een marktconforme vergoeding betaald voor overname van het afval. In Nederland dragen de leveranciers van afval alle kosten – ook van de ontmanteling van kerncentrales. De overheid ziet er op toe dat de voorzieningen adequaat zijn en dat kosten niet op de staat worden afgewenteld. Zie bijvoorbeeld de mededelingen van de staatssecretaris van VROM aan het parlement, vergaderjaar 2003-2004, 25 422, nr. 37 over de omvang van de voorzieningen voor eindberging, die om de 5 jaar worden geëvalueerd.
CE Delft
CE Delft
Oplossingen voor Oplossingen voor ie milieu, econom milieu, economie ie en technolog en technologie
Oude Delft 180 Oude Delft 180 2611 HH Delft 2611 HH Delft tel: 015 2 150 tel: 015 2 150 150150 fax: 015 2 150 fax: 015 2 150 151151 e-mail:
[email protected] e-mail:
[email protected] website: www.ce.nl website: www.ce.nl Besloten Vennootschap Besloten Vennootschap KvK 27251086
KvK 27251086
Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007
Rapport Delft, maart 2008 Opgesteld door:
M.I. (Margret) Groot G.J. (Gerdien) van de Vreede
Colofon
Bibliotheekgegevens rapport: M.I. (Margret) Groot, G.J. (Gerdien) van de Vreede Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 Delft, CE, 2008 Productvoorlichting / Elektriciteit / Milieu / Effecten / Emissies / Productie / Import / Handel / Consumenten Publicatienummer: 08.3632.12 Alle CE-publicaties zijn verkrijgbaar via www.ce.nl. Opdrachtgever: Directie Toezicht Energie van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Meer informatie over de studie is te verkrijgen bij de projectleider Margret Groot. © copyright, CE, Delft
CE Delft Oplossingen voor milieu, economie en technologie CE Delft is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau, gespecialiseerd in het ontwikkelen van structurele en innovatieve oplossingen van milieuvraagstukken. Kenmerken van CE-oplossingen zijn: beleidsmatig haalbaar, technisch onderbouwd, economisch verstandig maar ook maatschappelijk rechtvaardig. De meest actuele informatie van CE is te vinden op de website: www.ce.nl.
Dit rapport is gedrukt op 100% kringlooppapier.
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doelstelling 1.3 Leeswijzer
1 1 1 1
2
Definities en methodiek 2.1 Definitie van de brandstofmixen 2.2 Methodiek ter bepaling van de brandstofmixen 2.3 Methodiek ter bepaling van de gerelateerde milieueffecten
3 3 3 5
3
Resultaten: Brandstofmixen en emissiefactoren 2007 3.1 Volumestromen elektriciteit 2007 3.2 Achtergronddata stroometikettering 2007 3.3 Nationale leveringsmix 2007
7 7 8 11
4
Conclusies en aanbevelingen methodiek
13
Literatuurlijst
15
A
19
Update emissiefactoren
1
Inleiding
1.1
Achtergrond Sinds 1 januari 2005 is etikettering van de herkomst van elektriciteit verplicht in Nederland. Elektriciteitsleveranciers moeten elk jaar een stroometiket maken over de stroom die ze geleverd hebben. Omdat de etikettering plaatsvindt nadat de stroom aan de consument geleverd is, is er sprake van ex-post etikettering. Er bestaan twee varianten van deze ex-post etikettering. In de ene variant moet een elektriciteitsleverancier uiterlijk drie maanden na afloop van ieder kalenderjaar informatie verstrekken over het aandeel van elke energiebron in de totale gebruikte brandstofmix bij productie van elektriciteit en de milieugevolgen hiervan in termen van uitstoot van kooldioxide en radioactief afval. In de andere variant voegt de elektriciteitsleverancier bij de jaarrekening een stroometiket over de betreffende periode 1 . De Directie Toezicht Energie van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (DTe) faciliteert de leveranciers bij een deel van de invulling van het Nederlandse etiketteringsysteem. Voor het invullen van het stroometiket is behoefte aan de meest recente cijfers over de nationale brandstofmix van de geleverde elektriciteit. Omdat DTe de berekeningsmethodiek voor stroometiketten sectorbreed beschikbaar wil stellen, - dus ook aan de leveranciers die geen lid zijn van EnergieNed - neemt DTe de kosten van dit onderzoek voor haar rekening.
1.2
Doelstelling Doel van het onderzoek is om DTe begin februari 2008 te voorzien van gegevens over de herkomst van de geleverde elektriciteit in Nederland en de gerelateerde milieueffecten. Meer concreet gaat het hier om de brandstofmixen 2007 en de bijbehorende emissiefactoren voor CO2 en kernafval van: • de binnenlandse productie van elektriciteit; • het importsaldo (import minus export); • de verhandelde elektriciteit tussen leveranciers; • de geleverde elektriciteit aan klanten.
1.3
Leeswijzer Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een definitie van de gebruikte begrippen en een beschrijving van de gehanteerde methodiek. De kern van dit rapport is hoofdstuk 3, daarin worden de brandstofmixen gepresenteerd aan de hand van tabellen en figuren. Het rapport sluit af met conclusies en aanbevelingen voor de methodiek in hoofdstuk 4.
1
Vanaf 1 januari 2007 is er ook een ex-ante systeem. Volgens dit systeem mogen consumenten voorafgaande aan het leveringsjaar een keuze maken uit de opwekkingsbronnen. Na het leveringsjaar (in 2009 voor de eerste keer) legt een leverancier op productniveau verantwoording af over de stroom die daadwerkelijk geleverd is.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
1
2
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
2
Definities en methodiek
2.1
Definitie van de brandstofmixen Onder een brandstofmix verstaan we in dit rapport een procentuele verdeling van een hoeveelheid elektriciteit naar de primaire brandstoffen waaruit hij is opgewekt. De definities van de brandstofmixen die in dit project zijn berekend staan in Tabel 1. De eerste drie mixen zijn nodig om het rekenmodel waarmee energieleveranciers hun stroometiket voor 2007 berekenen te bepalen. De leveringsmix is ter informatie samengesteld, als nationaal stroometiket 2007.
Tabel 1
2.2
Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 Brandstofmix Productiemix
Betrekking op Grijze stroom
Handelsmix
Grijze stroom
Importmix
Grijze stroom
Leveringsmix
Groene en grijze stroom
Toelichting Procentuele brandstofmix van de elektriciteit die in 2007 in Nederland werd geproduceerd uit fossiele bronnen. Procentuele brandstofmix van de in Nederland verhandelde elektriciteit tussen leveranciers (op APX en OTC). Procentuele brandstofmix van de in Nederland netto geïmporteerde elektriciteit (netto import = import minus export). Procentuele brandstofmix van de geleverde elektriciteit aan klanten.
Methodiek ter bepaling van de brandstofmixen In Tabel 2 staan de gehanteerde methodieken om de brandstofmixen te bepalen in steekwoorden omschreven. Toelichting hierop volgt na de tabel.
Tabel 2
Methodiek ter bepaling van de brandstofmixen Brandstofmix Productiemix 2007
• •
Handelsmix 2007
Importmix 2007
Leveringsmix 2007
• • • • • • • •
Berekeningsmethodiek Grijze brandstof mix 2007,van de netto centrale elektriciteitsproductie (opgaaf producenten). Grijze brandstofmix 2006, van de netto decentrale elektriciteitsproductie (CBS). Gewogen op basis van bijbehorende volumestromen 2007. Productiemix 2007. Importmix 2007. Gewogen op basis van bijbehorende volumestromen 2007. Grijze productiemixen 2006, van de landen waaruit we importeren (IEA). Gewogen op basis van bijbehorende volumestromen 2007 (CBS). Handelsmix 2007 (die dus betrekking heeft op grijze stroom). Opnieuw gewogen, maar nu inclusief de volumestroom van duurzame energie 2007 (Certiq).
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
3
Productiemix De productiemix is een gewogen gemiddelde van de brandstofmix van de grijze netto centrale productie en van de grijze netto decentrale productie. Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van de nettoproductie, dus van de productie van elektriciteit minus het eigen verbruik van de opwekkingseenheid. De brandstofmix en de volumestroom van de centrale productie is gebaseerd op de opgaaf van de grote productiebedrijven 2 over het jaar 2007. De brandstofmix van de decentrale opwekking is gebaseerd op de tabel productiemiddelen 2006 (CBS Statline). Omdat het patroon van de elektriciteitsproductie vrij stabiel is geweest in de afgelopen jaren, geeft het gebruik van de brandstofmix van 2006 een goed beeld voor 2007. Volumestromen voor de decentrale opwekking zijn afgeleid van de tabel elektriciteitsbalans 2007 (CBS Statline). Importmix De importmix is berekend door de afzonderlijke grijze brandstofmixen van de landen waaruit we importeren te wegen op basis van de volumestromen uit die landen. De gebruikte bron voor de brandstofmixen per land is IEA 2006. De meest recente data die beschikbaar zijn, heeft betrekking op 2006. Aangezien ook internationale brandstofmixen redelijk stabiel zijn in de afgelopen jaren geeft dat een goed beeld voor 2007. De totale importstroom is bepaald op basis van de tabel elektriciteitsbalans 2007 (CBS Statline) 3 . Hierbij moet opgemerkt worden dat we ervan uitgaan dat alle importstroom grijs is, tot in een latere stap in de berekening (zie ‘leveringsmix’) de geïmporteerde garanties van oorsprong toegevoegd worden. Om het effect van de geïmporteerde GvO’s pas in de leveringsmix op te nemen is een bewuste keuze geweest, want daarmee zeg je feitelijk dat alle geïmporteerde stroom ‘grijs’ is. Zolang het certificatensysteem nog niet sluitend is (dus zolang sommige landen waaruit we garanties van oorsprong importeren hun stroometiket bepalen op basis van de geproduceerde elektriciteit, terwijl Nederland haar stroometiket bepaalt op basis van de geleverde elektriciteit) lijkt dit een goede benadering om te voorkomen dat grijze stroom uit Europa onterecht administratief wordt veranderd in groene stroom. Handelsmix De handelsmix is een gewogen gemiddelde mix van de productiemix en de importmix. Deze mix geeft weer hoe de brandstofmix eruit ziet van alle elektriciteit die tussen leveranciers wordt verhandeld. De weging heeft plaatsgevonden op basis van de totale volumestromen van grijze elektriciteit.
2 3
4
Electrabel, Delta, EPZ, E.ON, Essent, Nuon en Eneco (Intergen). De verdeling van deze import naar volumestromen per land waaruit we importeren heeft in het verleden plaatsgevonden op basis van importcontracten volgens SITC-indeling (CBS Statline). Deze contracten gaven weer voor welk bedrag stroom was aangekocht uit andere landen. Sinds 2005 zijn deze niet meer beschikbaar en zijn alleen gegevens over de fysieke herkomst van de importstroom beschikbaar. Dit betekent dat stroom die bijv. uit Frankrijk geïmporteerd wordt en via België in Nederland binnenkomt, tot 2005 geregistreerd werd als import uit Frankrijk, maar nu als import uit België geregistreerd wordt. Dit heeft als bijkomend effect dat de kernstroom die Nederland uit Frankrijk importeert, voor een deel administratief in stroom uit kolen en aardgas veranderd wordt.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
Leveringsmix De leveringsmix ten slotte is eenvoudig te bepalen. Dit is de handelsmix opnieuw gewogen, maar nu inclusief de productie van duurzame energie en inclusief het effect van de geïmporteerde GvO’s (bron: www.certiq.nl). De vergroening komt dus pas aan de orde op het moment van levering, wanneer bij de stroom tevens een groencertificaat wordt geleverd en afgerekend. Op die manier voorkom je dat partijen die niet of minder groene energie leveren een ‘groenere’ mix krijgen. 2.3
Methodiek ter bepaling van de gerelateerde milieueffecten De huidige elektriciteitswet geeft aan dat elektriciteitsleveranciers bij hun brandstofmix de gerelateerde milieueffecten moeten vermelden in termen van uitstoot van kooldioxide en radioactief afval. Voor iedere landelijke brandstofmix bepalen we daarom een emissiefactor voor CO2-emissie en kernafval per kWh. Dit kan vrij eenvoudig door een standaard emissiefactor per brandstof te hanteren, en die te wegen op basis van de brandstofmix. De gehanteerde emissiefactoren per brandstof zijn gelijk aan die van 2004 en 2005, met uitzondering van de emissiefactor voor de categorie ’overig’. Voor de categorie ‘overig’ is een schatting gemaakt op basis van de emissiefactoren van de brandstoffen die hieronder vallen. In 2007 waren dit met name hoogovengas en fosforovengas. Beide brandstoffen zijn restproducten van een industrieel proces, waarbij zowel bij het industriële proces als bij de elektriciteitsproductie CO2 vrijkomt. De totale hoeveelheid CO2 kan dus opgesplitst worden in een procesdeel en een verbrandingsdeel: het procesdeel is het deel van de CO2uitstoot dat aan het industriële proces toegeschreven moet worden, het verbrandingsdeel is het deel dat aan de elektriciteitsproductie moet worden toegeschreven. In de ‘Rekenregels voor allocatie CO2-emissierechten per vergunninghouder’ (EZ, 2004) wordt het volgende gesteld: ‘Indien hoogovengas verstookt wordt in een elektriciteitsproductie-inrichting, dan worden de rechten, voor de hoogovengasfractie, als volgt toegekend: De elektriciteitsproductieinrichting krijgt rechten als of de geproduceerde elektriciteit is opgewekt met aardgas, echter met een rendement van 40% in plaats van 50%.’ DTe heeft besloten dat bij het bepalen van de emissiefactor van hoogovengas aansluiting gezocht kan worden bij het CO2-allocatieplan. Nuon heeft op basis hiervan berekend dat de emissiefactor van stroom geproduceerd uit hoogovengas op 480 g/kWh gesteld moet worden. Fosforovengas wordt in de rekenregels niet met name genoemd, maar omdat de situatie zeer sterk lijkt op die van hoogovengas, hanteren we voor fosforovengas dezelfde emissiefactor als voor hoogovengas. Voor de categorieën aardgas, aardgas cogen en kolen is gekeken of er reden is om de emissiefactoren bij te stellen. We hebben op basis van verschillende bronnen schattingen gemaakt (CBS-data, IEA, NAP), en we zien geen reden om de emissiefactoren aan te passen. We zullen dit jaar dus dezelfde emissiefactoren hanteren als in de voorgaande jaren. Een uitgebreidere bespreking van de berekeningen vindt u in de notitie ‘Advies over een alternatieve methodiek ter bepaling van het Stroometiket’ (CE, 2008). De gehanteerde emissiefactoren per brandstof zijn weergegeven in Tabel 3.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
5
Tabel 3
Emissiefactoren per brandstof Brandstof (g CO2/kWh) Aardgas Aardgas-WKK Kolen Kern Stookolie Afval, fossiel deel Overig Bron: CE, 2004; SenterNovem, 2004.
Emissiefactoren (g Kernafval/kWh) 450 300 4 870 0 660 1.150 483
0,003
Hoewel de huidige methodiek betrouwbaar is, is het in principe mogelijk om een nog preciezere schatting van de emissiefactoren te maken. Daarvoor zouden producenten volgend jaar behalve hun productiecijfers ook de hoeveelheid verbruikte brandstof op moeten geven. Deze data moeten uiteraard strikt vertrouwelijk behandeld worden, net als de huidige opgaven. Op basis van deze data zouden de emissiefactoren zeer precies berekend kunnen worden en kan tegelijkertijd een schatting gemaakt worden van de spreiding in opwekkingsefficiëntie.
4
6
De CO2-emissiefactoren voor ‘Aardgas-WKK’ zijn lager dan voor ‘Aardgas’, omdat bij ‘Aardgas-WKK’ een gedeelte van de CO2-emissie aan de warmteproductie toegerekend wordt.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
3
Resultaten: Brandstofmixen en emissiefactoren 2007
3.1
Volumestromen elektriciteit 2007 In dit onderzoek is gerekend met de volumestromen voor elektriciteit zoals weergegeven in Figuur 1. Deze volumestromen zijn voorlopige cijfers gebaseerd op opgaaf van de grote elektriciteitsproducenten (centrale productie), CBSgegevens (decentrale productie en importsaldo) en Certiq (groene productie en geïmporteerde GvO’s). Hieruit blijkt dat in 2007 voor binnenlands verbruik circa 128 TWh beschikbaar was 5 . Volgens voorlopige CBS-cijfers bedroeg de totale hoeveelheid elektriciteit 116 TWh in 2007. Er bestaat dus een verschil tussen de volumestromen waarmee in dit rapport is gerekend en de CBS-gegevens, met name omdat CE Delft voor de centrale productie is uitgegaan van de opgaaf van de grote elektriciteitsproducenten. Deze keuze is gemaakt omdat alleen uit de opgave van de producenten kan worden afgeleid welke brandstoffen in 2007 zijn gebruikt voor de centrale productie van elektriciteit. Dit verschil in de volumestromen heeft echter een marginaal effect op de resultaten van het onderzoek, omdat brandstofmixen worden uitgedrukt in procenten en de milieuconsequenties van die mixen in emissies per kWh.
Volumestromen elektriciteit Nederland 2007
140.000 120.000 100.000 import (20TWh) GWh
Figuur 1
80.000 groene productie (7 TWh) 60.000
grijs decentraal (28 TWh)
40.000
grijs centraal (73 TWh)
20.000 0 2007 Definitie Netto productie = productie minus eigen verbruik opwekkingseenheid. Importsaldo = Import minus export. Bronnen: Netto centrale productie: opgaaf productiebedrijven Electrabel, Delta, EPZ, E.ON, Essent, Nuon en Eneco (Intergen). Netto decentrale productie: o.b.v. cijfers okt. 06 t/m sept 07, CBS, Statline, elektriciteitsbalans 09-01-2008. Importsaldo: o.b.v. okt. 06 t/m sept 07, CBS, Statline, elektriciteitsbalans 09-01-2008.
5
Afgezien van netverliezen.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
7
3.2
Achtergronddata stroometikettering 2007 In Tabel 4 vindt u een overzicht van de data die energieleveranciers nodig hebben voor de bepaling van hun eigen stroometiket. Met name van belang zijn de handelsmix en de bijbehorende emissiefactoren voor CO2-emissie en kernafval. Deze hebben leveranciers nodig om een etiket te kunnen hangen aan het aandeel elektriciteit dat ze via de handel hebben ingekocht. Van deze elektriciteit is de herkomst lastig te bepalen. Aan de productiemix is te zien dat we in Nederland voornamelijk elektriciteit opwekken uit aardgas (67%) en kolen (24%). Bij de opwekking van elektriciteit uit aardgas heeft deels WKK plaatsgevonden (43%) en deels geen WKK (24%). Een klein deel van de elektriciteitsproductie betreft kernenergie (6%). De importmix laat een heel ander beeld zien. Hierin domineren kolen (50%) en kernenergie (32%). Dat de CO2-emissiefactoren van de productiemix en de importmix toch vrij goed overeenkomen, ondanks dat kolen een hogere emissiefactor kent dan aardgas, komt omdat bij de productie van kernenergie geen CO2 wordt geëmitteerd 6 . Figuur 2 en Figuur 3 geven een indruk van de verschillen tussen 2005, 2006 en 2007 wat betreft de handelsmix en de importmix. De verschillen in de handelsmix zijn minimaal. De verschillen in de importmix zijn groter: het aandeel kernenergie is afgenomen en het aandeel kolen is toegenomen. Dit verschil is waarschijnlijk met name te wijten aan een veranderde berekeningsmethodiek van het CBS, en niet aan een veranderde manier van stroomproductie in de producerende landen. Dat de uiteindelijke invloed van de importmix op de handelsmix beperkt is, komt doordat de importmix slechts 17% van de handelsmix uitmaakt 7 .
6
7
8
Hierbij is alleen naar de directe emissies gekeken. Bij een ketenbenadering zou bij de productie van kernenergie wel CO2 worden geëmitteerd. Berekend o.b.v. data over 2007.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
Tabel 4
Achtergrondgegevens stroometikettering 2007 Achtergrondgegevens per primaire energiebron Milieuconsequenties mix Aardgas cogen Kolen Kern Stookolie Afval fossiel Overig Groen g CO2/kWh g kernafval/kWh) 300 870 0 660 1.150 483 300 923 0 672 1.150 483 300 1.046 0 672 1.150 0 300 923 0 672 1.150 483
2007 A1 CO2-emissie NL productiemix grijs CO2-emissie NL handelsmix grijs CO2-emissie NL importmix grijs CO2-emissie NL leveringsmix grijs groen
g/kWh g/kWh g/kWh g/kWh
Aardgas 450 453 479 453
Kernafval NL productiemix grijs Kernafval NL handelsmix grijs Kernafval NL importmix grijs Kernafval NL leveringsmix grijs groen
g/kWh g/kWh g/kWh g/kWh
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0,0030 0,003 0,0030 0,003
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
24% 23% 14% 20%
43% 35% 0% 31%
24% 28% 50% 24%
6% 10% 32% 9%
0% 0% 2% 0%
0% 1% 1% 0%
3% 3% 0% 2%
NL productiemix grijs 2007 A2 NL handelsmix grijs 2007 A3 NL importmix grijs 2007 NL leveringsmix grijs groen 2007
% % % %
13%
463 490 622 426
0,000177 0,000310 0,000966 0,000270
Cijfer vóór opwerking van radioactief afval.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
9
Figuur 2
Handelsmix in 2005, 2006 en 2007
100,00%
80,00%
overig afval fossiel
60,00%
stookolie kern kolen
40,00%
aardgas cogen aardgas
20,00%
0,00% 2005
Figuur 3
2006
2007
Importmix in 2005, 2006 en 2007
100,00%
80,00%
overig afval fossiel
60,00%
stookolie kern kolen
40,00%
aardgas cogen aardgas
20,00%
0,00% 2005
10
2006
2007
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
3.3
Nationale leveringsmix 2007 In Figuur 4 vindt u een weergave van de brandstofmix van de totaal geleverde elektriciteit in Nederland. Het verschil met de handelsmix is dat hierin het aandeel groene stroom is verwerkt. De totale hoeveelheid groene stroom in de leveringsmix is bepaald op basis van de redeem aan garanties van oorsprong (GvO), de certificaten die momenteel gebruikt worden als bewijs voor het duurzaam opwekken van elektriciteit. In totaal werden in 2007 voor 16,6 TWh aan garanties van oorsprong afgeboekt. In 2006 werd 14,6 TWh aan GvO’s afgeboekt, ofwel een stijging van circa 14% (Certiq, 2007). Kijken we echter naar de productie van groene stroom in Nederland, dan blijkt dat er in 2007 6,7 TWh duurzaam geproduceerd werd, terwijl dat in 2006 8.2 TWh was en in 2005 6.6 TWh. Het lijkt er dus op dat met name de import van groene stroom is toegenomen. Wat met name opvalt is dat de emissiefactor per kWh dit jaar een stuk lager is dan vorig jaar. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste is de emissiefactor die voor hoogovengas en fosforovengas gehanteerd wordt, dit jaar fors lager dan in voorgaande jaren 8 . Ten tweede is het aandeel kernenergie wat hoger dan in voorgaande jaren. Dat zorgt voor minder CO2-emissie per kWh, maar voor meer kernafval.
Figuur 4
Herkomst van geleverde elektriciteit in Nederland in 2007
2%
13%
0%
20%
aardgas
0%
aardgas cogen
9%
kolen kern stookolie afval fossiel 32%
24%
overig groen
De Nederlandse leveringsmix wordt gedomineerd door elektriciteit opgewekt uit aardgas, zonder dan wel met WKK. Dat gezamenlijke aandeel is ruim 50%. Daarna volgt kolen met 24%. Kernenergie heeft een aandeel van 6% en groene stroom heeft een aandeel van 13%. Voor beide stromen geldt dat ze voor een aanzienlijk deel via import in onze leveringsmix terecht komen.
8
Zie paragraaf 2.3.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
11
12
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
4
Conclusies en aanbevelingen methodiek
1
2
3
4
Omdat de energieleveranciers uiterlijk drie maanden na het aflopen van ieder kalenderjaar hun etiket moeten bepalen, is het noodzakelijk dat de achtergronddata voor stroometikettering begin februari beschikbaar zijn. In februari 2008 was voldoende informatie voor het jaar 2007 beschikbaar om deze achtergrondgegevens met een goede betrouwbaarheid te kunnen bepalen. Bij een aantal berekeningen is uitgegaan van gegevens uit 2006, omdat die voor 2007 nog niet beschikbaar waren. Dit geldt met name voor de importmix. Naar verwachting is de betrouwbaarheid van de vastgestelde achtergronddata hierdoor niet sterk afgenomen, omdat (1) de importstroom 17% van de totale volumestroom uitmaakt en (2) de importmix over de jaren heen redelijk stabiel is. Dit speelde in de voorgaande jaren ook en is toen op dezelfde manier opgelost. Er bestaan kleine verschillen tussen de rapportages van Certiq en CBS. Certiq rapporteert voor hoeveel duurzaam geproduceerde elektriciteit er certificaten uitgegeven zijn, terwijl CBS rapporteert hoeveel elektriciteit er uit duurzame bronnen geproduceerd is. Dit leidt soms tot kleine verschillen, waarschijnlijk omdat er niet voor alle duurzaam geproduceerde elektriciteit certificaten aangevraagd (kunnen) worden. Voor de categorieën aardgas, aardgas cogen en kolen is gekeken of er reden is om de emissiefactoren bij te stellen. We hebben op basis van verschillende bronnen schattingen gemaakt (CBS-data, IEA, NAP), en we zien geen reden om de emissiefactoren aan te passen. De in voorgaande jaren gehanteerde emissiefactoren zijn nog steeds voldoende betrouwbaar, dus we hebben dit jaar dezelfde emissiefactoren gehanteerd als in de stroometiketten over de jaren hiervoor. Eventueel kan er voor gekozen worden om producenten volgend jaar behalve hun productiecijfers ook de hoeveelheid verbruikte brandstof op te laten geven. Op basis van deze data zouden de emissiefactoren zeer precies berekend kunnen worden en kan tegelijkertijd een schatting gemaakt worden van de spreiding in opwekkingsefficiëntie.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
13
14
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
Literatuurlijst
CE, 2004 Margret Groot Milieuprofiel van stroomaanbod in Nederland Delft : CE Delft, 2004 CE, 2005 Stephan Slingerland Gegevens stroometikettering 2004 Delft : CE Delft, 2005 CE, 2006a Margret Groot Achtergrondgegevens stroometikettering 2005 Delft : CE Delft, 2006 CE, 2006b J.H.B. Benner, M.I. Groot Losse steekjes in de stroometikettering; analyse van twee bijzondere zaken over 2004 Delft : CE Delft, 2006 CE, 2008 M.I. (Margret) Groot Advies over een alternatieve methodiek ter bepaling van het Stroometiket Delft : CE Delft, 2008 IEA statistics, 2007 Electricity information 2007 (with 2006 data) Paris : IEA/OECD, 2007 CBS Statline, 2008 Handel naar landen volgens SITC-indeling Voorburg/Heerlen : CBS, 2008 CBS Statline, 2008 Nederlandse elektriciteitsproductie/-verbruik, 9 januari 2008 Voorburg/Heerlen : CBS, 2008 CBS Statline, 2007 Productiemiddelen elektriciteit, 9 januari 2008 Voorburg/Heerlen : CBS, 2008
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
15
Certiq, 2008 Statistisch jaaroverzicht CertiQ 2007 http://www.certiq.nl/Images/2007%20Jaaroverzicht_tcm27-15491.pdf SenterNovem, 2004 Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2-emissiefactoren. SenterNovem, 2004 SenterNovem, 2007 Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasgasemissierechten 2008-2012 SenterNovem, 2007 EZ, 2004 Rekenregels voor allocatie CO2-emissierechten per vergunninghouder Den Haag : EZ, 2004
16
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
CE Delft CE Delft
Oplossingen voor Oplossingen voor milieu, mil ieu, economie economie
en technologie technologie Oude Delft Delft180 180 Oude 2611 HH Delft 2611 HH Delft tel: 015 2 150 150 tel: 015 2 150 150 fax: 015 2 150 151 fax: 015 2 150 151 e-mail:
[email protected] e-mail:www.ce.nl
[email protected] website: Besloten Vennootschap website: www.ce.nl KvK 27251086
Besloten Vennootschap
KvK 27251086
Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007
Bijlagen
Rapport Delft, maart 2008 Opgesteld door:
M.I. (Margret) Groot G.J. (Gerdien) van de Vreede
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
17
18
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
A
Update emissiefactoren
Omdat de emissiefactoren die voor de bepaling van het stroometiket gebruikt worden inmiddels enkele jaren oud zijn (CE, 2004), is het zinvol om na te gaan of ze aangepast moeten worden. Er zijn verschillende bronnen beschikbaar op basis waarvan de emissiefactoren berekend kunnen worden. De belangrijkste en meest betrouwbare bronnen zijn ‘Electricity Information 2007’ (IEA, 2007) en het ‘Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasgasemissierechten 2008-2012’ (SenterNovem, 2007). We hebben op basis van deze bronnen de emissiefactoren voor stroom uit kolen, aardgas en aardgas cogen opnieuw berekend en vergeleken met de emissiefactoren en bronnen die in voorgaande jaren gebruikt werden. Tabel 5 geeft een overzicht van de emissiefactoren zoals berekend op basis van het Nationale toewijzingsplan (SenterNovem, 2007). Het Nationale toewijzingsplan hanteert voor gas en kolen emissiefactoren van respectievelijk 56,8 en 94,7 g CO2/MJ en rendementen van respectievelijk 52% en 39%. Hiermee kan de emissiefactor van een kWh stroom worden berekend volgens Emissiefactor stroom=3,6* emissiefactor brandstof/rendement Waarbij 3,6 de omrekenfactor van 1/MJ naar 1/kWh is. Het nadeel van het Nationaal toewijzingsplan is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen ‘gewone’ aardgasstroom en WKK-stroom. Het is dus niet mogelijk onder behoud van deze data aparte emissiefactoren voor ‘gewoon’ aardgas en cogen aardgas te bepalen. Dit is wel mogelijk op basis van de data in Electricity Information 2007 (IEA, 2007). Volgens Electricity Information 2007 werd er in Nederland in 2005 13.960 GWh kolenstroom opgewekt op basis van 4.911 kton kolen. Met de stookwaarde (23,1 MJ/kg) en de emissiefactor van kolen (94,7 g CO2/MJ) kan berekend worden dat 1 kWh kolenstroom 837 g CO2 veroorzaakt. Een soortgelijke berekening leidt tot een emissiefactor van 537 g CO2/kWh voor stroom die opgewekt is op basis van aardgas 9 . De berekening van de emissiefactor voor WKK-stroom verloopt iets anders, omdat de opgewekte warmte verdisconteerd wordt, en resulteert in een emissiefactor van 313 g CO2.kWh.
Tabel 5
Emissiefactoren onder behoud van Nationaal toewijzingsplan Brandstof
Aardgas Kolen Bron: SenterNovem, 2007.
9
Emissiefactor brandstof (g CO2/MJ)
56,8 94,7
Rendement
Emissiefactor stroom (g CO2/kWh)
52% 39%
393 874
Omgerekend komt dit op een rendement van 38%. Dat lijkt wat aan de lage kant.
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
19
Tabel 6
Emissiefactoren obv Electricity Information 2007 Brandstof
Aardgas Aardgas cogen Kolen
Fuel input (TJ)
Emissiefactor (g CO2/MJ)
149.334 375.261
56,8 56,8
Stroomproductie (GWh) 15.614 42.242
115.408
94,7
13.960
Warmteproductie (TJ) 125.311
Emissiefactor stroom (g CO2/kWh) 537,0 313,0
-
837,0
Ter vergelijking zijn in de berekende emissiefactoren en de emissiefactoren die in de vorige jaren gebruikt werden, naast elkaar gezet. Hier is duidelijk te zien, dat de schattingen voor kolenstroom dicht bij elkaar liggen, net als voor aardgas cogen. We zien daarom geen reden om de emissiefactoren voor kolenstroom of aardgas cogen aan te passen. Voor stroom op basis van aardgas is het beeld wat ingewikkelder. Aan de ene kant is er de schatting op basis van het Nationale toewijzingsplan, namelijk 393 g CO2/kWh. Omdat het Nationale toewijzingsplan geen onderscheid maakt tussen ‘gewone’ aardgasstroom en WKK-stroom, is deze schatting waarschijnlijk een stukje lager dan een schatting die zuiver voor ‘gewone’ aardgasstroom is. Aan de andere kant is er de schatting op basis van de Electricity Information 2007, namelijk 537 g CO2/kWh. Omgerekend betekent dit een energetisch rendement van 38%, wat voor een reguliere aardgascentrale wat aan de lage kant lijkt. Omdat de schattingen sterk uiteenlopen en omdat de emissiefactor die in voorgaande jaren gehanteerd werd midden tussen de schattingen in ligt, stellen wij voor om ook de emissiefactor voor ‘gewone’ aardgasstroom te handhaven. Al met al kan gesteld worden dat de in het verleden gehanteerde emissiefactoren nog steeds voldoende betrouwbaar zijn en er geen reden is om ze aan te passen.
Tabel 7
Verschillende emissiefactoren voor stroom Brandstof Aardgas Aardgas cogen Kolen
20
CE Delft, 2004
Nationaal toewijzingsplan 450 300 870
393 874
Electricity Information, 2007 537 313 837
3.632.1/Achtergrondgegevens Stroometikettering 2007 maart 2008
Bijlage L: Diverse stroometiketten van collega-leveranciers
Stroometiket van Greenchoice
Bronsamenstelling Eneco Retail Hoe wordt uw elektriciteit opgewekt en welke energiebronnen worden er gebruikt? Eneco Retail laat u graag zien wat de samenstelling van de geleverde stroom is. De cijfers zijn berekend op basis van een door EnergieNed vastgestelde en door de DTe geaccepteerde berekeningsmethodiek. Indien aan de berekeningswijze veranderingen worden doorgevoerd die leiden tot een andere brandstofmix dan kunt u deze terugvinden op www. eneco.nl/bronsamenstelling.
Brandstofmix 2007
Eneco
Eneco
Gewone
totaal
Retail
stroom
Ecostroom
Kolen
20 %
3%
3%
0%
Aardgas
61 %
77%
95%
0%
Nucleair
7%
1%
1%
0%
Overige fossiel
3%
0%
0%
0%
Hernieuwbare energiebronnen (verschil door afrondingen): – wind
2,2 %
6,0%
0,0%
31,2%
– Zon
0,0 %
0,0%
0,0%
0,0%
– Waterkracht
4,9 %
6,9%
0,0%
35,8%
– Biomassa
2,2 %
6,4%
0,0%
33,0%
– Overig
0,0 %
0,0%
0,0%
0,0%
9,3 %
Totaal
Kolen
Ecostroom
3%
19,3%
9,3%
19,3%
3%
0%
1% 3%
20%
100%
31,2% 33%
7%
Aardgas Nucleair
Wind
Overig fossiel
Waterkracht
Hernieuwbare energiebronnen
Biomassa
1%
35,8%
95%
77%
61%
Milieuconsequenties
CO2 (g/kWh) Radioactief afval (g/kWh)
419*
314
388
0
0,0002*
0,0000
0,0000
0,0000
* hierin zijn ook groot zakelijke klanten opgenomen
Aan deze publicatie kunnen geen rechten ontleend worden
Persbericht 20 november 2008
Atoomstroom.nl: stroometikettering moet beter Atoomstroom.nl stelt verbetering van het z.g. ‘stroometiket’ voor, en voert dit zelf al in: Meer duidelijkheid over de herkomst van elektriciteit voor consumenten Preciezere weergave van CO2-uitstoot per opwekmethode
Elektriciteitsleveranciers zijn wettelijk verplicht om jaarlijks een stroometiket te verstrekken aan hun klanten. Op het etiket wordt aangegeven welk percentage van de totale hoeveelheid geleverde elektriciteit is opgewekt uit kolen, aardgas, kernenergie of hernieuwbare bronnen (bijvoorbeeld windenergie en biomassa). Atoomstroom.nl verfijnt deze stroometikettering nu door duidelijkheid te geven over de herkomst van de stroom en de CO2-uitstoot over de gehele keten. Het is in de sector gebruik om voor een aantal schone opwekmethoden, zoals wind, biomassa, zonnecellen en nucleair nul CO2-uitstoot op te geven. Alle leveranciers van z.g. groene stroom alsmede die van kernenergie claimen dus momenteel nul CO2-uitstoot. Atoomstroom.nl hield zich tot nu toe aan het gebruik in de sector. Voor de opwekkingsmethode als zodanig is dit juist, maar in feite is deze opgave onvolledig. Want er komt wel degelijk CO2 vrij, gerekend over de gehele keten van bouw, productie van materialen, transport en recycling van apparatuur waarmee schone elektriciteit wordt opgewekt (bijvoorbeeld een windmolen of een kerncentrale) en de winning en transport van bijvoorbeeld biomassa en uranium. Greenpeace heeft in een recent persbericht kritiek geuit op de claim van ‘nul CO2uitstoot ‘ en gedreigd leveranciers die dit claimen voor de Reclame Code Commissie ‘te slepen’. Atoomstroom.nl onderschrijft de visie dat de CO2-uitstoot over de gehele keten dient te worden gerapporteerd. Alleen dan kan immers correct worden vastgesteld welke opwekmethode wat betreft CO2-uitstoot het minst belastend is voor het milieu. Om deze reden zal Atoomstroom.nl in zijn stroometiket voortaan de geschatte CO2uitstoot over de gehele keten weergeven. De CO2-uitstoot van kernenergie ligt met 8 tot 32 gram per kilowattuur op hetzelfde niveau als windenergie en energie die is opgewekt met waterkracht. De CO2-uitstoot van zonnestroom is ten minste drie maal zo hoog, van stroom uit biomassa 10 maal zo hoog, van een aardgascentrale 15 keer zo hoog en van een kolencentrale 40 keer zo hoog 1. Sjef Peeraer, directeur van Atoomstroom.nl zegt hierover: “Wij verwachten dat andere leveranciers deze methode zullen overnemen omdat het een waarheidsgetrouwere weergave is van de milieuconsequenties van elektriciteitsopwekking. Ook komt het tegemoet komt aan de kritiek -onder andere op leveranciers van groene stroom- die ‘nul’ CO2-uitstoot claimen”.
1
Atoomstroom B.V. Postbus 79130 1070 ND Amsterdam T 0900-2787666 E
[email protected] www.atoomstroom.nl
Atoomstroom.nl baseert zich hierbij op het relatief onomstreden ‘fact finding kernergie’ van ECN/SER:
“De CO2-emissies van kernenergie gedurende de levenscyclus [Atoomstroom.nl: dit is dus inclusief bouw centrale, ontmanteling èn brandstofwinning] van een kerncentrale zijn per kWh vergelijkbaar met die van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Voor kerncentrales worden waarden gerapporteerd van 5 tot 65 gram CO2 per kWh. Voor Europese kerncentrales zijn emissies berekend van 8 tot 32 gram CO2 per kWh. De cijfers gelden voor de huidige winning van uranium, maar kunnen toenemen bij winning van armere uraniumertsen. Voor windenergie zijn CO2emissies berekend van 6 tot 23 gram per kWh en voor elektriciteit afkomstig van huidig type zonnepanelen 30 tot 100 gram CO2 per kWh. Voor CO2-emissies van de levenscyclus van kolencentrales zonder CO2-afvang en -opslag worden waarden gerapporteerd die liggen tussen 815 en 1153 gram per kWh en voor gascentrales tussen 362 en 622 gram per kWh.”
vervolg
Hieronder het stroometiket van Atoomstroom.nl zoals het er in het vervolg uit zal zien:
Stroometiket Atoomstroom.nl over 2008 Geleverd aan het Nederlandse net kolen aardgas nucleair hernieuwbaar Administratief geïmporteerd hernieuwbaar Totaal
CO2-uitstoot over de keten 0% 0% 100% 0%
8 - 32 gram per kWh
0% 100%
Milieuconsequenties Elektriciteitsproductie heeft consequenties voor het milieu. Om deze milieuconsequenties voor u zichtbaar te maken, melden we de hoeveelheid uitstoot van CO2 per kWh en de hoeveelheid geproduceerd radioactief afval per kWh. - CO2 uitstoot leverancier - Radioactief afval waarvan kortlevend waarvan langlevend
8 à 32 g/kWh (gewogen gemiddelde) 0.0028 g/kWh 0.0002 g/kWh
Over A t o o m s t r o o m . n l A to o m s tr o o m . n l is een handelsnaam van Atoomstroom B.V., de jongste elektriciteitsleverancier op de Nederlandse markt. Atoomstroom B.V. stelt zich ten doel de grootste leverancier van CO2-arme stroom te worden en is opgericht en gefinancierd door ervaren en onafhankelijke Nederlandse ondernemers en bedrijven. Het bedrijf is gevestigd in Amsterdam.
Voor meer informatie: www.atoomstroom.nl of: Sjef Peeraer, directeur Atoomstroom B.V. Tel.: 020-6734850 Email:
[email protected]
Atoomstroom B.V. Postbus 79130 1070 ND Amsterdam T 0900-2787666 E
[email protected] www.atoomstroom.nl